T00001
Inventaris van het archief van het Stadsbestuur Wijk bij Duurstede, 1300-1810
R. Fruin Th. A.zn. 1894 Met latere wijzigingen door A.A.B. van Bemmel e.a. Versie april 2015 1
I N H O U D. Blz. INLEIDING Aanwijzingen voor de gebruiker Zoekgeraakte stukken Nadere Toegangen Oorspronkelijke inleiding uit 1894
7 - 14 7 7-8 8 9 - 14
A.
Stukken betreffende het stadsbestuur (policie)......
16 - 51
I.
Privilegiën en ordonnantiën .......................
16 - 21
II.
Stukken betreffende de samenstelling van het stadsbestuur ..........................................
21 - 23
III.
Notulen, brieven, publicatiën enz. ................
24 - 28
IV.
Stukken betreffende den toestand der stad en der burgerij in het algemeen ..........................
28 - 30
V.
Stukken betreffende het handhaven der stadsrechten
30 - 32
VI.
Instructiën en andere stukken betreffende benoemingen tot ambten en admissiën tot beroepen ..........
32 - 35
Stukken betreffende brandwezen, straat- en havenpolicie ...........................................
35 - 37
Stukken betreffende het toezicht op neringen en handel ............................................
37 - 39
IX.
Stukken betreffende school- en kerkwezen ..........
39 - 40
X.
Stukken betreffende publieke werken ...............
40 - 42
XI.
Stukken betreffende inkwartieringen en leverantiën ten dienste van troepen ...........................
42 - 43
Stukken betreffende stadseigendommen ...........
43 - 51
a. b. c.
43 - 46 46 - 47
VII.
VIII.
XII.
d.
Stukken betreffende het halve veer te Wijk Stukken betreffende het veerhuis te Wijk .. Stukken betreffende de vicarie van St Thomas in de St Janskerk te Wijk .................... Stukken betreffende den Duviksweerd ....... 2
47 - 48 48 - 49
e.
Stukken betreffende andere goederen .......
B. Stukken betreffende het stadsbestuur (financiën) ..... I.
II.
52 - 53
Stukken betreffende de stadskantoren ...........
54 - 64
b. c. d.
Stukken betreffende het kantoor van den kameraar Stukken betreffende het kantoor van den ontvanger der stadsimposten of thesaurier ....... Stukken betreffende het kantoor van den boeken kashouder der middelen van consumtie ... Stukken betreffende extraordinaris belastingen en rekeningen .............................
Stukken betreffende het opbrengen van de quote der stad in provinciale belastingen ................ a. b. c. d.
IV.
Stukken betreffende beden en quotisatiën .. Stukken betreffende het oudschildgeld en andere reëele lasten ............................. Stukken betreffende het huis- en haardstedegeld Stukken betreffende het hoofd- en familiegeld.
Stukken betreffende bemoeiingen met rijks- en provinciale belastingen, waarin de stad niet voor eene bepaalde quote is aangeslagen .................. a. Stukken betreffende de generale middelen en andere provinciale belastingen ............ b. Stukken betreffende buitengewone provinciale heffingen ................................. c. Stukken betreffende de verponding .........
C. Stukken betreffende het aandeel der stad in het provinciaal bestuur .....................................
I.
II.
III.
52 - 77
Stukken betreffende de financiën der stad in het algemeen ..........................................
a.
III.
49 - 51
54 - 57 57 - 60 60 - 62 62 - 64
64 - 75 64 - 65 66 - 68 68 - 73 74 - 75
75 - 77 75 - 76 76 - 77 77
78 - 86
Stukken betreffende het provinciaal bestuur in het algemeen ..........................................
78 - 80
Stukken betreffende bijzondere onderwerpen, in de vergadering der Staten en in die der Representanten aan de orde gesteld ............................
81 - 83
Stukken betreffende het vergeven van commissiën, 3
IV.
V.
ambten en beneficiën bij tourbeurten ...............
83 - 84
Stukken betreffende het aandeel der stad in het toezicht op de goederen van het convent van Maria Magdalena te Wijk en het vergeven der prebenden dier stichting ..........................................
84 - 86
Stukken betreffende het aandeel der stad in het kiezen van geëligeerde raden ..........................
86
D. Stukken betreffende het toezicht van het stadsbestuur op het beheer van kerkelijke en andere lichamen .......
87 - 104
I.
87 - 94
Stukken betreffende gebeneficieerde goederen ... a. Stukken betreffende de rekeningen van den rentmeester ................................... b. Stukken betreffende de tertiën der vicarieën ..... c. Stukken betreffende de kapellanie van het H. Kruis of St Anthonis buiten Wijk .......... d. Stukken betreffende de vicarieën van St Jan Baptist en 13.000 Martelaren en van St Barbara in de St Janskerk te Wijk ....................... e. Stukken betreffende de quoten van het kapittel van St Jan en het convent van Maria Magdalena te Wijk ...................................... f. Stukken betreffende het onderhoud van predikanten en schoolmeesters .....................
87 - 88 89 - 90 90 - 91
91
91 - 92 92 - 93
[VERVALLEN: II.Stukken betreffende de St Janskerk inv.nrs 548-562) = p. 93] III.
Stukken betreffende het Ewoud- en Elizabethgasthuis
94 - 96
IV.
Stukken betreffende den armenpot ..................
96 - 100
V.
Stukken betreffende de gilden, de buurt- en de broederschappen en de fundatie `Mr. Aart van Leeuwen`. 100 - 104 a. b. c. d.
Stukken betreffende de gilden ............. 100 - 102 Stukken betreffende de buurtschappen ...... 102 Stukken betreffende de broederschappen .... 102 – 103 Stukken betreffende de `Fundatie van Mr. Aart van Leeuwen te Wijk bij Duurstede`. 103 - 104
E. Archieven van commissiën uit het stadsbestuur ......... I.
Archief van de gecommitteerden tot de directie der 4
104 - 106
stadsfinanciën .....................................
104 - 105
[VERVALLEN: II. Archief van de gecommitteerden tot de momberkamer inv.nrs 636-643 = p. 105] [VERVALLEN: III. Archief van de gecommitteerden tot de huwelijkszaken (inv. nrs 644-647 = p. 105)] IV.
Archieven van andere commissiën uit het stadsbestuur .........105 - 109
F. Archieven, gedeponeerd in het gemeentearchief .........
106 - 110
I.
Archief der hoofdaalmoezeniers .....................
106 - 107
II.
Archief der schutterij .............................
107 - 108
III.
Archieven van grondvergaderingen ...................
109 - 110
G. Stukken, toevalliger wijze in het archief berustende ..
110 - 114
I.
Stukken, afkomstig van den stadssecretaris A. Booth
110
II.
Stukken, afkomstig van den burgemeester W. Wyborgh
110 - 113
III.
Stukken van onbekende herkomst .....................
113 – 114
[VERVALLEN: Bijlage B. Inventaris van het archief van het Waterschap etc. (inv.nrs 1-110 = p. 115)]
5
INLEIDING Deze inventaris van de oudste stukken uit het archief van het stadsbestuur Wijk bij Duurstede is in 1894 eeuw gemaakt door R. Fruin Th. A.Zn.en in 1895 in druk verschenen. Een exemplaar van deze papieren inventaris, voorzien van verschillende latere wijzigingen en aanvullingen, is circa 1993 met behulp van het tekstverwerkingsprogramma WordPefect geautomatiseerd. Ook in de laatste jaren zijn er nog verschillende correcties in de (digitale) inventaris aangebracht. Deze versie van de inventaris treft u hierbij aan. De stukken met de inventarisnummers 548-562 + 678, 636-643, 644-647 en de watersschapsstukken 1-110 (dubbele nummering) bevinden zich niet meer in dit stadsarchief, maar zijn overgebracht naar successievelijk: - Het archief van de Nederlands Hervormde Gemeente Wijk bij Duurstede, 1592-1961 (335); - Het archief van de Weeskamer Wijk bij Duurstede, 1388-1805 (76); - Het archief van het Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, 1546-1811 (67); Deze drie archieven bevinden zich eveneens bij het RHC Zuidoost Utrecht in Wijk bij Duurstede. De waterschapsstukken bevinden zich bij het RHC Rijnstreek en Lopikerwaard in Woerden. Op 14 november 2014 is een bruikleenovereenkomst met Het Utrechts Archief beeindigd. Daarbij zijn de inventarisnummers 23-26 in het RHC Zuidoost Utrecht gekomen.
Aanwijzingen voor de gebruiker Stukken uit dit archief kunnen worden aangevraagd door vermelding van de naam en het archiefbeheersnummer tussen ronde haken: - Stadsbestuur Wijk bij Duurstede, 1300-1810 (1), - het of de inventarisnummers van de stukken. Als het een charter betreft (onderstreept in de inventaris), gelieve u dat aan te geven. De charters zijn namelijk afzonderlijk van de overige stukken geborgen.
Zoekgeraakte stukken In de loop der tijd zijn helaas enkele inventarisnummers zoekgeraakt. Zoekgeraakt (bij de rekeningen wellicht ook: nooit aanwezig geweest) zijn de inventarisnummers: - 29 (in 1993 geconstateerd); 6
- van inv.nr 275bis: de rekeningen uit de jaren 1613-1614, 1706-1707, 1787, 1790 en 1793-1794 (in nov. 1995 geconstateerd); - 321 (in nov. 2004 geconstateerd); - van inv. nr 383: de rekeningen uit 1761, 1773 en 1778 (in nov. 1995 geconstateerd); - van inv.nr 385-3: de rekening uit 1773 (in nov. 1995 geconstateerd); -van inv.nr 385bis: de rekening uit 1786-1787 (in nov. 1995 geconstateerd); - van inv.nr 387-2: de rekening uit 1773 (in nov. 1995 geconstateerd); - van inv.nr 420-1: de rekeningen uit 1693 en 1695 (in nov. 1995 geconstateerd); - van inv.nr 579: de rekening uit 1702 (in nov. 1995 geconstateerd); - 631b (in nov. 1995 geconstateerd); - van inv.nr 634: de resoluties uit 1689 (in nov. 1995 geconstateerd); - 677 (in nov. 1995 geconstateerd);
Nadere Toegangen Van verschillende stukken bestaat een digitale nadere toegang in de vorm van een index of transcriptie. Er zijn nadere toegangen op de charters in de vorm van een regestenlijst. Zie voor de overige nadere toegangen de website www.rhczuidoostutrecht.nl
7
[Hierna volgt de oorspronkelijke inleiding tot de inventaris] Overdruk van het Nederlandsch Archievenblad, No. 1 van 1897/98.
R. FRUIN TH. A.ZN. VERSLAG OMTRENT OUDE GEMEENTE-, WATERSCHAPS- EN VEENDERIJARCHIEVEN IN DE PROVINCIE UTRECHT OVER 1894.
Uitgebracht en gedrukt op last van Gedeputeerde Staten. Utrecht, Kemink & zoon, over de Domkerk, 1895.
__________
Dit verslag begint met de vermelding van eenige werkzaamheden, die verricht werden ten opzichte van reeds geordende archieven, bestaande in het bijschrijven van enkele aanwinsten voor Montfoort en IJselstein, en het ontwerpen van een reglement op het gebruik van het gemeentearchief van Zoest. De verslaggever meent dat dit reglement het eerste is dat het gebruik regelt van een archief dat niet onder het speciaal beheer van een archivaris is gesteld. Het grootste gedeelte van het, 32 bladzijden tellende, verslag is gewijd aan het archief van de stad en dat van het Gemeene land van Wijk bij Duurstede, tot de invoering van het Fransche bestuur. Een zuivere scheiding was niet mogelijk, omdat de magistraat van Wijk ook het opperbeheer over het waterschap had, zoodat het archief daarvan eigenlijk gelijk staat met andere, die samen het stadsarchief vormen. De inventarissen van deze beide verzamelingen zijn als bijlage A (104 blz.) en B (16 blz.) achter het verslag gedrukt, terwijl nog in een bijlage C (8 blz.) door een alphabetische lijst een overzicht wordt gegeven van de vele archieven die behandeld werden in de 10 jaren gedurende welke nu reeds de ordening van de bovenomschreven verzamelingen in de provincie Utrecht plaats had. Van de 684 nommers waaruit de eerste inventaris bestaat, hebben bijna 2 derden betrekking op het eigenlijke stadsbestuur. Deze zijn in 2 afdeelingen bijeengebracht, naarmate zij al of niet op de financiën betrekking hebben. De 1e afdeeling kon inderdaad met het begin beginnen. Want het allereerste stuk is de akte waarbij in 1300 Gijsbrecht van Abkoude Wijk bij Duurstede tot een stad verhief. Ook de akte waarbij de stad in 1449 tot een lid van het Sticht gemaakt werd, is aanwezig. Onder de belangrijkste stukken, welke men hier verder vermeld vindt, behooren 4 registers van handvesten, keuren en ordonnantiën, die met eenige andere stukken uit het stadsarchief, tot 1894 deel uitmaakten van het rijksarchief in Utrecht. In dat jaar werden zij echter alle kosteloos aan de gemeente afgestaan. De verslaggever verheugt zich hierover, omdat 'een goede archiefregeling medebrengt dat de archiefstukken moeten worden teruggebracht naar het archief waarvan zij vroeger een deel hebben uitgemaakt'. Dit is in theorie zeker juist, maar zal m.i. uitzondering moeten lijden, wanneer stukken zich op een plaats bevinden, waar hun een blijvend goede bewaring verzekerd is, terwijl 8
dit niet gezegd kan worden van de plaats waar zij eigenlijk behooren. In 1811 heeft men op vele Zuidhollandse dorpen registers en stukken van de weeskamer met de rechterlijke bescheiden verzegeld, hetgeen ten gevolge had dat zij zich nu in 's rijks Algemeen archief bevinden. Zou mr Fruin het met zijn archivarisgeweten kunnen overeen brengen, deze stukken naar de betrokken plaatsen terug te sturen, met de kans dat er over eenige jaren al een gedeelte van verdwenen zal zijn? Gelukkig behoefden theorie en praktijk hier echter niet met elkaar in botsing te komen, want het gemeentebestuur liet de registers in het rijksarchief te Utrecht, 'waar zij veiliger geborgen zijn'. Het recht, zooals dat in deze boeken is opgeteekend, bleef gelden totdat in 1595 een nieuwe generale ordonnantie werd vastgesteld. Een stuk van een afschrift komt voor onder nr. 29. Wijk ontving die niet van keizer Karel V, gelijk Utrecht, Amersfoort en Renen. In den inventaris van het rechterlijk archief van Wijk, die in 1893 met die van de andere rechterlijke archieven in de provincie Utrecht het licht zag, wordt onder nr. 591 een exemplaar van deze ordonnantie vermeld, doch als jaar opgegeven 1598. Waarschijnlijk is dat een verschrijving. Onder de verschillende rubrieken waarin deze afdeeling gesplitst is, is er ook een van stukken betreffende het toezicht op neringen en handel. Hieronder zijn die welke interneering van krijgsgevangenen uit den Spaanschen successieoorlog betreffen, gevoegd. Als reden voor die plaatsing wordt opgegeven dat deze stukken betrekking hebben op de pogingen van den magistraat om den burgers betaling te verschaffen van hun leveringen aan de troepen. Nu er echter ook een rubriek 'Stukken betreffende inkwartieringen en leverantiën ten dienste van troepen' is, waren zij, dunkt mij, hieronder beter op hun plaats gebracht. Van eenig belang voor de kunstgeschiedenis is een dossier betreffende een verloting van schilderijen van Johan de Bont, in 1649, die onder deze stukken aangaande neringen en handel vermeld worden. Aan het slot van de 1e afdeeling worden de stadseigendommen behandeld. Het belangrijkste daarvan was het veer over den Rijn, dat in het midden van de 17e eeuw tusschen 3 eigenaars verdeeld was. De boedel een hunner werd door het hof van Utrecht voor zijn crediteuren in beslag genomen, en zijn aandeel aan het veer omstreeks 1678 verkocht. Het hof van Gelderland erkende dezen verkoop niet, omdat het veer naar Rijswijk, en dus naar Geldersch grondgebied, voerde. De strijd die toen volgde, bewijst weer tot welke moeielijkheden onder de vroegere staatsregeling dergelijke 'internationale' geschillen leidden en dat het inderdaad voor partijen zoo goed als onmogelijk was om recht te krijgen. Het veer bleef ten slotte onbediend, en eerst na 30 jaar eindigde de strijd doordat de stad de rechten van beide partijen kocht. De 2e afdeeling bevat de stukken rakende de financiën, welke onderscheiden worden, naarmate zij betrekking hebben op stadsbelastingen, provinciale belastingen waarin de stad wel, en die waarin zij niet voor een quote was aangeslagen. Men ontvangt hierbij een duidelijke uiteenzetting van het vroegere, ingewikkelde belastingstelsel. In de volgende afdeeling zijn de stukken, betreffende het aandeel van Wijk in het provinciaal bestuur bijeengebracht. Veel invloed had de stad daarin niet. In cijfers uitgedrukt, volgens een op blz. 18, noot, gedane opgaaf, zou men dien op 1/36 kunnen stellen. Tot dit deel van den inventaris zijn ook de stukken over het beheer en het vergeven van de prebenden van het convent van Maria Magdalena te Wijk gebracht, dewijl dat beheer en vergeven berustte op zijn lidmaatschap van de 9
staten. Is dit echter wel juist? Een college van superintendentie, bestaande uit 3 leden, 1 uit de geëligeerden, 1 uit de ridderschap en 1 vertegenwoordiger van Wijk, voerde het beheer. De stad trad hier krachtens haar eigen recht met 2 leden van de staten op. De stukken, betreffende het toezicht van het stadsbestuur op het beheer van kerkelijke en andere lichamen maken de 4e afdeeling in den inventaris uit. Hier ontbreken eensdeels stukken, terwijl er anderdeels aanwezig zijn, die er niet behooren. Wat er van de archieven van het convent van Maria Magdalena en het kapittel van St Jan overig is, wordt in het rijksarchief te Utrecht bewaard, en eigendomsbewijzen van de kerk en het gasthuis bevinden zich in het stadsarchief. Mr. Fruin spreekt over die van het gasthuis de wenschelijkheid uit, dat ze aan de regenten worden teruggegeven, zoo dezen niet veeleer konden besluiten, het geheele gasthuisarchief op het stadhuis te deponeeren. De archieven van commissiën uit het stadsbestuur vormen de volgende afdeeling. Hiertoe behoorde de wees- en momberkamer. Tot haar archief zijn gebracht een aantal 'Eigendomsbewijzen en andere stukken, vermoedelijk afkomstig uit boedels, door de gecommitteerden beheerd, 1388-1795'. Van deze stukken wordt aangeteekend dat het zeer wel mogelijk is, dat enkele daarvan tot het archief van het gerecht behoord hebben. Dergelijke zwervende stukken leveren, zooals mij bij ondervinding bekend is, veel moeielijkheid op. Dikwijls zijn zij wel terecht te brengen, doch slechts ten koste van meer tijd dan daartoe beschikbaar is bij het vele werk en de weinige arbeiders. Liefst voeg ik ze bij de rubriek die ook als laatste in dezen inventaris voorkomt, de 'Stukken van onbekende herkomst'. Anders schikt men ze misschien verkeerd, en geeft eerder aanleiding dat iemand niet vindt, wat hij noodig heeft. Zulke stukken bewijzen ook weer hoe moeilijk het is, de rechterlijke bescheiden met juistheid van de andere af te zonderen. Wanneer het denkbaar is dat ze tot het rechterlijke archief behooren, zou ik er altijd voor zijn, ze als zoodanig over te nemen wanneer het gemeentearchief geen goede bewaarplaats aanbiedt. Men zou hiertoe nog lichter kunnen overgaan, wanneer ook de weeskamerarchieven, zooals rationeel zou zijn, door het Rijk werden overgenomen. Bij de archieven van kommissiën is ook dat van de gekommitteerden tot de huwelijkszaken beschreven. Kerkelijke trouwboeken en andere registers van, wat men nu noemt den burgelijken stand zijn niet opgenomen. De verslaggever geeft hiervoor drie redenen op. De eerste is, dat deze registers de eenige archiefstukken zijn die voortdurend geraadpleegd worden en bijgevolg, volgens ondervinding, op andere plaatsen opgedaan, meermalen weer naar de sekretarie verhuizen. Wanneer dit een reden is om ze niet te vermelden, hadden echter ook de trouwboeken van den magistraat onvermeld moeten blijven. Het komt mij ook voor, dat het van weinig belang is of stukken zich nu juist bevinden in een lokaal dat men het archief noemt. Het gebeurt toch ook wel, dat men belangrijke charters in een kast of kist buiten het lokaal waar de andere stukken staan, bewaart. Wanneer hier de lokaliteit in aanmerking kwam, hadden zeker niet de aan het Utrechtsche archief in bruikleen afgestane registers moeten vermeld worden, die mijlen verder van de Wijksche archiefkamer of -zolder geplaatst zijn dan de oude registers van den burgelijken stand. Als tweede reden wordt opgegeven, dat deze registers even goed, misschien zelfs beter, tot het archief van den maire te brengen zijn. Men zou ze dus als 10
ingekomen stukken van het jaar waarin de gemeente ze kreeg, moeten beschouwen. Het schijnt mij echter onpraktisch, om een verzameling stukken, die één geheel vormen en alle dagteekenen van vóór den tijd waarmee het nieuwe archief begint, toch daartoe te brengen. Het gebeurde ook dikwijls, dat sommige van deze registers pas laat in deze eeuw, tot in de laatste jaren, aan de gemeenten kwamen. Deze zou men dan weer afzonderlijk als ingekomen stukken van een later jaar moeten behandelen. De derde reden is, dat, nadat de betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand een zelfstandige geworden is, de registers in zijn archief zijn overgegaan en dus wel ten gemeentehuize berusten, maar niet tot het gemeentearchief behooren. Doch art. 22 van het B.W. rekent de registers van den burgerlijken stand tot de archieven van de gemeente. Dit argument begrijp ik dus niet. De weglating van deze registers uit den inventaris kan bezwaar opleveren wanneer een gemeente overgaat tot het maken van een verordening op het gebruik van het oude archief. Ook heeft zij hier het nadeel, dat thans het geheele oude Wijksche archief, alleen met deze uitzondering, officiëel beschreven werd. De inventaris van alle rechterlijke bescheiden toch verscheen, zooals ik al aanstipte, reeds vroeger, en van de charterverzameling zag in 1891 bij den boekhandelaar C. Vonk, te Wijk, een aan het rijksarchief te Utrecht bewerkte lijst het licht. De beide laatste afdeelingen van het gemeentearchief worden gevormd door de gedeponeerde archieven en de varia. Wanneer voortaan iemand iets in het Wijksche stadsarchief wenscht te zoeken, zal hij in dezen inventaris met de toelichting een wegwijzer vinden die hem waarschijnlijk niet in den steek zal laten, wanneer tenminste het gezochte aanwezig is. Het zelfde geldt ook van het waterschapsarchief. Dit is veel kleiner. Het telt maar 110 nommers. Het tegenwoordige waterschap voert den naam van het Gemeene land van Wijk bij Duurstede, Wijkerbroek, Leuterveld en Melkweg. Voorheen waren er 3 waterschappen: het Gemeene land van het Wijksche gerecht aan de zuidzijde (van den Krommen Rijn), Leuterveld en Melk weg, op den rechteroever of aan de noordzijde gelegen, en de Wijkerweerdsche polder, die in 1696 door het leggen van een ka om een gedeelte van de uiterwaarden aan de Lek ontstond. Het maken van 3 verzamelingen was hierdoor aangewezen. De eerste is de grootste en belangrijkste. Onderdeelen hiervan worden gevormd door stukken die betrekking hebben op den molen in Wijkerbroek, den Krommen Rijn, het zandpad naar Utrecht, en den Lekdijk en den Hinderdam. Deze verzameling houdt ook betrekking tot de 2e, inzooverre het bestuur van het Gemeene land van het Wijksche gerecht aan de zuidzijde ook kompetent was voor verscheiden aanslagen, die ook Leuterveld en Melkweg betroffen.
P. van Meurs.
11
BIJLAGE A.
INVENTARIS
van het
ARCHIEF DER GEMEENTE WIJK-BIJ-DUURSTEDE
VAN DE OUDSTE TIJDEN
TOT DE INVOERING VAN HET FRANSCHE BESTUUR.
12
A.
STUKKEN BETREFFENDE HET STADSBESTUUR (POLICIE).
__________
I. PRIVILEGIËN EN ORDONNANTIËN.
1.
Akte, waarbij Gijsbrecht van Abkoude Wijk-bij-Duurstede tot eene stad verheft en met verschillende privilegiën begiftigt. 1300. Met akten van bevestiging dier privilegiën door Jakob, heer van Gaasbeek, dd. 1413, Rudolf, bisschop van Utrecht dd. 1449, David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, dd. 1459, Frederik, elect van Utrecht, dd. 1496, Philips van Bourgondië, elect-confirmeert van Utrecht, dd. 1517 en Hendrik, elect van Utrecht, dd. 1524. 6 charters. NB.
De akte van 1300 is uitgegeven door A. Matthaeus in: De nobilitate. Voorrede tot boek III en IV, die van 1449 door denzelfde in: De jure gladii p. 414.
2.
Akten van vidimus der bovenvermelde akten, gegeven door het hof van Utrecht. 1555. 2 charters.
3.
Overeenkomst, waarbij Jakob, heer van Gaasbeek, en Willem, heer van Berg, het door hen vroeger gesloten erfverdrag (waarin in geval van den kinderloozen dood van den eerste Wijk aan den tweede, en in het omgekeerde geval Heel aan den eerste gekomen zou zijn) herroepen en elkanders onderdanen van de reeds gezworen eeden ontslaan. 1444. 1 charter. NB.
4.
Uitgegeven door A. Matthaeus in: De nobilitate p. 805.
Akte, waarbij Rudolf van Diepholt, bisschop van Utrecht, de stad Wijk tot een lid van het Sticht maakt, belooft alleen een poorter tot rechter of schout aldaar te zullen aanstellen, en aan de poorters vrijdom van tol in het Sticht geeft. 1449. Met akte van bevestiging dier tolvrijheid door David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, dd. 1474. 2 charters.
13
NB.
De akte van 1449 is uitgegeven door A. Matthaeus in: De nobilitate p. 845. Zie ook: De jure gladii p. 409.
5.
Schepenbrief van Wijk, houdende beslechting van het geschil tusschen Jakob, heer van Gaasbeek, en de poorters van Wijk, die zijn schout mishandeld en de lasten van de versterking der stad niet betaald hebben, waarbij de poorters op zekere voorwaarden gratie verkrijgen. 1457. 1 charter.
6.
Notarieele akte, houdende protest van Anthonis bastaard van Bourgondië, als Wijk en Duurstede van Jakob, heer van Gaasbeek, gekocht hebbende, tegen het feit, dat de stad hem nog niet gehuldigd heeft; met het antwoord der stad. 1459. 1 charter.
7.
Ordonnantie van David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, op het ambt van den kameraar en het afhooren zijner rekening. 1464. 1 charter.
8.
Akte van verbond tusschen Philips van Bourgondië, bisschop van Utrecht, de ridderschap aan beide zijden van den IJsel, de steden Utrecht, Amersfoort, Renen, Wijk, Deventer, Kampen en Zwolle en de kleine steden van het Oversticht. 1519. 1 charter.
9.
Akte, waarbij Keizer Karel V, vertegenwoordigd door den graaf van Lalaing, aan de stad den eed van bescherming doet. 1528. 1 charter.
10.
Akte, waarbij Keizer Karel V aan de stad verschillende privilegiën bevestigt. 1529. Met authentiek afschrift van hetzelfde stuk. 2 charters.
11.
Request van den magistraat aan den graaf van Hoogstraten, stadhouder van Utrecht, houdende verschillende bezwaren tegen het bewind van den Keizer. Met apostille van den stadhouder. 1532. (Afschrift). 1 stuk op perkament, opgeborgen bij de charters.
12.
Akte, waarbij Keizer Karel V aan die van Tiel gedurende den oorlog sauvegarde geeft, onder beding dat die van Wijk gelijke sauvegarde genieten zullen. 1543. 1 charter.
14
13.
Octrooi van het hof van Utrecht voor de stad om lijfrenten ter somme van 299 gulden 9 stuivers en een kleinen hof te mogen verkoopen. 1553. 1 charter.
14.
Akte, waarbij de hertog van Savoje, gouverneur-generaal der Nederlanden, ten verzoeke van die van Wijk aan de rekenkamer in Holland gelast den tol, die in 1544 van Wijk naar Renen is verplaatst, weder naar Wijk terug te brengen. 1556. 1 charter.
15.
Akte, waarbij Willem, heer van Abkoude en Duurstede, in overleg met den gemeenen raad, rechter, burgemeesters en schepenen van Wijk aan deze stad eene jaarmarkt verleent. 1406. 1 charter.
16.
Requesten van den magistraat der stad aan de Staten van Utrecht om de jaarlijksche paardenmarkt en kermis op een anderen tijd te stellen. Met gunstige beschikkingen. 1652 en 1667. Met afschrift van het octrooi van bisschop David dd. 1494, behoorende bij het eerste request, en afschrift van het eerste request en de daarop gevallen beschikking. 1 omslag.
17.
Akte, waarbij Willem VI, graaf van Holland, aan de poorters van Wijk vrijdom van tol door zijne landen geeft. 1406. 1 charter.
18.
Akten, waarbij Albrecht van Beieren, graaf van Holland, en zijn zoon Willen IV an de poorters van Wijk vrijdom van tol door hunne landen geven. 1378 en 1406 (vidimus van het hof van Utrecht dd. 1551). 1 charter.
19.
Overeenkomst tusschen de steden Utrecht en Wijk, waarbij zij beloven elkanders burgers kort en onvertogen recht te zullen doen, en verschillende bepalingen maken omtrent de renten ten laste der beide steden. 1493. 1 charter.
20.
Overeenkomst tusschen den magistraat van Delft en die van Wijk, waarbij het recht van exue of andere rechten, van erfenissen der wederzijdsche ingezetenen geheven, worden afgeschaft. 1783. 1 omslag.
21.
Overeenkomst tusschen den magistraat van 's-Hertogenbosch en dien van Wijk, waarbij het recht van exue wordt afgeschaft. Met de hierbij 15
behoorende correspondentie. 1783. 1 omslag.
22.
'Register van copiën autenticq van privilegiën ende andere documenten der stad Wijck by Duursteden'. 1300-1566. 1 deel. NB.
23.
De akten, in dit register voorkomende, zijn allen in 1651 afgeschreven van de origineelen, 'in de archivis tot Wijck berustende'.
'Poirterboeck tot Wijck by Duyrstadt'. Register van handvesten, keuren en ordonnantiën der stad, samengesteld c. 1500. (Op perkament). 1 deel. NB.
'Poirterboeck' is eene verschrijving voor: 'poirteboeck'. Het woord is met latere hand geschreven. - Het jongste gedateerde stuk in dit deel dagteekent van 1493.
N.B.
Op 14 november 2014 is de bruikleenovereenkomst met Het Utrechts Archief beëindigd. Sindsdien is dit inventerisnummer weer in het RHC Zuidoost Utrecht te raadplegen.
685.
‘Poirter-boek tot Wijck by Duerstadt’. Register van handvesten, keuren en ordonnantiën van de stad. e Afschrift. 17 eeuw. 1 deel.
23a.
Inhoudsopgave van inv. nr. 23. Afschrift (16e eeuws). 1 deel.
24.
Register van keuren en ordonnantiën der stad, samengesteld c. 1525. Met bijvoegselen van 1567 en 1568. 1 deel.
25.
NB.
Het jongste gedateerde stuk in dit deel dagteekent van 1506. Gemerkt door dr C. Booth: CLXIII.
N.B.
Op 14 november 2014 is de bruikleenovereenkomst met Het Utrechts Archief beëindigd. Sindsdien is dit inventerisnummer weer in het RHC Zuidoost Utrecht te raadplegen.
Register van handvesten, keuren en ordonnantiën der stad, samengesteld c. 1550. Hierachter authentieke afschriften van privilegiebrieven en andere stukken van 1300-1629. 1 deel. NB.
De 34 eerste folio's, die oorspronkelijk dit deel uitmaakten, 16
bevatten stukken, die ook in het Poirterboeck voorkomen; de authentieke afschriften zijn later bijgebonden. - Gemerkt door dr C. Booth: CLXIV. N.B.
26.
26b.
Op 14 november 2014 is de bruikleenovereenkomst met Het Utrechts Archief beëindigd. Sindsdien is dit inventerisnummer weer in het RHC Zuidoost Utrecht te raadplegen.
Register van handvesten, keuren en ordonnantiën der stad, samengesteld c. 1550. 1 deel. NB.
In dit deel komen ook geschiedkundige aanteekeningen, doorloopende tot 1564, formulieren van akten en brieven en ander stukken voor, waaraan Abraham Booth later nog verschillende aanteekeningen heeft toegevoegd. In het deel zijn nog gebonden de kameraarsrekening van 1546-1547 en eene verklaring van den magistraat omtrent verschillende rechtsusantiën dd. 1550. - Gemerkt door dr C. Booth: CLXV.
N.B.
Op 14 november 2014 is de bruikleenovereenkomst met Het Utrechts Archief beëindigd. Sindsdien is dit inventerisnummer weer in het RHC Zuidoost Utrecht te raadplegen.
Register van keuren en ordonnanties, 1598 (1632?). 1 deel. NB. Dit inventarisnummer is later tussengevoegd. Het komt uit Het Utrechts Archief, Collectie Handschriften inv. nr. 17.
27.
Ordonnantieboek. 1557-1659. 1 deel. NB.
28.
Dit register bevat niet slechts ordonnantiën van den magistraat, maar ook van het provinciaal bestuur, gildebrieven enz. Tusschen de ordonnantiën, die niet in chronologische volgorde geplaatst zijn, zijn later nog enkele stukken uit 1698 en vroeger bijgeschreven.
Ordonnantieboek. 1557-1688. 1 deel. NB.
Dit deel is uit drie afzonderlijk gepagineerde stukken samengesteld. Het eerste stuk omvat de ordonnantie der stad van 1595, het tweede verschillende ordonnantiën van de Staten van Utrecht benevens de costumen en usantiën der stad, het derde is een afschrift van nr. 2 dat echter is voortgezet tot 1688. 17
29.
Generale ordonnantie der stad. (1595). (Fragment van een afschrift). 1 omslag. NB.
Aan dit afschrift ontbreken de aanhef der ordonnantie, die verloren is, en het einde, waarvan geen afschrift schijnt te zijn genomen. Aanwezig zijn slechts de rubrieken 5-13. * ontbreekt (RvdE, 1993).
30.
Lijst van privilegebrieven, eigendomsbewijzen en andere stukken en registers, berustende in de stadskist, opgemaakt door Abraham Booth, secretaris der stad. (c. 1650). 1 omslag.
II. STUKKEN BETREFFENDE DE SAMENSTELLING VAN HET STADSBESTUUR.
NB.
Zie ook nr. 54.
31.
Stukken ten bewijze van het recht der stad op het aanstellen harer magistraten. (c. 1650). 1 omslag.
32.
Extract uit het register van akten, commissiën en instructiën der Staten van Utrecht, houdende commissie voor Johan van Isendoorn als schout der stad dd. 1638. 1 omslag.
32a.
Schrijven van stadhouder Frederik Hendrik inzake de magistraatsbestelling te Wijk bij Duurstede, waarbij de schout IJsendoorn wordt voorgedragen als magistraat. 1644, 1 stuk. * tussengevoegd (RvdE, 1993).
33.
Akte van aanstelling van mr L. van Ommeren tot schout. 1706. (Afschrift). 1 omslag.
34.
Schrijven van verschillende schepenen en raden aan den heer E. van Weede van Dijkveld, met verzoek om te bewerken, dat de tweede burgemeester, mr N. Keppel, tot eersten burgemeester worde 18
aangesteld. 1680. 1 omslag.
35.
Akten, houdende de jaarlijksche aanstellingen der stedelijke magistraatspersonen, gedeeltelijk met de begeleidende missiven aan den schout. 1751, 1753-1757, 1759, 1760, 1762, 1764-1768, 1770, 1781-1784, 1789, 1791. 1 omslag. NB.
De aanstelling geschiedde uit een door den magistraat gesteld dubbeltal door den stadhouder.
36.
Akten, houdende vervulling van tusschentijds opengevallen magistraatsplaatsen. 1751, 1759, 1763, 1766, 1782, 1783, 1784. 1 omslag.
37.
Afschrift van de brieven, waarmede de magistraat der stad Utrecht aan de Staten van Utrecht, als uitoefenende de voogdij over den erfstadhouder, de nominatie voor burgemeesters, schepenen en raden aanbiedt om daaruit eene electie te doen. (1759). 1 omslag. NB.
Dit stuk heeft dienst gedaan als model voor de stad Wijk.
38.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en verschillenden oud-burgemeesters en -schepenen, die aanspraak maken op de functiën van oudraad. 1678 en 1679. 1 omslag.
39.
Akte van Z.H., waarbij een oudraad wordt ingevoerd. 1679. Met eenige stukken omtrent bezwaren, door den fungeerenden magistraat hiertegen ingebracht. 1 omslag.
40.
Stukken betreffende een geschil tusschen den presideerenden burgemeester mr H. van Vhelen en de andere leden van den raad over de den eerste toekomende rechten. 1680. 1 omslag. NB.
41.
Het geschil, door van Vhelen eerst bij Z.H. aanhangig gemaakt, werd door deze verwezen naar het hof provinciaal.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en den syndicus, mr N. Keppel, over de rechten van den laatste. 1685 en 1686. Hierbij ook afschriften der instructiën van 1656 en 1677. 1 pak. NB.
In 1675 werd mr N. Keppel op voordracht van Z.H. tot syndicus 19
der stad aangesteld, in 1677 werd hem eene instructie gegeven, die hem van dienaar tot medelid der regeering maakte met concluderende stem, en hem ook vele andere voorrechten en voordeelen toekende. In 1685 verklaarde de magistraat die instructie nietig als strijdig met het reglement, in 1679 door Z.H. voor de stad vastgesteld (nr. 39). In het laatst van 1685 werd het geschil bijgelegd. * In potlood: Hierin één schuldbekentenis van 1677, dient te worden ondergebracht.
die elders
42.
Request van J. van Elst, oudraad en substituut-schout, aan de Staten van Utrecht, als waarnemende het stadhouderschap der provincie, houdenden klachten over den magistraat, zoo betreffende de uitbetaling van zijn traktement als anderszins. 1761. (Afschrift). 1 omslag.
43.
Stukken betreffende de instelling en de werkzaamheden van het comité van waakzaamheid. 1795. 1 omslag.
44.
Extracten uit de resolutiën van het comité van waakzaamheid, waarbij de wensch wordt uitgesproken alle stadsambten opnieuw te vervullen, en waarbij de regenten van het gasthuis worden ontslagen. 1795. 1 omslag.
45.
Proclamatie der provisioneele municipaliteit betreffende haar optreden. 1795. (Minuut). 1 omslag.
46.
Protest van verscheidene burgers tegen de verkiezing van nieuwe raden. 1797. 1 omslag.
47.
Formulieren van eeden voor leden van den magistraat en andere personen. (17e en 18e eeuw). 1 omslag.
48.
Register, houdende formulieren van eeden voor de leden van den magistraat en andere personen. (Eerste helft der 18e eeuw, bijgewerkt tot na 1795.) 1 deel.
49.
Register, houdende formulieren van eeden voor de leden van den magistraat en andere personen. (Eerste helft der 18e eeuw, met bijvoegselen tot 1800). 1 omslag. 20
50.
Opgave omtrent het ambtgeld, door de leden van den magistraat op te brengen. (c. 1725). 1 omslag.
III. NOTULEN, BRIEVEN, PUBLICATIËN ENZ.
51.
51
Register van resolutiën van den magistraat (net-exemplaar). 15831606, 1607-1618, 1627-1643, 1643-1655, 1655-1670, 1681-1682, 1683-1685, 1686-1689, 1689-1693, 1693-1698, 1698-1703, 17031707, 1707-1712, 1712-1716, 1716-1722, 1722-1731, 1731-1739, 1739-1750, 1750-1755, 1755-1762, 1762-1768, 1768-1774, 17741781, 1781-1783, 1783-1786, 1786-1787, 1787-1794. 27 deelen en 1 omslag. NB.
De 26 eerste deelen zijn van ouds gemerkt A, B (samengebonden), D, F, I-Z, AA-DD. De deelen gemerkt EE vlg. (zie ook de nrs. 56, 57, 59 en 60), zijn eerst later gebonden. Achter elk deel bevindt zich een alphabetische index behalve achter de deelen, loopende over de jaren 1731-1739 en 17811794. In de beide laatste deelen (1786-1794) zijn bijlagen gebonden. Achter in deel D (1627-1643) bevinden zich verschillende resolutiën van den magistraat betreffende het begeven van prebenden in het convent van Maria Magdalena uit de jaren 1643-1647.
A/B. D. E. F.
1583-1618. 1627-1643, 17 mei. 1643, 22 mei-1655, 10 september. 1655, 29 oktober-1670, 5 december. NB Vanaf fo. 71v inkt sterk verbleekt 1681, 13 februari-1682. 1683-1685. 1686-1689, 29 april. 1689, 6 mei-1693, 28 augustus. 1693, 4 september-1698, 6 juni. 1698, 6 juni-1703, 5 februari. 1703, 5 februari-1707, 21 november. 1707, 21 november-1712, 27 oktober. 1712, 31 oktober-1716, 17 februari. 1716, 24 februari-1722, 28 juni.
I. K. L. M. N. O. P. Q. R. S.
21
T.
52.
U. V. W. X. Y. Z.
1722, 29 juni-1731, 7 maart. NB Index tot en met 20 okt. 1727 1731, 8 maart-1739, 20 oktober. 1739, 26 oktober-1750, 9 november. 1750, 13 november-1755, 26 juli. 1755, 28 juli-1762, 24 mei. 1762, 29 mei-1768, 21 maart. 1768, 2 april-1774, 19 oktober.
AA. BB. CC. DD. EE.
1774, 20 oktober-1781, 14 april. 1781, 17 april-1783, 18 november. 1783, 7 juli-1786, 20 maart. 1786, 25 maart-1787, 30 juni. 1787, 7 juli-1794, 13 oktober.
Resolutiën van den magistraat (lappen). 1659, 1668-1681, 1686-Mei 1693, September 1693-April 1711, October 1711-October 1736, October 1737-Maart 1775, October 1776-Juni 1783, April 1791December 1794. 1 omslag, 1 deel en 9 pakken. NB.
Deze lappen zijn grootendeels op losse quaternen geschreven; het deel (1668-1677) is later gebonden.
52A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M.
1659, 1 omslag. 1668-1677, 24 september, 1 deel. 1677, 4 oktober-1681, 14 maart. 1 pak. 1689-1695. 1 pak. 1696-1705, 20 oktober. 1 pak. 1705, 27 oktober-1714, 28 oktober. 1 pak. 1714, 29 oktober-1724, 17 oktober. 1 pak. 1724, 23 oktober-1733, 20 oktober. 1 pak. 1733, 2 november-1747, 13 november. 1 pak. 1747, 27 november-1755, 26 juli. 1 pak. 1755, 28 juli-1763, 2 april. 1 pak. 1763, 11 april-1772, 17 oktober. 1 pak. 1772, 20 oktober-1794, 22 december. 1 pak.
53.
Register van resolutiën van den magistraat. Juli 1757-Januari 1761. 1 deel. NB.
Deze resolutiën vormden oorspronkelijk het net-exemplaar; zij zijn in de serie (nr. 51) echter niet opgenomen, misschien omdat haar formaat met dat der voorgaande resolutiën, waarmede zij hadden moeten worden saamgebonden, niet overeenstemde, misschien ook om andere redenen. Zeker is, dat in dit register 22
van resolutiën aanteekeningen voorkomen, die zich in het netexemplaar niet meer bevinden.
54.
Register, houdende extracten uit de resolutiën van den magistraat, voornamelijk betreffende de samenstelling van den magistraat. 16421685. Voorin eenige uittreksels uit charters, bevattende de namen van leden van den magistraat. (c. 1800). 1 omslag. NB.
55.
Aanteekeningen, betreffende resolutiën van den magistraat. 17871791. 1 omslag. NB.
56.
Waarschijnlijk zijn deze aanteekeningen een particuliere arbeid.
Notulen van de provisioneele municipaliteit. Met bijlagen. 27 en 28 Januari 1795, 2 Maart 1795-3 Mei 1795. 1 omslag en 1 deel. NB.
57.
Waarschijnlijk bevat dit register een particuliere arbeid.
Het deel is gemerkt FF. - In hetzelfde deel bevinden zich de notulen van den raad der gemeente van 5 Mei 1795-27 December 1796. De notulen van de provisoneele municipaliteit van 29 Januari 1795-2 Maart 1795 ontbreken, ook die van 17 Juni 1795-19 Juli 1795 komen in het deel niet voor.
Notulen van den raad der gemeente. Met bijlagen. 5 Mei 1795-27 December 1796, 2 Januari 1797-1 Mei 1797. 5 Mei 1797-11 Februari 1798. 1 pak en 1 deel.
57-1. Notulen van de raad der gemeente. Met bijlagen. 5 Mei 1795-27 December 1796, 2 Januari 1797-1 Mei 1797. 1 pak. 57-2. 5 Mei 1797-11 Februari 1798. 1 deel. NB.
58.
Het deel is gemerkt GG. In hetzelfde deel bevinden zich de notulen van het provisioneel gemeentebestuur van 12 Februari 1798-12 Mei 1798. De notulen van den raad der gemeente van 5 Mei 1795-27 December 1796 bevinden zich in het deel, vermeld onder nr. 56.
Kladnotulen van den raad der gemeente. 1797 en 1798. (Onvolledig). 1 omslag.
23
59.
Notulen van het provisioneel gemeentebestuur. Met bijlagen. 12 Februari 1798-12 Mei 1798. NB.
60.
Deze notulen bevinden zich in het deel, vermeld onder nr. 57. Het provisioneel gemeentebestuur bestond uit dezelfde personen als de raad der gemeente in 1798.
Notulen van het gemeentebestuur. 12 Mei 1798-3 Mei 1800, 7 Mei 1800-21 Maart 1803, 25 April 1803-22 December 1806, 12 Januari 1807-27 November 1809, 2 Januari 181014 Juli 1811. 5 deelen.
60-1. (HH). (1 deel). 60-4. (KK). (1 deel). 60-2. (II). (1 deel). 60-5. Ongemerkt.(1 deel). 60-3. (JJ). (1 deel). NB.
Deze deelen zijn gemerkt HH, II, JJ en KK, het laatste deel is ongemerkt. - In het laatste deel bevinden zich de notulen van den municipalen raad van 27 Mei 1812-20 October 1813, het provisioneel gemeentebestuur van 6 Juni 1814-2 Januari 1816 en den gemeenteraad van 3 Januari 1816-15 Februari 1816. Bij deze notulen zijn tot het einde van 1808 de bijlagen gebonden.
61.
Kladaanteekeningen van den secretaris betreffende de vergaderingen van het gemeentebestuur. 1799. 1 omslag.
62.
Brieven en andere stukken, ingekomen bij den magistraat. Met minuten van uitgaande brieven. 1572-1786. 19 pakken. 62-1. 1572-1590. 62-11. 1701-1706. 62-2. 1591-1599. 62-12. 1707-1708. 62-3. 1600-1625. 62-13. 1709-1714. 62-4. 1626-1640. 62-14. 1715-1723. 62-5. 1641-1644. 62-15. 1725-1747. 62-6. 1645-1649. 62-16. 1748-1749. 62-7. 1650-1673. 62-17. 1750-1752. 62-8. 1674-1680. 62-18. 1753-1759. 62-9. 1681-1684. 62-19. 1760-1786. 62-10. 1685-1700. NB.
Over de jaren 1786-1808 zijn de bijlagen bij de notulen gebonden (zie de nrs. 57, 59 en 60).
24
63.
Brieven en andere stukken, ingekomen bij het gemeentebestuur, van de jaren 1809 (gemerkt nr. 1-158) en 1810 (gemerkt nr. 1-145). 2 pakken. 63-1. 1809. (gemerkt nr. 1-158). (1 pak). 63-2. 1810. (gemerkt nr. 1-145). (1 pak).
64.
Brieven en andere stukken, ingekomen bij het gemeentebestuur, niet opgenomen in de onder de nrs. 60 en 63 vermelde serieën. 18031810. 1 pak.
64a.
Schrijven van de Raad van State aan schout, burgemeesteren en regeerders der stad Wijk dd. 1576, november 15, tot het houden van een processie met het H. Sacrament ter verkrijging van vrede en rust in de onrustige tijden. 1576. 1 stuk. * tussengevoegd (RvdE, 1993).
65.
Biddagsbrieven. 1588, 1602, 1607, 1631, 1635, 1636, 1639-1650, 1659, 1674-1678, 1680-1685, 1687, 1700, 1702, 1704-1707, 17091717, 1723-1725, 1737, 1739-1741, 1743-1748, 1750-1758, 17601765, 1767, 1769-1771, 1787-1789, 1791. 1 pak.
66.
Brievenboek van het gemeentebestuur. 23 Januari 1809-12 April 1811. 1 deel.
66a.
Brieven, ingekomen bij den schout. 1574-1575. 1 omslag. * tussengevoegd (RvdE, 1993).
67.
Brieven, ingekomen bij den secretaris. 1795-1809. 1 omslag.
68.
Brieven, ingekomen bij het stadsbestuur, bestemd om aan andere colleges of personen te worden uitgereikt, aan welke bestemming niet is voldaan. 1795-1809. 1 omslag.
69.
Gedrukte stukken, uitgaande van het stadsbestuur. (18e en 19e eeuw). 1 omslag.
25
70.
Publicatieboek. 1614-1651, 1750-1803, 1803-1837. 3 deelen. 70-1. 1614-1651. (1 deel). 70-2. 1750-1803. (1 deel). 70-3. 1803-1837. (1 deel).
IV. STUKKEN BETREFFENDE DEN TOESTAND DER STAD EN DER BURGERIJ EN HET BEHEER DER STAD IN HET ALGEMEEN.
71.
'Borgerboeck'. Register van eedsafleggingen door nieuw aangenomen burgers. 1782-1797. 1 deel. NB.
Voor de eedsafleggingen van nieuw aangenomen burgers uit de jaren 1604-1782 zie: Archief Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, 1546-1811 (67) inv.nr. 73.
72.
Requesten van verschillende personen aan den magistraat om het burgerrecht te verkrijgen (18e eeuw). 1 omslag.
73.
Verklaring van gehechtheid aan de staatsbeginselen van 1795, afgelegd door verschillende burgers. 1795. 1 omslag.
74.
Lijst der stemgerechtigde burgers. (1795?). 1 omslag.
75.
Verklaring van gehechtheid aan de staatsbeginselen van 1797, afgelegd door verschillende burgers. 1797. 1 omslag.
76.
Register, bevattende de verklaringen afgelegd door hen, die kiezer wenschen te worden, met de onderteekeningen. 1798-1804. Hierachter: afschrift der onderteekeningen, gesteld 4-25 Maart 1803, eene alphabetische lijst der stemgerechtigde burgers, vastgesteld 1803, en lijsten der stemgerechtigde burgers in de grondvergaderingen nrs. 1-3 van den 6en ring. 1 deel.
77.
Brieven, ingekomen bij het gemeentebestuur, bevattende kennisgeving van de benoeming der ringkiezers, gedaan door de verschillende grondvergaderingen. 1803. 1 omslag. NB.
Zie art. 27 der publicatie van het Staatsbewind dd. 18 Februari 1803. 26
78.
Ordonnantiën der Staten en Gedeputeerde Staten van Utrecht omtrent het onderhoud der armen en het inleveren van akten van indemniteit. 1777-1781. (Gedrukt). 1 omslag.
79.
Ordonnantie van den magistraat tot wering van vreemde bedelaars. 1610. 1 omslag.
80.
Alphabetisch register der personen, die zich met akten van indemniteit te Wijk hebben gevestigd. (c. 1800). 1 omslag.
81.
Akten van idemniteit, ingekomen bij den magistraat. 1757-1806. 1 omslag.
82.
Request van de moeder en de zuster van Barber Beket aan den magistraat, houdende verzoek om intrekking van het bevel, waarbij Barber gelast wordt de stad met hare kinderen te verlaten. (c. 1650). 1 omslag.
83.
Request van de gebannen A. van Oostrum, huisvrouw van J. de Loisgie, aan den magistraat om in de stad te worden toegelaten. 1659. 1 omslag.
84.
Request van Bartje Vonk van Linden aan den magi-straat, waarin zij verzoekt om bijstand tegen haar man A. Lamore. 1709. 1 omslag.
85.
Request van den naar Amerika vertrekkenden chirurgijn Werkenthien aan den magistraat om eene attestatie en uitbetaling van zijn tractement. 1749. 1 omslag.
86.
Stukken betreffende de collecte, gehouden ten dienste der Waldenzen. 1687. 1 omslag.
87.
Lijst der huizen met opgave hunner bewoners. (c. 1725). 1 omslag.
V. STUKKEN BETREFFENDE HET HANDHAVEN DER 27
STADSRECHTEN. NB. Zie ook nr. 31.
88.
Stukken betreffende inbreuken, door den tollenaar te Schoonhoven gemaakt op het privilege van tolvrijheid, in 1377 door die van Wijk verworven, en be treffende de pogingen van den magistraat om die rechten te handhaven. 1590-1648. (Geliasseerd). 1 omslag.
28
89.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en den provincialen tollenaar te Wijk over de tolvrijheid der stad. 1593. 1 omslag.
90.
Stukken betreffende inbreuken, door den tollenaar te Lobit gemaakt op het privilege van tolvrijheid, in 1340 door die van Wijk verworven, en betreffende de pogingen van den magistraat om die rechten te handhaven. 1592-1697. 1 omslag.
91.
Stukken betreffende eene procedure, voor de Gedeputeerde Staten van Utrecht gevoerd door C. van der Voort, collecteur van den tol te Utrecht, tegen den schipper Harmen Celiss. en den magistraat van Wijk als gevoegde over den door den schipper gepretendeerden vrijdom van tol. 1618. (Geliasseerd). 1 omslag.
92.
Vertoog, door den magistraat ingeleverd bij het hof van Utrecht ten bewijze van het recht van aardhaling, den burgers en ingezetenen der stad toekomende, uit den Rijnweerd, den Duvixweerd en den Calvercamp, toebehoorende aan den Koning. Met bijlagen. 1570. 1 omslag.
NB.
Zie over dit recht ook nr. 240.
93.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en den ambtman van de Neder-Betuwe, die den visschers te Wijk verboden heeft in den Rijn te visschen. 1613-1615. 1 omslag.
94.
Brief van den magistraat aan het college van den Lekdijk Bovendams, waarbij de magistraat zijn recht om zekeren put te graven handhaaft. 1590.(Afschrift). 1 omslag.
95.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en het college van den Lekdijk Bovendams naar aanleiding van het feit, dat de magistraat aan de Geldersche zijde der rivier eene kribbing heeft gelegd ten einde het verzanden der rivier vóór de stad tegen te gaan. 1620 en 1621. 1 omslag.
96.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en het college van den Lekdijk Bovendams naar aanleiding van het door het college uitgevaardigd verbod aan den molenaar van den molen, 29
staande aan den toren, om tijdens de schouw te malen. 1646. 1 omslag.
97.
Attestatiën ten bewijze van het recht der burgerij om door de Hoenderpoort op den Lekdijk te gaan. 1664. 2 stukken.
98.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en het college van den Lekdijk Bovendams over de vraag, onder wien de sleutels van den duiker in den dijk bij de stad moeten berusten, en betreffende de gijzeling van burgemeester van Vhelen door den dijkgraaf. 1674-1675. 1 omslag.
99.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en het college van den Lekdijk Bovendams over het recht der inwoners van Wijk om de boomen, staande aan den dijk binnen de stad bij de Waterpoort, te knotten en te kappen. 1687. 1 omslag.
100.
Vertoog ten bewijze, dat de privilegiën der stad door het hof van Utrecht geschonden zijn, doordien het hof de zegels, door het stedelijk gerecht op den boedel van jhr S. de Wael van Moersberghen gelegd, heeft verbroken. 1641. 1 omslag.
101.
Protest van den magistraat tegen de voorgenomen herestimatie van goederen van een Wijksch burger, reeds door het stedelijk gerecht geschat. 1642. 1 stuk.
102.
Extract uit de resolutiën van den magistraat, houdende protest tegen de appelatiën, door Maria Magdalena de Sandra en haar echtgenoot H. Mosburger van beslissingen van den magistraat bij het hof provinciaal ingesteld. 1731. 1 stuk.
103.
Request van den magistraat aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht, houdende beklag over het gerecht van Dwarsdijk, dat ingezetenen der stad in de consumtiemiddelen heeft aangeslagen. 1609. 1 stuk.
VI. INSTRUCTIËN EN ANDERE STUKKEN BETREFFENDE BENOEMINGEN TOT AMBTEN EN ADMISSIËN TOT BEROEPEN.
30
104.
Instructie voor den kameraar der stad. 1803. 1 stuk. NB.
Zie ook nr. 7.
105.
Extracten uit de notulen van den magistraat, waarbij de schout tot ontvanger van het schild- en schellinggeld wordt aangesteld. 1603. 1 omslag.
106.
Eisch van Willem van Oostrum, heer tot Broechuysen, tegen den magistraat om vergoeding wegens de ontzetting uit zijn ambt van ontvanger van het oudschildgeld en andere ongelden. (c. 1650). (Afschrift). 1 stuk.
107.
Minuut-resolutie van den magistraat betreffende de aanstelling van mr R. van Oosterhout tot ontvanger van het schild- en schellinggeld. (c. 1670). 1 stuk.
107a. Generale Ordonnantiën der Stad Wijck Bij Duerstede. 1694. 1 omslag.
108.
Instructie voor den ontvanger der stadsimposten, dien der gebeneficieerde goederen, dien van het schild-en schellinggeld, den kameraar, den potmeester, den ontvanger van het huisgeld en den rentmeester van het gasthuis. 1685. Hierbij de consideratiën op het geprojeeteerde reglement dd. 1685 en de wijzigingen, in 1687 en 1750 in deze instructiën aangebracht. 1 omslag.
109.
Instructie voor de commissarissen tot de collecte van het schild- en schellinggeld. 1687. 1 stuk. NB.
Daar de magistraat in 1687 niemand wist aan te wijzen, geschikt om tot ontvanger van het schild- en schellinggeld te worden benoemd, werden de werkzaamheden van den ontvanger tijdelijk aan twee leden van den magistraat opgedragen.
110.
Instructie voor den ontvanger der stedelijke belasting op het van buiten inkomend brood, meel en vleesch. (Concept). (c. 1800). 1 stuk.
111.
Instructie voor den ontvanger der generale middelen. 1674. 1 stuk. 31
112.
Instructie voor den opzichter der generale middelen. (c. 1750)1 stuk.
113.
Instructiën voor den exploiteur. (Tweede helft der 17e eeuw). 1 omslag. NB.
Slechts ééne instructie is gedateerd (van 1674). De beide andere voeren geen jaartal; achter ééne ervan bevindt zich eene instructie voor den erfhuismeester dd. 1659.
114.
Instructie voor den dienaar der policie. (Concept). (c. 1640). 1 stuk.
115.
Extract uit de notulen van den magistraat, houdende aanstelling van twee personen tot turfvuller en turfmeter. 1687. 1 stuk.
116.
Instructie voor den voerman van Wijk op Utrecht. 1657. (Afschrift). 1 stuk.
117.
Request van de schippers op Utrecht aan den magistraat, houdende verzoek om verhooging van het tarief. (c. 1660). 1 stuk.
118.
Lijst der vrachtprijzen van Wijk op andere plaatsen, vastgesteld door den magistraat. 1683. 1 stuk.
119.
Ordonnantiën op het veer en het veergeld, opgesteld door den magistraat. Met stukken hiertoe betrekkelijk. 1709-1791. 1 omslag.
120.
Stukken betreffende het verleenen van octrooi voor het houden der bank van leening. (Tweede helft der 17e en 18e eeuw). 1 omslag.
121.
Conditiën van de verpachting der bank van leening. 1775. 1 stuk.
122.
Overeenkomst tusschen den magistraat en B. Hoeffsmidt over het in orde houden van het uurwerk der stad. Met bijbehoorend schrijven van Hoeffsmidt aan burgemeester Wyborgh. 1685. 2 stukken.
123.
Requesten van verschillende personen aan den magistraat om tot 32
verschillende betrekkingen te worden benoemd. 1655-c. 1790. 1 omslag.
124.
Request van den erfhuismeester, groefbidder en chirurgijn A. Odinot aan den magistraat om door zijn zoon in zijne ambten te worden opgevolgd. Met afwijzende beschikking. 1715. 1 stuk.
125.
Request van G.J. Spall aan den magistraat om binnen het grondgebied der stad zijne functiën als notaris te mogen uitoefenen. 1749. 1 stuk.
126.
Requesten van verschillende personen aan den magistraat om verschillende beroepen in de stad te mogen uitoefenen. 1658-1752. 2 stukken
VII. STUKKEN BETREFFENDE BRANDWEZEN, STRAAT- EN HAVENPOLICIE.
127.
Reglement op de brandweer, opgesteld door den magistraat. 1666. (Minuut en afschrift). 2 stukken.
128.
Lijst van personen, die zich moeten voorzien van brandemmers. 1667. 1 stuk.
129.
Lijst der personen, die hunne brandemmers ten stadhuize hebben vertoond. 1672. Hierbij de resolutie van den magistraat, waarbij het vertoonen der brandemmers wordt voorgeschreven. 1 omslag. NB.
Van de lijst zijn twee exemplaren voorhanden. (Niet identiek).
130.
Extracten uit de resolutiën van den magistraat betreffende de commissie, belast met het visiteeren der brandemmers en het maken van een reglement op de brandweer. 1706 -1715. 1 stuk.
131.
Conditiën van aanbesteding van het repareeren der brandemmers. 1796. 1 stuk.
132.
Ordonnantie op het maken van bijten in de stadsgrachten. 1665. 1 33
stuk.
133.
Schouwcedul van de schoorsteenen en stookplaatsen. 1733. 1 stuk.
134.
Ordonnantie op de brandweer te Utrecht. 1687. Hierbij: beschrijvingen van nieuwe te Amsterdam gebruikelijke spuiten. 1695. (Gedrukt). 1 omslag. in meervoud aanwezig.
135.
Lijst der personen, die de brandspuiten moeten bedienen. 1698. 1 stuk.
136.
Request van de weduwe van den burgemeester Vermeulen aan den magistraat, waarin zij zich beklaagt over het brandgevaar, veroorzaakt door zekeren hooiberg. Met verbaal van het door eene commissie uit den magistraat ingesteld onderzoek naar de zich in de stad bevindende hooibergen. 1694. 1 stuk.
137.
Lijst der personen, die zullen contribueeren tot de kosten van den klepperman. 1612. 1 katern.
138.
Lijst dergenen, die bijdragen in de kosten van de nachtwacht, goedgekeurd door den magistraat. 1752. 2 stukken. NB.
Deze lijst is in twee exemplaren voorhanden.
139.
Lijst dergenen, die moeten bijdragen in het vuilnisgeld. (c. 1770). 1 katern.
140.
Schouwcedullen der straten. 1674-1735. 1 omslag.
141.
Verklaring van den magistraat, waarbij aan Loy Aersen wordt vergund den bij zijn huis staanden notenboom te laten staan. 1679. (Afschrift). 1 stuk.
142.
Request van R. Bouwens aan den magistraat om vergunning om zijne waren op straat uit te stallen. 1660. 1 stuk.
143.
Peilingen der stadsgrachten. 1668 en 1669. 2 stukken. 34
144.
Request van den magistraat aan de Staten van Utrecht, houdende klachten over het verzanden der gracht tusschen de stad en het kasteel. 1684. 2 stukken.
145.
Publicatie van den magistraat, waarbij de tijdelijke sluiting der Veldpoort wordt aangekondigd. 1700. 1 stuk.
146.
Request van A. van Son aan den magistraat om een speelhuis aan den stadsmuur te mogen zetten. 1721. 1 stuk.
VIII. STUKKEN BETREFFENDE HET TOEZICHT OP NERINGEN EN HANDEL.
NB.
Voor de stukken betreffende het toezicht op de gilden zie men de nrs. 611-623.
147.
'IJkboek'. Register, inhoudende opgaven der maten en gewichten, die door den ijkmeester zijn geijkt. 1749, 1752, 1753, 1756-1760, 1764, 1765, 1768-1770, 1772-1783. 1 pak.
148.
Register van aangiften van het plaatsen van bijenkorven. 1679-1720. (Fragment). 1 stuk.
149.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat van Wijk en de drapeniers te Utrecht. 1628. 2 stukken. NB.
Het onderwerp van het geschil blijkt niet.
150.
Ordonnantie betreffende den impost op het ooft, opgesteld door den magistraat van Utrecht. 1601. (Afschrift van 1662). 1 katern.
151.
Stukken betreffende klachten over den waagmeester en pachter van den impost op het ooft te Utrecht. 1668-1670.Met retro-acta. 1 omslag.
152.
Publicatie van den magistraat, waarbij het invoeren van meel van buiten de stad verboden wordt. 1658. (Afschrift). 1 stuk. 35
153.
Request van den runmolenaar A. van Eyndoven aan den magistraat om 's Zondags te mogen malen. 1663. 1 katern.
154.
Request van den brouwer J. Crouwel aan den magistraat om een venster te mogen maken in den stadswal voor het putten van water uit de gracht. 1659. 1 stuk.
155.
Request van verscheidene winkeliers, tappers en schippers aan den magistraat om den impost op de knollen te verlagen. 1719. 1 stuk.
156.
Request van Jasper Janss. van den Heyligenberch, veerman van Wijk op Utrecht, aan den magistraat om aan andere personen te verbieden 's winters vrachten naar Utrecht te rijden. 1658. 1 stuk. NB.
De veerschipper was bij zijne instructie verplicht 's winters als vrachtrijder dienst te doen.
157.
Resolutie van den magistraat betreffende het stellen van borgen door schippers en boden en het in orde maken der schuiten door de schippers. Met insinuatie. 1671. 1 stuk.
158.
Request van de schippers op den Krommen Rijn aan den magistraat, houdende klachten over de schippers van Koten. Met beschikking. 1708. 1 stuk.
159.
Stukken betreffende het plaatsen van een bok te Wijk. 1635. 1 omslag.
160.
Resolutie van den magistraat der stad Utrecht, waarbij verboden wordt, dat wagens uit Wijk na het lossen hunner vracht op het Oudkerkhof blijven staan. 1651. (Afschrift). Met minuut-resolutiën van den magistraat van Wijk hieromtrent. 1651. 1 stuk.
161.
Resolutie van den magistraat in een geschil tusschen de schippers op Amsterdam en Utrecht over het niet nakomen der door hen onderling vastgestelde verdeeling van werkzaamheden. 1800. 1 stuk.
36
162.
Request van den magistraat aan de Staten van Utrecht, houdende verzoek, dat de burgers van Wijk met roeren mogen schieten op de voor hunne kerseboomgaarden schadelijke vogels. Met gunstige beschikking. 1683. 2 stukken.
163.
Request van verschillende grutters aan den magistraat om verbod van invoer van gruttenmeel. 1750. 1 stuk.
164.
Request van den bidder P. van Hensbergen aan den magistraat, houdende verzoek, dat de werkzaamheden en verdiensten van het biddersambt gelijkelijk tusschen hem en den tweeden bidder verdeeld mogen worden. 1751. 1 stuk.
165.
Stukken betreffende de betaling van de schulden der geinterneerde Fransche, Spaansche, Beiersche en Keulsche officieren. 1706-1719. 1 omslag.
166.
Stukken betreffende de verloting van schilderijen van Johan de Bont. 1649. 1 omslag. NB.
Den 13en Februari 1649 nam de magistraat het volgende besluit: 'Op de requeste van Johan de Bont, schilder, versoeckende alhier een loterye te mogen uitdeylen, is geappointeerd: de regierders der stede Wijck accorderen den suppliant sijn versoeck, mits dat alvorens voorgemelte regierders worden geëxhibeert de forme van de loting ende het op te volgene van dien, ende dat alles vorder met Haer Ed. goetvinden ende overstaen worde voltrocken, ende dat den armen daervan geniete een redelicke recognitie'. - Zie over deze stukken: De loterij van Jan de Bondt, door jhr mr V. de Stuers in : Archief voor Nederlandsche kunstgeschiedenis 18791880 II p. 71.
IX. STUKKEN BETREFFENDE SCHOOL- EN KERKWEZEN.
167.
Reglementen omtrent het schoolwezen in de provincie en het departement Utrecht. 1796-1806. (Gedrukt). 1 omslag.
168.
Series lectionum, door den rector Keldermans aan het oordeel der curatoren (den schout en drie scholarchen) onderworpen. (c. 1685). 1 37
stuk.
169.
Request van A. van Sanbrinck aan den magistraat om in de publieke school op het kerkhof school te mogen houden, daar zijne woning te klein is. (c. 1700). 1 stuk.
170.
Conditiën, waarop de magistraat aan mr H. Ruette vergunt om eene Fransche en Latijnsche kostschool te houden. 1768. 1 stuk.
171.
Tarieven van het schoolgeld. (17e en 18e eeuw). 1 omslag.
172.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat (met zijne officieren) en het classis Renen- Wijk over het weren van Paapsche superstitiën. 1668-1670. 1 omslag.
173.
Extracten uit de resolutiën van het classis Renen-Wijk betreffende het aandringen op het nemen van maatregelen tegen Paapsche stoutigheden. 1684 en 1685. 2 stukken.
174.
Extract uit de resolutiën van den kerkraad betreffende de regeling der kerkbeurten. 1685. 1 stuk.
175.
Minuut-schrijven van de commissarissen-politiek in den kerkeraad aan den magistraat, behelzende klachten over den gewezen diaken Vermeulen. (c. 1760). 1 stuk
176.
Extracten uit de resolutiën van den gemeenteraad betreffende de vaststelling van het nieuwe formulier van het gebed voor de Overheid in de kerk en den bedestond voor den vrede met de Fransche republiek. 1795. 2 stukken.
X. STUKKEN BETREFFENDE PUBLIEKE WERKEN.
177.
Conditiën van aanbesteding van het halen en schoonmaken der steenen, benoodigd voor het repareeren der stadsmuren. Met 38
publicatie hieromtrent. 1692. 2 stukken.
178.
Conditiën van aanbesteding van het herstellen der stadsmuren. (Begin der 18e eeuw). 1 stuk.
179.
Conditiën van aanbesteding van het opmetselen van en muur aan het corps de garde en het afbreken van den ronden toren tusschen de Veld- en de Rijnpoort.
1802. 1
stuk.
180.
Conditiën van aanbesteding van het afbreken en opmetselen van den muur achter het stadhuis om het erf van den cipier. 1802. 1 stuk.
181.
Conditiën van aanbesteding van het maken eener schoeiing aan de stadsgracht. 1652. 1 stuk.
182.
Conditiën van aanbesteding van het in orde maken der stadsgrachten. 1676. 1 omslag.
183.
Stukken betreffende het verdiepen der stadsgracht. 1700. 1 omslag.
184.
Conditiën van aanbesteding en andere stukken betreffende het verdiepen der stadsgracht en het maken eener schoeiing aldaar. 1747 en 1748. 1 omslag. o.a. resolutie Edelmogende Heeren 's Lands Staten van Utrecht, jaarl. subsidie van ƒ 30,-.
185.
Conditiën van aanbesteding van het repareeren der steenen brug. 1802. 1 stuk.
186.
Conditiën van aanbesteding van het schoonhouden der stadsplantage en het snoeien der boomen. 1789. 1 katern.
187.
Conditiën, waarop de magistraat aan B. Wijnbron het maken van een uurwerk in den toren aanbesteedt. 1668. 1 omslag.
188.
Conditiën van aanbesteding van het repareeren van het dak en den muur van de schoolmeesterswoning. 1802. 1 katern. 39
189.
Conditiën van aanbesteding van het maken eener nieuwe kamer met koe- en paardestal aan het veerhuis beneden de stad. 1751. 2 stukken.
190.
Request van den magistraat aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om het puin van het kasteel te mogen gebruiken tot het verhoogen van den weg van de stad naar de steenen brug. Met gunstige beschikking. 1716. 1 stuk.
191.
Minuut-request van den magistraat aan het college van den Lekdijk Bovendams om de houten schoeiing voor de Waterpoort, die weggespoeld is, bij het hernieuwen meer recht te mogen maken. 1708. 1 stuk.
192.
Lijsten van huislieden, die op last van den magistraat den Wijker weg moeten bezanden. 1643 en 1647. 1 omslag.
193.
Conditiën van aanbesteding van het onderhoud van den Wijker weg. 1748. 1 stuk.
194.
Briefwisseling tusschen den magistraat en de gecommitteerden tot de schouw van het zandpad tusschen Utrecht en de Beusichemmer en Kuilenburger veren. 1633-1648. 1 omslag.
195.
Extract uit het gerechtsregister van Over-Langbroek, behelzende de akte, waarbij de stad het onderhoud van den dijk van Over-Langbroek op zich neemt. 1496. (Afschrift van c. 1700). 1 stuk.
XI. STUKKEN BETREFFENDE INKWARTIERINGEN EN LEVERANTIËN TEN DIENSTE VAN TROEPEN.
196.
Inkwartieringslijsten. 1686, 1795 en 1800. 1 omslag.
197.
Brieven van den graaf van La Roche en den baron van Hierges, stadhouders der provincie Utrecht, en van verschillende militaire bevelhebbers aan den magistraat betreffende het opbrengen van verschillende sommen ten 40
dienste van 's Konings troepen. 1572-1575. (Meerendeels afschriften; geliasseerd). 1 omslag.
197a. Patenten van den stadhouder van Utrecht voor de verplaatsing van troepen naar Wijk. 1606-1636. 1 omslag (Geschenk Rijk).
198.
Stukken betreffende de versterking van de stad en het kasteel. 1624-1626. 1 omslag.
199.
Request van de officieren van het garnizoen aan den magistraat om eene gevangenis voor militaire delinquenten te hunner beschikking te stellen. Met bijbehoorend request der stad aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om het huis Duurstede hiervoor te mogen gebruiken en gunstig advies van den maarschalk van het Overkwartier hierop. 1634. 1 omslag.
200.
Brieven en andere stukken betreffende de inkwartiering der Fransche troepen. 1635 en 1636. 1 omslag.
201.
Stukken betreffende het innemen van garnizoen in de stad. (Eerste helft der 17e eeuw). 1 omslag.
202.
Stukken betreffende het oproepen van manschappen door den hertog van Luxembourg om te werken aan de fortificatiën aan De Vaart. 1672. 2 stukken.
203.
Memorie van de schade, door de Franschen aan de poorten, muren en bruggen der stad aangericht, ingeleverd bij de Staten van Utrecht. (c. 1675). 1 katern.
204.
Request van eenige burgers aan den magistraat om vergoeding voor den extraordinaris last van inkwartiering, door hen geleden. Met afwijzende beschikking. 1675. 1 stuk.
205.
Stukken betreffende de inkwartiering van twee compagnieën dragonders. 1679. 2 stukken.
206. Stukken betreffende het verblijf van het Hessische 41
hospitaal te Wijk,
voornamelijk betreffende den vrijdom van den impost op de consumtiemiddelen. 1794. 1 omslag.
207.
Stukken betreffende inkwartiering en requisitiën ten dienste der Fransche troepen. 1795-1797. 1 omslag.
XII. STUKKEN BETREFFENDE STADSEIGENDOMMEN.
a. Stukken betreffende het halve veer te Wijk.
NB.
De helft van het veer te Wijk was leenroerig aan de grafelijkheid van Kuilenburg en behoorde in het midden der 17e eeuw aan den heer van Wijnbergen. Dit halve veer werd omstreeks 1678 op last van het hof van Utrecht ten behoeve der crediteuren van dien heer verkocht aan den heer Hoeuft. Het hof van Gel-derland meende intusschen, dat het bedoelde halve veer onder zijne judicature behoorde en deed ten behoeve van den heer van Goltsteyn, een der crediteuren van den heer van Wijnbergen, op het halve veer beslag leggen. Hierop kwam de heer Hoeuft op dien koop terug, en van Utrechtsche zijde werd het veer aan den heer de Leeuw verkocht, wiens zoon in 1708 deze rechten aan de stad overdroeg. Om zeker van het bezit te zijn kocht de stad tezelfdertijd ook de aanspraken van de rechtverkrijgenden van den heer van Goltsteyn af.
208.
Afschriften van brieven van het hof van Gelderland aan den ambtman van de Neder-Betuwe en de Staten van Gelderland betreffende het geschil tusschen J.H. Hoeuft en J. van Goltsteyn en zijne rechtverkrijgenden over den eigendom van het halve veer te Wijk. 1678 en 1687. 2 stukken.
209.
Stukken uit eene procedure, voor het hof van Gelderland gevoerd door jhr J.H. Hoeuft tegen jhr J. van Goltsteyn om bevrijd te worden van het beslag, ten verzoeke van den laatste op de goederen van den eerste in de Neder-Betuwe gelegd. 1681. 1 omslag. NB.
210.
Dit beslag was een incident in het geschil tusschen partijen over den eigendom van het halve veer.
Requesten van M. de Leeuw, curator bonorum van wijlen W. van Wijnbergen, aan het hof van Utrecht om jhr J.H. Hoeuft, die uit dien 42
boedel het halve veer benevens het veerhuis te Wijk heeft gekocht, tegenover jhr J. van Goltsteyn te handhaven in zijne rechten op deze goederen. Met gunstige beschikkingen. 1682 en 1686. 1 omslag.
211.
Deductie van het recht van J.H. Hoeuft op het halve veer te Wijk, de pont en de veerschuiten, daartoe behoorende, ingeleverd bij het hof van Gelderland (?). (c. 1682). 1 katern.
212.
Schrijven van den griffier van het leenhof van Kuilenburg aan den heer J.H. Hoeuft (?), betreffende de verplichting van den heer de Leeuw, als curator bonorum van wijlen den heer van Wijnbergen, om zich door het leenhof met het halve veer te Wijk te doen beleenen. 1682. 1 stuk.
213.
Stukken uit eene procedure, voor het hof van Utrecht gevoerd door mr M. de Leeuw, als curator bonorum van wijlen W. van Wijnbergen, tegen het kapittel van St Jan te Wijk over den eigendom van het halve veer. 1690 en 1692. 1 omslag. NB.
Het kapittel had de rechten van den heer van Goltsteyn verkregen.
214.
Biljet van de verkooping van het veerhuis en de helft van het veer door M. de Leeuw, als curator bonorum van W. van Wijngaarden. 1695. 1 stuk.
215.
Akte, waarbij het hof van Gelderland gelast D. van Lijnden te stellen in het bezit van het halve veer, door hem gekocht. 1695. (Afschrift). 1 stuk.
216.
Stukken betreffende de betaling van hetgeen den heer van Winteroy en zijnen erven uit den boedel van den heer van Goltsteyn toekomt. 1698. (Afschriften). 1 omslag.
217.
Extract uit de boedelscheiding tusschen de erfgenamen van mr M. de Leeuw, waarbij het halve veer en het veerhuis aan J. de Leeuw worden toegewezen. 1708. 1 stuk
218.
Stukken betreffende het betalen van den 40en penning van de 43
kooppenningen van het halve veer, door de stad van J. de Leeuw gekocht. 1708. 1 omslag.
219.
Stukken betreffende den afstand van den koop van het halve veer door A. van Delen van Maurik, die dit halve veer van de crediteuren van den boedel van J. van Goltsteyn heeft gekocht. 1708. 2 stukken.
220.
Stukken, waarbij de magistraat den crediteuren van den boedel van J. Goltsteyn hunne aanspraken op het halve veer afkoopt. 1708. 2 stukken.
221.
Schrijven van den richter van de Neder-Betuwe aan den magistraat met aanmaning om de belasting, verschuldigd van den aankoop van het halve veer, en de boete, verschuldigd door de niet-tijdige betaling dier belasting, te voldoen. 1710. (Afschrift). 1 stuk.
222.
Leenbrieven van Kuilenburg, waarbij J. de Leeuw en daarna de stad met het halve veer beleend worden. 1708, 1717, 1719, 1727, 1741. 5 charters.
223.
Verklaring van den leengriffier van Kuilenburg, dat mr J. Teschemaker ten behoeve der stad met het halve veer beleend is. 1753. 1 stuk.
224.
Uitspraak van het adellijk gericht van Kesteren tusschen Berent Adriaens, veerman te Wijk, en Dirck Harman Janss. over het recht van overvaren der rivier. 1655. (Afschrift). 1 stuk.
225.
Stukken betreffende een geschil tusschen J. Walewijn, als pachter van 2/3 van de helft van het veer, behoorende aan de domeinen van wijlen koning Willen III, en M. de Leeuw, als eigenaar van de andere helft van het veer. 1703 en 1704.1 omslag.
226.
Akte, waarbij J. de Leeuw aan J. Walewijn het veerhuis en het halve veer verpacht. 1707. (Afschrift). 1 stuk. Zie ook nr. 119
b. Stukken betreffende het veerhuis te Wijk.
NB.
Het veerhuis werd in 1646 door den heer van Wijnbergen van den vroegeren veerman aangekocht en kwam later ook aan den heer 44
Hoeuft en vervolgens aan den heer de Leeuw, die het tegelijk met het halve veer aan de stad verkocht. Daar het huis op Stichtschen bodem stond, hebben de heer van Goltsteyn en zijne rechtverkrijgenden daarop nooit aanspraak gemaakt. - Zie ook de nrs. 119, 210, 214, 217 en 226.
227.
Conditiën van den verkoop van het veerhuis en de schuiten, daarbij behoorende. 1646. 2 stukken. NB.
228.
De verkooping geschiedde door de crediteuren van de weduwe van den veerman Jan Anthoniss. Damen aan jhr L. van Wijnbergen.
Extract uit de koopconditiën van het veerhuis. 1680. 1 stuk. NB.
Verkooper was P. van der Lith, exploiteur van het huis- en haardstedegeld, kooper jhr J.H. Hoeuft.
229.
Stukken uit eene procedure, gevoerd voor de Gedeputeerde Staten van Utrecht door J.H. Hoeuft, eigenaar van het veerhuis, tegen P. van der Lith, exploiteur van het huis- en haardstedegeld, die dit veer wegens wanbetaling der ongelden heeft verkocht. 1682. 1 omslag.
230.
Extract uit de resolutiën van het college van den Lekdijk Bovendams, waarbij aan M. de Leeuw gelast wordt het hek, gesteld voor het veerhuis, te verwijderen. 1696. 1 stuk.
231.
Quitantie van het enkel en het dubbel huisgeld van het veerhuis, betaald door den heer de Leeuw. 1709. 1 stuk.
232.
Akte van overdracht van het veerhuis door den gemachtigde van H. de Leeuw aan den magistraat. 1708. 1 charter.
c. Stukken betreffende de vicarie van St Thomas in de St Janskerk te Wijk.
NB.
Tot de goederen dezer in 1723 door de stad aangekochte vicarie behoorde ook 1/6 van het veer. - Deze vicarie wordt ook wel (naar een vroegeren bezitter) de vicarie van Paludanus genoemd. 45
233.
Eigendomsbewijzen en andere stukken betreffende de vicarie. 16251683. 1 omslag.
234.
Stukken betreffende het confereeren der vicarie. 1643- 1683. 2 stukken.
235.
Stukken betreffende den aankoop der vicarie door den magistraat. 1722 en 1723. 1 omslag. NB.
De stad kocht het collatierecht en benoemde een sterfman tot vicaris.
236.
Stukken betreffende het verhuren en beheeren van 3 morgen land, gelegen op den Horn onder Wijk, behoorende aan de vicarie. 16431703. 1 omslag.
237.
Stukken betreffende het verhuren van een morgen land, gelegen buiten de Veldpoort, behoorende aan de vicarie. 1655-1729. 1 omslag.
238.
Stukken betreffende het verpachten van 1/6 van het veer, behoorende aan de vicarie. 1671-1680. 2 stukken.
239.
Request van de weduwe Stochius, als voogdes van haar zoon, bezitter van 1/6 van het veer, aan het hof van Utrecht om van den pachter van het veer betaling der haar verschuldigde pachtpenningen te erlangen. 1690. Met bijlage, zijnde de conditiën der verpachting dd. 1685. (Afschrift). 1 omslag.
d. Stukken betreffenden den Duviksweerd.
NB.
De Duviksweerd, erfpachtsgoed van de domeinen van Utrecht, behoorde van 1594 tot 1657 aan de stad.
240.
Stukken betreffende een geschil tusschen de Staten van Utrecht en den magistraat over het recht van aardhaling uit den Duviksweerd, den burgers van Wijk toekomende, en de eindovereenkomst, waarbij de stad den weerd van de domeinen in erfpacht neemt. 1593 en 1594. (Geliasseerd). 1 pak. 46
NB.
Zie over dit recht van aardhaling ook nr. 92.
241.
Sententie van het college van den Lekdijk Bovendams, waarbij ten verzoeke van den magistraat aan G. Uutterweert het recht van aardhaling uit den Duviksweerd ontzegd wordt. 1615. 1 charter
242.
Memoriën en andere stukken, uitgaande van den magistraat, waarin aan het college van den Lekdijk Bovendams het recht ontzegd wordt om de aarde, benoo-digd voor het Onze-Lieve-Vrouwenhoofd, uit den Duviksweerd te halen. 1646. 1 omslag.
243.
Stukken betreffende den verkoop van den Duviksweerd en den Rijnsweerd c.a. door den magistraat aan S. van Breugel. 1656 en 1657. 1 omslag.
244.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en S. van Breugel, die den Duviksweerd van den magistraat had gekocht, zonder dat daarbij door den magistraat was gesproken over het recht van uitweg, dat de eigenaar van zekeren boomgaard in der tijd van de stad verkregen had, en waarover van Breugel nu wordt aangesproken. 1663. Met afschriften van stukken uit het geschil tusschen den magistraat en den eigenaar van den boomgaard dd. 1632 en 1633. 1 omslag.
e. Stukken betreffende andere goederen.
245.
Akte van verkoop van een akker land te Derthesen tusschen de Goyerweteringe en de Meent door Johan van der Yer aan den heer van Abcoude en de poorte van Wijck. 1367. (Afschrift van c. 1650). 1 omslag.
246.
Akte van overdracht door Keizer Karel V van een huis en hofstede benevens de Hoenrepoort aan de stad. 1546. 1 charter.
247.
Akte van overdracht door Johan Tilborgh van eene plecht op een huis in de Peperstraat aan de stad. 1704. 1 charter.
248.
Akte van overdracht door Gerrigje van Suilensteyn van een huis en erf 47
in de Nieuwstraat aan de stad. 1715. 1 charter.
249.
Akte van overdracht door Hendrikje van Valburch, weduwe de Wijs, van een schuurtje op het kerkhof aan de stad. 1727. 1 charter.
250.
Leenbrieven van Kuilenburg, waarbij de stad beleend wordt met den 'Duyvesteert' in de maalschap van Rijswijk. 1751 en 1793. 3 charters. NB.
251.
De leenbrief van 1751 is in twee exemplaren voorhanden.
Eigendomsbewijzen van een stuk land, genaamd de 'Strooybantsche kapel', verworven door de stad in 1754. 1 omslag en 2 charters.
251a. Conditiën van de verhuring van drie morgen land genaamd de 'Strooijbandse Capele', 1808. 1 stuk.
252.
Akte van verkoop door Willem Verhel van een huis bij de Vrouwenpoort aan de stad. 1764. 1 stuk.
253.
Akte van overdracht door Willem Verhel van een huis bij de Vrouwenpoort aan de stad. 1764. 1 charter.
254.
Gerechtsbrief van Wijk, houdende getuigenis van verschillende personen omtrent de voorwaarden, waaronder de stad in der tijd aan Anthonis van Covelens zeker erf ten gebruike gegeven heeft. 1545. Met akte, waarbij de stad dit erf aan Valderick Anthonisz. ten gebruike geeft. 1547. 2 charters.
255.
Stukken betreffende de verwijdering van G. Oorschot uit het huis, dat hij van de gemeente in gebruik heeft. 1795. 2 stukken.
256.
Gerechtsbrief van Wijk, waarbij de stad aan Jan die Cock 13 roeden land in erfpacht geeft. 1514. 1 charter.
257.
'Erfpagtboek'. Register van erfpachtsbrieven, uitgegeven door het stadsbestuur en de regenten van het gasthuis en van daarbij behoorende renversalen. 1762-1815. 1 deel. 48
258.
Quitantiën van betaald huisgeld van den molen (bij den stadsmuur?) 1686 en 1696. (Afschrift van 1719). 1 stuk.
259.
Stukken betreffende een geschil tusschen de stad en het kapittel van Oudmunster te Utrecht over de erfpacht van een stuk land aan den Hoogen waard, die de stad aan het kapittel zou schuldig zijn. 1685. 2 stukken.
260.
Rapport van eene commissie uit den magistraat betreffende de voorgewende rechten van den oud-burgemeester Bitter op zekeren bij zijn huis gelegen boomgaard, met bijlagen. 1701. 1 omslag.
261.
Akte, waarbij H. Stochius erkent aan de stad eene jaarlijksche rente van 6 gulden 5 stuivers, losbaar met 100 gulden, schuldig te zijn. 1627. 1 stuk.
261a. Stukken betreffende verhuring van drie morgen bouwland op de 'Horn', 1800-1808. 1 omslag.
261b. Akte van overdracht door Anthonius Verweij aan mr. Willem Popkens van een boomgaard, een hofke en een hofke of boomgaard aan de Lekdijk, waarbij de beide laatste bezwaard blijken te zijn met een erfpacht ten behoeve van de stad Wijk bij Duurstede, 1808, 1 stuk.
49
B. STUKKEN BETREFFENDE HET STADSBESTUUR (FINANCIËN).
I. STUKKEN BETREFFENDE DE FINANCIËN DER STAD IN HET ALGEMEEN.
NB.
Zie ook nr. 85.
262.
Resolutiën in financieele zaken, genomen door den magistraat. 16961713, 1720-1731. 1 omslag.
263.
Request van Aert van Leuwen, ontvanger van de contributiën in Buren en Kuilenburg en commies te Wijk van den ontvanger-generaal der Unie, aan Zijne Exc. om vrijstelling van de lasten, waarvoor hij wegens het kerspel van Eck wordt aangesproken. Met gunstige beschikking. 1594. 2 stukken.
NB.
Daar in de beschikking de woorden, waarbij aan het kerspel van Eck en allen anderen verboden wordt hem te belasten, onderstreept zijn, is het stuk vermoedelijk door hem aan den magistraat van Wijk overgelegd om zijn recht van vrijdom te bewijzen.
264.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en de inwoners der vrijheid, die zich beklagen in verschillende stedelijke lasten te hoog aangeslagen te zijn. 1622. 1 omslag.
265.
Stukken betreffende bezwaren, door het kapittel en de vicarissen in de St Janskerk te Wijk, het convent van Maria Magdalena aldaar en het kapittel van Oudmunster te Utrecht ingebracht tegen hun aanslag in de stedelijke lasten. 1591-1628. 1 omslag.
266.
Stukken betreffende klachten van den magistraat bij de Staten van Utrecht over den druk van het huisgeld en pogingen tot redres der stedelijke financiën in het algemeen. 1632-1660. 1 omslag.
50
267.
Staten-ordinaris van het inkomen en de uitgaven der stad. 1640, 1642, 1647/8 en 2 ongedateerd. 1 omslag. NB.
268.
De staten van 1640 en 1647/8 zijn in twee exemplaren voorhanden.
Ordonnantie van den magistraat op het middel der wijnen,gearresteerd 1687. (Minuut). Hierbij eene lijst dergenen, die moeten contribueeren in deze impost. 1705. 2 stukken. NB.
De opbrengst van den impost werd tusschen de kantoren van den kameraar en van den thesaurier verdeeld.
269.
Rapport eener commissie uit den magistraat omtrent den staat der stedelijke kantoren. 1692. 1 omslag.
270.
Memorie van verschotten en vacatiën van den burgemeester Wyborgh ten dienste der stad. Met bijlagen 1672. 1 omslag. NB.
De meeste bijlagen zijn teruggebracht tot de serieën, waaruit zij door den rendant waren gelicht, vele o.a. tot nr. 455.
271.
Stukken betreffende de afrekening tusschen den magistraat en den oud-burgemeester Wyborgh wegens verschillende stedelijke kantoren. 1657-1688. 1 omslag.
272.
Request van den organist J.C. Pistorius aan den magistraat om ordonnantie van betaling wegens het hem verschuldigde. 1658. 1 stuk.
273.
Request van mr J. Bitter, oud-burgemeester der stad, aan het hof van Utrecht om citatie van den magistraat, die weigerachtig blijft de door hem ten behoeve eener loterij verschoten penningen te voldoen. Met appointement van het hof. 1706. (Afschrift). 1 stuk.
274.
Request van J. Walewijn. pachter van het veer, aan den magistraat om te mogen liquideeren met de stad over hetgeen partijen elkander schuldig zijn. (c. 1712). (Afschrift). 1 stuk.
51
II. STUKKEN BETREFFENDE DE STADSKANTOREN.
a. Stukken betreffende het kantoor van den kameraar.
NB.
De Kameraar was vóór de invoering der Statenimposten de eenige rekenplichtige ambtenaar van het stadsbestuur. De vóór dien tijd ingevoerde stedelijke belastingen, zooals de accijnzen, ressorteeren dan ook allen onder zijn kantoor. - Zie ook de nrs. 7, 104 en 108.
275.
Rekeningen van den kameraar. 1546-1547 [NB = inv.nr. 26], 15791580, 1581-1583, 1588-1589, 1591-1592, 1592-1593, 15931594,1594-1595,1595-1596, 1597-1599, 1601-1734, 1735-1736, 1737-1746, 1747-1749, 1750-1759, 1760-1771, 1772-1786, 17871790, 1791-1792, 1793-1803, 1805-1808, 1809-1811. 14 pakken.
275-1. 1579-1606 (1 pak). 275-2. 1607-1630 (1 pak). 275-3. 1631-1651 (1 pak). 275-4. 1652-1666 (1 pak). 275-5. 1667-1678 (1 pak). 275-6. 1679-1697 (1 pak). 275-7. 1698-1712 (1 pak).
NB.
275bis.
275-8. 1713-1725 (1 pak). 275-9. 1726-1748 (1 pak). 275-10. 1749-1764 (1 pak). 275-11. 1765-1776 (1 pak). 275-12. 1777-1790 (1 pak). 275-13. 1791-1806 (1 pak). 275-14. 1807-1811 (1 pak).
Vóór 1751 loopen deze rekeningen in den regel van Victoris (10 October) tot Victoris, na 1751 van 20 October tot 20 October. Vermoedelijk is dit laatste reeds met het invoeren van den Gregoriaanschen stijl in 1700 de termijn geworden, dien men echter tot 1751 Victoris is blijven noemen. Voor de rekening van 1546-1547 zie men nr. 26.
1602-1604, 1611-1612, 1613-1614, 1619-1621, 1622-1623, 1691-1692, 1706-1707, 1787-1790, 1793-1794, 1809-1811. 1 pak.
* ontbreekt: 1613-1614, 1706-1707, 1787, 1790, 1793-1794,
276.
11-95 (HM).
Appendix-rekening van den kameraar over de jaren 1800-1803. 1 stuk. 52
277.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekeningen van den kameraar. 1602-1798. 1 omslag.
278.
Rentebrieven ten laste der stad, uitgegeven 1499-1743, afgelost 16461748. 2 stukken en 24 stuks, opgeborgen bij de charters. NB.
Van eenige rentebrieven blijkt de datum van aflossing niet.
279.
Akte, waarbij Aeltje de Bye, echtgenoote van J. Ackermans, en hare broeders en zusters hun man en zwager machtigen tot het ontvangen der achterstallige renten van een lijfrentebrief ten laste der stad. Met akte, waarbij J. Ackermans deze opdracht aanvaardt. 1685. 2 stukken.
280.
Akten van garand van de leden van den magistraat voor diegenen hunner, die de obligatie van ƒ 400,-, verkocht aan den procureur Gartsen, geteekend hebben. 1684. 1 stuk.
281.
Register van restanten van de kantoren van den kameraar, den ontvanger der gebeneficeerde goederen, den kerkmeester en den potmeester. 1678-1683. 1 deel.
282.
Restantenlijsten van het kantoor van den kameraar. 1672- 1683; 1809-1810. 1 omslag.
283.
Rekening van restanten van het kantoor van den kameraar. (1690?). 1 katern.
284.
Rekening van restanten der kameraars- en kerkerekeningen, afgehoord 1695. 1 katern.
285.
Staten van ontvang en uitgaaf van den kameraar. 1786-1787, 18071808. 1 omslag.
286.
Overzichten van de sloten der kameraarsrekeningen. 1656-1675. 1 omslag.
287.
Rekening-courant tusschen den magistraat en B.W. de Fouchier, als 53
kameraar, rentmeester van het gasthuis en waarnemend kerkmeester. 1749. 1 stuk.
288.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en B.W. de Fouchier, gewezen kameraar en rentmeester van het gasthuis. 1751. 2 stukken.
289.
Requesten van den magistraat aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om uitbetaling te ontvangen van zekere jaarlijksche en tweejaarlijksche uitkeeringen uit het kantoor der domeinen ten dienste van de schutterij en den doelen. 1664-1699. 1 omslag. NB.
Het laatste request dd. 1699 betreft ook de ketel- en biergruit. Zie ook nr. 431.
290.
Conditiën van de verkooping van het materiaal, gekomen van het afgebroken stadhuis. 1660. 1 stuk.
291.
Conditiën van de verhuring van eenige erven, liggende bij den stadswal. 1693. 2 stukken
292.
Conditiën van de verkooping van het hooigras aan den stadssingel en bij het kasteel. 1773. 1 stuk.
293.
Conditiën van de verkooping van de boomen, staande op de plantage van het kasteel. 1782. 2 stukken.
294.
Conditiën van de verkooping van den mest, liggende voor den stadsstal (corps de garde) en bij de pompen. 1795. 1 stuk.
295.
Conditiën van de verkooping der stadsasch. 1795. 1 stuk.
296.
Conditiën van de verkooping van elzenhout en snoeiling, staande op de stadsplantage, en van eene legerkar. 1795 en 1796. 1 omslag. NB.
297.
De conditiën van 1796 zijn in twee exemplaren voorhanden.
Conditiën van de verkooping van gekloofd eikenhout, liggende op het erf van het gasthuis, door den kameraar, 1796. 1 stuk. 54
298.
Conditiën van de verkooping van elzen- en wilgenhout, liggende buiten de Vrouwenpoort. 1801. 1 katern.
299.
Conditiën van de verkooping van snoeihout, liggende op den stadssingel. 1802. 1 katern.
299a. Conditiën van de verkoping van snoeihout, afkomstig van de Stadsplantagie, 1804, 1 katern.
300.
Request van L. Knijff aan den magistraat om de door hem gekochte boomen reeds vóór de betaling te mogen wegvoeren. (c. 1750). 1 stuk.
301.
Rekeningen van den collecteur van den accijns op de tappers. October 1631-October 1632, April 1636-April 1637. 2 katernen. NB.
302.
Van de tweede rekening is de secretaris der stad rendant; de tappers hadden toen met den magistraat omtrent dezen accijns geaccordeerd.
Register van verpachtingen der stedelijke accijnzen. 1708-1747. 1 deel. NB.
Voor de vroegere verpachtingen zie men nr. 316.
302a. Conditiën van de verpachting van diverse stadsimposten, 1803 en 1808, 2 katernen.
303.
Rekening van de administratie van den Duviksweerd, gedaan door den kameraar. 1638. 1 katern.
304.
Rekening van de administratie van de helft van den Hoogen waard, gedaan door den kameraar. 1638. 1 katern.
b. Stukken betreffende het kantoor van den ontvanger der stadsimposten of thesaurier. 55
NB.
De Statenimposten werden in 1578 ingevoerd en door de steden ten eigen bate aangewend. Dit gaf aanleiding tot het instellen van het kantoor van den ontvanger der stads- (eigenlijk Staten-) imposten. De naam thesaurier kwam omstreeks 1710 in gebruik, de naam ontvanger der stadsimposten verdween geheel in 1749, toen de inning der stadsimposten tegelijk met de toen door de Staten ingevoerde consumtiemiddelen op den boek- en kashouder der middelen overging. Zie ook nr. 108.
305. Rekeningen van den ontvanger der stadsimposten of thesaurier. 15951607, 1608-1611, 1613-1616, 1617-1673, 1674-1693, 1694-1699, 17011733, 1734-1743, 1744-1749, 1750-1778, 1779-1785, 1787-1788, 17891791, 1793-1798, 1801-1802, 1803-1809, 1811. 21 pakken en 3 omslagen. 305-1. 1595-1607 305-2. 1608-1611(1 omslag) 305-3. 1613-1616(1 omslag) 305-4. 1617-1639 305-5. 1640-1646(1 omslag) 305-6. 1647-1652 305-7. 1653-1658 305-8. 1659-1664 305-9. 1665-1670 305-10. 1671-1677 305-11. 1678-1686 305-12. 1687-1696 NB.
305-13. 1696-1705 305-14. 1706-1712 305-15. 1713-1719 305-16. 1720-1728 305-17. 1729-1738 305-18. 1739-1749 305-19. 1750-1761 305-20. 1762-1770 305-21. 1771-1780 305-22. 1781-1790 305-23. 1791-1804 305-24. 1805-1811
Deze rekeningen loopen in den regel van 1 Mei tot 30 April, maar van 1653 tot 1756 van 1 Augustus (o.s.) of 12 Augustus (n.s.) tot 31 Juli (o.s.) of 11 Augustus (n.s.).
305bis.
1617-1618, 1621-1624, 1692-1693, 1719-1720, 1787-1788, 1790-1791, 1807-1808, 1811. 1 pak.
305ter.
1807. 1 katern.
306.
Appendix-rekeningen van de ontvangers der stadsimposten, afgehoord 1602 en 1606. 2 stukken.
307.
Extraordinaris rekeningen van den ontvanger der stadsimposten. 1630-1631, 1632-1635. 1 omslag. 56
NB.
308.
Deze rekeningen behelzen de inkomsten en uitgaven, die in den regel in de ordinaris rekeningen als buitengewone inkomsten en uitgaven worden opgenomen.
Acquitten en ordonnantiën van betaling, overgelegd door den ontvanger der stadsimposten G. Schagen. 1645-1666. 1 pak. * Laatste jaar is niet 1666 maar 1656, 11-95 (HM).
309.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekeningen van den ontvanger der stadsimposten of thesaurier. 1701-1710, 1711-1730, 1731-1732, 1735-1737, 1741-1748. 4 pakken.
309-1. 1701-1709. (1 pak). 309-3. 1718-1728. (1 pak). 309-2. 1710-1717. (1 pak). 309-4. 1729-1748. (1 pak).
310.
Stukken betreffende de afrekening tusschen de stad en de advocaten van Ewijck en de Wijs. 1684. 1 omslag.
311.
Manualen van den ontvanger der stadsimposten of thesauriers. 16741675, 1806-1808, 1810. 1 omslag.
312.
Restantenlijsten van het kantoor van den ontvanger der stadsimposten. 1673-1704. 1 omslag.
313.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en den oudburgemeester G. Schagen, als oud-ontvanger der stadsimposten. 1683-1697. 2 stukken.
314.
Stukken betreffende de administratie van den ontvanger der stadsimposten Valck. 1700-1706. 1 omslag.
315.
Rapport van de commissie van financiën aan den magistraat betreffende de afrekening met de erfgenamen van den thesaurier A. Kohl. (1716). 1 stuk.
316.
'Pachtboek'. Register van verpachtingen van stadsimposten. 15961660, 1660-1679, 1680-1708, 1720-1748. 4 deelen. 57
316-1. 1596-1660. (1 deel). 316-3. 1680-1708.(1 deel). 316-2. 1661-1679. (1 deel). 316-4. 1720-1748.(1 deel). NB.
In het 1e en het 2e deel (1596-1679) zijn ook de verpachtingen der stedelijke accijnzen opgenomen.
317.
Register, houdende kladaanteekening van de verpachting der stadsimposten. 1675-1704. 1 deel.
318.
Request van den erfgenaam van den pachter der stadsimposten aan den magistraat om vrijstelling wegens achterstallige schuld. Met afwijzende beschikking. 1682. 1 katern.
319.
Rekeningen van den collecteur van den impost op het uitgaande koren. November 1574-Augustus 1575, November 1584-Augustus 1585. 1 pak. NB.
De eerste rekening handelt ook over de imposten op het bestiaal en het gemaal.
320.
Rekeningen van den collecteur van den stadsimpost op de burgerbieren. November 1589-April 1590, Mei 1590-October 1590, November 1635-April 1636, November 1636-April 1637. 1 pak.
321.
Stukken betreffende een geschil van den magistraat met den Domproost en het Domkapittel te Utrecht en andere geërfden onder Koten en Dwarsdijk, die zich beklagen door den magistraat in het grasgeld te zijn aangeslagen. 1629. 1 omslag. NB 1 Het grasgeld was eene belasting op koeien en paarden. NB 2 Inv.nr. 321 ontbreekt: geconstateerd 11-11-2004 LV.
c. Stukken betreffende het kantoor van den boek- en kashouder der middelen van consumtie.
NB.
Een afzonderlijk kantoor voor de inning der provinciale en stedelijke consumtiemiddelen kwam in 1749 tot stand, sinds 1751 stond een ambtenaar met den titel van boek- en kashouder der middelen aan het hoofd van dit kantoor. De uitgaven van dit kantoor bestaan 58
grootendeels uit subsidiën aan de andere kantoren.
322.
Stukken betreffende het formeeren van het quohier van de generale taxatie in de middelen van consumtie. 1749 en 1750. 1 omslag.
323.
Manuaal en quohier der generale taxatie in de middelen van consumtie. 1749. 1 deel.
324.
Rekening van de commissarissen over de middelen van consumtie, het palen- of marktgeld, het grasgeld, het uitgaande koren, den uitgaanden mest en het inkomen der stadswagen. 1750-1751. 1 omslag. NB.
325.
Deze commissarissen fungeerden slechts één jaar en werden toen door den boek- en kashouder vervangen.
Rekeningen van den boek- en kashouder der middelen van consumtie. 1751-1782, 1788-1789, 1794-1796, 1797-1798, 1804-1805. 2 pakken.
325-1. 1751-1770. (1 pak). 325-2. 1771-1805. (1 pak). NB.
Deze rekeningen loopen in den regel van 1 Mei tot 30 April.
325bis.
1780-1782, 1795-1796. 1805. 1 pak.
325ter.
1805. 2 stukken
326.
Restantenlijsten van het kantoor van den boek- en kashouder der middelen. 1769-1783. 2 stukken..
327.
Rekening van restanten van de middelen van consumtie van 17721775, afgehoord 1780. 2 stukken. NB.
328.
Deze rekening is in twee exemplaren voorhanden.
Balansen tusschen den magistraat en Dirk Bruyn Georgiesz., boek- en kashouder der middelen. 1768 en 1769. 1 omslag. 59
329.
Staat van ontvang en uitgaaf van den boek- en kashouder der middelen. 1795-1796. 1 stuk.
330.
Formulieren van eeden voor de prijzeerders van het vee, wijnkoopers, brouwers, molenaars, bakkers, slachters en andere handelaren in middelen van consumtie en hunne knechts. 1775. Met aanteekening der eedsafleggingen. 1775-1804. 2 stukken. NB.
331.
Zie de resolutie van den magistraat dd. 18 April 1775.
'Accoordboek'. Register dergenen, die over den impost op de middelen van consumtie met den magistraat hebben geaccordeerd. 1754, 17661768, 1787, 1789, 1793, 1794. 1 pak.
332. Manuaal van W. Vernoy, commissaris van den dagelijkschen aanbreng op de middelen van consumtie. 2 deelen. 332a. Mei 1795-Mei 1796, 332b. Mei 1805-Mei 1806. NB.
De commissaris op den dagelijkschen aanbreng was een ondergeschikt ambtenaar van den boek- en kashouder. Hij had het toezicht op de inning van de middelen van consumtie van diegenen, die over deze belasting niet met den magistraat hadden geaccordeerd.
333.
Memorie, inhoudende hetgeen door de gebruikers in de middelen van consumtie moet worden opgebracht volgens publicatie van het gemeentebestuur dd. 1 Mei 1804. 1 deel.
334.
Conditiën van de verpachting van het palengeld, de belasting op de knollen, en die op den uitgaanden mest. 1794-1796, 1798-1803. 1 omslag. NB.
335.
Deze verpachtingen loopen van 1 Mei tot 30 April.
Rekening van den collecteur van het grasgeld, afgelegd aan den boeken kashouder. 1805. 1 stuk. 60
NB.
336.
Zie het aangeteekende op nr. 321.
Manuaal van den collecteur van het grasgeld. 1805. 1 katern.
d. Stukken betreffende extraordinaris belastingen en rekeningen.
337.
Rekening van A. van Hornhoven van het subsidie, door de Staten van Utrecht aan de stad geschonken tot het maken van den Wijker weg. 1617-1618. 1 stuk.
338.
Rekening van den secretaris van opgenomen gelden en andere buitengewone ontvangsten. 1641-1644, afgehoord 1645. 1 katern.
339.
Rekening van den secretaris van ƒ 6000,--, opgenomen door den magistraat tot verbetering der lakennering, afgehoord 1646. 1 katern.
340.
Rekening van den secretaris van het plaveien der Vischmarkt, afgehoord 1649. 1 katern.
341.
Brieven, ingekomen bij den syndicus G. Schagen, betreffende eene stedelijke leening van 10.000 à 12.000 gulden. 1654 en 1655. 1 omslag.
342.
Rekening van den syndicus wegens opgenomen gelden en de kooppenningen van den Duviksweerd, afgehoord 1657. 1 katern.
343.
Rekening van den tweeden en den derden termijn van de contributie, door den koning van Frankrijk aan de stad opgelegd in 1673, afgehoord 1675. 2 stukken.
344.
Manuaal van de contributie aan den koning van Frankrijk, omgeslagen volgens resolutie van den magistraat en gecommitteerden uit de gilden. 1673. 1 katern.
345.
Stukken betreffende de contributie, de stad door den koning van 61
Frankrijk opgelegd. 1673-1679. 1 omslag.
346.
Stukken betreffende de afrekening tusschen den magistraat en de weduwe van den concierge van het stadhuis Pulters. 1685. 1 omslag.
347.
Stukken betreffende de invordering der belasting van 10% 's jaars, geheven van alle plechten. (c. 1687). 1 omslag.
348.
Rekening van den burgemeester van het maken eener nieuwe houten schoeiing van de Waterpoort tot de Vrouwenpoort in 1693 en 1694, afgehoord 1698. 1 katern.
349.
Rekening van den burgemeester van het vernieuwen der stadsmuren, afgehoord 1698. 1 katern.
350.
Rekening van den thesaurier van de kosten van den aankoop van het halve veer. 1709-1709. Met bijlagen. 1 omslag.
351. Rekeningen van den burgemeester van de kosten van eener pomp voor het gasthuis, afgehoord
het zetten
1712 en 1717. Met bijlagen, behoorende bij de eerste omslag.
rekening. 1
352.
Rekening van den schepen de Fouchier van de kosten van het verdiepen der stadsgracht en het maken eener schoeiing aldaar, afgehoord 1748. 1 stuk.
353.
Rekening van den boek- en kashouder der middelen van het koopen van rogge en het bakken van brood, afgehoord 1770. 1 stuk.
354.
Rekening van den raad L. van Schaik van de kosten van het garnizoen en de fortificatiën, afgehoord 1789. 2 stukken.
355.
Opgaven van hetgeen door den kameraar is uitgegeven ten dienste der doortrekkende troepen, het garnizoen en de versterking der stad. 1787. 1 omslag. 62
356.
Memoriën van extraordinaris uitgaven ten dienste der Fransche en andere troepen, gedaan door den kameraar, den boek- en kashouder der middelen en den thesaurier. 1795. 1 katern.
357.
Bons, door verschillende militairen aan den veerman afgegeven, ten bewijze van hun overtocht over het veer, door den veerman ingeleverd bij den magistraat. 1797. 1 omslag.
III. STUKKEN BETREFFENDE HET OPBRENGEN VAN DE QUOTE DER STAD IN PROVINCIALE BELASTINGEN.
NB.
De in 1749 ingevoerde middelen van consumtie werden door den boek- en kashouder der middelen geïnd. Zie de nrs. 322-331.
a. Stukken betreffende beden en quotisatiën.
NB.
De beden en later de quotisatiën werden omgeslagen over de steden, dorpen en districten der provincie; elke stad was vrij in de wijze, waarop zij hare quote bijeenbracht.
358.
Akte, waarbij Frederik, bisschop van Utrecht, erkent, dat de stad, die geweigerd heeft toe te stemmen in den omslag over de provincie tot betaling van den hertog van Kleef, hem nogtans onverplicht haar aandeel, groot 132 goudguldens, heeft opgebracht. 1510. 1 charter.
359.
Akte, waarbij de provinciale stadhouder vaststelt de wijze, waarop de bede, door de Staten aan den Keizer bij zijne blijde inkomst toegestaan, zal worden opgebracht. 1530. Hierachter: eisch van den procureur-generaal tegen de stad, die haar aandeel in de betaling der bede weigert. (Afschrift). 1 stuk.
360.
Akte, waarbij Keizer Karel V aan de stad haar aandeel in de bede, door de Staten van Utrecht in 1529 toegestaan, kwijtscheldt. 1531. 1 charter.
361.
Lijst der stukken, door den magistraat aan het hof van Utrecht overgegeven, ten bewijze der betalingen, door de stad ten behoeve 63
van het landsheerlijk bewind gedaan. (c. 1576). 1 stuk.
362.
Omslag van de quotisatie. 1627, 1635, 1638. 1 omslag.
363.
Rekeningen van de quotisatie. 1627-1643. 1 pak. * hierin ook de rekeningen van 1594 en 1598, 95-11 NB.
(HM).
Deze quotisatie werd door de ingezetenen der stad jaarlijks in twee termijnen - Paschen en Victoris (10 October) - opgebracht. Oorspronkelijk bestemd ter voldoening van de quote der stad in de provinciale of groote quotisatie, diende zij sinds 1630 hoofdzakelijk tot betaling van de rente van het kapitaal, door de stad van den heer van Oostrum, heer tot Broeckhuysen, opgenomen.
364.
Concept-rekening van de quotisatie. 1627. 1 katern.
365.
Staat van de gelden, samen ƒ 20.000,--, door W. van Oostrum, heer tot Broeckhuysen, voor dertien jaren aan de stad geleend. 1630. Met de daarbij behoorende verantwoording van den secretaris dd. 1646. 2 stukken.
b. Stukken betreffende het oudschildgeld en andere reëele lasten.
NB.
Het oudschildgeld werd in 1539 tijdelijk ingevoerd, en later als vaste belasting op den grond gehandhaafd. Aan alle later ingevoerde grondlasten, zooals het schelling- en het redemtiegeld, werden de blafferds van het oudschildgeld ten grondslag gelegd. De ontvanger dezer belastingen te Wijk maakte ook aanspraak op de inning van het Lekdijks- en het Rijngeld. - Zie ook de nrs. 105-109.
366.
Register der personen, die verplicht zijn bij te dragen in het oudschilden het schellinggeld. (c. 1660). 1 deel.
367.
Blafferds van het oudschildgeld over de vrijheid der stad. 1725, 1755, 1766, 1776, 1786 en 1796. 6 deelen.
367-1. 1725. (1 deel).
367-4.
1776. (1 deel). 64
367-2. 1755. (1 deel). 367-3. 1766. (1 deel).
367-5. 367-6.
367bis.
1776, 1786. 2 delen.
367 bis-1. 367 bis-2.
1776. (1 deel). 1786. (1 deel).
368.
1786. (1 deel). 1796. (1 deel).
Manualen van het oudschild- en het schellinggeld, 1624, 1628, 1641, 1642, 1655(?)-1657, 1659-1666, 1671, 1675, 1684, 1686, 1700(?), 1717. 3 pakken.
368-1. 1624-1661. (1 pak). (met hiaten) 368-2. 1662-1666. (1 pak). 368-3. 1671-1717. (1 pak). (met hiaten) NB.
369.
Stukken betreffende de inning van het redemtiegeld over 1674. 1 omslag. NB.
370.
Het oudschildgeld verviel op Johannis (6 Mei) en Martini (11 November), het schellinggeld op Paschen en Victoris (10 October), de verhooging dezer lasten op Kerstmis. In de manualen van 1684 en 1686 komt ook het redemtiegeld, in dat van 1717 ook het Lekdijksgeld, het Rijngeld, de 25 stuivers reëel en personeel en het kersgeld voor. Sinds 1700 ontbreekt het schellinggeld.
Het redemtiegeld strekte tot afbetaling der door de Franschen bedongen gelden.
Manualen van het redemtiegeld. 1674-1676. 1 pak. NB.
Zie ook nr. 368.
371.
Quohier van de belasting op de bezaaide landen. 1676. 1 omslag.
372.
Restantenlijsten van het oudschildgeld en andere reëele lasten. 1657, 1675-1677, 1685-1686. 1 pak. 65
373.
Memorie van restanten van bruikers van landen, behoorende aan de domeinen, het convent van Maria Magdalena, het Ewoud- en Elisabethgasthuis en het kapittel van St Jan te Wijk, in het oudschild-, het schelling- en het redemtiegeld. 1669-1676. 1 omslag.
374.
Stukken betreffende het arrest, door G. Mom, ontvanger van het oudschildgeld, gelegd op de goederen der weduwe van Kest, en den afstand dier goederen door die weduwe aan den ontvanger. 1752. Hierbij ook extracten uit de resolutiën van den magistraat omtrent 13 mud weit, die voornoemde weduwe uit deze goederen jaarlijks aan de kerk moet opbrengen. 1751 en 1752. 1 omslag.
375.
Request van P. van der Lith, deurwaarder te Wijk, aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht. Met beschikking, waarbij hij wordt gemachtigd verschillende schuldenaren van het kantoor van den ontvanger van het oudschildgeld, het convent van Maria Magdalena, het kapittel van St Jan, het gasthuis en de domeinen te executeeren. 1678. 1 omslag.
376.
Specificatie van hetgeen de advocaat van Rijssen verdiend heeft in verschillende processen, door hem gevoerd voor P. van der Lith, deurwaarder te Wijk. (1681). 1 omslag.
377.
Publicatie van de Staten van Utrecht betreffende de remissie van een gedeelte van het oudschildgeld aan verschillende gerechten en dorpen. 1669. (Gedrukt). 1 omslag. NB.
Wijk werd voor 2/3 vrijgesteld.
378.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en W. van Oostrum, heer van Brouchuysen, over de gadering van het oudschilden het schellinggeld. 1636. 1 omslag.
379.
Afrekening tusschen den magistraat en den ontvanger van het oudschildgeld van Sandick. 1681. 1 omslag.
380.
Stukken betreffende de achterstallen van J. de Wijs, ontvanger van het oudschildgeld, aan het Statenkantoor te Utrecht. 1686 en 1687. 1 omslag. 66
381.
Schrijven van Z.H. aan den magistraat benevens antwoord van den magistraat aan Z.H. met vele bijlagen, betreffende het geschil tusschen den magistraat en G. Mom, ontvanger van het oudschildgeld, wegens uitkeeringen, door deze aan het kantoor van den kameraar verschuldigd, en wegens de gadering van de binnenlandsche kosten en het Lekdijksgeld, die naar het oordeel van Mom tot de functiën van den ontvanger behoort. 1767. Met de uitspraak der arbiters dd. 1768. 1 pak.
c. Stukken betreffende het huis- en het haardstedegeld.
NB.
Het huisgeld werd reeds in 1512 ingevoerd; later kwam daarnaast nog het dubbel huisgeld in zwang. In 1627 versmolten het enkel en het dubbel huisgeld tot ééne belasting, eerst het huisgeld geheeten, later, toen een nieuw dubbel huisgeld werd ingesteld, het enkel huisgeld genoemd. Het enkel en het dubbel huisgeld en het later ingestelde haardstede- of schoorsteengeld werden steeds door één ontvanger geïnd. - Zie ook nr. 108.
382.
Rekeningen van den ontvanger van het dubbel huisgeld. 1622-1627. 1 omslag. NB.
382bis.
383.
Deze rekeningen loopen van Paschen tot Paschen.
1623-1625. 1 omslag.
Rekeningen van den ontvanger van het (enkel) huisgeld. 1627-1650, 1651-1738, 1739-1772, 1773-1790, 1792-1793. 3 pakken.
383-1. 1627-1700. (1 pak). 383-2. 1701-1759. (1 pak). 383-3. 1760-1793. (1 pak). NB.
Deze rekeningen loopen van Paschen tot Paschen. - Bij magistraatsresolutiën van 19 Maart en 26 November 1759 werden de gecommitteerden tot directie der stadsfinanciën voorloopig tot het gaderen van het enkel en het dubbel huisgeld en het haardstedegeld geautoriseerd. Door de late inning dezer lasten vond dit reeds zijne toepassing over 1756-1757. De lasten over 1762-1763 werden weder verantwoord door den 8 October 1764 aangestelden ontvanger. - Over de jaren 175667
1780 bevat de rekening tevens het quohier van het huisgeld, in de andere jaren wordt daarnaar verwezen. * niet aanwezig: 1761, 1773, 1778, 1791-1792,
11-95 (HM).
383bis.
1684-1685, 1690-1693, 1780-1782, 1785-1789.omslag.
383ter.
1692-1693. 1 katern.
384.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekeningen van den ontvanger van het enkel huisgeld. 1711-1713. 1 omslag.
385.
Rekeningen van den ontvanger van het dubbel huisgeld. 1673-1677, 1678-1734, 1735-1772, 1773-1790, 1792-1793. 3 pakken.
385-1. 1673-1717. (1 pak). 385-2. 1718-1766. (1 pak). 385-3. 1767-1792. (1 pak). * niet aanwezig bij inv.nr. 385-3: 1773, 1791(HM). NB.
385bis.
1792, 11-95
Deze rekeningen loopen van Paschen tot Paschen. - Zie het aangeteekende op nr. 383.
1691-1693, 1780-1781, 1786-1788, 1792-1793. 1 omslag. * niet aanwezig: 1786-1787, 11-95 (HM).
385ter.
1692-1693. 1 katern.
386.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekening van den ontvanger van het dubbel huisgeld. 1713-1714. 1 omslag.
387.
Rekeningen van den ontvanger van het haardstedegeld. 1745-1772, 1773-1790, 1792-1793. 2 pakken.
387-1. 1745-1772. (1 pak). 387-2. 1773-1792. (1 pak). 68
* bij inv.nr. 387-2: 1773 niet aanwezig, 11-95 (HM). NB.
387bis.
388.
Deze rekeningen loopen van Paschen tot Paschen. - Zie het aangeteekende op nr. 383.
1780-1782, 1786-1789. 1 omslag.
Rekeningen van den ontvanger van het enkel en het dubbel huisgeld en het haardstedegeld. 1790-1792, 1793-1796, 1804-1805. 1 omslag. NB.
388bis.
Deze rekeningen loopen van Paschen tot Paschen. - Over 1792-1793 werden drie afzonderlijke rekeningen afgelegd. Zie de nrs. 383, 385 en 387.
1790-1792, 1804-1805. 1 omslag. * niet aanwezig: 1790-1791, 11-95 (HM).
389.
Manuaal van den ontvanger van het dubbel huisgeld en de verhooging der quotisatie. 1621. 1 katern.
390.
Manualen van den ontvanger van het enkel huisgeld. c. 1700, 17161717. 2 stukken. NB.
391.
Het eerste manuaal heeft ook betrekking op het dubbel huisgeld.
Manualen van den ontvanger van het dubbel huisgeld. 1716-1717, c. 1760. 2 stukken.
391-1. 1716-1717. (1 omslag) 391-2. c. 1760. (1 deel). NB.
Zie ook nr. 390.
392.
Manuaal van den ontvanger van het haardstedegeld. (c. 1760). 1 deel.
393.
Manualen van den ontvanger van het enkel en het dubbel huisgeld en 69
het haardstedegeld. 1783-1784, 1785-1786. 2 katernen.
394.
Stukken betreffende de inning van het enkel en het dubbel huisgeld en het haardstedegeld. 1683-1684. 1 omslag.
395.
Restantenlijst van het huisgeld. 1626-1630. 1 stuk.
396.
Restantenlijsten van het enkel en het dubbel huisgeld. 1676-1691. 1 omslag.
397.
Restantenlijsten van het enkel en het dubbel huisgeld en het haardstedegeld. 1753-1797. 1 omslag.
398.
Rekening van restanten van het enkel en het dubbel huisgeld, afgehoord 1695. 1 katern.
399.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekening, vermeld onder nr. 398. (Geliasseerd). 1 omslag.
400.
Rekeningen van de weduwe van den ontvanger G. Vermeulen wegens restanten van het enkel en het dubbel huisgeld en het haardstedegeld over 1743-1748, afgehoord ten overstaan van het hof van Utrecht. 1749. 1 omslag. NB.
Deze rekeningen werden afgehoord ten overstaan van het hof, omdat er geschil was tusschen den magistraat en de weduwe Vermeulen. Zie ook nr. 415.
401.
Concept-rekening van restanten van het enkel en het dubbel huisgeld en het haardstedegeld. 1786-1787. 2 stukken.
402.
Rekening van achterstallig huisgeld en andere inschulden der stad, afgehoord 1810. Met eenige aanteekeningen hieromtrent. 1 omslag.
403.
Stukken betreffende aanvragen aan den magistraat omtrent afschrijvingen van het huisgeld. 1651-1750. 1 omslag.
70
404.
Stukken betreffende het verkoopen van huizen wegens wanbetaling van het enkel en het dubbel huisgeld en het haardstedegeld of het overdragen dezer huizen aan het kantoor der domeinen. 1681-1693. 1 omslag.
405.
Request van de weduwe van Dolder aan den magistraat om een gedeelte der som, door haar echtgenoot wegens de betaling van het haardstedegeld geconsigneerd, te mogen lichten. 1717. 1 stuk. NB.
Van Dolder woonde te Renen en kocht een huis te Wijk; voor de betaling van het haardstedegeld schijnt hij daarom cautie te hebben moeten stellen.
406.
Request van den magistraat aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om afschrijving op het huisgeld van ƒ 1.530,--, door de stad over de jaren 1652-1656 te veel betaald. Met gunstige beschikking. 1660. 2 stukken.
407.
Request van den magistraat aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om afschrijving van het huisgeld van een vervallen huis in den Steenweerd. Met gunstige beschikking. 1749. 1 stuk.
408.
Stukken betreffende de afbetaling van het achterstallige huisgeld, door de stad aan de Staten verschuldigd. 1672-1675. 1 omslag.
409.
Stukken betreffende de betalingen, door den ontvanger van het huisgeld aan het Statenkantoor te Utrecht gedaan. 1675-1693. 1 omslag.
410.
Stukken betreffende de afrekening tusschen den magistraat en J. van Sandick, ontvanger van het huisgeld en rentmeester van het gasthuis, en zijne weduwe A. Ploos van Amstel. 1662-1695. 1 pak. NB.
Het geschil over de afrekening werd ten slotte ter beslechting opgedragen aan de advocaten de Wijs en Bol.
411.
Stukken betreffende de afrekening tusschen den magistraat en den ontvanger van het huisgeld P. Valck. 1674-1695. 1 omslag.
412.
Stukken betreffende het sterfhuis van den gewezen ontvanger van het 71
huisgeld P. Valck. 1706-1716. 1 omslag. NB.
De goederen van Valck werden verkocht en de opbrengst onder den secretaris geconsigneerd, die daaruit op last van den magistraat verschillende betalingen deed.
413.
Akte van borgtocht voor A. van Son als ontvanger van het huisgeld. 1697. 1 stuk.
414.
Extracten uit de resolutiën van den magistraat betreffende de administratie van J. de Wijs als ontvanger van het huisgeld. 1700. 1 stuk.
415.
Stukken betreffende den boedel van den gewezen ontvanger van het huisgeld G. Vermeulen. 1747-1750. 1 pak.
NB.
Vermeulen was bovendien rentmeester der gebeneficieerde goederen, pot- en kerkmeester geweest. Zie ook nr. 400.
416.
Balansen tusschen den magistraat en Dirk Bruyn Georgiesz., ontvanger van het huisgeld. 1768 en 1769. 1 omslag.
417.
Stukken betreffende de afrekening tusschen den magistraat en H. Verkerk, ontvanger van het huisgeld. 1796 en 1797. 2 stukken.
d. Stukken betreffende het hoofd- of familiegeld.
NB.
Het familiegeld werd in 1675 ingevoerd en in 1724 afgeschaft; het werd jaarlijks door de Staten in de provincie geheven, behalve in de jaren 1692-1721, toen er twee heffingen plaats vonden.
418.
Resolutiën van den magistraat betreffende de invordering van het familiegeld. 1675-1683. 2 stukken.
72
419.
Quohieren van het familiegeld. 1675, 1677-1686, 1688-1700 (1e heffing), 1701-1706 (1e heffing), 1707 (1e heffing), 1708-1711 (1e heffing), 1712-1720, 1722-1725. 3 pakken.
419-1. 1675-1698. (1 pak). 419-2. 1699-1706. (1 pak). 419-3. 1707-1725. (1 pak).
419bis.
420.
1679, 1688, 1697 (2e heffing), 1720. 1 omslag
Rekeningen van den ontvanger van het familiegeld. 1675, 1677-1686, 1688-1724. 2 pakken
420-1. 1675-1698. (1 pak). 420-2. 1699-1724. (1 pak). * bij inv.nr. 420-1 niet aanwezig 1693 en 1695, 11-95
420bis.
421.
(HM).
1707-1709. 1 katern.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekeningen van den ontvanger van het familiegeld. 1675, 1677-1681, 1688, 1689, 16911697, 1699-1702, 1704-1706, 1711-1724. 1 pak. NB.
Enkele bijlagen zijn geliasseerd. Bevat eveneens stukken uit de periode 1682-1688 en uit 1690.
422.
Extract uit het manuaal van het familiegeld over de provincie, betreffende den aanslag van Wijk. 1678-1681. 1 katern.
423.
Restantenlijsten van het familiegeld. 1677-1706. 1 omslag.
424.
Lijsten der personen, wien door den magistraat afschrijving van het familiegeld is toegestaan. 1693-1695. 2 stukken.
425.
Request van den Domproost te Utrecht aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht met verzoek om ontheffing van zijn aanslag in het familigeld te Doorn en te Wijk. Met gunstige beschikking. 1690. (Afschrift). 1 stuk. 73
426.
Lijst van landerijen, die voorheen in het familiegeld hebben gecontribueerd, maar nu niet meer aangeslagen zijn, als behoorende aan personen, in de provincie maar buiten de stad en hare vrijheid wonende. (c. 1700). 1 stuk.
427.
Request van den magistraat aan de Staten van Utrecht om vermindering van den aanslag in het familiegeld. Met afwijzende beschikking. 1681. 1 katern. __________
IV. STUKKEN BETREFFENDE BEMOEIINGEN MET RIJKS- EN PROVINCIALE BELASTINGEN, WAARIN DE STAD NIET VOOR EENE BEPAALDE QUOTE IS AANGESLAGEN.
a. Stukken betreffende de generale middelen en andere provinciale belastingen.
428.
Extracten uit het register van de verpachting der generale middelen in de provincie, houdende verschillende bepalingen omtrent het bestiaal. 1582-1635. 1 katern. NB.
Zie ook nr. 319.
429.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en Mathijs IJsbrantsse en Thomas Crauwel, pachters van den impost op de bieren, hangende voor de Gedeputeerde Staten van Utrecht. 1633. 1 omslag.
430.
Stukken betreffende een geschil tusschen de pachters van den impost op de turf en verschillende schippers en voerlieden, die den impost weigeren te betalen, hangende voor de Gedeputeerde Staten van Utrecht. 1677. 1 omslag.
431.
Memorie ten betooge, dat de stad, den impost op de ketelgruit niet in admodiatie genomen hebbende, daarvoor tegenover de provincie niet aansprakelijk is. (1687). Met minuut-schrijven van den magistraat aan de Staten van Utrecht en opgave van wat de brouwers in de ketelgruit moeten betalen. 1660-1687. 1 omslag. 74
NB.
432.
Zie ook nr. 289.
Quohieren der boterpacht. 1684-1688. 1 omslag. NB.
Deze quohieren loopen van 1 Augustus tot 31 Juli. - De boterpacht was door de stad in admodiatie genomen.
433.
Lijst dergenen, die hunne quoten in de boterpacht hebben voldaan. 1684. 1 katern.
434.
Restantenlijsten van de boterpacht. 1684. 1 omslag.
b. Stukken betreffende buitengewone provinciale heffingen.
435.
Aanteekeningen omtrent de gezinnen van verschillende personen, opgemaakt ten dienste der belasting, genaamd de liberale gift. 1748. 2 stukken. NB.
Hierachter: aanteekeningen omtrent verschillende personen, die al of niet van geweer voorzien zijn.
436.
Quitantiën wegens hetgeen door de commissarissen tot de ontvangst der liberale gift over de stad en hare vrijheid in de provinciale kantoren is gestort. 1748. 1 omslag.
437.
Quitantie voor de commissarissen tot de ontvangst van den 100en penning volgens resolutie der Staten van Utrecht dd. 30 Juli 1793 wegens de betaling van de opbrengst dier heffing over Wijk. 1793. 1 stuk.
438.
Aanteekening omtrent de personen, die voor de commissie tot inning der vrijwillige gift volgens publicatie der Representanten van Utrecht dd. 8 Mei 1795 zijn verschenen. Hierbij eene procuratie om voor de commissie te verschijnen. 1795. 2 stukken
439.
Stukken, afkomstig van de commissarissen tot inning van den 50en penning volgens publicatiën der Representanten van Utrecht dd. 21 October en 27 December 1795; 1796. 1 omslag. 75
440.
Akte van aanstelling door den gemeenteraad van commissarissen tot de ontvangst van den 100en penning volgens publicatie van de Representanten van Utrecht dd. 15 April 1796. 1 stuk.
441.
Procuratie voor verschillende personen om te verschijnen voor de commissarissen tot de ontvangst van den 100en penning volgens publicatie van de Representanten van Utrecht dd. 15 April 1796. 1 omslag.
442.
Akte van aanstelling door den gemeenteraad van commissarissen tot de ontvangst van den 50en penning volgens publicatie van de Representanten van Utrecht dd. 19 Augustus 1796. 1 stuk.
443.
Reçu, afgegeven door de commissie tot het onderzoek naar de richtige opbrengst van de heffing van 8% aan het gemeentebestuur wegens de duplicaat-quitantiën, declaratoiren enz. betreffende deze heffing. 1799. 1 stuk.
c. Stukken betreffende de verponding.
444.
Stukken betreffende de invoering en de invordering der verponding. 1806. 2 stukken.
76
C.
STUKKEN BETREFFENDE HET AANDEEL DER STAD IN HET PROVINCIAAL BESTUUR.
__________
I. STUKKEN BETREFFENDE HET PROVINCIAAL BESTUUR IN HET ALGEMEEN.
445.
Beschrijvingsbrieven voor de Staten van Utrecht. Gedeeltelijk met aanwijzing der door de stad gecommitteerde afgevaardigden. 15571559, 1563, 1576, 1580, 1584-1592, 1597, 1598, 1605, 1606, 1609, 1612, 1613, 1616, 1618-1622, 1624-1627, 1629-1631, 1643-1645, 1648, 1652, 1662, 1668-1672, 1674, 1675, 1677-1679, 1682-1687, 1700, 1702-1712, 1714-1720, 1722, 1726, 1728, 1729, 1731, 1732, 1735, 1737, 1739, 1741-1759, 1761-1764, 1766, 1786, 1788, 1791, 1794. 2 pakken.
445-1. 1557-1684. (1 pak). 445-2. 1685-1794. (1 pak). NB.
Oorspronkelijk werden de Staten van Utrecht door het Hof en sinds den opstand door den Domdeken, als voorzitter van het eerste lid (de geestelijkheid), beschreven. Nadat in 1582 het eeste lid was gereorganiseerd, bleef de toenmalige Domdeken, die tot de geligeerden behoorde, met het
beschrijven der Staten belast. Eerst art. 6 van het accoord tusschen het tweede en het derde lid der Staten dd. 13 Februari 1587, waarbij het in 1586 gecasseerde college van geëligeerden werd hersteld, bepaalde, dat de beschrijving voortaan door de Gedeputeerde Staten zou geschieden. (Placaatboek van Utrecht I p. 189).
446.
Brieven van de Staten van Utrecht en hunne Gedeputeerden aan den magistraat, waarin zij aandringen op het zenden van afgevaardigden der Statenvergadering of voor andere provinciale doeleinden en op het nemen eener beslissing omtrent quaestiën, hangende in de 77
Statenvergadering. 1585, 1587, 1589, 1591, 1598, 1627, 1628, 1634, 1649, 1650, 1673, 1683, 1703, 1712, 1747. 1 omslag.
447.
Brieven van afgevaardigden der stad ter Statenvergadering, ingekomen bij den magistraat. 1642-1651. 1 omslag.
448.
Resolutiën, door den magistraat genomen als medelid der Staten van Utrecht. 1643-1668. 1 deel. NB.
Dit deel is gemerkt G.
449.
Resolutiën der Staten van Utrecht, genomen 11 December 1553. (Gelijktijdig afschrift). 1 omslag.
450.
Korte notulen der Staten van Utrecht. 13 Augustus 1710-22 November 1794. (Gedrukt sinds 13 Augustus 1788). (Onvolledig). 8 pakken.
450-1. 1710-1719. (1 pak). 450-5. 1759-1769. (1 pak). 450-2. 1720-1733. (1 pak). 450-6. 1770-1779. (1 pak). 450-3. 1734-1746. (1 pak). 450-7. 1780-1788. (1 pak). 450-4. 1747-1758. (1 pak). 450-8. 1789-1794. (1 pak). NB.
451.
Van enkele vergaderingen zijn twee exemplaren der korte notulen voorhanden.
Korte notulen der pretense Staten van Utrecht, te Utrecht vergaderd. 17 Juni 1787-29 Juni 1787. 1 omslag. NB.
Gedurende de scheuring in de Staten van Utrecht nam Wijk deel aan de patriottische gezinde Statenvergadering te Utrecht.
452.
Korte notulen der Provisioneele Representanten en der Representanten van Utrecht. 6 Februari 1795-14 Juli 1796. (Onvolledig). 1 pak.
453.
Korte notulen der Provisioneele Representanten en der Representanten van Utrecht. 30 Mei 1796-25 Juli 1796. (Onvolledig). 1 omslag. 78
NB.
Deze notulen zijn uitvoeriger dan die vermeld onder nr. 452.
454.
Aanteekeningen van het verhandelde ter Statenvergadering door burgemeester Schagen, gecommitteerde der stad. 1657-1659, 1665. 1 omslag.
455.
Aanteekeningen van het verhandelde ter Statenvergadering door burgemeester Wyborgh, gecommitteerde der stad. 1668, 1672-1675. 1 omslag.
456.
Aanteekeningen van het verhandelde ter Statenvergadering door burgemeester Nieustadt, gecommitteerde der stad. 1682. 1 omslag.
457.
Aanteekeningen van het verhandelde in de vergaderingen der Staten en der Gedeputeerde Staten van Utrecht door D. van Schaik, gecommitteerde der stad. 1 September 1787-8 Augustus 1788. 1 omslag.
458.
Extracten uit de resolutiën der Staten en der Representanten van Utrecht, ingekomen bij den magistraat. 1628-1795. 1 pak.
459.
Afschriften van brieven en stukken, ingekomen bij de Staten van Utrecht. 1588-1795. 1 omslag.
460.
Petitiën van den Raad van State. Met begeleidende brieven van de Staten-generaal aan de Staten van Utrecht. (Afschriften). 1635, 1641, 1645, 1647, 1648, 1649. 1 omslag.
461.
Missiven van de magistraten der steden Utrecht en Amersfoort aan dien van Wijk omtrent verschillende onderwerpen, hangende in de vergadering der Staten van Utrecht. 1622-1748. 1 omslag.
462.
Brieven van verschillende personen aan den magistraat, waarin zij zichzelf of anderen aanbevelen voor betrekkingen, door de Staten of de Staten-generaal te vergeven. 1625-1750. 1 omslag.
79
__________
II.
STUKKEN BETREFFENDE BIJZONDERE ONDERWERPEN, IN DE VERGADERING DER STATEN EN IN DIE DER REPRESENTANTEN AAN DE ORDE GESTELD.
463.
Resolutie van den magistraat, waarbij hij den graaf van Nieuwenaar tot stadhouder nomineert. 1585. 1 stuk.
464.
Briefwisseling van de Staten en de Gedeputeerde Staten van Utrecht met den magistraat over het aannemen van prins Maurits tot stadhouder. 1590. 1 omslag.
465.
Stukken betreffende een geschil tusschen de leden van de ridderschap over het al of niet beschrijven van sommige leden van dit lichaam in de Staten. 1592. 1 omslag.
466.
Brieven aan den magistraat en andere stukken betreffende de beslechting der geschillen in de Staten van Utrecht door de Statengeneraal en den stadhouder. 1610. 1 omslag.
467.
Minuut-aanschrijving van den magistraat aan de gecommitteerden der stad in de Statenvergadering, houdende toestemming in het ontslag van verschillende geëligeerde raden en leden der ridderschap, door den stadhouder voorgesteld. 1618. 1 stuk.
468.
Schrijven van den prins van Oranje aan den magi-straat, waarin Z. Exc. er op aandringt, dat jhr. F. van Suylen van Nyeveldt lid der ridderschap zal kunnen blijven, ook nu hij maarschalk van het Nederkwartier geworden is. 1622. 1 stuk.
469.
Extract uit de resolutiën van de Gedeputeerde Staten van Utrecht, waarbij bepalingen worden gemaakt omtrent de inrichting van eene compagnie, die door de kleine steden zal worden onderhouden. 1632. 1 stuk. 80
470.
Stukken betreffende den verkoop van verschillende heerlijkheden, behoorende tot de proosdij van St Jan. 1638. 2 stukken.
471.
Stukken betreffende de benoeming van een niet-adellijk persoon tot hoofdschout der stad Utrecht. 1643. 1 omslag.
472.
Staat der logiesgelden over 1646. 1 omslag.
473.
Stukken betreffende een geschil tusschen de stad Utrecht en de vijf kapittelen aldaar over het aandeel der laatsten in het onderhoud der predikanten. 1654. Met retroacta sedert 1598. 1 stuk.
474.
Stukken betreffende de beoordeeling van een libel, gevonden onder de nagelaten papieren van prof. de Maats. 1655. 1 omslag.
475.
Stukken betreffende het monsteren der weerbare manschappen van Koten en Nijendijk door den magistraat krachtens opdracht der Staten van Utrecht. 1672. 1 omslag.
476.
Stukken betreffende de verdediging der provincie tegen en hare onderwerping aan Frankrijk. 1672 en 1673. 1 omslag.
477.
Stukken betreffende de invoering van het regeeringsreglement en de inhuldiging van prins Willem III als stadhouder in 1674. 2 stukken.
478.
Stukken betreffende het invoeren van nieuwe provinciale belastingen. (c. 1674). 1 omslag.
479.
Uitspraak van Z.H. over de verdeeling der maandelijksche quotisatie van ƒ 1000,-- tusschen de vijf steden. 1690. 2 stukken.
480.
Concept-ordonnantie op het familiegeld. Met begeleidend schrijven van den secretaris der stad Amersfoort. 1744. 2 stukken.
481.
Stukken betreffende plannen, bij de Staten van Utrecht in overweging, om de provinciale financiën te verbeteren. 1751. 1 omslag. 81
482.
Stukken betreffende de waarneming van het ambt van stadhouder en kapitein-generaal van de provincie Utrecht, in geval de gouvernante vóór de meerderjarigheid van prins Willem V mocht overlijden. 1754. 1 katern.
483.
Stukken betreffende een geschil tusschen Z.H. als kapitein-generaal en het hof van Utrecht over de vraag, of het hof de bevoegdheid heeft een soldaat van het stedelijk garnizoen van Utrecht voor zich te recht te stellen. 1777. 1 katern.
484.
Schrijven van de pretense Gedeputeerde Staten van Utrecht aan den magistraat om de met de Gecommitteerde raden van Holland aangegane overeenkomst tot gemeenschappelijke verdediging der beide provinciën goed te keuren. 1786. 1 stuk.
485.
Stukken betreffende het sluiten van het traktaat van vrede en alliantie met de Fransche republiek. 1795. 2 stukken.
486.
Stukken betreffende het voorstel van Holland tot opheffing van den Raad van state. 1795. 2 stukken.
487.
Bezwaren van den gemeenteraad tegen de concept-publicatie met betrekking tot de huwelijken, in behandeling bij de vergadering der Representanten van Utrecht. (c. 1795). 1 stuk. __________
III. STUKKEN BETREFFENDE HET VERGEVEN VAN COMMISSIËN, AMBTEN EN BENEFICIËN BIJ TOURBEURTEN.
NB.
Er bestond vanouds geschil tusschen de stad Utrecht, die alleen meende het derde lid uit te maken en alle op de tourbeurt van het derde lid staande ambten alleen wilde vergeven, en de kleine steden, die meenden daarin mede gerechtigd te zijn. Ten slotte hebben de kleine steden het recht verkregen om, als er op den tour van het derde lid twee commissiën in de admiraliteit en in de Oost- en West-Indische 82
compagnie openvielen, eene dier commissiën te vergeven. De kleine steden zelf stonden onderling niet op gelijken rang, Amersfoort beweerde alleen evenveel rechten te hebben, als de drie andere steden gezamenlijk.
488.
Stukken betreffende pogingen, door de vier kleine steden aangewend, tot handhaving van haar recht om met de stad Utrecht het derde lid der Statenvergadering uit te maken en om als zoodanig deel te hebben in het vergeven der ambten en commissiën, ter begeving der Staten staande. 1620-1787. 1 pak.
489.
Stukken betreffende een geschil tusschen de stad Amersfoort en de andere kleine steden over het vergeven van de commissiën, op den tour der kleine steden staande. 1659. 1 omslag.
490.
Extracten uit de resolutiën der Staten van Utrecht en andere stukken betreffende het vergeven der commissiën en ambten bij tourbeurten onder de leden. 1618-1692. 1 omslag.
491.
Schrijven van den heer W. van Dam te Amersfoort aan den heer N. Schagen, burgemeester van Wijk, over de nominatie tot de commissie van bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. 1669. 1 stuk.
492.
Minuut-brieven van den magistraat aan de Staten van Utrecht, waarbij mr Jacob Elias Michielsz. en Everard van Weede worden voorgedragen voor lid der Generaliteitsrekenkamer. 1749 en 1750. 1 stukken.
493.
Betoog, door den magistraat overgeleverd aan de Staten van Utrecht ten bewijze van het recht van den magistraat om afwisselend met de Gedeputeerde Staten de prebenden in het kapittel van St Jan te Wijk te vergeven. (1650). 1 stuk. NB.
Tijdens het stadhouderlijk bewind waren de prebenden in het kapittel beurtelings door den prins en door de Gedeputeerde Staten vergeven; Wijk meende nu in de plaats van den stadhouder te moeten treden. __________
83
IV.
STUKKEN BETREFFENDE HET AANDEEL DER STAD IN HET TOEZICHT OP DE GOEDEREN VAN HET CONVENT VAN MARIA MAGDALENA TE WIJK EN HET VERGEVEN DER PREBENDEN DIER STICHTING.
494.
Stukken betreffende de aanspraak van den magistraat om de helft der prebenden in het convent te vergeven. 1583-1626. 1 omslag. NB.
495.
Deze aanspraak grondde zich op de in 1583 met de ridderschap gesloten overeenkomst, die aan elke der beide partijen de vergeving van de helft der prebenden toekende. In 1626 werd bepaald, dat de geëligeerden, de ridderschap en de stad Wijk elk 1/3 der prebenden vergeven zouden.
Rapport van daartoe door den magistraat benoemde gecommitteerden omtrent het recht der stad om deel te hebben aan de samenstelling van het college van superintendenten over het convent krachtens de resolutie der Staten dd. 1626; 1687. 2 stukken. NB.
Elk der drie Staatsleden, die de prebenden in het convent vergaven, stelde één superintendent aan.
496.
Extracten uit de resolutiën van de Gedeputeerde Staten van Utrecht, waarbij de wijze van vergeving der prebenden in het convent wordt vastgesteld. 1702-1714. 1 stuk.
497.
Stukken betreffende het vergeven van prebenden in het convent door den magistraat. 1608-1654. 1 omslag. NB.
Zie ook nr. 51.
498.
Resolutiën, waarbij Z.H. tien prebenden, vaceerende in het convent, staande op de tourbeurt der stad, confereert op juffrouw Barbara Gage. 1678. (afschrift). 1 stuk.
499.
Memorie omtrent de tourbeurten, waarnaar de prebenden in het convent worden vergeven. (c. 1730). 1 stuk.
500.
Beschikking van Gedeputeerde Staten van Utrecht, waarbij de magistraat gemachtigd wordt om tegen behoorlijke zekerheid uit de verkochte goederen van het convent ƒ 8.000,-- te leenen. 1654. 84
(Afschrift). 1 stuk.
501.
Conditiën van de verpachting der landerijen van het convent door de superintendenten. 1677. 1 katern.
502.
Memorie, door den rentmeester van het convent overgeleverd aan de superintendenten, omtrent het verkoopen van landerijen van het convent. (Eerste helft der 17e eeuw). 1 stuk.
503.
Voorstel van den magistraat aan de superintendenten van het convent betreffende het verkoopen van twee huizen van het convent, op grond dat deze huizen vroeger door het convent aan de stad waren overgedragen en ingericht ten dienste van den predikant en den organist. 1683. 1 stuk.
V. STUKKEN BETREFFENDE HET AANDEEL DER STAD IN HET KIEZEN VAN GEËLIGEERDE RADEN.
NB.
Bij de voorloopige uitspraak van den Landraad dd. 4 April 1582 (Placaatboek van Utrecht I p. 184) was bepaald, dat de geëligeerde raden uit een door de stad Utrecht gesteld dubbeltal gekozen zouden worden door de ridderschap en de kleine steden. Daarbij was in het midden gelaten, op welke wijze dezen de electie zouden doen, zoodat dan ook nooit is uitgemaakt, of de leden der ridderschap en de kleine steden daarbij elk eene stem uitbrachten, dan of de ridderschap ééne stem had en de kleine steden te zamen ook ééne. Het eerste beweerde de ridderschap, het tweede der steden.
504.
Beschrijvingsbrieven voor vergaderingen van ridderschap en kleine steden ter verkiezing van geëligeerde raden. 1643, 1645, 1648, 1649, 1663, 1708, 1717, 1725, 1726, 1745, 1746. 1 omslag. NB.
Deze vergaderingen werden door de ridderschap uitgeschreven.
505.
Brieven, waarbij verschillende personen zich of anderen aanbevelen om in het eerste lid te worden geëligeerd. 1642 en 1643. 1 omslag.
506.
Stukken betreffende de verkiezing van geëligeerde raden. 1636-1738. 1 omslag. 85
D.
STUKKEN BETREFFENDE HET TOEZICHT VAN HET STADSBESTUUR OP HET BEHEER VAN KERKELIJKE EN ANDERE LICHAMEN.
I. STUKKEN BETREFFENDE DE GEBENEFICIEERDE GOEDEREN.
a. Stukken betreffende de rekeningen van den rentmeester. NB.
Zie ook de nrs. 108 en 415.
507.
Opgaven van hetgeen, waarvoor de geestelijke stichtingen en personen zijn aangeslagen in de kosten van het onderhoud der predikanten en schoolmeesters. 1583. 2 stukken.
508.
Rekeningen van den rentmeester der gebeneficieerde goederen. 1583-1585, 1587-1591, 1592-1593, 1594-1599, 1602-1670, 16721673, 1674-1680, 1691-1716/17, 1718/9-1730/1, 1732/33-1788/89, 1790/91-1794/95, 1806/07-1807/08, 1809/10-1810/11, 1812/131818/19 en 1820/21, 6 pakken.
508-1. 1583-1620. (1 pak). 508-2. 1621-1654. (1 pak). 508-3. 1655-1692. (1 pak). 508-4. 1693-1725. (1 pak). 508-5. 1726-1751. (1 pak). 508-6 I.1752-1772. (1 pak). 508-6 II. 1773-1821 (1 pak). NB.
Deze rekeningen loopen eerst van Victoris (10 October) tot Victoris, sinds 1598 van Paschen tot Paschen, sinds 1768 van 1 December tot 1 December. - Oorspronkelijk heet de rentmeester der gebeneficeerde goederen 'ontvanger van de goederen ten behoeve der predikanten gedestineerd'; de nieuwe titel komt eerst in 1676 op. De inkomsten dezer rekeningen bestaan uit tertiën der vicarieën te Wijk, de inkomsten van eenige vicarieën en broederschappen in hun geheel en subsidies van het kapittel, het convent, het gasthuis, den armenpot en het Sacramentsgilde, de uitgaven uit de bezoldigingen van predikanten, kosters en schoolmeesters. - De rekening over 1583-1584 is uitgegeven door mr H. VerLoren van Themaat in: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht, IV p. 259. Volgens mr 86
VerLoren bevinden zich de rekeningen van 1701 in het archief der kerk (aldaar p. 258). In oktober 1976 zijn deze onder dit nummer gebracht. Bij diverse rekeningen zijn borderellen bijgevoegd. Zie overigens ook de stukken onder 509.
508bis.
509.
1583-1584, 1588-1589, 1594-1595, 1612-1614, 1618-1619, 1777/78, 1780/81, 1781/82, 1782/83, 1790/91, 1791/92. 1 pak.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekeningen van den rentmeester der gebeneficieerde goederen. 1605-1606, 1614-1616, 1617-1618, 1622-1623, 1656-1663, 1664-1665, 1675-1676, 16971700, 1704-1705, 1706-1711, 1716-1722, 1725-1726, 1727-1730, 1732-1734, 1735-1738, 1741-1744, 1761, 1775, 1782, 1796-1797, 1785-1786, 1793-1794. 1 pak. NB.
In de liassen bevinden zich diverse borderellen.
510.
Schuldbekentenis, groot fl. 200,--, ten laste der kerk, ten behoeve van het kantoor der gebeneficieerde goederen. 1780. 1 stuk.
511.
Staat van het kantoor der gebeneficieerde goederen. (c. 1640). 1 katern.
512.
Restantenlijsten van het kantoor der gebeneficieerde goederen en stukken omtrent het invorderen der restanten. 1671-1684. 1 omslag. NB.
Zie ook nr. 281.
513.
Memorie betreffende de afrekening tusschen den magistraat en den oud-burgemeester Schagen, als ontvanger der gebeneficieerde goederen. (c. 1661). 1 stuk.
514.
Rapport van drie schepenen aan den magistraat omtrent het kantoor van den gewezen ontvanger der gebeneficieerde goederen Schagen. 1674. 1 stuk.
515.
Afrekening tusschen den magistraat en den burgemeester Keppel als ontvanger der gebeneficieerde goederen. (c. 1684). 2 stukken. 87
b. Stukken betreffende de tertiën der vicarieën.
516.
Resolutie der Staten van Utrecht betreffende den aanbreng van vicariegoederen. 1664. (Afschrift). 1 stuk.
517.
Opgaven omtrent de vicarieën te Wijk met aanwijzing der collators en bezitters. (Midden der 17e eeuw). 1 omslag. NB.
Hierbij eene opgave der vicarieën en kapellen ten platten lande met aanwijzing der collators en bezitters dd. 1593.
518.
Fundatiebrief van twee vicarieën ter eere van den Almachtigen God, de Maagd Maria en de Apostelen Jacobus en Johannes op het altaar van St Agatha in de St Janskerk te Wijk door David van Bourgondië, bisschop van Utrecht. 1484. (Afschrift van c. 1590). 1 stuk.
519.
Akte, waarbij het kapittel van St. Jan te Wijk Jacob van Duynen ten behoeve van zijn zoon in het bezit stelt eener vicarie in die kerk, gesticht door bisschop David van Bourgondië, hem door den prins van Oranje toegekend. 1624. (Afschrift). 1 stuk.
520.
Stukken betreffende den verkoop der goederen, behoord hebbende aan de vicarieën van St Agatha en die van Jan van Duynen in de St Janskerk te Wijk. 1659 en 1660. 1 omslag. NB.
Deze verkoop geschiedde ten verzoeke van den magistraat door de Gedeputeerde Staten van Utrecht.
521.
Fundatiebrief van de vicarie van de H. Drievuldigheid, de Maagd Maria, St Jan Baptist en St Martijn in de St Janskerk te Wijk, gesticht door Johan van Garderen, deken van het kapittel te Wijk. 1501. (Afschrift van 1647). 1 katern.
522.
Fundatiebrief van de vicarie op het altaar van St Maria Magdalena en Barbara in de St Janskerk te Wijk, gesticht door Gerrit Jacobssen als erfgenaam van Dijrck Baers c.s. 1524. (Afschrift van c. 1590). 1 katern.
523.
Debat, door mr G. Schagen aan de arbiters overgegeven in zijn geschil met den magistraat over de tertiën, te betalen uit de vicarie van het H. 88
Kruis in de St Janskerk te Wijk, waarvan zijn zoon possesseur is. (c. 1680). 1 omslag.
524.
Stukken uit eener procedure, gevoerd voor het gerecht der stad door den rentmeester der gebeneficieerde goederen tegen A. Stochius, bezitter der vicarie van St Thomas in de St Janskerk te Wijk, over het betalen der tertiën van deze vicarie. 1681-1686. 1 omslag. NB.
525.
Dit is dezelfde vicarie, die later door de stad werd aangekocht. Zie de nrs. 233-239.
Rekening van den administrateur der vicariehofstede, gelegen op Leuterveld, over 1682-1695, afgelegd in tegenwoordigheid van den magistraat. 1696. Met ondergeschreven quitantie wegens de betaling der tertiën. 1697. 1 katern.
c. Stukken betreffende de kapellanie van het H. Kruis of St Anthonis buiten Wijk.
NB.
Deze kapellanie stond ter begeving van den stadhouder; prins Maurits begiftigde er de stad mede ten behoeve van het kantoor der gebeneficieerde goederen.
526.
Stukken betreffende de begiftiging van de stad met de vicarie van St Brigida in de H. Kruiskapel door den prins van Oranje als collator. 1591-1596. (Geliasseerd). 1 omslag.
527.
Stukken betreffende het verhuren der landen, behoordende tot de H. Kruiskapel, door den magistraat. 1596-1624.1 omslag
528.
Conditiën van de verkooping van verschillende perceelen land, behoorende aan de vicarie en kapellanie van de H. Kruiskapel door gecommitteerden uit de Staten van Utrecht. 1617. 1 stuk.
529.
Stukken betreffende het verkoopen van 9 morgen land, gelegen in Wijkerbroek, behoorende aan de kapellanie van de H. Kruiskapel door den magistraat. Met retroacta. 1645. 1 omslag.
89
530.
Rekening van den secretaris der stad van de kooppenningen van 9 morgen land, gelegen aan de Wijker sloot, behoord hebbende aan de H. Kruiskapel, verkocht aan het Domkapittel, afgehoord 1646. 1 katern.
d. Stukken betreffende de vicarieën van St Jan Baptist en 13.000 Martelaren en van St Barbara in de St Janskerk te Wijk.
NB.
Deze vicarieën waren gesticht door de broederschappen van St Jan Baptist en St Barbara. Later kwamen zij aan het kantoor der gebeneficieerde goederen.
531.
Stukken betreffende de vraag, of de ondermeester W. van Bemmel, die door den deken van het kapittel te Wijk, de burgemeesters der stad en den ouderman der St Barbarabroederschap begiftigd is met de vicarie op het altaar van St Jan Baptist en 13.000 Martelaren en die van de St Barbarabroederschap in de kerk te Wijk, recht heeft op hetgeen die vicarieën meer opbrengen, dan het traktement, waarop hij is aangesteld, bedraagt. 1618. 1 omslag.
532.
Extract uit den blafferd der losrenten op het kantoor van het huisgeld betreffende de goederen van de vicarie van St Barbara in de St Janskerk te Wijk. 1686. 1 stuk.
533.
Plecht, groot 100 gulden, uit een huis in de Voorstraat te Wijk, gevestigd in 1548, overgedragen aan de broederschap en de vicarie van St Barbara in 1575. 1 charter.
534.
Akte, waarbij Jan Huygen erkent aan de broederschap van St Barbara en haar vicaris eene jaarlijksche rente van 1 gulden en 10 stuivers, losbaar met ƒ 25,--, schuldig te zijn. 1586. 1 charter.
e. Stukken betreffende de quoten van het kapittel van St Jan en het convent van Maria Magdalena te Wijk.
535.
Extract uit het huurcedullenboek van het kapittel van St Jan betreffende de landen, die in 1627 en 1649 door het kapittel zijn vervreemd. (Tweede helft der 17e eeuw). 1 omslag. 90
536.
Lijst der landerijen, behoorende aan het kapittel. 1665. 1 katern.
537.
Stukken betreffende een geschil tusschen den magistraat en het kapittel, dat in gebreke blijft zijne contributie aan het kantoor der gebeneficieerde goederen te voldoen. 1683-1694. 1 omslag.
538.
Extract uit de resolutiën van den magistraat, waarin den burgemeester Schagen wordt opgedragen bij de superintendenten van het convent van Maria Magdalena aan te dringen op de betaling der achterstallige contributie. 1695. 1 stuk.
538a. Autorisatie van de stadhouder aan de rentmeester van de St Paulusabdij te Utrecht om uit de meerdere inkomsten van deze abdij een jaarlijks subsidie te verlenen aan het klooster van St Maria Magdalena te Wijk bij Duurstede, het klooster Mariënburg te Soest en het klooster van St Agnes te Rhenen. 1773. 1 stuk.
f. Stukken betreffende het onderhoud van predikanten en schoolmeesters.
539.
Resolutie van de Gedeputeerde Staten van Utrecht, waarbij de traktementen van den predikant, den schoolmeester en den koster worden vastgesteld en bepaald wordt, waaruit dezen zullen worden gevonden. 1583. 1 stuk.
540.
Request van den magistraat aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om de kerkelijke gemeenten van Wijk en Over-Langbroek te combineeren. Met gunstige beschikking. 1640. 1 stuk. NB.
Zoolang deze combinatie bestond, ontving het kantoor der gebeneficieerde goederen jaarlijks eene bijdrage van de provincie.
541.
Stukken betreffende het beroepen van ds Eckius, predikant te Tiel, naar Wijk. 1620. 2 stukken.
542.
Stukken betreffende het beroepen van ds Mas, predikant te NederLangbroek, naar Wijk. 1689. 2 stukken.
91
543.
Stukken betreffende het beroepen van predikanten van Wijk naar elders. 1627 en 1713. 1 omslag.
544.
Schrijven van de Gedeputeerde Staten van Utrecht aan den magistraat omtrent het verleenen van pensioen aan de weduwe van ds Jansz. 1614. 1 omslag.
545.
Liquidatie tusschen de weduwe van ds Steenwinckel en de stad. 1690. 1 omslag.
546.
Request van ds de Vrij aan den magistraat om verhooging van zijn traktement met ƒ 100,--. 1751. 1 omslag.
547.
Schrijven van den schoolmeester aan het comité van publiek onderwijs over het voormalig gewest Utrecht, waarin hij aandringt op verhooging van zijn traktement. Met begeleidend schrijven van den schoolmeester aan de schoolcommissie te Wijk. 1798. (Afschriften). 1 omslag. __________
VERVALLEN NB.
II. STUKKEN BETREFFENDE DE ST JANSKERK.
Er waren oorspronkelijk twee kerkmeesters, waarvan er een als beheerend kerkmeester optrad. Later was er slechts één kerkmeester. Hij was rekenplichtig aan den magistraat. - Zie ook de nrs. 287 en 415.
NB Dit gehele hoofdstuk is uitgewisseld in 1973 met het toenmalige RAU, het huidige HUA. De inv.nrs. 548-562 bevinden zich dus niet meer in dit stadsarchief, maar in het kerkarchief = op RHCZOU, Archief van de Nederlands Hervormde Gemeente te Wijk bij Duurstede, 1592-1961 (335)
548 – 562 Blanco__________
92
III. STUKKEN BETREFFENDE HET EWOUD- EN ELIZABETHGASTHUIS.
NB.
Het gasthuis werd in 1400 gesticht, en het bestuur er van berustte sedert bij de gasthuismeesters of regenten en den aan den magistraat rekenplichtigen rentmeester, ook wel gasthuismeester genoemd. - Zie ook de nrs. 108 en 410.
563.
Extract uit de resolutiën van het gemeentebestuur, bevattende de 'orde op de organisatie vant bestuur voor het Ewoud- en Elizabetsgasthuys'. 1803. 1 stuk.
564.
Rekeningen van den gasthuismeester. 1578-1581, 1583-1584, 15851591, 1651-1654, 1655-1656, 1658-1659, 1663-1664, 1670-1701. 5 pakken.
564-1. 1578-1664. (2 pakken: a + b). NB 1585-1589 in zeer slechte staat 564-2.1670-1681. (1 pak). 564.3. 1682-1691. (1 pak). 564.4. 1692-1701. (1 pak). NB.
564bis.
Deze rekeningen loopen van Martini (11 November) tot Martini. - In het archief van het gasthuis bevinden zich de rekeningen over 1453-1454 en 1486-1491.
1675-1676, 1677-1681. 1 pak.
565.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekeningen van den gasthuismeester. 1637-1658, 1668-1669, 1678-1680. 1 pak.
566.
Restantenlijsten van den gasthuismeester. 1675-1695. 1 omslag. NB.
Zie ook de nrs. 375 en 376.
567.
Memorie van verschotten van B.W. de Fouchier, rentmeester van het gasthuis. 1744. 1 stuk.
568.
Stukken betreffende een geschil van den magistraat en de regenten 93
van het gasthuis met den gewezen rentmeester de Fouchier over zijne rekening. 1751. 1 omslag. NB.
569.
Zie ook de nrs. 287 en 288.
Stukken betreffende een omslag over de eigenaars der boomgaarden onder Wijk (kersgeld), waarvan de opbrengst dient tot terugbetaling eener soms van ƒ 400,--, die door het gasthuis aan den Franschen kommandant tot bescherming der boomgaarden was verstrekt. 16731687. 1 omslag. NB.
Zie ook nr. 368.
570.
Lijst van alle roerende en onroerende goederen, toebehoorende aan het gasthuis, opgemaakt op last van den magistraat ten einde 'ter secretarye overgelevert te worden'. 1629. 1 katern.
571.
Akte van transport van 7 hont land aan het einde der Steenstraat door C. van Mourik aan het gasthuis. 1719. 1 charter.
572.
Akte van transport van 150 roeden land aan de Steenstraat door G.G. van Rossum aan het gasthuis. 1789. 1 charter.
573.
Minuten van stukken, uitgaande van den gasthuismeester, meerendeels publicatiën van het verpachten van land. 1663-1676. 1 omslag.
574.
Akten van de verhuring van landen en huizen, toebehoorende aan het gasthuis, door de gasthuismeesters. 1670-1678. 1 omslag.
575.
Conditiën van de verkooping van 10 hont grauwe erwten staande op het Nieuwland onder de vrijheid van Wijk, toebehoorende aan het gasthuis, door de regenten. 1750. 1 katern.
576.
Twee brieven van A.H. graaf van Rechteren aan den magistraat, als uitmakende het college van surintendenten van het gasthuis, waarin hij aandringt op de opvolging van art. 26 van het reglement op het gasthuis. 1770. 2 stukken.
94
577.
Verklaring van Z.H., waarbij de klachten, door D. de Gorter ingebracht tegen den magistraat over de vervulling van de betrekking van buitenmoeder in het gasthuis, ongegrond worden verklaard. Met begeleidend schrijven. 1770. 1 stuk. __________
IV. STUKKEN BETREFFENDE DEN ARMENPOT.
NB.
Volgens den fundatiebrief van den armenpot (zie nr. 583) werden er door den magistraat vier potmeesters aangesteld, later werd dit getal op vijf gebracht. Eén der potmeesters was beheerend potmeester. In de 18e eeuw was er slechts één potmeester, die tevens kerkmeester was. De potmeester was rekenplichtig aan den magistraat. - Zie ook de nrs. 108 en 415.
578.
Instructie voor de broederschap van den armenpot. (c. 1640). 1 katern.
579.
Rekeningen van den potmeester. 1609-1623, 1625-1656, 1665-1700, 1702-1712, 1714-1725, 1727-1747, 1748-1750, 1751-1763, 17641782, 1783-1792, 1793-1796, 1798, 1802, 1809 en 1810. 5 pakken.
579-1. 1609-1636. (1 pak). 579-3. 1671-1700. (1 pak). 579-2. 1637-1670. (1 pak). 579-4. 1700-1749. (1 pak). 579-5. 1750-1810. (1 pak). NB.
Deze rekeningen loopen eerst van Victoris (10 October) tot Victoris, sinds 1665 van Kerstmis (25 December) tot Kerstmis.
* niet aangetroffen: 1702 (HM 1995)
579bis.
1613-1614, 1645-1646, 1648-1649, 1651-1652, 1654-1655, 1669-1670, 1748-1749, 1787, 1788-1789, 1789-1790, 17951796. 1 omslag.
579a. Borderellen op de potmeestersrekeningen. 1680, 1681, 1689, 1710, 1711, 1731, 1739, 1752, 1759, 1761, 1762, 1764, 1765, 1768, 1770, 1775, 1777, 1781, 1782, 1783, 1784, 1785, 1787, 1788, 1789, 1791, 1793, 1794, 1795, 1796, 1802. 1 omslag. 95
580.
Acquitten en bijlagen, behoorende bij de rekeningen van den potmeester. 1611-1612, 1616-1617, 1628-1629, 1636-1637, 16431644, 1646-1647, 1654-1655, 1670-1671, 1674-1675, 1683-1684, 1685-1686, 1695-1696, 1741-1742, 1746-1749. 1 pak.
580a. Stukken betreffende ondersteuning uit de Armenpot. 1709, 2 stukken.
581.
Restantenlijsten van den potmeester. 1668-1690. 1 omslag. NB.
Zie ook nr. 281.
582.
Rekening van den potmeester van den verkoop van 10 morgen land, gelegen onder 't Gooi, afgehoord 1640. 1 omslag.
583.
Register, inhoudende authentieke afschriften van de eigendomsbewijzen van den armenpot. 1543-1618. 1 deel. NB.
Vóór in dit deel bevindt zich een afschrift van den fundatiebrief van den armenpot. Het deel is ontstaan ten gevolge der in dien fundatiebrief voorkomende bepaling: 'Item alle brieven, den pot toebehoerende, sullen die potmeesters laten in clerckxboick copiren ende autentizeeren'. - Geschenk van het Rijk, dat dit deel verworven had uit de collectie Booth.
584.
Register der bezittingen van den armenpot met authentieke afschriften der bewijsstukken. 1640-1644. 1 deel.
585.
Lijst van de bezittingen van den armenpot. (c. 1680). 1 omslag.
586.
Lijst der oortjes van elken gulden, die den armen uit de stadsimposten toekomen, opgemaakt door den secretaris der stad. 1747. 1 omslag.
587.
Overeenkomst tusschen de potmeesters en de erfgenamen van Geertruyt Herman Dircks. weduwe omtrent de jaarlijksche rente, door de laatste aan den armenpot vermaakt. 1535. (Vidimus van het gerecht van Wijk dd. 1635). 1 charter.
96
NB.
In hetzelfde stuk wordt ook gevidimeerd eene plecht op een huis, staande op den hoek der Nypoortstraat, dd. 1513.
588.
Gerechtsbrief van Wijk, waarbij de erfgenamen van Anna van Vianen van Rysenborch, weduwe F. van Zeldenacker, eenige uitgangen uit het huis, genaamd het Nederhof, overdragen aan den armenpot overeenkomstig den uitersten wil der erflaatster. 1551. 1 charter.
589.
Schuldbekentenis, groot 24 Philippusguldens, van Gosen Stevens ten behoeve van den armenpot. 1552. 1 charter.
590.
Akte van overdracht van een uitgang uit een stuk land op OverNoorderweerdt door Jan Jansz. van Mechelen aan den armenpot. 1555. 1 charter.
591.
Rentebrieven ten laste der stad ten behoeve van den armenpot. 1563, 1607, 1635, 1644. 1 omslag en 3 charters.
592.
Plecht, groot 25 Brabantsche stuivers 's jaars, op het huis van Cornelis de Wit, ten behoeve van den armenpot. 1564. (Vidimus van den magistraat van Wijk dd. 1635). 1 charter.
593.
Plecht, groot ƒ 188,-, op het huis van A. van Riebeeck aan de Markt, ten behoeve van den armenpot. 1574. 1 charter.
594.
Plecht, groot ƒ 25,-, op het huis van Cornelis IJsbrants in de Vlierstraat, ten behoeve van den armenpot. 1615. 1 charter.
595.
Plecht, groot ƒ 50,-, op het huis van Evert Evertz., ten behoeve van den armenpot. 1616. 1 charter.
596.
Akte, waarbij Thomas Adriaansz. erkent aan den armenpot eene jaarlijksche rente van 6 gulden en 5 stuivers, losbaar met ƒ 100,-, schuldig te zijn. 1622. 1 omslag.
597.
Plecht, groot ƒ 50,-, op het huis van Trijntje Wulmakers in de Muntstraat, ten behoeve van den armenpot. 1624. 1 charter. 97
598.
Akte, waarbij Ghijsbert Ghijsberts. van Cleve erkent aan den armenpot eene jaarlijksche rente van 6 gulden en 5 stuivers, losbaar met ƒ 100,-, schuldig te zijn. 1628. 1 omslag.
599.
Akte, waarbij Dirck Reyersz. van Langelaer erkent aan den armenpot eene jaarlijksche rente van 3 gulden en 2½ stuiver, losbaar met ƒ 50,-, schuldig te zijn. 1630. 1 omslag.
600.
Akte, waarbij Cornelis Stevenss. van Eyndhoven erkent aan den armenpot ƒ 200,- schuldig te zijn, en belooft die som binnen een jaar te zullen terugbetalen. 1630. 1 omslag.
601.
Gerechtsbrief van Wijk, waarbij de erfpacht, die Cornelis Ottens. aan den armenpot betaalde uit een uiterweerd bij het Beusichemsche veer, gevestigd wordt op zijn huis in de Peperstraat. 1639. 1 charter.
602.
Akte, waarbij Joost Corneliss. van Mourick erkent aan den armenpot ƒ 200,- schuldig te zijn, en belooft die som binnen ½ jaar te zullen terugbetalen. 1642. 1 omslag.
603.
Plecht, groot ƒ 300,-, op het huis van Lambert van Spithoven in de Voorstraat, ten behoeve van den armenpot. 1655. 1 charter.
604.
Plecht, groot ƒ 150,-, op het huis van Jacob Leendert Cloot in de Peperstraat, gevestigd in 1654, overgedragen aan den armenpot in 1657. 1 charter.
605.
Plecht, groot ƒ 360,-, op het huis van Cornelis Ottens. in de Peperstraat, ten behoeve van den armenpot. 1658. 1 charter.
606.
Schuldbekentenis, groot ƒ 424,-, van Arien van Grootvelt ten behoeve van Frans Noest. 1630. Met verschillende verklaringen, waaruit blijkt, dat deze schuldbekentenis in 1666 aan den armenpot is overgedragen. 1 omslag.
607.
Plecht, groot ƒ 100,-, op het huis van Joseph Keyser in het Rhijnpoortstraatje, ten behoeve van den armenpot. 1747. 1 charter. 98
608.
Request van Hendrick van Schalckwijck aan den magistraat om de renten, uit zijn huis ten behoeve van den armenpot gaande, te verminderen. Met gunstige beschikking. 1666. 1 omslag.
609.
Request van de potmeesters aan de Staten van Utrecht om betaling te erlangen van den interest van twee obligatiën (van ƒ 400,- en ƒ 320,-) ten laste der Staten, waarvan de origineele brieven verloren zijn. Met gunstige beschikking. 1709. 1 omslag.
609a. Kwitantie van Gerrit van Vulpen van ontvangen traktement als potmeester. 1797. 1 stuk.
610.
Extracten uit de resolutiën der hoofdaalmoezeniers, afgegeven aan en potmeester. 1757-1782. 1 omslag. __________
V. STUKKEN BETREFFENDE DE GILDEN, DE BUURTEN DE BROEDERSCHAPPEN.
NB.
Het toezicht op deze lichamen had niet, gelijk het toezicht op de kerk-, de gasthuis- en de potmeesters, betrekking op het financieel beheer dezer instellingen. De rekeningen werden afgelegd aan het gilde zelf. De weinige rekeningen van gilden of broederschappen, in het archief aanwezig, zijn echter, daar hunnen herkomst niet blijkt, in deze afdeeling opgenomen.
a. Stukken betreffende de gilden.
611.
Gildebrief van het St Nicolaas- of kramersgilde. 1750. (Afschrift). 1 omslag.
612.
Request van de leden van het kramersgilde aan den magistraat, waarin aangedrongen wordt op vermindering der imposten op zout, zeep en boter. 1701. 1 omslag. 99
613.
Register, houdende rekeningen van het kramersgilde, afgelegd door den oudste ouderman. 1745-1797. 1 deel. NB.
Deze rekeningen loopen van St Nicolaas (6 December) tot St Nicolaas. - Achter elke rekening bevindt zich eene lijst der gildebroeders en gildezusters en (sinds 1764) der Joden. Voorin bevindt zich een blad van de rekening over 1741-1742.
614.
Concept-gildebrief aan het knoopmakersgilde, ter goedkeuring aangeboden aan den magistraat. (c. 1655). 1 omslag.
615.
Request van de leden van het knoopmakersgilde aan den magistraat om afschaffing der bepaling in den gildebrief van de kramers, die voorschrijft, dat de knoopmakers leden van het kramersgilde moeten zijn. (c. 1680). 1 omslag.
616.
Concept-gildebrief van het glasschrijvers- en glazemakersgilde, ter goedkeuring aangeboden aan den magistraat. 1664. Hierbij een extract uit het gildeboek van het glasschrijversgilde te Utrecht en afschrift van den gildebrief van het St Lucasgilde te Amersfoort. 1 omslag.
617.
Stukken betreffende eene procedure, door den officier gevoerd tegen een der leden van het St Jozefsgilde en de oudermannen en broeders van dat gilde als gevoegden. 1658. 1 omslag. NB.
618.
Request van de leden van het St Crispijns- of schoenmakersgilde aan den magistraat om den aangehechten gildebrief goed te keuren. Met gunstige beschikking. 1774. 1 omslag. NB.
619.
De gildebroeder was wegens dronkenschap door het gilde beboet en meende nu niet meer door den officier vervolgbaar te zijn, met welk sustenu zich het gilde vereenigde.
De gildebrief zelf ontbreekt.
Verklaring van de overlieden van het linnenweversgilde te Amersfoort over het gebruik van het getal touwen door elken meester aldaar. 1659. 1 omslag. 100
620.
Resolutiën van het tappersgilde. 1708-1798. 1 deel. NB.
In hoofdzaak bevatten deze resolutiën de rekeningen van den oudsten ouderman, loopende van 2 Februari tot 2 Februari, met de bijbehoorende lijsten der gildebroeders en der kroeghouders.
621.
Ordonnantie van den magistraat op het schuitenvoerdersgilde. 1579. Met ampliaties van 1623 en 1745. 1 stuk op perkament, opgeborgen bij de charters (nr. 31).
622.
Augmentatie van den gildebrief der schippers. (Onvolledig afschrift uit het begin der 18e eeuw). 1 omslag.
623.
Request van A. van Eyndhoven aan den magistraat om de door hem gemaakte run in zijne eigene schuit te mogen vervoeren. Met afwijzende beschikking. 1662. 1 omslag.
b. Stukken betreffende de buurtschappen.
624.
Ordonnantie van den magistraat op de buurtschappen. 1671. 1 charter en 1 afschrift.
625.
Request van de buurmeesters van de Vorderstraat aan den magistraat om uitleg van een artikel van den buurtbrief. 1721. 1 omslag.
626.
Extract uit de resolutiën van het gemeentebestuur, waarbij bepaald wordt, dat de buren verplicht zijn de lijken van hunne buren te helpen begraven, ook al is zulks niet in den buurtbrief bepaald. 1803. 1 omslag. NB.
Dit extract is bestemd geweest voor den buurtmeester van de Stroostraatsche buurt.
c. Stukken betreffende de broederschappen.
627.
Stichtingsbrief van de broederschap van het H. Sacrament. (Onvolledig afschrift op perkament uit het midden der 16e eeuw). 1 stuk, opgeborgen bij de charters (nr 29.) 101
NB.
628.
Rekeningen van het Sacramentsgilde, afgelegd door de oudermans. 1517-1580, 1581-1582, 1583-1588, 1589-1590, 1591-1617. 2 deelen. NB.
629.
Geschenk van het Rijk, dat dit stuk ontvangen had van den heer mr J.A. Grothe. Afkomstig uit de collectie van dr C. Booth.
Register, houdende rekeningen van de broederschap van St Jan Baptist, afgelegd door den oudsten ouderman. 1629-1745. 1 deel. NB.
631.
Deze rekeningen loopen in den regel van Sacramentsdag tot Sacramentsdag. - Achter sommige rekeningen komen lijsten der gildebroeders en gildezusters voor, achter andere lijsten der kleinodiën van het gilde. De rekening over 1616-1617 is onvolledig.
Lijst der overleden broeders en zusters der St Barbarabroederschap. (Begin der 16e eeuw). 1 omslag. NB.
630.
Dit stuk heeft dienst gedaan als band der onder nr. 628 vermelde saamgebonden rekeningen. - De goederen van de broederschap van het H. Sacrament werden in de 17e eeuw met de gebenefici-eerde goederen vereenigd.
Het register is zeer ongeregeld gehouden, een aantal rekeningen ontbreken, andere zijn, op losse papieren geschreven, er in gebonden en niet altijd op de rechte plaats, of ook op oorspronkelijk wit gelaten bladen ingeschreven. - De rekeningen loopen van St Jan (24 Juni) tot St Jan.
Fundatiebrief van het St Severijnsgilde. 1544. 1 charter.
d. Stukken betreffende de 'Fundatie van Mr. Aart van Leeuwen te Wijk bij Duurstede'.
631a. Testament van Hendrick van Leeuwen en Helena van de Poll, waarbij zij legateren aan de armen, wonende in de vier huizen aan de Stroo-straat a) één mud weit jaarlijks, gaande uit de hofstad Engelrode onder Zoelmond en b) een obligatie tot laste van Cunera van Nestelraedt, groot 200 gld. 102
1654. 1 stuk.
631b. Bijlage bij de rekening van de administrateur van de 'Fundatie van Mr. Aart van Leeuwen te Wijk bij Duurstede'. 1800. 1 stuk. * niet aanwezig, 11-95 (HM).
E.
ARCHIEVEN VAN COMMISSIËN UIT HET STADSBESTUUR.
__________
I. ARCHIEF VAN DE GECOMMITTEERDEN TOT DE DIRECTIE DER STADSFINANCIËN.
NB.
Deze commissie bestond uit vijf leden van den magistraat of het stadsbestuur. Zij examineerde de rekeningen der rekenplichtige ambtenaren, adviseerde omtrent het executeeren dergenen, die hunne belastingen niet betaalden, fiatteerde de rekeningen van de crediteuren der stad enz. De rekeningen der ambtenaren sloot zij echter niet af, dat recht had de magistraat zich voorbehouden.
632.
Instructie voor de leden der financiekamer dd. 1714, vernieuwd 1750. 1 omslag.
633.
Extract uit de notulen van den gemeenteraad, houdende benoeming van den raad Feugen tot lid van het comité van financiën. 1796. 1 omslag.
634.
Resolutiën van de gecommitteerden (lappen). 1689, 1713-1742, 17481752, 1755-1756, 1757-1762, 1763-1798. 2 pakken. * niet aanwezig: 1689, 11-95 (HM).
634-1. 1713-1763. (1 pak). 634-2. 1764-1798. (1 pak). NB.
Losse kwitantie uit 1800 gevoegd bij inv.nr. 634-2. 103
634bis.
635.
9 Maart-10 Augustus 1795. 1 omslag.
Rekeningen van de administratie der vier armenhuisjes, gedaan door de gecommitteerden aan den magistraat. 1760-1761, 1763-1772, 1774-1778. 1 pak. NB.
Deze godskameren, gelegen in de Stroosteeg, werden in 1760 aan de stad in eigendom overgedragen. De magistraat droeg het bestuur op aan de gecommitteerden. - De rekeningen loopen van 1 Januari tot 31 December. - Bij de rekeningen van 1760, 1763-1769, 1771, 1772, 1774, 1775, 1777 en 1778 bevinden zich de acquitten. __________
VERVALLEN II. ARCHIEF VAN DE GECOMMITTEERDEN TOT DE MOMBERKAMER.
N.B.
Voor dit archief (de oude inv.nrs. 636-643 uit dit stadsarchief): zie RHCZOU, Archief Weeskamer Wijk bij Duurstede, 1388-1805 (76)
636 - 643 Blanco __________ VERVALLEN III. ARCHIEF VAN DE GECOMMITTEERDEN TOT DE HUWELIJKSZAKEN.
NB.
Hoewel de gecommitteerden altijd schepenen waren, noemden zij zich uitdrukkelijk gecommitteerden uit den magistraat.
De inv.nrs. 644-647 zijn overgebracht uit dit stadsarchief naar: RHCZOU, archief van het Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, 1546-1811 (67) (inv.nrs. 70, 71, 73 en 74 (dels)). 644 - 647 Blanco
IV. ARCHIEVEN VAN ANDERE COMMISSIËN UIT HET STADSBESTUUR.
NB.
Voor de commissiën, belast met provinciale heffingen, zie men de nrs. 104
435-443.
648.
Resolutiën van de commissiën voor het veer en voor den brand. 17971799. 1 stuk.
649.
Resolutiën van de commissie tot inkwartiering. 1798. 1 stuk. __________
105
F.
Archieven, gedeponeerd in het gemeentearchief. __________
I. ARCHIEF DER HOOFDAALMOEZENIERS.
NB.
In het college der hoofdaalmoezeniers hadden zitting: één der burgemeesters en twee schepenen, als vertegenwoordigers van den magistraat, de beide Hervormde predikanten, de president en de rentmeester van het gasthuis, de kerkmeesters, de potmeesters en twee diakenen der Hervormde Kerk.
650.
Register van resolutiën van de hoofdaalmoezeniers (net-exemplaar). 1657-1688, 1688-1709, 1709-1727, 1727-1762, 1762-1795. 5 deelen.
650-1. 1657-1688. (1 deel). 650-4. 1728-1762. (1 deel). 650-2. 1689-1709. (1 deel). 650-5. 1763-1795. (1 deel). 650-3. 1710-1727. (1 deel). NB.
De resolutiën zijn in het eerste deel (1657-1688) niet chronologisch geregistreerd maar onder verschillende hoofden gebracht.
651.
Resolutiën van de hoofdaalmoezeniers (lappen). 1684-1797. 1 omslag.
652.
Aanteekeningen betreffende het bedeelen van behoeftigen. (c. 1680). 1 omslag.
652a. Stukken betreffende uitdelingen, 1758. 1 stuk.
653.
Acquitten wegens uitgaven, door burgemeester Luls op last der hoofdaalmoezeniers gedaan. 1683. 1 omslag.
654.
Bons, door den geneesheer of den apotheker bij het inleveren hunner rekeningen overgelegd. 1782 en 1783. 1 omslag. 106
655.
Inventaris der goederen, nagelaten door Maria Dircks, huisvrouw van Cornelis Versteech. 1720. 1 stuk.
656.
Request van H. van Ginkel c.u. aan de hoofdaalmoezeniers om te mogen blijven in het bezit van het huisje, toebehoord hebbende aan zijne moeder, maar aan de aalmoezeniers vervallen. (c. 1730). 1 stuk. __________
II. ARCHIEF DER SCHUTTERIJ.
NB.
De schutterij te Wijk schijnt uit de beide schuttersconfrerieën, de oude en de jonge schutten genaamd, ontstaan te zijn. Aan het hoofd der latere schutterij stond de burgerkrijgsraad, die later na de troebelen van 1787 en de omwenteling van 1795, vervangen werd door door het comité der schutterij. Door de invoering der gewapende burgermacht ging de schutterij te niet.
657.
Ordonnantie van den magistraat op het gezelschap der jonge schutten. 1443. 1 charter. NB.
Geschenk van het Rijk, dat dit stuk uit de collectie van Sir Thomas Phillipps verkregen had.
657a. Requesten van de schutterij te Wijk bij Duurstede aan schout en burgemeesteren dier stad en aan de staten van Utrecht om ordonnantie van betaling van het Engels laken, hen bij akte van 1559, november 8 bij de oprichting toegezegd, te verkrijgen. NB.
hierbij copie van een vidimus dd. 1560, januari 20.
658.
Rekeningen van de schutten, afgelegd door de oudermans, afgehoord door de gemeene schutterij. 1643, 1644, 1646-1647, 1648-1649, 1654-1655, 1656-1657, 1658-1659. 1 omslag.
659.
Rol van de burgerij, met indeeling der burgers van de oude stad in elf korporaalschappen (c. 1650). 1 stuk. 107
NB.
Aan het hoofd dezer korporaalschappen, die elk uit een korporaal, twee adelborsten en acht schutters bestonden, bevonden zich een kapitein, een luitenant, een vendrig en twee sergeants.
660.
Ordonnantie van den magistraat op het houden eener burgerwacht. 1783. 1 omslag.
661.
Aanstelling van jhr J.P.C.H. van Renesse van Wilp tot kolonel der schutterij door den burgerkrijgsraad. Met goedkeuring van den magistraat. 1784. 1 stuk.
661a. Uittreksel uit de notulen van de vergadering van koning en oudermannen van de schutterij te Wijk dd. 1659, October 22, om nieuwe punten tot toelating van leden vast te stellen. 1659. 1 stuk.
661b. Lijst van personen, die niet zijn verschenen op de extraordinarisvergadering van de schutterij en daarom zijn beboet. 16611662. 1 stuk.
662.
Register van resolutiën van den burgerkrijgsraad (netexemplaar). 1680-1736, 1737-1785. 2 deelen in 1 pak.
663.
Resolutiën van den burgerkrijgsraad (lappen). 1784. 1 stuk.
664.
Schrijven van A.H. graaf van Rechteren, hoofdofficier van Wijk aan den adjunct-secretaris der stad van Schaick over het bijwonen der burgerexercitie. 1784. 1 stuk.
665.
Specificatiën, ingekomen bij den krijgsraad. (c. 1785). 2 stukken.
666.
Notulen van het comité der schutterij. 1796-1798. 1 omslag.
__________
108
III. ARCHIEVEN VAN GRONDVERGADERINGEN.
NB.
De stemgerechtigde burgers te Wijk waren over drie grondvergaderingen verdeeld, die allen te Wijk gevestigd waren en naar de gebouwen, waarin zij bijeenkwamen, genoemd werden.
667.
Stukken, ingekomen bij den president der grondvergadering nr. 88 (Wijk nr. 1 of het Gasthuis). 1796-1797. 1 omslag.
668.
Stukken, uit het archief der grondvergadering nr. 88. 1795-1797. 1 omslag.
669.
Stukken uit het archief der grondvergadering nr. 90 (Wijk nr. 3 of de Oude societeit). 1795-1797. 1 omslag.
__________
109
G. Stukken, toevalliger wijze in het archief berustende.
__________
I. STUKKEN, AFKOMSTIG VAN DEN STADSSECRETARIS A. BOOTH.
670.
Stukken betreffende een geschil tusschen A. Booth en den luitenant der compagnie van den graaf van Kuilenburg wegens injuriën, door den eerste den tweede aangedaan. 1631 en 1632. 1 omslag.
671.
Stukken betreffende A. Booth als serviciemeester. 1636. 1 omslag.
672.
Particuliere brieven, gericht aan A. Booth. 1622-1636; 1644. 1 omslag. __________
II. STUKKEN, AFKOMSTIG VAN DEN BURGEMEESTER W. WYBORGH.
673.
Stukken betreffende de werkkring van Willem Wyborg als dijkmeester in het eerste kwartier van de Lekdijk Bovendams (Amerongen tot grens Wijk bij Duurstede-Houten), 1619-1691. 2 pakken, 15 omslagen
673-1. Stukken betreffende het onderhoud van de Lekdijk Bovendams voornamelijk in het eerste kwartier, met zes manuscriptkaarten mogelijk door J. de Ridder, 1646-1691. 1 pak NB. Enkele stukken (1646-1651) betreffen diens vader, dijkmeester Gerard Wyborg. NB. Bevat een manuscriptkaart van de: Lekdijk Bovendams met kribben en waarden beneden het Honswijkerhoofd (1676); kribben aan de Domeinenweerd boven Wijk bij Duurstede (ca. 1680); Lekdijk Bovendams met kribben en waarden ter hoogte van het Beusichemse Veer (ca. 1680); Lekdijk Bovendams met kribben en waarden boven de Noord onder Wijk bij Duurstede (1682); Lekdijk Bovendams met kribben en waarden boven de 110
-
Heul te Schalkwijk (1683); walmuur voor Wijk bij Duurstede (ca. 1685).
673-2. Lijsten betreffende het onderhoud van de slagen op het zandpad op de Lekdijk Bovendams in het eerste kwartier, 1663-1686. 1 pak 673-3. Stukken betreffende de (tienjarige) meting van de Lekdijk Bovendams in het bijzonder van de dijkslagen in het eerste kwartier, 1656, 1662, 1676, 1686. 1 omslag 673-4. Stuk betreffende de meting van de hoogte van de Lekdijk Bovendams door landmeter De Roij met enkele aantekeningen van de hoogte van de Zuider-Lekdijk, 1670. 1 omslag 673-5. Manuaal betreffende de afkoop van de aardschouw door makers van dijkslagen op de Lekdijk Bovendams beneden Wijk bij Duurstede, 1654-1661. 1 omslag 673-6. Stukkken betreffende de onderhoudsplicht en de schouw van de Lekdijk Bovendams, 1630-1685. 1 omslag 673-7. Stukken betreffende hoge waterstanden en dijkleger, 1644, 1675, 1690. 1 omslag 673-8. Stukken betreffende een middelwaard gelegen voor de stad Wijk bij Duurstede, 1687-1688. 1 omslag 673-9. Copie van een verzoek uit 1617 van het kapittel van St.Jan Baptist te Wijk bij Duurstede aan dijkgraaf en heemraden van de Lekdijk Bovendams omtrent het halen van aarde onder meer ten behoeve van het onderhoud van het Huijbert Willemssenshoofd aan de Noord alwaar het kapittel 9 morgen land aan de Lekdijk heeft liggen, 1619. 1 omslag 673-10.
Stuk aan de Staten van Utrecht rakende de zaak van Anna Dutrireux, weduwe van wijlen François Lamaire met betrekking tot een rijswerk aan haar weerd aan de Lek tegenover Ravenswaaij, 1645. 1 omslag
673-11.
Stukken betreffende fruit- en notenbomen die staan langs de Lekdijk Bovendams, ca. 1680, 1685. 1 omslag
673-12.
Stukken betreffende de reparatie van de tijdens de inval van de Franse troepen in 1672 doorgestoken en doorgegraven Lekdijk Bovendams bij de Vaart (Vreeswijk) en Wijk bij Duurstede, met drie schetskaartjes, 1673-1674. 1 omslag
673-13.
Stukken betreffende het maken van zeven kribben of rijswerken 111
in de Rijn aan de voet van de Heijmansbergh boven de stad Rhenen, met een manuscriptkaart door J. de Ridder, 16821683. 1 omslag 673-14.
Stukken betreffende het maken van een krib aan de Roode Weerd (of Rootvoets) boven Wijk bij Duurstede in opdracht van de regenten van het Dolhuis te Utrecht, met twee manuscriptkaarten van de Roode Weerd met het huis De Duinen en het huis Meijnersweerd, 1659. 1 omslag
673-15.
Stuk betreffende de visitatie van de kribben aan de Alemansweerd, aan de Rijn onder Amerongen, van het kapittel van St. Pieter te Utrecht, 1690. 1 omslag
673-16.
Stuk betreffende ‘enige consideratiën tot beneficieringe van de Leckendijck’ van de hand van Willem Wyborg, ongedateerd (ca. 1678). 1 omslag
673-17.
Stukken betreffende de functie van dijkmeester van Willem Wyborg, 1674-1688. 1 omslag
674.
Stukken betreffende werkzaamheden, onder directie van Willem Wyborg (en Abraham Tentenier als administrateur) in opdracht van de Staten der Verenigde Nederlanden, verricht aan waterwerken aan de mond van Neder-Rijn bij de Schenkenschans ter beneficiering van de Neder-Rijn en IJssel, 1661-1681. 2 pakken
674-1. Stukken, waaronder bestekken, rekeningen en lijsten van arbeiders, betreffende bedoelde werkzaamheden op een aantal verschillende locaties, met 4 manuscript (schets)kaarten van onder andere de Schenkenschans en het Tolhuis, 1661-1681. 1 pak 674-2. Lijsten van arbeiders die hebben gewerkt aan het opruimen van het Schephoofd boven de Schenkenschans, 1666-1669. 1 pak
675.
Stukken betreffende werkzaamheden door Willem Wyborg verricht aan verschillende waterwerken niet zijnde de Lekdijk Bovendams, 16621686. 1 omslag N.B. Bevat: advies, in opdracht van de provincies Gelderland en Utrecht, over de verbetering van de Neder-Rijn tussen de Schenkenschans en de Vaart (Vreeswijk), 1662; vervolgadvies, in opdracht van de provincies Gelderland en Utrecht, over de verbetering van de Neder-Rijn tussen de Schenkenschans en de Vaart (Vreeswijk), 1663; 112
-
bestek voor het maken van de schoordijk boven Hagestein, 1664; stuk betreffende het maken van de opening in de Lekdijk in de baronie van IJsselstein [betreft de heul in de IJsseldam beneden Vreeswijk], 1673; stukken betreffende het herstel van de doorgebroken Lekdijk Benedendams aan de Lopikerwaard, met schetskaartje, ongedateerd (1677); bestek voor het maken van een krib boven de schoordijk tot Varik, ca. 1685; advies over herstel van de periculeuse Lekdijk boven Schoonhoven, 1686; stukken betreffende de verbetering van de Toldijk aan de Maas onder het dorp Lith, 1686.
-
-
-
676.
Lijst van alle tiendblokken onder Wijk, met aanwijzing der tiendplichtige grondeigenaren. (c. 1660). 1 omslag. Fotokopie. * Het origineel is in 1973 naar het toenmalige RAU, het huidige HUA gegaan, waar de bijbehorende tiendkaart berustte. Deze kaart is zowel digitaal als analoog als fotoreproductie bij het RHC ZOU aanwezig. __________
III. STUKKEN VAN ONBEKENDE HERKOMST.
NB.
Zie ook de nrs. 54 en 55.
677.
Manualen van den exploiteur der domeinen betreffende Vlaamschen en kapoenen, gaande uit huizen te Wijk. 1634 en 1644. 1 omslag. NB.
Deze ontvangsten werden door den exploiteur aan den rentmeester der domeinen verantwoord. * niet aanwezig, 11-95 (HM).
678 Blanco. NB Het oude inv.nr. 678 uit het stadsarchief berust sinds 1973 in: RHCZOU, Archief Nederlands Hervormde Gemeente Wijk bij Duurstede, 1592-1961 (335), inv.nr. 60. 113
679.
Ordonnantie van de Staten van Utrecht, houdende verbod aan de leden van het hof provinciaal om te oordeelen over zaken, waarin leden hunner familie betrokken zijn. 1603. (Afschriften van c. 1675). 2 stukken.
680.
Publicatie der vroedschap van Utrecht omtrent het huisgeld. 1684. (Afschrift). 1 stuk.
681.
Vrachtlijst van het veer tusschen Utrecht en Amsterdam. 1745. Met de ampliatie van 1783. (Gedrukt). 2 stukken.
682.
Relaas van zekeren Groen over de wijze, waarop hij met behulp van den magistraat van Arnhem commissio nair in visch geworden is. 1786. 1 stuk.
683.
Ordonnantie op de bierslede der stad Tiel. (17e eeuw). (Afschrift). 1 stuk.
684.
Ordonnantie van den magistraat der stad ....... op den impost op uitgaanden mest. 1661. (Afschrift). 1 stuk. --------
114
VERVALLEN BIJLAGE B.
INVENTARIS
van het
ARCHIEF VAN HET WATERSCHAP
HET GEMEENELAND VAN HET WIJKSCHE GERECHT, WIJKERBROEK, LEUTERVELD EN MELKWEG
VAN DE OUDSTE TIJDEN
TOT DE INVOERING VAN HET FRANSCHE BESTUUR.
Deze archiefstukken van de waterschappen in Wijk bij Duurstede (inv.nrs. 1110 uit bijlage B, Archief van het Waterschap etc.) maken geen deel meer uit van dit stadsarchief. Ze zijn te vinden bij het: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard te Woerden in de: archieven van de Waterschappen Het Gemeene Land van het Wijkse gerecht, Wijkerbroek, leuterveld en Melkweg/Waterschap Kromme Rijn, 1540-1969 (Inventaris door E.T. Suir, Rijksarchief Utrecht, 1976 (inventaris 9). Er is geen concordans.
1 – 110 Blanco
115