Het effect van de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode op de korte termijn. The short term effect of the Allen Carr’s Easyway smoking cessation method.
Diederick Vos Interne begeleider: Prof. dr. A. Dijstra Externe begeleider: drs. M. van Kalken Referent: dr. K. Epstude Masterthese sociale psychologie Rijksuniversiteit Groningen July 2011
Inhoud Samenvatting
4
Summary
5
Inleiding
6
Social Cognitive Theory
7
Expected Utility Theory
9
Self Determination Theory
10
Van theorie naar toepassing
11
Motivatie om te stoppen met roken
12
Motivatie om te (blijven) roken
14
Self efficacy met betrekking tot stoppen met roken
17
Onderzoeksvraag & Hypotheses
18
Methode
20
Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode
20
Het onderzoek
22
Metingen & Analyse
24
Resultaten
28
Steekproefkenmerken
28
Attritie analyse
28
Vergelijkbaarheid van de condities
29
Voorbereidende analyses
30
Homogeniteit
31
Beloning
32
Hoofdanalyse
32
Abstinentie
33
Gepercipieerde voordelen van roken
33
Mediatie door de gepercipieerde voordelen van roken
35
Self efficacy
36
Balans tussen de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde
38
voordelen van stoppen met roken Mediatie door de balans
40
Samenhang tussen de gepercipieerde voordelen van roken en self efficacy
40
2
Explorerende analyses Discussie
41 44
Vergelijkbaarheid van de populaties
44
Effectiviteit van de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode
45
Beperkingen en mogelijkheden richting vervolgonderzoek
49
Conclusie
51
Referenties
52
Bijlagen
57
3
Samenvatting In dit onderzoek is de effectiviteit van de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode onderzocht. Eerst is onderzocht op welke werkzame mechanismen de ACE methode (training) is gebaseerd volgens de Social Cognitive Theory, de Expected Utility Theory en de Self Determination Theory. Het onderzoek is binnen een quasi experimenteel onderzoeksdesign uitgevoerd waarbij 88 respondenten deelnamen aan de training (experimentele groep) en 51 mensen niet deelnamen aan de training (controle groep). De training werd aangeboden aan verschillende bedrijven waarna de werknemers, die zich voor de training hadden opgegeven, werd gevraagd of ze wilden deelnemen aan het onderzoek. Via verschillende (sociale) media zoals facebook en verschillende huis aan huis bladen werden respondenten voor de controle groep geworven. Een voorwaarde voor deelname aan het onderzoek was dat alle respondenten bij aanvang nog rookten. Het rookgedrag en verschillende psychologische variabelen werden vlak voor deelname aan de training (T1) en drie weken na deelname aan de training (T2) gemeten. Voor respondenten die niet aan de training deelnamen werd vlak voor een overeengekomen aanvangsdatum de eerste meting (T1) en drie weken later de tweede meting (T2) verricht. De nameting laat zien dat 69.9 % van de respondenten die aan de training hadden meegedaan helemaal niet meer hadden gerookt sinds de training, vergeleken met slechts 7.0 % van de mensen die de training niet hadden gevolgd. Aangetoond is ook dat de training, door middel van een expectancy challenge, de gepercipieerde voordelen van roken ontkracht. Bovendien is gebleken dat het effect van de training op stoppen met roken gemedieerd wordt door de gepercipieerde voordelen van roken. Verder is aangetoond dat deelname aan de training self efficacy verhoogd. Tot slot is gebleken dat mensen die hebben meegedaan aan de ACE methode stoppen met roken doordat de balans tussen de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken doorslaat naar relatief minder gepercipieerde voordelen van roken. Resumerend kan geconcludeerd worden dat de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode op de korte termijn door middel van het doorslaan van de balans naar relatief minder gepercipieerde voordelen van roken mensen helpt te stoppen met roken.
4
Summary This study examines the effect of the Allen Carr’s Easyway smoking cessation method. This has been done by first examining the mechanisms on which the ACE method (training) is based according to the Social Cognitive Theory, the Expected Utility Theory and the Self Determination Theory. Within a quasi experimental research design 88 respondents have participated in the training (experimental group) versus 51 respondents who haven’t participated in the training (control group). The training was offered to various companies after which the employees who signed up for the training where asked if they wanted to participate in the study. Possible respondents for the control group where approached using several (social) media like facebook and house to house magazines. A requirement for participating in this study was that all the respondents smoked at the start of the study. The smoking behavior and several psychological variables where measured just before participating in the training (T1) and three weeks after participating (T2). De respondents who didn’t participate in the training where measured just before an agreed (start) date (T1) and three weeks after this date (T2). The measurement after three weeks showed that 69.9 % of the respondents who participated in the training where completely abstinent since the training. In comparison only 7.0 % of the respondents who didn’t participate in the training where completely abstinent since the (start) date. This study also showed that through an expectancy challenge the training substantially invalidates the perceived benefits of smoking. In addition this study showed that the effect of the training on smoking abstinence is mediated by the perceived benefits of smoking. Furthermore this study showed that participating in the training improves self efficacy. Also it has been proven that people who participated in the training stop smoking because the balance between the perceived benefits of smoking and the perceived benefits of smoking abstinence has shifted towards relatively less perceived benefits of smoking. It can be concluded that in the short term the Allen Carr’s Easyway smoking cessation method helps people to stop smoking by shifting the balance towards relatively less perceived benefits of smoking.
5
Inleiding Vandaag de dag is roken een van de grootste bedreigingen voor de volksgezondheid in ontwikkelde landen. Bovendien is roken wereldwijd verantwoordelijk voor een van de hoogste aantallen van vermijdbare doodsoorzaken (Hublet, Schmid, Clays, Godeau, Gabhainn, Joossens & Maes, 2009. In Nederland sterven jaarlijks circa 20.000 mensen door een aan roken gerelateerde ziekte. De meesten hiervan overlijden door longkanker, gevolgd door astma en COPD, hart- en vaatziekten en andere kankersoorten (Stivoro, 2010). Buiten een verhoogd aantal dodelijke slachtoffers (verhoogde mortaliteit) heeft roken ook een verhoogde morbiditeit tot gevolg. Een rapport uit de VS ‘Cigarette smoking-attributable morbidity by state’ schat dat als gevolg van roken de morbiditeit twintig keer groter zou zijn dan de mortaliteit (Debosschere, 2009). Dit zou betekenen dat er in Nederland 400.000 mensen lijden aan een chronische ziekte of aandoening als gevolg van roken. Buiten een verhoogde mortaliteit en morbiditeit zijn de gevolgen van roken ook in directe en indirecte monetaire kosten uit te drukken. Directe monetaire kosten zijn de verhoogde kosten voor de gezondheidszorg door aan roken gerelateerde ziekten en sterfte. Jaarlijks is roken verantwoordelijk voor circa 15% van de kosten voor de gezondheidszorg (Kaper, Wagena, Van Schayck & Severens, 2006). De indirecte kosten zijn bijvoorbeeld verlies aan productiviteit door vroegtijdige sterfte of ziekteverzuim, verlies aan belastingsinkomsten of verlies aan bijdragen aan de sociale zekerheid. (Debosschere, 2009). Een manier om deze kosten terug te dringen is mensen te doen stoppen met roken. Gebleken is dat slechts 3 tot 5% van de mensen erin slaagt om 6 tot 12 maanden te stoppen met roken zonder enige hulpmiddelen (Hughes, Keely, & Naud, 2004). Uit verschillende studies is bovendien gebleken dat rokers succesvoller zijn in een stoppoging wanneer ze gebruik maken van enige vorm van een stoppen met roken behandeling (Kaper et al., 2006). Één van de meest populaire methoden om te stoppen met roken is de ‘Alan Carr Easyway’ (ACE) methode van het bedrijf A.C.E. Nederland. Het effect van de ACE methode is echter nog niet onomstotelijk bewezen en dien ten gevolge is er behoefte aan een strenge wetenschappelijke toets van de effectiviteit. Voordat de ACE methode en het huidige onderzoek naar de effectiviteit van de ACE methode wordt besproken zal eerst uiteengezet worden welke achterliggende psychologische factoren en concepten van belang zijn voor stoppen met roken. Dit zal gebeuren door eerst een aantal theorieën met betrekking tot motivatie (in zijn algemeenheid) uit een te zetten. Op deze manier zal gedragsverandering vanuit verschillende perspectieven bekeken worden.
6
Vervolgens zullen deze theorieën gebruikt worden om de invloed van motivatie op stoppen met roken te bespreken.
Social Cognitive Theory Een theorie die zich bijzonder goed leent voor de beschouwing van onder andere de rol van motivatie op menselijk gedrag is de Social Cognitive Theory (SCT) (Bandura, 1999; Bandura & Locke, 2003). Later in dit artikel zal de SCT worden toegepast op de ACE methode. Gezien de prominente rol die het behaviourisme gespeeld heeft met betrekking tot onderzoek naar menselijk gedrag in de vroege dagen van de psychologie is het niet verwonderlijk dat de SCT leunt op een stevige ‘behaviouristische’ basis. Echter een duidelijk onderscheid tussen de SCT en het behaviourisme is de rol van de mens ten opzichte van het eigen gedrag. Binnen het behaviourisme wordt menselijk gedrag beschouwd volgens een ‘input’‘output’ model waarbinnen de mens zelf een louter reactieve rol speelt, terwijl binnen de SCT mensen worden gezien als actief anticiperende, doelgerichte en zelf evaluerende regulatoren van de eigen motivatie en acties (Bandura et al., 2003). Dit wil niet zeggen dat mensen beschouwd moeten worden als volledig autonome actoren, die vrij staan van omgevingsinvloeden, aangeleerde of aangeboren mentale systemen of fysieke eigenschappen (gereedschap) zoals sensorisch of motorisch vermogen. Simpel gezegd kan volgens de SCT de mens al dan niet bewust zijn ‘gereedschap’ en (geanticipeerde) ervaringen gebruiken bij het sturen en bepalen van het eigen gedrag, alleen hij is niet buiten de eigen wil gebonden of voorbestemd dit op een bepaalde manier te doen. Vooral anticipatie speelt een belangrijke rol bij gedragsverandering binnen de SCT. Volgens de SCT wordt het besluit tot bepaald gedrag gemotiveerd door de verwachte (geanticipeerde) uitkomsten van het gedrag. Bijvoorbeeld het besluit een appel te eten kan het gevolg zijn van de verwachting dat het eten van een appel het aanwezige honger gevoel wegneemt. De verwachte uitkomsten van gedrag worden niet alleen gebaseerd op de werkelijke uitkomsten van het gedrag. Ten eerste kan iemand zonder relevante persoonlijke ervaring op basis van het eigen voorstellend vermogen ook verwachtingen vormen over de uitkomsten van het gedrag. Neem bijvoorbeeld het eten van een appel. Ook zonder ooit een appel te hebben gegeten kan iemand zich voorstellen dat het eten van een appel het honger gevoel wegneemt. Ten tweede kan het gedrag en het resultaat hiervan waargenomen worden bij een (ongerelateerde) ander. Bijvoorbeeld een ander een appel zien eten om vervolgens waar te
7
nemen dat het honger gevoel hierdoor is weggenomen. Ten derde hoeft de (bij anderen waargenomen) werkelijke uitkomst van het gedrag niet volledig overeen te komen met de waargenomen (gepercipieerde) uitkomst van het gedrag. De mogelijke discrepantie tussen de werkelijke uitkomsten en de gepercipieerde uitkomsten wordt veroorzaakt door de (persoonlijk) geprefereerde interpretatie van de werkelijke uitkomsten en de bron van de werkelijke uitkomsten. Iemand heeft bijvoorbeeld van zijn ouders geleerd dat een hongerig gevoel goed is weg te nemen door het eten van een appel. Hierdoor is het mogelijk dat een appel beter in staat wordt geacht een honger gevoel weg te nemen dan een peer of banaan. Dus naar aanleiding van de drie besproken voorbeelden kan gesteld worden dat de verwachte uitkomsten van gedrag niet alleen gebaseerd worden op de werkelijke uitkomsten van het gedrag. Verder speelt de mate van Self-Efficacy (SE) een belangrijke rol binnen de SCT. Bandura stelt in zijn Self-Efficacy Theory (SET) van (1997) dat mensen voorafgaand aan handelen de eigen vaardigheden en mogelijkheden evalueren. Dit heeft een mate van vertrouwen in het kunnen uitvoeren van het beoogde gedrag als gevolg. (Klassen, 2010). Volgens de SCT is de mate van SE van invloed op de keuze tot bepaald gedrag: de mate van SE beïnvloedt de relatie tussen de verwachte uitkomsten en de keuze tot bepaald gedrag. Verwachte uitkomsten alleen zijn niet voldoende voor het vormen van een keuze tot bepaald gedrag. Men moet zichzelf ook in staat achten het betreffende gedrag succesvol uit te kunnen voeren. Wanneer een ongetraind persoon wordt verteld dat hij een beloning krijgt van € 1000.000,00 als hij vanuit staande positie een dubbele salto maakt, dan zal dit hem niet motiveren. Ondanks de zeer grote beloning (positieve verwachte uitkomst) zal deze persoon niet gemotiveerd zijn (de keuze te maken) om een poging tot een dubbele salto te wagen. Ook wanneer de ongetrainde persoon wordt verteld dat hij een boete moet betalen van € 1000.000,00 als hij de dubbele salto niet succesvol uitvoert zal hij niet gemotiveerd zijn (de keuze te maken) om een poging te wagen. Dit is in beide gevallen (positief & negatief verwachte uitkomsten) het gevolg van het feit dat een ongetraind persoon zich er terdege van bewust is dat hij niet in staat is het gedrag (de dubbele salto) succesvol uit te voeren. Met andere woorden maakt een hoge mate van SE een positief verwachte uikomst beschikbaar en een negatief verwachte uitkomst vermijdbaar. Op basis van de hierboven beschreven relatie tussen verwachte uitkomsten en de mate van SE kan gesteld worden dat binnen de SCT menselijk gedrag het product is van de motiverende werking van de verwachte uitkomsten en het geloof in staat te zijn het beoogde gedrag te kunnen uitvoeren. Hier valt uit af te leiden dat volgens de SCT mensen meer gemotiveerd zijn bepaald gedrag te vertonen als ze meer positieve (of minder negatieve) 8
uitkomsten verwachten, mits ze over een sufficiënte mate van SE beschikken. Volgens de SCT bestaat er dus een kwantitatieve relatie tussen de verwachte uitkomsten van gedrag en de motivatie tot het gedrag.
Expected Utility Theory Waar de SCT vooral betrekking heeft op de kwantitatieve invloed van verwachte uitkomsten in combinatie met de SE op motivatie heeft de Expected Utility Theory (EUT) van von Neumann & Morgenstern (1947) vooral betrekking op de rationele afweging die gemaakt wordt voorafgaand aan een keuze (Frisch & Clemen, 1994). Volgens de EUT worden alternatieven ten opzichte van elkaar gebalanceerd. Het alternatief dat het zwaarst weegt op deze balans zal vervolgens als voorkeurig beschouwd worden. De EUT wordt naast de psychologie ook veel toegepast binnen de economie. Deze gedeelde toepasbaarheid is illustratief voor de aard van de EUT. Het doel van de EUT is namelijk het rationeel vergelijken van alternatieven vanuit het perspectief van ‘uitkomst’ maximalisatie. Binnen de economie heeft deze maximalisatie betrekking op zaken van (absolute) monetaire waarde. Wanneer de EUT echter gehanteerd wordt bij de afweging van gedragsalternatieven (binnen de psychologie) speelt subjectiviteit een grote rol. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de keuze tussen een gezonde maaltijd of een pizza eten (minder gezond, maar wel lekkerder van smaak). Deze keuze wordt beïnvloed door (subjectieve) opvattingen met betrekking tot de gezondheid, de smaak en de beschikbaarheid van de twee maaltijden. De EUT begint met een set axioma’s gebaseerd op de individuele waarden van de persoon die een beslissing moet maken (Frisch et al., 1994). Wanneer geconfronteerd met een aantal gedragsalternatieven zullen mensen volgens de EUT het alternatief prefereren met het hoogste verwachte (subjectieve) nut (Frisch et al., 1994; Friedman & Sandow, 2004). Stel bijvoorbeeld dat veel waarde gehecht wordt aan gezonde voeding, dan zal het gedragsalternatief waarbij gekozen wordt voor een gezonde maaltijd geprefereerd worden boven het alternatief waarbij voor de pizza gekozen wordt. Wordt echter veel waarde gehecht aan de smaak van een maaltijd, dan zal het alternatief waarbij voor de pizza gekozen wordt geprefereerd worden. De waarde van ‘het verwachte nut’ (in de hierboven beschreven voorbeelden respectievelijk: gezondheid en smaak van de maaltijd) van iedere uitkomst wordt volgens de EUT ‘bepaald’ door de (verwachte) kans op de uitkomst te vermenigvuldigen met de subjectieve waardering (nut) van de uitkomst. Vervolgens zal het alternatief met de hoogste
9
gecombineerde ‘score’ (waarde oordeel x kans uitkomst) gekozen worden (Friedman et al., 2004). De eerder besproken axioma’s worden naast de individuele waarden tevens gebaseerd op de persoonlijke mate van natuurlijke risico aversie. Aangetoond is namelijk dat mensen een aversie tegen grote risico’s koesteren. Deze risico aversie is bovendien sterker wanneer mensen een keuze moeten maken, die met mogelijk ‘verlies’ te maken heeft in vergelijking met te maken keuzes die betrekking op mogelijke winst hebben. Met andere woorden zullen mensen een sterkere voorkeur hebben voor een keuze optie die een verlies met waarde X bespaart vergeleken met een keuze optie die winst waarde X oplevert (Filbeck, Hatfield & Horvath, 2005). Eerder is gesteld dat er volgens de SCT een kwantitatieve relatie bestaat tussen de verwachte uitkomsten van gedrag en de motivatie tot het gedrag. Binnen de EUT worden de verwachte uitkomsten meegewogen bij het opmaken van de balans tussen de verschillende gedragsalternatieven. Uit het opmaken van deze balans volgt een relatieve voorkeurigheid voor een van de alternatieven. In tegenstelling tot de SCT maakt het volgens de EUT niet uit in welke (kwantitatieve) mate de verwachte uitkomsten positief of negatief zijn zolang ze maar bijdragen aan het doorslaan van de balans richting één van de gedragsalternatieven. Een ander belangrijk verschil tussen de SCT en de EUT is het ontbreken van SE binnen de EUT. De EUT heeft betrekking op de relatieve voorkeurigheid van de gedragsalternatieven ongeacht of men ook in staat is deze alternatieven succesvol uit te kunnen voeren (SE).
Self Determination Theory Dus de SCT heeft vooral betrekking op de kwantitatieve invloed van verwachte uitkomsten in combinatie met de SE op motivatie. De EUT heeft vooral betrekking op de balans die gemaakt wordt voorafgaand aan een keuze, waarbij de verwachte uitkomsten van invloed zijn. De focus van de Self Determination Theory (SDT) Deci & Ryan (2008; 2008) ligt daarentegen vooral op het type motivatie dat iemand beweegt tot het maken van een bepaalde keuze. Het meest duidelijke onderscheid dat de SDT maakt tussen twee typen motivatie is tussen ‘autonome motivatie’ enerzijds en ‘gecontroleerde motivatie’ anderzijds. Autonome motivatie bestaat uit intrinsieke motivatie op basis van zaken als universele (psychologische) behoeften, doelen en ambities, onbewuste processen en culturele invloeden. Autonome motivatie komt ook voort uit extrinsieke motivatie waarbij mensen zich identificeren met de (morele) waarde van een bepaalde activiteit. Ideaal gesproken integreert deze identificatie
10
over tijd in de eigen persoonlijkheid en wordt het deel van de intrinsieke motivatie. Mensen die autonoom gemotiveerd zijn ervaren een zelf bevestiging van hun acties en keuzes en ervaren dat ze handelen vanuit (vrije) wil. Verder is aangetoond dat autonome motivatie vergeleken met gecontroleerde motivatie van voorspellende waarde is op het volhouden van een taak, de getoonde inzet en de psychologische gezondheid en tevredenheid. Bovendien is aangetoond dat mensen die autonoom gemotiveerd zijn beter presteren op zeer complexe of zeer eenvoudige taken waarbij normaal gesproken gebruik van heuristieken gemaakt zal worden (Deci et al., 2008). Gecontroleerde motivatie bestaat uit externe regulatie van iemands gedrag als gevolg van beloning of bestraffing. Verder bestaat gecontroleerde motivatie uit een geïnternaliseerde vorm van regulatie op basis van het vermijden van schaamte, angst en het streven naar andermans bevestiging of goedkeuring. Mensen die gecontroleerd gemotiveerd zijn ervaren druk om op een bepaalde manier te denken, te voelen en zich te gedragen (Deci et al., 2008). Autonome motivatie kan dus op drie manieren onderscheiden worden van gecontroleerde motivatie. Ten eerste vertonen autonoom gemotiveerde mensen meer initiatief en volharding. Ten tweede ervaren autonoom gemotiveerde mensen meer positieve emoties, zoals plezier of interesse, in tegenstelling tot de negatieve (conflict) emoties die gecontroleerd gemotiveerde mensen ervaren. Ten derde is aangetoond dat autonoom gemotiveerd gedrag meer geïntegreerd consistent is (Senécal, Koestner & Vallerand, 1995). De superioriteit van autonome motivatie ten opzichte van gecontroleerde motivatie is een gevolg van het feit dat iemand die autonoom gemotiveerd is deze motivatie als intrinsiek motiverend ervaart. Met andere woorden hij wil het zelf, uit eigen overtuiging. Terwijl iemand die gecontroleerd gemotiveerd is extrinsieke motivatie ervaart. Hij wil het, omdat hij de consequenties wil vermijden, maar bij afwezigheid van enige consequenties zal hij niet gemotiveerd zijn.
Van theorie naar toepassing Alvorens de drie verschillende theoretische perspectieven op gedragsverandering (de SCT, de EUT & de SDT) te gaan toepassen op stoppen met roken is het eerst zaak deze onderling te vergelijken en vervolgens met elkaar te integreren. Volgens de SCT maakt een (kwantitatieve) toename van verwachte positieve of afname van verwachte negatieve uitkomsten dat men meer gemotiveerd is tot bepaald gedrag (hiervoor is overigens wel voldoende SE vereist).
11
De EUT draait om het opmaken van de balans tussen de verschillende gedragsalternatieven en het maakt in tegenstelling tot de SCT niet uit in welke (kwantitatieve) mate de verwachte uitkomsten positief of negatief zijn. Dus volgens de EUT maakt het niet uit of de balans doorslaat doordat heel veel positieve uitkomsten ten opzichte van iets minder negatieve uitkomsten worden verwacht of dat amper positieve uitkomsten ten opzichte van iets minder negatieve uitkomsten worden verwacht. Dus zolang de relatieve voorkeurigheid hetzelfde is maakt de EUT geen onderscheid. Bovendien houdt de EUT geen rekening met SE. Volgens de SDT is de kans op bepaald gedrag afhankelijk van de kwaliteit van de motivatie en niet van de verwachte uikomsten, de SE of de opgemaakte balans tussen de gedragsalternatieven. Volgens de SDT is de kans veel groter dat iemand bepaald gedrag vertoont wanneer hij autonoom (intrinsiek) gemotiveerd is en niet gecontroleerd (extrinsiek). De SCT en de EUT kunnen met elkaar geïntegreerd worden tot een kwantitatieve balans waarbij SE van invloed is. Eerst wordt het gedragsalternatief met het relatief meest gewenste ‘nut’ gekozen. Vervolgens hangt de motivatie tot het gekozen gedrag af van de kwantiteit van de verwachte (positieve of negatieve) uitkomsten en de beschikking over voldoende SE. Wanneer de SCT en de SDT met elkaar geïntegreerd worden zal de verwachte maximale hoeveelheid positieve (of minimale hoeveelheid negatieve) uitkomsten in combinatie met voldoende verwachte SE tot de sterkste motivatie leiden wanneer deze autonoom van aard is. Wanneer de EUT en de SDT met elkaar geïntegreerd worden zal iemand het sterkst gemotiveerd zijn tot het gedragsalternatief met het relatief meest gewenste ‘nut’ gegeven dat de motivatie autonoom van aard is. Het integreren van de SCT met zowel de EUT als de SDT leidt tot een kwantitatieve balans waarbij SE van invloed is en onderscheid gemaakt wordt tussen intrinsieke (autonome) en extrinsieke (gecontroleerde) motivatie.
Motivatie om te stoppen met roken Wanneer de SCT, EUT en SDT worden toegepast op stoppen met roken zien we dat volgens de SCT een roker wordt gemotiveerd om te stoppen met roken door kennis over de negatieve aspecten van roken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de schadelijkheid voor de eigen en andermans gezondheid. Deze kennis leidt vervolgens tot verwachte negatieve uitkomsten van blijven roken en verwachte positieve uitkomsten van stoppen met roken. Gegeven dat de roker over voldoende SE beschikt kan een (kwantitatieve) toename van kennis over de negatieve aspecten van roken leiden tot een (verhoogde) motivatie om te stoppen met roken.
12
Een belangrijke manier om volgens de SCT de motivatie om te stoppen met roken effectief te beïnvloeden is het benadrukken van de negatieve aspecten van roken middels het gebruik van ‘fear appeals’. Een fear appeal is een bericht met als doel het opwekken van angst om zo zelf beschermend gedrag te motiveren. In de strijd tegen tabak gebruik worden fear appeals wereldwijd veelal gebruikt in massa media campagnes. Hierbij wordt de roker erop geattendeerd wordt dat roken negatieve gevolgen heeft voor de roker zelf en zijn omgeving. Volgens Thompson, Barnett & Pierce (2009) wordt op deze manier een beroep gedaan op de individuele verantwoordelijkheid, die ieder mens heeft met betrekking tot zijn eigen gezondheid. Denk bij dit soort massa media campagnes aan concrete voorbeelden als: aanstoot gevende afbeeldingen van rokerslongen of teksten als: “ook meeroken verhoogd de kans op longkanker” op pakjes sigaretten. Uit het werk van onder andere Jeremy, Burton, Andrews & Kozup (2006) en Hammond, Fong, McDonald, Brown & Cameron (2004) is gebleken dat dergelijke informatie de waargenomen aantrekkelijkheid van een pakje sigaretten doet afnemen en bovendien negatieve gevoelens, zoals angst doet toenemen. Deze effecten bleken het sterkst wanneer de aangeboden informatie bestond uit een combinatie van een waarschuwende tekst en een afbeelding. Ook volgens de EUT zal het benadrukken van negatieve aspecten (met betrekking tot de gezondheid) van roken middels fear appeals bijdragen aan het totale negatieve beeld van roken. Echter zal dit niet kwantitatief bijdragen aan de motivatie om te stoppen met roken zoals bij de SCT. Het versterkte negatieve beeld zal namelijk bijdragen aan de relatieve voorkeurigheid van het gedragsalternatief waarbij gekozen wordt om te stoppen met roken boven het gedragsalternatief waarbij gekozen wordt om te blijven roken. Volgens de EUT zijn fear appeals dus functioneel om de balans door te laten slaan richting de keuze om te stoppen met roken. Volgens de SDT zullen fear appeals beperkt effectief zijn. Dit kan gesteld worden op basis van het artikel van Senécal et al. (1995). Uit dit artikel blijkt dat hoewel angst vanuit de persoon zelf komt, door angst geïnduceerde motivatie niet als intrinsieke motivatie beschouwd kan worden. Angst zelf motiveert namelijk niet direct, maar kan bepaalde waarden activeren, die tot motivatie kunnen leiden. Angst modereert dus de relatie tussen verwachte uitkomsten en motivatie. Bijvoorbeeld de kennis dat roken (verwachte uitkomst) een verhoogde kans op longkanker tot gevolg kan hebben kan angst met betrekking tot de eigen gezondheid (waarde) opwekken (activeren). Deze geactiveerde waarde zal de persoon vervolgens (moeten) motiveren om te stoppen met roken. Totdat het gedrag is aangepast zal de persoon een negatieve emotie ervaren. In dit voorbeeld komt de negativiteit voort uit het 13
conflict dat de persoon heeft tussen willen roken en de wens om geen longkanker te krijgen. Zoals eerder is gesteld in het werk van Senécal et al. (1995) zijn negatieve (conflict) emoties kenmerkend voor gecontroleerde motivatie en dus kan gesteld worden dat angst leidt tot gecontroleerde motivatie. Volgens de SDT kunnen de negatieve aspecten van roken, zoals beschreven in de fear appeals, wel leiden tot intrinsieke (autonome) motivatie wanneer deze geïnternaliseerd worden in de eigen opvattingen over roken. Een manier om dit te bewerkstelligen is middels Motivational Interviewing (MI). MI is een interventiestijl waarbij in plaats van te confronteren gebruik wordt gemaakt van empatisch luisteren en het accepteren van ambivalente opvattingen en gevoelens. Op deze wijze wordt door de interviewer geprobeerd verandering te bewerkstelligen door middel van het verkennen van de ambivalente opvattingen en gevoelens, het herkennen van de individuele autonomie, het ontwikkelen van redenen om te veranderen en het stellen van doelen (Patten, Decker, Dornelas, Barbagallo, Rock, Offord, Hurt & Pingree, 2009; Wu, Ma, Zhou, Zhou, Liu & Poon, 2009). Bij MI is niet de interviewer, maar de cliënt verantwoordelijk voor het zien en maken van de keuze tot gedragsverandering en het daadwerkelijk uitvoeren hiervan (Britt, Blampied & Hudson, 2003). Middels MI is het mogelijk om de informatie en de daardoor opgewekte angst van de fear appeals met behulp van de interviewer te verkennen. Vervolgens kan het verkennen hiervan bijdragen aan het internaliseren van de informatie in de eigen opvattingen over (stoppen met) roken. Deze internalisatie kan in combinatie met de verkende individuele autonomie en het gestelde doel om te stoppen met roken bijdragen aan een verhoogde intrinsieke (autonome) motivatie om te stoppen met roken. Met andere woorden is het middels MI mogelijk iemand te doen inzien dat hij wil stoppen met roken, omdat hij inziet dat de boodschap uit de fear appeals hout snijdt.
Motivatie om te (blijven) roken Naast de motivatie om te stoppen met roken heeft een roker ook te maken met de motivatie om te blijven roken. Deze motivatie om te (blijven) roken is vooral gebaseerd op de door de roker verwachte positieve uitkomsten van roken of gepercipieerde voordelen van roken. De gepercipieerde voordelen hebben onder andere betrekking op het psychosociale aspect van het roken (Anderson, Pollak & Wetter, 2002). Met name adolescenten zijn eerder geneigd te roken wanneer dit door de (sociale) situatie geïnduceerd wordt (Lujic, Reuter & Netter, 2005). Verder hebben de gepercipieerde voordelen van roken betrekking op de relatieve ontspanning van
14
nicotine inname (Downey & Kilbey, 1995). Feit is wel dat de relatieve ontspanning van nicotine inname alleen als voordeel gezien kan worden door diegenen die reeds roken. Immers zijn mensen nog niet fysiek aan nicotine verslaafd voordat ze ooit gerookt hebben. Wanneer mensen namelijk fysiek afhankelijk van nicotine zijn geworden door herhaaldelijke inname (roken) pogen ze voortdurend het nicotine gehalte in hun bloed te reguleren. Doordat het lichaam nicotine afbreekt, neemt het nicotine gehalte in het bloed langzaam af. Deze afname heeft bepaalde fysiek ongemakkelijke onthoudingsverschijnselen als gevolg. Wanneer vervolgens aan de nicotine ‘behoefte’ voldaan wordt door middel van het roken van een sigaret zullen deze verschijnselen weer verdwijnen. Dit is een proces dat zich periodiek herhaald, gegeven dat de roker niet door andere factoren belemmerd is te roken (Lujic et al., 2005). Anderson et al. (2002) suggereren dat de superioriteit van de gepercipieerde voordelen ten opzichte van bekende negatieve uitkomsten een gevolg is van de temporale relatie tussen het middelen gebruik en de ervaren beloning. Elke keer na het roken van een sigaret wordt de roker op korte termijn beloond door de afname van onthoudingsverschijnselen en daarbij optredende relatieve ontspanning en rust. Deze beloningen versterken de opvatting dat sigaretten tot voordelige uitkomsten leiden. Het gaat hier echter om negatieve bekrachtiging; roken voelt goed omdat het een negatieve toestand (ontwenningsverschijnselen) wegneemt en niet een neutrale toestand positiever maakt. De gepercipieerde voordelen van roken ontstaan zo door de interpretatie van de effecten van roken. Eenmaal ontwikkeld zijn het deze gepercipieerde voordelen van roken die maken dat rokers blijven roken, meer moeite met stoppen hebben en eerder terugvallen. Bij roken is hier echter nog maar weinig empirisch bewijs voor. Dergelijk bewijs is wel voorhanden wanneer gekeken wordt naar alcohol gebruik. Uit onderzoek van Palfai & Wood (2001) en Friedman, McCarthy, Pedersen & Hicks (2009) blijkt dat de mate van alcohol gebruik wordt voorspeld door de intensiteit en de toegankelijkheid van gepercipieerde voordelen, zoals verlichting van (sociale) spanning. Bot, Engels & Knibbe (2005) en Donovan, Molina & Kelly (2009) hebben vergelijkbare resultaten gevonden bij jongeren, studenten en jonge volwassenen. Volgens de SCT wordt een roker gemotiveerd om te blijven roken door de gepercipieerde voordelen van roken. Dit heeft als gevolg dat een afname van de gepercipieerde voordelen van roken de motivatie om te blijven roken zal doen afnemen. Ook hier is de kwantitatief motiverende werking volgens de SCT van invloed, de motivatie om te blijven roken neemt af met de afname van de gepercipieerde voordelen van roken. De SE is hierbij van belang aangezien de roker een gedragsverandering wil ondergaan (stoppen met roken). 15
Een manier om de gepercipieerde voordelen van alcohol gebruik (of roken) effectief te beïnvloeden is middels het gebruik van een ‘expectancy challenge’ (EC). Een EC is gericht op de validiteit van het beeld dat iemand heeft. Dit betekent dat middels een EC iemand gaat inzien dat het beeld of de verwachtingen die iemand heeft niet kloppen. Bijvoorbeeld iemand, die de verwachting heeft flauw te vallen als hij zich (gematigd) fysiek inspant, wordt geholpen in te zien dat deze verwachting niet klopt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de persoon in kwestie zich (gematigd) fysiek in te laten spannen, waarna hij zal moeten onderkennen dat hij niet flauw is gevallen. Op deze manier wordt de validiteit van de verwachting die hij had (expectancy) op de proef gesteld (gechallenged), waarna een herstructuratie van deze verwachting volgt. Volgens de SCT is een EC in staat de gepercipieerde voordelen van alcohol gebruik (of roken) voldoende (kwantitatief) te doen afnemen, zodat de motivatie om te blijven drinken (of roken) voldoende afneemt wat vervolgens leidt tot de motivatie om te stoppen met drinken (of roken). Uit het werk van Lau-Barraco & Dunn (2008) blijkt namelijk dat het mogelijk is met een eenmalige interventie, een EC gericht op het herstructureren van de gepercipieerde voordelen van alcohol gebruik, de verwachtingen en het gemiddeld tot intensieve drinkgedrag van zowel mannelijke als vrouwelijke studenten te doen afnemen. Vergelijkbare resultaten werden gevonden door Dunn, Lau, & Cruz (2000) bij een EC interventie bestaand uit 3 sessies. Volgens de EUT zal het herstructureren van de gepercipieerde voordelen van roken middels EC bijdragen aan het verzwakken (ontkrachten) van het positieve beeld van roken. Voor het herstructureren van de gepercipieerde voordelen van roken middels een EC beschouwde de roker de keuze om te roken als relatief voorkeurig boven de keuze om te stoppen met roken. Echter door het herstructureren van de gepercipieerde voordelen van roken zal de balans tussen het de keuze om te blijven roken en de keuze om te stoppen met roken doorslaan richting de keuze om te stoppen met roken. Gesteld kan dus worden dat er volgens de EUT twee manieren zijn om iemand te motiveren te stoppen met roken. Namelijk zowel het benadrukken van de negatieve aspecten van roken (bijvoorbeeld middels fear appeals) als het verminderen van de positieve aspecten van roken (middels een EC) zal de balans doen doorslaan naar het alternatief waarbij de keuze wordt gemaakt om te stoppen met roken. Immers draait het bij de EUT om de relatieve voorkeurigheid van een gedragsalternatief. Volgens de SDT zullen interventies gebaseerd op het herstructureren van gepercipieerde voordelen leiden tot autonome (intrinsieke) motivatie. De roker gaat zich, als gevolg van de herstructuratie van de door hem gepercipieerde voordelen van roken, in toenemende mate realiseren dat er geen voordelen van roken bestaan. Ook wanneer er dus gekeken wordt naar de 16
motivatie om te blijven roken verschilt de SDT van de SCT en de EUT in de manier waarop de motivatie het gedrag beïnvloedt. Zoals eerder al is gesteld is de kwaliteit van de motivatie binnen de SDT van groot belang voor de motivatie tot bepaald gedrag, waarbij de autonome (intrinsieke) motivatie voorkeurig is boven de gecontroleerde (extrinsieke) motivatie. Hierbij dient gezegd te worden dat de psychosociale motivatie volgens de SDT gecontroleerd (extrinsiek) motiverend is. Louter het psychosociale aspect van het roken zal namelijk geen invloed hebben in situaties waar de roker alleen is, daarom moet deze los worden gezien van de autonome (intrinsieke) motivatie zoals de relatieve ontspanning van nicotine inname.
Self efficacy met betrekking tot stoppen met roken Zoals al enkele malen is besproken is de SE van belang voor het succesvol veranderen van gedrag. Dien ten gevolge is de SE ook van belang voor het succes van een poging om te stoppen met roken. Alvorens dit te bespreken is het zaak eerst nogmaals duidelijk te stellen wat SE precies inhoud. Zoals in de paragraaf over de SCT al besproken is stelt Bandura in zijn Self-Efficacy Theory (SET) van (1997) dat mensen voorafgaand aan handelen de eigen vaardigheden en mogelijkheden evalueren om te bepalen of ze in staat zijn bepaald gedrag succesvol uit te voeren. Niet alleen binnen de reeds besproken SCT, maar ook binnen andere belangrijke theorieën over gezondheidsgedrag, zoals de Theory of Planned Behaviour (TPB) speelt SE een sleutel rol. Zo bestaan er verschillende studies waarin bewijs wordt geleverd dat de SE voor volwassenen een belangrijke voorspeller is voor stoppen met roken (Van Zundert, Ferguson, Shiffman & Engels, 2010). In het werk van Romanowich, Mintz, & Lamb (2009) wordt bovendien op basis van verschillende artikelen de positieve relatie tussen SE en post behandeling abstinentie besproken. Verder is aangetoond dat een lage SE leidt tot een hogere kans op terugval nadat iemand gestopt is (Gwaltney, Metrik, Kahler & Shiffman, 2009). Hierbij is wel van belang te bespreken dat in dit geval het gaat om de SE ten opzichte van het volhouden (met roken gestopt blijven). Terwijl het in de door Van Zundert et al., (2010) besproken artikelen gaat om de SE ten opzichte van de gedragsverandering (stoppen met roken). Hoe dan ook lijkt het veilig om te stellen dat zowel voor de beoogde gedragsverandering als voor het volhouden van deze verandering er een positieve relatie bestaat met SE. Bandura (1977) suggereerde dat er vier manieren zijn om SE te verhogen. Ten eerste door zelf succesvol presteren. Ten tweede door verbale aanmoediging en geruststelling. Ten
17
derde door het reduceren van de fysiologische tekenen van nervositeit. En tot slot door anderen succesvol te zien presteren (Jackson, 2002). Onder de vierde manier om SE te verhogen valt ‘modelling’. De SE met betrekking tot een bepaalde taak of gedragsverandering neemt toe middels de observatie of de visualisatie van het succesvol volbrengen van de taak door een model. Hierbij is het van belang dat het model en de observeerder enkele karakteristieke eigenschappen delen (Adams, 2004). Simpel gezegd neemt iemands SE met betrekking tot een bepaalde taak toe, doordat hij ziet dat een ander die veel op hem lijkt de taak ook kan. Zoals al eerder aangehaald is de SE een belangrijk onderdeel van de SCT. Simpelweg kan iemand door verwachte uitkomsten, zij het positief of negatief, in oneindige mate gemotiveerd worden zijn gedrag te veranderen, maar als het ontbreekt aan SE zal deze gedragsverandering niet plaatsvinden. Wanneer het ontbreek aan SE zullen, zoals eerder beschreven, positieve verwachte uitkomsten namelijk niet beschikbaar worden en negatieve verwachte uitkomsten niet vermijdbaar. Binnen de EUT en de SDT wordt de rol van SE niet expliciet beschreven, maar aangenomen mag worden dat een voldoende mate van SE een voorwaarde is voor elke gedragsverandering. De redenering hier achter stoelt op het principe dat controle over het eigen gedrag vereist is om van eigen gedrag te kunnen spreken.
Onderzoeksvraag & Hypotheses Na de beschouwing van de theoretische basis omtrent de verwachte positieve uitkomsten, verwachte negatieve uitkomsten en SE van de roker is het nu zaak kort te bespreken hoe de Allen Carr’s Easyway (ACE) methode eruit ziet. De ACE methode bestaat uit één bijeenkomst van circa 6 uur. Één trainer, die zelf ooit aan roken verslaafd is geweest, onderwijst ongeveer acht deelnemers over de principes van het stoppen met roken volgens de ACE methode. Tijdens deze bijeenkomst zijn verschillende rookpauzes en mogen de deelnemers voortdurend roken. Verder hebben de deelnemers achteraf de mogelijkheid tot telefonisch contact met de trainer voor eventuele ondersteuning of herinnering aan de ‘lesstof’. Verwacht wordt dat het volgen van de ACE methode de gepercipieerde voordelen van roken doet afnemen. Verder wordt verwacht dat het volgen van de ACE methode de SE doet toenemen. Hieruit volgt de verwachting dat meer mensen zullen stoppen met roken na het volgen van de ACE methode. Bovendien wordt verwacht dat mensen die de ACE methode gevolgd
18
hebben langer abstinent zullen blijven. Op basis van deze verwachtingen is de volgende centrale vraag voor het huidige onderzoek geformuleerd: Wat is het effect van de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode? Om deze vraag te beantwoorden en om inzicht te krijgen in de onderliggende psychologische veranderingen zullen de volgende 4 hypotheses worden getoetst: -
Hypothese 1:
Er zullen meer mensen stoppen met roken in de experimentele conditie vergeleken met de controle conditie.
-
Hypothese 2:
Binnen de experimentele conditie zullen de gepercipieerde voordelen van roken sterker afnemen vergeleken met de controle conditie.
-
Hypothese 3:
De toename van de ‘SE’ zal sterker zijn in de experimentele conditie vergeleken met de controle conditie.
-
Hypothese 4:
De afname van de gepercipieerde voordelen van roken zal leiden tot het doorslaan van de balans richting relatief minder gepercipieerde voordelen van roken ten opzichte van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken. Hierdoor zullen mensen sneller stoppen met roken. Dit zal sterker optreden in de experimentele conditie dan in de controle conditie.
19
Methode Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode Allereerst is het zaak de interventie die onderzocht is, de ACE methode, uitgebreider te beschrijven. Zoals gezegd bestaat de ACE methode uit één bijeenkomst van circa 6 uur. Één trainer, die zelf ooit aan roken verslaafd is geweest, onderwijst ongeveer acht tot vijftien deelnemers over de principes van het stoppen met roken volgens de ACE methode. In de ruimte waarin de training plaats vindt staan voor de deelnemers comfortabele stoelen. Deze staan opgesteld in een halve ovaal, waardoor alle deelnemers automatisch de trainer aan kijken. Op deze manier worden de deelnemers ‘gedwongen’ de aandacht erbij te houden. Bij elke 2 stoelen staat een tafeltje met glazen water. De trainer zit centraal voor de deelnemers op een stoel die het niet toestaat onderuit en passief te zitten zoals de deelnemers. Naast de plek van de trainer staat een flip over die de trainer gebruikt om tijdens de training enkele voorbeelden en schema’s te verduidelijken. De trainer maakt onder andere gebruik van deze flip over om kennis over te dragen met betrekking tot de principes van het stoppen met roken volgens de ACE methode. Onder de flip over staat een grote doorzichtbare zak met praktisch volle weg gegooide pakjes sigaretten erin. De trainer wijst ook op deze zak en benadrukt de symbolische waarde van: “Het achterlaten en bevrijd zijn van je rokers verleden”. Op deze manier worden de deelnemers gewezen op de positieve uitkomst die ze kunnen verwachten wanneer ze stoppen met roken. Bovendien treed de trainer hierbij op als model (zoals eerder besproken volgens modelling), want de deelnemers wordt aan de hand van de doorzichtbare zakken verteld dat ook de trainer bevrijd is van zijn rokers verleden. Naast de plek van de trainer staat een tafeltje met verschillende attributen, die tijdens de training gebruikt worden ter illustratie of later mee genomen kunnen worden voor extra informatie of ondersteuning van de ‘lesstof’. Denk hierbij onder andere aan speciale sigarettenpakjes en reclame uitingen voor sigaretten, maar ook aan attributen als: nicotine pleisters en kauwgum. Deze laatste attributen worden gebruikt om te beargumenteren dat het zinloos is de ‘beloning’ van de sigaret te vervangen met een pleister. De trainer wijst de deelnemers erop dat er tijdens de training rookpauzes zullen zijn. Hieruit blijkt dat de ACE methode zich richt op de intrinsieke (autonome) motivatie om te (stoppen met) roken. De deelnemers staan namelijk geheel vrij in hun keuze om te stoppen of door te blijven roken en deze vrijheid wordt tijdens de training bevestigd door het feit dat een ieder (ook tijdens de training) mag roken wanneer hij of zij dat wil. Met andere woorden worden de deelnemers niet onder druk gezet (extrinsieke,
20
gecontroleerde motivatie) om te stoppen met roken of wordt er gebruikt gemaakt van fear appeals. Voor de rookpauzes wordt overigens gebruik gemaakt van een aparte geventileerde ruimte. Hierbij dient gezegd te worden dat de hierboven beschreven ruimte hoewel voorkeurig, niet altijd voorhanden is wanneer de trainingen extern gegeven worden, bijvoorbeeld bij een bedrijf. De trainer is zoals gezegd ervaringsdeskundige, want ex-roker. Na een korte introductie over de regels en duur van de bijeenkomst begint de trainer met het vertellen over de eigen verslaving en (mislukte) ervaringen met stoppen met roken. Hiermee stelt de trainer zich kwetsbaar op en vervult de trainer de rol van model. Zodoende worden de deelnemers gerustgesteld dat er geen “verloren gevallen van rokers” bestaan (dit benoemt de trainer ook letterlijk). Bovendien werkt het de vertrouwensband tussen de trainer en de deelnemers in de hand. Vervolgens gaat de trainer verder met het overdragen van kennis over de principes van het stoppen met roken volgens de ACE methode. De trainer onderwijst de deelnemers op een vriendelijke toon. Echter wordt de confrontatie niet geschroomd wanneer de trainer aan individuele deelnemers vragen stelt over diens verslaving of andere rook gerelateerde ervaringen. Hier dient wel bij gezegd te worden dat tijdens deze interactie de trainer dieper ingaat op hetgeen de deelnemers zelf hebben ingevuld op het vragen kaartje dat een ieder voor aanvang van de training moet invullen. Tijdens de training worden de deelnemers onderwezen dat er geen werkelijke voordelen van roken bestaan. In de training worden de gepercipieerde voordelen van roken geherstructureerd (ontkracht), vergelijkbaar aan de eerder beschreven manier waarop dit gebeurt middels een EC. Zo wordt uitgelegd dat het roken van een sigaret aangenaam lijkt, omdat het de opgebouwde ontwenningsverschijnselen na de vorige gerookte sigaret tijdelijk wegneemt, terwijl een niet roker zich voortdurend op dit aangename niveau bevindt. Dit wordt tevens geïllustreerd op de flip over. In de lijn van deze argumentatie benadrukt de trainer ook dat stoppen met roken niet automatisch gevolgd wordt door het aankomen van veel gewicht. Gesteld wordt wel dat de stofwisseling bewezen verandert na het stoppen met roken, maar dat dit niet de voornaamste reden is waarom mensen eventueel aankomen. Dit ligt volgens de trainer namelijk in het feit dat deze mensen de gemiste ‘beloning’ van de sigaret gaan vervangen met een andere aangename inname, zoals snoep of ander voedsel. Verder wordt tijdens de training herhaaldelijk benadrukt dat een ieder eenvoudig in staat is met roken te stoppen. Op deze manier wordt de SE van de deelnemers verhoogd. Dit gebeurt onder andere door het verhaal van de trainer over de eigen ervaringen. Hiernaast verteld de 21
trainer over eerdere deelnemers met uiteenlopende verhalen van zeer veel rokend tot zeer weinig rokend. Hierbij benadrukt de trainer dat de hoeveelheid van roken niet inherent is aan de mate van verslaving. Immers is volgens de trainer iedereen wiens leven gedomineerd wordt door het gevoel “te moeten roken” in vergelijkbaar opzicht mentaal verslaafd. Sterker nog uit de trainer medelijden richting de rokers die de sigaretten consumptie gerantsoeneerd hebben, omdat deze mensen niet alleen de hele dag de drang voelen om te roken, maar bovendien ook veel weerstand hiertegen moeten bieden. De trainer benadrukt dit door te stellen dat de ‘zware’ roker vrij is te roken wanneer hij wil, zonder enige (zelf opgelegde) beperking. Tot slot worden de deelnemers erop gewezen dat na de training de mogelijkheid tot telefonisch contact met de trainer voor eventuele ondersteuning of herinnering aan de ‘lesstof’ bestaat. Tevens kunnen de deelnemers kosteloos deelnemen aan korter durende vervolgtrainingen van 2,5 uur. Dit kan tot een jaar na de eerste training.
Het onderzoek Het effect van de ACE methode is middels een quasi experiment onderzocht. Middels de afname van zelfrapportage vragenlijsten is na drie weken (T2) de punt prevalentie van rokers in beide condities gemeten. Daarnaast zijn gegevens op T1 (voormeting) en op T2 verzameld en vergeleken. Deze gegevens hadden betrekking op verschillende relevante psychologische factoren. De 139 deelnemers aan dit onderzoek waren allen 18 jaar of ouder bij het begin van het onderzoek en verslaafd aan roken. Voorwaarde voor deelname aan het onderzoek is dat iedereen bij aanvang nog rookte. De keuze voor een quasi experimenteel onderzoeksdesign komt voort uit het feit dat de ACE methode vooral via de bedrijven aan de werknemers wordt aangeboden. Hierdoor kon er niet beschikt worden over een populatie respondenten waar zowel de experimenteleals de controle conditie uit voort kwam. Mocht er namelijk besloten zijn om binnen een bedrijf een deel van de werknemers (die rookten en bereid waren aan het onderzoek mee te doen) aan de ACE methode te laten meedoen (experimentele conditie) en een deel alleen aan het onderzoek (controle conditie), dan was de kans op contaminatie van de controle groep erg groot. Immers was de kans groot dat de respondenten uit de controle groep door intercollegiaal contact met respondenten uit de experimentele groep alsnog gedeeltelijk blootgesteld zouden worden aan de ‘lesstof’ van de ACE methode.
22
De rekrutering van deelnemers voor de experimentele conditie vond dus louter plaats via de bedrijven waar de deelnemers ten tijde van de aanvang van het onderzoek werkten. Vanuit Allen Carr Nederland B.V. (onderdeel van Bewegen Werkt Holding B.V.) werd de ACE methode aan verschillende bedrijven aangeboden. Dit gebeurde volgens binnen Allen Carr Nederland B.V. gebruikelijk protocol. Pas nadat bedrijven hadden aangegeven van de ACE methode gebruik te willen maken werd het huidige onderzoek geïntroduceerd. Middels een ‘fact sheet’ (bijlage 1) werden de bedrijven op bestuurlijk niveau geïnformeerd over het doel, de vorm van het onderzoek en de belasting voor de deelnemers. Bovendien werd benadrukt dat deelname geheel vrijblijvend was en geenszins verbonden aan deelname aan de ACE methode. Na toestemming van de betreffende bedrijven werden de werknemers benaderd, die zich intern hadden aangemeld voor deelname aan de ACE methode. Per e-mail, middels eveneens een ‘fact sheet’ (bijlage 2) werd de werknemers gevraagd deel te nemen aan het onderzoek en werden zij geïnformeerd over het doel, de vorm van het onderzoek, de belasting en de beloning die ze konden verdienen met hun deelname. Deze beloning bestond uit een geld bedrag van: € 25.00 of meer. Na het invullen van de eerste vragenlijst ontvingen de deelnemers € 12.50. Na afronding van het gehele onderzoek ontvingen de deelnemers nogmaals € 12.50. Bovendien werd per 10 deelnemers, die het gehele onderzoek hadden afgerond, nog eens € 50.00 verloot. Eveneens werd de vrijblijvendheid van deelname aan het onderzoek benadrukt. Verder werden de werknemers ervan verzekerd dat alle gegevens vertrouwelijk behandeld zouden worden en er in geen geval individuele resultaten gepubliceerd of op andere wijze bekend gemaakt worden. Tot slot werd vermeld dat het een ieder vrij staat op elk moment zonder opgaaf van reden te stoppen met de deelname aan het onderzoek. Wanneer de deelnemers hadden aangegeven deel te willen nemen aan het onderzoek ontvingen zij één week voordat ze aan de ACE methode blootgesteld zouden worden een email getiteld “Allen Carr’s Easyway 1” (bijlage 3). In deze e-mail werd nogmaals het belang van het onderzoek, het doel en de belasting besproken. Ook werd nogmaals de vrijblijvendheid en vertrouwelijkheid benadrukt. Vervolgens ontvingen de deelnemers 2 (werk)dagen voordat ze aan de ACE methode blootgesteld zouden worden een e-mail getiteld “Uitnodiging” (bijlage 4). In deze e-mail stond een link (digitale verwijzing) naar de eerste online vragenlijst. Wanneer de deelnemer middels deze link naar de vragenlijst navigeerde kreeg hij eerst een introductie te zien (bijlage 5). Op deze pagina stonden algemene instructies en informatie over het doel, de vorm van het onderzoek en de belasting, zoals in bijlagen 1 23
t/m 3. Het volgende scherm bevatte een verklaring van geïnformeerde toestemming. Hier diende de deelnemer aan te geven voldoende te zijn voorgelicht en uit vrije wil mee te doen aan het onderzoek. Vervolgens begon de daadwerkelijke vragenlijst (bijlage 6). De rekrutering van deelnemers voor de controle conditie vond plaats via verschillende sociale media. Ten eerste is in verschillende huis aan huis bladen een oproep geplaatst (bijlage 7). Ook middels sociale media zoals facebook en hyves zijn mensen benaderd (bijlage 8). In beide gevallen konden mensen vrijblijvend vragen om meer informatie over het onderzoek of zich al direct aanmelden voor deelname. Vervolgens werd middels een fact sheet (bijlage 9) (nogmaals) meer informatie verschaft over het doel, de vorm van het onderzoek, de belasting en de beloning die ze konden verdienen met hun deelname. Wanneer een deelnemer had toegezegd te willen meedoen ontving hij een uitnodiging (bijlage 4) voor een online vragenlijst. Deze vragenlijst komt overeen met de vragenlijst voor de mensen in de experimentele conditie, alleen ontbrak het vragenblok met betrekking tot de ACE methode. Bovendien werd er nooit gesproken over de ACE methode of de training.
Metingen & Analyse Statistische analyse De analyse van dichotome afhankelijke variabelen heeft plaatsgevonden middels logistische regressie analyse. De analyse van continu afhankelijke variabelen heeft plaatsgevonden middels univariate variantie analyse (ANOVA). Verder zijn verschillende gepaarde t-toetsen uitgevoerd om effecten binnen de afzonderlijke condities nader te onderzoeken.
Meetinstrument De verschillende metingen werden afgenomen met online vragenlijsten. Deze werden ontwikkeld, online afgenomen en beheert middels het programma eXamine dat is ontwikkeld door het in Nederland gevestigde Kensas B.V..
Metingen De vragenlijsten waren opgebouwd uit verschillende blokken van vragen over persoonlijke & demografische variabelen (geslacht, leeftijd, gewicht, lengte, genoten opleiding en het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd), psychologische afhankelijke variabelen (positieve kenmerken van rokers, negatieve kenmerken van rokers, response efficacy, coherentie met betrekking tot de (eigen) tabaksverslaving, gepercipieerde affectieve voordelen van roken,
24
gepercipieerde cognitieve voordelen van roken, sociale self efficacy, emotionele self efficacy, habituele self efficacy, gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de lange termijn, gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de korte termijn, gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de zelf evaluatie, gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de sociale omgeving en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot het herwinnen van de controle en het bevrijd zijn van de verslaving) en afhankelijke variabelen met betrekking tot abstinentie (voorgaande 24 uur abstinent en voorgaande 3 weken abstinent. Gewicht werd op T1 & T2 gemeten. De overige persoonlijke & demografische variabelen werden alleen op T1 gemeten. De psychologische variabelen werden allen op T1 & T2 gemeten. Beide maten van abstinentie werden alleen op T2 gemeten. Bij de eerste vragenlijst werd ten eerste gevraagd naar algemene informatie, demografische variabelen en de rookgeschiedenis van de deelnemer. Dit gebeurde in de blokken: “Algemeen” en “Rookgeschiedenis”. Denk hierbij onder andere aan de naam, leeftijd, het gewicht van de deelnemer en de hoeveelheid sigaretten die hij per dag rookt. Tevens werd er gevraagd naar het niveau van de hoogst afgeronde opleiding. De respondenten konden kiezen uit negen opties om hun opleidingsniveau aan te geven. Acht van deze opties hadden betrekking op in Nederland bekende opleidingniveaus en zijn omgeschaald tot laag, gemiddeld of hoog opgeleid. De laatste optie bood de respondenten de gelegenheid aan te geven anders te zijn opgeleid dan de 8 geboden opties zonder te specificeren wat het niveau van de andere opleiding was. Vervolgens werd in het blok “Voordelen van roken ”gevraagd naar de door de deelnemer gepercipieerde voordelen van roken, zoals eerder beschreven volgens de SCT, toegepast op stoppen met roken. Er werd gevraagd in hoeverre de deelnemers het eens waren met uitspraken als: “Roken helpt ontspannen” of “Roken helpt tegen somberheid”. De deelnemers kregen vijf opties aangeboden, waaruit ze één optie moesten kiezen, om aan te geven in hoeverre ze het met de uitspraken eens waren. De vijf opties liepen van helemaal mee oneens tot helemaal mee eens. Het volgende blok met vragen, “Voordelen van stoppen met roken”, ging over de door de roker gepercipieerde voordelen van stoppen met roken, zoals eerder beschreven volgens de SCT, toegepast op stoppen met roken. Hier werden de deelnemers eveneens gevraagd in hoeverre ze het met bepaalde uitspraken eens waren, zoals: “Stoppen met roken maakt me tevreden over mezelf” en “Ik schaam me dat ik rook”. De deelnemers moesten per vraag één
25
antwoord kiezen uit vijf antwoord opties. Voor de vraag over de uitspraak: “Ik schaam me dat ik rook” waren dit de volgende vijf opties: -
Ja, ik schaam me heel erg.
-
Ja, ik schaam me.
-
Ja, ik schaam me een beetje.
-
Nee, ik schaam me niet.
-
Ik weet het niet.
De overige vragen waren op vergelijkbare wijze te beantwoorden. Hierna volgde het blok “Moeilijke en makkelijke situaties” dat betrekking heeft op de self efficacy van de deelnemer, zoals eveneens eerder beschreven volgens de SCT, toegepast op stoppen met roken. De deelnemer werd gevraagd zich voor te stellen dat hij een stop poging doet en zich in bepaalde situaties bevindt. Vervolgens werd hem gevraagd in hoeverre hij in staat zou zijn met deze situaties om te gaan (niet te roken). Een concreet voorbeeld van een dergelijke situatie schets en bijbehorende vraag is: “Stelt u zich voor dat u een stoppoging doet. Lukt het u dan om niet te roken als u: (vraag1) een sigaret krijgt aangeboden?” De deelnemers kregen zeven opties aangeboden, waaruit ze één optie moesten kiezen, om aan te geven in hoeverre ze het met de uitspraken eens waren. De zeven opties liepen van zeer zeker niet tot zeer zeker wel. In het volgende blok “Kenmerken van rokers” werd de deelnemer gevraagd aan te geven in hoeverre hij het eens was met uitspraken als: “Rokers zijn stoer” of “Rokers zijn asociaal”. De deelnemers kregen vijf opties aangeboden, waaruit ze één optie moesten kiezen, om aan te geven in hoeverre ze het met de uitspraken eens waren. De vijf opties liepen van helemaal mee oneens tot helemaal mee eens. De vragen naar de kenmerken van rokers hebben als doel het in kaart brengen van de opvatting die de deelnemers hadden over rokers in zijn algemeenheid. In het blok “Begrip en ervaring” werd de roker gevraagd aan te geven of hij begreep waarom hij rookte en ooit aan roken verslaafd is geraakt. De deelnemers moesten wederom aangeven in hoeverre ze het eens waren met bepaalde uitspraken. Enkele van deze uitspraken zijn: “Ik begrijp waarom ik rook” en “Ik kan aan een niet-roker goed uit leggen waarom ik rook”. De vijf opties, waaruit de deelnemer één optie moest kiezen, liepen van helemaal mee oneens, tot helemaal mee eens. Dit blok had betrekking op een belangrijk onderdeel van de ACE methode. Namelijk het onderwijzen van de roker over de werkende principes achter zijn rookgedrag en verslaving.
26
Tot slot werd er gevraagd naar het vertrouwen dat de deelnemer had in de ACE methode. Ook hier moesten de deelnemers aangeven in hoeverre ze het eens waren met bepaalde uitspraken, zoals : “Dankzij de ‘Allen Carr’ Easyway methode heb ik een goede kans om definitief te stoppen met roken.” De vijf opties, waaruit de deelnemer één optie moest kiezen, liepen van helemaal mee oneens tot helemaal mee eens. Op deze wijze werd onderzocht wat het vertrouwen van de deelnemers ten opzichte van de effectiviteit van de ACE methode (de response efficacy) was. Dit blok was alleen onderdeel van de vragenlijst in de experimentele conditie. De tweede vragenlijst, afgenomen 3 weken na de training en de eerste vragenlijst, kwam voor een groot deel overeen met de eerste. Enkele algemene vragen werden weg gelaten, zoals het vragen naar de lengte van de deelnemers. Verder werd onder vergelijkbare blokken gevraagd naar het gedrag, de opvattingen van de roker en het vertrouwen in zichzelf en de ACE methode sinds de training.
27
Resultaten Steekproefkenmerken Tijdens afname van het onderzoek waren alle respondenten 18 jaar of ouder. Verder was een voorwaarde voor deelname aan het onderzoek dat alle respondenten bij de voormeting (T1) nog rookten. De experimentele conditie bestond uit 88 respondenten (54 mannen en 34 vrouwen) en de controle conditie uit 51 respondenten (27 mannen en 24 vrouwen). Niet alle respondenten hebben na de eerste meting (T1) ook de tweede meting (T2, drie weken later) voltooid. Dit is weergegeven in tabel 1.
T1
T2
Uitval (T1 – T2)
Experimentele conditie
88 (100%)
61 (69.3%)
27 (30.7%)
Controle conditie
51 (100%)
43 (84.3%)
8 (15.7%)
139 (100%)
104 (74.8%)
35 (25.2%)
Totaal
Tabel 1 Frequenties respondenten per conditie op T1 en T2.
Attritie analyse In tabel 1 is te zien dat ruim een kwart van alle respondenten de meting op T2 niet heeft voltooid. Ook is te zien dat de percentages van uitgevallen respondenten verschillen tussen de condities. Uit een logistische regressie analyse is gebleken dat de condities van elkaar verschillen, omdat er significant meer mensen uitvallen in de experimentele conditie p<0.05 Exp (B) = 0.42, BHI (95%) = [0.17 - 1.01]. Vervolgens is met een aantal logistische regressie analyses onderzocht of de ‘uitvallers’ (alleen de meting op T1 voltooid) ook op andere variabelen (op T1) significant van de ‘volhouders’ (zowel de meting op T1 als T2 voltooid) verschillen. Hieruit is gebleken dat de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot zelf evaluatie op T1 significant hoger is voor de volhouders p<0.05, Exp(B) = 1.98, BHI (95%) = [1.02 – 3.84]. Aangetoond is ook dat de volhouders bijna significant minder affectieve voordelen van roken percipiëren p = 0.06, Exp(B) = 0.61, BHI (95%) = [0.36 – 1.04]. Er zijn verder geen (bijna) significante verschillen zijn aangetoond (p waarden van 0.13 tot 0.91) tussen de volhouders en de uitvallers voor de persoonlijke & demografische variabelen en de overige psychologische variabelen.
28
Vergelijkbaarheid van de condities Doordat voor een quasi experimenteel onderzoeksdesign is gekozen (zoals besproken in de Methode) kon er niet beschikt worden over een populatie waaruit zowel de experimentele als de controle conditie voortkwam. Als gevolg hiervan was het van belang dat onderzocht werd of er op de voormeting significante verschillen bestonden tussen de beide condities, zodat daar (indien aanwezig) voor gecorrigeerd kon worden bij de verdere analyse van de onderzoeksresultaten. Voor de verschillende afhankelijke variabelen is middels een-weg variantie analyses (ANOVA) onderzocht of er op de voormeting (T1) significante verschillen bestonden tussen de condities. Uit deze analyse is gebleken dat voor twee van de onderzochte psychologische variabelen een significant of bijna significant verschil is gevonden. De beide condities verschillen op T1 significant van elkaar op de sociale self efficacy F (1,138) = 5.34, p = 0.02. In de experimentele conditie rapporteerden de respondenten gemiddeld een hogere sociale self efficacy (4.53 met een standaard error van 0.14) vergeleken met de controle conditie (3.99 met een standaard error van 0.20). Verder is er voor de gepercipieerde affectieve voordelen van roken bijna een significant verschil gevonden F (1,138) = 3.61, p = 0.06. In de experimentele conditie rapporteerden de respondenten gemiddeld meer gepercipieerde affectieve voordelen van roken (3.89 met een standaard error van 0.08) vergeleken met de controle conditie (3.64 met een standaard error van 0.12). Voor de overige psychologische variabelen en de persoonlijke en demografische variabelen zijn geen significante verschillen gevonden (p waarden van 0.11 tot 0.91). Naast de uitgevoerde een-weg variantie analyses is uit een Pearson Chi square test gebleken dat er ook geen verschil bestaat voor de genoten (geschaalde) opleiding, p = 0.23. De frequenties van geslacht zijn reeds in tabel 1 weergegeven en de frequenties van de genoten (geschaalde) opleiding zijn weergegeven in tabel 2. In tabel 2 zijn ook de percentages weergegeven voor de Nederlandse bevolking op basis van een in 2007 uitgevoerde steekproef onder 8715 mensen van de Nederlandse beroepsbevolking (CBS, 2011).
29
Experimentele
Controle conditie
conditie Laag opgeleid
Nederlandse bevolking
8 (9.1%)
6 (11.8%)
28.7%
Gemiddeld opgeleid
40 (45.5%)
17 (33.3%)
42.7%
Hoog opgeleid
37 (42.0%)
23 (45.1%)
27.8%
Anders
3 (3.4%)
5 (9.8%)
0.2%
Totaal
88 (100%)
51 (100%)
99.4%
Tabel 2 Frequenties geschaalde opleidingniveaus per conditie.
Voorbereidende analyses Gebleken is dat er op T1 een significant verschil bestaat tussen de beide condities voor sociale self efficacy en een bijna significant verschil voor de gepercipieerde affectieve voordelen van roken. Vanwege deze aangetoonde verschillen is het van belang te onderzoeken of de nog uit te voeren (hoofd)analyses hierdoor zijn beïnvloed. Eerst is onderzocht of sociale self efficacy op T1 of de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 samenhangen met abstinentie. Na drie weken (T2) is gemeten hoeveel mensen gestopt waren. Hiervoor zijn twee maten van abstinentie gebruikt, voorgaande 24 uur gerookt en voorgaande 3 weken gerookt. De samenhang is onderzocht middels een non-parametrische procedure (Spearman), omdat beide maten van abstinentie categorische variabelen zijn. Hieruit is gebleken dat sociale self efficacy niet significant samenhangt met 24 uur abstinent rS = 0.06, p = 0.57 of met 3 weken abstinent rS = 0.11, p = 0.25. Verder is gebleken dat de gepercipieerde affectieve voordelen van roken niet significant samenhangen met zowel 24 uur abstinent rS = -0.07, p = 0.48 als met 3 weken abstinent rS = -0.11, p = 0.28. Dus kan geconcludeerd worden dat beide maten van abstinentie onafhankelijk zijn van zowel sociale self efficacy op T1 als de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1. Vervolgens is middels een aantal parametrische procedures (Pearson) onderzocht of sociale self efficacy op T1 of de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 samenhangen met de verschillende psychologische variabelen op T2. Gebleken is dat er een significante samenhang bestaat tussen sociale self efficacy op T1 en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de sociale omgeving op T2 r = 0.31, p<0.05. Ook werd er een significante samenhang gevonden tussen de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 en de waargenomen positieve kenmerken van rokers op
30
T2 r = 0.31, p<0.05 en een bijna significante samenhang tussen de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 en de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken op T2 r = 0.25, p = 0.05. Voor de overige psychologische variabelen zijn er geen significante relaties aangetoond met sociale self efficacy (met p waarden van 0.09 tot 1.00) of de gepercipieerde affectieve voordelen van roken (met p waarden van 0.31 tot 0.99). Geconcludeerd kan dus worden dat een bovengemiddelde waarde van sociale self efficacy op T1 een bovengemiddelde waarde van gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de sociale omgeving op T2 voorspelt en dat een bovengemiddelde waarde van gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 een bovengemiddelde waarde van waargenomen positieve kenmerken van rokers op T2 voorspelt. Bovendien voorspelt een bovengemiddelde waarde van gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 bijna significant een bovengemiddelde waarde van gepercipieerde cognitieve voordelen van roken op T2. Vanwege deze (bijna) significante relaties is het van belang te onderzoeken of het hoofdeffect van conditie op de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de sociale omgeving wordt beïnvloed door sociale self efficacy (op T1) en of de hoofdeffecten van conditie op de waargenomen positieve kenmerken van rokers en de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken worden beïnvloed door de gepercipieerde affectieve voordelen van roken (op T1). Er is namelijk pas sprake van een zuiver hoofdeffect van conditie op een afhankelijke variabele wanneer deze alleen beïnvloed wordt door conditie en niet door andere variabelen, zoals sociale self efficacy of de gepercipieerde affectieve voordelen van roken. Mocht het hoofdeffect van conditie wel beïnvloed worden dan dient hiervoor gecorrigeerd te worden. De analyses van de mogelijke beïnvloeding van de hoofdeffecten van conditie zullen later onder de explorerende analyses besproken worden.
Homogeniteit Wegens het feit dat de beide condities verschilden in grootte is voor elke psychologische variabele op T1 de homogeniteit (de gelijkheid van de varianties van beide condities) onderzocht. Deze is getoetst met Levene’s test. Er zijn geen significante verschillen in de varianties van beide condities gevonden (met p waarden van 0.16 tot 0.98). Geconcludeerd kan worden dat er geen verschil bestaat in de variantie van de condities.
31
Beloning Vanwege het feit dat niet alle respondenten beloond werden is onderzocht of het belonen van de respondenten van invloed was op de afhankelijke variabelen. Dit is alleen voor de experimentele conditie onderzocht, omdat er in de controle conditie slechts een respondent gerekruteerd is zonder een beloning in het vooruitzicht te stellen. Ten eerste is met een logistische regressie analyse de fit van het model getoetst waarin de abstinentie als afhankelijke (dichotome) variabele fungeerde en de beloning als onafhankelijke variabele. Gebleken is dat binnen de experimentele conditie geen effect gevonden is voor het belonen van de respondenten met betrekking tot abstinentie wanneer gevraagd werd naar de voorgaande 24 uur p = 0.26, Exp(B) = 2.75, BHI (95%) = [0.50 - 15.26]. Wanneer gevraagd werd naar de voorgaande 3 weken is er eveneens geen effect gevonden p = 0.91, Exp(B) = 1.30, BHI (95%) = [0.39 - 4.31]. Verder is een aantal een-weg variantie analyses (ANOVA) uitgevoerd waarbij het effect van beloning op de verschillende afhankelijke variabelen (op T2) onderzocht werd. Hierbij werd gecorrigeerd voor het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd op T1 en de voormeting van de afhankelijke variabele. Gebleken is dat er een significant effect van beloning bestaat op de coherentie met betrekking tot (de eigen) rookverslaving F (1.57) = 6.36 p<0.05. Het in het vooruitzicht stellen van een beloning heeft dus alleen invloed gehad op de coherentie. Wanneer mensen een beloning verwachten nemen ze blijkbaar beter informatie betreffende (de eigen) rookverslaving op wat leidt tot een beter begrip hiervan. Op de overige psychologische variabelen zijn geen significante effecten aangetoond van beloning (met p waarden van 0.30 tot 0.99). Ondanks dat deze resultaten slechts betrekking hebben op de experimentele conditie worden ze als indicatief voor beide condities beschouwd en zal er in de verdere analyses van zowel de experimentele als de controle conditie alleen gecorrigeerd worden voor beloning wanneer het effect van conditie op coherentie onderzocht wordt.
Hoofdanalyse De presentatie van de onderzoeksresultaten zal de volgorde van de in de inleiding gestelde hypothesen aanhouden. Vervolgens zullen de resultaten besproken die geen onderdeel waren van de hypothesen.
32
Abstinentie Om te onderzoeken of er sprake was van een significant (hoofd) effect van conditie op beide maten van abstinentie (voorgaande 24 uur gerookt en voorgaande 3 weken gerookt) is een logistische regressie analyse uitgevoerd. Hierbij is de fit van het model getoetst waarin de abstinentie als afhankelijke (dichotome) variabele fungeerde en de conditie als onafhankelijke variabele. Verder is er gecorrigeerd voor het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd op T1. Uit deze analyse is gebleken dat in de experimentele conditie significant meer mensen aangaven niet te hebben gerookt in de voorgaande 24 uur p<0.001, Exp(B) = 77.46, BHI (95%) = [19.13 ; 313.55]. Bovendien gaven in de experimentele conditie significant meer mensen aan niet te hebben gerookt in de voorgaande 3 weken p<0.001, Exp(B) = 31.79, BHI (95%) = [8.52 ; 118.57]. In tabel 3 zijn de frequenties en percentages gepresenteerd van beide condities voor zowel de voorgaande 24 uur als de voorgaande 3 weken.
Voorgaande
Voorgaande
24 uur niet gerookt
3 weken niet gerookt
Experimentele Conditie
65 (87.8%)
51 (69.9%)
Controle Conditie
6 (14.0%)
3 (7.0%)
Tabel 3 Frequenties en percentages abstinentie van de voorgaande 24 uur en 3 weken per conditie.
Gepercipieerde voordelen van roken Voordat onderzocht kon worden wat het effect is van conditie op de gepercipieerde (cognitieve of affectieve) voordelen van roken moest eerst worden onderzocht of het hoofdeffect van conditie op de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken beïnvloed werd door de (bijna significante) relatie tussen de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 en de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken. Dit is met een univariate variantie analyse onderzocht, waarbij het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd op T1, de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 en de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken op T1 als covariaten in de analyse werden meegenomen. Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van een dergelijke interactie F (1,98) = 0.02, p = 0.90. Om vervolgens te onderzoeken wat het effect is van conditie op de gepercipieerde (cognitieve of affectieve) voordelen van roken zijn er per afhankelijke variabele twee analyses uitgevoerd. Ten eerste is middels een univariate variantie analyse (ANOVA) onderzocht of er tussen de condities een verschil bestaat in de gepercipieerde voordelen van roken op T2,
33
waarbij gecorrigeerd werd voor de gepercipieerde voordelen van roken op T1. Vervolgens is middels een gepaarde t-toets per conditie onderzocht of er een significant verschil bestaat tussen de gepercipieerde voordelen van roken op T1 en op T2. Voor deze toets is niet gecorrigeerd voor het aantal sigaretten dat dagelijks gerookt werd op T1. De univariate variantie analyse heeft aangetoond dat er op T2 een significant verschil bestaat tussen de condities voor de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken F(1,100) = 22.13, p<0.001. Uit de gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de experimentele conditie over tijd (van T1 tot T2) een significante afname ontstaat in de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken t (60) = 7.67, p<0.001. Uit een volgende gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de controle conditie over tijd (van T1 tot T2) geen significante verandering ontstaat in de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken t (42) = 1.46, p = 0.15. Het verschil tussen de condities in de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T2 werd eveneens middels een univariate variantie analyse onderzocht. Ook bij deze analyse werd een significant verschil aangetoond F(1,100) = 31.33, p<0.001. Uit de gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de experimentele conditie over tijd (van T1 tot T2) een significante afname ontstaat in de gepercipieerde affectieve voordelen van roken t (60) = 10.50, p<0.001. Uit een volgende gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de controle conditie over tijd (van T1 tot T2) eveneens een significante afname ontstaat in de gepercipieerde affectieve voordelen van roken t (42) = 2.85, p<0.05. Dus de significante afname van de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken komt doordat deze afnemen in de experimentele conditie, maar gelijk blijven in de controle conditie. De significante afname van de gepercipieerde affectieve voordelen van roken komt doordat deze in de experimentele conditie significant sterker afnemen dan in de controle conditie. In tabel 4a zijn voor de experimentele- en controle conditie de gemiddelden, standaard error (S.E.) en de verschilscores (T1 – T2) van de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken op zowel T1 als T2 gepresenteerd. In tabel 4b zijn dezelfde gegevens voor de experimentele- en controle conditie van de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op zowel T1 als T2 gepresenteerd.
34
Experimentele Conditie
Controle Conditie
Gemiddelde
S.E.
Gemiddelde
S.E.
T1
3.43
0.09
3.30
0.13
T2
2.48
0.12
3.16
0.14
0.95
0.12
0.14
0.10
Verschilscore T1 – T2
Tabel 4a Verschil tussen T1 en T2 weergegeven voor beide condities in gepercipieerde cognitieve voordelen van roken.
Experimentele Conditie
Controle Conditie
Gemiddelde
S.E.
Gemiddelde
S.E.
T1
3.81
0.09
3.61
0.14
T2
2.60
0.13
3.33
0.14
1.21
0.12
0.28
0.10
Verschilscore T1 – T2
Tabel 4b Verschil tussen T1 en T2 weergegeven voor beide condities in gepercipieerde affectieve voordelen van roken.
Mediatie door de gepercipieerde voordelen van roken Na de aangetoonde effecten van conditie op abstinentie en conditie op de gepercipieerde voordelen van roken is onderzocht of het effect van conditie op abstinentie gemedieerd werd door de gepercipieerde voordelen van roken. Dit is door middel van bootstrapping onderzocht. Bootstrapping is een non parametrische procedure, die geen assumpties doet met betrekking tot de (normale) verdeling van de variabelen. Om deze reden is de bootstrapping procedure (in tegenstelling tot de Sobel test) zeer bruikbaar bij kleinere steekproeven. De bootstrapping procedure geeft (op basis herhaalde hertrekking van de steekproef) een schatting van het indirecte effect van de onafhankelijke variabele (conditie) op de afhankelijke variabele (abstinentie) door de mediator (de gepercipieerde voordelen van roken). Een van de eigenschappen van bootstrapping is dat het niet mogelijk is een nulhypothese te testen (een p waarde te verkrijgen) middels een permutatie test, daarom wordt er bij bootstrapping gekeken of het betrouwbaarheidsinterval de waarde 0 omvat (Hesterberg, Moore, Monaghan, Clipson & Epstein 2005). Wanneer het bijbehorende betrouwbaarheidsinterval de waarde 0 niet omvat betekent dat er sprake is van significante mediatie (Preacher & Hayes; 2004, Hayes, 2009). Een gevolg hiervan is dat er middels bootstrapping niet kan worden onderzocht of een mogelijke mediatie gedeeltelijk of volledig is (Hesterberg et al., 2005).
35
De bootstrap schatting van het indirecte effect, de standaard error en het betrouwbaarheidsinterval voor zowel de gepercipieerde cognitieve als affectieve voordelen van roken als mediator zijn in tabel 5a weergegeven voor 24 uur abstinentie en in tabel 5b voor 3 weken abstinentie. Wanneer gekeken wordt naar zowel tabel 5a als tabel 5b is te zien dat het betrouwbaarheidsinterval behorend bij de bootstrap schatting van het indirecte effect de waarde 0 omvat met de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken als mediator en de waarde 0 niet omvat met de gepercipieerde affectieve voordelen van roken als mediator. Dus kan geconcludeerd worden dat de relatie tussen conditie en beide maten van abstinentie niet gemedieerd wordt door de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken, maar wel gemedieerd wordt door de gepercipieerde affectieve voordelen van roken.
Mediator
Schatting
S.E.
BHI (95%)
De gepercipieerde cognitieve voordelen
-0.29
0.29
[-0.94 – 0.26]
-0.47
0.29
[-1.17 – -0.02]
van roken De gepercipieerde affectieve voordelen van roken Tabel 5a De bootstrap schatting (op basis van 5000 herhaalde hertrekkingen) van de gepercipieerde cognitieve en affectieve voordelen van roken als mediator tussen het effect van conditie op 24 uur abstinentie.
Mediator
Schatting
S.E.
BHI (95%)
De gepercipieerde cognitieve voordelen
-0.25
0.25
[-0.83 – 0.20]
-0.46
0.27
[-1.05 – -0.01]
van roken De gepercipieerde affectieve voordelen van roken Tabel 5b De bootstrap schatting (op basis van 5000 herhaalde hertrekkingen) van de gepercipieerde cognitieve en affectieve voordelen van roken als mediator tussen het effect van conditie op 3 weken abstinentie.
Self efficacy Om te onderzoeken wat het effect is van conditie op (sociale, emotionele en habituele) self efficacy zijn er per afhankelijke variabele twee analyses uitgevoerd. Ten eerste is middels een univariate variantie analyse (ANOVA) onderzocht of er tussen de condities een verschil bestaat in self efficacy op T2, waarbij gecorrigeerd werd voor self efficacy op T1. Vervolgens is middels een gepaarde t-toets per conditie onderzocht of er een significant verschil bestaat tussen self efficacy op T1 en op T2.
36
De univariate variantie analyse heeft aangetoond dat er op T2 een significant verschil bestaat tussen de condities voor sociale self efficacy F(1,100) = 11.85, p<0.05. Uit de gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de experimentele conditie over tijd (van T1 tot T2) een significante toename ontstaat in sociale self efficacy t (60) = -2.96, p<0.05. Uit een volgende gepaarde ttoets is gebleken dat er binnen de controle conditie over tijd (van T1 tot T2) geen significante verandering ontstaat in de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken t (42) = -0.08, p = 0.94. Verder is aangetoond dat er op T2 een significant verschil bestaat tussen de condities voor emotionele self efficacy F(1,100) = 11.12, p<0.05. Uit de gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de experimentele conditie over tijd (van T1 tot T2) een significante toename ontstaat in emotionele self efficacy t (60) = -2.80, p<0.05. Uit een volgende gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de controle conditie over tijd (van T1 tot T2) geen significante verandering ontstaat in emotionele self efficacy t (42) = 0.32, p = 0.75. Tot slot is aangetoond dat er op T2 een significant verschil bestaat tussen de condities voor habituele self efficacy F(1,100) = 7.35, p<0.05. Uit de gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de experimentele conditie over tijd (van T1 tot T2) een significante toename ontstaat in habituele self efficacy t (60) = -2.34, p<0.05. Uit een volgende gepaarde t-toets is gebleken dat er binnen de controle conditie over tijd (van T1 tot T2) geen significante verandering ontstaat in habituele self efficacy t (42) = 0.25, p = 0.80. De gemiddelden, standaard error (S.E.) en de verschilscores (T1 – T2) zijn voor beide condities voor sociale self efficacy weergegeven in tabel 6a, voor emotionele self efficacy in tabel 6b en voor habituele self efficacy in tabel 6c. Op basis van de beschreven resultaten kan geconcludeerd worden dat het aangetoonde verschil tussen beide condities op T2 voor de sociale, emotionele en habituele een gevolg is van de significante toename over tijd binnen de experimentele conditie, terwijl in de controle conditie geen significante verandering over tijd plaatsvond.
Experimentele Conditie
Controle Conditie
Gemiddelde
S.E.
Gemiddelde
S.E.
T1
4.41
0.16
4.05
0.23
T2
5.20
0.22
4.06
0.19
-0.79
0.27
-0.02
0.19
Verschilscore T1 – T2
Tabel 6a Verschil tussen T1 en T2 weergegeven voor beide condities in sociale self efficacy.
37
Experimentele Conditie
Controle Conditie
Gemiddelde
S.E.
Gemiddelde
S.E.
T1
4.17
0.19
3.90
0.24
T2
4.97
0.22
3.83
0.23
-0.79
0.28
0.07
0.22
Verschilscore T1 – T2
Tabel 6b Verschil tussen T1 en T2 weergegeven voor beide condities in emotionele self efficacy.
Experimentele Conditie
Controle Conditie
Gemiddelde
S.E.
Gemiddelde
S.E.
T1
4.71
0.18
4.50
0.22
T2
5.36
0.24
4.45
0.20
-0.64
0.28
0.05
0.19
Verschilscore T1 – T2
Tabel 6c Verschil tussen T1 en T2 weergegeven voor beide condities in habituele self efficacy.
Balans tussen de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken Verder is ook het effect van conditie op de balans tussen de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken onderzocht (balans). Dit is onderzocht door verschilscores te maken en het effect van conditie hierop te onderzoeken. Voordat dit gedaan werd is eerst middels een parametrische procedure (Pearson) aangetoond dat de vijf maten van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken onderling significant samenhangen, de resultaten hiervan zijn weergegeven in tabel 7. Op dezelfde wijze is ook aangetoond dat de twee maten van de gepercipieerde voordelen van roken significant samenhangen r = 0.24, p<0.05. Vanwege de aangetoonde samenhang is het mogelijk de variabelen samen te voegen tot 2 gegroepeerde variabelen (de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken). Voordat vervolgens de verschilscores werden gemaakt zijn eerst het gemiddelde van de vijf maten van gepercipieerde voordelen van stoppen met roken en het gemiddelde van de twee maten van gepercipieerde voordelen van roken gestandaardiseerd. Een voordeel van gestandaardiseerde variabelen is dat dit het mogelijk maakt deze onderling te vergelijken. Vervolgens zijn de verschilscores ontstaan door het gestandaardiseerde gemiddelde van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken af te trekken van het gestandaardiseerde gemiddelde van de van gepercipieerde voordelen van roken.
38
Voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de lange termijn
Zelf
sociale
korte
vrijheid en
evaluatie
omgeving
termijn
controle
,37
,29
,39
,30
p<0.001
p<0.001
p<0.001
p<0.001
,37
,34
,49
p<0.001
p<0.001
p<0.001
,44
,36
p<0.001
p<0.001
r p waarde
zelfevaluatie
r p waarde
sociale omgeving
r p waarde
korte termijn
r p waarde
,43 p<0.001
Tabel 7 correlaties tussen de gestandaardiseerde verschillende maten van gepercipieerde voordelen van stoppen met roken.
Met de verkregen verschilscores zijn er twee analyses uitgevoerd. Ten eerste is middels een univariate variantie analyse (ANOVA) onderzocht of er tussen de condities een verschil bestaat in de verschilscores op T2, waarbij gecorrigeerd werd voor de verschilscores op T1 en het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd op T1. Vervolgens is middels een gepaarde ttoets per conditie onderzocht of er een significant verschil bestaat tussen de verschilscores op T1 en op T2. Voor deze toets is niet gecorrigeerd voor het aantal sigaretten dat dagelijks gerookt werd op T1 De univariate variantie analyse heeft aangetoond dat er op T2 een significant verschil bestaat tussen de condities voor de verschilscores F(1,100) = 16.40, p<0.001. In de experimentele conditie worden relatief minder voordelen van roken gepercipieerd ten opzichte van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken, vergeleken met de controle conditie waar relatief meer voordelen van roken worden gepercipieerd ten opzichte van de gepercipieerde voordelen van stoppen. Dus binnen de experimentele conditie is de balans doorgeslagen naar relatief minder gepercipieerde voordelen van roken, terwijl binnen de controle conditie de balans is doorgeslagen naar de andere kant (relatief minder voordelen van stoppen met roken).\ Uit twee gepaarde t-toetsen is gebleken dat er over tijd geen significante verandering optreed in de verschilscores binnen de experimentele conditie (van T1 tot T2) t (60) = -0.50, p = 0.62 en de controle conditie t (42) = -1.24, p = 0.22. Geconcludeerd kan worden dat het significante verschil tussen de condities niet komt doordat de verschilscores veranderen over tijd. 39
Mediatie door de balans Ook is onderzocht of de relatie tussen conditie en beide maten van abstinentie gemedieerd wordt door de balans tussen de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken. Dit is door middel van bootstrapping onderzocht, waarbij de eerder besproken verschilscores zijn gebruikt. De bootstrap schatting van het indirecte effect, de standaard error en het betrouwbaarheidsinterval voor de balans als mediator zijn in tabel 8 weergegeven voor zowel 24 uur abstinentie als voor 3 weken abstinentie.
Afhankelijke variabele
Schatting
S.E.
BHI (95%)
24 uur abstinentie
-0.42
0.26
[-1.05 – -0.04]
3 weken abstinentie
-0.28
0.19
[-0.75 – -0.02]
Tabel 8 De bootstrap schatting (op basis van 5000 herhaalde hertrekkingen) van de balans als mediator tussen het effect van conditie op 24 uur en 3 weken abstinentie.
In tabel 8 is te zien dat het betrouwbaarheidsinterval behorend bij de bootstrap schatting de waarde 0 niet omvat voor zowel 24 uur abstinentie als 3 weken abstinentie. Dus kan geconcludeerd worden dat de relatie tussen conditie en beide maten van abstinentie gemedieerd wordt door de balans tussen de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken.
Samenhang tussen de gepercipieerde voordelen van roken en self efficacy Ondanks dat er geen hypothese over is gevormd is besloten te onderzoeken of na blootstelling aan de ACE methode de afname van de gepercipieerde voordelen van roken samenhangt met de toename in self efficacy. Dit is middels een parametrische procedure (Pearson) onderzocht door binnen de experimentele conditie te kijken naar de samenhang tussen de gepercipieerde voordelen van roken op T2 en self efficacy op T2. Gebleken is dat er geen samenhang bestaat binnen de experimentele conditie, dit is te zien in tabel 9. Geconcludeerd kan dus worden dat de gepercipieerde voordelen van roken en self efficacy onafhankelijk van elkaar worden beïnvloed door deelname aan de ACE methode.
40
Sociale self
Emotionele self
Habituele self
efficacy
efficacy
efficacy
Gepercipieerde cognitieve
r
0.08
0.01
0.07
voordelen van roken
p
0.55
0.93
0.57
Gepercipieerde affectieve
r
0.00
-0.5
-0.02
voordelen van roken
p
1.00
0.73
0.88
Tabel 9 Samenhang tussen de gepercipieerde voordelen van roken op T2 en self efficacy op T2 binnen de experimentele conditie.
Explorerende analyses Buiten de reeds besproken onderzoeksresultaten in het licht van de gestelde hypothesen zijn er nog een aantal effecten onderzocht. De verwachting was dat blootstelling aan de ACE methode alleen effect zou hebben op de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot het herwinnen van de controle en het bevrijd zijn van de verslaving en niet tot op de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de lange termijn, de korte termijn, de zelf evaluatie en de sociale omgeving. Voordat dit onderzocht kon worden moest eerst worden onderzocht of het hoofdeffect van conditie op de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de sociale omgeving beïnvloed werd door de eerder besproken relatie tussen de sociale self efficacy op T1 en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de zelf evaluatie. Dit is met een univariate variantie analyse onderzocht, waarbij het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd op T1, de sociale self efficacy op T1 en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de zelf evaluatie op T1 als covariaten in de analyse werden meegenomen. Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van een dergelijke interactie F (1,98) = 2.91, p = 0.09. Vervolgens is middels een aantal univariate variantie analyses (ANOVA) worden onderzocht of er tussen de condities een verschil bestaat in de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken op T2. Hierbij is aangetoond dat er op T2 geen significant verschil bestaat tussen de experimentele en de controle conditie voor de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken (met p waarden van 0.08 tot 1.00). Voor de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot het herwinnen van de controle en het bevrijd zijn van de verslaving is bijna een significant
41
verschil gevonden tussen de condities op T2 F (1,100) = 3.05, p = 0.08. Uit een gepaarde t-toets is gebleken dat binnen de experimentele conditie een afname zichtbaar is van 2.78 ( op T1) naar 2.52 (op T2), maar deze is niet significant (60) = 1.65, p = 0.11. Uit een volgende gepaarde t-toets blijkt dat binnen de controle conditie geen verandering over tijd plaatsvindt t (42) = 0.09, p = 0.93. Geconcludeerd kan dus worden dat het gevonden bijna significante effect van conditie op de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot het herwinnen van de controle en het bevrijd zijn van de verslaving als niet significant kan worden beschouwd. Om de verwachting te bevestigen dat blootstelling aan de ACE methode geen effect zal hebben op de coherentie (het begrip over (de eigen) rookverslaving) is middels een univariate variantie analyse (ANOVA) onderzocht of er tussen de condities een verschil bestaat in de coherentie op T2. Hierbij is gecorrigeerd voor beloning, omdat eerder is aangetoond dat er een effect van beloning op coherentie bestaat. Deze analyse heeft geen significant effect aangetoond F (1,99) = 2.40, p = 0.13. Om binnen de experimentele conditie te onderzoeken of het vertrouwen in de effectiviteit van de ACE methode als hulpmiddel om te stoppen met roken (response efficacy) over tijd is veranderd is een gepaarde t toets uitgevoerd. Deze analyse heeft aangetoond dat over tijd de response efficacy significant toeneemt t (60) = -2.12, p<0.05, mean (T1-T2) = -0.23, BHI (95%) = [-0.45 – -0.13], p<0.05. Tot slot werd verwacht dat blootstelling aan de ACE methode geen effect heeft op de waargenomen (positieve of negatieve) kenmerken van rokers op T2. Voordat dit onderzocht kon worden moest eerst worden onderzocht of het hoofdeffect van conditie op de waargenomen positieve kenmerken van rokers beïnvloed werd door de eerder besproken relatie tussen de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 en de waargenomen positieve kenmerken van rokers. Dit is met een univariate variantie analyse onderzocht, waarbij het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd op T1, de gepercipieerde affectieve voordelen van roken op T1 en de waargenomen positieve kenmerken van rokers op T1 als covariaten in de analyse werden meegenomen. Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van een dergelijke interactie F (1,98) = 0.38, p = 0.54. Vervolgens is middels een univariate variantie analyse (ANOVA) het hoofdeffect van conditie op de waargenomen (positieve of negatieve) kenmerken van rokers onderzocht. Deze analyse heeft aangetoond dat er geen significant effect bestaat met betrekking tot de positieve kenmerken van rokers p = 0.55 of met betrekking tot de negatieve kenmerken van rokers p = 0.48. 42
Naar verwachting kan geconcludeerd worden dat er geen significant effect bestaat van conditie op de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken, de coherentie met betrekking tot (de eigen) rookverslaving en de waargenomen kenmerken van rokers. Wel kan er op basis van de gevonden resultaten geconcludeerd worden dat het vertrouwen in de effectiviteit van de ACE methode als hulpmiddel om te stoppen met roken over tijd toeneemt.
43
Discussie Het doel van het huidige onderzoek was het identificeren van de werkzame mechanismen (volgens de SCT, EUT en SDT) van de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode (ACE methode) en het onderzoeken van het effect van de ACE methode op stoppen met roken, de gepercipieerde voordelen van roken, self efficacy en de balans tussen de gepercipieerde voordelen van roken en de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken.
Vergelijkbaarheid van de populaties Het effect van de ACE methode is middels een quasi experimenteel onderzoeksdesign onderzocht. Een belangrijk kenmerk van het onderzoek was dat de respondenten niet uit één populatie geworven konden worden. Dien ten gevolge kon er niet gerandomiseerd worden en is besloten het onderzoek middels een quasi experimenteel onderzoeksdesign uit te voeren. Doordat er niet gerandomiseerd kon worden was er behoefte aan het vergelijken van de beide populaties respondenten (condities) om te onderzoeken of er geen wezenlijke verschillen bestonden tussen de uitgangsposities van de populaties. Gebleken is dat de varianties van beide populaties voor alle afhankelijke variabelen niet significant verschilden. Verder is gebleken dat het in het vooruitzicht stellen van een beloning van invloed was op de coherentie met betrekking tot (de eigen) rookverslaving. Bij de analyse van het effect van de ACE methode op de coherentie is daarom ook gecorrigeerd voor de in het vooruitzicht gestelde beloning. Tot slot is gebleken dat er geen verschillen bestonden op de persoonlijke en demografische variabelen. Op de voormeting is een significant verschil aangetoond voor sociale self efficacy en een bijna significant verschil voor de gepercipieerde affectieve voordelen van roken (beiden psychologische variabelen). Middels een herhaaldelijk uitgevoerde procedure is aangetoond dat sociale self efficacy of de gepercipieerde affectieve voordelen van roken wel met enkele afhankelijke variabele op de nameting samenhangen, maar uit verder analyses is gebleken dat deze samenhang geen invloed had op de onderzoeksresultaten. Kortom kan gesteld worden dat de gevonden verschillen tussen de beide populaties niet van wezenlijke invloed waren op de onderzoeksresultaten. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat wat betreft het beantwoorden van de gestelde hypothesen de aangetoonde resultaten bij benadering van vergelijkbare waarde zijn als wanneer er sprake zou zijn geweest van een volledig gerandomiseerde populatie.
44
Effectiviteit van de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode De verwachting was dat meer mensen abstinent zouden blijven die aan de ACE methode werden blootgesteld (meedoen aan de training). Op basis van deze verwachting is de hypothese getoetst die stelt dat in de experimentele conditie meer mensen zouden stoppen met roken dan in de controle conditie. De gevonden resultaten hebben deze hypothese bevestigd. Drie weken na de training gaf 69.9 % van de mensen aan sinds de training niet meer te hebben gerookt. In vergelijking gaf slechts 7.0 % van de mensen die niet aan de training hadden meegedaan niet te hebben gerookt. Bovendien gaf 87.8 % van de mensen die de training hadden gevolgd aan de voorgaande 24 uur niet te hebben gerookt, vergeleken met slechts 14.0 % van de mensen die de training niet hadden gevolgd. Aan de hand van de behaalde resultaten kan de eerste hypothese bevestigd worden en kan dus geconcludeerd worden dat de ACE methode op een termijn van drie weken effectief helpt bij het stoppen met roken. Doordat de ACE methode zich richt op het herstructureren van de gepercipieerde voordelen van roken volgens een expectancy challenge is de hypothese getoetst die stelt dat de gepercipieerde voordelen van roken sterker zouden afnemen binnen de experimentele conditie. Aangetoond is dat drie weken na deelname aan de training de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken inderdaad afnemen, terwijl deze constant blijven voor de mensen die niet aan de training hebben meegedaan. Verder is gebleken dat de gepercipieerde affectieve voordelen van roken in beide gevallen afnemen, maar dat dit effect significant sterker is na deelname aan de training. Geconcludeerd kan dus worden dat doordat de gepercipieerde voordelen van roken worden geherstructureerd deze (sterker) afnemen na deelname aan de ACE methode. Dus kan geconcludeerd worden dat deelname aan de ACE methode de gepercipieerde voordelen van roken effectief herstructureert middels een expectancy challenge. Naar aanleiding van de bevestiging van de eerste twee hypotheses is onderzocht of het effect van de ACE methode op stoppen met roken gemedieerd werd door de gepercipieerde voordelen van roken. Gebleken is dat deze relatie gemedieerd werd door de gepercipieerde affectieve voordelen van roken, maar niet door de gepercipieerde cognitieve voordelen van roken. Geconcludeerd kan dus worden dat de ACE methode mensen helpt te stoppen met roken doordat de gepercipieerde affectieve voordelen van roken worden geherstructureerd. Met betrekking tot de self efficacy werd verwacht dat deelname aan de ACE methode deze zou doen verhogen. Naar aanleiding van deze verwachting is de hypothese getoetst die stelt dat de self efficacy sterker zou toenemen binnen de experimentele conditie vergeleken
45
met de controle conditie. De gevonden resultaten hebben aangetoond dat deelname aan de training inderdaad leidt tot een verhoogde sociale, emotionele en habituele self efficacy, terwijl bij mensen die niet aan de training hebben meegedaan geen verandering in self efficacy optreedt. Geconcludeerd kan dus worden dat deelname aan de ACE methode de self efficacy verhoogd. Doordat deelname aan de ACE methode de gepercipieerde voordelen van roken doet afnemen en de self efficacy doet toenemen kan verwacht worden dat de ACE methode ook effectief is in het tegengaan van het terugvallen in het rookgedrag. Uit verschillende studies is namelijk gebleken dat een hoge mate van positieve verwachte uitkomsten van roken de kans op terugval vergroot (Gwaltney, Shiffman, Balabanis, & Paty, 2005). Bovendien is aangetoond dat een lage mate van self efficacy de kans op terugal eveneens verhoogd (Herd, Borland & Hyland, 2009 ; Gwaltney et al., 2005 ; Gwaltney et al., 2009 ; Shiffman, Balabanis, Paty, Engberg, Gwaltney, Liu, Gnys, Hickcox, & Paton, 2000). Dus het verlagen van de verwachte positieve uitkomsten van roken (de gepercipieerde voordelen van roken) en het verhogen van de self efficacy zal de kans op terugval verkleinen. Op basis van de SCT kon verwacht worden dat een afname in de gepercipieerde voordelen van roken zou samenhangen met een toename in self efficacy. Echter is er in het huidige onderzoek geen significante samenhang gevonden. Geconcludeerd kan dus worden dat het herstructureren van de gepercipieerde voordelen van roken geen invloed heeft op de self efficacy. Beide worden dus onafhankelijk van elkaar beïnvloed door de ACE methode. Verwacht werd verder dat deelname aan de ACE methode geen effect zou hebben op de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot de lange termijn, de korte termijn, de sociale omgeving en de zelf evaluatie. Aangetoond is dat deze gepercipieerde voordelen van stoppen met roken inderdaad niet beïnvloed worden door deelname aan de ACE methode. Verder is aangetoond dat er geen verandering in de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken met betrekking tot het herwinnen van de vrijheid en controle optreed na deelname aan de ACE methode. Hoewel dit wel werd verwacht is aangetoond dat een dergelijke relatie niet bestaat. Met andere woorden leidt de ACE methode niet tot een gevoel bevrijd te zijn van de rookverslaving. Dien ten gevolge kan geconcludeerd worden dat de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken constant blijven na drie weken, of men nu deelneemt aan de (huidige) ACE methode of niet. Op basis van de twee verwachtingen met betrekking tot de (kwantitatieve) afname van de gepercipieerde voordelen van roken en het constant blijven van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken, werd de verwachting gevormd dat de afname van de 46
gepercipieerde voordelen van roken zou leiden tot het doorslaan van de balans richting (relatief) minder gepercipieerde voordelen van roken dan gepercipieerde voordelen van stoppen met roken. Verwacht werd dat het doorslaan van de balans op deze wijze zou leiden tot de keuze om te stoppen met roken en dat dit sterker zou optreden na deelname aan de ACE methode. Deze verwachting is mede gevormd op basis van de eerder besproken EUT. Van belang is dat het hier niet gaat om de kwantitatieve (absolute) verandering in de gepercipieerde voordelen van roken of stoppen met roken (zoals bij de SCT wel het geval is), maar om de relatieve verandering. Dit betekent dat het volgens de EUT niet uitmaakt of de balans doorslaat doordat veel gepercipieerde voordelen van stoppen met roken (een hoge absolute waarde) opwegen tegen iets minder gepercipieerde voordelen van roken (iets minder, maar toch ook een hoge absolute waarde) of dat vrijwel geen gepercipieerde voordelen van stoppen met roken (een lage absolute waarde) opwegen tegen nog iets minder gepercipieerde voordelen van roken (een nog iets lagere absolute waarde). Zolang de relatieve voorkeurigheid hetzelfde is maakt de EUT geen onderscheid en is de balans hetzelfde. De gevonden resultaten kunnen de verwachting over het doorslaan van de balans na deelname aan de ACE methode echter slechts gedeeltelijk bevestigen. De analyses hebben aangetoond dat de balans na deelname aan de ACE methode significant verschilt van de balans wanneer niet is deelgenomen aan de ACE methode. Wanneer echter afzonderlijk gekeken wordt naar de beide condities blijkt dat de balans onveranderd blijft voor mensen die wel aan de ACE training hebben deelgenomen en voor mensen die niet aan de ACE training hebben deelgenomen. Geconcludeerd kan dus worden dat deelname aan de ACE methode de kans op stoppen met roken door het doorslaan van de balans beïnvloed, maar dat dit niet het gevolg is van een significante verandering in de balans in de beide condities afzonderlijk. Een belangrijke kanttekening bij deze bevindingen is dat de betrouwbaarheid van verschilscores vaak lager is dan de betrouwbaarheid van de scores waaruit de verschilscores zijn opgemaakt (Allison, 1990 ; Miller & Kane, 2001). Bovendien zijn verschilscores gevoelig voor regressie naar het midden (Allison, 1990). Ook zullen de verschilscores altijd minder samenhang vertonen dan de scores waaruit de verschilscores zijn opgemaakt (Edwards, 1995). Dus geconcludeerd kan worden dat het verhogen van de motivatie om te stoppen met roken middels het doorslaan van de balans richting relatief minder gepercipieerde voordelen van roken, zoals beschreven middels de EUT, beredeneerd kan worden op basis van de bevindingen met betrekking tot de kwantitatieve verandering in de gepercipieerde voordelen van roken en het constant blijven van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken. Echter kan dit slechts
47
gedeeltelijk worden aangetoond, waarschijnlijk als gevolg van de eerder besproken beperkingen van verschilscores. Op basis van het artikel van Hayes (2009) kan gesteld worden dat ondanks dat er slechts gedeeltelijk een significant (direct) effect is aangetoond tussen deelname aan de ACE methode en de hierboven besproken balans het wel mogelijk is dat de balans als mediator fungeert in de relatie tussen de ACE methode en stoppen met roken. Om deze reden staat niks het toetsen van de vierde hypothese in de weg die stelt dat binnen de experimentele conditie de relatieve afname van de gepercipieerde voordelen van roken ten opzichte van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken sterker zal optreden dan binnen de controle conditie en dat hierdoor meer mensen zullen stoppen met roken binnen de experimentele conditie. Gebleken is dat een dergelijke mediatie inderdaad optreed. Geconcludeerd kan dus worden dat deelname aan de ACE methode de balans doet doorslaan naar relatief minder gepercipieerde voordelen van roken ten opzichte van gepercipieerde voordelen van stoppen met roken waardoor mensen eerder zullen besluiten om te stoppen met roken. Naast de reeds besproken resultaten zijn er ook enkele resultaten gevonden die geen betrekking hadden op de gestelde hypothesen. Wanneer gecorrigeerd voor het in het vooruitzicht stellen van een beloning is gebleken dat blootstelling aan de ACE methode geen invloed heeft op het begrip met betrekking tot (de eigen) rookverslaving. Dit is opmerkelijk te noemen aangezien de ACE methode draait om het onderwijzen van de deelnemers over de redenen waarom men rookt. Het inzicht dat er geen voordelen van roken bestaan voegt namelijk direct iets toe aan het begrip van de eigen rookverslaving en dus rookverslaving in zijn algemeenheid. Een mogelijke verklaring waarom er geen effect voor coherentie is gevonden is dat er een respons shift is opgetreden. Dit betekent dat het toenemen van de kennis (over de redenen waarom men rookt) heeft geleid tot een recalibratie van de interne standaard (over wat er allemaal te weten is over de redenen waarom men rookt) (Reeve, 2010). Het toenemen van de kennis zorgt voor een nieuwe standaard. Bijvoorbeeld iemand denkt eerst dat hij ongeveer de helft weet van wat er te weten valt over de redenen waarom men rookt. Nadat hij vervolgens extra kennis heeft opgedaan (door deelname aan de ACE methode) ziet hij in dat hij veel minder (dan de helft) wist dan hij in eerste instantie dacht. Hierdoor verschuift zijn interne standaard over wat er allemaal te weten valt over de redenen waarom men rookt. Deze verschuiving zorgt ervoor dat hij na de kennis te hebben opgedaan weer aangeeft ongeveer de helft te weten van wat er allemaal te weten valt over de redenen waarom men rookt. Om na te gaan of er inderdaad een respons shift is opgetreden kan in toekomstig onderzoek op de nameting worden gevraagd om ook aan te geven hoeveel men 48
wist op de voormeting. Op deze manier wordt er maar één standaard gehanteerd en dus respons shift vermeden. Een andere mogelijke verklaring is dat de vragen met betrekking tot coherentie geen of in beperkte mate coherentie meten. Aldus bestaat de behoefte om in mogelijk toekomstig onderzoek een vragenlijst te ontwikkelen die de coherentie met betrekking tot de (eigen) rookverslaving accuraat meet. Verder is aangetoond dat het vertrouwen in de ACE methode na drie weken toeneemt na het volgen van de training. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat mensen voorafgaand aan de training niet precies begrijpen hoe de training kan helpen bij het stoppen met roken. Na de training is dit begrip er wel en zullen er minder twijfels bestaan en dus meer vertrouwen in de methode. Bovendien zal het vertrouwen in de effectiviteit van de methode toenemen met een succesvolle poging om te stoppen met roken. Tot slot is aangetoond dat het volgen van de training geen invloed heeft op de waargenomen kenmerken van rokers. Dit is een logisch gevolg van het feit dat de ACE methode zich niet richt op het demoniseren van rokers in zijn algemeenheid (negatieve kenmerken van rokers). Verder wordt bij het ontkrachten van de gepercipieerde voordelen ook geen aandacht gegeven aan mogelijke sociale voordelen van roken. Dus een (verheerlijkt) sociaal beeld van een stoere of zelfstandige roker (positieve kenmerken van rokers) krijgt binnen de ACE methode helemaal geen aandacht.
Beperkingen en mogelijkheden richting vervolgonderzoek De belangrijkste beperking van het huidige onderzoek is dat het niet mogelijk was alle respondenten uit dezelfde populatie te werven. Zoals eerder in de methode is uitgelegd is dit het gevolg van het feit dat contaminatie van de controle conditie als gevolg van intercollegiaal contact (met mensen uit de experimentele conditie) vermeden moest worden. In toekomstig onderzoek is het wel mogelijk om alle respondenten uit één populatie te werven, mits alle respondenten individueel geworven worden (zoals nu in de controle conditie is gedaan). Verder is een belangrijke beperking van het huidige onderzoek dat het zich alleen richt op de effectiviteit van de ACE methode op de korte termijn. Het huidige onderzoek zal echter nog doorlopen om ook de effectiviteit op de lange termijn (een half jaar en 1 jaar na de training) te onderzoeken. Zodoende zal ook worden onderzocht in hoeverre de inhoudelijke boodschap van de ACE methode op lange termijn is blijven hangen. Het lijkt aannemelijk dat de inhoudelijke boodschap over tijd afneemt. Echter is het ook goed mogelijk dat de herhaaldelijke (dagelijkse) ervaring gestopt te zijn met roken de ex-rokers eraan herinnert dat
49
ze helemaal niet meer hoeven te roken, omdat ze nog steeds inzien dat er geen voordelen van roken bestaan.
50
Conclusie Het huidige onderzoek levert bewijs dat de ACE stoppen met roken methode op de korte termijn effectief is als middel om te stoppen met roken. De nameting laat zien dat 69.9 % van de mensen die aan de training hadden meegedaan helemaal niet meer hadden gerookt sinds de training, vergeleken met slechts 7.0 % van de mensen die de training niet hadden gevolgd. Resumerend kan op basis van de bevindingen van dit onderzoek geconcludeerd worden dat op korte termijn de ACE methode effectief is gebleken bij het helpen van mensen te stoppen met roken, doordat de ACE methode gebaseerd is op een model dat de werkzame mechanismen van de SCT met die van de EUT integreert. De ACE methode verlaagd namelijk (kwantitatief) de gepercipieerde voordelen van roken en verhoogd (kwantitatief) de self efficacy (beiden effecten werden verwacht op basis van de SCT). Bovendien is aangetoond dat de relatieve afname van de gepercipieerde voordelen van roken ten opzichte van de gepercipieerde voordelen van stoppen met roken het effect van de ACE methode op stoppen met roken medieerd (zoals werd verwacht op basis van de EUT). Dus kan geconcludeerd worden dat op de korte termijn de ACE methode mensen helpt te stoppen met roken. Hoewel er nog behoefte is aan aanvullend onderzoek biedt dit onderzoek dus goede hoop dat de ACE methode daadwerkelijk veranderingen aanbrengt in de belevingen en opvattingen van de roker. Wanneer in navolging van het huidige onderzoek de effectiviteit van de ACE methode door middel van aanvullende onderzoek onomstotelijk is bewezen is het daarom aan te raden om de Allen Carr’s Easyway stoppen met roken methode op te nemen in het (Nederlandse) zorgstelsel om te gebruiken als hulpmiddel bij het stoppen met roken en mogelijk ook ander verslavingsgedrag.
51
Referenties -
Adams, K. (2004). Modelling success: Enhancing international postgraduate research students' self-efficacy for research seminar presentations. Higher Education Research & Development, 23(2), 115-130.
-
Allison, P.D. (1990). Change scores as dependent variables in regression analysis. Sociological Methodology, 20, 93-114.
-
Anderson, C. B., Pollak, K. I. & Wetter, D. W. (2002). Relations between self-generated positive and negative expected smoking outcomes and smoking behavior: An exploratory study among adolescents. Psychology of Addictive Behaviors, 16, 196-204.
-
Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a unifying theory of behavioral change. Psychological Review, 84, 191–215.
-
Bandura, A. (1997). Self-efftcacy: The exercise of control. New York: Freeman.
-
Bandura, A. (1999). Social cognitive theory: An agentic perspective. Asian Journal of Social Psychology, 2, 21-41.
-
Bandura, A., Locke E. A. (2003) Negative self-efficacy and goal effects revisited. Journal of Applied Psychology, 88, 87-99.
-
Bot, S. M., Engels, C. M. E. & Knibbe, R. A. (2005). The effects of alcohol expectancies on drinking behaviour in peer groups: observations in a naturalistic setting. Society for the study of addiction, 100, 1270-1279.
-
Britt, E., Blampied, N. M. & Hudson, S. M. (2003). Motivational interviewing: A review. Australian Psychologist, 38(3), 193-201.
-
Debosschere, S. (2009). De economische impact van roken. Ongepubliceerde scriptie. Universiteit Gent Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Gent.
-
Deci, E. L. & Ryan, M. R. (2008). Facilitating Optimal Motivation and Psychological Well-Being Across Life’s Domains. Canadian Psychology, 49 (1), 14–23
-
Deci, E. L. & Ryan, M. R. (2008). Self-Determination Theory: A Macrotheory of Human Motivation, Development, and Health. Canadian Psychology, 49 (3), 182–185
52
-
DiClemente, C. C., & Prochaska, J. O. (1985). Processes and stages of change: Coping and competence in smoking behavior change. In S. Shiffman & T. A. Wills (Eds.), Coping and substance abuse, 319– 343. New York: Academic.
-
Donovan, J. E., Molina, B. S. G. & Kelly, T. M. (2009). Alcohol outcome expectancies as socially shared and socialized beliefs. Psychology of Addictive Behaviors, 23(2), 248-259.
-
Downey, K. K. & Kilbey, M. M. (1995). Relationship between nicotine and alcohol expectancies and substance dependence. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 3, 174–182.
-
Dunn, M. E., Lau, H. C., & Cruz, I. Y. (2000). Changes in activation of alcohol expectancies in memory in relation to changes in alcohol use after participation in an expectancy challenge program. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 8, 566–575.
-
Edwards, J.R. (1995). Alternatives to difference scores as dependent variables in the study of congruence in organizational research. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 64, 307-324.
-
Filbeck, G., Hatfield, P. & Horvath, P. (2004). Risk aversion and personality type. Journal of Behavioral Finance, 6(4), 170-180.
-
Friedman, C. & Sandow, S. (2004). Learning Probabilistic Models: An Expected Utility Maximization Approach. Journal of Machine Learning Research, 4(3), Special issue: Fusion of Domain Knowledge with Data for Decision Support. 257-291.
-
Friedman, R. S., McCarthy, D. M., Pedersen, S. L. & Hicks, J. A. (2009). Alcohol Expectancy Priming and Drinking Behavior: The Role of Compatibility Between Prime and Expectancy Content. Psychology of Addictive Behaviors, 23, 329-333.
-
Frisch, D. U. & Clemen, R. T. (1994). Beyond expected utility: Rethinking behavioral decision research. Psychological Bulletin, 116(1), 46-54.
-
Gwaltney, C. J., Metrik, J., Kahler, C. W. & Shiffman, S. (2009). Selfefficacy and smoking cessation: A meta-analysis. Psychology of Addictive Behaviors, 23(1), 56-66.
-
Gwaltney, C. J., Shiffman, S., Balabanis, M. H. & Paty, J. A. (2005). Dynamic SelfEfficacy and Outcome Expectancies: Prediction of Smoking Lapse and 53
Relapse. Journal of Abnormal Psychology, 114(4), Special issue: Toward a Dimensionally Based Taxonomy of Psychopathology. 661-675. -
Hammond, D., Fong, G. T., McDonald, P. W., Brown, K. S. & Cameron, R. (2004). Graphic Canadian Cigarette Warning Labels and Adverse Outcomes: Evidence from Canadian Smokers. American Journal of Public Health, 94(8), 1442-1445.
-
Hayes, A. F. (2009). Beyond Baron and Kenny: Statistical Mediation Analysis in the New Millennium. Communication Monographs, 76(4), 408-420.
-
Herd, N., Borland, R. & Hyland, A. (2009). Predictors of smoking relapse by duration of abstinence: findings from the International Tobacco Control (ITC) Four Country Survey. Addiction, 104(12), 2088-2099.
-
Hesterberg T, Moore DS, Monaghan S, Clipson A & Epstein R. (2005). Bootstrap methods and permutation tests. In: Introduction to the Practice of Statistics. New York, NY: WH Freeman & Co
-
Hofmann, W., Friese, M. & Wiers, R. W. (2008). Impulsive versus reflective influences on health behaviour: a theoretical framework and emperical review. Healt Psychology Review, 2, 111-137.
-
Hublet, A., Schmid, H., Clays, E., Godeau, E., Gabhainn, S. N., Joossens, L. & Maes, L. (2009). Association between tobacco control policies and smoking behaviour among adolescents in 29 European countries. Addiction, 104, 1918-1926.
-
Hughes, J. R., Keely, J. P., & Naud, S. (2004). Shape of the relapse curve and long-term abstinence among untreated smokers. Addiction, 99, 29-38.
-
Jackson, J. W. (2002). Enhancing self-efficacy and learning performance. Journal of Experimental Education, 70(3), 243-254.
-
Jeremy, K., Burton, S., Andrews, J. & Kozup, J. (2006). Tests of Graphic Visuals and Cigarette Package Warning Combinations: Implications for the Framework Convention on Tobacco Control. Journal of Public Policy & Marketing, 25, 212-223.
-
Kaper, J., Wagena, E. J., Van Schayck, C. P. & Severens, J.L. (2006). Encouraging Smokers to Quit: The Cost Effectiveness of Reimbursing the Costs of Smoking Cessation Treatment. PharmacoEconomics, 24, 453-464. 54
-
Klassen, R. M. (2010). Confidence to manage learning: The self-efficacy for self-regulated learning of early adolescents with learning disabilities. Learning Disability Quarterly, 33, 19-30.
-
Lau-Barraco, C. & Dunn, M. E. (2008). Evaluation of a single-session expectancy challenge intervention to reduce alcohol use among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 22(2), 168175.
-
Lujic, C., Reuter, M. & Netter, P. (2005). Psychobiological Theories of Smoking and Smoking Motivation. European Psychologist, 10(1), 124.
-
Miller, T. B. & Kane, M. (2001). The precision of change scores under absolute and relative interpretations. Applied Measurement in Education, 14(4), 307-327.
-
Opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking (2007). Verkregen op 17 july 2011, van http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/onderwijs/cijfers/incidenteel /maatwerk/2008-2436-maatwerk.htm
-
Palfai, T. & Wood, M. D. (2001). Positive Alcohol Expectancies and Drinking Behavior: The Influence of Expectancy Strength and Memory Accessibility. Psychology of Addictive Behaviors, 15, 60-67.
-
Patten, C. A., Decker, P. A., Dornelas, E. A., Barbagallo, J., Rock, E., Offord, K. P., Hurt, R. D. & Pingree, S. (2009). Changes in readiness to quit and self-efficacy among adolescents receiving a brief office intervention for smoking cessation. Psychology, Health & Medicine, 13(3), 326-336.
-
Pérez-Álvarez, M. & García-Montes, J. M. (2006). Person, behaviour, and contingencies (an aesthetic view of behaviourism). International Journal of Psychology, 41(6), 449-461.
-
Preacher, K. J. & Hayes, A. F. (2004). SPSS and SAS procedures for estimating indirect effects in simple mediation models. Behavior Research Methods, Instruments, & Computers, 36 (4), 717-731.
-
Reeve, B. B. (2010). An opportunity to refine our understanding of “response shift” and to educate researchers on designing quality research studies: Response to Ubel, Peeters, and Smith. Quality of Life Research: An International Journal of Quality of Life Aspects of Treatment, Care & Rehabilitation, 19(4), 473-475. 55
-
Romanowich, P., Mintz, J. & Lamb, R. J. (2009). The relationship between self-efficacy and reductions in smoking in a contingency management procedure. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 17(3), 139-145.
-
Senécal, C. Koestner, R. & Vallerand, R. J. (1995). Self-regulation and academic procrastination. The Journal of Social Psychology, 135(5), 607-619.
-
Shiffman, S. Balabanis, M. H., )aty, J. A., Engberg, J., Gwaltney, C. J., Liu, K. S., Gnys, M. Hickcox, M. & Paton, S. M. (2000). Dynamic effects of self-efficacy on smoking lapse and relapse. Health Psychology, 19(4), 315-323.
-
Sterfte gevallen door roken (2007). Verkregen op 24 november 2010, van http://www.stivoro.nl/Voor_volwassenen/Feiten_Cijfers/ Hoeveel_mensen_overlijden_door_roken_/inderx.aspx
-
Thompson, L. E., Barnett, J. R. & Pierce, J. R. (2009). Scared straight? Fear-appeal anti-smoking campaigns, risk, self-efficacy and addiction. Health, Risk & Society, 11, 181-196.
-
Van Zundert, R. M. P., Ferguson, S. G., Shiffman, S. Engels, R. C. M. E. (2010). Dynamic effects of self-efficacy on smoking lapses and relapse among adolescents. Health Psychology, 29(3), 246-254.
-
World Health Organization (WHO). WHO report on the global tobacco epidemic, 2009: Implementing smoke-free environments.
-
Wu, D., Ma, G. X., Zhou, K., Zhou, D., Liu, A. & Poon, A. N. (2009). The effect of a culturally tailored smoking cessation for Chinese American smokers. Nicotine & Tobacco Research, 11(12), 14481457.
56
Bijlagen 1.
Allen Carr’s Easyway ‘stoppen met roken’ training.
Gefeliciteerd! Uw bedrijf mag binnenkort meedoen aan de Alan Carr’s Easyway ‘stoppen met roken’ training (Allen Carr methode). Om de Allen Carr training te blijven ontwikkelen en perfectioneren zoeken we bedrijven die mee willen werken aan een onderzoek naar het effect van de Allen Carr training. Om een idee te geven wat dit precies betekent voor uw bedrijf en uw werknemers volgt een beknopt overzicht van het onderzoek. Het onderzoek is gericht op de mensen binnen uw bedrijf, die roken en gemotiveerd zijn hiermee te stoppen. Middels een éénmalige training volgens de Allen Carr methode is het mogelijk eenvoudig te stoppen met roken. Het onderzoek zal bestaan uit 4 meetmomenten waarop de deelnemers gevraagd zal worden een vragenlijst in te vullen. Het invullen van deze vragenlijst zal per keer ongeveer 5 tot 10 minuten in beslag nemen. De eerste meting wordt voorafgaand aan de training afgenomen. Een tweede meting volgt 3 weken na de training, een derde meting volgt 3 maanden na de training en tot slot zal de laatste meting 1 jaar na de training volgen. Verder zal de deelnemers gevraagd worden of ze bereid zijn aan een koolmonoxide meting mee te werken. Dit is een eenvoudige test waarbij de deelnemers in een meetinstrument moeten blazen. Dit is te vergelijken met een alcohol test, zoals die onder automobilisten dikwijls uitgevoerd wordt. Iedere deelnemer wordt gevraagd hier aan mee te werken. Er wordt echter slechts een willekeurig deel van alle deelnemers daadwerkelijk gemeten, dus als een deelnemer bezwaar heeft tegen een dergelijke meting is dat geen probleem. Tot slot wil ik benadrukken dat de deelnemers, middels op schrift gestelde garantie, ervan verzekerd worden dat alle gegevens vertrouwelijk behandeld worden. Alleen de aan het onderzoek verbonden mensen van de Rijks Universiteit Groningen (Arie Dijkstra & Diederick Vos) en de betrokken begeleiders van A.C.E. B.V. (Marike van Kalken, Jan Plat & Marco Salentijn) hebben inzage in de individuele gegevens, maar zijn gebonden deze gegevens voor geen ander doel te bespreken of te gebruiken dan het omzetten van deze gegevens in gegroepeerde onderzoeksgegevens. Er zullen in geen geval individuele resultaten gepubliceerd of op andere wijze bekend gemaakt worden.Verder kan elk van de deelnemers zonder opgaaf van reden op elk tijdstip stoppen met het deelname aan het onderzoek. Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd, maar mocht u vragen hebben dan hoor ik het graag.
Met vriendelijke groet, Diederick Vos
[email protected] tel nr.: 06-54677294
57
2.
Allen Carr’s Easyway ‘stoppen met roken’ training.
U gaat binnenkort meedoen aan de Allen Carr’s Easyway ‘stoppen met roken’ training (Allen Carr methode). Allereerst wil ik u complimenteren met uw daadkrachtige beslissing om te gaan stoppen met roken. Om de Allen Carr training te blijven ontwikkelen en perfectioneren is momenteel een onderzoek gaande naar het effect van de Allen Carr training. Dit is erg belangrijk, om nog meer mensen zoals u te kunnen helpen om te stoppen met roken middels Allen Carr’s Easyway ‘stoppen met roken’ training. Daarom zou het ons erg helpen als u mee wilt werken aan dit onderzoek. Om een idee te geven wat dit precies voor u betekent volgt een beknopt overzicht van het onderzoek. Het onderzoek is gericht op mensen zoals u, die middels de Allen Carr’s Easyway ‘stoppen met roken’ training willen stoppen met roken. Het onderzoek zal bestaan uit 4 meetmomenten waarop u gevraagd zal worden een vragenlijst in te vullen. Het invullen van deze vragenlijst zal per keer ongeveer 5 tot 10 minuten in beslag nemen. De eerste meting wordt voorafgaand aan de training afgenomen. Een tweede meting volgt 3 weken na de training, een derde meting volgt 6 maanden na de training en tot slot zal de laatste meting 1 jaar na de training volgen. Tot slot wil ik benadrukken dat al uw gegevens vertrouwelijk behandeld worden. Alleen de aan dit onderzoek verbonden mensen van de Rijks Universiteit Groningen en Allen Carr Nederland B.V. hebben inzage in de individuele gegevens, maar zijn gebonden deze gegevens voor geen ander doel te bespreken of te gebruiken dan het omzetten van deze gegevens in gegroepeerde onderzoeksgegevens. Er zullen in geen geval individuele resultaten gepubliceerd of op andere wijze bekend gemaakt worden. Verder kunt u zonder opgaaf van reden op elk tijdstip stoppen met de deelname aan het onderzoek. Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd, maar mocht u vragen hebben dan hoor ik het graag.
Met vriendelijke groet, Diederick Vos
[email protected] tel nr.: 06-54677294
58
3.
Allen Carr’s Easyway 1 Stoppen met roken
Geachte heer/mevrouw, U gaat binnenkort meedoen aan de Allen Carr’s Easyway ‘stoppen met roken’ training (Allen Carr methode). Allereerst wil ik u complimenteren met uw daadkrachtige beslissing om te gaan stoppen met roken. Om de Allen Carr’s Easyway training te blijven ontwikkelen en perfectioneren is momenteel een onderzoek gaande naar het wetenschappelijke effect van deze training. Dit is erg belangrijk, om nog meer mensen zoals u te kunnen helpen stoppen met roken middels de Allen Carr’s Easyway training. Daarom zou het ons erg helpen als u mee wilt werken aan dit onderzoek. Om een idee te geven wat dit precies voor u betekent volgt een beknopt overzicht van het onderzoek. Het onderzoek is gericht op mensen zoals u, die middels de Allen Carr’s Easyway training willen stoppen met roken. Het onderzoek zal bestaan uit 4 meetmomenten waarop u gevraagd zal worden een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst kunt u op internet invullen, u ontvangt één dag voor de training een email met daarin de uitnodiging en een link naar de online vragenlijst. Het invullen van deze vragenlijst zal per keer slechts 5 tot 10 minuten in beslag nemen. De eerste meting wordt een dag voor de training afgenomen. Een tweede meting volgt 3 weken na de training, een derde meting volgt 6 maanden na de training en tot slot zal de laatste meting 1 jaar na de training volgen. Tot slot wil ik benadrukken dat al uw gegevens vertrouwelijk behandeld worden. Alleen de aan dit onderzoek verbonden mensen van de Rijks Universiteit Groningen en Allen Carr Nederland B.V. hebben inzage in de individuele gegevens, maar zijn gebonden deze gegevens voor geen ander doel te bespreken of te gebruiken dan het omzetten van deze gegevens in gegroepeerde onderzoeksgegevens. Er zullen in geen geval individuele resultaten gepubliceerd of op andere wijze bekend gemaakt worden. Verder kunt u zonder opgaaf van reden op elk tijdstip stoppen met de deelname aan het onderzoek. Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd, maar mocht u vragen hebben dan hoor ik het graag. Met vriendelijke groet, Diederick Vos
[email protected] tel nr.: 06-54677294
59
Uitnodiging
4.
Stoppen met roken Geachte heer, mevrouw, U heeft zich aangemeld voor deelname aan een onderzoek naar stoppen met roken. Dit onderzoek zal middels een online vragenlijst worden afgenomen. Wanneer u op de blauwe link op uw scherm klikt navigeert u naar het introductie scherm van de vragenlijst. Alvast hartelijk dank voor uw medewerking, Het onderzoeksteam van de Rijksuniversiteit Groningen KLIK HIER OM TE STARTEN MET INVULLEN LET OP: Mocht het starten via de bovenstaande link problemen geven, kopieer dan de volgende regel in de adres balk van uw browser:: https://gmw01.housing.rug.nl/cgi-bin/inferentie.pl?qst_id=6521 Voor klachten omtrent deze email kunt u zich wenden tot
[email protected].
60
5.
Introductie
Geachte heer, mevrouw, Allereerst wil ik u bedanken dat u mee wilt werken aan dit onderzoek naar stoppen met roken. Uw inzet zal bijdragen aan de ontwikkeling en verbetering van hulpmiddelen bij stoppen met roken. Als u op de knop rechtsonderaan uw scherm klikt zal het eerste scherm van de vragenlijst verschijnen. Wanneer u alle vragen op een scherm beantwoord hebt klikt u rechtsonderaan om naar een volgend scherm te gaan totdat u bij het einde van de vragenlijst komt. Maximaliseer nu dit scherm, zodat u overzichtelijk en rustig alle vragen kunt lezen. Er is geen tijdslimiet, dus u hoeft geen haast te maken bij het invullen van de vragen. Verder wordt er geen prestatie gemeten, dus u kunt geen verkeerd antwoord geven. Voor het onderzoek is het wel het beste als u alle vragen zo eerlijk mogelijk beantwoordt. We benadrukken dat uw antwoorden en gegevens vertrouwelijk behandeld worden. Uw werkgever zal nooit individuele gegevens en antwoorden kunnen inzien of herleiden. Verder kunt u op elk moment beslissen om te stoppen met het onderzoek zonder opgaaf van reden of consequenties. De vragen zijn niet schokkend of kwetsend van aard. Verder bent u niet meer dan 5 a 10 minuten bezig met het invullen van de vragenlijst. U kunt nu op de knop rechtsonder op uw scherm klikken om te beginnen.
61
6.
Rijksuniversiteit Groningen
Stoppen met roken
62
Introductie & toestemming Geachte heer, mevrouw, Allereerst wil ik u bedanken dat u mee wilt werken aan dit onderzoek naar stoppen met roken. Uw inzet zal bijdragen aan de ontwikkeling en verbetering van hulpmiddelen bij stoppen met roken. Er is geen tijdslimiet, dus u hoeft geen haast te maken bij het invullen van de vragen. Verder wordt er geen prestatie gemeten, dus u kunt geen verkeerd antwoord geven. Voor het onderzoek is het wel het beste als u alle vragen zo eerlijk mogelijk beantwoordt.
Toestemming Ik…………………………….. (naam deelnemer) stem toe vrijwillig mee te doen aan het onderzoek getiteld ‘Stoppen met roken’ dat uitgevoerd wordt door Arie Dijkstra & Diederick Vos (beide van de Rijksuniversiteit Groningen) Ik ben me ervan bewust dat ik mijn medewerking op elk moment kan stopzetten en mijn gegevens, die verkregen zijn kan laten vernietigen. Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de processen, die ten grondslag liggen aan stoppen met roken. Over één jaar tijd wordt mij gevraagd 4 keer een vragenlijst in te vullen (nu, over 3 weken, over 6 maanden en over 1 jaar). Per keer zal dit ongeveer 5 tot 10 minuten duren. Aan het einde van het onderzoek zal de onderzoeker uitleggen waar het onderzoek over ging. De gegevens die verkregen zijn uit dit onderzoek zullen vertrouwelijk worden verwerkt en kunnen daarom niet bekend gemaakt worden op een individuele identificeerbare manier. De onderzoeker zal alle verdere vragen over dit onderzoek beantwoorden, nu of gedurende het verdere verloop van het onderzoek (contact gegevens zijn op de laatste pagina te vinden). Datum: Handtekening onderzoeker:
Handtekening deelnemer:
U kunt nu beginnen met het onderzoek door de pagina om te slaan. 63
Algemeen 1 Wat is uw naam? 2 Wat is uw geslacht? 3 Wat is uw leeftijd in jaren? 4 Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgerond? (omcirkel het antwoord dat voor u van toepassing is) - Lagere school niet afgemaakt - Lagere school (basisschool, speciaal onderwijs) - Lager of voorbereidend beroepsonderwijs (zoals LTS, LEAO, LHNO, VMBO) - Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (zoals MAVO, (M)ULO, MBO-kort, VMBO-t) - Middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs (zoals MBO-lang, MTS, MEAO, BOL, BBL, INAS) - Hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (zoals HAVO, VWO, Atheneum, Gymnasium, HBS, MMS) - Hoger beroepsonderwijs (HBO, HTS, HEAO, HBO-V, kandidaats wetenshappelijk onderwijs) - Wetenschappelijk onderwijs (universiteit) - anders namelijk ...
5 Wat is uw gewicht in Kg? 6 Hoe lang bent u in cm? 7 Wat is uw email of post adres?
64
Rookgeschiedenis 1 Hoeveel sigaretten/shagjes rookt u gemiddeld per dag? 2 Binnen hoeveel tijd nadat u wakker bent rookt u uw eerste sigaret/shagje? (omcirkel het antwoord dat voor u van toepassing is) -
binnen de 5 minuten tussen de 5 en 30 minuten tussen de 30 en 60 minuten na 60 minuten
3 Welke sigaret/shagje zou u het moeilijkst vinden om op te geven? (omcirkel het antwoord dat voor u van toepassing is) -
de eerste van de dag een andere
4 Rookt u ook als u door ziekte in bed moet blijven? (omcirkel het antwoord dat voor u van toepassing is) -
ja nee
5 Rookt u 's ochtends meer dan gedurende de rest van de dag? (omcirkel het antwoord dat voor u van toepassing is) -
ja nee
6 Vindt u het moeilijk om niet te roken op plaatsen waar het verboden is, zoals in openbare gebouwen? (omcirkel het antwoord dat voor u van toepassing is) -
ja nee
65
Voordelen van roken Bent u het eens of oneens met de onderstaande uitspraken? Vul het antwoord in wat voor u van toepassing is of het beste bij u past. Dit doet u door een X te plaatsen in het vak dat bij uw antwoord hoort. Voor elk van de onderstaande vragen zijn er 5 antwoordmogelijkheden. Van links naar rechts zijn dit: helemaal mee oneens ; beetje oneens ; neutraal ; beetje eens ; helemaal mee eens helemaal mee oneens 1
2 3 4 5 6
11 12
Ik vind roken plezierig.
13
Ik vind roken bevredigend.
8 9 10
neutraal
beetje eens
helemaal mee eens
Roken helpt om niet te veel aan te komen in gewicht. Roken helpt ontspannen. Roken helpt tegen somberheid. Roken helpt om beter te concentreren Roken is gezellig. Roken helpt om kalm te worden bij kwaadheid. Roken helpt om met stress om te gaan. Roken helpt om wakker/alert te blijven. Roken helpt om verveling te verdrijven. Roken verdrijft vervelende gedachten. Ik vind roken lekker.
7
beetje oneens
66
Voordelen van stoppen met roken Omcirkel per vraag het antwoord wat voor u van toepassing is of het beste bij u past. 1 Stoppen met roken verkleint mijn kans op longkanker. -
Ja, mijn kans op longkanker verkleint sterk. Ja, mijn kans op longkanker verkleint. Ja, mijn kans op longkanker verkleint een beetje. Nee, mijn kans op longkanker verkleint niet. Ik weet het niet.
2 Stoppen met roken verkleint de kans op hart- en vaatziekten. -
Ja, mijn kans op hart- en vaatziekten verkleint sterk. Ja, mijn kans op hart- en vaatziekten verkleint. Ja, mijn kans op hart- en vaatziekten verkleint een beetje. Nee, mijn kans op hart- en vaatziekten verkleint niet. Ik weet het niet.
3 Stoppen met roken verkleint mijn kans op chronische longziekten (bv. bronchitis of longemfyseem -
Ja, mijn kans op chronische longziekten verkleint sterk. Ja, mijn kans op chronische longziekten verkleint. Ja, mijn kans op chronische longziekten verkleint een beetje. Nee, mijn kans op chronische longziekten verkleint niet. Ik weet het niet.
4 Stoppen met roken verbetert mijn gezondheid. -
Ja, mijn gezondheid verbeterd sterk. Ja, mijn gezondheid verbeterd. Ja, mijn gezondheid verbeterd een beetje. Nee, mijn gezondheid verbeterd niet. Ik weet het niet.
5 Stoppen met roken verbetert mijn conditie. -
Ja, mijn conditie verbeterd sterk. Ja, mijn conditie verbeterd. Ja, mijn conditie verbeterd een beetje. Nee, mijn conditie verbeterd niet. Ik weet het niet.
67
6 Stoppen met roken maakt dat ik er beter uitzie. -
Ja, dan zie ik er veel beter uit. Ja, dan zie ik er beter uit. Ja, dan zie ik er een beetje beter uit. Nee, dan zie ik er niet beter uit. Ik weet het niet.
7 Stoppen met roken is beter voor de gezondheid van de mensen om mij heen. -
Ja, stoppen met roken is veel beter voor hun gezondheid. Ja, stoppen met roken is beter voor hun gezondheid. Ja, stoppen met roken is een beetje beter voor hun gezondheid. Nee, stoppen met roken is niet beter voor hun gezondheid. Ik weet het niet.
8 Stoppen met roken vermindert de overlast voor de mensen om mij heen. -
Ja, stoppen leidt tot veel minder overlast voor hen. Ja, stoppen leidt tot minder overlast voor hen. Ja, stoppen leidt tot een beetje minder overlast voor hen. Nee, stoppen leidt niet tot minder overlast voor hen. Ik weet het niet.
9 Stoppen met roken maakt mij een beter voorbeeld voor de mensen om mij heen. -
Ja, stoppen met roken maakt mij een veel beter voorbeeld voor hun. Ja, stoppen met roken maakt mij een beter voorbeeld voor hun. Ja, stoppen met roken maakt mij een beetje beter voorbeeld voor hun. Nee, stoppen met roken maakt mij geen beter voorbeeld voor hun. Ik weet het niet.
10 Stoppen met roken maakt me tevreden over mezelf. -
Ja, stoppen met roken maakt mij heel tevreden over mezelf. Ja, stoppen met roken maakt mij tevreden over mezelf. Ja, stoppen met roken maakt mij een beetje tevreden over mezelf. Nee, stoppen met roken maakt mij niet tevreden over mezelf. Ik weet het niet.
11 Stoppen met roken maakt me trots op mezelf. -
Ja, stoppen met roken maakt mij heel trots op mezelf. Ja, stoppen met roken maakt mij trots op mezelf. Ja, stoppen met roken maakt mij een beetje trots op mezelf. Nee, stoppen met roken maakt mij niet trots op mezelf. Ik weet het niet.
68
12 Als ik ziek zou worden door het roken zou ik er spijt van hebben dat ik ooit gerookt heb. -
Ja, ik zou heel veel spijt hebben. Ja, ik zou spijt hebben. Ja, ik zou een beetje spijt hebben. Nee, ik zou geen spijt hebben. Ik weet het niet.
13 Ik schaam me dat ik rook. -
Ja, ik schaam me heel erg. Ja, ik schaam me. Ja, ik schaam me een beetje. Nee, ik schaam me niet. Ik weet het niet.
14 Stoppen met roken is verstandig. -
Ja, stoppen is heel verstandig. Ja, stoppen is verstandig. Ja, stoppen is een beetje verstandig. Nee, stoppen is niet verstandig. Ik weet het niet.
15 Stoppen met roken zorgt dat ik me vrijer voel. -
Ja, stoppen zorgt dat ik me veel vrijer voel. Ja, stoppen zorgt dat ik me vrijer voel. Ja, stoppen zorgt dat ik me een beetje vrijer voel. Nee, stoppen zorgt niet dat ik me vrijer voel. Ik weet het niet.
16 Stoppen met roken geeft mij de controle over mijn leven. -
Ja, stoppen geeft mij de controle volledig. Ja, stoppen geeft mij de controle. Ja, stoppen geeft mij de controle een beetje. Nee, stoppen geeft mij de controle niet. Ik weet het niet.
69
Moeilijke en makkelijke situaties In sommige situaties is het makkelijk, in andere situaties is het moeilijk om niet te roken. Vul het antwoord in wat voor u van toepassing is of het beste bij u past. Dit doet u door een X te plaatsen in het vak dat bij uw antwoord hoort. Voor elk van de onderstaande vragen zijn er 7 antwoord mogelijkheden. Om de tabel overzichtelijk te houden zijn de keuze mogelijkheden genummerd. Hieronder ziet u welke keuze bij welk nummer hoort. 1: zeer zeker niet 2: zeker niet 3: waarschijnlijk niet 4: neutraal 5: waarschijnlijk wel 6: zeker wel 7: zeer zeker wel Stelt u zich voor dat u een stoppoging doet. Lukt het u dan om niet te roken als u:
1
2
3
4
5
6
7
1 een sigaret krijgt aan geboden. 2 op visite of op een feestje bent 3 uit bent met vrienden 4 gestressed bent 5 zich somber voelt 6 kwaad bent 7 's ochtends op staat 8 koffie of thee drinkt 9 een pauze neemt
70
Kenmerken van rokers Bent u het eens of oneens met de onderstaande uitspraken? Vul het antwoord in wat voor u van toepassing is of het beste bij u past. Dit doet u door een X te plaatsen in het vak dat bij uw antwoord hoort. Rokers zijn...
helemaal mee oneens 1
zelfstandig.
2
stoer.
3
eigenzinnig.
4
sociaal.
5
gezellig.
6
onafhankelijk.
7
asociaal.
8
agressief.
9
stress gevoelig.
10
roekeloos.
11
zwak.
beetje oneens
neutraal
beetje eens
helemaal mee eens
71
Begrip en Ervaring Bent u het eens of oneens met de onderstaande uitspraken? Vul het antwoord in wat voor u van toepassing is of het beste bij u past. Dit doet u door een X te plaatsen in het vak dat bij uw antwoord hoort. helemaal mee oneens
beetje oneens
neutraal
beetje eens
helemaal mee eens
1 Ik begrijp waarom ik rook. 2 Ik kan aan een niet-roker goed uit leggen waarom ik rook. 3 Ik begrijp hoe iemand na het roken van de eerste sigaret/shagje verslaafd raakt. 4 Voordat ik een sigaret op steek merk ik dat ik zin heb om te roken. 5 Ik merk dat zin om te roken toeneemt als ik iemand anders zie roken. 6 Ik merk dat de zin om te rok en komt, maar ook weer weg gaat zonder dat ik gerookt heb.
72
De Allen Carr’s Easyway methode Bent u het eens of oneens met de onderstaande uitspraken? Vul het antwoord in wat voor u van toepassing is of het beste bij u past. Dit doet u door een X te plaatsen in het vak dat bij uw antwoord hoort. helemaal mee oneens
beetje oneens
neutraal
beetje eens
helemaal mee eens
1 Dankzij de Allen Carr’ Easyway methode heb ik een goede kans om definitief te stoppen met roken. 2 De Allen Carr’s Easyway methode heeft al veel mensen geholpen te stoppen met roken. 3 Stoppen met roken wordt een stuk makkelijker dankzij de Allen Carr’s Easyway methode. 4 Ik kan me goed voorstellen dat ik na het volgen van de Allen Carr’s Easyway methode definitief stop met roken. 5 Het maakt niet uit hoeveel iemand rookt, de Allen Carr’s Easyway methode zal altijd helpen bij het stoppen met roken. 6 Ik denk dat het voor mij veel zin heeft om te proberen te stoppen met roken middels de Allen Carr’s Easyway methode.
73
Einde Dit is het einde van deze vragenlijst. Bij deze vragenlijst treft u een voldoende gefrankeerde en geadresseerde envelop aan. Zou u zo vriendelijk willen zijn de vragenlijst in de envelop te stoppen en deze op de post te doen. Er zal over ongeveer 2 weken tijd per post of email contact met u worden opgenomen over de tweede meting van het onderzoek. Tot dan wil ik u hartelijk bedanken voor uw medewerking. Mocht u nog vragen hebben kunt u contact opnemen via:
[email protected] of 0654677294
Met vriendelijke groet, Het onderzoeksteam van de Rijksuniversiteit Groningen
74
7.
Oproep in huis aan huis bladen
Rijksuniversiteit Groningen zoekt onderzoeksdeelnemers. Rijksuniversiteit Groningen zoekt rokers voor een onderzoek naar stoppen met roken. Dit onderzoek zal bijdragen aan de verbetering van verschillende methodes om te stoppen met roken. Het onderzoek is gericht op mensen, die roken en overwegen hiermee te stoppen. Of u daadwerkelijk stopt en op welke manier u dit probeert maakt voor het onderzoek niet uit. Wel is van belang dat u bij het begin van het onderzoek nog rookt. Het onderzoek zal bestaan uit 4 meetmomenten verspreid over 1 jaar waarop u gevraagd zal worden een vragenlijst op internet in te vullen. Het invullen van deze vragenlijst zal per keer ongeveer 5 tot 10 minuten in beslag nemen. Nadat u de eerste vragenlijst hebt afgerond ontvangt u €12.50. Na afronding van de laatste vragenlijst (1 jaar na aanvang van het onderzoek) ontvangt u nogmaals €12.50. Bovendien wordt er onder de mensen, die het hele onderzoek hebben afgerond, een aantal keer een bedrag van €50.00 verloot. Wilt u meedoen, stuur dan een email naar
[email protected]. U ontvangt dan binnen drie (werk)dagen een email met aanvullende informatie.
75
8.
Oproep in digitale sociale media
Overweegt u om te stoppen met roken en wilt makkelijk €25.00 of meer verdienen? De Rijksuniversiteit Groningen zoekt rokers voor een onderzoek naar stoppen met roken. Dit onderzoek zal bijdragen aan de verbetering van verschillende methodes om te stoppen met roken. Het onderzoek is gericht op mensen, die roken en overwegen hiermee te stoppen. Of u daadwerkelijk stopt en op welke manier u dit probeert maakt voor het onderzoek niet uit. Wel is van belang dat u bij het begin van het onderzoek nog rookt. Het onderzoek zal bestaan uit 4 meetmomenten verspreid over 1 jaar waarop u gevraagd zal worden een vragenlijst op internet in te vullen. Het invullen van deze vragenlijst zal per keer ongeveer 5 tot 10 minuten in beslag nemen. Nadat u de eerste vragenlijst hebt afgerond ontvangt u €12.50. Na afronding van de laatste vragenlijst (1 jaar na aanvang van het onderzoek) ontvangt u nogmaals €12.50. Bovendien wordt er onder de mensen, die het hele onderzoek hebben afgerond, een aantal keer een bedrag van €50.00 verloot. Wilt u meedoen? Laat uw e-mailadres achter op: http://www.gmw.rug.nl/~stoppenmetroken/index.php U ontvangt dan binnen drie (werk)dagen een email met aanvullende informatie.
76
9.
Stoppen met roken
Geachte heer/mevrouw, Momenteel is een onderzoek gaande naar stoppen met roken. Dit is erg belangrijk, om nog meer mensen zoals u te kunnen helpen stoppen met roken. Daarom zou het ons erg helpen als u mee wilt werken aan dit onderzoek. Bovendien zal uw inzet ook beloond worden. Om een idee te geven wat dit precies voor u betekent volgt een beknopt overzicht van het onderzoek en het gehanteerde beloningssysteem. Het onderzoek is gericht op mensen zoals u, die willen stoppen met roken. Of u ook daadwerkelijk stopt mag u uiteraard zelf bepalen en maakt voor het onderzoek niet uit. Enige voorwaarde is dat u momenteel nog rookt. Het onderzoek zal bestaan uit 4 meetmomenten waarop u gevraagd zal worden een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst kunt u op internet invullen, u ontvangt één dag voor de aanvang van het onderzoek een email met daarin de uitnodiging en een link naar de online vragenlijst. Het invullen van deze vragenlijst zal per keer slechts 5 tot 10 minuten in beslag nemen. De eerste meting wordt op een dag voor de 'begin datum' afgenomen. Een tweede meting volgt 3 weken na uw 'begin datum', een derde meting volgt 6 maanden na uw 'begin datum' en tot slot zal de laatste meting 1 jaar na uw 'begin datum' volgen. Nadat u de eerste vragenlijst hebt afgerond ontvangt u 12.50 euro. Na afronding van de laatste vragenlijst (1 jaar na aanvang) ontvangt u nogmaals 12.50 euro. Bovendien wordt er onder de mensen, die het hele onderzoek hebben afgerond, een aantal keer een bedrag van 50.00 euro verloot. Tot slot wil ik benadrukken dat al uw gegevens vertrouwelijk behandeld worden. Alleen de aan dit onderzoek verbonden mensen van de Rijks Universiteit Groningen en Bewegen Werkt Holding B.V. hebben inzage in de individuele gegevens, maar zijn gebonden deze gegevens voor geen ander doel te bespreken of te gebruiken dan het omzetten van deze gegevens in gegroepeerde onderzoeksgegevens. Er zullen in geen geval individuele resultaten gepubliceerd of op andere wijze bekend gemaakt worden. Verder kunt u zonder opgaaf van reden op elk tijdstip stoppen met de deelname aan het onderzoek. Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd, maar mocht u vragen hebben dan hoor ik het graag. Met vriendelijke groet, Diederick Vos
[email protected] tel nr.: 06-54677294
77