Het Belgisch beleid tegen de honger? Tweede Rondetafel Duurzame landbouw in internationale financiële instellingen: welke rol voor België? 17 januari 2008 – 13u tot 17u (Rotondezaal, federaal Parlement)
Belangrijke conclusies: •
Internationale instellingen besteedden de afgelopen jaren een steeds kleiner aandeel van hun budget aan landbouwontwikkeling. Zowel voor donors en ontvangers zou de aandacht voor landbouw opnieuw moeten toenemen.
•
België is een kleine speler in de Wereldbank en heeft een bescheiden maar weliswaar reële invloed. Ons land verdedigt standpunten in een groep van verschillende landen die op wereldbankvergaderingen met één stem moeten spreken.
•
Ngo’s kunnen invloed op dit standpunt uitoefenen door één groep te vormen, door rechtstreeks de executive director van de landengroep waartoe België behoort te benaderen, door voldoende impulsen te geven aan de FOD Financiën, DGOS, het bevoegde kabinet, en door lobbygroepen te versterken die de Wereldbank rechtstreeks benaderen.
•
Door plaatselijke boerenorganisaties rechtstreeks te versterken, kunnen zij hun nationaal beleid beter beïnvloeden.
•
In de Europese context kan België wel degelijk een rol spelen, via het Europees handelsbeleid.
•
Het Belgisch Overlevingsfonds werkt samen met vier multilaterale organisaties: UNICEF, FAO, UNCDF en IFAD. Vooral in deze laatste twee heeft het BOF een grote bijdrage en stapt het mee in de beleidsdialoog.
•
België kan slechts op enkele beperkte sectoren en in enkele regio’s de middelen voldoende concentreren om landbouw- en plattelandsontwikkeling gevoelig te versterken. Vanuit haar expertise en de ontwikkelingsrelevantie moet België prioriteiten stellen om zo ook duidelijker het multilaterale niveau te kunnen sturen.
•
Vanuit de nood voor een beter overleg tussen de expertise van DGOS, het ministerie van Buitenlandse Zaken en dat van Financiën, zijn er nieuwe overlegstructuren nodig om het belang van de landbouw te benadrukken en de manier waarop deze wordt ondersteund te verbeteren. Deze overlegstructuren moeten in lijn zijn met het kader van de strategienota’s en met de consultatiemechanismen met het middenveld (vb. CFDD/FRDO)
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
1
1. Verwelkoming Philippe Mahoux (senator): Het doel van deze vergaderingen is een interface te creëren tussen diverse administraties, ngo´s en de politieke wereld. We zullen alle inspanningen moeten bundelen als we onze inzet willen verbeteren. Het onderwerp van vandaag is belangrijk voor de Bijzondere Commissie “Globalisering”, waarin de kamer en de senaat samenwerken. In de commissie wordt er goed werk geleverd, al is de uitdaging niet eenvoudig. Vergaderingen als deze zijn belangrijk voor ons. Als leden van het parlement hebben we niet enkel het recht maar ook de plicht om op de hoogte te blijven van wat onze vertegenwoordigers doen. Tenslotte wil ik een lans breken voor het belang van voedselveiligheid en –onafhankelijkheid. Het debat hierover beroert zowel het Noorden als het Zuiden, en raakt aan de gelijke rechten en soevereiniteit van alle landen. We hebben al diverse malen het machtsonevenwicht tussen landen in vraag gesteld, onder meer tijdens onderhandelingen tussen de Europese Unie en Afrikaanse landen. De stem van landbouwers in het Zuiden wordt te weinig gehoord. Ik vernam gisteren nog van een Peruaanse boer dat de gevolgen van onze vraag naar bio-brandstof zorgwekkend zijn ginds. Het zijn kwesties waarover we grondig moeten nadenken. Ik kijk met belangstelling naar het verslag van jullie gesprekken. Stephane Desguin, moderator (CNCD): Na een vorige vergadering over het versterken van landbouwersorganisaties in het Zuiden, willen we ons vandaag buigen over de prioriteiten van internationale financiële instellingen en politieke organen. In de derde rondetafel van 14 februari bespreken we de rol en de plaats van de landbouw in relatie tot andere sectoren. We bundelen de belangrijkste bevindingen van deze rondetafels, en bespreken ze tijdens het afsluitend colloquium van 19 maart.
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
2
2. Voorstelling van enkele werkervaringen 2.1 Deelname van België aan de multilaterale hulp en bestemming van de landbouwbudgetten (door Frans Godts, administrateur Internationale en Europese Financiële Aangelegenheden – (IEFA), SPF Financiën) Het IEFA is het officiële communicatiekanaal tussen de internationale financiële instellingen (Wereldbank en de Regionale Ontwikkelingsbanken) en de Belgische overheid. Sinds 15 januari 2008 bedragen de Belgische cumulatieve inschrijvingen en bijdrage aan de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA), het bekendste orgaan van de Wereldbankgroep, 2,4 miljard dollar. Gespreid over een periode van drie jaar komt hier nog eens 350 miljoen euro bij van de bevoegde Belgische autoriteiten. Hoe hoog deze bedragen ook ogen, het Belgische aandeel bedraagt slechts 1,84 percent van de totale bijdragen. Onze stem in het internationale debat is bijgevolg bescheiden, temeer daar we, samen met negen andere landen, slechts één zetel delen in de Wereldbank. In 2007 werd er in het budget van de Wereldbank 7% aan landbouw besteed, op een totaal budget van 27.7 biljoen USD. In de AFDB (Afrikaanse Ontwikkelingsbank) werd 14 tot 16% van het budget besteed aan landbouw. 1% van het budget van de IADB (Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank) ging in 2006 naar landbouw en visserij. De Aziatische Ontwikkelingsbank heeft eveneens beperkt geïnvesteerd in de landbouwsector. In het algemeen is er sprake van een relatieve daling van de budgetten voor landbouw over de laatste jaren. De besteding van middelen van de Internationale Financiële Instellingen volgt welomlijnde strategische principes, zoals een band kunnen aantonen met de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, coördineren met andere inspanningen (´alignment`), en uitgaan van ´best practices` en van gender-gelijkheid. Voor de bestedingen voor landbouw gelden eveneens bepaalde criteria, zoals oog hebben voor de infrastructuur die kleine en middelgrote boeren nodig hebben, de investeringen richten op teelten die de armoede bestrijden en de productiviteit verhogen, ziektes (veestapel) onder controle houden, en de natuurlijke rijkdom en het klimaat goed beheren.
Jonas Vanreusel (FIAN), Frans Godts (FO Financiën) en Jean-Jacques Grodent (SOS Faim)
Vragen/ reacties (vermits dhr. Godts niet kan blijven): Marek Poznanski (CSA): Momenteel zien we in Brazilië een expansie van de grote boeren ten koste van de kleine. Frankrijk en Nederland vragen zeer veel details vooraleer ze ondersteunen, waarom doen wij dat niet ? Pol Vandevoort (11.11.11): Hoe krijgen we zicht op de Belgische standpunten in de Wereldbankgroep?
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
3
Frans Godts (SPF Financiën): België speelt wel degelijk een rol. Bij de onderhandelingen over de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) was de rol van Nederland bijvoorbeeld minimaal. België heeft zich toen zowel over financiële als over sectorale aspecten uitgesproken. Ons land heeft bijvoorbeeld een goed kadastersysteem bepleit, vermits veel boeren nu geen eigendomsrechten kunnen doen gelden. Het is een probleem dat de inspanningen van ons land weinig gekend zijn, omdat verschillende landen op wereldbankvergaderingen met één stem moeten spreken. Ons parlement heeft wel rapporten van de standpunten ingenomen door onze vertegenwoordiger en deze rapporten kunnen opgevraagd worden. Indien ngo´s ons bellen met vragen hierover, geef ik nooit op voorhand het standpunt van individuele landen hierover. Ik vertel hen wel nadien welk standpunt de executive director ingenomen heeft. Arnaud Zacharie (CNCD): Getuigt het feit dat standpunten pas nadien meegedeeld worden niet van een gebrek aan transparantie? Frans Godts (SPF Financiën): Er is geen gebrek aan transparantie op zich, dat is nu totaal anders dan toen ik begon in 1983. Het is veeleer een grote uitdaging voor de executive director om de standpunten van verschillende landen in één stem te bundelen, want natuurlijk zijn er soms tegenstellingen en spanningen. België is dan een van de landen die naar compromissen zoekt. Johan Bosman (KWIA): Welke plaats neemt de steun aan de familiale landbouw in het geheel van het beleid in? Frans Godts (SPF Financiën) : Er wordt wel degelijk strategisch nagedacht over landbouwinvesteringen met aandacht voor de armsten. Maar de doelstellingen worden alleen gehaald via grotere projecten, met duidelijk impact voor de banken en de landen zelf. De kleinere boeren vallen daarom soms tussen de mazen van het net, zoals in Brazilië. Ik ben het ermee eens dat we de nadruk meer moeten leggen op hen, maar vergeet niet dat de bestedingen goedgekeurd worden door de ontwikkelingslanden in kwestie. Als zíj er belang aan hechten, maakt die steun veel meer kans. Genomen beslissingen kan men lezen op de website van de Wereldbank (raden van bestuur) of opvragen via de Belgische vertegenwoordiger. Lobby over de kwestie van familiale landbouw indien jullie dat nodig achten, en geef ons feedback, we hebben niet liever. We krijgen die feedback wel van parlementairen, vaak aangestuurd door ngo´s. 2.2 De nieuwe hulpbenadering: goed voor de ziel, slecht voor het lichaam? (Nadia Molenaers, Universiteit Antwerpen) De ontwikkelingssamenwerking kende tussen 1960 en nu een grote evolutie. Geleidelijk zag men in dat projectwerk te versnipperd werkte en op lange termijn geen structurele veranderingen realiseerde. Bovendien kan en mag men de ontvangende overheden niet omzeilen noch dwingen om bepaalde beleidsmaatregelen te treffen. Daarom verschoof het accent naar eigenaarschap over armoedebestrijding en ontwikkeling. De focus ligt nu meer op het stimuleren van overheden om via goed, resultaatsgericht bestuur zélf accenten te leggen om aan armoedebestrijding te doen, via de zogenaamde Poverty Reduction Strategic Papers (PRSP). Dat veronderstelt echter wel dat zowel donors als overheden zelf ´ontwikkelingsgericht` zijn, en dat ze niet enkel refereren naar de nieuwe hulpprincipes van eigenaarschap, resultaatsgerichtheid, focus op armoede, ruimte voor participatie, langetermijnvisie, alomvattende strategieën uitwerken, maar er ook naar handelen. Als een ontvangende overheid onder deze nieuwe hulpbenadering prioriteit zou willen geven aan landbouw, dan is dat perfect mogelijk. Sterker nog, er is vandaag, meer dan ooit, ruimte om eigen klemtonen te leggen. Toch gebeurt dit niet. Integendeel. Landbouw gaat erop achteruit en de sociale sectoren winnen aan belang. Op het niveau van de donors verklaren onder meer de MDGgekte en het vermijden van controversiële dossiers deze evolutie. Op het niveau van de ontvangende landen kan men zich vragen stellen bij hun ontwikkelingsengagement. In heel wat gevallen zouden donors best flinke druk mogen uitoefenen, en het spel harder spelen. Harmonisatie kan gevaarlijk zijn, vooral als het leidt tot een consensus die gebaseerd is op het vinden van de laagste gemene deler. Dan wordt het een flauw afkooksel van oorspronkelijke
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
4
standpunten. Ook het feit dat België zijn zetel deelt met andere landen, bemoeilijkt het innemen van harde standpunten en maakt het proces een stuk minder beïnvloedbaar van buiten uit. België is een kleine tot middelgrote donor. Wat kan haar toegevoegde waarde zijn in het geheel? Hierover moet een denkproces op gang komen. Bovendien is België geen sterke, coherente donor. Intern is er een gebrek aan visie op ontwikkelingssamenwerking, en een gebrek aan harmonisering (BTC-DGOS-BuZa). Extern kunnen we ons enkel profileren door onszelf te integreren in welgekozen netwerken, en door ons te specialiseren. In een tijd dat praktisch iedereen rond de onderhandelingstafels zit in plaats van op het terrein, zou België bijvoorbeeld een rol kunnen spelen door wel aan veldwerk te doen. (Voor visie van Nadia Molenaers, zie ook : ´Ontwikkelingshulp faalt. Is participatie het redmiddel?`Molenaers ism Renard, R., Acco, 2007)
Liesbeth Loddewycks (DGOS-BOF), Nadia Molenaers (IOB), Saliou Sarr (CNCR)
2.3. Gevalstudie: Onderzoeksproject in Senegal, gesteund door de Wereldbank (door Saliou Sarr, CNCR, Senegal) Senegal kreeg in 2000 via de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) ruim 15 miljoen euro voor een programma voor landbouwproducenten. Onderzoek naar een verbetering van de productie vormde hierin een cruciaal element, evenals vorming. Een vijfde van het budget ging naar de ondersteuning van boerenorganisaties. CNCR stond in voor de implementatie hiervan. Als producenten gaven wij het onderzoeksproject actief mee sturing. Het vormde voor ons een hefboom om zwaarder te wegen op het centrale beleid, dat voordien veel aandacht gaf aan onderwijs, gezondheid en wegeninfrastructuur, maar de landbouw verwaarloosde. Door dit landbouwproject hebben boeren meer stem gekregen en werd er economische vooruitgang geboekt. In een land waar 70 procent van de bevolking leeft van de landbouw en mensen gemiddeld 500 dollar per jaar verdienen, betekent dit een duidelijke vooruitgang. Als we willen vechten tegen de armoede, is het verhogen van de productie dé weg. Het innovatie- en vormingsproject van IDA leidt dus tot resultaten in Senegal, al zijn er meer middelen en inspanningen nodig om het rendement van aardnoten en rijst tegen 2010 met 35 procent te verhogen. 2.4. Analyse: Invloeden op landbouwhervormingen (door Edward Lahiff, PLAAS en University of Western Cape) Wereldwijd zijn de meeste agrarische hervormingen aangestuurd door staten of door revolutionaire bewegingen. Sinds de jaren ´60 stuurt de Wereldbank (WB) hervormingen mee aan, oorspronkelijk als tegenwicht tegen communistische invloeden. Vooral sinds de jaren ´90 zweert de WB bij ´market-led agrarian reform`: op basis van vrijwilligheid hoopt ze een herverdeling van grondrechten tot stand te brengen, via een systeem van beurzen en leningen. Deze inspanningen kenden successen (Brazilië) en mislukkingen (Zuid-Afrika en de Filippijnen), en ontmoetten veel tegenstand van boerenorganisaties.
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
5
De belangrijkste punten van kritiek: er werd uiteindelijk weinig land overgedragen, en vaak ging het om minderwaardig land. Enkel de meer assertieve mensen en de landeigenaars zelf profiteerden van de mogelijkheden. Voor zover er land werd overgedragen, gebeurde dit vaak in de context van ´farm plans`, met nadruk op productie voor de markt. Deze marktgedreven hervorming heeft daarom weinig bijgedragen tot grotere voedselzekerheid. Conclusie: de vrije markt opereert volgens neoliberale principes en is niet in staat om de landbouw te hervormen op een wijze die de armen ten goede komt. Er is een meer directe interventie van de staten zelf nodig, samen met een grootschalige investering in infrastructuur en ondersteuning van boeren.
Pauze 3. Debat Stephane Desguin, moderator (CNCD): We hebben gehoord dat België weliswaar een bescheiden maar toch reële invloed heeft. Welke strategie kunnen we volgen om tegenover de Wereldbank (WB) meer invloed uit te oefenen?
Saliou Sarr (CNCR), Marek Poznanski (CSA), Saar Van Hauwermeiren (Oxfam WW), Sofie Van Waeyenberge (BTC)
Joseph Kalders (DGOS): Kunnen we wel met alle Belgische spelers een gemeenschappelijke positie innemen? Het is duidelijk dat de landbouwnota van 2002 moet aangevuld worden, om een politiek standpunt in te nemen. Ik meen dat we er goed aan doen ons toe te leggen op een beperkt aantal sectoren en landen. We zouden bijvoorbeeld in Centraal-Afrika bepaalde streken en gewassen kunnen ondersteunen. We hebben niet de capaciteit of de middelen om de Wereldbank te beïnvloeden. Jean-Yves Standaert (DGOS): Er is een groot overleg geweest tussen de Belgische spelers over de gezondheidszorg en scholing. Iets dergelijks moet gebeuren met landbouw als thema. Pol Vandevoort (11.11.11): Hoe sterker we één groep vormen, hoe meer België invloed kan uitoefenen bij de Wereldbank. Ik zie twee mogelijke pistes: •
we kunnen lobbygroepen versterken die de WB rechtstreeks benaderen;
•
we kunnen inwerken op de executive director.
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
6
We kunnen bevragen welke richtlijnen momenteel gelden, en erop toezien dat deze ook werkelijk gevolgd worden. Het probleem is dat men zich nu makkelijk kan verschuilen achter de groep van landen. Hoe dan ook moeten we ons organiseren en bijvoorbeeld via DGOS het ministerie van financiën benaderen, en het kabinet input geven op basis van onze ervaringen. Arnaud Zacharie (CNCD): Twee bemerkingen: •
Wat we hier bespreken kan moeilijk een mondiaal effect hebben, en het globaal economisch kader is cruciaal voor wat er mogelijk is op het terrein. Kijk naar Senegal: dat land is goed bezig maar door de import kampt het toch met een commercieel tekort. We kunnen een sectoraal landbouwbeleid niet hardmaken zonder rekening te houden met de overheersende invloed van globalisering.
•
In ben het oneens met Nadia Molenaers over een gebrek aan landbouwprioriteiten in veel landen. Kijk naar Senegal, Burkina Faso en Burundi: landbouw is hier wel degelijk een prioriteit, maar de budgetten volgen niet. Slechts vijf tot tien procent van de nodige middelen komen aan op het terrein. Veel middelen gaan naar schuldafbouw. Landbouwontwikkeling is overigens nergens rechtstreeks terug te vinden in de millenniumdoelstellingen.
Marek Poznanski (CSA): Laten we alsjeblieft niet wachten tot er een strategische landbouwnota is om, zoals hier, het debat te voeren. Enkel inspecteur spelen als het werk gedaan is, is niet interessant. Vanuit de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling kunnen we impulsen geven, aangestuurd door ons veldwerk. Dirk Teerlinck (BOF): Momenteel hebben we een financieringsinstrument maar geen politiek instrument. De landbouwfinanciering vormt slechts een kleine hap in het budget van ontwikkelingssamenwerking, mondiaal en ook bij DGOS. Het debat hierover moet ruim gevoerd worden, met andere sectoren zoals de handel erbij. Ik ben het eens met Nadia Molenaers dat onder de ´nieuwe hulpbenadering`de sociale sectoren overgefinancierd werden in vergelijking met de economische sectoren. Maar voor onderwijs en gezondheidszorg kan je concrete maatstaven ontwikkelen, bijvoorbeeld zoveel leerlingen per klas of zoveel artsen per zoveel inwoners. Voor de economische sectoren is dat veel moeilijker. Ons land is zo klein en toch zijn er al verschillende visies. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de ontwikkelingslanden, met hun soms zwakke overheid. Gaan we voor een markt- of staatsgebonden ontwikkeling? Die keuze is niet duidelijk. Veel grote investeringsprogramma´s zijn mislukt. Welke donor of regering wil er zijn vingers aan verbranden? Wie neemt het risico om echt te investeren?
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
7
Ria Goris (verslaggever), Saartje Boutsen (Vredeseilanden), Dirk Teerlinck (DGOS-BOF), Tom Van Wauwe (Vlaamse Overheid), Arnaud Zacharie (CNCD)
Saliou Sarr (CNCR): Ik wil op twee zaken reageren: •
Landen als België kunnen volgens ons toch een rol spelen in de WB. Het is voor ons heel interessant dat België ons helpt om op het niveau van de WB aanvragen te helpen oriënteren, zodat we meer steun voor de landbouw kunnen bekomen.
•
Europa kan in het overleg met Afrika bepleiten dat onze landen een groter aandeel van het BNP besteden aan armoedebestrijding. Dat is onlangs gebeurt: dat aandeel is opgetrokken van vijf naar tien procent. België kan hier in de context van Europa wel degelijk een rol spelen.
Stephane Desguin, moderator (CNCD): Welke instrumenten kunnen we ontwikkelen om het beleid te beïnvloeden? Edward Lahiff (PLAAS en University of Western Cape): Omdat het erg moeilijk is om een instelling als de WB te beïnvloeden, hebben we nood aan indirecte strategieën. Ik zie verschillende pistes: •
We kunnen plaatselijke boerenorganisaties rechtstreeks versterken, zodat zij hun nationaal beleid beter kunnen beïnvloeden. De Belgen hebben een goed track record in dit opzicht.
•
Niet alle steun passeert via de WB. Je kan meer bereiken via bilaterale akkoorden, ze bieden meer ruimte om eigen accenten te leggen. Hoe de economische sectoren kunnen worden beïnvloed, is een netelige kwestie. Na de grote staatsinterventies van de jaren ´60 is de slinger te sterk doorgeslagen in de minimale richting. Zonder terug te gaan naar de jaren ´60 , kunnen we de huidige situatie toch uitdagen en bevragen, lijkt me. Bilaterale akkoorden vormen hiervoor een goede context .
•
De belangrijkste piste voor beïnvloeding die jullie hebben, is echter het EU-handelsbeleid. Gebruik deze piste om als land een rol te spelen.
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
8
André De Groote (Vredeseilanden), Jean-Yves Standaert (DGOS-BOF), Edward Lahiff (University of Western Cape)
Jean-Jacques Grodent (SOS Faim): Ik wil in dit verband een vraag stellen aan de mensen van BOF: jullie hebben ervaring met de multilaterale dialoog. Beperkt die zich tot financiële aspecten, of helpen jullie ook mee het beleid definiëren? Jean-Yves Standaert (DGOS-DGCD): Ik kan al wel zeggen dat er een dialoog is met de UNCDF (United Nations Capital Development Fund) en de FIDA in Afrika over de inhoud van de hulp en die reikt ver. In Niger waren er bijvoorbeeld interventies om de voedselveiligheid te verhogen. Het accent lag verder op het versterken van lokale gemeenschappen zodat ze zelf beter zouden kunnen plannen en budgetteren, en zo de eigen economische ontwikkeling beter steunen. Dirk Teerkinck (BOF): We werken in dit proces samen met vier multilaterale organisaties: UNICEF, FAO, UNCDF en FIDA . In de eerste twee hebben wij een zeer kleine bijdrage, in de laatste twee een grotere, al zijn dit twee kleinere spelers in het VN-verhaal. We leveren wel 40 tot 50 procent van de complementaire bijdragen van de UNCDF, en in die organisatie kunnen we mee in de beleidsdialoog stappen. Ik geloof sterk in het samengaan van inhoudelijke financiering en bepaalde stimulansen geven. Saliou Sarr (CNCR): Twee korte bemerkingen: •
De markt alleen leidt tot deregulering. Het is belangrijk dat we als producentenorganisaties een eensgezind standpunt ontwikkelen tegenover de rol van de staat, en dit ook verdedigen.
•
Ofschoon de verdere ontwikkeling van aardnoten Senegal volgens analyses in de armoede zou storten – wegens teveel monocultuur - hebben we toch gelobbyd tot we er steun voor kregen. Het is de basis geworden voor onze voedselzekerheid.
Jean-Pierre Loir (DGOS-DGCD): We kunnen zeker meer wegen dan enkel door onze financiële bijdrage, maar het helpt wel om donor te zijn. België was bijvoorbeeld lange tijd de belangrijkste geldschieter in een deeldivisie van de FAO. We konden er wel degelijk invloed uitoefenen. En kijk naar onze politiek tegenover Congo. We hebben daar zeer duidelijke doelstellingen over lokale aankopen ontwikkeld. Ze werpen nu vruchten af. We kunnen dus handelen, als we bescheiden maar koppig op bepaalde nagels blijven kloppen. Voor het overige moeten we ons soms beperken tot de rol van waarnemer.
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
9
4. Afsluitende bedenkingen Nadia Molenaers (Universiteit Antwerpen): We zijn het eens over bepaalde kwesties, maar sommige doen tevens vragen rijzen. •
We zijn het erover eens dat de relatieve budgetten voor landbouw internationaal en nationaal gedaald zijn, en dat het belang hiervan opnieuw moet toenemen, voor donors en voor ontvangers.
•
Bij de ontvangers speelt de staat een cruciale rol. Indien je geen geëngageerde en ontwikkelingsgerichte staat hebt, zijn de inspanningen gedoemd tot mislukken. Wat doe je in dit geval?De landbouw centraal stellen is een politieke, ideologische keuze, maar wie moet deze maken? Indien het niet de ontvangers zijn, dan komt het neer op de donors. Dit staat dan misschien haaks op de idee van eigenaarschap van het ontvangend land, maar niet op de idee van armoedebestrijding. Hoe weeg je beiden tegen elkaar af? Hoe pro-actief moeten we optreden bij bilaterale akkoorden?
•
We zijn het erover eens dat de principes van ´harmonisatie` en ´afstemming` van de Verklaring van Parijs prima zijn, dat de ontwikkelingsagenda centraal moet staan, maar betekent dit niet ook dat die ´ontwikkelingsgerichte stem en houding` luid moet klinken op de bijeenkomsten van de internationale instellingen? Kan iemand van Financiën die stem laten horen? Worden die principes uiteindelijk op dat niveau ook toegepast? Kunnen ngo´s druk uitoefenen hierop? En tot wie moeten ze zich richten? (Financiën, BuZa, DGOS?)
Dat zijn enkele vragen die zich stellen. Jonas Van Reusel (FIAN): Welke raadgevingen kunnen we uit de vergadering van vandaag puren voor het colloquium van maart? •
Enerzijds stellen we op bilateraal en multilateraal niveau enkele zwakke punten vast in de donorstrategie, anderzijds vloekt een deel van de donorstrategie met de principes van decentralisatie en ´ownership` van de ontvangende landen. We moeten onderzoeken hoe donors de ontvangende staten kunnen aanzetten om de economische spelers beter te steunen.
•
Er is duidelijk een consultatieronde met de verschillende spelers in de Belgische ontwikkelingssamenwerking nodig om een nieuwe strategienota voor de landbouw te ontwikkelen. Positieve ervaringen uit bilaterale of multilaterale landbouwprogramma´s in Belgisch beheer, zoals het landhervormingsprogramma in de Filippijnen, de steun van BOF aan investeringsfondsen, de voedselzekerheidsfocus in de noodhulp, kunnen daarbij belangrijke feedback leveren. België kan slechts op enkele beperkte sectoren en in enkele regio's de middelen voldoende concentreren om landbouw- en plattelandsinkomens gevoelig te versterken. Vanuit haar expertise en de ontwikkelingsrelevantie moet België dus prioriteiten stellen om zo ook duidelijker het multilaterale niveau te kunnen sturen.
•
Vanuit de nood voor een beter overleg tussen de expertise van DGOS, het ministerie van Buitenlandse Zaken en dat van Financiën, zijn er nieuwe overlegstructuren nodig om het belang van de landbouw te benadrukken en de manier waarop deze wordt ondersteund te verbeteren. Deze overlegstructuren moeten in lijn zijn met het kader van de strategienota's en consultatiemechanismen met het middenveld (bv. CFDD/FRDO)
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
10
Aanwezigen : Bart Bode (Broederlijk Delen); Johan Bosman (KWIA); Saartje Boutsen (Vredeseilanden); Valérie Claerhout (FO Financiën); Yves Couvreur (BTC-CTB); Alex Danau (CSA) ; André De Groote (Vredeseilanden); Pieter Decruynaere (FRDO-CFDD); Brigitte Gloire (Oxfam Solidariteit) ; Frans Godts (FO Financiën) ; Jean-Jacques Grodent (SOS Faim) ; Ludivine Halbrecq (FO Financiën) ; Joseph Kalders (DGOS-DGCD) ; Edward Lahiff (University of Western Cape); Guggi Laryea (World Bank); Liesbeth Loddewykx (DGOS-DGCD); Jean-Pierre Loir (DGOS-DGCD); Philippe Mahoux (Senaat); Nadia Molenaers (Universiteit van Antwerpen-IOB); Kris Panneels (DGOS-DGCD); Marek Poznanski (CSA); Saliou Sarr (CNCR); Laurence Siquet (Vredeseilanden) ; Jean-Yves Standaert (DGOS-DGCD) ; Dirk Teerlinck (DGOS-DGCD); Anne Trefois (Medewerker van Olga Zhrien); Saar Van Hauwermeiren (Oxfam Wereldwinkels); Jonas Van Reusel (FIAN); Tom Van Wauwe (Vlaamse overheid-Departement landbouw en visserij); Pol Vandevoort (11.11.11); Sofie Vanwaeyenberge (BTC-CTB); Arnaud; Zacharie (CNCD) Verontschuldigd : Hilde Vautmans (Kamer van volksvertegenwoordigers); Wouter Beke (Senaat); Parfonry Roland (DGOS-DGCD); Legroe Peter (Studiedienst VLD); Kesteloot Thierry (Oxfam Solidariteit) Moderator: Stéphane Desgain (CNCD) Verslag: Ria Goris Meer informatie: De presentaties en documenten die tijdens deze tweede Ronde Tafel werden gebruikt, zijn te downloaden op http://www.detijdloopt.be/index.php?option=com_content&task=view&id=78&Itemid=83
Georganiseerd door:
Met steun van DGOS/Belgisch Overlevingsfonds
Verslag tweede Rondetafel 17 januari 2008
11