Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
Introductie + Hoofdstuk 1 De Habsburgse Nederlanden: eenheid of verdeeldheid? Introductie Opdracht 1 a In de negentiende eeuw ging het niet goed met Nederland. Er was een bezetting door de Fransen geweest, de Belgen waren onafhankelijk geworden in een oorlog die maar tien dagen duurde, de economie stelde weinig meer voor en het stof dat de politieke onrust uit de revolutietijd had doen opwaaien, was ook nog niet helemaal neergedaald. Men begon, bij wijze van spreken ter compensatie, te kijken naar een periode waarin het veel beter ging met het land om vervolgens die periode te idealiseren. b
Tegenwoordig wordt een actie waarbij tientallen burgers omkomen, minstens dubieus
gevonden, en waarschijnlijk zou het zelfs als een oorlogsmisdaad worden gezien. In elk geval zou Van Speijk, als hij zijn daad verrichtte in de tijd waarin wij leven, niet als een held worden beschouwd. In de negentiende eeuw zag men dat anders, getuige Breukelaer: het schilderij suggereert dat Van Speijk en De Ruyter allebei mensen zijn op wie ‘we’ trots mogen zijn. c
Van Speijk kijkt vol bewondering naar de oude zeeheld. Hij bewondert hem, kijkt naar hem op.
Kennelijk wil de schilder laten zien dat De Ruyter iets glorieus vertegenwoordigt. Opdracht 2 a Bijvoorbeeld: Nationalisme is trots zijn op datgene wat jouw volk bindt, wat de kracht van jouw volk en/of jouw land laat zien en deze trots ook uitdragen. b
Uitspraak 1. De gedichten van Helmers en de andere genoemde voorbeelden zijn zonder
meer nationalistisch, maar ze grijpen terug op een glorieus verleden. De periode waarin deze nationalistische uitingen geproduceerd werden, was een periode waarin veel dingen niet goed gingen. c
De vorm van nationalisme die in deze introductie naar voren komt (een nostalgische hang
naar een glorieus verleden) komt vooral voor bij volken/landen waarmee het nu minder goed gaat. Maar nationalisme komt evengoed voor bij volken/landen die (vinden dat ze) nu in een periode van kracht en macht zitten. Denk aan de Verenigde Staten: vlag, volkslied en andere nationalistische uitingen zijn er overal zichtbaar en de waarden van het land (democratie en vrijheid) worden doorgaans als universeel beschouwd.
Hoofdstuk 1 1.1 Een modern streven Opdracht 1 a Bourgondische erflanden: geërfd. Heilige Roomse Rijk: verkozen. Oostenrijkse erflanden: geërfd. Spaanse gebieden: geërfd. Italiaanse gebieden: geërfd.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
1
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
Het overgrote deel van zijn rijk heeft Karel dus geërfd. Zowel zijn vader als zijn moeder hadden eveneens het grootste deel van hun gebieden geërfd. Doordat zij trouwden, kwamen die twee rijken dus samen en later erfde Karel ze. b
De Habsburgers hoefden eigenlijk nauwelijks oorlog te voeren om hun rijk uit te breiden; via
overerving en handig trouwen groeide het ‘vanzelf’. c
In een aantal gebieden is Karel niet dankzij de huwelijkspolitiek aan de macht gekomen, maar
dankzij verkiezing (Heilige Roomse Rijk) of verovering (Zuid-Amerika). De uitspraak geeft dus maar een deel van het verhaal weer. Opdracht 2 a De zuilen symboliseren de verwachting dat Karel in het oosten Jeruzalem zou bevrijden van de islam en dat hij in het westen de Indianen van Amerika zou bekeren tot het christendom. Ook het motto suggereert dat er meer grondgebied veroverd moet worden. b
De Fransen waren bijna voortdurend met Karel in oorlog. Iedere soldaat die elders vocht,
vocht niet tegen hen. Dat vonden de Fransen natuurlijk niet onprettig. De paus meende dat hij, als leider van de katholieke kerk, voorstander moest zijn van de pogingen van Karel om het ‘Christenland’ te vergroten. Het gewone volk dacht ‘oorlog is lijden’. Het gewone volk leed het meest. Dat ging natuurlijk ten koste van het enthousiasme van gewone mensen voor de oorlog. Aan de andere kant leidde de Turkenangst wel tot een gevoel van urgentie: oorlog was noodzakelijk om de Turken op afstand te houden.
Opdracht 3 a
1) De Bourgondiërs probeerden de macht van de adel in te dammen. Karel ook. 2) De Bourgondiërs riepen een Staten-Generaal in het leven. Die bleef onder Karel bestaan. 3) De Bourgondiërs hadden in de loop van de tijd steeds meer gewesten veroverd en bij de
Lage Landen gevoegd. Karel zette dit beleid voort, door Overijssel, Gelre, Groningen en Friesland te veroveren. b
1) Karel maakte een erfgebied van de Lage Landen. Dat was nieuw. 2) Er kwam een centrale hoofdstad: Brussel. 3) Karel wijzigde de bestuursstructuur van het gebied. Er kwamen meer Raden en personen
die een rol speelden in het bestuur. 4) Karel nam burgers in dienst in bestuursfuncties. Dat ging ten koste van de macht van de adel.
Opdracht 4 a
Centralisatie houdt in dat een gebied zoveel mogelijk bestuurd wordt vanuit een centraal punt
(in dit geval Brussel). Particularisme houdt in dat ieder gebied, gewest of stad zijn eigen belangen stelt boven de belangen van het ‘geheel’, het land. Centralisatie en particularisme botsen dus met elkaar. b
1) Hij vond dat overal in de Lage Landen dezelfde regels zouden moeten gelden. Karel V vond
dat dit bij modern koningschap hoorde.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
2
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
2) Als één land zouden de Lage Landen sterker staan tegenover de eeuwige vijand Frankrijk. c
1) Hij verkleinde de macht van de adel door burgers in dienst te nemen. Die waren eerder
loyaal aan hun werkgever (Karel) dan aan de stad of streek waaruit ze afkomstig waren. 2) Er kwam een centrale hoofdstad. 3) Er kwamen centrale bestuursraden.
Opdracht 5 a Functie of raad
Taakomschrijving
Landvoogdes
Directe plaatsvervanger van Karel V.
Stadhouders
Bestuurders van steden of gewesten. Ze deden dit namens Karel persoonlijk.
Raad van State
De belangrijkste van de drie Raden. Gaf adviezen over alle belangrijke zaken betreffende de regering, de veiligheid en de verdediging van de Lage Landen.
Raad der Financiën
Beheerde de landgoederen van Karel in de Lage Landen en voerde het financiële beleid uit.
Geheime Raad
Hield zich bezig met de uitvoering van de centralisatieplannen. De Raad vergaderde dagelijks onder leiding van Karel V of de landvoogdes over centrale wetten, het verlenen van privileges en de controle op gewestelijke en stedelijke instellingen.
b
De landvoogdes sprak direct namens Karel. Zij had namens Karel de
eindverantwoordelijkheid. Direct onder haar kwamen de drie Raden, waarvan de Raad van State de belangrijkste was. De stadhouders hadden de minste macht. 1.2 De moedernegotie Opdracht 6 a
De vele oorlogen kostten veel geld. Daardoor kwamen Karel en Filips in de financiële
problemen. b
De bankiers zorgden ervoor dat de overheid niet failliet ging. Karel (en later Filips) kon zijn
beleid alleen voortzetten dankzij het geld van de bankiers. Dit zorgde er dus voor dat de bankiers een stevige machtspositie kregen. Een zin uit de tekst die aangeeft dat de bankiers zelf bepaalden wanneer zij wel of niet geld uitleenden (en dus of Filips een oorlog kon beginnen of voortzetten) is: ‘In 1557 ging Filips II voor de eerste keer failliet. Tot de belangrijkste schuldeisers hoorden de Duitse Fuggers, die weigerden nieuwe leningen te verstrekken.’
Opdracht 7 a
A, B en E.
b
A) Polen. B) Hoog.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
3
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
C) De boeren hoefden geen graan te verbouwen, omdat de Oostzeehandel veel graan binnenbracht. Daardoor konden de boeren zich richten op veeteelt en op gewassen die op Nederlandse grond beter groeiden. De productiviteit nam hierdoor toe. D) Oorzaken: er kwam veel graan binnen vanuit het Oostzeegebied. De Hollandse boeren hoefden dus geen graan te verbouwen. En: de Hollandse boeren konden zich specialiseren in gewassen die op Nederlandse grond beter groeiden. Gevolgen: Specialisatie, handel in landbouwproducten, toename van de stedelijke nijverheid (touwslagers, linnenfabrikanten en verfbereiders hadden landbouwproducten nodig en daar konden ze in ruime mate over beschikken). E) België. c
Het aantal steden met meer dan 10.000 inwoners in de Noordelijke Nederlanden verdubbelde
tussen 1500 en 1600. Dat kan twee dingen betekenen: een enorme bevolkingstoename of een sterke groei van het aantal mensen dat geen boer hoefde te zijn. Het aantal steden in de Zuidelijke Nederlanden en in Engeland groeide in dezelfde periode niet of nauwelijks. Het is onwaarschijnlijk dat er een enorme bevolkingstoename in de Noordelijke Nederlanden plaatsvond, als daar in dezelfde periode geen sprake van lijkt te zijn in de Zuidelijke Nederlanden. De oorzaak van de sterk toegenomen verstedelijking mag je dus zien in de afname van het aantal boeren.
Opdracht 8 a
Het fluitschip had relatief weinig bemanningsleden en door zijn vorm hoefde er relatief weinig
tol betaald te worden. Hierdoor bleven de transportkosten laag. Als de kosten laag blijven, kunnen ook de verkoopprijzen van de verhandelde producten lager blijven. Dat was dus goed voor de handelspositie van de Hollanders. b
Amsterdam ligt op een centrale plek tussen het Oostzeegebied en gebieden waaraan
handelsproducten werden doorverkocht (Frankrijk, Spanje en Italië). De Noordzee was ook meteen een goede transportroute. Er hoefden geen wegen aangelegd of rivieren uitgebaggerd te worden. c
Producten vanuit de Oostzee werden in Amsterdam opgeslagen en gedeeltelijk doorverkocht
aan handelaren uit andere landen.
Opdracht 9 Je hebt meer gegevens nodig. Een vergelijking met twee landen (Frankrijk en Engeland) is niet genoeg om iets te beweren over heel Europa. Europa heeft meer landen; misschien waren Frankrijk en Engeland juist heel zwak qua handel. Behalve handel over zee is er ook handel over land. Daarover zou je ook gegevens moeten hebben. Als Frankrijk bijvoorbeeld een enorm handelsnetwerk heeft over land, en Holland niet, dan heeft dat invloed op de handelspositie van beide landen. Het aantal schepen vertelt je iets over de hoeveelheid handelsproducten, maar niet of er effectief gehandeld werd. De Engelsen met honderd schepen bijvoorbeeld zouden meer winst kunnen behalen dan de Hollanders met vierhonderd schepen.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
4
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
Opdracht 10 a
Hij geeft behoorlijk objectieve informatie, want hij oordeelt nauwelijks. Hij geeft weer wat hij
ziet of hoort: aantallen schepen, de snelheid waarmee schepen gelost worden, de snelheid waarmee producten verkocht worden. Wel vergist hij zich soms: hij noemt ‘de’ burgers rijk. Uit bron 16 blijkt een ander verhaal: de meeste burgers waren helemaal niet rijk. b
Ja, hij is behoorlijk gebonden aan tijd en plaats. Niet alleen heeft hij kennelijk geen zicht op de
armoede van een groot deel van de Amsterdammers, maar hij negeert ook aspecten van de stad die voor hem als koopman niet relevant zijn, zoals de smerigheid, de stank en de invloed van dood en ziekte. Misschien dat die hem als tijdgenoot ook niet opvielen.
1.3 Verzet tegen de centralisatie
Opdracht 11 a
Spanje voerde oorlog op allerlei plaatsen in Europa. Daarvoor had de vorst geld nodig.
b
Holland lag niet in het grensgebied met Frankrijk, maar de handel in dit gewest had wel last
van allerlei blokkades. Als rijkste gewest moest het de grootste bijdrage leveren aan de belasting.
Opdracht 12 a
Stelling C is juist.
In de leertekst staat dat Luther de kerk wilde hervormen. Als hij een tegenstander van de kerk was, zou hij de kerk niet willen hervormen, maar haar willen afschaffen! Stelling A klopt dus niet. De voorlaatste zin van bron 22 laat zien dat Luther positief dacht over de paus. De paus wist niet wat de aflaatpredikers deden, zegt Luther. Stelling B klopt dus niet. b
In Karels tijd was het motto ‘één land, één godsdienst’ erg belangrijk. Karel wilde dus niet dat
er naast de katholieke religie een tweede, protestantse, religie zou ontstaan.
Opdracht 13 In de betogen zouden de volgende argumenten naar voren kunnen komen: A) Wie maar hard genoeg geslagen wordt, geeft uiteindelijk alles toe. Ook de meest gekke dingen. Een ‘ketter’ werd gedwongen diverse rariteiten toe te geven. Die rariteiten werden daarmee werkelijkheid: ze waren immers toegegeven. Daarmee wonnen ze aan kracht. B) Een vroom katholiek kon bij de inquisitie aangemeld worden als mogelijke ketter. Een uit de hand gelopen vete of burenruzie kon daar al toe leiden. De ondervraging die op de aanmelding volgde, leidde, met dank aan de pijnlijke ondervragingstechnieken, vermoedelijk tot een bekentenis. En een bekentenis leidt tot een schuldigverklaring. C) Iedereen kon aangeklaagd en schuldig bevonden worden aan de meest bizarre zaken. Dat is niet een situatie die je in stand moet laten. Hervorming is dus noodzakelijk. Anderzijds: de inquisitie werkte (mede) voor / met de kerkelijke autoriteiten. Dat zegt op zichzelf weinig over de wijze waarop religie beleefd werd. Een hervorming van de kerk als instituut ligt meer voor de hand dan een religieuze hervorming.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
5
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
Opdracht 14 a
Volgens de Moderne Devotie was ieder individu zelf verantwoordelijk voor het heil van
zijn/haar ziel. De bemiddelende rol van de kerk was niet nodig. Dat is ook wat Luther zegt: het kopen van aflaten is zinloos. Een mens kan, als hij zijn zielenheil zeker wil stellen, beter zijn levenswijze verbeteren. Luther zegt dat hij beter kan geven aan de armen en delen met behoeftigen. Daarnaast hebben zowel de Moderne Devotie als Luther kritiek op de katholieke kerk. b
Antwoord C ligt dus het meest voor de hand. Luther had veel kritiek op de katholieke kerk. Hij
zou het met de strekking van Erasmus’ woorden eens zijn. De toon van Erasmus’ tekst is echter heel anders dan de – ondanks alle kritiek toch respectvolle – toon die Luther doorgaans hanteerde.
Opdracht 15 a
De zakken worden beheerd door een monnik. Kennelijk heeft de monnik grote behoefte aan
hooi; hij is hebzuchtig De symboliek is dat negatieve eigenschappen de monnik dus wel liggen. b
Hij heeft de symboliek versterkt met deze beeldelementen. De drank en de (gesuggereerde)
vraatzucht betekenen dat de monnik niet matig is, wat een monnik wel zou moeten zijn. c
Achter de hooiwagen rijden enkele kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Ze doen niets om
te voorkomen dat de mensen het hooi meenemen. Ook hebben ze er kennelijk geen bezwaar tegen om zich zo dicht bij de negatieve eigenschappen (het hooi) te bevinden. d
In de wolk staat Christus afgebeeld. Hij kijkt gekweld toe hoe ‘zijn’ mensen dingen doen die hij
afkeurt. e
Grote was kritisch ten opzichte van de kerk. Hij vond de kerk onnodig en was tegen de vele
misstanden die de katholieke kerk volgens hem kenmerkten. Dat laatste zie je ook in het schilderij van Bosch. Andere ideeën van Grote, zoals de individuele verantwoordelijkheid, komen in dit schilderij alleen indirect naar voren. Het is dus niet zo dat dit schilderij één op één de ideeën van de Moderne Devotie weergeeft, maar het ligt wel in het verlengde ervan.
1.4 Buiten de Nederlanden Opdracht 16 a Engeland: De Engelse kerk had zich losgemaakt van de katholieke kerk. Katholieken die de scheuring accepteerden, werden met rust gelaten; anderen werden heftig vervolgd. Onder het bewind van Maria I, een dochter van Hendrik VIII en zijn eerste vrouw, Catharina van Aragon, zou het katholicisme zich kortstondig herstellen. Maria was stiekem het katholieke geloof trouw gebleven. Toen zij aan macht kwam, begon zij aan een zo bloedige vervolging van het protestantisme, dat zij de bijnaam ‘Bloody Mary’ kreeg. Frankrijk: De protestanten werden als een regelrechte bedreiging gezien voor het katholieke koningschap. Aanhangers van de Reformatie stierven op de brandstapel of vluchtten naar het buitenland. Tijdens de Bartholomeüsnacht werden duizenden hugenoten vermoord. De Duitse gebieden: hier vond geen grootschalige vervolging plaats. b
Engeland: De Engelse dynastie behield haar macht. Een Spaanse poging tot invasie (met
behulp van de Armada) mislukte.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
6
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
Frankrijk: De Franse koning behield zijn macht. De Duitse gebieden: Deze gebieden waren onderdeel van het rijk van Karel V. Veel Duitse staatjes kozen de kant van Luther, sommige bleven katholiek. In 1547 kwam het tot een militair treffen tussen de opstandige vorsten en keizer Karel V bij Mühlberg aan de Elbe. De protestantse Duitse vorsten leden daar een gevoelige, maar geen definitieve nederlaag. Een aantal van hen sloot een bondgenootschap met Frankrijk en in een nieuwe veldslag joegen zij Karel V op de vlucht. Karel verloor dus aan macht in een aantal Duitse gebieden, maar van een totale omwenteling, zoals in de Republiek, was geen sprake.
Opdracht 17 De katholieke Maria I, ‘Bloody Mary’, trouwde met Filips II. Met dit huwelijk kreeg Filips dus politieke invloed in Engeland. Toen Mary stierf, vroeg Filips haar opvolgster, Elizabeth I, ten huwelijk. Had zij toegestemd, dan zou Filips' invloed in Engeland zijn veiliggesteld. Pas toen zij weigerde, nam hij toevlucht tot militaire middelen om zijn invloed op Engeland niet te verliezen.
Opdracht 18 a
De Armada voer uit om ervoor te zorgen dat Spanje invloed hield in Engeland en dus ook om
ervoor te zorgen dat Engeland katholiek zou blijven. De aanval werd afgeslagen. De kerk van Engeland werd, onder Elisabeth I, staatskerk. De ‘ik’ uit de tekst is dus niet het protestantisme, wat je in eerste instantie misschien zou verwachten, maar eerder een verzamelnaam voor de vijanden van Spanje, dan wel de tegenstanders van de katholieke kerk. b
Net als Engeland vocht Zeeland tegen de Spanjaarden. De belegeringen van veel steden
lagen nog vers in het geheugen; het verslaan van de onverslaanbaar geachte Armada was een geweldige steun in de rug van de vijanden van Spanje.
Opdracht 19 a
Religieus: het Franse koningshuis was katholiek en (dus) tegen het protestantisme. Politiek: ‘Eén land, één godsdienst.’ Net als voor Karel V en Filips II was het voor Catharina
politiek onverteerbaar dat de eenheid in het land ondermijnd zou worden door religieuze verdeeldheid. Centralisatie was ook in Frankrijk een belangrijke ontwikkeling op dat moment! b
Ja, Karel V en Filips II wilden niet dat het land verdeeld werd door religie. De Spaanse
soevereinen streefden naar centralisatie, daarin paste religieuze verdeeldheid niet. Examentraining
Opdracht 1 a
In 1477 komen de Zuidelijke Nederlanden onder Habsburgs gezag. Dit zorgt voor meer
eenheid omdat daarmee steeds meer gebieden onder het gezag van de Bourgondische hertogen waren komen te staan. Via de Staten-Generaal werden gezamenlijke afspraken gemaakt tussen deze gewesten.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
7
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
In 1477 is er ook nog sprake van verdeeldheid , omdat ieder gewest nog altijd zijn eigen rechtspraak, zijn eigen munten en zijn eigen bestuur kende. In 1555 wordt Karel V opgevolgd door Filips II. Hij werd heer der Nederlanden. Dit zorgde voor meer eenheid, omdat de zeventien gewesten erkenden dat één persoon het oppergezag bezet. In 155 is er ook nog steeds sprake van verdeeldheid, omdat nog steeds ieder gewest zijn eigen rechtspraak, zijn eigen munten en zijn eigen bestuur kende. b
Karel V streefde naar centralisatie van het bestuur en naar meer eenheid in de Nederlanden.
Dit was voor die tijd modern, omdat het particularisme, dat wil zeggen de zelfstandigheid van de gewesten en steden, nog sterk was. Drie middelen die Karel V gebruikte bij het vormgeven van de centralisatiepolitiek, waren de Raad van State, de Raad van Financiën en de Geheime Raad. In deze raden zaten niet langer alleen leden van de adel (die hun particuliere belangen nastreefden), maar steeds meer burgers (geschoolde juristen), die oog hadden voor het algemeen belang. c
De Zuidelijke Nederlanden kenden in de vijftiende eeuw stedelijke handelscentra, zoals
Brugge, Brussel en Antwerpen. Deze steden vormden het centrum van een handelsnetwerk dat grote delen van Europa met elkaar verbond. De Noordelijke Nederlanden werden in de zestiende eeuw succesvol, onder andere door de val van Antwerpen. Hierdoor bloeide Amsterdam op als Europees handelscentrum, wat versterkt werd door de moedernegotie. d
Economisch: er was verzet tegen het centraliseren van belastingheffing. Met name uit de
Nederlandse gewesten (waar de economie groeide) wilden de Habsburgse vorsten meer belastinginkomsten halen, om onder andere oorlogen tegen Frankrijk te kunnen financieren. Met name de gewone burgers en handelaren maakten zich zorgen over de belastingplannen van Karel V en Filips II. Politiek: door de centralisatiepolitiek verloren de gewesten hun eeuwenoude privileges en de adel haar bevoorrechte positie. Religieus: de Habsburgse vorsten steunden de contrareformatie en zagen er op toe dat in de Nederlanden ketters streng werden vervolgd. Dit zorgde voor kritiek onder met name de protestanten, maar later zelfs ook onder de (katholieke) adel, omdat de inquisitie voor veel onrust zorgde. e
Engeland: een sterk centraal gezag (monarchie), in tegenstelling tot de Nederlanden een
bestuurlijke eenheid. Ook godsdienstige twisten, het ontstaan van de Anglicaanse kerk. Frankrijk: een sterk centraal gezag (monarchie), in tegenstelling tot de Nederlanden een bestuurlijke eenheid. Ook godsdienstige onrust, de Bloedbruiloft zorgde voor de dood van tienduizenden protestanten. Duitse gebieden: net als de Nederlanden geen bestuurlijke eenheid. Maar na 1555 mochten de vorsten van de afzonderlijke vorstendommen de godsdienst kiezen die zij voor hun onderdanen wilden. Dat kon dus ook het protestantisme zijn.
Opdracht 2 De juiste volgorde is: E, G, B, D, A, C, F.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
8
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
Opdracht 3 A
Gevolg is dat de lutherse religie gelijkgesteld werd aan de katholieke. Dat was voor een aantal
Duitse vorsten een bedoeld gevolg van de Vrede van Augsburg; zij mochten nu zelf de godsdienst kiezen die zij voor hun onderdanen wensten. B
Een bedoeld gevolg van de stichting van de Anglicaanse kerk was dat de nieuwe kerk de
goedkeuring kon geven aan de echtscheiding van Hendrik VIII. Deze goedkeuring had de katholieke kerk (de paus) niet willen geven. C
In heel Frankrijk zouden tienduizenden protestanten of Hugenoten worden vermoord. Dit was
een bedoeld gevolg, de Franse koning gaf opdracht voor deze moordpartij. D
De ontevredenheid in de Nederlanden over de centralisatiepolitiek nam steeds verder toe. Dit
was een onbedoeld gevolg van Filips II. E
Een bedoeld gevolg was dat deze gewesten nu vielen onder het gezag van dezelfde
landsheer: de hertog van Bourgondiër. F
De stad Antwerpen leed daardoor grote economische schade. Amsterdam ging haar positie
van centrale handelsstand steeds meer overnemen. Dit is een onbedoeld gevolg van het financiële beleid van Filips II. G
De kritiek op de katholieke kerk verspreid zich door Europa. Dit wakkert de reformatie aan.
Uiteindelijk leidde dit tot een splitsing in de kerk, de protestantse kerk ontstond. Dat was een onbedoeld gevolg van het optreden van Luther, die wilde de katholieke kerk zuiveren van misstanden, maar de eenheid in de kerk in stand houden.
Opdracht 4 In de zestiende eeuw waren de gewesten Brabant en Vlaanderen op economisch gebied sterker dan Holland. Brabant en Vlaanderen waren de belangrijkste stedelijke gebieden. Antwerpen was een rijke handelsstad en een knooppunt voor Europese handelsroutes. De Hollandse steden waren in de zestiende eeuw veel kleiner dan de Brabantse en Vlaamse steden. Vanuit de Hollandse steden bloeide de handel met het Oostzeegebied langzaam op. Deze moedernegotie was noodzakelijk om voor de Hollanders voor voldoende voedsel te zorgen.
Opdracht 5 - Het humanisme is van invloed geweest op de reformatie, omdat het humanisme er sterk de nadruk op legt dat de mens zelf moet onderzoeken, kennis moet vergaren. Door de oorspronkelijke tekst van de Bijbel vanuit het Grieks in het Latijn te vertalen, ontdekte onder andere Erasmus verschillende misstanden binnen de katholieke kerk. - Een andere oorzaak voor de reformatie waren de misstanden in de katholieke kerk, waar steeds meer mensen zich over verbaasden. Met name de rijkdommen en pronkzucht keurde men af.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
9
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
Examenkatern havo en vwo De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702
Uitwerkingen H1
Opdracht 6 A
Karel V: hij keurt de tekst van dit lied af. Karel V is een overtuigd en streng katholiek en
tolereert geen kritiek op de kerk. In het lied wordt met name de spot gedreven met het gedrag van monniken. Luther: hij zal het eens zijn geweest met de tekst van dit lied. Luthers grootste bezwaar gold de geestelijken: velen van hen leidden een rijk leven, terwijl zij geen aandacht hadden voor de zorgen van de gewone mensen en de religie. Dit wordt in het lied beschreven. Calvijn: hij zal het eens zijn geweest met de tekst van dit lied. Calvijn had kritiek op veel katholieke instellingen, zoals de monniken. Deze worden in het lied bekritiseerd. B
De bron is enerzijds wel bruikbaar. Het is een bron uit de zestiende eeuw, waarin een
tijdgenoot zijn visie geeft op de katholieke kerk. Het is echter wel een zeer subjectieve bron. Het is een uitgesproken mening van één persoon. Dus niet representatief genoeg om op basis van alleen deze bron conclusies te trekken. Je zult dus meer bronnen moeten raadplegen om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo
10
©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011