Historische Stadswandeling Door
t.b.v de “Männertag” op 22 mei 2005
© 2005 Pinguïn Productions
Ontstaan De stad Leiden is in de loop van de 11e eeuw ontstaan uit een nederzetting aan de oever van de Rijn. Samen met de Burcht en het grafelijke hof groeide dit uiteindelijk uit tot de stad die we nu kennen. De eerste huizen van wat Leiden zou worden moeten ter hoogte van de tegenwoordige Breestraat hebben gestaan. In 1266 kreeg Leiden stadsrechten. De huidige stad is een typisch Hollandse waterstad met ruim 3000 monumenten en ruim 400 bruggen.. Een stad waar vele beroemde personen zijn geboren, hebben gewoond of gewerkt. Een stad met een rijke geschiedenis. Een stad met een bewogen geschiedenis. Het beleg van Leiden Leiden is onder andere beroemd om zijn 3 oktober feesten met hutspot, haring en wittebrood. Waar komt dit gebruik vandaan? In 1572 had Leiden de kant gekozen van de opstandige gewesten van de Nederlanden tegen koning Philips II van Spanje. Een periode die de 80jarige oorlog of de Nederlandse Opstand wordt genoemd. In 1573 sloeg de Spaanse veldheer Valdez het beleg voor de stad. Met een kort intermezzo van twee maanden, waarin helaas niet de juiste beslissingen omtrent verdediging en bevoorrading werden gemaakt, werd de stad tot En hoe zit het dan met de hutspot en oktober 1574 belegerd. Gevechtshandelingen het wittebrood? Het verhaal gaat dat waren er niet veel. De tactiek van de Spanjaarden een Leidenaar, Gijsbert Cornelisz. was gericht op uithongering van de stad. Rondom Schaeck, op 3 oktober de de stad werden schansen opgeworpen en daardoor Lammenschans verkende en ontdekte werd Leiden van de buitenwereld afgesneden.Voor dat de Spanjaarden waren gevlucht. ontzet van de stad zou veel mankracht nodig zijn. In de schans vond hij een nog warme Meer dan de opstandige gewesten op de been ketel met hutspot, een bewijs voor het konden brengen. overhaaste vertrek van de Uiteindelijk ontstond er groot gebrek aan Spanjaarden. Het is echter opvallend voedsel in de stad, en er waren uitbraken van dat dit mooie verhaal in de verslagen besmettelijke ziekten. Door nood gedreven besloot uit die tijd niet voorkomt. Pas de Willem van Oranje over te gaan tot het doorsteken nazaten van Schaeck maakten het van de dijken in het zuiden van Zuid Holland, bij verhaal beroemd. De bewuste ketel is de Maas en de Hollandse IJssel. Een tactiek die nog steeds één van de topstukken in eerder bij het beleg van Alkmaar ook met succes het stedelijk museum. Waar? Niet was toegepast, maar geen geringe beslissing. Het waar? Moeilijk te zeggen. De ketel betekende dat veel vruchtbare landbouwgrond en dateert in ieder geval uit die tijd, dus zelfs steden als Gouda grotendeels zouden het kan allemaal waar zijn. overstromen. Toch werd de maatregel En de haring en wittebrood? doorgevoerd. Dat komt van het verhaal dat de Al in augustus 1574 werden de eerste Geuzen dit meenamen om de dijken geopend. Toch zou het, deels door uitgehongerde stadsbevolking te natuurlijke oorzaken, deels door tegenwerking van voeden. En dit komt wél voor in de de Spanjaarden, nog tot oktober duren tot het bronnen: in het zogenaamde gebied tot aan Leiden voldoende was overstroomd “dagverhaal” staat opgetekend: “Men om met boten de stad te bereiken. In de nacht van heeft een proviandhuis ingericht in 1 op 2 oktober joeg een springvloed het water het Sint Jacobs Gasthuis en aldaar uiteindelijk hoog genoeg op en op 3 oktober werd alle burgers, mannen, vrouwen en de stad door de Watergeuzen bevrijd. De nacht kinderen, een half brood met een stuk ervoor waren de Spanjaarden gevlucht. De Geuzen kaas en een pekelharing uitgedeeld, kwamen bij de Vlietbrug de stad binnen. Het Leids zodat zij zich konden voeden en weer ontzet wordt tot op de huidige dag op 3 oktober wat konden aansterken”. gevierd.
We beginnen onze wandeling op de Beestenmarkt. Zoals de naam al zegt werd hier tot in de jaren 50 van de 20e eeuw de veemarkt gehouden. Langs het plein lagen verschillende kroegen. Ook vandaag nog is dit een deel van het uitgaanscentrum van Leiden, met onder andere het Ludo theater, een voormalig concertgebouw (Concordia) dat in 1934 werd verbouwd tot bioscoop. Het gebouw met de golf in de gevel en het vele glas in lood is in art-deco stijl, dat je vaker ziet bij bioscopen. Van het originele interieur is door vele verbouwingen niets meer bewaard gebleven. Vanaf de Beestenmarkt heb je een goed uitzicht op de Blauwpoortsbrug. Al in 1350 lag hier een brug. De huidige dateert uit 1910. De naam komt van de voormalige, uit blauwe steen opgetrokken poort die aan het begin van de Haarlemmerstraat stond. Dit is een zg. rolbasculebrug. We wandelen van de brug af de Steenstraat in. Op nr. 17 vinden we het Sint Salvatorhofje dat dateert uit 1635. Gesticht uit de nalatenschap van een priester ten behoeve van “ eerlijke maagden of weduwen”. We gaan de brug op, en midden op de brug naar rechts kijkend zien we daar molen ”De Valk”. Hollandser kan bijna niet, deze stellingmolen uit 1743. Deze molen is indertijd in twee maanden gebouwd ter vervanging van de uit 1667 stammende achtkantige molen.Zoals veel andere molens stond ook deze op de stadswal, zodat hij goed de wind kon vangen. De meeste molens zijn in de loop van de 19e eeuw afgebroken. Deze gelukkig niet. Tot 1925 maalde hij graan. Tegenwoordig is het een (molen)museum. We slaan een klein stukje terug rechtsaf de Binnenvestgracht in. Aan de rechterkant zien we hier een enorm bouwwerk. Oorspronkelijk uit 1867, met een forse uitbreiding in 1892. Tot 1937 was dit het academisch ziekenhuis. Momenteel is het in gebruik als Museum voor Volkenkunde. We lopen door en komen bij één van de twee nog overgebleven stadspoorten van Leiden. De Morspoort. De oorspronkelijke naam was de Galgepoort omdat ze naar het Galgenveld leidde. De huidige naam dateert uit de 17e eeuw en is ontleend aan het moeras (mors). De huidige poort staat er sinds 1669. De andere overgebleven poort staat helemaal aan de andere kant van de binnenstad, de tussen 1667 en 1669 gebouwde Zijlpoort. Leiden had oorspronkelijk 10 poorten, waaronder de Koepoort, de Herenpoort en de Marepoort.
We wandelen door en komen bij het Galgewater (eigenlijk de Rijn). Links zien we de Stadstimmerwerf uit 1612. Hier woonde en werkte dus de stads-timmerman.Daarnaast werkte hier in een vleugel aan de westzijde ook de stadssteenhouwer. De westvleugel is in 1824 gesloopt. Rechts molen “De Put”. Genoemd naar de 17e eeuwse molenaar Jan Jansz. Put. Vroeger stond hier de Morspoortkazerne. Bij de sloop ervan werden de fundamenten van de molen gevonden en
hierop is de huidige replica gebouwd, voltooid in 1987. We steken het Galgewater over via de Rembrandtbrug en komen hier in de Weddesteeg. Hier werd in 1606 de beroemde schilder Rembrandt van Rijn geboren. Inderdaad, op een steenworp van de Rijn.
Links op de hoek de Wittepoortkazerne. Hier bevond zich tot 1825 de stadsstalling voor paarden. In 1826 is het verbouwd tot kazerne. Om de hoek ook nog de voormalige Kweekschool voor de Zeevaart, een vooropleiding voor de marine. Gesticht door Prins Hendrik (1820-1879), de jongere broer van koning Willem II, in 1878. Het gebouw was niet de eigenlijke school, maar het bijbehorende internaat Wij gaan rechtsaf het Noordeinde op. Op nummer 228 vinden we een klassiek trapgevelhuisje uit 1671, gebouwd door meester timmerman Jacobus Aerdenstoff. De steen in de top laat drie roskammen zien, vermoedelijk duidt dat de naam aan waaronder het pand in die tijd bekend stond. De vensters en onderpui dateren uit 1983. Bij “De Roskam” steken we over en lopen de Oude Varkenmarkt in. Hier lopen we tegen de Doelenpoort uit 1645 aan. Deze poort is het enige dat is overgebleven van de voormalige Sint Jorisdoelen: het oefenterrein van de schutterij. De doelen werden in 1821 afgebroken. Boven de poort, tussen twee kanonnen in; Sint Joris in gevecht met de draak. Recht doorlopend op de Doelengracht zien we rechts het voormalige arsenaal (1808) van de Doelenkazerne. Momenteel huisvest het de vakgroepen Oosterse studiën van de Leidse universiteit. We slaan af naar rechts de Doelensteeg in en komen op de Cleveringaplaats, genoemd naar de Leidse hoogleraar Cleveringa. Tijdens de Nazi-bezetting hield hij een felle protesttoespraak tegen de uitsluiting van Joden van de Universiteit. Ter nagedachtenis hieraan wordt nog steeds jaarlijks op 26 november de Cleveringa-lezing gehouden. We vinden hier de vakgroep Geschiedenis en kunstgeschiedenis (links) en recht voor ons het Centrale Faciliteitengebouw van de faculteit Letteren (1982)
We lopen links om het gebouw om en blijven op het karakteristieke houten bruggetje staan. Recht voor ons de Universiteitsbibliotheek, bijgenaamd “het kasteel” (zowel genoemd naar één van de architecten als naar de kanteelachtige vorm van de hoeken). Onder ons de Witte Singel, en links van ons, aan de stadskant, de Hortus Botanicus, gesticht in 1587 en daarmee één van de oudste van Europa. Hier werden ooit de eerste tulpenbollen in West Europa geplant (met een enorme hype als gevolg).Verder achter de Hortus de contouren van de Sterrenwacht, die dateert uit 1859, geënt op een soortgelijk gebouw in Sint Petersburg. Overigens was hier al in de 17e eeuw een sterren-observatorium ingericht op het dak van het Academiegebouw aan het Rapenburg. Deze sterrenwacht was in 1684 de tweede in Europa. De Witte Singel is feitelijk de oude stadsgracht van Leiden die om de hele binnenstad heen lag. Alle bebouwing aan de overzijde is vanaf het begin van de 19e eeuw, toen Leiden flink uitbreidde (en nog). We draaien om en lopen via de Doelensteeg terug en verder naar het Rapenburg, één van de grote grachten van Leiden. In de 17e eeuw zelfs de voornaamste gracht met veel herenhuizen. Hier hebben diverse beroemdheden gewoond, waaronder Boerhaave (medicus) en Von Siebold (Japanoloog). Veel huizen zijn nu studentenhuizen. Herman Boerhaave leefde van 1669 tot 1738 en was één van de belangrijkste hoogleraren die Leiden ooit gekend heeft. Naast medicijnen bekleedde hij ook hoogleraarsposten botanie en scheikunde. Hij was een goed spreker en legde grote nadruk op gedegen onderzoek en onderwijs in het ziekenhuis. Hij stond aan de wieg van het eerste voorzichtige begin van het academisch ziekenhuis. Verder was hij ook directeur van de Hortus botanicus. Studenten, patiënten en beroemdheden kwamen van verre naar Leiden om hem te spreken. Nog in 1770, een halve eeuw na zijn dood beval Frederik de Grote van Pruisen alle medische hoogleraren in zijn rijk om uitsluitend te onderwijzen in de stijl van Boerhaave.
Philipp van Siebold leefde van 1796 tot 1866. Geboren in Beieren. Hij kwam uit een familie van artsen en studeerde zelf ook medicijnen. Via Oost Indië belandde hij uiteindelijk in Japan (Deshima). Hij groeide daar uit tot een belangrijk persoon (bedenk dat Japan voor de hele wereld gesloten was, behalve voor de Hollanders). Von Siebold legde een grote etnografische verzameling aan, met prenten, huishoudelijkeen kunstvoorwerpen. Daarnaast verzamelde hij planten, dieren en zaden en liet die door kunstenaars vastleggen. Uiteindelijk werd Von Siebold vanwege de vondst van een landkaart verbannen uit Japan op beschuldiging van spionage. Hij vestigde zich uiteindelijk in Leiden. Zijn collectie werd opengesteld voor publiek en zou uiteindelijk samen met een aantal andere collecties de voorloper worden van het Rijksmuseum voor Volkenkunde. In later jaren werd Siebolds verbanning opgeheven en heeft hij Japan nog diverse malen als diplomaat bezocht.
Rudoph Cleveringa was hoogleraar en decaan van de rechtenfaculteit. Op 26 november 1940 hield hij een felle protestrede tegen de verwijdering van Joodse hoogleraren van de Leidse universiteit. Hij werd opgepakt en tot de zomer van 1941 vastgehouden in de gevangenis van Scheveningen. De Leidse studenten gingen over tot een staking, waarna de universiteit werd gesloten. Na een actieve rol in het verzet werd Cleveringa na de oorlog weer hoogleraar in leiden. In 1958 ging hij met emiritaat We lopen rechtsaf het Rapenburg op en komen bij het hoofdgebouw van de Leidse Universiteit, het Academiegebouw. Het gebouw werd in 1507 gebouwd als kloosterkerk voor de dominicanessen. In 1572, bij de Nederlandse Opstand, werden alle kloosters geconfisqueerd en werd in dit gebouw de universiteit gevestigd. De universiteit was een geschenk van Willem van Oranje voor het succesvolle verzet tegen de Spanjaarden in 1574 bij het beleg van Leiden. Daarmee is Leiden de oudste universiteit van Nederland. Verschillende leden van het koninklijk huis, waaronder Juliana, Beatrix en Willem Alexander, hebben hier gestudeerd. Je vindt hun handtekeningen (en de mijne ook ☺ )nog in het zg.“zweetkamertje”, de kamer waarin je vroeger de examenuitslag afwachtte.
We gaan links de brug over de Kloksteeg en komen bij de Pieterskerk uit. Hier stond al in 1121 een kapel gewijd aan de apostel Petrus Deze kerk werd in de jaren erna steeds meer uitgebreid. De huidige kerk dateert uit de 14e eeuw (1390-1565). Het koor werd in 1412 gewijd. Tot 1512 bevond zich een 100 meter hoge toren op de plaats waar nu het plein is. De toren werd door Katwijkse vissers de “Coningh der Zee” genoemd en als baken gebruikt. In 1512 storte de toren in één nacht in. De kerk is helaas niet meer als kerk in gebruik, maar dient als multifunctioneel centrum voor onder andere universitaire doeleinden en tentoonstellingen. Om de kerk heen lopend en via het Choor komen we uiteindelijk uit op de Breestraat. Rechts op de hoek de Penshalpoortjes (poortjes naar een voormalig slachthuis) uit 1607 Daar tegenover het Stadhuis. Oorspronkelijk gebouwd in 1596. In 1929 ging het gebouw, op de voorgevel na, geheel door brand verloren. Het is echter in de oude stijl weer herbouwd. We lopen voorbij het Stadhuis en slaan linksaf. Hier komen we op de Vismarkt. Hier werd vroeger de vis verkocht. We slaan weer links af en lopen de vismarkt over tot aan de Visfontein uit 1693. Hier werd het visgerei in schoongemaakt. Het water komt via een ingenieus systeem vanaf de Burcht.
We lopen door tot de Visbrug uit 1266, de oudste brug van Leiden. Een lange tijd de enige brug over de Rijn in de verre omtrek en dus een strategische plaats. Hier komen ook de Oude en Nieuwe Rijn bij elkaar. Een stukje verder op de Aalmarkt vinden we de Waag uit 1657. Hier werd alle marktwaar gewogen. Een veilige gedachte, want bij de waag waren de gewichten geijkt en dus betrouwbaar. Overigens heeft Leiden geen centraal marktplein. Alle goederen kwamen over de Rijn de stad binnen, vandaar dat dit soort gebouwen aan het water staan. Achter de Waag ligt de boterhal. Het beeldhouwwerk is van Rombout Verhulst
We lopen terug, steken de Visbrug over en lopen rechts de Nieuwe Rijn op (met links op nr. 4 het smalste huis van Leiden), richting de Koornbrug. Al in de 14e eeuw werd hier graan verhandeld. Deze brug werd in 1642 gebouwd. De overkapping dateert uit 1825. De neoclassicistische overkapping heeft twee zolders die als graanopslagplaats dienden.
We gaan linksaf de Burchtsteeg in en lopen recht tegen het voormalig Heerenlogement aan (1659), dat bedoeld was als onderdak voor belangrijke gasten van de stad. Tegenwoordig is hierin de openbare bibliotheek gevestigd. We gaan linksaf de Burchtpoort door. Deze poort dateert uit 1658 en is opgetrokken uit zandsteen. Het hekwerk dateert van 1702. We lopen door en langs het Koetshuis komen we bij de Burcht. Deze op een kunstmatige heuvel (motte) aangelegde burcht (motte-kasteel) is rond 1150 gebouwd op deze strategische plaats tussen de twee Rijn-armen en tegenover de moning van de rivier de Mare. De burcht was eigendom van diverse geslachten van burggraven. Echt gevochten is er rondom deze burcht nauwelijks. Vanaf de 17e eeuw werd de burcht gebruikt als stadspark.
Na een rondje Burcht dalen we de trap weer af en keren terug naar de Burchtpoort en lopen vandaar rechtuit de Nieuwstraat in en komen dan bij de Hooglandse Kerk. In 1314 gesticht als houten kapel gewijd aan st. Pancras. De bouw van de huidige Gotische kruiskerk begon in 1370 en duurde tot begin 16e eeuw. De kerk is echter nooit voltooid. De enorme kerk met haar uitgestrekte daken diende als opvangplaats voor regenwater, waar de bewoners van de nabijgelegen wijken gebruik van konden maken.
Tegen de kerk aan de Accijnshuisjes uit 1665, bestemd voor de pachter van de belastingen op wijn en brandewijn. We lopen om de kerk heen en komen dan uiteindelijk via de Hooglandsekerkgracht bij de Oude Rijn. Weer linksaf de Rijn volgend komen we weer uit tegenover de Waag. Hier zien we rechts de Hartebrugkerk opdoemen. Deze kerk is rond 1836 gebouwd, met uitbreidingen en verbouwingen in de jaren 90 van de 19e eeuw. Deze en andere kerken werden in die tijd gebouwd met rijkssubsidies. Ingenieurs van Rijkswaterstaat zagen toe op de correcte besteding van de subsidies en daarom worden de kerken uit deze periode ook wel aangeduid met de term “waterstaatsstijl”. De Hartebrugkerk heet formeel “Onze Lieve Vrouwe onbevlekt ontvangen”. Maar door de spreuk op de voorzijde: “Hic Domus Dei est et Porta Coeli” wordt hij in de volksmond vaak afgekort tot: koeliekerk. De kerk diende ter vervanging van de schuilkerk aan de Kuipersteeg. Na de Nederlandse Opstand en de ontstaan van de Republiek was het Rooms Katholicisme lange tijd formeel niet toegestaan in Nederland. Katholieken kwamen bij elkaar in zg. “schuilkerken” die vaak op zolders of in woonhuizen waren gevestigd. Naar goed Nederlands gebruik werden deze schuilkerken gedoogd. Katholieken werden dan ook niet vervolgd en je kon rustig bij elkaar komen zonder bang te hoeven zijn voor een inval. Schuilkerken waren soms best groot en mooi versierd. Een mooi voorbeeld vindt je in Amsterdam: de schuilkerk “Onze lieve Heer op zolder. Compleet met orgel, altaar en knielbanken. Niet iets wat je van een “schuilkerk” verwacht.
We lopen een eindje door de Haarlemmerstraat in tot nummer 86. In de gevel van dit huis uit 1633 vinden we het beeld van Laurens Koster van Haarlem, de Nederlandse uitvinder van de boekdrukkunst. (In sommige landen beweren ze overigens dat de boekdrukkunst door Gutenberg is uitgevonden. Het lijkt erop dat ze beide ongeveer gelijktijdig de uitvinding hebben gedaan. Overigens kenden de Chinezen de kunst al eeuwen eerder). Het beeld is geplaatst door de lettergieter Arent Hogenacker, die van 1620 tot 1636 in Leiden werkzaam was. Het is het oudste beeld van Koster dat we in Nederland kennen. We wandelen door en slaan een eindje verder rechtsaf de Vrouwenkerksteeg in. Op het vrouwenkerkplein stond ooit de derde kerk van Leiden, de Onze Lieve Vrouwekerk. We komen uiteindelijk uit bij het voormalige Caeciliagasthuis. Aan de oostzijde bevindt zich de oorspronkelijke ingang, een laat Gotisch toegangspoortje. Het gebouw is ontstaan uit het gelijknamige klooster in de 15e eeuw. In 1596 was het in gebruik als dol- en pesthuis. In de 17e eeuw groeide het uit tot stadsziekenhuis, waar o.a. Boerhaave les gaf aan het bed van de patiënten.
We gaan linksaf voorbij het Caeciliagasthuis en komen zo bij de Sionsteeg aan de linkerkant. Hier vinden we op nr. 4 het Sionshofje. Het hofje is in 1480 gesticht door het echtpaar Hugo van Zwieten en Luytgairt Claisdochter van Boschuysen. De naam Sion werd gekozen ter nagedachtenis aan het Laatste Avondmaal van Jezus en zijn twaalf apostelen op de berg Sion. Door langdurig verval werd het hofje in 1660 verhuisd naar wat er over was van het Sint Michielsklooster aan de st. Josephsteeg, die al snel daarna Sionsteeg ging heten. Het hofje op deze plaats dateert dus van ongeveer 1668, toen het na langdurige verbouwing uiteindelijk bewoonbaar werd.
Hofjes zijn groepjes huizen die door rijke weldoeners gesticht werden. Oude en/of behoeftige mensen konden hier gratis wonen en kregen soms ook nog geld, eten of andere privileges. Er waren echter ook plichten aan verbonden, variërend van huishoudelijke taken, het bidden voor het zieleheil van de stichter of het minstens eens per maand nemen van een bad. De stichters waren meestal kinderloze welgestelden die zo hun liefdadigheid wilden bewijzen, hetzij voor een plaatsje in de hemel, hetzij voor het voortleven van de familienaam. Of beide. Momenteel zijn er in Leiden nog 35 hofjes over.
We lopen door en met de bocht mee naar links door de Lange Lijbethsteeg komen we uit op de Oude Vest. We steken de Oude Singel over via de brug en zien links de Lakenhal. In dit gebouw uit 1639 zetelde het gildebestuur van de lakennijverheid. Leiden was beroemd om haar textiel, het Leidse laken, een wollen stof. De stof werd hier door staalmeesters gekeurd voordat ze geëxporteerd werd. Om de kwaliteit te waarborgen werden loodzegels meegegeven. Deze loodzegels zijn teruggevonden tot in Indonesië, Zuid Amerika en Zuid Afrika toe. Tot 1823 deed het gebouw dienst als lakenhal en had daarna diverse andere functies. In 1868 ging het dienst doen als stedelijk museum. Behalve schilderijen van o.a Rembrandt, jan van Goyen en Lucas van Leyden vindt je hier onder nader ook de fameuze hutspot ketel uit de Lammenschans tijdens het Leids beleg in 1574.
We lopen de Oude singel op naar links en komen aan de kruising met de Nieuwe beestenmarkt. Met een laatste blik naar rechts, waar we molen “De Valk” nog éénmaal in volle glorie zin steken we over en komen met een flauwe bocht naar links weer op de Beestenmarkt. Hier eindigt onze wandeling.
Voor het samenstellen van deze wandeling is gebruik gemaakt van de volgende literatuur: Jan Dröge, Evelyn de Vegt, Pieter Vlaardingerbroek, Architectuur en monumentengids Leiden (Leiden 1996) Ed Heidt, Leiden, een beeld van de sleutelstad (Leiden 1988) Riet Lieferink, VVV Holland Rijnland, Leidse Loper, een wandeling door Leiden (Leiden 2003) Johan Koppenol, Het Leids ontzet, 3 oktober 1574 door de ogen van tijdgenoten (Amsterdam 2002) www.Lakenhal.nl www.wikimedia.org www.Leiden.nl Illustraties zijn afkomstig uit: Isy en Evy Zwolle, Een wandeling door Leiden (Leiderdorp 1987) Met dank aan de kapitein van Rederij Rembrandt in Leiden voor zijn vriendelijke vertelling tijdens de rondvaart door Leiden.