1 Handreiking BPM versie 1-1-2015
Handreiking fiscale verplichtingen taxi-ondernemingen 1.
Algemeen
Hierbij wordt opgemerkt dat dit een indicatie is en het onmogelijk is een volled ige opsomming te geven van alle fiscale wet- en regelgeving en dat zij regelmatig wijzigen. Overigens wordt u er op gewezen dat u geen vertrouwen kunt ontlenen aan dit schrijven en dat te allen tijde de wet dient te worden geraadpleegd en uitgevoerd.
2.
Administratieve verplichtingen
Alle digitale vastleggingen, waaronder de vastleggingen door de boordcomputer en de taxameter, moeten zeven jaar bewaard worden op grond van de fiscale bewaarplicht van artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Pin en creditcard: De bewaarplicht is ook van toepassing op de controlebon die uit het pinapparaat komt. Dat de betalingen ook op de creditfactuur komen te staan doet hier niet aan af. Immers de uitdraai is een controlemiddel om vast te stellen of alle betalingen ook daadwerkelijk op de creditfactuur staan. Bon voor de klant: De bon die aan de klant wordt verstrekt na afloop van de rit speelt fiscaal geen rol, maar is voor de consument van belang voor klacht of garantie. Op deze bon is de bewaarplicht niet van toepassing. Indien tijdens volgende onderzoeken wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan deze administratie en bewaarplicht kan uw administratie door de Belastingdienst worden verworpen. Dit heeft onder andere tot gevolg dat bij fiscale procedures de bewijslast verzwaard wordt (omkering van de bewijslast).
3.
Boordcomputer
De boordcomputer taxi (hierna BCT) is het uitgangspunt voor het registreren van kilometers. De verreden routes worden bepaald op basis van de GPS-gegevens. De kosten van aanschaf en installatie mogen ineens ten laste van de winst worden gebracht. Er hoeft niet over meerdere jaren te worden afgeschreven. De digitale vastleggingen moeten zeven jaar bewaard worden en bij een boekenonderzoek inzichtelijk zijn. Nadrukkelijk wordt u gewezen op het volgende. Het gerechtshof Den Bosch (23 juli 2013, zaaknummer 2012/00714) heeft in een zaak geoordeeld dat de nadelige gevolgen van het bewaren van de administratie in de auto (bijvoorbeeld het verloren gaan van de administratie door diefstal) en het niet voorhanden hebben van een back-up van de administratie en van kopieën van de administratieve bescheiden voor rekening van belastingplichtige moet blijven. Dat wil zeggen dat het risico voor het op deze wijze bewaren van de administratie voor de ondernemer is. NB. Per 1 februari 2015 moet een ieder die personenvervoer verricht in het kader van de Wet personenvervoer 2000 gebruik maken van een BCT.
2 Handreiking BPM versie 1-1-2015
4.
Doorschuifregeling Belasting op personenauto’s en motorrijwielen 1992
Als een ondernemer in het taxivervoer belasting op personenauto’s en motorrijwielen (hierna BPM) heeft teruggekregen voor een personenauto en de ondernemer verkoopt deze auto binnen 3 jaar na de aanspraak op deze teruggaaf, dan moet hij (een deel van) de BPM terugbetalen. Is de koper een andere ondernemer in het taxivervoer of openbaar vervoer, die de auto ook voor 90% of meer binnen zijn onderneming gaat gebruiken, dan kunnen de koper en de verkoper samen verzoeken om deze betaling en een nieuwe teruggaaf van BPM achterwege te laten. De verkoper en de koper moeten dan samen een aanvraag doen. Bij toepassing van de doorschuifregeling hoeft de verkoper geen aangifte te doen en geen (deel van de) BPM terug te betalen. De koper kan geen aanvraag voor teruggaaf doen. De koper treedt door middel van de doorschuifregeling in de rechten en plichten van de verkoper. Dit betekent dat de oorspronkelijke driejaarstermijn ook voor de koper geldt. De driejaarstermijn is de termijn waarbinnen aan de teruggaafvoorwaarden moet worden voldaan. Let op: het verzoek om toepassing van de doorschuifregeling moet binnen één maand na wijziging van de tenaamstelling van de auto worden ingediend. Verzoeken die later worden ingediend, worden afgewezen omdat de verkoper dan al de terug te betalen BPM verschuldigd is geworden.
5.
Kasadministratie
Wanneer u de omzet grotendeels in contanten realiseert, is de kasadministratie een belangrijk bewijsmiddel voor de volledigheid van de aangegeven omzet. Op grond van de regelgeving bent u verplicht regelmatig aantekening te houden van de ontvangsten en de uitgaven. Dit geldt ook voor d e opnames en stortingen betreffende privé aangelegenheden. De kasadministratie moet aan bepaalde minimum eisen voldoen. Zo moet deze dagelijks worden bijgehouden (tenzij er geen ontvangsten of uitgaven zijn) waarbij het administratief saldo uit de vastleggingen moet blijken. Dat administratieve saldo moet gelijk zijn aan de feitelijk aanwezige contanten. Deze controle moet bij voorkeur dagelijks, maar minimaal één maal per week plaats vinden. Bescheiden waarop deze vergelijking wordt gemaakt moeten bewaard worden.
6.
Kilometeradministratie
De wet BPM geeft aan dat op aanvraag teruggaaf van belasting wordt verleend voor personenauto’s die bestemd zijn voor taxivervoer. Deze bestemming van de auto moet - onder andere - blijken uit een vergunning op grond van de Wet personenvervoer 2000. Eén van de voorwaarden voor de teruggaaf is dat de exploitant van de personenauto verklaart dat deze auto geheel of nagenoeg geheel als taxi wordt gebruikt of zal gaan worden. Naar aanleiding van het overleg met het Koninklijk Ne derlands Vervoer Taxi heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven hoe de taxiondernemer aannemelijk kan maken dat aan het 90% criterium is voldaan. De inhoud van deze regeling luidt als volgt: - De auto wordt (nagenoeg) geheel als taxi gebruikt. - Het gebruik kan achteraf worden getoetst. In eerste instantie wordt gekeken naar de kilometeradministratie. Indien naar het oordeel van de inspecteur de kilometeradministratie op zichzelf onvoldoende is, kunnen nadere gegevens uit de administratie in de beoordeling worden betrokken. - Indien ook deze gegevens geen adequate toetsing mogelijk maken dan is het totaalbeeld dat de Belastingdienst van de ondernemer heeft, relevant. Uit het bovenstaande volgt dat het de verantwoordelijkheid van u is om aannemelijk te maken dat u recht heeft op teruggaaf van BPM.
3 Handreiking BPM versie 1-1-2015
7.
Inkoop/Verkoop auto
Als u een auto koopt waarop de margeregeling is toegepast dan moet u er rekening mee houden dat wanneer u dit bedrijfsmiddel op de balans plaatst en/of gebruikt in de onderneming en vervolg ens gaat verkopen, er omzetbelasting moet worden berekend over de verkoopprijs.
8.
Privé gebruik auto inkomstenbelasting
De auto kan ter beschikking van u en uw personeel staan waardoor met de auto privé kan worden gereden. Omdat de Wet inkomstenbelasting 2001 (verder wet IB) uitgaat van rijden in privé met een personenauto die ter beschikking staat, moet er rekening worden gehouden met een bijtelling wegens privé gebruik, tenzij het sluitende bewijs wordt geleverd van het niet of minder dan 500 kilometer privé rijden door middel van een goede rittenadministratie. In de wet IB is omschreven waaraan een rittenregistratie ten minste moet voldoen. De bijtelling bedraagt voor iedereen aan wie de auto ter beschikking is gesteld een percentage van de cataloguswaarde. De bijtelling blijft achterwege wanneer uit de kilometeradministratie blijkt dat de auto niet, of minder dan 500 km, privé is gebruikt.
9.
Privé gebruik auto per 1 juli 2011 inzake omzetbelasting
Het gebruik van auto's voor privédoeleinden van de ondernemer zelf of zijn personeel zonder dat daar een vergoeding tegenover staat, vormt een belaste dienst als voor de auto recht op aftrek is ontstaan. Dit is terug te vinden in artikel 4, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1964 (hierna wet OB). De toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet OB, vereist dat uit de administratie van de ondernemer blijkt in hoeverre de auto voor privédoeleinden is gebruikt en welke kosten hieraan zijn toe te rekenen. Het is echter mogelijk dat deze gegevens niet uit de administratie blijken. Onder voorwaarde en voor zover nodig op grond van artikel 63 van de AWR is goedgekeurd dat de verschuldigde btw per auto wordt vastgesteld via een forfaitaire berekening. Deze goedkeuring houdt in dat de btw die is verschuldigd als gevolg van de toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet OB, wordt vastgesteld op 2,7% van de bruto catalogusprijs (inclusief BTW en BPM) van de betreffende auto. Voorwaarden Toepassing van de goedkeuring is mogelijk als uit de administratie niet blijkt in hoeverre de auto voor privédoeleinden is gebruikt en welke kosten daaraan zijn toe te rekenen. Als van deze goedkeuring gebruik wordt gemaakt betekent dit het volgende: - De ondernemer brengt (met inachtneming van artikel 15 van de wet OB ) alle btw op gemaakte autokosten in aftrek; - De ondernemer moet eenmaal per jaar en wel in het laatste belastingtijdvak van het kalenderjaar (artikel 13, vierde lid, van de wet OB) btw aangeven voor het privégebruik auto. De versch uldigde btw bedraagt dan 2,7% van de catalogusprijs van de betreffende auto. Dit percentage wordt naar tijdsgelang berekend (het aantal dagen dat de auto mede voor privé doeleinden ter beschikking staat). Indien sprake is van een auto die is aangeschaft onder de margeregeling (de auto is bijvoorbeeld gekocht van een particulier) wordt de btw die is verschuldigd vanwege het privégebruik vastgesteld op 1,5% van de bruto catalogusprijs (inclusief BTW en BPM) van de betreffende auto.
4 Handreiking BPM versie 1-1-2015
10.
Woon-werkverkeer
De in het kader van het woon-werkverkeer verreden kilometers zijn voor wat betreft de heffing van inkomstenbelasting en loonbelasting aan te merken als zakelijke kilometers. Voor de omzetbelasting worden deze kilometers met ingang van 1 juli 2011 echter aangemerkt als privévervoer en is hierover omzetbelasting verschuldigd. Onder woon-werkverkeer wordt verstaan het (heen en/of terug) reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een arbeidsovereenkomst overeengekomen vaste werkplaats(en) of, indien sprake is van een ondernemer, het bedrijfsadres van de ondernemer. Reizen naar andere plaatsen dan de hiervoor bedoelde vaste werkplaats of het bedrijfsadres worden niet aangemerkt als woon-werkverkeer. Zo moet de rit van het woonadres naar de plek waar de eerste klant wordt opgehaald (de voorrit), aangemerkt worden als een onbeladen rit die binnen het 90% criterium valt.
11.
Taxivervoer
Een taxiondernemer kan onder bepaalde voorwaarden bij taxivervoer gebruik maken van fiscale faciliteiten, zoals een teruggaaf van BPM en een vrijstelling van MRB. In dat verband is het van belang om te weten of een rit met een taxi valt onder het wettelijk begrip taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000. Voor het verkrijgen van deze faciliteiten moet aan de volgende drie voorwaarden worden voldaan. a) b) c)
het moet gaan om een in Nederland geregistreerd personenauto, deze personenauto moet geheel of nagenoeg geheel zijn bestemd om taxivervoer of openbaar vervoer in de zin van de Wet Personenvervoer 2000 te verrichten, bij de aanvraag moet de ondernemer een aantal bescheiden overleggen.
Uit voorwaarde 2 volgt een onderscheid: taxi-gerelateerd vervoer tegenover niet taxi-gerelateerd vervoer. Er is een aantal praktijksituaties waarbij het onduidelijk is in welk van beide categorieën vervoer een bepaalde vervoershandeling valt. Met KNV taxi zijn hierover de volgende afspraken gemaakt. I. Taxivervoer (beladen), valt onder de 90%-regeling BPM Uitgangspunt bij taxivervoer is dat de rit rechtstreeks ten dienste van het vervoer van personen tegen betaling plaatsvindt. Het vervoer met een passagier is een beladen rit, ook als dit (gedeeltelijk) in het buitenland plaats vindt. Andere vormen van personenvervoer zijn: a) het vervoeren van personen op basis van een (zakelijke) sponsorovereenkomst; b) het sponsoren van de plaatselijke sportclub en het op basis daarvan vervoeren van de sporters voor wedstrijden. Het sponsorbedrag is dan de waardering van alle kosten of niet in rekening gebrachte vergoeding die de ondernemer uit zakelijke motieven opoffert. II. Taxi-gerelateerd vervoer (onbeladen), valt onder de 90%-regeling BPM Bij taxi-gerelateerd vervoer worden geen personen vervoerd, maar is de aard van het vervoer essentieel om kwalitatief goed taxivervoer te kunnen uitoef enen. Als meest voorkomend kan worden aangemerkt: a) de voorrit, het rijden naar een klant of standplaats, ook als dit vanaf het woonadres gebeurt; b) de ritten om de auto te onderhouden: wassen, tanken, reparatie, onderhoud, keuring, garagebezoek. Ook als dit buiten werktijd plaatsvindt. III. Niet taxi-gerelateerd vervoer (overig zakelijk) valt niet onder de 90%-regeling BPM Bij niet taxi-gerelateerd vervoer staat de vervoershandeling niet rechtstreeks ten dienste van het vervoer van personen tegen betaling. De ritten zijn wel zakelijk, maar vallen buiten de 90%-regeling van de BPM. Voorbeelden van zakelijk, niet taxi-gerelateerd vervoer zijn: a) het woon-werkverkeer van en naar het bedrijfsadres (NB, dit is voor de omzetbelasting WEL een privé rit en kent een eigen fiscale behandeling, zie het kopje Woon-werkverkeer); b) goederenvervoer: het halen en brengen van pakketjes, koeriersdiensten;
5 Handreiking BPM versie 1-1-2015 c) d) e) f) g) h) i) j) k) l) m)
12.
het bezoeken van (leden)vergaderingen (TTO) of andere bijeenkomsten; het volgen van cursussen, opleiding, bijscholing t.b.v. de taxionderneming; het bezoeken van filialen van het bedrijf of werknemers/collega’s; besprekingen met de boekhouder, adviseur; overheid; stortingen van contant geld bij een bank; het maken van een rit voor promotionele doeleinden; het bezoeken van zieke collega`s; het op de weg inwerken van chauffeurs, zonder dat er klanten in de taxi worden vervoerd; het gebruik maken van taxibusjes voor personeelsuitjes (eigen personeel), waarbij de werknemers alleen de brandstof vergoeden; het tussentijds naar huis gaan om andere kleding aan te trekken of om thuis te eten; rouw(volg)- en trouwvervoer. Dit personenvervoer, met inbegrip van het afhalen en terugbrengen van de gasten, is uitgesloten van de bepalingen in de Wet personenvervoer 2000 en heeft niet het karakter van (openbaar) taxivervoer. Indien de ceremonie of plechtigheid van huwelijken, partnerregistraties, begrafenissen en crematies op dezelfde dag plaats vindt, dan geldt het volgende. Trouwvervoer is alleen het vervoer op de dag van de gemeentelijke bevesti ging door de ambtenaar van de burgerlijke stand van het huwelijk of de samenlevingsovereenkomst. Rouwvervoer is alleen het vervoer op de dag van de begrafenis of crematie.
Verhuurde auto’s
Als u uw auto verhuurt aan een andere taxiondernemer dan gebruikt deze ondernemer uw boordcomputer. U dient dan als verhuurder er voor te zorgen dat de kilometers aaneensluitend en te onderscheiden zijn voor het recht op teruggaaf van BPM van uw auto.
13.
Vergoedingen aan portiers
Vergoedingen die u geeft aan anderen voor het verkrijgen van ritten zijn niet aftrekbaar van uw winst voor zover u hiervan geen wettelijke factuur heeft. Deze bedragen mogen niet in mindering worden gebracht op de gemaakte omzet.
14.
Waarneming ter plaatse
Dit betreft een kort bedrijfsbezoek afgelegd door een ambtenaar van de Belastingdienst. Hierbij worden van belang zijnde bedrijfsgegevens genoteerd. Deze gegevens worden vastgelegd en bewaard in het belastingdossier. Aan dit bezoek kan niet het vertrouwen worden ontleend dat u een volledige (fiscale) uitleg heeft gekregen over de invulling van uw administratie . Dit is een gevolg van de beperkte controletijd (mede in belang van u “tijd is geld” wordt de waarneming kort gehouden) die hiervoor tijdens een waarneming ter plaatse wordt uitgetrokken. Tijde ns de waarneming ter plaatse moeten de diensttotalen in de boordcomputer en/of taxameter op het moment van de controle zichtbaar gemaakt kunnen worden door u of uw personeelslid.
15.
Zichtwaarnemingen
De Belastingdienst doet ook zogenoemde zichtwaarnemingen. Bij een zichtwaarneming wordt er, in tegenstelling tot bij een waarneming ter plaatse, geen contact gelegd met de bestuurder van de taxi. Bij de zichtwaarnemingen wordt de data, het kenteken, de plaats en het tijdstip van een waargenomen taxi vastgelegd. Bij een later onderzoek zal de administratie met deze gegevens getoetst worden. Deze waarnemingen vinden plaats door beëdigde ambtenaren.
6 Handreiking BPM versie 1-1-2015
16.
Zorgplicht
Om te voldoen aan de wettelijke inlichtingen- en bewaarverplichtingen van de AWR en om het ter inzage verstrekken van de administratie (mede boordcomputer gegevens) mogelijk te maken zult u als een goed huisvader moeten zorgdragen voor de gehouden administratie. Dit houdt in dat de administratie zich op een plek bevindt waar deze niet eenvoudig kan worden besch adigd dan wel op een andere manier in het ongerede kan geraken. Ook moet er regelmatig een back-up van de digitale vastleggingen worden gemaakt en op een andere plaats worden bewaard dan waar de administratie wordt opgeslagen.