Hoe slaag ik in 1 keer
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Inhoudsopgave inleiding colofon Het praktijkexamen Opstarten schakelen afsluiten Snelheid Kijktechniek Knipperen Plaats op de weg Snelweg Anticiperen Bijzondere manoeuvres Diverse praktische tips Het zelfstandige deel van je examen Gevaar herkennen De auto Soorten fouten Psychologische tips Na het examen Tips voor later
Inleiding Dit boekje is bedoeld als hulp bij het praktijkexamen voor de personenauto bij het CBR. Als aanvulling op de theorieboeken beschrijft dit boekje hoe het praktijkexamen in zijn werk gaat en staan er talloze tips en trucs in. beschreven waardoor je meer houvast hebt over hoe je zou moeten autorijden. Hierdoor heb je meer kans om te slagen en is dit een prima aanvulling op de autorijlessen die je volgt bij je rijschool. Hopelijk slaag je meteen, ik wens je veel plezier bij het lezen!
Colofon: www.hoeslaagikin1keer.nl Uitgeverij Wilhelmus Amsterdam Copyright 2011 – 2015 ISBN/EAN: 978-94-91116-01-8
1
Hoe slaag ik in 1 keer
Illustraties:
1 Het praktijkexamen Aanvragen: Hiervoor machtig je je rijschool met je DigiD code en de code van je rijschool. Volg het menu op CBR.nl. Als dit is gebeurd kan je rijschool het examen aanvragen en reserveren bij het CBR. Om praktijkexamen te mogen doen, dien je eerst je theorie examen te halen. Het maken van een afspraak doe je op de website van het CBR. Hoofdstuk 1: Het praktijkexamen
2
Hoe slaag ik in 1 keer
De mogelijkheden: 1. Je doet eerst een tussentijdse toets en daarna het echte examen. Deze tussentijdse toets verloopt hetzelfde als het echte examen. Je kan een vrijstelling verdienen voor de bijzondere manoeuvres bij het eerstvolgende examen. Hierna doe je het echte examen. 2. Je doet meteen het echte examen. Je rijdt ongeveer 35 minuten in je eigen lesauto. Verder heb je vooraf en achteraf een kort gesprek met de examinator. Het totale examen duurt ongeveer 50 minuten. Bij het CBR: Auto parkeren en met je identiteitsbewijs (paspoort of identiteitskaart), oproep en het reflectieformulier (hierop geef je aan hoe je jezelf vindt autorijden) naar binnen. In het CBR: Tegenover de examinator aan het tafeltje plaats nemen. De examinator zal je op je gemak stellen en vertellen dat je het beste veilig en vlot door het verkeer kunt gaan. Je identiteitsbewijs wordt gecheckt en je moet een medische verklaring ondertekenen. Check met je rijinstructeur of je medisch in orde bent. Ook kan je nog het een en ander vragen. Je mag eventueel met een zonnebril of een zacht muziekje rijden. Ook moet je aangeven als je problemen hebt met links en rechts. Dan met de sleutels naar buiten. Eenmaal buiten krijg je de ogentest. Van ongeveer 25 meter afstand moet je het kenteken kunnen lezen van een auto. Bij de auto (je doet examen in je eigen lesauto): De examinator kan je vragen wat je aan de buitenkant van de auto kan controleren. (bijv. een aantal zaken van de banden, vloeistoffen onder auto, verlichting).Soms controleert de examinator de verlichting. Dan maak je contact, doe je de dimlichten aan en moet je soms remmen en knipperen met je richtingaanwijzer. Of je moet de motorkap openmaken en diverse onderdelen kunnen aanwijzen. Dit leer je van je instructeur zie ook hoofdstuk 13
3
Hoofdstuk 1: Het praktijkexamen
Hoe slaag ik in 1 keer
In de auto: De examinator kan een aantal vragen stellen over de knopjes, instrumenten en lampjes in de auto. Vooral de rode lampjes en het blauwe controlelampje zijn belangrijk. Het rijdende deel van je praktijkexamen duurt ongeveer 35 minuten en bestaat uit 2 delen: 1. Een deel zelfstandig rijden; je hebt een route en je hoeft niet op de examinator te letten. 2. Een deel examinator rijden, de examinator zegt iedere verandering. Deze twee kunnen door elkaar heen gebruikt worden door de examinator.
Zelfstandig rijden gedeelte De examinator zegt niets tijdens het rijden over waarheen en kiest uit de volgende mogelijkheden, soms combineert hij ze: 1. Clusteren, meerdere instructies; bijv. eerste weg links, dan tweede rechts en einde weg links. 2. Oriëntatiepunt: een gebouw of iets anders in de verte of een adres, en daar dan zelfstandig heen rijden. 3. Wegwijzerborden volgen. 4. Navigatie Zie hoofdstuk 11
Examinator of route rijden De examinator zegt iedere verandering tijdens de rit. Als de examinator niks zegt ga je rechtdoor of volg je de doorgaande weg. Bij rotondes ga je dan half rond. Verder krijg je twee opdrachten (van de in totaal 3) voor het uitvoeren van de bijzondere manoeuvres.
Situatiebevraging Er kan ook een situatie bevraging tijdens het examen plaatsvinden. Dit doet de examinator meestal na een parkeer- of stopopdracht, soms rijdend. Je moet dan iets kunnen zeggen over de veiligheid, hinderen, doorstroming, eventueel de voorrangssituatie, het milieu en ander verkeer. Dit kan je oefenen met je instructeur. Voorbeeld: op het vorige kruispunt ben je rechtsaf gegaan. Wat kan je daar over vertellen? Wat heb je voor de veiligheid of de doorstroming gedaan? Hoofdstuk 1: Het praktijkexamen
4
Hoe slaag ik in 1 keer
2 Opstarten, schakelen, stoppen en afsluiten Instappen: loop tegen het verkeer in en stap in.
Stoel afstellen: dit doe je al voordat je bij het CBR komt. Als je met je linkerbeen de koppeling helemaal indrukt, dan nog moet je been licht gebogen zijn. De rugleuning: goed tegen de rugleuning gezeten, en je armen gestrekt, vallen je polsen op het stuur. Spiegels afstellen: binnenspiegel mooi in het midden afstellen. Buitenspiegels: je ziet nog een heel klein beetje van je auto, en de horizon op 3/4.
Opstarten, handelingen met de klok mee: 1. Koppelingspedaal volledig intrappen. 2. Contact maken en starten (als de auto op het stuurslot zit, contact maken en het stuur heen en weer bewegen). 3. In 1e versnelling. 4. Handrem eraf.
Schakelen: Zacht schakelen: neem de tijd voor de versnellingspook, rustig koppeling op laten komen. En als je de koppeling indrukt; stevig en helemaal. Dus altijd krachtig intrappen en rustig loslaten! Pas gas geven als de motor is gekoppeld. Schakel niet in de bocht, behalve van 1 naar 2, dan mag het wel. Opschakelen: rond de 2000 toeren (verschilt per type auto), van 1 naar 2 nog iets eerder, rond de 1500 toeren. Alle acties doe je een voor een: gas geven tot rond 2000 toeren, koppeling totaal en stevig in, gas los, schakelen, koppeling rustig laten opkomen, gas geven.
5
Hoofdstuk 2: Opstarten, schakelen, stoppen en afsluiten
Hoe slaag ik in 1 keer
Terugschakelen: uitrollen (en eventueel remmen) naar lage toeren (ongeveer het stationair toerental, rond de 1000 toeren) en dan pas koppelen (als motor gekoppeld in toeren zakt, verbruikt hij geen brandstof). Acties: gas los, eventueel bijremmen, lage toeren koppeling in, schakelen, koppeling rustig loslaten en weer gas geven. Als je van 4 (of 5) naar 2 gaat, dan nog even doorremmen voordat je terugschakelt.
Toerenteller
Wegrijden vanuit stilstand: eerst een beetje gas, koppeling zacht op laten komen tot de auto rolt, daar 2 tellen vasthouden en langzaam loslaten. Zodra de auto begint te rollen nog iets meer gas bij.
Het nieuwe rijden (milieu): vroeg opschakelen, rond de 2000 toeren (afhankelijk van type auto). Het is beter vroeg te schakelen, want hoe meer toeren je maakt hoe hoger het brandstofverbruik. Bij terugschakelen en bij stoppen pas koppeling intrappen bij het stationaire toerental (rond de 1000 toeren). Bij een brug of overweg eventueel de motor afzetten.
Stoppen: zacht stoppen, probeer de laatste meters je rem los te laten, zodat je geen schok krijgt. Rood verkeerslicht: niet terugschakelen, laat de auto uitrollen, koppeling indrukken bij stationair toerental en remmen. Als je gas loslaat verbruikt de auto geen brandstof. Als je de koppeling indrukt gaat de auto weer brandstof verbruiken. Als je stil staat, ga je weer naar 1. Stoppen bij voorrang verlenen: je mag al tijdens het stoppen naar 1 gaan.
Sturen: Je instructeur leert je hoe deze technieken gaan. • Houd je stuur losjes vast. • Handhouding als je rechtdoor rijdt: je handen op kwart voor drie. • Overpakken bij scherpe bochten. • Doorgeven bij slappe bochten.
Hoofdstuk 2: Opstarten, schakelen, stoppen en afsluiten
6
Hoe slaag ik in 1 keer
Aan het einde van je examen sluit je de auto op dezelfde manier af als bij het opstarten, alleen dan precies het tegenovergestelde:
Handelingen tegen de klok in: 1. 2. 3. 4.
Handrem aantrekken (met de knop ingedrukt). Neutraal (eventueel verlichting uit). Sleutel uit het contact. Koppeling loslaten.
Uitstappen: Kijk eerst naast je of je veilig de deur kan openen. Open de deur met je rechterhand zodat je gemakkelijker naar achteren kan kijken. Loop tegen de richting van het verkeer in naar het trottoir.
3 Snelheid Als de omstandigheden het niet belemmeren, rijd dan de maximumsnelheid. Soms mag je harder of zachter rijden dan de maximum snelheid als de omstandigheden dat vereisen, bijvoorbeeld bij het invoegen op de snelweg en soms bij het inhalen op tweebaanswegen of bij het wisselen van rijstrook. Ook het weertype of de situatie op de weg bepaalt hoe hard we gaan.
7
Hoofdstuk 2: Opstarten, schakelen, stoppen en afsluiten