1
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
LOST DE ENE CRISIS DE ANDERE OP? Niets doet een crisis sneller vergeten dan een andere crisis. Na de maandenlange aanslepende crisis van ons staatsbestel, de onmogelijkheid om tot een staatshervorming te komen, kwam de economische crisis. Niet zomaar een crisis: een historische aardbeving die de grondvesten van ons kapitalistische systeem doet beven. Wereldwijd, ook in België, had de ene bank na de andere overheidssteun nodig om het faillissement te voorkomen. De politiek nam haar verantwoordelijkheid op. De ramp waarbij al ons spaargeld als sneeuw voor de zon zou verdwijnen, werd voorkomen. Maar de problemen zijn nog lang niet van de baan. De banken verschaffen onze economie niet langer de nodige instroom van geld om investeringen mogelijk te maken. Daardoor vertraagt onze economie, met het risico dat ze zelfs tot stilstand zou komen. De mensen zullen dit snel gaan voelen. Enkele voorbeelden. Fabrieken en bedrijven moeten honderden, duizenden tijdelijk werkloos naar huis sturen. Duizenden mensen lopen het risico binnenkort werkloos te worden. Voor jonge mensen die een huis willen kopen, zal het nog moeilijker worden om een lening te krijgen. Een eigen zaak starten is in het huidige economische klimaat een verre droom voor zij die geen startkapitaal hebben. De banken hebben grote fouten gemaakt. Maar er speelt natuurlijk meer mee. Hebben we boven onze stand geleefd? We willen meerijden op een doorgedraaide consumptiecarrousel zonder de prijs te kunnen betalen. Een elijk op korte termijn. Op lange termijn zal iemand de prijs betalen. We mogen onze generatie niet het kind van de rekening laten worden. We hebben nood aan een leefbaar en duurzaam economisch systeem. Indien we vandaag geen maatregelen nemen om een nieuwe richting uit te werken, zal het straks te laat zijn. Verandering is mogelijk, als we erin geloven en eraan willen werken.
INHOUDSTABEL EDITO Pieter Marechal/Axel Ronse -
ARMOEDE IN BELGIË? Herwig Hermans
-
HET GEZICHT VAN ARMOEDE IS (TE VAAK) VROUWELIJK Bianca Debaets Cindy Franssen - ARMOEDE: EEN RUIM EN COMPLEX BEGRIP Caro Bridts - DE BANKEN ZIJN OP ENKELE DAGEN GERED, DE ARMEN WACHTEN AL JAREN Swa Schyvens Anke Hintjens - DE BRUSSELSE ARMOEDEPROBLEMATIEK Maarten Deman -
IN DE SUPERMARKT Anne Janssen
BEDRIJF ZONDER GRENZEN Roel Deseyn
AXEL RONSE Hoofdredacteur DMK/Politiek secretaris JONGCD&V www.axelronse.be PIETER MARECHAL Hoofdredacteur DMK/Ondervoorzitter JONGCD&V www.pietermarechal.be
-
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
2
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
3
Op 17 oktober hingen op veel plaatsen in België lakens uit de ramen. Geen laundry day en evenmin een actie van spijtoptanten die de vuile was buiten hingen. Het was een actie ter gelegenheid van de Werelddag van verzet tegen extreme armoede . Ja hoor, ook in ons welvaartsstaatje kreeg dit aandacht. En daarmee wou men niet de aandacht vragen voor armoede overzee, maar wel hier bij ons. In steedse steegjes, in buitenwijken, achter gevels, enzovoort. Dat armoede een factor is waar we ook hier rekening mee moeten houden, blijkt o.a. uit de campagne die Welzijnszorg dit najaar voert: Daarmee zoomt Welzijnszorg met enkele sterke campagnepartners, zoals de CM, in op een problematiek die ze al onder de aandacht bracht met de campagne A . Cijfers leggen een schrijnende ongelijkheid in onze samenleving bloot: 53,4 procent van de gezinnen met een inkomen tussen 750 en 1.000 euro per maand kan de gezondheidskosten moeilijk in het gezinsbudget inpassen (voor de totale bevolking is dat 29,7 procent) en bijna 20 procent van diezelfde groep diende medische zorgen uit te stellen (t.a.v. 10 procent van de totale bevolking). Lager geschoolden hebben volgens onderzoek verschiet t.o.v. een hooggeschoolde. Moeders met een laag opleidingsniveau hebben ook dubbel zoveel kans om hun kind tijdens het eerste jaar te verliezen. Een onderzoek naar de tandkwaliteit van jonge kinderen van gemiddeld 30 maanden, wijst uit dat het aantal gevallen van cariës in een achtergestelde buurt in Gent driemaal hoger ligt dan in een niet-achtergestelde buurt. Armoede schaadt trouwens niet enkel de gezondheid. Armoede huist tussen vochtige muren, armoede zet je vanachter in de klas, armoede houdt je werkloos, armoede zorgt dat je op het einde van je geld nog een stukje maand over hebt, armoede bezorgt je een negatief zelfbeeld, enzovoort. Daarmee is duidelijk dat armoede meer is dan een centenkwestie. Al is het natuurlijk voor een groot stuk ook dat. Want in onze samenleving koop je nu eenmaal een sociaal leven, en veel diensten en goederen in onze samenleving kosten een aardige stuiver.
Het zijn uitzonderingen die zich bewust langs de kant van onze samenleving zetten. Zowat iedereen wil liefst meekunnen.
Armen tellen? Die meervoudigheid van armoede maakt het ook moeilijk om armoede te becijferen. Want je moet eerst al weten wat armoede is. Dat is niet zo simpel. In Vlaanderen wordt veelal verwezen naar de definitie die door prof. J. Vranken van OASeS, UA, werd geïntroduceerd: een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbrugge Een definitie die niet eenvoudig om te zetten is naar kwantitatieve gegevens. Een (manke) graadmeter die wordt gebruikt, is gebaseerd op een EU-SILC enquête. Daar hanteert men 60 procent van het mediaan gezinsinkomen in een lidstaat als armoederisicogrens. Het woordje risico is niet onbelangrijk, want uiteraard hangt naast het zuivere inkomensplaatje natuurlijk ook erg veel af van de feitelijke kosten die je moet maken voor basisbehoeften (voeding, huisvesting, gezondheidszorgen, enzovoort), alsook van de eventuele reserves waar men tijdelijk op kan terugvallen en het sociaal netwerk waarvan men soms ook materiële steun krijgt. Eén ding staat vast: over hoeveel feitelijk inkomen je moet beschikken om als niet-arme te worden gedelibereerd, kan je eindeloze discussies houden.
Niet van tel leeft niet zo van tel. Dat mensen in armoede leven, is wat telt. , is hun dagelijkse ervaring.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
4 Soms ervaren ze dit al in de gezinskern, of op het schoolbankje. En later op de huisvestingsmarkt en de arbeidsmarkt. In de gezondheidszorgen, in het dure vrije tijdsaanbod, enzovoort.
Het beleid heeft zich trouwens ook georganiseerd: actieplannen, overlegstructuren, aandachtsambtenaren, steunpunten, onderzoek, indicatoren, enzovoort. Als al die instrumenten nu nog vlot
Iemand die een hele tijd in bittere armoede leefde, verwoordde het ooit zo: van de samenleving een muur staat. Af en toe gaat er een luikje open en krijg je iets van de andere kant. Maar de muur
al draagt het beleid natuurlijk een grote verantwoordelijkheid als het gaat om het bestrijden van armoede, wat veeleer een structureel dan een individueel probleem is, dan zal ze nog op haar eigen grenzen stoten. Beleid wordt immers dikwijls pas ontwikkeld na maatschappelijke ontwikkelingen.
Het is moeilijk in te beelden voor wie het nooit heeft meegemaakt, maar het moet zwaar om dragen zijn om meerdere keren per dag, elke dag van de week, de ervaring te hebben er niet te kunnen of te mogen bijhoren.
Dichterbij de oplossing, of net niet? Je kan natuurlijk moeilijk stellen dat het algemeen beschouwd slecht gaat. De welvaart scoort hier heel hoog. Ondanks crisisberichten kan je niet anders dan vaststellen dat heel wat studenten autogewijs naar de les gaan, dat veel gezinnen meermaals per jaar trips naar het buitenland ondernemen, dat we onszelf verwennen met weinig levensnoodzakelijke producten, enzovoort. En ook wie het moeilijk heeft, kan toch rekenen op een redelijk fijnmazig net van sociale beschermingsmaatregelen. Het armoedebestrijdingsbeleid in Vlaanderen en België heeft dan ook echt een aantal troeven. Maatregelen zoals een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, een maximumfactuur en de Vlaamse zorgverzekering zorgen ervoor dat de groep die leeft met een armoederisico relatief beperkt blijft.
We zitten ook met slechte kaarten. De basisuitgaven wegen steeds zwaarder door in een gezinsbudget: blijkt ook in schuldendossiers: dat is allesbehalve een eenzijdig verhaal over onverantwoorde uitgaven. Mensen met een laag inkomen krijgen het niet meer rond door ondermeer de krapte op de sociale woonmarkt en het hoge energieverbruik dat samenhangt met hun slechte behuizing. Toenemende druk op zelfontplooiing. Allemaal goed en wel, dat geloof in het individu. We moeten uiteraard geloven in de kracht van ieder mens, en we moeten blijven zoeken naar de talenten in elk uniek en misschien meer dan ons lief is door al wie op onze levensweg een rol heeft gespeeld. Het wegvallen van evidente sociale verbanden de voorbije decennia heeft het individu eigenlijk niet sterker, maar net kwetsbaarder gemaakt. De zekerheden van het kerngezin, de familiale banden, de sociale groep waar je automatisch toe toegenomen druk op zelfontplooiing. Leuk als je
De meervoudigheid van armoede heeft in het beleid haar weg gevonden. Vanuit verschillende invalshoeken wonen, gezondheid, energie, welzijn, onderwijs, werk, cultuur, enzovoort - is er aandacht voor armoedebestrijding: de stem van mensen die in armoede leven, wordt meegenomen in het beleid. De ervaring leert dat ook goedbedoelde acties om armoede te bestrijden soms totaal hun doel voorbijschieten. Niet iedereen heeft inzicht in wat armoede eigenlijk betekent. Wie dat wel heeft, zijn mensen die in armoede leven. Sinds het Algemeen Verslag over de Armoede en de aandacht die toenmalig premier Dehaene daaraan heeft besteed, is de betrokkenheid bij het beleid van armen via verenigingen waar armen het woord nemen en ervaringsdeskundigen stelselmatig toegenomen.
bespaard blijft van onze complexe samenleving kan huppelen en weer opveren als je al eens pech hebt of een misstap maakt. Maar, oh wee, als je bagage maar pover uitvalt en als je geconfronteerd wordt met gezinsbreuk, je ontbreekt. Ik stel vast dat je dan niet op veel mededogen moet rekenen. Eigen schuld, dikke bult! Zolang het gaat om kinderen die in een precaire situatie opgroeien, willen we nog wel eens een traan laten. Maar eenmaal die kinderen meerderjarig zijn, verwachten we blijkbaar wel dat ze zelfstandig en verantwoordelijk hun plaats weten te vinden in ons peloton. Kunnen ze niet mee? Pech!
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
5 Koersen of fietsen? Wie tijd maakt voor mensen in armoede en hun verhaal, kan ook veel leren over de samenleving. En stoot onvermijdelijk op de vraag: waar zijn we (voor wie wenst) in godsnaam mee bezig? Vooruit hollen, altijd sneller, met steeds beter materiaal, en wie zelfs met doping niet meekan, die valt er onvermijdelijk uit. En omdat we nu ook niet zo slecht van inborst zijn, mag die dan wel met wat minder materiaal buiten competitie wat toertjes rijden. Is dat eigenlijk de samenleving die we willen? Zouden we samen thuis? De sterksten de kop laten trekken en de zwaksten uit de wind zetten?
Gelukkig bestaan er veel goeie praktijken. Als we daar nu eens wat meer op zouden focussen in plaats van op de problemen?
HERWIG HERMANS is raadgever van Vlaams minister van Welzijn Steven Vanackere. Voordien werkt hij bij Welzijnsschakels en Welzijnszorg. E:
[email protected] W: www.vlaams-netwerk-armoede.be W: www.welzijnszorg.be W: www.armoede.be W: www.armoedebestrijding.be
Armoede en sociale uitsluiting Bovenstaand beeld geeft goed aan dat armoede en sociale uitsluiting nauw samengaan. En het geloof dat het roer in onze samenleving fundamenteel omslaan mogelijk is, zal wellicht toenemen naarmate de tijd aan de toog vordert. Ik bedoel: het is niet iets dat vlotjes in een regeerakkoordje zal worden gegoten. Maar misschien moet men in armoedebestrijdingsbeleid meer dan vandaag nog beseffen dat het bestrijden van sociale uitsluiting de sleutel is. En dan niet voor deeldomeinen of specifieke maatregelen. Eigenlijk zou mensen dichter bij elkaar, of speelt dit sterk en zwak uit Het is trouwens geen kwestie van beleid alleen. Want wat ben je met gelijke onderwijskansen als de juf voor de klas in Lesley uit de achterbuurt vooraf al geen wiskundig genie ziet? Wat ben je met gratis of goedkoop openbaar vervoer als de chauffeur niet stopt, als aan de halte een clochard of kleurling niet ostentatief genoeg gebaart dat de bus moet stoppen, als sociale verenigingen hun activiteiten wel openstellen voor gezinnen in armoede, maar hun activiteiten niet op die leefwereld afstemmen? De vraag stellen is ze beantwoorden.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
6
PRIKBORD (1)
Word een topper!: schrijf je in voor de Wintertop We zijn nog maar enkele weken verwijderd van de Wintertop, het jaarlijkse toptrainingsevenement van JONGCD&V. In het weekend van 13 & 14 december vormt de omgeving van het Lokerse Verloren Bos het idyllische decor van de Wintertop. De werkgroepvoorzitters Anne Janssen en Britt Schouppe kijken alvast erg uit naar jouw komst! De Wintertop biedt een unieke kans om jouw politieke vaardigheden nog verder aan te scherpen! Dit jaar staan communicatie en activiteitenopbouw centraal.
Voor wie? De doelgroep van de Wintertop zijn de lokale voorzitters, de nationaal kaderleden en de jonge mandatarissen van JONGCD&V. Op basis van een vragenlijst bepalen we jouw persoonlijke competentieprofiel en koppelen we daaraan een vormingsvoorstel op maat. Redenen zat dus om naar Lokeren af te zakken!
Ook interesse? Inschrijven kan nog tot 1 december en kost slechts 60 euro! Alle info vind je op de speciale website van de Wintertop: www.jongcdenv.be/wintertop !
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
7
HET GEZICHT VAN ARMOEDE IS (TE VAAK) VROUWELIJK Behoudens de liberalen, is iedereen ervan overtuigd dat armoede een multidimensioneel probleem is: het gaat om uitsluiting op alle mogelijke maatschappelijke domeinen: werk, gezondheid, huisvesting, rechtsbescherming, participatie, onderwijs, cultuur, enzovoort. Het armoederisico is bovendien toegenomen. Toch lopen vrouwen een hoger risico om in de armoede terecht te komen dan mannen. De Raad van Gelijke Kansen stelde terecht in haar advies ruim tien jaar geleden Vrouwen staan meer bloot aan deze risicofactoren, en het valt te vrezen dat de uitwerkingen van al deze factoren de Ruim tien jaar later wordt armoede inderdaad (helaas) steeds meer een genderfenomeen. Dit blijkt tevens uit een recentere studie van Rosa vzw: bestaansonzekerheid en armoede zijn scheiding, economische afhankelijkheid van een partner, lage scholing, langdurige werkloosheid of een zwakke arbeidssituatie, een schuldenberg, hoge leeftijd, enzovoort. De hogere bestaansonzekerheid van vrouwen en het hogere aantal vrouwen dat het moet doen met een leefloon of met aanvullende steun, wordt verklaard door het feit dat zij verschillende achterstandskenmerken De meest kwetsbare vrouwen zijn alleenstaande moeders (zij vormen ruim 80 procent van de eenoudergezinnen). Hun aandeel in de armoedepopulatie stijgt nog omwille van het hoger risico dat ze lopen. Maar ook oudere alleenstaande vrouwen worden benadeeld door het op inkomsten gebaseerde pensioenstelsel. Door de loonkloof ten nadele van vrouwen op de arbeidsmarkt en door een onvolledige loopbaan als gevolg van de zorg voor kinderen en familie, komen vele vrouwen op pensioenleeftijd nauwelijks aan het wettelijke minimum.
Huisvestingsproblemen In een hoofdstedelijk gebied als Brussel stelt de armoedeproblematiek en de feminisering ervan zich nog veel scherper. Naar schatting is één op drie daklozen een vrouw. We kunnen terecht stellen dat Brussel een huisvestingscrisis doormaakt. Ook hier laten de gevolgen zich vaak het scherpst voelen bij vrouwen en moeders met kinderen.
Voor een sociale woning moet je gemiddeld vier jaar wachten, terwijl ongeveer de helft van de Brusselse bevolking in aanmerking komt voor een sociale woning. Maatregelen dringen zich meer dan ooit op. We pleiten dan ook heel bewust voor het uitbreiden van de huurtoelagen naar de sociale verhuurkantoren, de aanpak van de leegstand, het optrekken van de inkomensbarema's van het Woningfonds en meer sociale huisvesting. Brussel heeft zo'n 8 procent sociale woningen, terwijl het Europees gemiddelde op 17 procent ligt. Beschamend toch voor de hoofdstad van Europa. We kunnen niet komen tot een afgestemd beleid zonder een degelijke registratie van mensen die dakloos zijn. Vanaf volgend jaar gaat het Brussels Gewest daklozen registeren. Het registratiesysteem moet voorzien in genderindicatoren. Dan krijgen we hopelijk duidelijkheid over het aantal daklozen en over het exacte aandeel daarin van vrouwen. Ook is er nood aan een hechtere samenwerking tussen de verschillende sectoren die met armoedebeleid verwant zijn. Denken we maar aan de drughulpverlening, thuislozenzorg, bijzondere jeugdzorg, geestelijke gezondheiszorgen, huisvestingssector, enzovoort.
Arm maakt vrouwen nog zieker Ziek maakt arm en arm maakt ziek. De groeiende ongelijkheid in de gezondheidszorgen wordt terecht in beeld gebracht door de recente CM-studie en - en werkomgeving worden mensen vaker ziek. De dagelijkse strijd om het hoofd boven water te houden en de stress dat dit met zich meebrengt wegen erg zwaar door, en zorgen vaak voor neerslachtigheid en depressie. Kortom: een vicieuze mensonwaardige cirkel. Vooral alleenstaande moeders hebben het moeilijk. Zo moeten bijna 3 op 10 alleenstaande moeders medische uitgaven op de lange baan schuiven.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
8 Nood aan beleid Tegelijkertijd moeten we kijken naar manieren om de belangen van de armen en van vrouwen in armoede meer te laten doorwegen in het beleid. De armoederapporten moeten in de toekomst nog meer de gendertoets doorstaan. Maar al te vaak wordt er immers een beleid uitgewerkt over de hoofden van de mensen heen. Wij willen een beleid voeren mét de mensen in armoede en met het middenveld. Vrouwenorganisaties kunnen hier een belangrijke rol in spelen.
BIANCA DEBAETS (35) is CD&Vgemeenteraadslid in Elsene E:
[email protected] W: www.biancadebaets.be
CINDY FRANSSEN (32) uit Oudenaarde is Vlaams volksvertegenwoordiger voor CD&V E:
[email protected] W: www.cindyfranssen.be
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
9
ARMOEDE: EEN RUIM EN COMPLEX BEGRIP In deze tijden van financiële crisis hebben meer en meer mensen het moeilijk om de eindjes aan mekaar te knopen. Een onderzoek van de Christelijke Mutualiteit toont aan dat de gezondheidskloof tussen arm en rijk alleen maar toeneemt en groter is dan eerst gedacht. Vele mensen moeten keuzes maken die geen keuzes zouden mogen zijn. De basisrechten zoals recht op huisvesting, onderwijs, gezondheidszorgen, arbeid en cultuur gelden blijkbaar niet voor iedereen in ons land. Vorig jaar hebben 110.000 gezinnen een beroep moeten doen op de voedselbanken. Armoede wordt meer en meer zichtbaar. In grootsteden loop je zelfs het risico dat men de mensen in armoedesituaties niet meer ziet, omdat ze gewoon tot het vertrouwde straatbeeld behoren. Je loopt ze gewoon voorbij. In kleinere gemeenten neemt armoede ook toe. Mensen durven daar vaak niet meer naar buiten komen uit angst met de vinger gewezen te worden. Dikke bult, eigen schuld. We horen nog te vaak: . Maar mensen alleen maar tewerkstellen, lost hun armoedesituatie niet op. Wanneer mensen jarenlang in armoede moeten overleven, hebben ze daar al hun krachten en energie ingestoken. De doorsnee vaardigheden die anderen hebben om in deze maatschappij een plaatsje te verwerven, zijn bij hen niet of veel te weinig ontwikkeld. Ze moeten zeer vindingrijk zijn om eten op tafel te krijgen voor hun gezin. De vaak weinig comfortabele en ongezonde huisvesting maakt dat hun gezondheid erop achteruit gaat. Dit heeft dan weer een impact op hun actief participeren aan onze maatschappij. Er zijn vaak geen middelen om kinderopvang te voorzien. Geld voor openbaar vervoer is er niet, want andere dingen gaan moeilijk uit geraakt. Het zelfbeeld krijgt serieuze klappen, en men gelooft niet meer in de eigen capaciteiten. Het geloof in de hele maatschappij krijgt zo een serieuze deuk. Men gaat in het verzet, men verliest het vertrouwen.
Sinds het armoededecreet, dat onder Jean-Luc Dehaene is goedgekeurd, proberen politici armoede te bestrijden. Dit doen ze samen met organisaties, verenigingen waar armen het woord nemen, welzijnschakels en de opleiding ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting. Er worden in ons landje vele initiatieven genomen om armoede te bestrijden, en blijkbaar slagen we er niet echt in om ze terug te schroeven. Integendeel zelfs.
De 54 erkende verenigingen die lid zijn van het Vlaams Netwerk waar armen het woord nemen proberen dagelijks aan te geven welke initiatieven er vanuit het beleid genomen moeten worden. Maar om dit mogelijk te maken, zijn structurele middelen nodig. Een langetermijnvisie geeft de verenigingen de ruimte om samen met de mensen in armoede op weg te gaan. Die processen moeten aansluiten bij wat mensen echt nodig hebben en moeten hun tempo, ritme en stijl respecteren. Mensen hebben in eerste instantie nood aan een is, maar wel geluisterd kan worden. In tijden van voorspoed is het al bijna een vanzelfsprekendheid geworden dat men aandacht besteedt aan de meest kwetsbaren onder ons (maar nog steeds te weinig). De middelen die dan geïnvesteerd worden, zouden echter structureel toegekend moeten worden, zodat er echt ruimte is om processen aan te gaan met de mensen. In crisistijden zoals vandaag eisen vele maatschappelijke problemen de aandacht en middelen van het beleid op. Mensen in armoede die door hun achtergestelde positie in de maatschappij al kwetsbaarder zijn, dreigen daarbij op het achterplan te geraken. Terwijl net zij de eerste gevolgen ondervinden van een economische achteruitgang. Investeren in banken in moeilijkheden kan misschien een economische noodzaak zijn, de gigantische bonussen voor een falende banktop zijn ronduit een kaakslag voor de mensen die dagdagelijks moeten overleven. Denk maar aan die 90.000 mensen die door overmatige schuldenlast een beroep moeten doen op schuldenregelingen. Schulden die hoofdzakelijk gemaakt worden om basisbehoeften, zoals energie, te bekostigen. Dit maakt mensen in armoede zeer wantrouwig tegenover onze beleidsmensen.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
10
Hun kwetsuren en moeilijkheden worden in hun beleving niet au sérieux genomen. Participatie, daar geloven vele mensen in armoede niet meer in. Wanneer hun mening gevraagd wordt, heeft men het gevoel dat men al jaren hetzelfde vertelt. Er verandert toch niets.
Ervaringsdeskundigen Opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting gaan professioneel aan de slag in organisaties. Hun eigen levenservaringen hebben ze leren verruimen en gebruiken om de dialoog tussen de organisatie en de mensen in armoede te verbeteren. Ze hebben een brugfunctie tussen de mensen in armoede en anderen, de beter gesitueerden. De opgeleide ervaringsdeskundige brengt de leefwerelden van mensen in armoede en nietarmen dichter bij elkaar. Ze maken vooroordelen en taboes bespreekbaar, en proberen de beeldvorming over mensen in armoede bij te sturen. Men leert eindelijk de mens kennen achter de situatie. Men ervaart dat het uiterlijk, de kledij, de vaak slechte huisvesting er niet meer toe doen. Men leert de capaciteiten van mensen zien en herkennen. Dit is een wederzijds proces. De vormingen van Armoede In-Zicht die verzorgd worden door een tandem van een opgeleide ervaringsdeskundige en een traditioneel opgeleide, samen met mensen in armoede, zijn daar een mooi voorbeeld van. In een twee- of driedaagse training aan onder andere VDAB-medewerkers, trajectbegeleiders, instructeurs, leerkrachten leren professionelen over de complexiteit van de armoede-ervaring. Mensen in armoede leren van de inzet en de betrokkenheid van de professioneel, en horen over de beperkingen en frustraties die zij ervaren binnen hun werkcontext.
Armoede is meer dan wat men ziet, armoede heeft ook een diep gekwetste binnenkant! Die draagt men mee en bepaalt een groot deel van je doen en laten. Mensen in armoede willen vooral dat ze er als mens bij mogen horen. Deze wens en stille droom vertaalt zich soms in onbesuisd koopgedrag. Wanneer ze toch plots de beschikking krijgen over geld, omwille van een tijdelijke job of een premie, gaan ze dat soms spenderen aan luxegoederen, die in de ogen van anderen helemaal niet noodzakelijk zijn. Mensen in armoede moeten vaak keuzes maken die geen keuzes zouden mogen zijn. Wanneer er dan een klein beetje (financiële) ruimte komt, dan is er veel nood om dit in te vullen volgens eigen wensen en behoeften, om het rekenen en tellen eventjes te vergeten. Tewerkstelling is ook geen garantie op verbetering van de situatie. Mensen in armoede hebben meer gezondheidsproblemen. Vaak maken deze (en andere problemen) dat ze vaker afwezig zijn op het werk. De voortdurende stress en frustratie waarin ze zich bevinden, komen soms ook tot uiting in hun houding en communicatie op de werkvloer. En dit vergroot de kans dat ze ontslagen worden.
Armoede=een doolhof Armoede is een doolhof, een doolhof waarin alles met elkaar verbonden is. Willen we van dit doolhof een bewandelbaar pad maken, dan is een goede samenwerking op alle niveaus, ook op beleidsvlak en over de domeinen heen van essentieel belang. Dit is een uitdaging voor alle politieke partijen.
Mensen leren elkaar als mensen kennen. Ze worden we groeien, ze willen meer leren van andere mensen en organisaties. Sommigen gaan een opleiding volgen, zoeken een job, enzovoort. Om mensen in armoede te ondersteunen moet geïnvesteerd worden in meer sociale woningen van goede kwaliteit. De energieprijzen moeten betaalbaar blijven voor iedereen. Basisrechten voor iedereen zouden een prioriteit moeten zijn voor onze beleidsmensen.
Erbij (willen) horen
Opgeleide ervaringsdeskundigen zouden op alle niveaus in de partij aanwezig moeten zijn. Iemand die aan de lijve heeft ondervonden wat het betekent om in armoede te overleven, kan telkens opnieuw de impact van voorstellen, maatregelen en uitspraken op mensen in armoede verduidelijken. Opgeleide ervaringdeskundigen blijven de vicieuze cirkels zichtbaar maken. Zij kunnen wijzen op de tekorten in de wetgeving. Bijvoorbeeld de schuldenregelingen waarbij mensen niet geleerd wordt hoe ze goed kunnen budgetteren, waardoor ze na afloop snel weer in een neerwaartse spiraal terechtkomen.
Uit armoede ontsnappen is wel wat complexer dan alleen maar een kwestie van mensen in armoede een job geven.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
11 Armoede is een ruim en complex gegeven. Armoede valt niet te omschrijven op papier. Armoede zijn persoonlijke verhalen, belevenissen, vicieuze cirkels, enzovoort. Vicieuze cirkels die we allen graag willen doorbreken. De bedoelingen en intenties achter maatregelen zijn goed. Maar door de onbekendheid van deze leefwereld zijn ook vaak de best bedoelde maatregelen soms mee verantwoordelijk voor het in stand houden van de uitsluiting. Wordt het niet hoog tijd dat we samen praten en eens goed naar elkaar luisteren? Dat we de eventuele voorstellen en maatregelen samen bespreken, vooraleer ze worden gestemd en goedgekeurd?
CARO BRIDTS (44) is als ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting verbonden aan Samenlevingsopbouw Brussel E:
[email protected] W: www.samenlevingsopbouwbrussel.be
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
12
DE BANKEN ZIJN OP ENKELE DAGEN GERED, DE ARMEN WACHTEN AL JAREN Mensen in armoede voelen zich in de steek gelaten. De verkiezingsbeloftes voor het optrekken van de uitkeringen met 2 miljard euro, vlogen na de verkiezingsoverwinning snel de koelkast in onder het mom van budgettaire beperkingen. Vandaag kunnen mensen in armoede enkel vaststellen dat die budgettaire beperkingen erg relatief zijn. Voor het redden van banken die uit redding van die banken opnieuw gebruikt als argument om weinig te doen voor het verhogen van de inkomens van de minstbegoeden. Iedereen heeft recht op een menswaardig inkomen. Vandaag leeft één op zeven mensen in België in armoede. Het gaat niet enkel om mensen die van een uitkering leven. Ook van de werkende mensen is 4,5 procent arm. Sommige (vervangings)inkomens voor ziekte, invaliditeit, leefloon, pensioen, zelfs sommige lonen, liggen onder de armoedegrens van 860 euro per maand. Daar kan een mens vandaag niet meer van leven. Er moet dus dringend een inhaalbeweging oep mensen in de steek gelaten wordt. Het Rekenhof berekende dat het optrekken van alle uitkeringen 1,2 miljard euro zou kosten. Een haalbaar bedrag in het licht van de budgetten die vandaag vrijgemaakt worden voor het redden van banken, de notionele intrestaftrek, enzovoort.
Herverdelende belastingen Daarbij komt dat ook de herverdelende functie van de belastingen achteruitgaat. In 2001 hadden de 10 procent armsten 1 procent van de totale inkomsten voor de belastingen geheven werden en 2,1 procent erna. In 2004 hadden de 10 procent armsten 1 procent van het totale inkomen voor belastingen en slechts 1,3 procent erna. Voorts verwachten mensen in armoede van de regering dat ze werk maakt van betaalbare en goede woningen. Mensen met een laag inkomen huren vaak, en besteden meer dan 30 procent van hun inkomen aan huur. De experimenten om tot richthuurprijzen te komen, hebben duidelijk geen succes. Ook de manier waarop de vorige regering antwoordde op de vraag naar een centraal huurwaarborgfonds, sloeg de bal volledig mis. Zelfs als het OCMW garant staat, weigert de eigenaar aan betrokkene te verhuren. En als de mensen de bank aanspreken voor een lening, rekent die bank al te vaak torenhoge dossierkosten aan.
Gezondheidsuitgaven Ook gezondheidsuitgaven zijn voor 20 procent van de mensen in Vlaanderen moeilijk om dragen. 5,3 procent stelt gezondheidsuitgaven uit om financiële redenen, bij eenoudergezinnen loopt dit op tot 26 procent. Daarom vragen de verenigingen waar armen het woord nemen dat het derdebetalerssysteem uitgebreid wordt, ook voor tandartsbezoeken. Er moeten meer wijkgezondheidscentra komen, want die werken met het derdebetalerssysteem en doen aan preventie. De geestelijke gezondheidszorg moet dringend laagdrempeliger worden, en er moet meer aandacht komen voor nazorg. De Vlaamse zorgverzekering is een goed instrument. Alleen de tarieven en de inning ervan zijn asociaal. De bijdrage is losgekoppeld van het inkomen, en de bijhorende paperasserij leidt er al te vaak toe dat de sociaal zwakkeren niet in orde zijn. Het plan van de huidige staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Jean-Marc Delizée, bevat veel goede plannen. Jammer genoeg staan er geen middelen tegenover.
(Niet) aan het werk Werk is een belangrijk instrument in de strijd tegen eerste plaats moeten het duurzame kwalitatieve jobs zijn. Als je vaststelt dat 13 procent van de mensen in armoede werkt, dan zie je onmiddellijk dat een job op zich niet volstaat. Voor het Vlaams Netwerk kan een straffende aanpak van activering niet.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
13 Mensen blijven verplichten om aan werk te geraken, terwijl iedereen weet dat dit niet mogelijk is, is ook psychologisch belastend voor betrokkene die het al vaak psychisch moeilijk heeft. De persoon blijft zo mislukking op mislukking incasseren. Er moet eerder uitgegaan worden van de competenties van mensen. Welke competenties heeft men, wat wil en kan men er mee doen, hoe kunnen ze verhoogd worden? De ervaringen van onze verenigingen tonen dat de eerste stap naar sociale activering het werken aan het zelfvertrouwen van mensen is. Door het huidige discours van (bestraffende) activering worden ze gewezen op hun zogezegde onvolkomenheden, en wordt de uitsluiting bevestigd die ze vaak al hun hele leven ervaren. Voorts moet er ook aandacht zijn voor zaken die niet jobgerelateerd zijn zoals gezondheid, huisvesting, gezinssituatie, financiële toestand, enzovoort. Ook sociale tewerkstelling moet al te vaak aan strenge productie-eisen en concurrentiedwang voldoen, waardoor ook daar velen nog uit de boot vallen. Mensen in armoede, actief in onze verenigingen stellen vaak dat er voldoende maatschappelijk verantwoord werk is dat opgenomen wordt door de zogenaamd 'sociaal onaangepasten', maar dat niet voldoende gewaardeerd wordt om ook omgezet te worden in betaalde jobs. We zouden dus kunnen stellen dat het de arbeidsmarkt is, die onaangepast is. Voor ons kan een sociaal beleid niet efficiënt zijn als de betrokkenen niet aan bod komen bij de totstandkoming en de uitwerking ervan. Een negatief zelfbeeld is een van de eerste hindernissen voor sociale integratie van mensen onderaan de maatschappelijke ladder. Als er weer voor hen beslist wordt zonder hen in hun keuzes en kennis te respecteren, is dat de zoveelste bevestiging van hun negatief zelfbeeld. Mensen die niet meekunnen in de ratrace van de arbeidsmarkt, hebben meer en niet minder ondersteuning nodig. En natuurlijk moet er ook voldoende gratis kinderopvang zijn en goed openbaar vervoer, zodat mensen die een job vinden ze ook kunnen bereiken.
Daarom willen wij dat het secundair onderwijs betaalbaar wordt, dat studietoelagen automatisch toegekend worden en dat scholen kunnen steunen op ervaringsdeskundigen in de armoede om een brug te slaan tussen de ouders en de scholen.
Wonen Een erg groot probleem voor mensen met een laag inkomen zijn de kosten voor het huren van een woning. De Vlaamse regering moet zeer snel een inhaalbeweging maken wat betreft het voorzien van sociale woningen. Op de privé-huurmarkt besteedt iemand met een laag inkomen snel 60 procent van zijn inkomen aan wonen. Sociale woningen zijn het enig betaalbare alternatief, maar er staan in Vlaanderen vandaag 60.000 mensen op een wachtlijst. De wachttijd duurt gemiddeld 2,5 jaar. Zolang er niet voldoende sociale woningen zijn, moeten mensen die op de wachtlijst staan en mensen met het OMNIO-statuut een beroep kunnen doen op een financiële tussenkomst in hun huurkosten. Er moeten ook meer impulsen gegeven worden aan Sociale Verhuurkantoren. Er zou ook voorrang gegeven moeten worden aan energiebesparende maatregelen voor huurders, zonder dat dit mag leiden tot hogere huurprijzen. Werk aan de winkel dus. Mensen in armoede rekenen op daden. Wat kan voor de banken, moet zeker ook gelden voor mensen in armoede. Zoniet krijgen mensen in armoede eens te meer het gevoel dat er met twee maten en twee gewichten gewogen wordt!
SWA SCHYVENS is ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting E:
[email protected]
ANKE HINTJENS is communicatiemedewerkster E:
[email protected]
Betaalbaar onderwijs Ons onderwijs scoort goed in het vormen van jongeren die vanzelf meekunnen. Zij die van huis uit minder steun kunnen verwachten, vallen nog veel te vaak af.
Beiden werken voor het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar armen het woord nemen W: www.vlaams-netwerk-armoede.be
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
14
PRIKBORD (2) Nationale raad mobiliteit: wees er ook bij op 29 november! Files, ongevallen, de stiptheid van het openbaar vervoer, ... Mobiliteit is dezer dagen niet uit de actualiteit weg te slaan. Ook JONGCD&V is erg begaan met deze problematiek. Daarom vindt op zaterdagvoormiddag 29 november een nationale raad over dit thema plaats! Locatie is het prachtig opgekalefaterde CD&V-secretariaat in de Wetstraat 89 in Brussel. We komen er een ganse voormiddag samen vanaf 9.30 uur. Iedereen op post dus!
Waar? Plaats van afspraak is het volledig vernieuwde CD&V-secretariaat in de Wetstraat 89 in Brussel. Het secretariaat ligt vlakbij metro Maalbeek, en ligt op 15 minuutjes wandelen van het centraal station van Brussel.
Wanneer? Zaterdagvoormiddag 29 november vanaf 9.30 uur.
Ook interesse? Gelieve vooraf jouw aanwezigheid te bevestigen via
[email protected] . _______________________________________
Nationale raad armoede: iedereen welkom op 20 december! Voor JONGCD&V telt elke mens! Of die nu arm of rijk is. De nationale raad van 20 december is daarom helemaal gewijd aan het thema armoede. Een voormiddag lang buigen we ons over de problemen van de Vierde Wereld, de armoede bij ons in het rijke Vlaanderen. Beginnen doen we vanaf 9.30 uur. Kruis 20 december dus nu al met rood aan in jouw (ongetwijfeld drukke) agenda! Meer info over de locatie volgt binnenkort!
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
15
DE BRUSSELSE ARMOEDEPROBLEMATIEK Brussel kent enkele uitgesproken demografische kenmerken. Vooreerst telt Brussel een zeer jonge bevolking. De bevolkingsstructuur is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest jonger dan in de andere gewesten en de verjonging zet zich jaar na jaar voort. De verklaring is tweeledig. Enerzijds komen veel jonge (pas afgestuurde) mensen zich tijdelijk in Brussel vestigen, terwijl ouders met opgroeiende kinderen eerder geneigd zijn om zich buiten de grootstad te vestigen. Anderzijds speelt ook het hoog geboortecijfer bij andere bevolkingsgroepen een rol. Éen op de vier mensen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van allochtone origine, deze verhouding blijft al enkele jaren op hetzelfde niveau. Een verklaring daarvoor is te vinden in het feit dat de instroom van buitenlanders hoog is, en dat deze groep ook een hoger geboortecijfer kent. Een extra gegeven binnen de Brusselse context is dat ongeveer de helft van de Brusselse huishoudens alleenstaanden zijn. Ook zijn er veel eenoudergezinnen. Deze twee groepen zijn extra kwetsbaar voor armoede. moeten we concluderen dat liefst 26 procent van de bevolking in armoede leeft, een bijzonder hoog percentage. Ter vergelijking: het nationaal cijfer bedraagt 14,7 procent. Als maatstaf wordt de Europese armoederisicogrens genomen, deze bedraagt 860 euro per maand. Naast inkomen als indicator voor armoede, zijn ook volgende zaken frappant: De werkloosheidsgraad van de Brusselse bevolking ligt dubbel zo hoog als de werkloosheidsgraad van de Belgische bevolking (17,3 procent ten opzichte van 7,5 procent); Op 1 januari 2008 stonden 26.050 huishoudens op de wachtlijst voor een sociale woning. De wachtlijsten voor een sociale woning lopen gemakkelijk op tot meer dan drie jaar; Een vijfde van de Brusselse huishoudens stelt gezondheidszorgen uit, omdat men het niet kan betalen. De socio-economische enquête van 2001 gaf ook aan dat voor 26,1 procent van de personen uit het Brussels Gewest de eigen gezondheid niet bevredigend is; Op het gebied van onderwijs telt Brussel waar twee derde van de leerlingen niet slaagt. De gemiddelde leerling die in het Brusselse secundair begint, heeft een taalachterstand van één schooljaar.
Bijna een vijfde uit de leeftijdsgroep van 18-24 jaar verliet het onderwijs met maximum een diploma lager secundair onderwijs; In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben 9,6 procent van de inwoners weinig frequente sociale contacten (minder dan één keer per week) met ouders, kinderen, vrienden of kennissen. Andere verwante indicatoren met betrekking tot sociale integratie stellen dat 41 procent van de Brusselse huishoudens zich geen één week vakantie kan veroorloven, en dat 27 procent van deze huishoudens geen internetconnectie heeft omwille van financiële redenen. Armoede heeft zijn oorsprong in en betrekking op diverse levensdomeinen. Het is een vast gegeven dat het ene domein een link heeft met andere domeinen.
Brussels Platform Armoede Deze gegevens indachtig probeert het Brussels Platform Armoede (BPA) veranderingen te realiseren. Het BPA is een samenwerkingsverband van de zeven Brusselse Verenigingen waar Armen het woord nemen (VWAWN). Dit Platform zit ingebed in de Brusselse Welzijns- en Gezondsheidsraad. De taken van het BPA zijn divers. De verenigingen worden vooreerst ondersteund in hun werking. Daarnaast vinden overlegmomenten plaats met en tussen de VWAWN om gemeenschappelijk acties voor te bereiden en om tot informatie-uitwisseling te komen. Naast dit soort overleg vindt er ook thematisch overleg plaats met externe organisaties, bijvoorbeeld op het vlak van huisvesting, onderwijs, tewerkstelling, enzovoort. Iedere VWAWN beslist voor zichzelf waar ze willen en kunnen aan deelnemen, want het is onmogelijk om rond alle levensdomeinen te werken. Afhankelijk van de eigen structuur en werking van de organisatie wordt dus gekozen om prioritair rond één of twee levensdomeinen te werken.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
16 Het BPA heeft specifieke aandacht voor personen in armoede. Belangrijk is dat de vraagstelling vanuit de mensen in armoede zelf komt, waar ervaren zij knelpunten, wat maakt dat ze zich ergens aan ergeren, voelen ze zich gehoord? Deze vragen bereiken ons via de VWAWN. En deze signalen probeert het BPA vervolgens door te geven als beleidsaanbevelingen aan de verschillende betrokken beleidsniveaus. Mensen die leven in een armoedesituatie of te kampen hebben met een armoederisico hebben ook de mogelijkheid om deel te nemen aan sommige overleggroepen, en er hun noden kenbaar te maken. Het platform is het aanspreekpunt en de spreekbuis met betrekking tot de Brusselse armoedebestrijding. Het BPA tracht immers een zicht te krijgen op het bestaande aanbod van Brusselse organisaties die rond de armoedeproblematiek werken. Vervolgens zorgt het BPA ook voor beleids- en adviesopvolging. Een laatste taak bestaat uit het informeren, vormen en sensibiliseren van de maatschappij. Dit gebeurt op verschillende manieren: Driedaagse vormingen rond armoede. In deze drie dagen wordt aan een breed publiek de binnenen buitenkant van de armoedeproblematiek belicht. Dit gebeurt door en met een ervaringsdeskundige in armoede en personen die in armoede leven. Deze vorm van vorming kan - door de sterke inbreng van de ervaringsdeskundige steevast op lovenswaardige kritieken rekenen; Losse getuigenissen door een ervaringsdeskundige in armoede; Bekendmaken van de VWAWN en toelichting van hun taken, taken die opgesomd staan in de zes criteria van het armoededecreet; Informatie-uitwisseling kan gebeuren via de website van het BPA. Daarop vindt men een agenda van activiteiten, oproepen tot samenwerking en teksten vanuit de pers die sectorrelevant zijn. Zowel voor de verenigingen als voor de externe bezoeker is de website een handig instrument; Het luik sensibilisatie bestaat uit het opzetten van acties. De grootste en meest invloedrijke actie is 'de internationale dag tegen armoede en sociale uitsluiting' op 17 oktober.
Geïmproviseerde supermarkt We kunnen als voorbeeld verwijzen naar de samenwerking op 17 oktober 2008, dit was een grote actie op en rond het Sint-Katelijneplein in Brussel. Het betrof een samenwerking tussen de VWAWN en andere sympathiserende organisaties. Op het plein zelf hebben we een geïmproviseerde supermarkt opgebouwd. Met een leefloon als startbedrag werd je op pad gestuurd tussen de verschillende afdelingen van onze supermarkt. Deze afdelingen werden bemand door de organisaties, en ze stonden elk in voor een thema zoals huisvesting, gezondheid, voeding, vrije tijd, enzovoort. Dit naar analogie van hun dagelijkse werking. Maar ondertussen liep je wel het risico dat je werd aangeklampt door een kredietverkoper die mooie, maar nadelige beloftes maakte. Aan de kassa werd dan de eindafrekening gemaakt en zag je duidelijk dat een leefloon niet volstond om alles te betalen. We wilden met dit idee twee dingen duidelijk maken: Niet enkel het leefloon, maar ook andere bedragen en uitkeringen zijn te laag (en liggen bovendien onder de Europese armoederisicogrens) en moeten dus verhoogd worden; Alle levensdomeinen hangen samen. Zo zal iemand die in een minder kwalitatieve woning woont te kampen hebben met meer behoeften op het vlak van gezondheidszorgen, of zal ook een persoon in armoede niet kunnen kiezen voor de gezondere en kwaliteitsvolle - maar dus ook financieel duurdere - voeding. Of nog: iemand die geen hoog diploma heeft behaald en moeilijkheden heeft gehad tijdens zijn studies, zal ook te maken krijgen met moeilijkheden op de arbeidsmarkt. Naast dit concept was er ook een debat met interessante politici, tentoonstellingen, lezingen over gezondheid en de voorstelling van een boek. Dit alles met op de achtergrond leuke muziek, ook door mensen vanuit de verenigingen. In het avondprogramma was er een meer dan geslaagd theater voor en door mensen die in armoede leven. Deze dag was een vruchtbaar resultaat van een samenwerking met vele partners.
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
17 Belangrijkste uitdagingen Rekening houdend met zowel de demografische context als met de samenwerking met de verenigingen en externe organisaties, zijn volgende uitdagingen voor het Brussels Platform Armoede prioritair: Er is meer personeel nodig in de basiswerking van een vereniging waar armen het woord nemen. In de dagelijkse werking maken administratieve taken ook een deel van de werking uit. Verenigingen die slechts met 1 of een deeltijdse kracht werken, trekken dan ook aan de alarmbel om aan te geven dat het werk aan de basis onontbeerlijk is, en dat hier de ruimte en tijd moet voor vrijgemaakt worden om een volwaardige ondersteuning en opvolging te bieden; De inzet van ervaringsdeskundigen in armoede (EDA) kan op heel wat bijval rekenen, en dient bijgevolg te worden uitgebreid. Ervaringsdeskundigen bouwen zeer gemakkelijk een vertrouwensband op. Dit is essentieel om mensen in armoede aan te trekken. De praktijk wijst uit dat ze met hun manier van 'zijn' de drempel verlagen voor mensen in moeilijkheden. De tewerkstelling van een EDA vraagt coaching en begeleiding. Dit zowel ten aanzien van de EDA als persoon, als ten aanzien van het team waarbinnen de EDA werkt; Opbouwen van een sterk netwerk. Naast de basiswerking is een sterk netwerk eveneens van groot belang. Momenteel zijn de VWAWN ingebed in ruimere structuren zoals Samenlevingsopbouw, CAW, lokale dienstencentra, enzovoort. In de praktijk is er een wederzijdse toeleiding. De verbanden die VWAWN legt met andere sectoren zijn in de realiteit volop aan de gang. Er zijn daarnaast verbanden met onderwijspartners, tewerkstellingspartners, gezondheidspartners en huisvestingspartners. Immers: door samenwerking sta je sterker!; Aandacht voor de precaire huisvestingsproblematiek in Brussel. Op het vlak van wonen, is de vraag naar een betaalbare woning enorm. Vele huishoudens spenderen meer dan 50 procent van hun inkomen aan huur. Dit moet teruggedrongen worden;
Vele armen worden, door de uitbreiding van de Europese instellingen en de opwaardering van de wijken in de binnenstad en de daarmee gepaard gaande stijging van de huurprijzen, verplicht te verhuizen naar buurten waar de woningen betaalbaar zijn. Deze toestroom leidt er vervolgens toe dat ook in deze goedkopere gemeenten de huurprijzen beginnen stijgen; Ook aandacht voor elk van de andere levensdomeinen; Rekening houden met het traag groeiproces van de VWAWN. De verenigingen bereiken de zwaksten uit onze samenleving. Ze zijn veel minder mondig dan in Vlaanderen. Zij die een beetje zelfredzaam zijn, trekken weg uit Brussel. Bovendien verhuizen armen regelmatig, hetgeen een komen en gaan veroorzaakt. Deze factoren maken het groeiproces zwaar en traag van een
Het beleid als belangrijke dialoogpartner. De armoedeproblematiek moet au sérieux genomen worden en moet een voorname plaats krijgen in de overheidsagenda.
MAARTEN DEMAN is educatief medewerker bij het Brussels Platform Armoede E:
[email protected] W: www.brussels-platform-armoede.be
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
18
IN DE SUPERMARKT Z kar
gt de dame achter de kassa van de supermarkt. Ik kijk eens in mijn waar volgens mij bijna niets in ligt, frons mijn wenkbrauwen een beetje en wissel mijn briefje van
kassierster mijn vreemde reactie. Toen ik op de unief in mijn geschiedenisboekjes las over economische crisissen, inflaties en recessies kon ik me er maar moeilijk iets bij voorstellen. Het leek allemaal heel theoretisch en vooral mooi, maar ingewikkeld voorgesteld in grafiekjes en tabelletjes. Mensen konden niet op reis gaan, moesten met de fiets in plaats van met de auto, en moesten spek eten in plaats van biefstuk. Als historicus plaatste ik crisissen, inflaties en recessies dan ook maar wat toekomst. Als ik in mijn karretje kijk, lijkt het alsof het verleden de toekomst ingehaald heeft. Gelukkig heb ik een bankkaart waar ik vlot mee kan betalen, waarvan ik zeker ben dat ik geen limieten overschrijd. Heel wat jongeren hebben jammer genoeg niet zo'n kaartje vol zekerheden. Voor hen is naar de supermarkt gaan een ware uitdaging, een eeuwig tellen om rond te komen. Voor hen is op vakantie gaan er niet bij, is de fiets een gezond alternatief en is spek dagelijkse kost. Terwijl ik wacht op de verwerking van mijn elektronische betaling kijk ik eens rond, in de karretjes van de mensen en naar de uitdrukking op hun gezicht. Stiekem vraag ik me af hoeveel van hen in stilte aan het tellen zijn, hoeveel van hen de uitdaging weer hebben doorstaan. Vanaf nu kan ik me wel iets voorstellen bij economische crisissen, inflaties en recessies. Zelf historici leren niet alles uit de boekjes.
ANNE JANSSEN (24) is lid van JONGCD&V Grobbendonk E:
[email protected]
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
19
BEDRIJF ZONDER GRENZEN In een recent artikel in het Vlaamse tijdschrift MO (27/08/2008) werd een internationaal mijnbedrijf ervan beschuldigd dat het te weinig rekening houdt met de impact van haar activiteiten in Niger. In dat Afrikaanse land - dat wordt beschouwd als een van de armsten ter wereld- speelt deze firma van oudsher blijkbaar een cruciale rol in de uraniumontginning. Maar een plaatselijk collectief beschuldigde het bedrijf er recentelijk van dat het te weinig respect toont voor de lokale bevolking en te weinig veiligheidsmaatregelen in acht neemt om de kwalijke gevolgen van de uraniumproductie tegen te gaan. Het zou daarbij gaan om slecht afgedekte mijnterrils en afbraakmateriaal uit de fabrieken dat los verkocht zou worden op de plaatselijke markt. Daardoor zou licht radioactief gas en fijn stof terechtkomen in de lucht en het drinkwater. De activiteiten van deze mijn hebben volgens lokale activisten dan ook een directe impact op de arbeiders en de omwonenden. Los van het feit of deze beschuldigingen correct of gestaafd zijn, opent deze vaststelling een interessant debat. Het bedrijf in kwestie is immers voor 80 percent in handen van de Franse staat. Het uranium dat het opdelft, wordt gebruikt om kernreactoren te voeden in Frankrijk en in verschillende andere Europese landen. Binnen de EU moet een bedrijf als dit zich houden aan de meest strikte milieu- en veiligheidsnormen, en is het blootgesteld aan gerechtelijke vervolging bij overtredingen of nalatigheid. Maar wat gebeurt er wanneer een dergelijk Europees bedrijf haar activiteiten ontplooit ver buiten het grondgebied van de Europese Unie? Op dat moment valt de firma in eerste instantie onder de lokale wetgeving van het land waar het werkzaam is. In vele Afrikaanse landen kan dit echter problemen veroorzaken, omdat men er vaak geconfronteerd wordt met weinig stabiele regimes, zwakke wetgevingen, beperkte lokale technische kennis en wijdverspreide corruptie. Men kan zich dan ook de vraag stellen of in een dergelijke lokale context de verantwoordelijkheid hier eenvoudigweg ophoudt. Indien het antwoord daarop positief zou zijn, kan men immers stellen dat de Europeanen er een dubbele standaard op nahouden, wanneer ze toelaten dat bedrijven die hun activiteiten ontplooien buiten de Europese grenzen zich mogen houden aan veel minder strenge wetten wat betreft milieu en veiligheid.
Zeker niet omdat er momenteel een reëel en acuut gevaar bestaat dat Afrika, net door die zwakke regelgeving, in de toekomst nog meer de dumpingplaats zal worden voor Europees afval en voor gevaarlijke industriële activiteiten. De recente zware vervuiling in Ivoorkust en het dumpen van oude computers in Westdaar slechts twee voorbeelden van. Deze dubbelzinnige houding vanwege Europa toont daarom de noodzaak aan om op termijn te komen tot een algemene Europese regelgeving wat betreft milieu- en veiligheidsnormen. Het vinden van een consensus hierover binnen de Europese Unie zou immers toelaten om aan alle bedrijven die in Europa gevestigd zijn dezelfde basiseisen te stellen wat betreft milieu en gezondheid -los van de regio of het werelddeel waar men werkzaam is. Dergelijke initiatieven zitten momenteel nog in een bijna experimentele fase, maar zijn belangrijk omdat een Europese consensus rond een wettelijk acquis het in een volgend stadium ook mogelijk zou maken om zware milieuovertredingen en grove nalatigheid strafbaar te maken en te vervolgen voor een internationaal tribunaal. Hoe deze rechtbank er in de praktijk zou moeten uitzien, ligt voorlopig nog volledig open, maar een van de mogelijke pistes zou alvast een uitbreiding kunnen zijn van de bevoegdheden van het Internationaal Strafhof in Den Haag.
Dubbelzinnige houding
Europese aanpak vereist Natuurlijk zijn het in de eerste plaats de ontwikkelingslanden zelf - en niet in het minst hun politieke elites - die verantwoordelijk zijn voor het economische beleid van hun land. Maar aangezien het hier vaak gaat om Europese bedrijven met Europese zetels en/of vestigingen kunnen we toch niet alle aansprakelijkheid van ons afschuiven.
De aansprakelijkheid van internationale bedrijven die werkzaam zijn in ontwikkelingslanden, is dus een probleem dat op Europees niveau aangepakt moet worden. Niet louter om de concurrentiepositie van de Belgische bedrijven niet in gevaar te brengen,
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
20 maar ook omdat deze problematiek de klassieke landsgrenzen overstijgt. We vertellen zeker niets nieuws door te stellen dat ten gevolge van de mondialisering de multinationals zeer belangrijke spelers zijn geworden op het internationale toneel en zich daardoor vaak kunnen onttrekken aan lokale, regionale en zelfs nationale wetgeving. Globalisatie op zich is zeker niet negatief, maar ze stelt zowel de politieke als de juridische wereld voor nieuwe problemen waarvoor dringend oplossingen gevonden moeten worden. Het responsabiliseren van bedrijven met belangrijke industriële activiteiten in ontwikkelingslanden kan daarin een eerste belangrijke stap zijn.
ROEL
DESEYN (32) is volksvertegenwoordiger voor CD&V
federaal
E:
[email protected] W: www.roeldeseyn.be
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
21
OPROEP (1) Werkgroep armoede zkt. volk: schrijf mee aan de nationale raadsteksten! Om van de nationale raad armoede van 20 december 2008 een grandioos succes te maken, is een werkgroep armoede in het leven geroepen. Onder leiding van nationaal bureaulid Bruno Debbaut bereidt die de ontwerpteksten voor. Ook jij kan meeschrijven aan deze teksten! Deze werkgroep komt samen op maandagavond 24 november en op maandagavond 1 december, telkens vanaf 19 uur. Locatie is het secretariaat van JONGCD&V in de Wetstraat 89 (vierde verdieping). Ook interesse om af te komen? Iedereen welkom! Laat het ons dan wel weten via
[email protected] . Doen!
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008
22
OPROEP (2) DMK zoekt m/v met een mening (reageren voor 31/01)! Wil ook jij eens jouw mening kwijt in de DMK? Of wil je reageren op eerdere opiniestukken? Dat kan. Stuur gewoon jouw opiniestuk voor 31 januari 2009 naar
[email protected]. Het verschijnt dan eind februari in de allereerste Denk-Mee-Krant van 2009. Je mag trouwens schrijven waarover je wil, want er is geen hoofdthema. Gewoon doen dus!
COLOFON DMK Denk-Mee-Krant is een initiatief van JONGCD&V vzw met de steun van de Vlaamse Gemeenschap VU Hans KNOP REDACTIE A Wetstraat 26 1040 Brussel T 02 238 38 90 F 02 230 33 01 E
[email protected] U www.jongcdenv.be HOOFDREDACTIE Pieter MARECHAL en Axel RONSE REDACTIESECRETARIS Philippe VANSTAPEL AUTEURS Herwig HERMANS, Bianca DEBAETS, Cindy FRANSSEN, Caro BRIDTS, Swa SCHYVENS, Anke HINTJENS, Maarten DEMAN, Anne JANSSEN, Roel DESEYN VORMGEVING Philippe VANSTAPEL
DENK-MEE-KRANT, NOVEMBER 2008