Handleiding Portfolio assessment UvA-docenten
najaar 2005
Centrum voor Nascholing Amsterdam
Inleiding In het assessment UvA-docent wordt vastgesteld welke competenties van het docentschap door u al verworven zijn en welke onderdelen nog aandacht moeten krijgen. Ten behoeve van dit assessment stelt u een portfolio samen. Hierin verzamelt u materiaal waarmee u bewijst, verantwoordt en aantoont welke ervaringen al zijn opgedaan en over welke competenties u al beschikt. Aan de hand van uw portfolio voeren twee assessoren het CriteriumGericht Interview (CGI) met u. Dit is een gesprek waarin de assessoren het competentieprofiel in kaart brengen. Het CGI duurt één uur. Het is van belang om in uw portfolio die ervaringen (kenmerkende of authentieke situaties) en ontwikkelingen te beschrijven en producten op te nemen die uw competentieniveau als docent en de ontwikkelingen daarin, het beste weergeven.
1
Centrum voor Nascholing Amsterdam
Inhoud van het portfolio In het portfolio neemt u de volgende negen onderdelen op: 1.
Een uitgebreid curriculum vitae aangevuld met kopieën van diploma's.
2.
Gegevens van de werkplek - naam, adres en telefoon van de werkplek; - naam direct leidinggevende; - omvang van de aanstelling.
3.
Uw motivatie om UvA-docent te zijn Beschrijf daarbij: - welk beeld u heeft van het beroep van docent en waar u dat beeld op baseert; - uw affiniteit met studenten; - uw affiniteit met het vak; - uw affiniteit met leren; - andere relevante zaken.
4.
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen U gebruikt hierbij de competenties die relevant zijn voor het assessment. Voor het meten van deze competenties zijn gedragsindicatoren als hulpmiddel benoemd. Deze gedragsindicatoren zijn in lijsten weergegeven. U vult deze lijsten voor uzelf in. Het resultaat is een ingeschat profiel van reeds verworven bekwaamheden die relevant zijn voor het docentschap. Deze ervaringen kunnen zijn opgedaan in werk- of opleidingsverband en ook in educatieve situaties, in vrije tijd of privé.
5.
Het in kaart brengen van uw competenties aan de hand van uw ervaringen Op pagina 10 wordt een toelichting per competentiegebied gevraagd. U beschrijft hierin ervaringen (kenmerkende of authentieke situaties) die u heeft opgedaan en die van belang zijn voor het werken als docent. U beschrijft dit per competentiegebied, tevens formuleert u leervragen per competentiegebied. De onderdelen 4 en 5 zijn belangrijke uitgangspunten bij het CriteriumGericht Interview (CGI).
6.
Studentevaluaties Dit onderdeel van het portfolio bestaat uit enkele studentevaluaties met uw commentaar hierbij. U kunt hierbij eigen studentevaluaties gebruiken of studentevaluaties die door de opleiding worden gebruikt.
7.
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen door uw mentor Op pagina 12 en 13 vindt u hetzelfde formulier als bij onderdeel 4. U geeft dit aan uw mentor ter gedachtebepaling. Tevens vraagt u uw mentor met behulp van de vragen op pagina 11 een toelichting hierbij te schrijven. Onderdeel van het portfolio is ook het verslag van een lesobservatie door uw mentor.
8.
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen door uw collega Op pagina 15 en 16 vindt u hetzelfde formulier als bij onderdeel 4. U geeft dit aan uw collega ter gedachtebepaling. Tevens vraagt u uw collega met behulp van de vragen op pagina 14 een toelichting hierbij te schrijven. Onderdeel van het portfolio is ook het verslag van een lesobservatie door uw collega.
2
Centrum voor Nascholing Amsterdam
9.
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen door uw leidinggevende Op pagina 18 en 19 vindt u hetzelfde formulier als bij onderdeel 4. U geeft dit aan uw leidinggevende ter gedachtebepaling. Tevens vraagt u uw leidinggevende met behulp van de vragen op pagina 17 een toelichting hierbij te schrijven. Onderdeel van het portfolio is ook het verslag van een lesobservatie door uw leidinggevende.
3
Centrum voor Nascholing Amsterdam
4
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen
In de lijst op pagina 8 en 9 ‘Docenthandelingen’ worden professionele handelingen waaruit de bekwaamheden van de docent blijken weergegeven. Bij het invullen geeft u per onderwerp aan in welke mate u denkt dat u een bepaald gedrag vertoont of beheerst. U doet dit door telkens één van de bolletjes bij het aangegeven gedrag zwart te maken. De notatie loopt steeds in dezelfde richting. Voorbeeld: ik beheers dit in hoge mate
0
0
0
0
0
ik beheers dit helemaal niet
Het invullen van sommige onderdelen is misschien lastig als u weinig ervaring heeft in onderwijs of begeleiding. Gebruik dan ook eventueel andere ervaringen.
Zelfkennis is de basis tot leren
4
Centrum voor Nascholing Amsterdam
UvA-docentencompetenties Vooraf Uitgangspunt is dat iedere docent aan de UvA beschikt over voldoende kennis van het eigen vakgebied en van de relaties met andere vakgebieden. De beschrijving van competenties richt zich niet op de vakinhoud maar op de didactische en professionele aspecten van het handelen van de docent. De samenhang tussen vakkennis en professionele houding is van invloed op de wijze waarop de docent zijn taken uitvoert. Deze samenhang is schematisch weergegeven in onderstaand figuur.
1.
Professionele houding De professionele houding van een docent is de basis voor zijn/haar functioneren als vakspecialist. Een positieve houding ten opzichte van het onderwijs, studenten en collega’s en een groot verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van het eigen functioneren bepalen voor een belangrijk deel de professionele houding. De mate waarin de docent over deze competenties beschikt, kleurt de manier waarop de docent de inhoudelijke competenties inzet. Deze houdingsaspecten zijn de zogenoemde “onderwatercompetenties” van de docenten: zij zijn niet zo zichtbaar maar wel van grote invloed op hoe een docent zich gedraagt en opstelt. Daarom worden deze aspecten als eerste genoemd. Juist bij onderwatercompetenties is het van groot belang om deze te koppelen aan de inhoud van de functie en aan de andere competenties. Pas dan komen ze tot leven, gaan ze iets betekenen en bieden ze een basis voor gesprek. De houding van de UvA docent kenmerkt zich door: • enthousiasme voor het vak; • hoge verwachtingen over de prestaties en motivatie van studenten;
5
Centrum voor Nascholing Amsterdam
• respect, belangstelling en waardering voor de inbreng van de individuele student; • gerichtheid op het leerproces van studenten en de eigen verantwoordelijkheid van studenten; • tijd voor en laagdrempeligheid in het contact met studenten; • verantwoordelijkheidsgevoel voor en leiderschap over het onderwijs en het eigen functioneren; • reflectie op het eigen handelen als docent; • werk maken van je eigen professionele ontwikkeling; • bewustzijn van de consequenties van de groeiende diversiteit van de studentenpopulatie van de UvA; • bewust omgaan met interculturele diversiteit; • gerichtheid op het bevorderen bij de student van een wetenschappelijk-kritische benadering en probleemoplossend denken; • gerichtheid op handhaving van het academisch niveau.
2.
Ontwerpen van onderwijs Ontwerpen van onderwijs is een belangrijk taakgebied dat met name bestaat uit het ontwerpen van een krachtige leeromgeving met de daarbij behorende studeeractiviteiten, werkvormen, leermiddelen, studiemateriaal en ict in het onderwijs. De competenties met betrekking tot dit taakgebied. De docent is in staat: • de doelstellingen van zijn onderwijsonderdeel te concretiseren binnen het gehele onderwijsprogramma; • een krachtige leeromgeving te ontwerpen, met effectieve en motiverende studeeractiviteiten, werkvormen, leermiddelen, studiemateriaal en multimedia; • toetsen en evaluatieprocedures te ontwerpen die aansluiten bij het gewenste leerresultaat.
3.
Uitvoeren van onderwijs Na het ontwerp volgt de uitvoering van onderwijs, uiteraard ook een belangrijke taakgebied. Bij de uitvoering van het onderwijs spelen vele aspecten een rol. Voor een goede uitvoering van het onderwijsproces zal een docent deze aspecten moeten beheersen.
• • • • • • •
De competenties met betrekking tot dit taakgebied. De docent is in staat: in te spelen op de beginsituatie van de studenten en de daarin voorkomende variatie; voor het specifieke onderwijs relevante, voor de student motiverende en onderwijskundig verantwoorde werkvormen te hanteren; de interactie binnen het groepsproces te begeleiden en te optimaliseren; in te spelen op feedback van studenten, de eigen inbreng en interesse van studenten richtinggevend te laten zijn voor het onderwijsproces; individuele studentprojecten, presentaties van studenten, studieopdrachten en werkstukken effectief te begeleiden; zijn onderwijs te (laten) evalueren en bij te stellen op basis van de evaluatiegegevens; studenten te beoordelen en op basis daarvan de student over het vervolg van de studie te adviseren.
6
Centrum voor Nascholing Amsterdam
4.
Begeleiden van studenten Begeleiden van studenten is een vierde belangrijk taakgebied. Het begeleiden van studenten tijdens het onderwijs is onderdeel van het taakgebeid uitvoeren van onderwijs. Maar ook buiten het contactonderwijs begeleidt de docent studenten. Het belang dat hieraan wordt gehecht is dusdanig dat hiervoor apart competenties worden benoemd. De competenties met betrekking tot dit taakgebied. De docent is in staat: • verschillende begeleidingsmodellen te hanteren, afhankelijk van de leerstijl of strategieën van de student; • individuele studentprojecten, stages, (doctoraal)scripties en afstudeeronderzoeken te begeleiden en te beoordelen; • de individuele student adequaat door te verwijzen naar andere functionarissen, zoals studieadviseurs.
5.
Ontwikkelen en organiseren van onderwijs De docent maakt deel uit van een organisatie en werkt samen met collega’s. Om als docent en als collega goed te functioneren zijn aparte competenties nodig. De docent is in staat: • het eigen werk zo in richten dat fysiek en psychisch functioneren mogelijk is en blijft; • een constructieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het onderwijs, deel te nemen en/of leiding te geven aan commissies of werkgroepen, beheer- en bestuurstaken uit te voeren; • goed met collega’s te kunnen communiceren en samenwerken.
7
Centrum voor Nascholing Amsterdam
4a Docenthandelingen Door u zelf in te vullen Naam kandidaat: Ik beheers dit volledig …… geheel niet 1 1.1 1.2
Professionele houding Ik ben enthousiast voor het vak. Ik heb hoge verwachtingen over de prestaties en motivatie van studenten. 1.3 Ik heb respect, belangstelling en waardering voor de inbreng van de individuele student. 1.4 Ik ben gericht op het leerproces van studenten en de eigen verantwoordelijkheid van studenten. 1.5 Ik heb tijd voor en ben laagdrempelig in het contact met studenten. 1.6 Ik heb verantwoordelijkheidsgevoel voor en leiderschap over het onderwijs en het eigen functioneren. 1.7 Ik reflecteer op mijn eigen handelen als docent. 1.8 Ik maak werk van mijn eigen professionele ontwikkeling. 1.9 Ik ben bewust van de consequenties van de groeiende diversiteit van de studentenpopulatie van de UvA. 1.10 Ik ga bewust om met interculturele diversiteit. 1.11 Ik ben gericht op het bevorderen bij de student van een wetenschappelijk-kritische benadering en probleemoplossend denken. 1.12 Ik ben gericht op de handhaving van het academisch niveau. 2 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Ontwerpen van onderwijs Ik concretiseer de doelstellingen van mijn onderwijsonderdeel binnen het gehele onderwijsprogramma. Ik kan een krachtige leeromgeving ontwerpen, met effectieve en motiverende studeeractiviteiten, werkvormen, leermiddelen, studiemateriaal en multi-media. Ik ontwerp toetsen en evaluatieprocedures die aansluiten bij het gewenste leerresultaat. Uitvoeren van onderwijs Ik speel in op de beginsituatie van de studenten en de daarin voorkomende variatie. Ik hanteer voor het specifieke onderwijs relevante, voor de student motiverende en onderwijskundig verantwoorde werkvormen. Ik ben in staat de interactie binnen het groepsproces te begeleiden en te optimaliseren. Ik speel in op feedback van studenten, de eigen inbreng en laat de interesse van studenten richtinggevend zijn voor het onderwijsproces.
8
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Centrum voor Nascholing Amsterdam
3.5 3.6 3.7
4. 4.1 4.2 4.3
5 5.1 5.2 5.3
Ik begeleid individuele studentprojecten, presentaties van studenten, studieopdrachten en werkstukken op een effectieve manier. Ik evalueer mijn eigen onderwijs en stel het bij op basis van de evaluatiegegevens. Ik ben in staat studenten te beoordelen en op basis daarvan de student over het vervolg van de studie te adviseren. Begeleiden van studenten Ik hanteer verschillende begeleidingsmodellen, afhankelijk van de leerstijl of strategieën van de student. Ik begeleid en beoordeel individuele studentprojecten, stages, (doctoraal)scripties en afstudeeronderzoeken. Ik verwijs de individuele student adequaat door naar andere functionarissen, zoals studieadviseurs. Ontwikkelen en organiseren van onderwijs Ik richt mijn eigen werk zo in dat fysiek en psychisch functioneren mogelijk is en blijft. Ik lever een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs, neem deel en/of geef leiding aan commissies of werkgroepen, en voer beheer- en bestuurstaken uit. Ik kan goed met collega’s communiceren en samenwerken.
9
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Centrum voor Nascholing Amsterdam
5
Het in kaart brengen van uw competenties aan de hand van uw ervaringen
In het vorige onderdeel Het in kaart brengen van uw docenthandelingen heeft u uw gedrag gescoord aan de hand van (voor het onderwijs) kenmerkende situaties. In dit onderdeel verzoeken wij u volgens de hieronder gestelde vragen 1 t/m 3 bij elk competentiegebied uw ervaringen en vaardigheden te beschrijven, zo veel mogelijk ondersteund met concrete voorbeelden. 1.
Welke ervaringen heeft u al met betrekking tot deze competentie? Het gaat hierbij om het beschrijven van kenmerkende situaties uit uw praktijkervaring die relevant zijn voor het aantonen van uw ervaring en competentie. Denk daarbij vooral aan reeds opgedane ervaringen in het onderwijs, maar ook ervaring(en) buiten het onderwijs (betaald en onbetaald). Bij het beschrijven van ervaringen buiten het onderwijs is het van groot belang de vertaalslag van die ervaringen naar het onderwijs te maken.
2.
Op welke onderdelen acht u zichzelf voldoende competent? Wat zijn uw sterke kanten? Als er competenties zijn waarbinnen u uzelf op dit moment een competent UvA-docent acht, dan dient u daar ‘bewijsstukken’ voor toe te voegen. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn: feedback van een collega (lesobservatie of feedbackverslag), verwijzing naar de videoband van een eigen les en reflectie op die les, voorbeelden van zelf ontwikkeld lesmateriaal of opdrachten, feedback van studenten (bijvoorbeeld in een enquête). Geef bij elk bewijsstuk aan welke bekwaamheid u daarmee aan wilt tonen.
3.
Wat wilt u met betrekking tot de competenties verder ontwikkelen? Formuleer dit in de vorm van leervragen en probeer daarbij zo concreet en specifiek mogelijk te zijn.
4.
Ruimte voor verdere opmerkingen
10
Centrum voor Nascholing Amsterdam
6
Studentevaluaties
Dit onderdeel van het portfolio bestaat uit enkele studentevaluaties met uw commentaar hierbij. U kunt hierbij eigen studentevaluaties gebruiken of studentevaluaties die door de opleiding worden gebruikt.
11
Centrum voor Nascholing Amsterdam
7
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen door uw mentor
Naam docent: Naam mentor: Bijgevoegd vindt u een lijst met professionele handelingen waaruit de bekwaamheden van de docent blijken. Wilt u zo vriendelijk zijn deze lijst door te nemen en te gebruiken als achtergrond materiaal bij het beantwoorden van de onderstaande vragen en opdrachten? 1.
In hoeverre beschikt de docent over de diverse competenties? Kunt u dit toelichten aan de hand van uw observaties en ander onderwijservaringen van de docent?
2.
Wat ziet u als sterke kanten van de betrokkene?
3.
Welke kanten vragen volgens u verbetering?
4.
De lesobservatie De docent zal in overleg met de leidinggevende zelf richting moeten geven aan de observatieopdracht. Bij een lesobservatie komen vooral de uitvoerende competenties aan bod. Het is dan ook raadzaam om de gedragsindicatoren die bij deze competenties genoemd worden door te nemen en te bekijken welke gedragsindicatoren in het bijzonder aandacht zullen krijgen tijdens de observatie. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van door de eigen opleiding ontwikkelde observatie-instrumenten of evaluatieformulieren. De observant maakt een verslag en de docent voegt dit toe aan het portfolio, met de eigen reflecties toegevoegd.
5.
Ruimte voor verdere opmerkingen
12
Centrum voor Nascholing Amsterdam
7a Docenthandelingen Voor uw mentor Naam docent: Naam mentor: Beheerst dit volledig …… geheel niet 1 1.1 1.2
Professionele houding De docent is enthousiast voor het vak. De docent heeft hoge verwachtingen over de prestaties en motivatie van studenten. 1.3 De docent heeft respect, belangstelling en waardering voor de inbreng van de individuele student. 1.4 De docent is gericht op het leerproces van studenten en de eigen verantwoordelijkheid van studenten. 1.5 De docent heeft tijd voor en is laagdrempelig in het contact met studenten. 1.6 De docent heeft verantwoordelijkheidsgevoel voor en leiderschap over het onderwijs en het eigen functioneren. 1.7 De docent reflecteert op zijn eigen handelen als docent. 1.8 De docent maakt werk van zijn eigen professionele ontwikkeling. 1.9 De docent is bewust van de consequenties van de groeiende diversiteit van de studentenpopulatie van de UvA. 1.10 De docent gaat bewust om met interculturele diversiteit. 1.11 De docent is gericht op het bevorderen bij de student van een wetenschappelijk-kritische benadering en probleemoplossend denken. 1.12 De docent is gericht op de handhaving van het academisch niveau. 2 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3
Ontwerpen van onderwijs De docent concretiseert de doelstellingen van zijn onderwijsonderdeel binnen het gehele onderwijsprogramma. De docent kan een krachtige leeromgeving ontwerpen, met effectieve en motiverende studeeractiviteiten, werkvormen, leermiddelen, studiemateriaal en multimedia. De docent ontwerpt toetsen en evaluatieprocedures die aansluiten bij het gewenste leerresultaat. Uitvoeren van onderwijs De docent speelt in op de beginsituatie van de studenten en de daarin voorkomende variatie. De docent hanteert voor het specifieke onderwijs relevante, voor de student motiverende en onderwijskundig verantwoorde werkvormen. De docent is in staat de interactie binnen het groepsproces te
13
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Centrum voor Nascholing Amsterdam
3.4 3.5 3.6 3.7
4. 4.1 4.2 4.3
5 5.1 5.2 5.3
begeleiden en te optimaliseren. De docent speelt in op feedback van studenten, de eigen inbreng en laat de interesse van studenten richtinggevend zijn voor het onderwijsproces. De docent begeleidt individuele studentprojecten, presentaties van studenten, studieopdrachten en werkstukken op een effectieve manier. De docent evalueert zijn eigen onderwijs en stelt het bij op basis van de evaluatiegegevens. De docent is in staat studenten te beoordelen en op basis daarvan de student over het vervolg van de studie te adviseren. Begeleiden van studenten De docent hanteert verschillende begeleidingsmodellen, afhankelijk van de leerstijl of strategieën van de student. De docent begeleidt en beoordeelt individuele studentprojecten, stages, (doctoraal)scripties en afstudeeronderzoeken. De docent verwijst de individuele student adequaat door naar andere functionarissen, zoals studieadviseurs. Ontwikkelen en organiseren van onderwijs De docent richt zijn eigen werk zo in dat fysiek en psychisch functioneren mogelijk is en blijft. De docent levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs, neemt deel en/of geeft leiding aan commissies of werkgroepen, en voert beheers- en bestuurstaken uit. De docent kan goed met collega’s communiceren en samenwerken.
14
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Centrum voor Nascholing Amsterdam
8
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen door uw collega
Naam docent: Naam collega: Bijgevoegd vindt u een lijst met professionele handelingen waaruit de bekwaamheden van de docent blijken. Wilt u zo vriendelijk zijn deze lijst door te nemen en te gebruiken als achtergrond materiaal bij het beantwoorden van de onderstaande vragen en opdrachten? 1.
In hoeverre beschikt de docent over de diverse competenties? Kunt u dit toelichten aan de hand van uw observaties en andere onderwijservaringen van de docent?
2.
Wat ziet u als sterke kanten van de betrokkene?
3.
Welke kanten vragen volgens u verbetering?
4.
De lesobservatie De docent zal in overleg met de collega zelf richting moeten geven aan de observatieopdracht. Bij een lesobservatie komen vooral de uitvoerende competenties aan bod. Het is dan ook raadzaam om de gedragsindicatoren die bij deze competenties genoemd worden door te nemen en te bekijken welke gedragsindicatoren in het bijzonder aandacht zullen krijgen tijdens de observatie.Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van door de eigen opleiding ontwikkelde observatie-instrumenten of evaluatieformulieren. De rapportage van de lesobservatie geeft u aan de docent, die het verslag toevoegt aan het portfolio, met de eigen reflecties daarop.
5.
Verdere opmerkingen
15
Centrum voor Nascholing Amsterdam
8a Docenthandelingen Voor uw collega Naam docent: Naam collega: Beheerst dit volledig …… geheel niet 1 1.1 1.2
Professionele houding De docent is enthousiast voor het vak. De docent heeft hoge verwachtingen over de prestaties en motivatie van studenten. 1.3 De docent heeft respect, belangstelling en waardering voor de inbreng van de individuele student. 1.4 De docent is gericht op het leerproces van studenten en de eigen verantwoordelijkheid van studenten. 1.5 De docent heeft tijd voor en is laagdrempelig in het contact met studenten. 1.6 De docent heeft verantwoordelijkheidsgevoel voor en leiderschap over het onderwijs en het eigen functioneren. 1.7 De docent reflecteert op zijn eigen handelen als docent. 1.8 De docent maakt werk van zijn eigen professionele ontwikkeling. 1.9 De docent is bewust van de consequenties van de groeiende diversiteit van de studentenpopulatie van de UvA. 1.10 De docent gaat bewust om met interculturele diversiteit. 1.11 De docent is gericht op het bevorderen bij de student van een wetenschappelijk-kritische benadering en probleemoplossend denken. 1.12 De docent is gericht op de handhaving van het academisch niveau. 2 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3
Ontwerpen van onderwijs De docent concretiseert de doelstellingen van zijn onderwijsonderdeel binnen het gehele onderwijsprogramma. De docent kan een krachtige leeromgeving ontwerpen, met effectieve en motiverende studeeractiviteiten, werkvormen, leermiddelen, studiemateriaal en multimedia. De docent ontwerpt toetsen en evaluatieprocedures die aansluiten bij het gewenste leerresultaat. Uitvoeren van onderwijs De docent speelt in op de beginsituatie van de studenten en de daarin voorkomende variatie. De docent hanteert voor het specifieke onderwijs relevante, voor de student motiverende en onderwijskundig verantwoorde werkvormen. De docent is in staat de interactie binnen het groepsproces te
16
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Centrum voor Nascholing Amsterdam
3.4 3.5 3.6 3.7
4. 4.1 4.2 4.3
5 5.1 5.2 5.3
begeleiden en te optimaliseren. De docent speelt in op feedback van studenten, de eigen inbreng en laat de interesse van studenten richtinggevend zijn voor het onderwijsproces. De docent begeleidt individuele studentprojecten, presentaties van studenten, studieopdrachten en werkstukken op een effectieve manier. De docent evalueert zijn eigen onderwijs en stelt het bij op basis van de evaluatiegegevens. De docent is in staat studenten te beoordelen en op basis daarvan de student over het vervolg van de studie te adviseren. Begeleiden van studenten De docent hanteert verschillende begeleidingsmodellen, afhankelijk van de leerstijl of strategieën van de student. De docent begeleidt en beoordeelt individuele studentprojecten, stages, (doctoraal)scripties en afstudeeronderzoeken. De docent verwijst de individuele student adequaat door naar andere functionarissen, zoals studieadviseurs. Ontwikkelen en organiseren van onderwijs De docent richt zijn eigen werk zo in dat fysiek en psychisch functioneren mogelijk is en blijft. De docent levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs, neemt deel en/of geeft leiding aan commissies of werkgroepen, en voert beheers- en bestuurstaken uit. De docent kan goed met collega’s communiceren en samenwerken.
17
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Centrum voor Nascholing Amsterdam
9
Het in kaart brengen van uw docenthandelingen door uw leidinggevende
Naam docent: Naam leidinggevende: Bijgevoegd vindt u een lijst met professionele handelingen waaruit de bekwaamheden van de docent blijken. Wilt u zo vriendelijk zijn deze lijst door te nemen en te gebruiken als achtergrond materiaal bij het beantwoorden van de onderstaande vragen en opdrachten? 1.
In hoeverre beschikt de docent over de diverse competenties? Kunt u dit toelichten aan de hand van uw observaties en andere onderwijservaringen van de docent?
2.
Wat ziet u als sterke kanten van de betrokkene?
3.
Welke kanten vragen volgens u verbetering?
4.
De lesobservatie De docent zal in overleg met de collega zelf richting moeten geven aan de observatieopdracht. Bij een lesobservatie komen vooral de uitvoerende competenties aan bod. Het is dan ook raadzaam om de gedragsindicatoren die bij deze competenties genoemd worden door te nemen en te bekijken welke gedragsindicatoren in het bijzonder aandacht zullen krijgen tijdens de observatie.Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van door de eigen opleiding ontwikkelde observatie-instrumenten of evaluatieformulieren. De rapportage van de lesobservatie geeft u aan de docent, die het verslag toevoegt aan het portfolio, met de eigen reflecties daarop.
5.
Verdere opmerkingen
18
Centrum voor Nascholing Amsterdam
9a Docenthandelingen Voor uw leidinggevende Naam docent: Naam leidinggevende: Beheerst dit volledig …… geheel niet 1 1.1 1.2
Professionele houding De docent is enthousiast voor het vak. De docent heeft hoge verwachtingen over de prestaties en motivatie van studenten. 1.3 De docent heeft respect, belangstelling en waardering voor de inbreng van de individuele student. 1.4 De docent is gericht op het leerproces van studenten en de eigen verantwoordelijkheid van studenten. 1.5 De docent heeft tijd voor en is laagdrempelig in het contact met studenten. 1.6 De docent heeft verantwoordelijkheidsgevoel voor en leiderschap over het onderwijs en het eigen functioneren. 1.7 De docent reflecteert op zijn eigen handelen als docent. 1.8 De docent maakt werk van zijn eigen professionele ontwikkeling. 1.9 De docent is bewust van de consequenties van de groeiende diversiteit van de studentenpopulatie van de UvA. 1.10 De docent gaat bewust om met interculturele diversiteit. 1.11 De docent is gericht op het bevorderen bij de student van een wetenschappelijk-kritische benadering en probleemoplossend denken. 1.12 De docent is gericht op de handhaving van het academisch niveau. 2 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3
Ontwerpen van onderwijs De docent concretiseert de doelstellingen van zijn onderwijsonderdeel binnen het gehele onderwijsprogramma. De docent kan een krachtige leeromgeving ontwerpen, met effectieve en motiverende studeeractiviteiten, werkvormen, leermiddelen, studiemateriaal en multimedia. De docent ontwerpt toetsen en evaluatieprocedures die aansluiten bij het gewenste leerresultaat. Uitvoeren van onderwijs De docent speelt in op de beginsituatie van de studenten en de daarin voorkomende variatie. De docent hanteert voor het specifieke onderwijs relevante, voor de student motiverende en onderwijskundig verantwoorde werkvormen. De docent is in staat de interactie binnen het groepsproces te
19
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Centrum voor Nascholing Amsterdam
3.4 3.5 3.6 3.7
4. 4.1 4.2 4.3
5 5.1 5.2 5.3
begeleiden en te optimaliseren. De docent speelt in op feedback van studenten, de eigen inbreng en laat de interesse van studenten richtinggevend zijn voor het onderwijsproces. De docent begeleidt individuele studentprojecten, presentaties van studenten, studieopdrachten en werkstukken op een effectieve manier. De docent evalueert zijn eigen onderwijs en stelt het bij op basis van de evaluatiegegevens. De docent is in staat studenten te beoordelen en op basis daarvan de student over het vervolg van de studie te adviseren. Begeleiden van studenten De docent hanteert verschillende begeleidingsmodellen, afhankelijk van de leerstijl of strategieën van de student. De docent begeleidt en beoordeelt individuele studentprojecten, stages, (doctoraal)scripties en afstudeeronderzoeken. De docent verwijst de individuele student adequaat door naar andere functionarissen, zoals studieadviseurs. Ontwikkelen en organiseren van onderwijs De docent richt zijn eigen werk zo in dat fysiek en psychisch functioneren mogelijk is en blijft. De docent levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs, neemt deel en/of geeft leiding aan commissies of werkgroepen, en voert beheers- en bestuurstaken uit. De docent kan goed met collega’s communiceren en samenwerken.
20
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0