2. EEN STAP VERDER DAN DE INLEIDING Om evidente redenen kan dit inleidende hoofdstuk niet meer doen dan het thema inleiden. In de volgende hoofdstukken gaan we dieper in op veel van de concepten die hier werden voorgesteld, en in het laatste hoofdstuk gaan we een aantal tools onder de loep nemen die nuttig kunnen zijn voor het implementeren van OAO. Maar in feite moet het uit deze inleiding reeds duidelijk zijn geworden dat het implementeren van OAO geen eenvoudige zaak is. Niet alleen is OAO al even complex en divers als elke andere vorm van onderwijs, het is bovendien ook allemaal erg nieuw en niet alle lessen die we kunnen trekken uit het traditionele contactonderwijs zijn hier van toepassing. Een weldoordacht actieplan is van essentieel belang, maar een avontuurlijke ingesteldheid is dat daarom niet minder. Zoek je eigen locatie op de zesdimensionale kaart die we je in dit hoofdstuk hebben laten zien en ga van start met je ontdekkingstocht!
HOOFDSTUK 2 • Hoe starten met OAO? Door Rikke Schultz [Denemarken] CVU-FYN Adult Teacher Training College, Odense gereviseerd door Kerttu Lohmus [Estland]
BIBLIOGRAFIE Cantor, J.A. 1992. Delivering Instruction to Adult Learners. Toronto: Wall & Emerson Cranton, P. 1992. Working with Adult Learners. Toronto: Wall & Emerson Diaz, D.P., & Carnal, R.B. 1999. Student’s learning styles in two classes: Online distance learning and equivalent on-campus. College Teaching 47(4), 130-135
Dit hoofdstuk zal een aantal punten behandelen waar we rekening mee moeten houden wanneer we beslissingen nemen omtrent het opstellen van de inhoud van het OAO: • Het pedagogische platform - het opstellen van een algemeen model voor het gebruik van OAO in een specifieke context • Het modulaire karakter van OAO - modules, werkpakketten en leerobjecten • Hoe starten we? - de verschillende stappen in educatief ontwerp
Dille, B. & Mezack, M. 1991. Identifying predictors of high risk among community college telecourse students. The American Journal of Distance Education, 5(1), 24-35.
1. HET PEDAGOGISCHE PLATFORM Entwistle, N. (Ed.) 1990. Handbook of Educational Ideas and Practices. London and New York: Routledge Flückiger et al. 2002. Proceedings of the 4th International Conference on New Educational Environments. May 2002, Lugano, Switzerland. Greenberg, S., Boyle, M., Laberge, J. 1999. PDA’s and shared public displays. Making personal information public, and public information personal. Personal Technologies Journal. March 1999. Harper, B. et al. 2002. Formalising the description of learning designs. HERDSA Hedestig, U., Orre, C. 2002. Personal technologies and development of learning environments. In: Flückiger et al. 2002.
De beslissing omtrent het soort pedagogisch platform dat we gaan gebruiken is van fundamenteel belang in om het even welk onderwijssysteem, maar is in dit geval zo mogelijk nog belangrijker, omwille van de individuele en onafhankelijke manier van leren waardoor OAO wordt gekenmerkt. Een pedagogisch platform is iets abstracts; het is een model dat de volgende beschouwingen in acht neemt: • pedagogie (hoe wordt er lesgegeven – voor de doelgroep geschikte doelen en methodes) • technologie (welke media die geschikt zijn voor de doelgroep worden gebruikt) • techniek (welke apparatuur wordt het beste gebruikt voor de gekozen methodes en media), • organisatie (middelen en planning, ontwikkeling, management en onderhoud van de OAO).
Sarasin, L.C. 1998. Learning style perspectives: Impact in the classroom. Madison, WI: Atwood
In de praktijk zal een pedagogisch platform ook de volgende elementen bevatten: • elektronische gebruikersfaciliteiten (virtuele klassen, "learning management systems") • registratieovereenkomsten • werkplanning en akkoorden met leraars • een verscheidenheid aan studiematerialen • extra aanbod zoals seminaries, conferenties, inleidende cursussen of voorproefjes van cursussen • marketing van het studieprogramma …
Vygotsky, L. 1978. Mind in Society. Cambridge, Mass.: Harvard Univ. Press.
Kortom: alle beschouwingen die nodig zijn om van een OAO-verstrekker te kunnen spreken.
Paulsen, M. 1995. Online Report on Pedagogical Techniques for Computer-Mediated Communication. http://gaya.nki.no/~morten/cmcped.htm (link no longer available) Percy, K. 1990 Adult Access to Learning Opportunities. In Entwistle, N. (Ed.) 1990.
Voor instellingen die het gebruik van OAO overwegen is het van essentieel belang te beslissen welk soort pedagogisch platform(s) ze zullen gebruiken om de leeractiviteiten of cursussen ter beschikking te stellen. 18 • Van start gaan met OAO
Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 19
Het gekozen pedagogische platform reflecteert meteen de pedagogische filosofie m.b.t. de volledige leeractiviteit; in OAO betekent dit de interactie tussen de deelnemers, de leraar en de inhoud. Wanneer we beslissen over het platform dat we gaan gebruiken, moeten we ons de volgende vragen stellen: • Zal het gekozen pedagogische platform de verschillende achtergronden en leerstijlen van de deelnemers omvatten en ondersteunen? • Wat zullen, in het gekozen pedagogische platform, de verschillende rollen zijn voor de leraar/tutor? • Zal het gekozen pedagogische platform het gebruik van verschillende studiematerialen en softwaretools ondersteunen? De keuze van een pedagogisch platform (fig 2.1) zal het gekozen materiaal en de manier waarop de leeractiviteit(en) gecommuniceerd worden, reflecteren.
PEDAGOGIE vb. MATERIALEN METHODES
ORGANISATIE vb.
LEERPROCES
TECHNOLOGIE vb.
PLANNING,
LMS
ONTWIKKELING,
VIRTUELE KLASSEN
MANAGEMENT,
COMMUNICATIESOFTWARE
ACTIVITEITEN
Fig. 2.1 Het pedagogische platform bestaat uit de interactie tussen de pedagogie, de technologie en de technische aspecten in een organisatie.
Het pedagogische platform en de technologische oplossingen waarvoor gekozen wordt, moeten aansluiten bij de leeractiviteit en de deelnemende doelgroep. Veel organisaties hebben de nadelen moeten ondervinden van het omgekeerde beslissingsproces: nadat ze eerst een technologisch platform hadden gekocht bleek uiteindelijk dat dit in feite niet aansloot bij hun behoeften en noden.
2. VERSCHILLEN TUSSEN TRADITIONEEL LEREN EN OAO
op een studieprogramma / syllabus en opdrachten. Van de leerder wordt verwacht dat hij een bepaalde voor-gedefinieerde (soms worden zelfs de leerdoelen voor de leerder gedefinieerd!) en voor-ontworpen syllabus doorloopt, dat hij bepaalde voor-ontworpen opdrachten aflegt en slaagt voor bepaalde examens en tests vooraleer de instelling het leren kan accrediteren. Een modewoord voor dit soort traditioneel schema zou een “just-in-case” curriculum kunnen zijn - iets is goed om weten, voor het geval dat men het ooit nodig heeft. In één voorbeeld van dit soort leren volgt de leerder het curriculum als een onderdeel van een professionele traditie; ze leren iets wat ze als vertegenwoordiger van hun beroepsgroep (zakenman / advocaat / timmerman) verondersteld worden te weten, gewoon voor het geval ze het ooit nodig hebben. Samenvattend kan het traditionele leren dus worden omschreven aan de hand van de volgende elementen: • Lineaire progressie gaande van simpel naar complex • Een op kennis gebaseerd curriculum • Een leertraditie gebaseerd op “just-in-case” kennis • Doelstellingen gedefinieerd in termen van het verwerven van kennis Als de leerders een vrij gelijklopende achtergrond hebben of als het een curriculum voor absolute beginners betreft, is het gebruik van een dergelijke lineaire “just-in-case” structuur gerechtvaardigd en relevant. In de praktijk is dit echter zelden het geval. Volwassen leerders hebben verschillende achtergronden, behoeften en verwachtingen; ze zijn gewoonlijk behoorlijk gemotiveerd en stellen hun concrete en aan het echte leven gerelateerde eisen. Daarom bieden deze lineaire structuren in het volwassenenonderwijs wellicht niet de meest efficiënte oplossing. Het tegenovergestelde hiervan: een flexibele manier om OAO-inhouden te ordenen, kan beschreven worden met het modewoord “just-in-time” leren. De kerngedachte bij deze denkwijze is flexibiliteit. De inhoud is zo geordend dat hij beschikbaar is voor de leerder op het moment dat hij die nodig heeft. Een duidelijk voorbeeld van deze manier om het leren te organiseren zijn de “hoe starten met ...” programma's die vaak bij elektronische software zitten. Samenvattend kan het flexibele leren dus worden omschreven aan de hand van de volgende elementen: • Geen voor-gedefinieerde progressie • Gerichtheid op het oplossen van concrete problemen • Een modulaire leerstructuur gebaseerd rond een thema • Een leertraditie gebaseerd op “just in time” gevoeligheden • Doelstellingen gedefinieerd in termen van vaardigheden die men onder de knie moet krijgen. Om de discussie over het creëren van flexibele inhoud verder te zetten, wordt een model op vier niveaus voorgesteld: • informatieobjecten (tekst, illustratie, video of audio) in combineerbare vormen • leerobjecten in combineerbare vormen • werkpakketten in combineerbare vormen • modules
Naast de flexibiliteit in tijd en ruimte hebben de belangrijkste verschillen tussen traditioneel onderwijs en OAO te maken met de kansen die OAO biedt omtrent nieuwe en creatievere manieren om de materialen14 die gebruikt worden bij het leerproces samen te stellen en te (re)organiseren. In het traditionele contactonderwijs volgt het leerproces gewoonlijk een onflexibel schema wat betreft tijd, plaats en inhoud, volgens een lineair principe - alle leerders beginnen bij punt A en gaan vervolgens langs de punten B-C-D- [n], waarbij ze een logische weg trachten te volgen, die rationeel wordt bevonden door de traditie of door de leraar. Dit traditionele schema van het leerproces is gestoeld op het idee van een curriculum gebaseerd 20 • Van start gaan met OAO
Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 21
3. INFORMATIEOBJECTEN EN LEEROBJECTEN - MODULARITEIT OP EEN NIEUW NIVEAU Een leerobject (LO) is het kleinste blokje leermateriaal dat, in combinatie met andere relevante leerobjecten, een betekenisvolle blok aan informatie kan vormen waarmee een leerder nieuwe kennis kan verwerven. Een betekenisvol blok informatie geeft de leerder een duidelijk begrip van een concept, een principe, een procedure, een feit of een proces. Een van de basisprincipes van een leerobject is de hergebruikbaarheid ervan in verschillende vormen en zijn onafhankelijkheid van het eindresultaat van de leermaterialen. Het principe waarbij leermaterialen moeten overeenstemmen met leerobjecten is een belangrijk kenmerk van internationale standaarden geworden. Het feit dat de leerobjecten geschikt zijn om leermaterialen mee te bouwen wordt vaak vergeleken met Lego™ bouwstenen. Deze vergelijking werd voor het eerst gemaakt door Wayne Hodgins, de voorzitter van IEEE Learning Technology Standard Committee, die zijn kleinkinderen observeerde terwijl zij met Legoblokken een gebouw aan het maken waren. De regels omtrent de vereisten voor leerobjecten worden gedefinieerd door Learning Object Metadata (LOM) - dit zijn data die gaan over de leerdata. De LOM standaardisering ondersteunt de uitwisselbaarheid van inhouden tussen verschillende ICT, platforms, of Learning Management Systems. Met behulp van deze standaarden kunnen verschillende organisaties objecten voor het eleren ontwikkelen, registreren en beschrijven, waardoor ze die onder elkaar kunnen uitwisselen of verhandelen. De meeste standaarden15 bestaan uit de volgende data: • titel • maker • onderwerp • beschrijving • uitgever • bijdrage geleverd door... • datum • type • formaat • taal • verhouding tot... • rechten Voor meer informatie, zie IEEE Learning Technology Standard Committee, dat sinds 199716 instaat voor de ontwikkeling en het onderhoud van Learning Object Metadata.
4. SCORM SCORM (Sharable Content Object Reference Model) is tegenwoordig een van de meest courant gebruikte internationale standaarden. SCORM baseert zich op verschillende bronnen en biedt een alomvattend pakket van specificaties voor het e-leren aan waardoor het mogelijk wordt om webgebaseerde leerinhouden niet alleen makkelijk toegankelijk te maken, maar ook om ze vlot uit te wisselen en te hergebruiken. Het doel van SCORM is om de opkomende technologieën en de commerciële en publieke implementatie ervan op één lijn te brengen (zie www.adlnet.org). SCORM is een veeleisende standaard wanneer het gaat om technische data en voor een nieuwe verstrekker kan het moeilijk zijn om met SCORM te werken. Het kan ook zijn dat de SCORMstandaarden niet overeenstemmen met de vereisten van de verstrekkers.
Werkpakketten
LO SPECIFICATIE VAN
OPEN
FEED-
VERWACHTINGEN,
OPDRACHT
BACK
LO
INHOUD, WERKMETHODES EN EVALUATIE LO
GESUGGEREERDE LITERATUUR
Fig. 2.2 Een werkpakket bevat verschillende leerobjecten (LO), die kunnen bestaan uit open opdrachten, literatuur, taken en feedback.
Werkpakketten (fig. 2.2) zijn een manier om de inhoud van een OAO-module te organiseren. Een werkpakket bevat: • Specificaties, waaronder duidelijke instructies zodat de leerder precies weet hoe hij met het materiaal en de evaluatievorm moet werken. Dit omvat eveneens beschouwingen over de combinaties van theorie en praktijk, communicatie en feedback • Een of meer leerobjecten die materialen en taken bevatten waarmee de leerder kan werken • Aanvullend materiaal of referenties. Een “werkpakket” in OAO kan vergeleken worden met een "vak" of "thema" zoals we dat kennen van het traditionele leren. Een werkpakket moet goed gedefinieerd worden om rekening te houden met: • Verschillende uitgangssituaties en leerstijlen bij de leerders • Leerdoelen • Inhoud • Werkmethodes • Evaluatie De mate van flexibiliteit die mogelijk is in het leerproces kan beperkt worden door het curriculum, maar werkpakketten zijn het creatieve onderdeel van een OAO-programma. Het is in de specifieke combinaties van leerobjecten en leermethodes die gebruikt worden dat een instelling zijn eigen specifieke OAO-"merk" kan creëren.
5. MODULES Een module wordt gedefinieerd als een programma of een curriculum. Bij formeel onderwijs zal het curriculum in mindere of meerdere mate openstaan voor interpretatie, afhankelijk van nationale en professionele tradities. Bij niet-formeel onderwijs of onderwijs waarbij de leerder zelf het tempo bepaalt, is het curriculum vrijwel altijd open. Een OAO-verstrekker moet stilstaan bij de mogelijkheden tot flexibiliteit, afhankelijk van het curriculum. Een curriculum gedefinieerd rond kerndoelstellingen is opener dan een curriculum gedefinieerd aan de hand van een syllabus. Bij formeel onderwijs leidt het modulaire leren gewoonlijk tot specifieke kwalificaties en de opleiding eindigt met een examen, waarna een bewijs, een diploma, een certificaat etc. wordt uitgereikt.
22 • Van start gaan met OAO
Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 23
Bij informeel leren kan het nemen van een bepaalde module op zichzelf al een pedagogische gebeurtenis zijn, waarbij de leerder een nieuwe vaardigheid beheerst die van meer persoonlijke aard is - bijvoorbeeld zijn kennis of sociale vaardigheden verbeteren op het vlak van tewerkstelling, democratie, algemeen management, ... Terwijl bij formeel onderwijs de eindevaluatie van de leerder de verdere planning van de cursus zal beïnvloeden (en dus ook de werkpakketten en leerobjecten) op een specifieke manier (tests, examens), zal bij informeel onderwijs de voorkeur vaak uitgaan naar instrumenten voor zelfevaluatie die gebruikt kunnen worden in de loop van het leerproces.
• De ontwerpmodule van Knirk en Gustafson (fig. 2.4)18 Strategieën specificeren
Doelstellingen ontwikkelen Beginniveau van de vaardigheden van de leerder
6. HOE STARTEN WE?
Problemen identificeren
Het ontwerpen van een OAO-concept wordt vaak "educatief ontwerp" ("Instructional Design" - "ID") genoemd. De eerste stap is normaalgezien het ontwerpen van het curriculum. In een proces van educatief ontwerp wordt een hele reeks praktijken omgezet in wijdverspreide modellen, om er maar een paar op te noemen: • De ontwerpmodule van Dick en Carey (fig. 2.3)
Media specificeren
2. ONTWERP
Organiseren
Onderwijsdoelstellingen
1. BEPALING VAN HET PROBLEEM
17
Resultaten analyseren
Materiaal selecteren en Implementeren ontwikkelen
Materiaal reviseren
Onderwijs reviseren
3. ONTWIKKELING
Onderwijsanalyse uitvoeren
fig. 2.4 De ontwerpmodule van Knirk en Gustafson
• De ontwerpmodule van Gerlach en Ely (fig. 2.5)19
Prestatiedoelstellingen uitschrijven
Onderwijsdoelstellingen bepalen
Test m.b.t. de criteria ontwikkelen
Onderwijsstrategie ontwikkelen
Onderwijsmateriaal ontwikkelen en selecteren
Formatieve evaluatie ontwikkelen en uitvoeren
Strategie bepalen
Inhoud specificeren
Groepen organiseren Begingedrag identificeren
Summatieve evaluatie ontwikkelen en uitvoeren
Voorkennis evalueren
Tijd toekennen
Evaluatie van de prestaties
Ruimte toekennen
fig. 2.3 De ontwerpmodule van Dick en Carey
Doelstellingen specificeren
Middelen selecteren
Analyse van de feedback
fig. 2.5 De ontwerpmodule van Gerlach en Ely
24 • Van start gaan met OAO
Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 25
• Het ontwerpmodel van Jerrold/Kemp (fig. 2.6)20
ne bedrijfstrainingen) omdat er te weinig steun komt van de kant van het management of omdat de informatie over het proces onvoldoende gedissemineerd wordt.
REVISIE
E
E
V
Behoeften van de leerder Doelstellingen Prioriteiten Restricties
Leerevaluatie
Leerdoelstellingen
M M A T I E E V A L U A T I E
Analyse van de vakopdrachten
Pretesten
Onderwijsactiviteiten
Ondersteunende diensten
S
F
U
O
R M A T I E V E V A L U A T I E
Jobs, resultaten, bedoeling
Kenmerken van de leerder
Onderwijsmiddelen
REVISIE fig. 2.6 Het ontwerpmodel van Jerrold/Kemp
De gegeven modellen wijken in de details weliswaar van elkaar af, maar ze structureren de processen wel allemaal op een gelijkaardige manier: • Behoeftenanalyse - beslaat 3% van de totale tijd van het proces • Opstellen van educatieve doelstellingen - 3% van de totale tijd • Uitwerken van het profiel van de doelgroep - 2% van de totale tijd • Analyse van bestaande studiematerialen - 7% van de totale tijd • Aanmaken van nieuwe studiematerialen waarvan men na analyse ontdekt heeft dat ze nog niet bestonden - 28% van de totale tijd • Selecteren van geschikte media voor de materialen - 13% van de totale tijd • Uittekenen van ruwe schetsen ("storyboards") die het leerproces beschrijven - 15% van de totale tijd • Keuze van geschikte technologische oplossingen en technische apparatuur - 3% van de totale tijd • Ontwerp van de lay-out - 1% van de totale tijd • Evaluatie van het hele proces van educatief ontwerp - 20% van de totale tijd
7. OAO - VOOR WIE? Het analyseren van de doelgroepen (leerders) en van het terugverdieneffect zijn twee aspecten van OAO die niet los van elkaar kunnen worden gezien. Wanneer we een analyse van het terugverdieneffect maken, moeten we rekening houden met alle betrokkenen - ook de experts - en moeten we hen informeren over de mogelijke resultaten. Vaak mislukken OAO-projecten (vooral in inter26 • Van start gaan met OAO
Er zijn twee mogelijke visies wat betreft het terugverdieneffect en de doelgroepen: • Traditioneel gezien is het zo dat grote investeringen21 een groot aantal deelnemers vereisen, om zo de kostprijs de rechtvaardigen. • Kleinere investeringen en gebruikmaken van samenwerkend leren maken het mogelijk om het leren ter beschikking te stellen voor gebruikersgroepen van verschillende groottes. Zoals we reeds elders hebben uitgelegd, moet een OAO-verstrekker nadenken over de behoeften en het potentieel van zijn doelgroep. De verstrekker moet daarbij de volgende vragen stellen: • Tot wie richten we ons met ons programma en onze materialen? • Wat zijn hun behoeften en welke vormen van OAO zullen zij kunnen gebruiken? • Hoe kunnen we hen bereiken? • Kunnen we OAO met andere activiteiten combineren?
8. HET FORMULEREN VAN DE DOELSTELLINGEN De kerndoelstelling beschrijft het verwachte resultaat van een OAO-cursus: • Welke kwalificaties en vaardigheden verwachten we dat studenten / leerders ontwikkelen in de loop van de cursus? • Welke vaardigheden hebben de leerders op dit moment? • Wat zijn de kenmerken van de leerders (vb.: demografische gegevens en opleidingsachtergrond; ICT, leer- en communicatievaardigheden; leerstijlen; motivatie, verwachtingen en angsten etc.)? De doelstellingen kunnen op verschillende manieren in categorieën ingedeeld worden. Wanneer we inhoud selecteren of aanmaken, is er sprake van het stimuleren van: • Professionele vaardigheden • Persoonlijke vaardigheden • Sociale vaardigheden • Leervaardigheden Als het goed is, is het vaak mogelijk om een ontwikkeling in de verschillende categorieën van doelstellingen met elkaar te combineren. Bij samenwerkende leerprocessen is het mogelijk de ontwikkeling van professionele vaardigheden met de ontwikkeling van sociale vaardigheden te combineren. Door gebruik te maken van beschouwende oefeningen is het mogelijk de ontwikkeling van persoonlijke vaardigheden met leervaardigheden te combineren. Open opdrachten en positieve feedback kunnen het zelfvertrouwen en het creatieve denkvermogen vergroten en tegelijk professionele vaardigheden ontwikkelen. Een OAO-verstrekker moet dus goed nadenken over de doelstellingen en meer bepaald over de mogelijkheid om verschillende doelstellingen met elkaar te combineren in dezelfde werkpakketten. Voorbeeld van een beschrijving van kerndoelstellingen: Het Pedagogische ICT-certificaat ("Pedagogical ICT licence") is een cursusconcept dat aan opvoedkundigen ICT-basisvaardigheden wil geven op een persoonlijk en professioneel niveau door zich te concentreren op de pedagogische integratie van ICT in de onderwijspraktijk. Door gebruik te maken van ideeën uit het probleem-gebaseerd leren, uit activiteiten op teambasis, peer teaching en kritisch reageren (critical response) samen met principes van het e-leren, zijn we erin geslaagd een cursusconcept te ontwikkelen dat gebruikt werd door meer dan 55,000 (dat is de helft van het totaal) leraars en opvoedkundigen in Denemarken in een periode van drie jaar. Hoewel het certificaat geen verplicht onderdeel van de beroepsopleiding vormt, is het uitgegroeid Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 27
tot een formeel en nationaal erkend certificaat (www.school-ict.org).
9. ONTWERP VAN DE WERKPAKKETTEN Wanneer het curriculum, de doelgroep, de kerndoelstellingen van een cursus en het pedagogische platform bepaald zijn, is het tijd om te beslissen uit welke werkpakketten de cursus zal bestaan en op welke manier de inhoud aangeleverd zal worden. Werkpakketten zijn een kwestie van pedagogie en het ontwerpen van werkpakketten kan gebeuren met of zonder specifieke technische kennis. Toch moet hier nogmaals worden opgemerkt dat bij het ontwerpen van de werkpakketten de kloof tussen pedagogie en technologie begint.
10. DE TRADITIE VAN WERKPAKKETTEN Het traditionele afstandsonderwijs verliep zonder enige technische ondersteuning behalve het postkantoor en de telefoonlijn. Werkpakketten werden door leraars ontworpen; boeken en opdrachten werden via de post aan de leerders bezorgd; taken werden teruggestuurd naar de leraars die ze corrigeerden en terugbezorgden aan de leerders enzovoort. Naarmate de technologie beter werd, verschenen er geluidstapes, videotapes, cd-roms, online tests, gesynchroniseerde communicatie en tools voor samenwerking, externe internetbronnen, en ondersteunde handboeken - om maar enkele voorbeelden aan te halen. Hoewel de brede waaier aan tools en media de mogelijkheden heeft vergroot, toch waren de ervaring en de comfortabele gewoontes van leraars of tutoren vaak te beperkt om ten volle gebruik te maken van die mogelijkheden22. In de eerste generatie internet-ondersteunde OAO worden de beschikbare media nog steeds hoofdzakelijk gebruikt als louter communicatiemiddelen. Sommige verstrekkers concentreren zich op het publiceren van studiematerialen en taken op het net terwijl anderen zich concentreren op het net als zijnde het communicatiemiddel tussen leraar / tutor en student / leerder. Een voorbeeld van dat laatste komt uit een van de eerste pogingen in de pedagogische opleiding in Denemarken om studenten in groepen te laten samenwerken op het net. Hun taak bestond erin een elektronische krant rond een specifiek onderwerp te produceren. De studenten haalden informatie over het onderwerp uit boeken en artikels, op dezelfde manier als in het traditionele onderwijs zou zijn gebeurd. Toen de krant klaar was, kregen de groepen feedback van de leraar. Deze manier van werken is enkel mogelijk bij gemengd leren ("blended learning"), waarbij de studenten en de leraars de kans hebben elkaar af en toe te ontmoeten om het proces te bevorderen. Een voorbeeld van het omgekeerde zou zijn wanneer leerders lang op voorhand toegang krijgen tot studiematerialen, die op het internet gepubliceerd zijn. De studenten krijgen daarbij de opdracht het materiaal zelfstandig door te nemen en ze hebben toegang tot wekelijkse virtuele kantooruren waar de tutor dan vragen post die hij heeft ontvangen, samen met de antwoorden erop. Tegen het einde van de zelfstudie vormen deze vragen FAQ-secties (i.e. veelgestelde vragen) over het materiaal. De zelfstandige studie wordt gevolgd door een face-to-face studiedag met groepswerk en seminaries. De leraar geeft de leerders aan het einde van de dag een score op basis van de gegeven groepsopdracht en de individuele kennis van het onderwerp. Een voorbeeld van elektronische werkpakketten komt van de softwarebedrijven zelf, in de vorm van inleidende programma's bij hun software. De meeste ICT-gebruikers zijn bekend met de “Hoe starten met ...” programma's die in computersoftware zitten. Het belangrijkste kenmerk van dit soort programma is dat het opgebouwd is als “just-in-time” leren. Je kan precies bepalen welk werkpakket je wil gebruiken op het moment dat je het nodig hebt. Een dergelijke benadering wordt ondersteund door de reeds eerder vermelde structuur van leerobjecten omdat ze de leerder 28 • Van start gaan met OAO
in staat stelt zijn eigen studiemateriaal samen te stellen met de thema's, de moeilijkheidsgraad en de leerstijl die het beste bij hem passen. Dit soort "zelfbediening" wordt vaak vergeleken met alleen reizen, waarbij de reiziger zelf de bestemming, het transportmiddel en het tijdsplan bepaalt, met (indien nodig) de raad van een reisagent23. Natuurlijk moeten dergelijke leermaterialenpakketten de regels van een goed en gebruikersvriendelijk ontwerp respecteren, een logische structuur hebben en ingedeeld zijn in kleine, losse, verteerbare blokjes informatie. Tegenwoordig gebruiken professionele ontwerpers van leermateriaal authoring tools (AT): software programma's die een hybride vorm zijn van grafisch ontwerp en presentatieprogramma's met toepassingen waarmee tests en vragenlijsten kunnen worden gemaakt en waarmee de gehele inhoud op cd-rom, in html of in andere relevante formaten kan worden gepubliceerd24. Het gebruik van deze materialen is voor de leerder eenvoudig en vereist van hem geen andere vaardigheden dan het basisgebruik van een webbrowser. Er zijn evenmin specifieke softwareprogramma's nodig om het materiaal te zien omdat het als gewone html in websiteformaat getoond wordt.
11. HET CREËREN VAN WERKPAKKETTEN Zoals we reeds eerder zegden, is een werkpakket dus een pedagogische aangelegenheid. Het moet gericht zijn op de uitgangssituaties en leerstijlen van de leerders, de doelstellingen van de cursus, de organisatie en presentatie van de inhoud, geschikte werkmethodes en feedback aan de student tijdens het werkproces. In dit deel zullen we ons concentreren op de presentatie van de inhoud en meer bepaald de materialen.
12. PRESENTATIE VAN DE INHOUD Bij het ontwerpen van materiaal is het van belang na te denken over de verschillende middelen die gebruikt zullen worden: • Tekstpresentatie (lezen en luisteren) • Visuele presentatie (statisch en dynamisch grafisch design) • Leren door doen • Feedback (reflectie en zelf-evaluatie)
13. TEKSTPRESENTATIE Bij computerondersteunde OAO gaat het niet om het posten van geschreven artikels op internet. Het voordeel dat het gebruik van elektronische media voor het volwassenenonderwijs biedt, is dat het aandeel lezen vermindert ten voordele van andere vormen van communicatie. Vooral leerders uit het tweedekansonderwijs kunnen hiervan profiteren. De media bieden nieuwe mogelijkheden voor tekstpresentatie en daar kunnen de OAO-leerders van profiteren. Het presenteren van tekst is, over het algemeen, geen eenvoudige taak voor een leraar. Het veronderstelt goede schrijfvaardigheden, de vaardigheid om een tekst logisch te structureren (en wederom in betekenisvolle blokken!) en een gevoel voor empathie met de lezer om het lezen en begrijpen te vergemakkelijken. a) Hypertekst Hypertekst bestaat uit een basistekst met horizontale links. De basistekst kan op die manier een summier overzicht geven van het onderwerp; en door de links te volgen kan de lezer meer informatie over specifieke onderwerpen vinden. Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 29
b) Tekstlagen Tekstlagen voorzien een basistekst van verticale links. De basistekst kan een definitie zijn, de tweede laag kan een bredere verklaring zijn en de derde en vierde laag kunnen voorbeelden zijn. Tekstlagen stellen de leerder in staat om meer informatie over een specifiek onderwerp te vinden door te linken door de lagen. c) E-boek Een E-boek is een elektronische editie van een handboek. Een E-boek is gewoonlijk opgebouwd met zowel hypertekst als tekstlagen; het bevat verschillende soorten visuele hulpmiddelen goede zoekmogelijkheden. E-boeken zijn veelbelovende producten, maar op dit moment is de markt voor E-boeken in de meeste landen nog eerder beperkt.
15. LEREN DOOR DOEN Computercommunicatie kan in twee richtingen gebeuren. Methodes die gebaseerd zijn op het principe van "leren door doen" kunnen gezien worden als een cadeau van OAO aan de leerder. De verschillende pedagogische benaderingen raden verschillende theorieën aan wanneer het gaat om opdrachten in het kader van "leren door doen": a) Constructivisme Het constructivisme is - zoals het woord impliceert - gebaseerd op de constructieve manier waarop kennis wordt opgebouwd in het kader van een leerervaring. De constructivistische benadering verkiest open opdrachten zoals rollenspellen, case studies, essays, door studenten gemaakte homepagina's of elektronische kranten. De constructivistische benadering is gewoonlijk afhankelijk van de communicatie tussen leerders en van directe feedback naar de leerder toe vanwege de andere studenten en de leraar.
14. VISUELE HULPMIDDELEN Een beeld zegt vaak meer dan 1000 woorden. Deze uitspraak kan kloppen, maar bij OAO is het alvast niet altijd het geval. Kunstzinnige plaatjes die louter ter versiering worden toegevoegd, kunnen meer verwarring dan begrip veroorzaken. Bij de selectie van visueel materiaal moet rekening worden gehouden met de "visuele geletterdheid" van de leerders, d.i. de manier waarop ze visueel denken en hun vermogen om nieuwe betekenis te analyseren en te synthetiseren uit het waargenomen materiaal (Cross 2002). Wanneer we visuele hulpmiddelen gebruiken in OAO is het van belang dat we de algemeen aanvaarde symbolen en regels volgen. Als we zo te werk gaan, kunnen visuele hulpmiddelen een manier zijn om begripsproblemen die te wijten zijn aan culturele barrières weg te werken. Het is belangrijk na te denken over hoe visuele hulpmiddelen het effectiefst gebruikt kunnen worden in het leerproces. Videosequenties kunnen case studies introduceren, een illustratie kan een hint geven over de centrale boodschap van een tekst, diagrammen kunnen de verschillende stappen in een proces illustreren, en multimediatoepassingen kunnen een thema introduceren. Visuele hulpmiddelen verschijnen doorgaans onder de volgende vormen: • Foto's • Diagrammen • Illustraties • Video • Multimediatoepassingen Toch moeten we bij het gebruik van visuele hulpmiddelen oppassen voor het gevaar dat ze het leren ook kunnen tegenwerken in plaats van bevorderen doordat het materiaal en dus ook het geheugen van de leerders overbelast wordt. Er zijn verschillende principes aangaande het effectief presenteren van visueel materiaal: • Enkel betekenisvolle grafische voorstellingen toevoegen, die het leren bevorderen • Grafische voorstellingen dicht bij de tekst plaatsen zal het leren bevorderen • Als een grafische voorstelling de centrale figuur is, is het verkieslijk audio toe te voegen om de figuur te verduidelijken, eerder dan tekst • Het gebruik van repetitieve tekst, grafische voorstellingen en geluid op hetzelfde moment zal het leereffect verminderen • Het gebruik van betekenisloze illustratieve elementen verstoort de concentratie van de leerder • Het gebruik van virtuele assistenten (geanimeerde helpers) bevordert het leerproces (Mayer, 2001)
30 • Van start gaan met OAO
b) Constructionisme Bij het constructionisme ligt de nadruk op theses en tests. Veel gebruikte methodes zijn simulaties (wat loopt er fout?, wat kan er worden gedaan?) of "hoe bouwen we een ...?" (Lego bijvoorbeeld heeft een CAD/CAM-systeem ontwikkeld, waarbij modellen die gemaakt zijn met Lego gecontroleerd kunnen worden via computerprogramma's). Het constructionisme geeft ook de voorkeur aan open opdrachten en directe feedback. c) Educatieve programma's Educatieve computerprogramma's zijn normaalgezien opgebouwd als programma's waar de leerder op zijn eigen tempo en met weinig behoefte aan een tutor doorheen kan lopen. De feedback zit vaak mee vervat in de programma's. Veelgebruikte benaderingen zijn: • Geprogrammeerd leren • Opleidingsprogramma's • Presentaties en tests
16. FEEDBACK Feedback is een essentieel onderdeel van het leren, zowel voor de leerder als voor de leraar/tutor; en het kan daarbij gaan om tests met automatische feedback, om taken die door tutoren worden geëvalueerd of om formules voor zelfevaluatie. Dankzij de feedback krijgt de leerder informatie over zijn progressie en ziet de leraar/tutor duidelijk wat de successen zijn en waar de problemen zitten die nog moeten worden weggewerkt. Feedback kan op twee manieren worden gegeven: - formatief: wanneer doorheen de hele leerervaring feedback wordt gegeven - summatief: wanneer de leerervaring afgerond wordt met een eindevaluatie Wat de meest geschikte manier is, wordt bepaald door het gehele curriculum, de doelgroep, de doelstellingen en de beschikbare middelen. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een vragenlijst, dan zijn de meest courante vragentypes met automatische feedback de volgende: • Juist / Fout • Meerkeuze • Gatentekst • Kolommen combineren • Slepen en verplaatsen • Korte antwoorden Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 31
Vragentypes waarbij feedback van een tutor nodig is, zijn: • Essays of verslagen • Case studies • Ontwerpen of constructies
Op basis van deze twee theorieën is het mogelijk de onderwijsinhoud in 6 categorieën in te delen:
Kennis
Eerste orde (analoog)
Weten
Ik weet dat suiker zoet smaakt Ik weet dat Cuba suiker produceert Ik weet dat 2 appels meer is dan 1 Ik weet dat twee plus twee vier is Ik weet dat "zijn" een werkwoord is
Kunnen
Ik kan fietsen Ik kan Engels spreken Ik kan pizza maken
Ik kan computerspelletjes spelen Ik kan lezen en schrijven Ik kan een recept volgen
Kennen
Ik ken hem Ik ken Venetië
Ik ken de programma's van Microsoft Windows
17. GESCHIKTE INHOUD VOOR OAO Formeel gezien staan er geen beperkingen op wat je allemaal kan aanleren met gebruik van de verschillende media, maar de praktijk toont aan dat bepaalde soorten kennis moeilijker als OAO te organiseren zijn dan andere. Om dit te begrijpen kan het handig zijn de kennis in categorieën in te delen. Deze categorieën worden in het Engels telkens gekenmerkt door het werkwoord "to know"25. In het Nederlands zijn er drie aparte werkwoorden beschikbaar die het verschil tussen de drie categorieën meteen duidelijk maken: "weten", "kunnen" en "kennen".
Tweede orde (digitaal)
Weten Voorbeeld: Ik weet dat Cuba suiker produceert. Ik weet dat twee plus twee vier is. Ik weet dat "zijn" een werkwoord is.
Uit de praktijk weten we dat het gemakkelijker is kennis van de tweede orde (digitale kennis) via OAO aan te bieden dan kennis van de eerste orde.
Kunnen
18. DE KEUZE VAN EEN BENADERING: TRADITIONEEL AFSTANDSONDERWIJS OF GEMENGD LEREN ("BLENDED LEARNING")
Voorbeeld: Ik kan fietsen. Ik kan Engels spreken, lezen en schrijven. Ik kan pizza maken.
Om te beoordelen of het nu beter is OAO of gemengd leren ("blended learning") te gebruiken, kunnen verschillende vragenlijsten worden gebruikt, bijvoorbeeld het Course DL Screening Form:
Kennen
Voor elke “ja” krijg je -1 en voor elke “nee” +1 punt
Voorbeeld: Ik ken hem. Ik ken Venetië.
Variabel
Score
"Leren door doen" is vereist Maar deze indeling is niet voldoende om te analyseren welk soort kennis geschikt is voor OAO. We moeten eveneens een onderscheid maken tussen analoge en digitale kennis. Om dat te doen kunnen we het werk van Howard Gartner introduceren, waarin sprake is van tekensystemen (symbol systems) van de eerste en van de tweede orde26. Kennis die past binnen het tekensysteem van de eerste orde kan geleerd worden via het lichaam of de zintuigen: spreken, dansen, schilderen, zingen en tellen.
Gespecialiseerde tools of infrastructuur zijn vereist Groepsles is vereist Probleemoplossend denken in groep is vereist Continue feedback van een instructeur vereist
Kennis die past binnen het tekensysteem van de tweede orde kan enkel geleerd worden omdat iemand het jou heeft aangeleerd. Je kan niet leren lezen door gewoon te kijken naar iemand die een boek leest. Je hebt iemand nodig die jou de betekenis van de symbolen uitlegt.
Discussie geleid door een instructeur is vereist Groepsdiscussies zijn vereist Er zijn andere vereisten voor de fysieke aanwezigheid van de leraar en de leerder Informatie over de prestaties van de leerder is vereist Leerdoelstellingen houden een fysiek risico voor de leerder in (keer de code om: "ja" = +1 "nee" = –1 punt)
32 • Van start gaan met OAO
Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 33
Tel op hoeveel keer je “ja” en “nee” hebt geantwoord en interpreteer het resultaat dan als volgt: 0 of een negatieve waarde: afstandsleren is niet geschikt 1-3: afstandsleren is wellicht niet het meest geschikt, overweeg de mogelijkheid om technologie in een klascontext te gebruiken 4-6: overweeg een gecombineerd aanbod 7+: afstandsonderwijs is zeer geschikt27
BIBLIOGRAFIE Abbey, B.: Instructional and Cognitive Impacts of Web-Based Education.- Idea Group Publishing 2000. Advanced Distributed Learnining Portal at www.adlnet.org Beer, Valorie: The Web learning Fieldbook - Using the World Wide Web to Build Workplace Learning Environments.- Jossey-Bass Pfeiffer 2000
19. SAMENVATTING Voor potentiële OAO-verstrekkers hebben we de volgende adviezen:
Belanger, France, Dianne H. Jordan.- “Evaluation and Impl. Of DL: Technologies, Tools and Techniques”.- Idea Group Publishing 2000
• Kies eerst het pedagogische platform vooraleer je investeert in een LMS (learning management
Chapman, Bryan articles and webinars at www.brandonhall.com
system) • Evalueer je inhoud volgens een “just in case” benadering of volgens een “just in time” benadering • Kies standaarden voor je leerdoelstellingen • Ontwikkel specifieke criteria voor je OAO-benadering en gebruik deze wanneer je werkpakketten ontwikkelt • Denk na over de mogelijkheden om doelstellingen te combineren wanneer je werkpakketten ontwerpt • Wees realistisch wat de vereiste investering betreft en houd daarbij rekening met de werktijd die door het personeel zal worden geïnvesteerd • Test de geschiktheid van de inhoud vooraleer je beslist over te stappen op OAO
Cross, Jay: Envisioning Learning.- Internet Time Group 2002 www.internettime.com/Learning/articles/Envisioning%20Learning.pdf (20.04.2002) Danmarks ICT-Center for Uddanelse of Forkskning / The Danish ICT Centre for Education and Research at www.school-ict.org Estonian e-University Portal www.e-uni.ee (10.04.2004) Gartner, H: Frames of mind, fontana press ,London, 1983 Harris, Jeff: An Introduction to Authoring Tools. Learning Circuits Portal, 2002 www.learningcircuits.org/2002/mar2002/harris.html (20.04.2004) Horton, Wiliam: E-learning Tool Categories. Designing Web-based Training. William Horton Consulting Inc. 2003, http://www.designingwbt.com/elearningresources/toolCategories.asp IEEE Learning Technology Standard Committee homepage http://ltsc.ieee.org/ Kvalitetsudvikling I e-læring, arbejdsgruppe uddannelsesstyrelsen, Danmark 2001 Lauersen, Per Fibæk: Didaktik og kognition, 1999, p 84 f Mayer, Richard E.: Multimedia Learning: Cambridge University Press 2001 PAVE - Promoting Added Value through the Evaluation of Training.- PAVE Handbook compiled by International Expert Group under European Commission Leonardo-PAVE Project in 1999 Reusable Learning Objects Authoring Guidelines: How to Build Modules, Lessons and Topics CISCO Systems White Paper, http://business.cisco.com/servletwl3/FileDownloader/iqprd /104119/104119_kbns.pdf (20.04.2004) Todd, Chris, Flexible Learning Best Practice Project: Literature and Website Reviews.Labyrinth Consultancy, 2000 University of Illinois, Online Network: The Learning Styles www.ion.illinois.edu/IONresources/instructionalDesign/learningStyles.asp Valiathan, Purnima: “Instructional Designe - simply put”.- Knowledge Solutions Business NIIT Ltd. www.e-learningguru.com/articles/Simply_Put.doc (20.04.2004)
34 • Van start gaan met OAO
Hoofdstuk 2 - Hoe starten met OAO? • 35