In Pensioenland is een Solidariteitkaart hoog nodig 5-2-2011 In de lopende maatschappelijke discussie over pensioenen wordt nogal stellig geponeerd. Betreffende de solidariteit in het aanvullend pensioen wordt zelfs gesproken van een ontaarde (perverse) solidariteit “waardoor de pot leeggegeten is als de jongere generaties gepensioneerd worden”. Dit geeft aan dat de maatschappelijke discussie ontspoord raakt en dat de huidige solidariteit nodig in kaart gebracht moet worden om de discussie, bevrijd van demagogie, weer zinvol op de rails te zetten. Solidariteitkring in een pensioenfonds en hoofdvormen van solidariteit. De solidariteitkring van een pensioenfonds wordt in principe gevormd door de belanghebbende partijen: werkgever(s), pensioenopbouwers, pensioenontvangers en slapers . Maar ook binnen een belanghebbende partij kan er een vorm van solidariteit bestaan (intra solidariteit) In een pensioenfonds kennen we twee hoofdvormen van solidariteit. Subsidiërende solidariteit : één of meer belanghebbende partijen dragen in gewone situaties bij in de baten of delen mee in de lasten van één of meer andere belanghebbende partijen. Kanssolidariteit : kansen en risico’s worden gedeeld door belanghebbenden. De verderop getoonde Solidariteitkaart betreft vormen van kanssolidariteit ten gevolge van verschillende levensverwachtingen in een niet homogene groep van belanghebbenden. Maar betreft ook de optredende vormen van solidariteit in ongewone en uitzonderlijke situaties zoals onderdekking. Uitgangspunten voor de Solidariteitkaart van het huidige aanvullend pensioen . *De pensioenovereenkomst - onderdeel van het arbeidsvoorwaardenbeleid van de werkgever - is een uitkeringsovereenkomst. *Het uit te keren pensioen berust op kapitaaldekking (DG≥100%) zijnde een nominale Technische Voorziening en een Eigen Vermogen voor het opvangen van tegenvallers en voorwaardelijke pensioenverplichtingen (zie pensioenbalans)
Toevoegingen door: Beleggen→ Premies en inkopen→ Waardeoverdrachten→
PENSIOENBALANS Bezittingen (dekkingsgraad) Verplichtingen (activa) ▼ (passiva) →(100+x)%→ vrij EigenVermogen --------------------vereist → 105% → EigenVermogen → 100% →
▲ ▼
1)
▲2) ▼3)
PENSIOEN VERMOGEN (PV)
Onttrekkingen door: Beleggen← Uitkeringen← Waardeoverdrachten← Kosten←
1)
TECHNISCHE VOORZIENING (TV)
Vrijval en overhevelen binnen het Eigen Vermogen = 1)▲ 1)▼ Bij DG<105% is sprake van onderdekking Vrijval in TV naar Eigen Vermogen = ▲2) Financieren van TV uit Eigen Vermogen = ▼3) 1
*De Solidariteitkaart geeft de solidariteit weer in een pensioenfonds met de voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling, die vrijwel algemeen ingevoerd is. *Voor pensioenopbouwers betekent zo’n uitkeringsovereenkomst dat de werkgevers verantwoordelijk zijn voor de gehele kostendekkende premie waarmee elk pensioengevend jaar ingekocht moet worden in het zelfstandige pensioenfonds . Meestal regelen de werkgevers in het CAO-overleg dat de pensioenopbouwers ook een deel van de gehele premie voor hun rekening nemen. Het inkoopbedrag van elk pensioengevend dienstjaar wordt in de Technische Voorziening toegevoegd aan het reeds verworven kapitaal van nominale aanspraken van pensioenopbouwers . (het woord nominaal houdt in dat de aanspraken met een hoge zekerheidsgraad gegarandeerd zijn) Het jaarlijkse inkoopbedrag is een zogenaamde contante waarde waarbij verondersteld wordt dat het inkoopbedrag met een haalbaar noodzakelijk rendement (de rekenrente) voldoende groeit tot de pensioneringsleeftijd. *Voor pensioenontvangers betekent zo’n uitkeringsovereenkomst , dat bij pensionering het verworven kapitaal van aanspraken omgezet wordt in een kapitaal van nominale pensioenrechten dat vervolgens in de Technische Voorziening toegevoegd wordt aan het totale kapitaal van nominale pensioenrechten van pensioenontvangers en slapers. Het kapitaal van nominale pensioenrechten brokkelt jaarlijks af door het uitkeren. Het nog niet aangebroken kapitaal van pensioenrechten moet renderen met het noodzakelijk rendement (de rekenrente) om verderop in de tijd liggende nominale uitkeringen te kunnen uitvoeren. *De voorwaardelijke indexatie voor pensioenopbouwers en pensioenontvangers/slapers houdt in dat bij het verlenen van een indexatie het daarmee gemoeide inkoopbedrag eveneens aan de Technische Voorziening moet worden toegevoegd. Dit bedrag moet uit het Eigen Vermogen overgeheveld worden als daar ruimte voor is. De ruimte wordt door het overrendement en door meevallers gevoed. Opmerking : nominaal in dit verband betekent gegarandeerd met een zekerheid van 97,5% overrendement is het jaarlijkse rendement verminderd met het noodzakelijk rendement voor de jaarlijkse ophoging van de contante waarde van de nominale verplichtingen (de technische voorziening)
Algemene punten van solidariteit 1. Een vorm van solidariteit kan ook ontstaan door uniforme behandeling. Bij een gedifferentieerde behandeling (bijvoorbeeld naar leeftijd) kunnen enige vormen van solidariteit afnemen of verdwijnen. 2. Het Eigen Vermogen - gevoed door het overrendement en meevallers - is vaak de bron voor het realiseren van subsidiërende solidariteit naar specifiek één of meer belanghebbende partijen . In de hierna volgende Solidariteitkaart wordt dit gebruik van het Eigen Vermogen beschouwd als een subsidiërende solidariteit van alle partijen naar die specifieke belanghebbende partij of partijen.
2
SOLIDARITEITKAART van het huidige nominale pensioen Vormen van subsidiërende solidariteit bij dekkingsgraad ≥ 100% 1. Bij de opbouw 1.1 Subsidiërende solidariteit van jonge opbouwers naar oudere opbouwers (intra solidariteit) Door het uniforme (=leeftijd onafhankelijke) premietarief betalen jonge opbouwers meer dan nodig is voor de eigen jaarlijkse opbouw en de oude opbouwers minder dan nodig is. Bij ca 45 jaar wordt de subsidie gevende opbouwer een subsidie ontvangende opbouwer. 1.2 De voorgeschreven kostendekkende premie voor nominale pensioenopbouw (exclusief de voorwaardelijke indexering) is toereikend De nominale opbouw vraagt geen subsidiërende solidariteit van de andere belanghebbende partijen. 1.3 Bij een gedempte kostendekkende premie of bij dispensaties van kostendekkende premie zijn er periodes waarin de premie inleg onvoldoende is. In die periodes, die enkele jaren kunnen beslaan, ontstaat een subsidiërende solidariteit uit het Eigen Vermogen zodat : In periodes waarin de inleg onder het kostendekkend premieniveau is ontstaat tijdelijk een subsidiërende solidariteit naar werkgever(s) en opbouwers via het Eigen Vermogen 2. Bij het uitkeren 2.1 Met het uitkeren van de nominale uitkeringen gaat het pensioenvermogen en de technische voorziening met een gelijk bedrag omlaag. Bij een dekkingsgraad hoger dan 100% betekent dit dat de dekkingsgraad omhoog gaat. Het uitkeren van het pensioen bij een dekkingsgraad ≥ 100% vraagt geen subsidiërende solidariteit van andere belanghebbende partijen. 3. Bij het verlenen van de voorwaardelijke indexatie 3.1 Voor de voorwaardelijke indexatieverlening is een subsidiërende solidariteit nodig naar opbouwers, ontvangers en slapers via het Eigen Vermogen. Een conclusie: De in de aanhef opgemerkte vrees van de jongere generaties dat “de pot leeg gegeten is als zij gepensioneerd worden” berust dus niet op het blijven uitkeren van het nominale pensioen bij een dekkingsgraad ≥ 100%. Dus zelfs niet aan de bovenkant van de onderdekking (DG tussen 100% en 105%) Komt echter de dekkingsgraad onder de 100% dan daalt de dekkingsgraad door het uitkeren. Maar dit gaat niet hard hetgeen het volgende getallenvoorbeeld laat zien: Stel Technische Voorziening (TV) is Euro500 mln en de jaarlijkse uitkeringssom is Euro 20 mln *Bij PV = 500 mln / DG=100% blijft DG = (500 – 20) : (500 – 20) = 100% *Vanuit PV = 475 mln / DG= 95% daalt DG met 0,2% naar (475 - 20) : (500 – 20) = 94,8% *Vanuit PV = 450 mln / DG= 90% daalt DG met 0,4% naar (450 – 20) : (500 – 20) = 89,6% *Vanuit PV = 425 mln / DG= 85% daalt DG met 0,6% naar (425 – 20) : (500 – 20) = 84,4%
Note 1) nominaal in het bovenstaande betekent gegarandeerd met een zekerheid van 97,5%
3
Vormen van Kanssolidariteit 1. Als gevolg van de uitzonderlijke situatie van onderdekking 1a. Bij onderdekking leveren opbouwers, ontvangers en slapers een herstelbijdrage wegens het stoppen van de voorwaardelijke indexatieverlening totdat de onderdekking is opgeheven. 1b. Bij uitblijven van een tijdig herstel uit onderdekking worden opbouwers, ontvangers en slapers gekort en leveren middels het gekort zijn, wederom samen een herstelbijdrage om uit onderdekking te komen. 1c. Bij onderdekking is er vaak sprake van een herstelbijdrage van de werkgever(s), hetzij vooraf afgesproken, hetzij ongestructureerd als een incidentele sponsorbijdrage. Een herstelbijdrage van de werkgever(s) is een blijk van solidariteit van de werkgever(s) met pensioenopbouwers, pensioenontvangers en slapers. 1d. Een gestructureerde herstelbijdrage van de werkgever gaat meestal in de vorm van een vooraf afgesproken tijdelijke herstelopslag op de premie tijdens de onderdekking. Daarin kunnen ook pensioenopbouwers betrokken zijn met een herstelopslag op hun aandeel in de premie. In dat laatste geval moet dat in CAO overleg besloten zijn. In feite is dan een tijdelijke solidariteit ontstaan die gekwalificeerd kan worden als een inverse solidariteit van pensioenopbouwers naar de werkgever(s). Een vorm van solidariteit kan namelijk gekwalificeerd worden als provers (gewild of bedoeld), invers (niet gewild of onbedoeld) of pervers (ontaard of verdorven) kortom : Een afgesproken tijdelijke herstelopslag op de premiebetaling van pensioenopbouwers is een inverse kanssolidariteit van de pensioenopbouwers jegens de werkgevers. 2. Als gevolg van verschil van levensduurverwachting in inhomogene cohorten van belanghebbenden 2.1 Mannelijke opbouwers “subsidiëren” vrouwelijke opbouwers wegens de hogere levensverwachting van vrouwen (oorzaak behandeling met uniform gemiddelde) 2.2 Mannelijke ontvangers en slapers “subsidiëren” de vrouwelijke ontvangers en slapers wegens de gemiddeld hogere levensverwachting van vrouwen (oorzaak behandeling met uniform gemiddelde) 2.3 Laag opgeleide opbouwers “subsidiëren” hoog opgeleide opbouwers die gemiddeld een hogere levensverwachting hebben. (oorzaak behandeling met uniform gemiddelde) 2.4 Laag opgeleide ontvangers en slapers “subsidiëren” de hoog opgeleide ontvangers en slapers die gemiddeld een hogere levensverwachting hebben. (oorzaak behandeling met uniform gemiddelde) 3. Ten gevolge van het groeiend aantal uitkeringsjaren 3.1 Voor het opvangen van een geleidelijke groei van uitkeringsjaren van pensioenopbouwers, pensioenontvangers en slapers is een subsidiërende solidariteit nodig via het Eigen Vermogen. Tot de invoering van de Pensioenwet was de praktijk dat het Actuarieel Genootschap (AG) eens per 5 jaar een nieuwe overlevingstafel aanreikte waarmee het pensioenfonds in zijn berekeningen het aantal uitkeringsjaren kon bijstellen. Het fonds begon dan tevens met het opbouwen van een reservering voor de 5 jaar latere invoering van de volgende overlevingstafel. Aldus werd - zij het met een vertraging van 5 jaar - de geleidelijke groei in uitkeringsjaren gevolgd en gefinancierd. 4
4. Solidariteit stuit bij een sprong in de levensverwachting De nieuwe pensioenwet, ingevoerd in 2007, bracht met zich mee dat de pensioenfondsen ook toekomstige trends in de levensverwachting in rekening moeten brengen. De pensioenwet trekt a.h.w. de toekomst verder naar het heden. Dat leidde er toe dat het AG zich niet meer kon beperken tot de beschikbare historische gegevens maar ook aan de hand van een prognosemodel voorspellingen moest doen van toekomstige sterftetrends. Om aan de actuariële systeemwijziging in de pensioenwet te voldoen ontstond in 2007 de eerste zogenaamde AG prognosetafel 2005 tot 2050 Eind 2010 kwam de tweede AG prognosetafel 2010 – 2060 uit . Voor de tweede uitgave is een ander prognosemodel gebruikt en zijn de sterftegegevens gebruikt uit de historische periode 2004 t/m 2008. In deze periode zitten een paar uitschietende verbeteringsjaren die een sprong veroorzaken in de gemiddelde levensverwachting . Bovendien geeft vakliteratuur aan dat die uitschieters in de tweede AG prognosetafel versterkt weergegeven worden door de andere leest (ander prognosemodel) waarop de prognosetafel geschoeid is. Verwacht wordt dat de derde prognosetafel op een weer gewijzigd prognosemodel geschoeid zal zijn. Voor het AG is het maken van prognosetafels een nieuw terrein…. De onderstaande tabel - die uit de tweede AG prognosetafel is getrokken – toont dat de groei van het aantal uitkeringsjaren met het geboortejaar meer dan verdubbeld is. Van 0,11 jaar per geboortejaar naar 0,24 jaar per geboortejaar. gemiddelde levensverwachting van 65 jarige mannen uit waarnemingen 65jr in →→ 1978 1988 2002 2008 verwachting 13,93 14,26 15,80 17,24 verschil 0,33 1,54 1,44 0,48 0,033 0,11 0,24 0,24 groei / jaar geboren in 1913 1923 1937 1943
idem uit voorspelling 2010 2030 17,72 20,90 3,18 0,16
1945
1965
De sprong in de groei van het aantal uitkeringsjaren betekent dat de prijs van het pensioenproduct niet geleidelijk maar met een sprong omhoog gaat. In tegenstelling tot de jaren vóór de nieuwe pensioenwet van 2007 (zie 3.1) dringt de wet- en regelgeving bovendien aan op het ineens in rekening brengen van nieuwe overlevingsverwachtingen. De Technische voorziening gaat daardoor ineens met een flinke stap omhoog en het Eigen Vermogen is veelal te krap om de subsidiërende solidariteit voor de sprong op te vangen. Anders gezegd : De solidariteit stuit op een groeisprong van de levensverwachting. De grens van solidariteit binnen het pensioenfonds is bereikt. Niet een uniforme maar een naar leeftijd gedifferentieerde korting van het pensioenproduct lijkt dan de aangewezen weg…..In de techniek wordt dat correctief onderhoud genoemd. WvD
5