MAART 2013, JAARGANG 19 NO.3, CULTUREEL MAANDBLAD SCHIEDAM/VLAARDINGEN
e 5,-
GOUDEN TIJDEN, ZWARTE BLADZIJDEN
MUSIS maart 2013 jaargang 19 no 3 ISSN 1568.9751 Musis verschijnt 11 maal per jaar en informeert en opinieert onafhankelijk op het brede terrein van cultuur en samenleving.
Maak een afspraak met uw
Musis is toegelaten als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) 8049 60 057
Beddenspecialist voor uw SlaapID.
Uitgever : Stichting Musis Bestuur : Jan Franken, Dick Jansen, Loe Koppejan – voorzitter, Jos Poolman, Karin Visser
Neem daarna de Slaap- Sensor 3 nachtjes mee naar huis.
Marit wil een stevig matras maar is dat voor haar ook het beste?
Redactie en administratie : Broersvest 75-77 3111 ED Schiedam Telefoon :010 473 55 18 E-mail :
[email protected]
de SlaapID® scan wijst het uit. Ontdek wat uw slaap-identiteit is bij:
Hoofdredacteur : Hans van der Sloot Redactie : Jeroen ter Brugge, Theo van Giezen, Sjef Henderickx, Jack Tsang, Rikkert Wijk Maarten Bijl ( voorzitter ) Tekstredactie : Laurens Priester Eindredactie : Laurens Priester Abonnement : minimaal e 35,jaarabonnement 2013 (een hogere bijdrage wordt zeer op prijs gesteld) op rekeningnummer 81.33.79.555
ALLES IN DE BOEKHANDEL Boekhandel J.S. van Leeuwen Broersvest 85 3111 ED Schiedam
MUSIS ONLINE OP http://archief.schiedam.nl/ Van januari 2009 tot de maand voorafgaand aan het laatste nummer (februari 2013) is Musis volledig leesbaar op de website van het Gemeentearchief Schiedam / publicaties. Het Musisarchief is volledig doorzoekbaar. Het onderwijs en educatieve instellingen kunnen op Musis een beroep doen bij het geschikt maken van onderwerpen voor lessen en projecten Druk : BGS Grafisch, Schiedam
Boekhandel Post Scriptum Hof van Spaland 31 3121 CA Schiedam
Alle auteursrechten en datarecht berusten bij Stichting Musis en de auteurs. s
MAAR OOK COMPLEET OP INTERNET
Gouden tijden, zwarte bladzijden Het thema van de Boekenweek 2013 ‘Gouden tijden, zwarte bladzijden’ liegt er niet om. Het is een thema dat vanuit verschillende invalshoeken kan worden bekeken. De Gouden tijden zijn voorbij, bijvoorbeeld, wat komt zullen de zwarte bladzijden zijn. Musis vatte het nog iets anders op. In de Gouden tijden van economische groei tussen 1960 en 1980 schreven de omstandigheden een aantal pikzwarte bladzijden in de plaatselijke geschiedenis. In Schiedam werd nagenoeg de gehele binnenstad met de grond gelijk gemaakt. In Vlaardingen zochten mateloze ambities zich een weg over een Liesveldviaduct dat nergens begon en nergens toe leidde, een stedenbouwkundige miskleun van de eerste orde. Wim Henkes, Peter de Lange en Jeroen ter Brugge rijten in dit nummer nog wat oude wonden open. Han van der Horst daarentegen tekent voor het gouden randje rond alle kommer in zijn herinneringen aan de Quibus, de haven van troost voor provo, krakers en kabouters. Speciaal in dit licht wordt tijdens Boek & Bal op 23 maart 2013, de aloude Quibus in het Stadskantoor tot leven gewekt. Natuurlijk met Hille en Jenny de Jonge achter de tap, Peter Pijpers en Bram Uil, en dichters en muzikanten van weleer. Er zijn nog kaarten. Snel dus.
En verder:
De definitieve afrekening met Zwart Nazareth 1960 – 1980 4 Een tomeloze ambitie zonder begin en zonder einde 10 De geborgenheid van de Quibus 14 Stront aan de knikker 18 Wonen en Werken in de Mouterij 22 Stand-up Bibliotheek de Monopole 26 Onno Donkers in het CBK 29 De verstilde wereld van Aji V.N. in het Stedelijk Museum 30 Museumvondsten 34 Omslag: Affiches 1960-1980
www.boekhandelvanleeuwen.nl www.postscriptum.nl
3 Musis
DE AFREKENING MET ZWART NAZARETH 1960-1980
120.000 zielen. In talrijke artikelen in het maandblad van de Schiedam Gemeenschap dat tussen 1948 en 1972 verscheen, stonden journalisten als Willem Duys en Pierre Janssen, stedenbouwkundigen als Van Praag en Hórváth en architecten als Jaap Bakema, Emile Groosmann en Gijsbert den Butter stil bij de stadsvernieuwing en sprak Ferdinand Bordewijk als adviseur van het gemeentebestuur zijn weemoed uit over het verdwijnen van al het oude. Over één ding waren alle schrijver het eens. Het jeneververleden moest rigoureus worden opgeruimd. Niets mocht meer herinneren aan de armoede zoals Piet de Bruijn en de joodssocialistische onderwijzer Henri Hartog (18691904 – heruitgaven BZZTôh). Wat Schiedam aan winkelkwaliteit te bieden had zou zich manifesteren op de as Wibautplein - Mgr. Nolenslaan en uitlopers op de Parkweg, Vijgensteeg, en vernieuwde Lange Kerstraat en Emmaplein als tracé dat Nieuwland moest verbinden met Station Schiedam. Hoe belangrijk dit Memorandum over de Stedenbouwkundige ontwikkeling van Schiedam was, werd ten overvloede – en onbedoeld - bevestigd door oud-burgemeester Roelfsema die in zijn autobiografie ‘In de ban van de tijd -1981) smalend opmerkte dat Schiedam zich moest behelpen met een bestemmingsplan dat dateerde uit de oorlogsjaren.
tekst: Wim Henkes foto’s Robert Collette
De geschiedenis kent zo z’n eigen kronkels en misvattingen die door veelvuldige herhaling tot waarheden worden. Op die manier is de naam van filmmaker Jan Schaper (19212008) versmolten geraakt met de in 1967 gevoerde acties voor het behoud van de Brandersbuurt en heeft oud-PvdA-wethouder Cor Bolmers de bijnaam gekregen van ‘de sloper van Schiedam’. Geheel ten onrechte, in beide gevallen.
BEDENKER
van de acties rond de Brandersbuurt en organisator van de teach-in op 5 januari 1967, waarin tweehonderd jongeren en burgemeester Harm Roelfsema als kemphanen tegenover elkaar stonden was Schapers geluidsman Hans de Ridder. Schaper zelf was op het
evenement niet aanwezig. Wel was het Zakkendragershuisje dat hij kort daarvoor van de gemeente op uiterst coulante voorwaarden ter beschikking had gekregen en dat door de medewerkers van zijn Open Studio intern volledig was gestript en gerestaureerd, een dagelijks onderkomen voor een groot aantal Schiedamse jongeren. Zij waren de medestanders van Hans de Ridder en bereid om voor de Brandersbuurt de handen uit de mouwen te steken.
Schaper en de Brandersbuurt In Het Vrije Volk van 4 januari 1967 lichtte Hans de Ridder zijn plannen toe: ‘Langzamerhand ben ik gaan ontdekken, dat het oude Schiedam iets bijzonders, een eigen stijl heeft.’ Dat schreef hij ook in een brochure die hij enkele weken voor de teachin publiceerde. ‘Wij willen oud Schiedam behouden’, luidde de tekst. Wij willen een levend centrum in het Rijnmondgebied. Men spreekt over een historische kern, maar dat is het niet meer, er is al veel gesloopt. Sommige pandjes zijn weliswaar slecht, maar er is nog wat van te maken; Meer dan er nu in de plannen staat’. Het verbaasde hem dat het gemeentebestuur in het ontwikkelen van de deelplannen voor dit gebied te kennen had gegeven dat niemand had geprotesteerd tegen de bestaande plannen. Deze hielden in dat het gehele SchieNoKo-
Achterzijde Sint Janshof 1967
gebied (het oude stadsdeel begrensd door SCHIE, NOordvest en KOrte Haven) zou worden geamoveerd. De plannen hiertoe waren reeds opgesteld tussen 1941 en 1944 als werkverschaffingsproject voor werkloze bouw- en stedenbouwkundigen (en mogelijkheid om uit handen te blijven van de Duitsers). In 1948 werden deze plannen, samengevat in het Memorandum over de Stedenbouwkundige Ontwikkeling van Schiedam, door het Gemeentebestuur tot leidraad genomen voor een omvangrijke stadsvernieuwingsoperatie. Musis 4
WIE IN HET SCHIEDAMS GEMEENTEARCHIEF DE KRANTEN EROP NASLAAT, LEEST HOE DEZE ZICH SCHIKTEN NAAR DE STRAKKE REGIE VAN HET GEMEENTEBESTUUR. 5 Musis
In ‘Een omgeving blij en licht van kleur’ , beschrijft Hans van der Sloot aan de hand van een aantal interviews met voormalige diensthoofden van Gemeentewerken, hoe vanuit dit – nog gematigde - plan het leidmotief kon worden ontwikkeld dat uiteindelijk zou leiden tot de sloop van nagenoeg de hele binnenstad. Dit met uitzondering dan van de grachten met hun monumentale panden en enkele straten en pleinen die de goedkeuring van het toenmalige stadsbestuur konden wegdragen. Volgens het Memorandum moest Schiedam uitgroeien tot een moderne industriestad met een bevolking van
Wie in het Schiedams Gemeentearchief de kranten erop naslaat, zal vaststellen hoe de dagbladen zich schikten naar de strakke regie van het gemeentebestuur. Met het maandblad van de Schiedamse Gemeenschap beschikte het over een forum waarop de gemeentestem het luidst en ook welluidendst klonk. Want het waren niet de minsten die het gemeentebestuur bedienden. En bovendien schreven tal van journalisten en redacteuren die het lokale media-erf bevolkten graag voor de Schiedamse Gemeenschap zoals Niek van Lopik (de Rotterdammer) Gerard Lutke Meijer (Rotterdamsch Nieuwblad), Willem Duys, Pierre Janssen en Aad Wagenaar (Het Vrije Volk) Dolf Buschkens, Wim Ammerlaan en Frans Happel (Het Parool) en Joop Daalmeijer (Nieuwe Stadsblad) om er maar enkele te noemen. Dus juichten de kranten bij elke paal die de grond in ging. Aan de
ROELFSEMA HIELD NIET VAN HET WESTEN EN AL HELEMAAL NIET VAN SCHIEDAM
COR BOLMERS MAG DAN IN DE TIJD DE BIJNAAM ‘DE SLOPER VAN SCHIEDAM’ HEBBEN GEKREGEN, ZIJN ECHTE AANDEEL IN DE ONTTAKELING VAN SCHIEDAM IS BETREKKELIJK GERING straten, stegen en hofjes in de in de binnenstad werd daarentegen onveranderlijk verrotting en verval toegeschreven. Ook als van verwaarlozing beslist geen sprake was. Foto’s laten zien hoe van het Doelenhofje het straatje werd geboend, een jong architectengezin poseert voor z’n huisje op het Willemshof en Cees van der Geer in het hofje achter café De Ster zijn galerie Punt 4 presenteert, waarbij namen horen als onder vele anderen Daan van Golden, Bonies, Peter Struycken, Jan van Schoonhoven en Bram Bogart.
Minister Schut en de krotopruiming Het Memorandum over de stedenbouwkundige ontwikkeling van Schiedam bepleitte de afbraak van nagenoeg de gehele binnenstad. En aldus geschiedde. De onttakeling van het volkse Schiedam kende verschillende fasen. Het motief was echter steeds hetzelfde: de slechte kwaliteit van de bestaande binnenstedelijke woningvoorraad. Wat echter niet werd vermeld was het gegeven dat Schiedam grote winst op het gebied van woningnieuwbouw kon maken door de situatie slechter voor te stellen dan deze in werkelijkheid was. De premieregeling ‘krotopruiming’ was hiervan de oorzaak. Voor elke gesloopte arbeiderswoningen kende het ministerie van Volkshuisvesting een premie toe voor nieuw te bouwen
Schaper had zojuist zijn poëtische documentaire ‘Schiedam kiest voor het water’ voltooid die in Roelfsema’s ogen geen genade vond. De nieuwbakken burgemeester hield de filmer bovendien persoonlijk verantwoordelijk voor de Brandersbuurtacties. Weliswaar had Schaper niets te maken met de teach-in van 5 januari dat jaar, maar in het Zakkendragershuisje dat één van centra was in de Schiedamse jongerencultuur, vergiftigde Schaper de jeugd met zijn door Sartre, Fellini en Marcuse gekruide ideeën.
Een paar jaar te vroeg Overzicht Brandersbuurt Herbert Voogt en Hans de Ridder in het Zakkendragershuisje
over de toekomst van de buurt. Dat het gemeentebestuur en met name Roelfsema de acties uitlegde als een poging om het gemeentebestuur te dwarsbomen, had echter een heel andere achtergrond. In mei 1965 werd in Schiedam de Groninger gedeputeerde Harm Roelfsema benoemd tot burgemeester. Roelfsema was enkele maanden eerder genoodzaakt geweest af te treden als provinciaal bestuurder. De reden was dat hij weigerde om zich neer te leggen bij de aanleg van de Eemshaven in het uiterste noorden. Het Dagblad van het Noorden kenschetste hem – gehoord hebbend van de teach-in in de Koopmansbeurs; ‘Een typisch voorbeeld hiervan vindt men in Schiedam waar de in het Noorden welbekende heer Roelfsema de scepter zwaait. De heer Roelfsema heeft die zelfgenoegzame deskundigheid waardoor hij de werkelijkheid niet meer ziet’. Roelfsema hield niet van de mentaliteit van het westen en al helemaal niet van Schiedam. In zijn ‘In de ban van de tijd’ (1981) nam hij geen blad voor de mond. Hij hekelde Schiedam, het politieke klimaat en het gebrek aan medewerking voor wat hij als zijn zaken beschouwde. Voor de Lange en Korte Haven kon hij nog wel enig gevoel opbrengen, de rest van de stad was het conserveren niet waard. Roelfsema vatte al in de eerste maanden van zijn bestuur een grondige antipathie op voor de filmmaker Jan Schaper.
Pietersteeg, het behouden waard
woningen en/of uitvoering van ‘stadsverbeterende’ infrastructurele werken. Schiedam offerde zodoende in ruil voor Nieuwland de halve binnenstad op, Rotterdam realiseerde binnen het kader van dezelfde regeling het monstrum van de Westblaak. De krotopruiming was jarenlang een heet hangijzer. In hetzelfde jaar dat in Schiedam de actie voor behoud van de Brandersbuurt werden gevoerd, oordeelde de Nationale Woningraad op haar congres in Rotterdam in september dat de krotopruiming nationaal ver achterbleef bij de doelstelling. Voor de gereformeerde minister van Volkshuisvesting Wim Schut was de uitkomst van dit congres reden om de gemeenten op te leggen dat het jaar daaropvolgend 23.000 oude arbeiderswoningen moest worden opgeruimd. Zo niet dan zou de .woningtoekenning evenredig worden teruggeschroefd. Schiedam was er dus alle aan gelegen om in het SchieNoKo-gebied zoveel mogelijk woningen te slopen. Ook als daar kwalitatief geen reden voor was en de beslissing stedenbouwkundig zelfs discutabel was, zoals het
besluit om de Brandweerkazerne precies op één van de kwetsbaarste plekken in de Brandersbuurt te bouwen. In een vraaggesprek (Musis november 1996) dat Henk Slechte had met de oud-gemeentearchitect (en oud-plaatsvervangend brandweercommandant) Jaap. Putter en commandant Ad van Leeuwen, verklaarden beide dat ze nooit begrepen hadden waarom de kazerne op die onlogische plaats aan een smalle straat en zonder goede directe verbindingen is gebouwd. Het Memorandum en foto’s van die buurt vanaf de toren van de Grote Kerk zijn echter duidelijk genoeg. Het Memorandum ging uit van een brede verkeersverbindingen tussen het station en Nieuwland via het tracé Singel, Lange Kerkstraat, Vijgensteeg en Parkweg. Een foto van Robert Collette uit 1966 laat zien hoe dit tracé al tot aan de Grote Markt was gerealiseerd. Een brede dwarsverbinding tussen Vlaardingerstraat en Parkweg zou de brandweer daarbij alle ruimte geven. De bouw van de brandweerkazerne was de belangrijkste aanleiding tot het organiseren van de teach-in Musis 6
7 Musis
Oud-gemeentearchitect Jaap Putter legde in het gesprek met Henk Slechte (Musis november 1996) de vinger op de zere plek: ‘Grote delen van de Brandersbuurt, zoals het gebied rond de Breedstraat, waren na de oorlog in elkaar gezakt. Verwaarlozing had in dit gebied het meeste sloopwerk al gedaan. Daar was niets meer te redden. Anders was dat in de stegen tussen de Dam en de Verbrande Erven. Daar was een aantal percelen wel te redden geweest, zij het voor veel geld. Binnen de dienst hebben we op eigen initiatief en zonder wetenschap van de burgemeester onderzocht of het mogelijk was om twee éénkamerwoninkjes samen te voegen tot een grotere. Dat zou tot 60.000 gulden per woning hebben gekost. Mogelijk was het zeker, betaalbaar ook, maar de sfeer was er niet naar om hiermee verder te gaan. Ik ben ervan overtuigd dat de actievoerder meer mensen hadden mee gekregen en ook veel meer resultaat hadden kunnen boeken als ze anders geopereerd hadden. Door hun fanatieke gedrag radicaliseerden ze hun gemeentelijke tegenstanders en wonnen ze geen medestanders onder de gewone burgerij. Als men beter naar elkaar geluisterd had, hadden hele stukken van de Brandersbuurt gered kunnen worden’. In hetzelfde Musisnummer spraken Gerard Verhulsdonk (VVD) Jan Simons (PvdA) en Eef Collé (CPN) als warme pleitbezorgers voor behoud van de Brandersbuurt zich eveneens uit: Verhulsdonk; ‘Achteraf gezien kwam de Brandersbuurt een paar jaar te vroeg. Een paar jaar later zou het plan door een ander college en een verjongde gemeenteraad zijn ontvangen en ongetwijfeld met andere ogen zijn bekeken. Nu werd
het plan beoordeeld door politici die zich volledig in het SchieNoKo-plan hadden vastgebeten’. Verhulsdonk had hiermee waarschijnlijk slechts gedeeltelijk gelijk. Wilde Schiedam echter de omvangrijke nieuwbouwprojecten kunnen realiseren die de stad zich in Nieuwland en in Groenoord/ Woudhoek voor ogen had gesteld, dan diende de stad hiervoor nagenoeg de gehele oude binnenstad in te leveren. Dus werden zonder directe bouwkundige of stedenbouwkundige noodzaak de gehele punt tussen
NIEMAND DIE NU NOG WEET WAAROM DE LINDENHOF UIT EINDELIJK MOEST WORDEN GESLOOPT
gebied hadden een heel ander karakter. In de door de rijksoverheid gepropageerde en gesubsidieerde krotopruiming was het accent verschoven naar kleinschalige projecten van vervangende nieuwbouw. Vanaf de jaren 1970 moesten achterstanden in binnensteden worden weggewerkt zonder de sociale structuur aan te tasten. In heel Nederland zijn op die manier op de goedkoopste wijze binnenstedelijke nieuwbouwprojecten gerealiseerd die het aankijken niet waard zijn en elk aansluiting
De Lindenhof, hoofdgebouw van Piet Sanders Poort in de Lange Achterweg
Aanleg van de snelle verbinding tussen Nieuwland en Station
Vijgensteeg, Schie en Noordvest neergehaald, werd de driehoek Vellevest, Vlaardingerstraat en Kethelstraat gesloopt en de sloopkogel in het Westmolenstraatkwartier gezet. Het eerst- en laatstgenoemde gebied liggen een halve eeuw later nog steeds braak ter illustratie dat Schiedam inderdaad van God los was en om een paar flats in Nieuwland te mogen bouwen, sloopte wat er te slopen viel.
De sloper van Schiedam Cor Bolmers mag dan in de tijd de bijnaam ‘de sloper van Schiedam’ hebben gekregen, zijn echte aandeel
in de onttakeling van Schiedam is betrekkelijk gering. Het waren de journalisten die aan de sleuf die Bolmers liet hakken tussen Broersvest en Broersveld de straatnaam ‘Het Gat van Bolmers’ gaven. De wethouder zelf werd vanwege deze schanddaad op een andere stoel gezet en mocht nog korte tijd verder als wethouder financiën, hetgeen noch hem, noch de gemeenteraad beviel. Het slopen van de straten en hofjes in de stadskern dat Bolmers wordt nagedragen, kan echter vrijwel geheel op het disconto van Bolmers’ opvolger Chris Zijdeveld worden geschreven. De sloop- en krakersacties in dit
missen met de bestaande historische omgeving. De sloop van Laan, Lange en Korte Achterweg, Nieuwe Buurt, de Baansloot, Grofbaan Oude Kerkhof, Schotsepoort en omgeving, Herenstraat, Louronstraat en Roosbeek, pasten binnen de nieuwe richtlijnen van kleinschaligheid, nieuwbouw voor de oorspronkelijke bewoners en de premieregeling ‘krotopruiming’ die de bewoners in 1970 een vergoeding van één jaar huur beloofde met een minimum van duizend gulden. Een leuke opsteker voor de bewoners en politiek glijmiddel tegelijk dat met graagte Musis 8
werd toegepast en in dank aanvaard. En zeker toen deze premie vier jaar later nog ‘ns werd verdubbeld. Persoonlijke opvattingen en voorkeuren speelden ook in deze fase een rol. Nu waren het geen plan voor een ‘Montmartre aan de Maas’ die een spaak in het wiel staken, maar provo en de krakersbeweging die zich tegen het sloopbeleid verzetten. Ook weigerden 9 Musis
tal van bewoners om gebruik te maken van de premieregeling ‘krotopruiming’. Ook de persoonlijke smaak van wethouder Chris Zijdeveld speelde een rol. Hij had geen enkele waardering voor het oeuvre van Piet Sanders die in de jaren 1930 een monumentale nieuwbouw voor het Weeshuis der Hervormden had gerealiseerd. In deze tijd zou sloop van dit hechte gebouw met z’n rijke ornamenten van kunstenaars als Hildo Krop en Bochtman ondenkbaar zijn. Het gemeentebestuur liet daarentegen de toiletpotten en ruiten stukslaan om de kraker de mogelijkheid te ontnemen om het pand te betrekken. Pas in de jaren 1980 zouden voor het eerst kanttekeningen worden geplaatst bij de ‘krotopruiming’ als financieringsinstrument voor de woningbouw. Het besef brak door dat er in de Nederlandse binnensteden heel wat was gesloopt dat vanuit monumentaal en stedenbouwkundig oogpunt nooit gesloopt had mogen worden. Voor Schiedam kwam dit besef rijkelijk laat. Weliswaar spreekt Schiedam ronkend over zichzelf als ‘historisch centrum van de Rijnmond’, maar wie op zoek wil naar het echte Schiedam, de historische vissers- en jeneverstad, die komt bedrogen uit. Dat Schiedam bestaat niet meer.
HET LIESVELDVIADUCT LUCHTKASTEEL VAN GEWAPEND BETON
O
p 12 mei 1960 ging de Vlaardingse gemeenteraad akkoord met de bouw van het Liesveldviaduct. De aanleg van deze verkeersbaan dwars door de binnenstad behoort tot de meest ingrijpende besluiten die de raad ooit nam. Het viaduct zou het aanzien van Vlaardingen voorgoed veranderen, was de gedachte. Fysiek leek het dé oplossing voor het toenemende autoverkeer, in symbolische zin opende het de weg naar de moderne tijd. Het viaduct nodigde de bevolking uit de versleten visserskleding te verwisselen voor frisse confectie, de fiets te verruilen voor de automobiel en het burgerdom af te leggen om consument te worden. Inderdaad heeft het Liesveldviaduct Vlaardingen ingrijpend veranderd. Ook in een betekenis die de door vooruitgangsdenken verblinde bestuurders van toen niet konden voorzien. Het viaduct werpt sinds zijn ontstaan een zware schaduw over de binnenstad en haar ontwikkeling. Het was vanaf het begin een weinig succesrijk initiatief en verwerd uiteindelijk tot een zwarte bladzijde in de plaatselijke geschiedenis. Een bladzijde die vanwege zijn grote gewicht niet licht valt om te slaan. Vlaardingen was zoals zoveel Nederlandse steden in de naoorlogse jaren in de greep van de groei. Ten westen en ten oosten van de oude stad werden nieuwe wijken met duizenden nieuwe woningen gepland en in het centrum gingen honderden huizen plat om plaats te maken voor nieuwe winkels en
aan te leggen. Het gekozen tracé bestond uit een doorbraak ter hoogte van de Oude Havenbrug van het gevelfront aan de Haven en de daarachter gelegen Hoogstraat. Aansluitend kwam een viaduct dat het hoogteverschil met de dijk waarop de Hoogstraat was gebouwd en het vijf meter lager gelegen winkelcentrum overbrugde. Het 25 meter brede viaduct zou met een lus via de Joubertstraat eindigen op het Veerplein. Achter de bouw werd
Teun de Bruin en burgemeester Jan Heusdens, zou van Vlaardingen met zijn mooie winkels een drukbezocht streekcentrum maken. Maar de haast en geestdrift waarmee het werd uitgevoerd, wierpen roet in het eten. Critici onder wie gemeentelijk verkeersadviseur ir. H. Goudappel wezen erop dat voor die afrit in de vorm van een lus bij lange na geen plaats was. Om het ontwerp uit te voeren, zouden eerst nog een flink aantal woningen moeten
verkeersplannen ontworpen voor ondermeer Amsterdam en Den Haag en in die plannen met name op de belangen van de automobilist gelet. Als zo’n autoriteit meende dat de automobilist met het viaduct in Vlaardingen geen kant uit kon, zouden er wel eens problemen in het verschiet kunnen liggen. Om de proef op de som te nemen werd de situatie nagebootst met dranghekken en verkeerspionnetjes langs een parcours van dezelfde
doen met een viaduct dat niet aan zijn oorspronkelijke doel beantwoordt? Van de mogelijkheid om het door te trekken tot de Burgemeester Pruissingel, zodat er een snelle verbinding zou ontstaan met de in aanbouw zijnde Westwijk, kon om dezelfde reden als de afrit naar het Veerplein niets terecht komen: er zou sloop van nog eens een groot aantal woningen in de toch al flink uitgedunde Transvaalbuurt nodig zijn geweest. En daar deinsde het
vaart gezet. De doorbraak was nog niet gerealiseerd toen het viaduct al in de steigers stond. Dit fraaie plan, uit de koker van architectenbureau Van Tijen en Maaskant en omarmd door stadsbestuurders als wethouder
worden gesloopt. De Amerikaanse verkeersdeskundige David Jokinen die in Vlaardingen een kijkje kwam nemen, kwam tot dezelfde conclusie. Een pijnlijk oordeel dat hard aankwam, want Jokinen was niet zomaar iemand. Hij had
afmetingen op het marktplein aan de Broekweg. Verschillende lange voertuigen zoals een stadsbus en een vrachtwagen met oplegger probeerden de lus te nemen. No way. Tja, en toen zat het stadsbestuur inderdaad met een probleem. Wat te
gemeentebestuur voor terug. Omdat niemand wist, wat er wél moest gebeuren, gebeurde er niets. Het viaduct werd aan zijn lot overgelaten. Daar lag het dan, Vlaardings peperdure prestigeproject. Een verkeersweg die zomaar ergens
tekst: Peter de Lange foto’s Stadsarchief Vlaardingen nieuwe verbindingswegen. Er werd in een moorddadig tempo gesloopt en gebouwd om de werknemers van de snel uitdijende petrochemische industrie van ‘’de overkant’’ te huisvesten. Honderdveertigduizend leek een realistisch inwonertal. Bestuurders van een dorp dat van de ene dag op de andere de rol van stad krijgt aangemeten, moeten stevig in hun schoenen staan, willen zij niet worden meegesleept door waanvoorstellingen over metropolen die zij hebben helpen stichten. Maar al te gemakkelijk verdwijnt nuchterheid in dergelijke situaties naar de achtergrond. Uit de Vlaardingse plattegrond anno 2013 kan worden afgeleid dat de plannenmakers van toen dat onvoldoende hebben beseft. Daardoor is het Liesveldviaduct, dat zij als hun opus magnus aan de stad toevoegden, de stad al tientallen jaren een blok aan het been. De oorsprong van het viaduct is nauw verbonden met het Liesveld, indertijd op de Lijnbaan na het modernste winkelcentrum van Nederland dat verrees op de puinhopen van wat eens een labyrint aan armoedige, donkere en benauwde arbeiderswoninkjes was geweest. Een grotere tegenstelling dan tussen de vroegere en de nieuwe bebouwing was nauwelijks denkbaar. Het Liesveld kenmerkte zich door licht en ruimte en winkels vol luxe artikelen die de groeiende welvaart verbeeldden. Om dit koopparadijs bereikbaar te maken voor de vrachtauto’s van leveranciers en tevens toegankelijk voor inwoners uit omliggende steden, werd besloten een ruime toegangsweg
Musis 10
11 Musis
halverwege hemel en aarde ophield. Het beste doel dat men nog wist te verzinnen voor dit betonnen bewijs van bestuurlijk onvermogen, was er een parkeerplaats van te maken. Die functie hield het enkele jaren, totdat de knoop werd doorgehakt en vanaf de luchtbrug een flauwe hellingbaan naar de Markgraaflaan werd aangelegd; een doorsneestraat die bepaald niet berekend was op druk verkeer. Zo ging roemloos de droom van een ambitieus gemeentebestuur ten onder. Dichter Levi Weemoedt
kenschetste het fiasco spottend als ,,een snelweg die moet afremmen voor een rijtje arbeiderswoningen.’’ De ingebruikstelling van het voltooide viaduct vond plaats in 1969, negen jaar na het nemen van het historische raadsbesluit. En wat kreeg
DE INGEBRUIKSTELLING VAN HET VOLTOOIDE VIADUCT VOND PLAATS IN 1969, NEGEN JAAR NA HET NEMEN VAN HET HISTORISCHE RAADSBESLUIT. EN WAT KREEG VLAARDINGEN IN RUIL VOOR ZIJN GEDULDIG WACHTEN? NIEUWE VERKEERSPROBLEMEN.
Vlaardingen in ruil voor zijn geduldig wachten? Nieuwe verkeersproblemen. Iedere Vlaardingse weggebruiker is vertrouwd met de hopeloze verkeersknoop op de kruising Markgraaflaan, Liesveldviaduct, Joubertstraat en Vondelstraat, waar
dikwijls files ontstaan door auto’s die in de rij staan voor de parkeergarage onder het viaduct. Automobilisten die over het viaduct van oost naar west willen, worden door deze congestie gedwongen rechtsaf te slaan en een lange omweg te maken over de Van der Driftstraat, Burgemeester Pruissingel, Westlandseweg en Marathonweg. Een dergelijk gesukkel kan toch nooit de bedoeling zijn geweest van een in termen van snel, groot en vooruitgang denkend stadsbestuur? De roept de vraag op
verbonden met de Schiedamseweg en, langs een afrit, het winkelcentrum voor de automobilist toegankelijk had gemaakt. Je mag toch aannemen dat men op het stadhuis tevoren had becijferd hoeveel woningen voor dit project moesten worden opgeofferd en of dit offer maatschappelijk aanvaard zou worden. Maar kennelijk ontbrak op het cruciale moment de vereiste voortvarendheid om de sloper de wijk in te sturen.
hoe serieus men de daadkracht van het toenmalige stadsbestuur eigenlijk moet nemen. Het Liesveldviaduct had alleen betekenis voor Vlaardingen kunnen hebben als het, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, langs een rechte lijn de Burgemeester Pruissingel had
Maar deze pleidooien mochten niet baten. In plaats van radicale vernieuwing, koos de raad voor een pappen en nathouden-concept dat de bestaande structuur intact liet en het winkelcentrum alleen optisch in een nieuw jasje stak. Om de wispelturige
Musis 12
Het verstandigste was geweest het viaduct direct weer af te breken toen eenmaal duidelijk was dat het niet aan de gestelde doelen kon beantwoorden, of het desnoods een alternatieve bestemming te geven, bijvoorbeeld als winkelgalerij, marktterrein of stadspark op palen. Maar klaarblijkelijk was een dergelijke koerswijziging ondenkbaar. Zo’n ommezwaai had de verantwoordelijke bestuurders wel eens een gigantisch gezichtsverlies kunnen opleveren, met alle politieke consequenties vandien. Bovendien hield zo’n maatregel een enorme kapitaalvernietiging in. Het viaduct had ruim tien miljoen gulden gekost. Een vermogen. Een kans om alsnog schoon schip te maken kreeg het gemeentebestuur vijfentwintig jaar later, toen de magie van het Liesveld was uitgewerkt en een facelift van het winkelcentrum nodig was om nieuw kooppubliek aan te trekken. Van de vier ontwerpen voor Liesveld 2.0 waaruit gekozen kon worden, nam dat van Reijnga, Postma en Hagg sloop van het westelijk deel van het viaduct als uitgangspunt. De bunkerachtige tunneltjes die vanaf de Hoogstraat de toegang tot het Liesveld vormden, zouden eveneens worden afgebroken en vervangen door luie trappen. Het verkeer zou volgens dit concept voortaan door de Korte Hoogstraat worden geleid. De Arnhemse architecten waren niet de enigen die het viaduct zijn verkeersfunctie ontnamen. Ook een eigen binnenstadsplan van de D66-fractie ging er vanuit dat de gemankeerde luchtbrug zijn functie had verloren en beter kon worden opgedoekt.
13 Musis
klant tegemoet te komen werd het idee van een winkelcentrum als ruim opgezette openluchtattractie verlaten en kreeg Vlaardingen een geheel overdekt koopparadijs, waar wind en regen niet langer vrij spel zouden hebben. De royale wandelruimte tussen de winkels die onder het viaduct waren gevestigd en de winkels onder de flatwoningen ter linker- en rechterzijde werd opgeheven en gebruikt om de nieuwe zaken te vergroten. Dit versmalde de bewegingsvrijheid voor het publiek in de nieuwe winkelgalerij aanzienlijk en dwingt de klant dicht langs de etalages te lopen, zodat hem onmogelijk kan ontgaan welke begerenswaardige koopwaren daar zoal zijn uitgestald. De glazen overkapping werd opgehangen aan de winkelpuien van de twee bestaande Liesveldflats en steunt op het viaduct, dat tevens dienst doet als dak van de ondergelegen winkels. Bijzonder fraai is de glazen dakconstructie niet. De overal zichtbare, ‘’artistiek’’ geperforeerde stalen dakspanten lijken nog het meest op onderdelen uit een meccanodoos van Oosteuropese kwaliteit. Op het schuin oplopende dak verzamelt zich ’s winters een sneeuwlast die de winkelgalerij eronder in een sombere duisternis hult. Helemaal neerslagvrij is het winkelcentrum trouwens niet: bij een bepaalde windrichting waaien op sommige plaatsen sneeuw en regen gewoon onder de dakrand naar binnen. Voor de flatbewoners erboven moet dit een vervreemdende ervaring zijn. Het winkelcentrum waar zij op neerkijken, heeft niets dat kenmerkend is voor Vlaardingen, het zou net zo goed een winkelgalerij in Hoorn of Heerlen kunnen zijn. Het enige stadseigen element aan het Liesveld is de bloementrap van Wilma Kuil. Liesveld 1 hield het zo’n dertig jaar vol voordat een opknapbeurt onvermijdelijk werd. Welke de uiterste houdbaarheidsdatum is van Liesveld 2, geopend in 1995, valt moeilijk te voorspellen, en evenmin of bij een eventuele derde versie het viaduct nog wel een rol zal spelen en welke rol dat dan zou kunnen zijn. Over het voortbestaan van het viaduct als verkeersverbinding rijzen ondertussen twijfels. In gemeentelijke toekomstscenario’s voor de binnenstad beginnen geluiden door te klinken die duidelijk maken dat het Liesveldviaduct niet langer als onmisbare schakel van de
infrastructuur wordt gezien. Het bestemmingsplan voor het Stadshart uit 2011 bijvoorbeeld voorziet dat op termijn afscheid genomen zal worden van het Liesveldviaduct als autoweg. In de toekomstschets ‘’Op weg naar 2020’’, gewijd aan de vitalisering van de binnenstad, staat te lezen dat straks alleen het openbaar vervoer nog gebruik mag maken van het viaduct. De gebiedsvisie voor het centrum ‘’Op koers naar 2030’’ volgt dezelfde gedachtegang. Daarin staat ondermeer het volgende te lezen: ,,Binnen het project Vitalisering Binnenstad zijn plannen opgenomen voor het autoluw maken van de stad, het Liesveldviaduct en de Blokmakersplaats. Ook de bijdrage die een autovrije Oude Havenbrug kan leveren aan een autoluwe binnenstad wordt onderzocht. Om toch een mogelijkheid te bieden om naar de binnenstad te komen met de auto, wordt nagedacht over een parkeergarage op de kop van de Schiedamseweg. (…) De Blokmakersplaats dient opnieuw te worden ingericht om de functie van hoofdentree meer kracht bij te zetten. (…) Het Liesveldviaduct en de Westhavenplaats zijn veranderd in prettige verblijfslocaties.’’ Burgemeester en wethouders lijken onlangs een voorschot te hebben genomen op deze toekomstige situatie door de Westhavenplaats tot aan de oprit naar het viaduct autovrij te maken. Uit de mond van burgemeester Bruinsma en andere collegeleden viel eerder al op te tekenen dat zij nadachten over herinrichting van het viaduct, bijvoorbeeld tot stadspark. Al lijkt sloop van het betonnen Fremdkörper ook na veertig jaar niet in het verschiet te liggen, een herbestemming komt nu toch langzaam dichterbij. Moge het stadsbestuur, als het beslissende uur is aangebroken, kiezen voor een zodanig creatieve vormgeving, dat het inktzwarte zetsel waarmee het hoofdstuk Liesveldviaduct in de plaatselijke geschiedenis werd bijgeschreven, voorgoed verbleekt en de binnenstad eindelijk met een schone lei kan beginnen.
Literatuur: Vlaardingen in en uit het slop, van M.P.Zuydgeest, J. Borsboom en H. Brobbel; Vlaardingen op het keerpunt, van Mari den Draak, met foto’s van H.K. van Minnen.
DE GEBORGENHEID VAN DE QUIBUS: MISSCHIEN KOMT ER BLUES
tekst: Han van der Horst
HET
interieur van Podiumcafé de Graauwe Hengst op de Lange Haven hoort op de monumentenlijst. Wie naar binnen stapt, treft daar een origineel jongerencafé aan uit de jaren 1970. Er is sinds de opening op 9 september 1974 vrijwel niets aan het interieur veranderd. De bar is hetzelfde. De beide oude autostoelen zijn gehandhaafd. Ergens in de hoogte bevindt nog steeds de oorspronkelijke troon waarop Bram Uil zetelde, de allereerste diskjockey van Schiedam. Gedateerd? Toen ik een tijd terug mijn nu eenentwintigjarige zoon meenam op kroegentocht, kon alleen De Graauwe Hengst genade in zijn ogen vinden. Dat was nu een plek waar jonge mensen van zijn generatie zich thuisvoelden, zei hij, de enige in Schiedam. En inderdaad: al bijna veertig jaar is de zaak een plek waar beginnende muzikanten zich voor een jong publiek kunnen presenteren. Er lopen heel wat bedaagde paren door Schiedam, wier liefde in dit roemruchte café is ontloken. Best kans dat hun kinderen er nu aan de bar hangen, wachtend op de levende muziek, die warm zal worden ontvangen en bij gebrek aan kwaliteit zonder genade uitgejouwd. Dat is al zo sinds de openingsavond. De tent staat sinds de openingsavond bekend om zijn lastig publiek. Beloning is mogelijk maar je moet wel je best doen. Het café is in het leven geroepen door vier personen: de gezusters
Hennie en Hillie de Jong, Peter Pijpers en Bram Uil. Zij waren gelijkgezinde babyboomers, kinderen van de jeugdrevolutie die sinds de spectaculaire opkomst van de provobeweging over het land rolde. De uitlopers daarvan hadden ook Schiedam bereikt. De stad kende dan ook een scene maar had nog geen ontmoetingscentrum. Dat wilde het viertal vestigen in de leegstaande distilleerderij De Graauwe Hengst, ooit het eigendom van Daniel Visser en Zonen. Zij noemden hun geesteskind “de Quibus” .
Afgeladen Van het begin af aan was de zaak afgeladen. Schiedam kende weliswaar enkele sociëteiten waar jongeren elkaar ontmoeten, zoals het hervormde Quousque Tandem of de katholieke Instuif, maar zulke gelegenheden kenmerkten zich door een zekere braafheid. Dat gold ook
Tijdens Boek & Bal wordt door de vier oprichters een poging gedaan om het roemruchte jongerencafé De Quibus voor een avond tot leven te wekken. Pensionado Han van der Horst haalt voor de jeugd van tegenwoordig herinneringen op.
voor de Koeienstal, een dancing die café-restaurant de Amstelbron in de kelder exploiteerde. Café De Ster op de hoek van de Rotterdamsedijk en de Buitenhavenweg had wel een goede naam onder kunstenaars en reclamemakers uit heel de Rijnmond maar was toch geen kroeg voor de jongere generatie. De initiatiefnemers van de Quibus troffen precies de juiste toon. Zij schiepen een vrijplaats waar jongeren onbekommerd zichzelf konden zijn. Je kon van Peter Pijpers of Bram Uil zeggen wat je wilde, ze zouden nooit als een sociëteitsbestuur vergaderen over je gedrag of over de huisregels. Aan hen was ook te zien dat zij een jointje op zijn tijd niet versmaadden. Niet dat heel jong Schiedam naar de Quibus stroomde. Het is een mythe dat de babyboomers in hun jeugd zo massaal uit de band sprongen en het vaandel van de persoonlijke vrijheid hesen. Gedurende de jaren 1960 waren de meeste jongeren netjes en gezagsgetrouw. Als ze het geloof vaarwel zegden, was dat meestal omdat hun ouders ook niet meer naar de kerk gingen. Het taboe op seks voor het huwelijk en samenwonen – vroeger “hokken” geheten – was aan het begin van de jaren 1970 gevallen, maar voor het overige leidden verreweg de meeste babyboomers een burgerlijk leven dat moest uitdraaien op een zeer gewenst huisje-boompjebeestje. De hippies, de provo’s, de straatrevolutionairen vormden een minderheid van beperkte omvang. Toch wist die in de publiciteit de show te stelen, ongeveer zoals nu de PVV, Geen Stijl en PowNed dat doen. Ook in Schiedam was dat het geval. Een kleine spraakmakende gemeente domineerde het debat, maar de opperheerschappij van het klootjesvolk is nooit aangetast, geen moment. Dat Schiedam kritische jongeren kende was voor het eerst echt zichtbaar gemaakt door de cineast Jan Schaper, die voor een gering bedrag het Zakkendragershuisje mocht huren als hij het op eigen kosten verbouwde. Schaper verzette zich tegen de gemeentelijke plannen om de Brandersbuurt met de grond gelijk te maken. Zijn acties en demonstraties trokken honderden jongeren van wie de meesten in de hogere klassen van het Schiedamse voortgezet onderwijs zaten. Schaper kreeg veel publiciteit en een grote teachin – discussiebijeenkomst – in de Korenbeurs groeide in het collectieve Musis 14
geheugen van de deelnemers uit tot legendarische proporties. Vooral omdat burgemeester Roelfsema zich zo geschoffeerd achtte door de brutale jongelui. Daarna vond de vernietiging van de Brandersbuurt volgens plan plaats. Ook het hofjesen stegengebied tussen de Boterstraat, de Hoogstraat en het Broersveld zou er aan moeten geloven. De bestuurders van Schiedam wilden af van alles wat aan het schaamtevolle jeneververleden herinnerde. Toen ik op een ledenvergadering van de PvdA eens pleitte voor herstel van arbeiderswoninkjes in de binnenstad, stond een oude taainagel van het socialisme op die mij toeriep: “Van der Horst, naast de gootsteen hebben wij zitten schijten en dat wil jij bewaren…?” De jongeren die elkaar dankzij Schaper ontmoet hadden, ontdekten hoe zij een subcultuur deelden. Dat gevoel lieten zij niet meer los en naarmate zij verder opgroeiden, sloten hun jongere broers en zussen zich bij hen aan. Er was momentum. Zo kon het gebeuren dat Roel van Duijn binnen een week of wat in Schiedam navolging vond, toen hij zijn Oranje Vrijstaat had uitgeroepen. Dat gebeurde op een bijeenkomst die in de aula van het Stedelijk Museum werd gehouden om daar een jeugdmanifestatie met de naam “Jes 70) te openen. Ergens halverwege het programma beklom ik de preekstoel om Schiedam kabouterstad te proclameren, die voortaan tegenover het gemeentebestuur zou staan.
Puntmutsen
V.l.n.r. Bram Uil, Peter Pijpers, Hillie de Jonge en Jenny de Jonge
15 Musis
Deze onafhankelijkheidsverklaring werd door de aanwezige autoriteiten goed opgenomen. Allerwege toonde men waardering voor deze “ludieke actie” en men hoopte dat het ludiek bleef. Dat was ook in grote mate het geval. De Schiedamse kabouters kwamen niet verder dan een paar symbolische woningkraken. Eenmaal deponeerden zij uit de Schie gevist vuil voor het bordes van het stadhuis. De kerngroep bracht vijf nummers uit van de gestencilde Blijde Boodschap, officieel orgaan van Schiedam kabouterstad. De oplage steeg tot vijfhonderd exemplaren. Ook werd er handel gedreven in grote oranje puntmutsen, die van pas kwamen tijdens manifestaties. De kabouters besteedden het grootste deel van hun tijd echter aan discussiebijeenkomsten. Elke
zaterdagavond verleende Jan Schaper in zijn Zakkendragershuisje gastvrijheid aan de volksvergadering. Daar werd iedereen die ergens verstand van had, onmiddellijk beschuldigd van “manipulatie”, want de kabouters waren antiautoritair en vreesden steeds machtsvorming binnen de eigen gelederen. De kerngroep was vaak op de Vriendschapstraat te vinden in het huis van de kunstenaar Hein de Koster. Die had een activistische inslag en veel van wat hij ondernam, droeg het karakter van een performance. Dat gold ook voor de politieke partij die hij met het oog op de raadsverkiezingen van 1970 had opgericht, de Kiesbeweging Votum. Hoewel De Koster een bedrijfsmatige aanpak van de politiek voorstond, hadden zijn ideeën ook iets ludieks. Zo streefde hij naar ondergrondse toiletten. Hij voelde het timbre van de kabouters aan. Daarom stelde hij zijn huis voor hen open. Min of meer in ruil besloten zijn gasten om niet op eigen gelegenheid aan de raadsverkiezingen mee te doen, wat aanvankelijk wel in de bedoeling had gelegen. Landelijk verliep de kabouterbeweging in de herfst van 1970. Dat was ook in Schiedam het geval. De interesses van de initiatiefnemers gingen ergens anders heen. De volksvergaderingen verliepen. Wel bleef Jan Schaper als vanouds open huis houden voor jongeren die geïnteresseerd waren in zijn filosofieën rond het leefmilieu en de waarde van het ambacht in een maatschappij die naar zijn idee door grootbedrijf en massaproductie alle kraak en smaak verloor. Op de Mariastraat verloor Hein de Koster zich steeds meer in een wodkaroes.
Oase Voor iedereen die na deze periode van activisme met de ziel onder de armen liep, was de Quibus op de Lange Haven een oase. De jongeren die de oude huizen op de Lange Achterweg en de Laan gekraakt hadden in een poging om de afbraak van dat stuk binnenstad tegen te houden,
De jongeren die elkaar dankzij Schaper ontmoet hadden, ontdekten hoe zij een subcultuur deelden. Dat gevoel lieten zij niet meer los en naarmate zij verder opgroeiden, sloten hun jongere broers en zussen zich bij hen aan. Er was momentum. Zo kon het gebeuren dat Roel van Duijn binnen een week of wat in Schiedam navolging vond, toen hij zijn Oranje Vrijstaat had uitgeroepen. Dat gebeurde op een bijeenkomst die in de aula van het Stedelijk Museum werd gehouden om daar een jeugdmanifestatie met de naam “Jes 70) te openen. Ergens halverwege het programma beklom ik de preekstoel om Schiedam kabouterstad te proclameren, die voortaan tegenover het gemeentebestuur zou staan.
waren er stamgast. Toch heerste er geen politieke sfeer. De stamgasten van de Quibus voelden zich eerder “alternatief” dan revolutionair. Zij waren uit op expressie van hun gevoelens. Zij wilden ruimte voor zichzelf. Bram, Peter, Jennie en Hillie speelden daarop in met hun programmering: van het begin af aan was de Quibus een poppodium maar als een kunstenaar iets op touw wilde zetten, kreeg hij meteen alle ruimte. Bij de Quibus hielden zij van performances. Niet dat de stamgasten nu gezagsgetrouw wilden worden. Zij bestreden de overheid niet maar maakten die graag belachelijk. Op de dag dat de koning van Zweden – op bezoek bij het bedrijf Sandvik – het bordje “Sandvikstraat” onthulde, verscheen in de Quibus Keizer Wilhelm II (overtuigend neergezet door Aart Sprong, die bij gelegenheid ook uitblonk als Adolf Hitler). Deze inaugureerde de Quibussteeg, een smalle gang tussen de Lange Haven en de Hoogstraat, thans officieel Watersteeg geheten. Ook hielden de stamgasten eens een grote demonstratie met lege spandoeken onder de leuze “Wij willen niets”. Het ging hen overigens om de legalisering van hasj en wiet, die in de Quibus gaarne werden gerookt. Zo werd de Quibus de erkende tempel van de Jeugdcultuur, van de alternatieve levensstijlen en van de kunst, die recht uit het hart kwam. In de tweede helft van de jaren 1970 drongen new age en oosterse profetieën door aan de stamtafel. Mede-eigenaar Peter Pijpers ging allen voor door zich aan te sluiten bij de Baghwan. Hij laat zich tot op de huidige dag leiden door new age-achtige spiritualiteit. De krakers van de Laan en de Lange Achterweg gaven van hun kant de strijd op. Zij accepteerden elders huisvesting en de achterstraten van de binnenstad kregen hun zielloze sociale woningbouw, die net als het interieur van de Quibus op zijn manier ook een blijk is van de geest uit de jaren 1970: de knus bedoelde eenvormigheid van het woonerf. Net Schiedam vermoedde ondertussen Musis 16
dat de Quibus een verzamelplaats was voor ontaarde jeugd die aan God noch gebod deed. Men vertelde zelfs dat de uitkeringstrekkers onder de stamgasten hun weekbriefjes des zondags op de bar achterlieten. Iemand van de Quibus stopte ze dan na sluitingstijd bij de Sociale Dienst in de bus. Voor de rest was het een en al seks, drugs en rock ’n roll. De werkelijkheid was anders. Net als die nette sociëteiten – De Instuif, Quousque Tandem – was de Quibus uiteindelijk een relatiemarkt. Je hoopte er het meisje of de jongen van je dromen te ontmoeten. Iemand die niet zo stijfjes was als je vader of je moeder maar degelijk alternatief. Dat zat trouwens ook achter veel activisme: je kon onder geestverwanten het geluk vinden of in ieder geval vriendschappen. Je hoorde ergens bij. Bij de Quibus werd de schil van activisme en politieke eisen afgepeld. Wat overbleef was veel muziek – en geborgenheid. Daar legt het interieur tot op de huidige dag getuigenis van af. En achter de bar staat nog steeds Hillie, die - nu met haar zoon - de zaak gaande houdt. De anderen zijn hun eigen weg gegaan, Bram Uil al na een half jaar. Als je plaats neemt op een van die oude autostoelen en je doet je bestelling, dan weet je: hier voelt het goed en Hillie is de troosteres der bedroefden. Vanavond komt er misschien blues. 17 Musis
De musical Miep, aan de bar bedacht
STRONT AAN DE KNIKKER tekst: Jeroen ter Brugge foto’s: Jan Dulfer en Arie Wapenaar
Susidie werd gegeven maar het wantrouwen was groot
Hoewel citymarketeers, romantici met een hang naar het oude, naar huis verlangende expats en andere nostalgici van ‘haringstad’ reppen als ze het over hun Vlaardingen hebben, heeft die koosnaam al decennia geleden plaatsgemaakt voor een heel andere: ‘Stinkstad’.
Z
o is de bijnaam van Vlaardingen van Roodeschool tot Aardenburg, hoe hardnekkig de rechtsgeldigheid van deze door trouwe stadgenoten ook wordt weersproken. De geur van haring konden bezoekers in de 19e eeuw al weinig waarderen, maar de vaak ondragelijke stank die zich na de Tweede Wereldoorlog over de stad zou uitstorten, was voor velen reden de naam Vlaardingen hiermee te vereenzelvigen. En nog steeds is het negatieve imago niet afgeschud. Beeldvorming is hardnekkig, zeker als die tientallen jaren door de praktijk is bevestigd. De recente geschiedenis van Vlaardingen is onlosmakelijk verbonden met luchtverontreiniging en het zou geschiedvervalsing zijn als het toekomstige Museum Vlaardingen dit fenomeen en vooral hoe de maatschappij daar mee omging, niet in de vaste opstelling opneemt. De domme pech dat de stad in de frontlinie van de moderne industrie
lag, bezorgde haar de bedenkelijke eer voorop te lopen in de strijd tegen het lucht- en milieubederf. Waar elders in de jaren 1960 studenten die voor democratisering op de barricaden gingen, was het in Vlaardingen de luchtverontreiniging die grote maatschappelijke onrust veroorzaakte. De milieubeweging werd geboren en kwam tot wasdom, met als bekendste exponent Remi Poppe. Vijftig jaar geleden barstte de figuurlijke eerste bom bij een brand in de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Kunstmestfabriek (ENCK). In 1963 brak op het terrein van Delta Chemie (onderdeel van de ENCK) brand uit in één van de grondstoffenloodsen. Dat kunstmest brandgevaarlijk en ook explosief was, weten we sinds de terroristische aanslagen in het afgelopen decennium. Voor menige bom vormt het de basis. Het wereldwijde succes van de kunstmest had de ENCK tot een wereldleider op dit gebied gebracht en schaalvergroting moest in de stijgende behoefte voorzien. De fabriek paste in politiek van het naoorlogse Vlaardingen, waarin naast een bloeiende industrie werkgelegenheid en goede woonomstandigheden een plaats hadden. Dat er een groeiend spanningsveld tussen deze doelen zat, was lange tijd niet aan de orde. Of werd genegeerd. Vanaf 5 november 1963 ontlaadde de spanning zich voor het eerst in serieuze mate. De heftige brand, waarbij op de brandweerkorpsen van Rotterdam en Schiedam een beroep moest worden gedaan, veroorzaakte een giftige rookwolk die dankzij de weergoden tenauwernood aan Vlaardingen voorbij ging. De achter de hand gehouden hulptroepen (leger) hoefden niet te worden ingezet, maar het scheelde een haartje. De gebeurtenissen maakten indruk. Na de brand trok een legertje hoogwaardigheidsbekleders naar Vlaardingen om persoonlijk de ravage te aanschouwen. Ministerpresident Marijnen liet zich vergezellen door zijn collega van Binnenlandse Zaken Toxopeus en de Commissaris der Koningin Klaasesz. De boel werd danig wakker geschud. De oudste milieubeweging in Nederland die nog steeds actief is, werd naar aanleiding van de gebeurtenissen nog in hetzelfde jaar opgericht: de Vereniging Tegen Luchtverontreiniging (VTL). Een Musis 18
serieuze club met serieuze mensen. Naar verluidt trokken chemici de kar, ingenieurs van het Unilever Research Laboratorium. Hoewel zij zich in woord en geschrift manifesteerden, was het geen militant-activistische groep. De strijd werd op de inhoud uitgevochten door het aanspannen van rechtszaken en het openbaren van misstanden op milieugebied. Jarenlang was de vereniging, later hernoemd in Vereniging Tegen Milieubederf, in het Cultureel Centrum Hollandia gevestigd om begin jaren 1990 naar Barendrecht te verhuizen. Bij de ENCK ging het ogenschijnlijk rustig door. Een week later werd het nieuwe kantoorgebouw feestelijk door burgemeester Heusdens geopend. Aangenomen mag worden dat bij die en andere gelegenheden een hartig woordje is gewisseld. Het gemeentebestuur zat net als de rest van de stad helemaal niet te wachten op dit soort staken in het wiel. De stad was nog lang niet klaar en op tegenslag en oppositie zat men niet bepaald te wachten. In een in 1970 door de firma Windmill (voortgekomen uit de ENCK) uitgegeven brochure met de dubbeltitel ‘Leefklimaat/Industrieel klimaat’ worden de gebeurtenissen in 1963 ‘een ernstige waarschuwing’ genoemd. Ze waren aanleiding geweest voor het nemen van een reeks van maatregelen, die herhaling moest voorkomen. De boodschap was duidelijk: het bedrijf was bereid te investeren in het verbeteren van veiligheidsmaatregelen ‘om een brug te slaan tussen een verantwoord industrieel klimaat en een gezond leefmilieu’. Dat het zelf ook baat had bij het voorkomen van omvangrijke bedrijfsongevallen wordt niet expliciet vermeld, maar heeft natuurlijk ook een rol gespeeld. Directe schade en gederfde inkomsten zullen veel geld gekost hebben en verwacht mag worden dat het welzijn van de werknemers en imagoschade ook in belangrijke mate meespeelden. Tot de maatregelen behoorden het wegnemen van opwarmingsbronnen in de loodsen, een beter signaleringssysteem en een alarmprocedure dat in voorkomende gevallen adequaat gehandeld kon worden. Naast de bestaande Hinderwetgeving was er nauwelijks controle van overheidswege. Reden voor argwaan en frustratie bij een groter wordende groep burgers die zich niet overtuigd wisten van afdoende maatregelen. Sterker 19 Musis
foto Jan Dulfer
nog, het bleef stinken en tot in de jaren 1970 kon de schone was vaak direct na het buitenhangen weer in de machine omdat die door roet of andere aanslag grauw was geworden. Het mêlee aan geuren, niet de meest aangename, noodzaakte regelmatig het dragen van mondkapjes of het eenvoudig voor de neus en mond houden van een zakdoek. Verbetering bleef uit en onder delen van de bevolking borrelde het. Eén van de opkomende broeihaarden van protest en verzet was de kunstenaarssociëteit VL. 65. In 1965 opgericht door musicus Ton Stolk en kunstenaar Cor van Dorp, was dit gezelschap aanvankelijk een gemêleerde groep van kunst- en cultuurliefhebbers. Jack Tsang, sinds 1967 opvolger van Stolk als voorzitter, vat het aldus samen: ‘VL.65 was een heterogene groep. Zo was dirigent Dick Borst lid en repeteerde hij met zijn mensen in het verenigingsgebouw aan de Zomerstraat, en ook waren kunstliefhebbers en –beoefenaars van de oude garde bij de sociëteit aangesloten. Maar vanaf het begin waren er ook veel links georiënteerde aanwezig, waarvan sommige activistische ingesteld waren. Kees Vollemans, Remi Poppe en enkele anderen waren exponenten van een strijdbare en mondige beweging, die zondermeer binnen VL.65 kon opereren.
VL.65-archief Ton Stolk haalde in een artikel over VL.65 in het Historisch Jaarboek Vlaardingen herinneringen op over deze ontwikkelingen, niet geheel vrij van een waardeoordeel: ‘De al of niet vermeende politiek-maatschappelijke inhoud was voor hen [de leden die afhaakten] niet alleen schokkend, maar meestal van een grenzeloze
smakeloosheid.’ Gaandeweg de jaren kreeg de programmaring van VL.65 naast het culturele ook een politiekmaatschappijkritisch karakter. Een flinke portie argwaan richting de gemeenteraad en de traditioneel heersende klasse was een gemene deler. Hoewel links georiënteerd, was het aantal richtingen dat onder de leden vertegenwoordigd was groot. Van anarchisten tot klassiek Marxisten. VL.65 organiseerde discussieavonden, hearings en heapings, terwijl de theoretici onder de leden het orgaan NUK benutten om de laatste communistische literatuur te bespreken of hun visie op de maatschappij te geven in het zo typisch bij deze tijd horende taalgebruik. Het fragmentarisch bewaard gebleven VL.65-archief is met dit soort geschriften een prachtig tijdsdocument en historische bron. Natuurlijk was VL.65 niet representatief voor de Vlaardingse gemeenschap. De meeste Vlaardingers stemden al dan niet traditiegetrouw op PvdA, VVD, PCG, ARP, CHU of KVP en in veel kleinere aantallen op de CPN of PSP, zoals velen binnen VL.65. Tegelijk zorgde VL.65 voor een tegengeluid, dat maar al te zeer ten stadhuize en in de krant gehoord en gelezen werd. De meest uitgesproken meningen werden geuit door een subgroep van VL.65: ‘Stront aan de Knikker’ (SadK). Het was deze actiegroep, met Vollemans en Poppe als gangmakers, die NUK (met Bert van Meggelen als redacteur) voor een belangrijk deel vulden. Een vastomlijnde groep was het niet. Wie mee wilde discussiëren of meedoen aan acties, sloot zich aan. Het kenmerkt VL.65 waarin ruimte bestond voor vele geluiden, ideeën en activiteiten. In SadK legde Remi Poppe de kiem voor een activistische milieubeweging die later van grote invloed zou blijken te zijn. In 1967 zit de stemming er goed in: ‘Als de luchtvervuiling ‘t ‘m niet doet, dan word je wel doodgezwegen.’ SadK treedt naar buiten met gepeperd commentaar op overheid en gezagdragers. Pamfletten worden verspreid om de denkbeelden onder de bevolking kenbaar te maken. Leen Droppert, die de vrijheid had omarmd en zichzelf meer als een anarcho-syndicalist beschouwde, herinnert zich: ‘Wanneer het weer te gek was met de viezigheid werd een plakgroep geformeerd. In mijn atelier in de voormalige Ericaschool [waar ook VL.65 zijn onderkomen had]
werden de voorbereidingen getroffen. De plakkers gingen met een pot lijm, kwast en stapel biljetten lopend of op de fiets er op uit. Ik had een Lelijke Eend en hield rijdende in de gaten of de politie in de buurt was. Wanneer dat het geval was, waarschuwde ik de plakkers, die de lijmpotten lieten staan en vrolijk doorliepen.’ Soms werd ook een afleidingsmanoeuvre gepleegd: ‘Iemand belde vooraf de politie dat hij in de Holy verdachte figuren had gezien, waarna we vrij spel hadden.’
probeerde te overtuigen dat zij de eersten waren die profiteerden van betere veiligheidsmaatregelen en dat de acties niet tegen hen gericht waren maar tegen hun leidinggevenden. Een succesnummer.
Centraal Aksiecomitee De kakelverse Stichting Leefbare Delta zou een belangrijke rol in de Nederlandse milieubeweging en de Socialistische Partij gaan spelen. Uit de stichting ontstond weer het door Poppe opgerichte Centraal Aksiekomitee Rijnmond, die de directe actie opzette en coördineerde. Het wist een grote aanhang te verwerven en betrokken te houden door een hoge organisatiegraad, die heden ten dage de SP kenmerkt. Het actievoeren werd onder Poppe’s leiding geprofessionaliseerd en werd een geduchte tegenstander van de gevestigde orde. Toen in 1972 de SP ontstond was Poppe daar bij en integreerden de actieorganisaties zich tot de Milieu Actiecentrum Nederland (MAN) met wederom Poppe als boegbeeld. De verdere geschiedenis kennen we.
Mentale luchtvervuiling In hoeverre de acties hebben bijgedragen aan een meer kritische houding onder de bevolking is moeilijk te bepalen. De gebezigde taal was bewust opruiend en landde lang niet bij iedereen. SadK sloeg flink om zich heen en verweet de gemeenschap apathie, ook moederorganisatie VL.65: ‘Aan VL.65: apathische avant-garde, in genegenheid opgedragen. ’ Om zich te onderscheiden van VL.65 produceerden SadK op enig moment een eigen orgaan: NUC. Het bestuur van VL.65 wond zich hierover niet op. Jack Tsang: ‘Wij lieten iedereen vrij, maar gingen confrontaties niet de weg. De brave borsten maar ook de meer extremen. Niemand werd weggekeken en alles liep door elkaar heen.’ Binnen VL.65 was het SadK die zich het meest met het verzet tegen de luchtverontreiniging bezighield: ‘Het is niet verwonderlijk dat Vlaardingen de geboortestad is van Stront a/d knikker. Vlaardingen wordt geteisterd door industriële en mentale luchtvervuiling. … De gestorven strontlucht is in Vlaardingen ondragelijk. Het komitee [SadK] ontleent er zijn naam aan. Net zoals het de stijl van sommige van z’n pamfletten ontleende aan die van de tegenstander. (De tegenstander zo opgeblazen, dat iedereen hem wel moet zien.) We sprenkelen geen parfum. We roeren in de beerput.’ En dat roeren duurde voort. Totdat op 13 april 1970 de vlam weer in de pan sloeg. Een felle brand in een van de loodsen van de ENCK waar kunstmestmengsels lagen leidde tot grote onrust en paniek. Geluidswagens waarschuwden bewoners van de omliggende gemeenten voor het vrijkomen van giftige stoffen en ook nu werd de brand met moeite geblust. De verontwaardiging was enorm en het protest dito.
Leen Droppert met het mombakkes van toen, foto Arie Wapenaar
Vanaf 5 november 1963 ontlaadde de spanning zich voor het eerst in serieuze mate. De heftige brand, waarbij op de brandweerkorpsen van Rotterdam en Schiedam een beroep moest worden gedaan, veroorzaakte een giftige rookwolk die dankzij de weergoden te nauwer nood aan Vlaardingen voorbij ging.
Honderden demonstranten kwamen op 18 april 1970 in optocht bijeen, die onder andere langs Het Hof en Liesveldviaduct leidde. Een aantal organisaties nam deel aan de demonstratie. De Stichting Leefbare Delta, een nieuwe organisatie met Remi Poppe aan het roer, coördineerde het protest. Maar ook de VTL en VL.65 waren vertegenwoordigd. Slogans en spandoeken met teksten als ‘Stankterreur’, ‘Wie stank zaait zal gif oogsten’ en ‘Vuile stinkers’ werden meegedragen. Leen Droppert, beeldend kunstenaar, maakte voor de gelegenheid een levensgroot masker, dat hij als ton over zijn bovenlichaam droeg. De voorzijde vertoonde een grimassende doodskop en op de achterkant was de tekst ‘Luchtverontreiniging is legale sluipmoord’ te lezen. De ‘mombakkes’ zoals Droppert hem haast liefkozend noemt, is bewaard gebleven en één van de weinige objecten die aan de stormachtige periode in Vlaardings geschiedenis herinneren. Musis 20
Tijdens de demonstratie werd er heftig gediscussieerd met ENCKwerknemers, die door de acties hun broodwinning in gevaar zagen komen. De pijlen richtten zich op de VTL, die sinds 1963 de ENCK in het vizier had. Werknemers van de kunstmestfabriek richtten in allerijl een ‘Vereniging ter bestrijding van de vereniging tegen de luchtverontreiniging’ op. Volgens de Nieuwe Vlaardingse Courant was men woedend: ‘Wij willen trachten de maatschappij te handhaven en het negatieve uit te bannen. … De initiatiefnemers hebben geen goed woord over voor de provocerende houding van de Vereniging tegen de Luchtverontreiniging in en om het Nieuwe Waterweggebied, die onlangs een felle aanval deed op de ENCK.’ Het moet Remi Poppe aan het denken hebben gezet. Aan de ene kant verzette hij zich tegen de milieuverontreiniging en aan de andere maakte hij zich sterk voor de zaak van de arbeiders. Het resulteerde in een aanpak die de arbeiders er van 21 Musis
Terwijl Poppe bezig was de demonstratie voor te bereiden, namen leden van VL.65 en de PSP daags na de brand actie. Leen Droppert reed zijn auto met daarin Jack Tsang die met een megafoon de bevolking opriep die avond naar de raadsvergadering te komen om te protesteren. Tsang:’Toen de raadsvergadering, ook na een tijdje niet, niemand over de brand sprak, besloten Jos Noordhuizen (toenmalig voorzitter PSP en V.L.65 lid) dat we de vergadering zouden gaan verstoren om aandacht te vragen voor wat gebeurd was. Toen de raadsvergadering, ook na een tijdje niet, met geen woord over de brand sprak, besloten we opruiende teksten naar beneden te roepen. Al snel volgden de anderen, net als wij op de publieke tribune (balkon) gezeten. Het college en de raadsleden reageerden nauwelijks en dat frustreerde één van onze groep [Rob Prins, JtB] dermate dat hij naar beneden sprong om het pleidooi kracht bij te zetten. Met zijn sprong brak hij een voetbeentje en al hinkelend en achterna gezeten door VVD-raadslid Jan Madern zag hij kans af en toe iets in de microfoons van de raadsleden te roepen.’ Hoewel Tsang en Noordhuizen het netjes wilden houden, hadden zij de groep niet
meer in de hand en naast de sprong verdwenen ook koffiekopjes naar beneden, zonder iemand te raken overigens. De tribune werd door de aangerukte politie ontruimd, waarbij journalist Joop Daalmeijer nog snel de meegevoerde Leen Stolk een reactie kon ontlokken. Omdat hij op een persplaats was gaan zitten, had de politie Jack Tsang laten zitten, die nadat de rust was weergekeerd, doorging met zijn protestkreten. Dat duurde maar even. Bij het politiebureau werd nog geprotesteerd om de ingerekende demonstranten te ontzetten, wat tot het nodige tumult maar niet tot resultaat leidde. De in 1968 door de Raad voor de Milieuhygiëne voor het Rijnmondgebied in werking gestelde klachtentelefoon had tegen de brand uiteraard niets uit kunnen maken en ook het in 1969 gereedgekomen automatische waarschuwingsmeetnet (de bekende snuffelpalen) liepen achter op de feiten van de ENCKbrand. Hoewel langzaam hadden de protesten wel iets teweeggebracht. Bij de overheid en ook bij sommige bedrijven was het besef doorgedrongen dat ongevallen en rampen voorkomen moesten worden. Een goed signaleringssysteem (het waarnemen) was een eerste stap. Het vergrootte ook de betrokkenheid van de burgers, die massaal gebruik gingen maken van de centrale meld- en regelkamer die zich later ontwikkelde tot de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond. Taken, bevoegdheden en doelen van deze dienst evolueerden sindsdien verder. De milieuorganisaties zijn echter nog steeds actief en niet zonder reden. Na de protestacties tegen de ENCK in 1970 stierf VL.65 een langzame dood. Tsang trad af als voorzitter en met hem en Remi Poppe verdween het activisme en de energie. In de korte periode van bestaan heeft VL.65 een grote rol in het culturele leven van Vlaardingen gespeeld, maar ligt de betekenis van de sociëteit waarschijnlijk veel meer op het vlak van de politiek en het activisme. Veel van dit laatste is hier onbelicht gebleven, onder andere de acties tegen bijvoorbeeld de sanering van de binnenstad en de dictatuur in Griekenland, en voor het Jongeren Advies Centrum en de Bouwspeelplaats. Tijd kortom voor een bevlogen geschiedschrijving van VL.65.
WONEN EN WERKEN ROND DE EEST
met groepen vrijwilligers aan de slag. Hans de Ruiter herinnerde zich jaren later nog hoe het pand de ene dag werd gekraakt en de krakers de volgende reeds de sleutel kregen van wethouder Cor Bolmers. Er gingen geruchten dat de gemeente op de plaats van De Goudsbloem nieuwbouw wilde realiseren, maar achteraf lijkt dat zeer onwaarschijnlijk. Vrijwel de gehele vroegere Brandersbuurt lag nog braak evenals de driehoek bij de Vlaardingerstraat, het voormalige Hermes DVS-terrein met aangrenzende bebouwing en het Westmolenstraatkwartier. Als de gemeente wilde bouwen beschikte ze over een opengebroken terrein ter grote van de halve binnenstad. De zo geheten Goudsbloemgroep verkreeg als rechtspersoon na enige moeite een huurcontract dat het mogelijk maakte om in de voormalige mouterij een jongerencafé te beginnen. Dat werd het tweede in Schiedam. Kort daarvoor had een cultuurverwante groep in een voormalige distilleerderij aan de Lange Haven het jongerencafé ‘De Quibus’ gesticht. De Goudsbloemgroep dacht hierbij aan een sociaalcultureel café waar het nuttigen van drank niet centraal zou staan, maar onderdeel moest zijn van een theater, annex muziekpodium, annex studieruimte, waarin de verschillende activiteiten zoveel geld zouden opbrengen dat de verdere restauratie van het pand waarin zich nog een oorspronkelijke eest bevond daarmee mogelijk werd gemaakt. Op 30 december 1977 was het zover en ging Café De Goudsbloem open. Voor korte tijd slechts. Drie jaar later was niet alleen het weinige geld verdampt. Ook de idealen waren bezweken. Het runnen van een sociaalcultureel jongerencafé vergt meer incasserings- en organisatievermogen dan Hans, Rita en Bertus konden opbrengen. Het café werd in 1980 verpacht totdat ook deze Goudsbloem het onder nieuwe beheerders het niet langer kon bolwerken. Hans de Ruiter; ‘Een kroeg is maar een kroeg en we maakten te weinig winst om het pand verder op te knappen. Daardoor bleef van de oorspronkelijke doelstelling weinig over’. In 1987 keerden ze gedrieën echter noodgedwongen toch weer terug. Het was zonde om het gebouw leeg te laten staan. Dus keerden ze terug, verlegden de bakens en vestigden ze als uitbaters van het Restaurant de Mouterij dat het nog vijftien jaar zou volhouden en uitgroeide tot één der drukst bezochte en populairste restaurants van Schiedam.
tekst: Hans van der Sloot foto’s: Gemeentearchief Schiedam en Restauro Keren van het graan, foto Gemeentearchief Schiedam en Eestoven met trechter
En opnieuw doet het voortbestaan van Mouterij De Goudsbloem in een nieuwe bestemming het nodige stof opwaaien. Nu vanwege het plan van Restauro Architecten om na ruim tien jaar van leegstand in het massieve gebouw een aantal ouderenwoningen met zorgfaciliteiten te huisvesten. De bezwaren tegen de plannen van Restauro gaan ervan uit dat de herinnering aan de vroegere bestemming van het gebouw verloren zal gaan. Architect Peter van Velzen bestrijdt dit. De eest als industrieelarcheologische kern van de mouterij blijft intact. En wordt juist beter zichtbaar gemaakt dan nu het geval is Restauro is – zoals de naam al doet veronderstellen – geen onbekende in restauratieland. En al helemaal niet in Schiedam. Bij tientallen restauratieprojecten in Schiedam waren Peter van Velzen en zijn medewerkers betrokken, zoals recent de restauratie van het Huis te Poort, de winkels op de plaats van de voormalige Ooievaar, ‘herstel’ van de ruïne, verbouwing van de Hoeve Sophia, de beheerderswoning op de voormalige RK-begraafplaats en verschillende monumentale woningen. Enkele maanden geleden – Musis oktober 2012 - schreef Han van der Horst over de plannen die Peter van Velzen en Joyce van der Knaap ontwikkelen voor de voormalige Sodafabriek tussen Tuinlaan en Buitenhaven. Het realiseren van een complex ouderenwoningen met zorgfaciliteiten in de voormalige mouterij De Goudbloem aan de Noordvest is
een project van minstens zo grote omvang. Mouterij de Goudbloem werd in 1973 ‘in beheer genomen’ door wat toenmalige krakers Hans de Ruiter en Rita Tobé later de ‘tweede generatie’ noemden. Tot de eerste generatie behoorden de jongeren die in 1967 de acties voerden voor behoud van de Brandersbuurt. Deze hadden hun plannen jammerlijk zien mislukken. Zelfs de leden van de gemeenteraad die aanvankelijk tot de vurige voorstanders van de herstelplannen hadden behoord, keerden zich uiteindelijk tegen de actievoerders. Financiële steun werd niet gevonden waardoor sympathieke plannen voor galeries, atelierwoningen en terrasjes nimmer van de grond kwamen. Wat resteerde was het centrum van alle Brandersbuurtacties, het Zakkendragershuisje. Dit was enkele jaren daarvoor door leden van de Open Studiogroep van filmer Jan Schaper zorgvuldig schoongebikt en omgevormd tot een ontmoetings- en studiecentrum, waar de filmer op vrijdag- en zaterdagvonden de jeugd onderhield met grootse visies en alleenspraken over de teloorgang van de samenleving en de verwording daarmee van film, beeldende kunst en muziek.
Laatste Mouterij in Nederland In de plannen van Restauro zal het vroegere restaurant de gemeenschappelijke ruimte zijn van het wooncomplex. Peter van Velzen; ‘Deze ruimte leent zich het meest voor een centrale voorziening binnen het complex. Weliswaar moet er een hoogteverschil ten opzichte van het maaiveld worden gevonden, maar deze kan aan de buitenzijde van het gebouw worden gerealiseerd. Hierdoor wordt een gemakkelijke entree verkregen op de toegangshal. In deze glazen hal die in de hoogte meerdere verdiepingen verbindt, blijven de oorspronkelijke oven en trechter van de eest bewaard. Mouterij De Goudsbloem is de laatste voormalige mouterij in Nederland waarin de oorspronkelijke eestinstallatie bewaard is gebleven. In de nieuwbouw blijft deze installatie vanuit alle hoeken en hoogten in het zicht. Ook bezoekers van het complex kunnen tijdens open monumentendagen of excursies rond de eest lopen. In de doelstellingen van de Goudsbloemgroep stond indertijd het behoud van het karakter en industriële betekenis van het gebouw centraal. Aan die doelstellingen
Zoiets als het Zakkendragershuisje wilde de tweede generatie krakers ook realiseren. En dus braken Hans de Ruiter, Rita Tobé, Bertus Nooteboom, Marjan Meijer en Carl van Meerendonk de al jaren leegstaande mouterij De Goudsbloem open en gingen al snel daarna Musis 22
23 Musis
Door de eest zorgvuldig te conserveren, te restaureren en in een beschermende glazen kolom te plaatsen, wordt de monumentale waarde versterkt. Zo’n eestinstallatie is meters hoog en vervult daarmee op verschillende verdiepingen een functie.
willen we allerminst tornen. Integendeel zelfs. Door de eest zorgvuldig te conserveren, te restaureren en af te sluiten met een twee verdiepinghoge glazen pui, wordt de monumentale waarde versterkt. Zo’n eestinstallatie is meters hoog en vervult daarmee op verschillende verdiepingen een functie.’ In de tweede helft van de negentiende eeuw waren in Schiedam zestig mouterijen actief. Een rekensommetje leert dat één mouterij zo’n vijf branderijen bediende. Dit cijfer is heel grof. Mogen we ervan uitgaan dat het merendeel van de Oudhollandse branderijen met hun twaalf bakken per stelling uitgesproken kleine bedrijven waren met een beperkte productie, dan zal dit ook voor de mouterijen hebben gegolden. De vestigingsplaats van lang niet alle mouterijen is bekend en slechts van een klein aantal kan in de huidige stad de plaats worden teruggevonden. De mouterij produceerde een belangrijke grondstof voor de branderij, namelijk de gerstmout. Hiertoe werd op de bovenste vloeren van de mouterij geweekte gerst in dikke matten neergelegd om op die manier tot ontkieming te worden gebracht. Tijdens dit kiemen wordt het zetmeel in de gerst gedeeltelijk in suiker omgezet. Was deze suiker gevormd dan moest het ontkiemen worden gestopt om de suikers niet verloren te laten gaan in het verdere groeiproces. Dit stoppen gebeurde door de gerst op een lager gelegen vloer te laten drogen. Deze vloer, de eigenlijke eestvloer, was voorzien van gaatjes waardoorheen warme lucht stroomde. Deze lucht werd verwarmd in een stoof of oven en via een grote trechter naar de eest gevoerd. Oorspronkelijk bestond deze eestvloer uit stenen tegels. In mouterij De Goudsbloem werd deze in de loop van de twintigste eeuw vervangen door geperforeerde stalen platen die op ijzeren staven werden gelegd. Deze vloer is gedeeltelijk nog aanwezig en maakt deel uit van de
Gebouwaanzicht op de Noordvest
monumentale eestinstallatie. Het werk in de mouterij bepaalde zich tot de enkele eenvoudige handelingen. Zakkendragers droegen de droge gerst naar de eerste vloer, waarna het graan – na te zijn geweekt - tot op de bovenste verdieping werd getakeld om daar te ontkiemen. Regelmatig moest het natte graan worden gekeerd om broei te voorkomen en tevens te zorgen dat de korrel voldoende zuurstof kreeg voor het verloop van het kiemproces. Na enkele dagen was dit voltooid hetgeen de mouter vaststelde aan de hand van de lengte van de kiem en kon de jonge mout op de eestvloer worden uitgestort. Speciale werktuigen waren niet nodig, de vakbekwaamheid beperkte zich tot de elementaire kennis van het kiemen waarna het stoken van de stoven met enig beleid moest gebeuren. De lucht moest voldoende warm zijn om de gerstmout te drogen maar koel genoeg om te voorkomen dat de kiemen verbrandden en zich in het graan caramel vormde.
Achterzijde van het gebouw met trappenhuis en liftkoker De centrale ontmoetingsruimte op de begane
Oorspronkelijke constructie bewaard De voornaamste karakteristiek van een mouterij wordt gevormd door de constructie. Het natte graan maakte dat de constructie zwaar en in onze ogen overgedimensioneerd was uitgevoerd. Peter van Velzen; ‘Dit is ook de reden dat we de oorspronkelijke constructie van het gebouw intact laten. De trappen en liftinstallatie worden aan de achterzijde van het gebouw in een vrijstaande kolom geplaatst. Daarin wordt de scheefstand van het gebouw beklemtoond door de liftkoker met een glazen verbinding visueel los te maken van het gebouw.’ Van Velzen: ‘Veel werk hebben we gemaakt van de dakopbouw. Oorspronkelijk moet het gebouw een kap Musis 24
hebben gehad, afgaande althans op de bouwtekeningen van omstreeks de helft van de negentiende eeuw. Er is echter geen oude foto te vinden waarop deze ook echt op het gebouw staat. Ook de bouwsporen zijn niet eensluidend. De opbouw zoals wij die voor ogen hebben is terughoudend op het dak geplaatst en volgt de structuur van het hoofdgebouw en latere aanbouw. In de uitvoering hebben we gekozen voor materialen die dicht bij het historische gebouw staan zoals zink en zwart geteerd hout. In de voormalige branderijen – waarvan er overigens niet één bewaard is gebleven – werd de bovenbak ook steevast in zwart geteerd hout uitgevoerd. De opbouw voegt zich daarmee naar een beeld zoals dat in het verleden heeft bestaan.’ 25 Musis
Ook in de gevels worden nagenoeg geen veranderingen aangebracht. In zijn verschijningsvorm wordt De Goudbloem als voormalige mouterij geheel intact gelaten. Dit voeren de architecten zelfs door in de achtergevel die voor het publiek nagenoeg verborgen blijft. Zelfs de industriedeur blijft intact en de grote boogvensters aan deze kant worden weer als ramen uitgevoerd. Van Velzen; ‘Het gaat erom het gebouw dat in wezen bestaat uit grote, lege graanvloeren rondom de trechter en oven van de eest intact te laten en ook de oorspronkelijke inrichting met de zware kolommen en balken in het zicht te houden. Ook bewoond blijft het gebouw een oude mouterij. Herkenbaar voor iedereen die zich interesseert voor de geschiedenis van Schiedam.’
STAND-UP BIBLIOTHEEK DE MONOPOLE
voor op- en aanmerkingen is er een geduldig oor en wie de bibliotheek wil gebruiken voor het maken van afspraken is al evenzeer welkom. In de Monopole geeft de Bibliotheek Schiedam vorm aan de Nieuwe Bibliotheek zoals deze werd beschreven in het Beleidsplan 2012-2015. De informatiebehoefte van het Nederlandse publiek is in korte tijd ingrijpend gewijzigd. Boeken vormen een onderdeel van het totaalaanbod aan media dat de gebruiker tegenwoordig ten dienste staat. En hoe jammer misschien ook, dit onderdeel neemt in omvang en betekenis af. Waren de lees- en studiezaal in het verleden faciliteiten waarop door een groot aantal lezers, scholieren en studenten een beroep werd gedaan, de studieruimte van nu is een digitale werkplek, met alle levendigheid vandien.
tekst en foto,s: Imaan Norris
Werkplekken en Leestafel
MET
de opening op 2 februari 2013 van de Stand-up bibliotheek in de benedenruimte van de vroegere volksbioscoop Monopole voegt de Bibliotheek Schiedam een tijdelijk cultuurlaboratorium toe aan de bestaande voorzieningen. Het is een bibliotheek, maar dan anders. Zonder boeken, maar wel met de mogelijkheid om geleende spullen terug te brengen en vooraf bestelde boeken, strips en cd’s terug te bezorgen. Het is een ontmoetingspunt waarin de ontmoeting tussen mensen, tussen mensen en cultuur en media centraal staan. Wie wil maakt gebruik van het gratis wifinetwerk, koffie en warmte zijn verzekerd,
In de voormalige bioscoop zijn nu werkplekken, een leestafel met tijdschriften en kranten, een selectie boeken en beeldschermen te vinden. De Bibliotheek Schiedam gebruikt dit monumentale pand voorlopig voor zes maanden om dichter bij de mensen te zijn en zo bij te dragen aan het culturele klimaat in de binnenstad. “Deze tijdelijke vestiging zien wij als laboratorium” aldus Karin Visser, directeur van de Bibliotheek Schiedam. Kars Veling, de voorzitter van de Vereniging Openbare Bibliotheken, zei in zijn openingstoespraak bij deze eerste
Stand-up bibliotheek: ‘De bibliotheek is een plek waar mensen verbinding zoeken en vinden op het gebied van informatie. Het gaat er uiteindelijk om wat men met informatie wil. In dit licht kan de bibliotheek overal opduiken’. Met de bezuinigingen die ook de bibliotheek treffen, wordt vaak verondersteld dat het in deze tijd van digitalisering ook wel wat minder kan met investeringen in faciliteiten en dienstverlening. Veling: ‘Dat is dan verkeerd gedacht. In ‘the Cloud’ kun je geen koffie drinken of je kind voorlezen. In de toekomst zie ik voor me dat de Bibliotheek op alle manieren benaderbaar is, op plekken waar de mensen te vinden zijn, want daar vind je de verbindingen zoals in deze schitterende woonkamer’. Ook cultuurwethouder Johan Grijzen nam een voorschot op de toekomst. “De bibliotheek van morgen is tijdloos, zet aan het denken en moet de huiskamer van de stad zijn’. Hij keek terug naar de jaren 1960 toen zijn oom een boekenwinkel in een achterstandsbuurt had. ‘In die tijd was dat een buurtvoorziening die ertoe deed, mensen werden daar geholpen met lezen en andere informatie. De buurtboekhandel (en bibliotheek zoals Schiedam en Vlaardingen er meerdere hadden) was de huiskamer van de buurt. De vraag is hoe zo’n huiskamer in deze tijd ingevuld moet worden. Er zijn er nu meerdere ruimtes nodig; kinderkamers, Schiedamkamers, grootletterkamers en voorleeskamers. De Bibliotheek Schiedam heeft dit in de Stand-up bibliotheek samen weten te brengen in deze schitterende huiskamer van de stad in de voormalige bioscoop. Ook al een begrip bij alle oudere Schiedammers’. Tot slot werd een oranje lint, bevestigd aan een groot beeldscherm, doorgeknipt. “niet de boeken maar de digitale mogelijkheden krijgen hier een extra podium” benadrukte directeur Karin Visser. Daarna was de beurt aan vijf leden van de voorleesbrigade van de Bibliotheek Schiedam. Zij brachten het verhaal De bibliotheek van Babel uit het boek De Aleph van Jorge Luis Borges ten gehore. “Het paradijs als een oneindige bibliotheek”
Meer nieuwe locaties De Openingstijden van de Stand-up bibliotheek zijn op gewone dagen (met uitzondering van maandag) van 10.00 tot 17.00 uur, en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur (vanaf maart) Sinds 30 januari heeft Jeugdbibliotheek de Klinker, in Basisschool De Klinker aan de Bernardus IJzerdraatsingel 1, een uitgebreide collectie jeugdboeken en andere materialen beschikbaar voor kinderen in de wijk en de overige basisscholen in Noord. De openingstijden zijn woensdagmiddag van13.30 tot 16.30 uur, vrijdag van 15.15 tot 16.30 uur en zaterdag van 10.00 tot 12.00 uur. Op maandag 11 februari opent ook de Bibliotheek Schiedam De Nieuwe Harg aan het Hargplein 116 haar deuren. Hier wordt een compacte collectie geplaatst, bestaande uit grootletterboeken, streekromans en actuele romans. Ook zijn hier tijdschriften, kranten en wifi beschikbaar. De openingstijden zijn maandag, dinsdag en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur en woensdag en donderdag van 10.00 tot 17.00 uur. Musis 26
27 Musis
foto: Raymond de Vries
Hugo Borst, foto: Artiestenbureau Rotterdam
ALLES IN DE BOEKHANDEL
foto: Laurent Gayte
Stijlvol Frans hofballet uit de 18e eeuw én duizelingwekkende dans van nu. Of een lichtvoetige, literaire avond beleven en zelf lekker dansen op het jaarlijkse Boek&Bal. En nog heel veel meer!
19.30u - 01.00u
Exclusieve hoogtepunten uit het nationale én internationale cultuurprogramma, te beleven in Schiedam. Lekker dichtbij, net als de artiesten op het podium.
Boekhandel J.S. van Leeuwen Broersvest 85 3111 ED Schiedam Tentoonstellingen, concerten, theater voorstellingen en films van wereldklasse. Om van te watertanden. Dat geldt ook voor het culinaire aanbod: Frans, Hollands, Japans, Italiaans. Het kan allemaal in de bruisende binnenstad van Schiedam.
Boekhandel Post Scriptum Hof van Spaland 31 15 MAART 2013 – ’T HUIS TE POORT 3121 CA Schiedam FEEËRIEKE Stel uw culturele dag samen op www.ontdekschiedam.nu
www.boekenbalschiedam.nl
23 MAART 2013 –THEATER AAN DE SCHIE & DE BIBLIOTHEEK SCHIEDAM
BOEK&BAL: HET HOOGTE- CONNY FRANSE HOFDANS UIT PUNT VAN DE JANSSEN DE 18E EEUW BOEKENWEEK DANST ‘ZOUT’ OOK 3 MAART 2013 – THEATER AAN DE SCHIE
MAAR COMPLEET OPHet allerbeste héél dichtbij Cultuur in Schiedam. INTERNET BEELDENDE KUNST – THEATER – FILM – LITERATUUR – MUZIEK
Stedelijk Museum Schiedam
Nederlandse kunst van na 1945
Theater aan de Schie
Het stadstheater van Schiedam
Jenevermuseum
De ziel van Schiedam
Wenneker Cinema De beste films op de mooiste locatie
www.boekhandelvanleeuwen.nl www.postscriptum.nl
www.stedelijkmuseumschiedam.nl
www.theateraandeschie.nl
www.jenevermuseum.nl
www.wennekercinema.nl
Kijk voor het totale aanbod op www.ontdekschiedam.nu
’t Huis te Poort
De Ketelfactory
De Bibliotheek Schiedam
Westvest90-kerk
www.huistepoort.nl
www.deketelfactory.nl
www.debibliotheekschiedam.nl
www.westvest90.nl
Oude muziek, literatuur, film en meer
Projectruimte voor kunst, wetenschap, filosofie en spiritualiteit
€15,-
Klassieke muziek van alle tijden
Stadserf 1 - De Bibliotheek Schiedam -Theater aan de Schie Handling HACCP Cleanroom Drukwerk Printen Mailing Postbezorging Houtindustrie Groen- en Milieuservices Detachering Enquêtes
Schiedam Lange Haven 54-56 Tel. 010-4732751
Tel. (010) 204 10 00
Rotterdam-Centrum Delftsevaart 26 Tel. 010-2132993 Rotterdam-H'berg Bergse Dorpsstraat 25 Tel. 010-2180067
www.debontekoe.nl Musis 16
Musis 28
29 Musis
Zonder titel, 2009, houtskool en conté op gekleurd papier, 37,5 x 110 cm, collectie kunstenaar
Levend en werkend tussen twee culturen, verbindt Aji V.N. in zijn schitterend doorwerkte tekeningen de rijke culturele tradities van zijn geboorteland Kerala en het Nederland waar hij sedert tien jaar woont. Zijn oeuvre is vanuit elk gezichtspunt fascinerend.
D
e rivier de Ganges, verpersoonlijking van de macht en reinigende kracht van de godheid Shiva, stroomt vanaf de Himalaya tot aan West-Bengalen en Bangladesh door India als heilige rivier. Deze heilige rivier vervloeit met alle water van de wereld en is daarmee de bron van alle bestaan. Ook al stroomt het uit de kraan of valt het in een regenbui op aarde: waar water is, is eenheid met de goddelijke oorsprong. Voor Aji V.N. (1968) is dit een troostrijke gedachte als hij heimwee heeft naar zijn geboorteland India. Hij verliet het tien jaar geleden om zich te voegen bij zijn Nederlandse vrouw, de kunstenares Juul Kraijer. Water speelt in zijn werk een belangrijke rol. Het water van de stromende rivier, zoals bijvoorbeeld in de aandoenlijke tekening met de badende olifanten. De grote tekening heeft een breed formaat en laat het oog van de beschouwer van links naar rechts gaan, met de stroom mee. Of het water van de brekende golven op het strand in de prachtige tekening uit 2008, dat het Stedelijk Museum voor haar eigen collectie aankocht. Ook hier zorgt het brede formaat van de tekening ervoor, dat het lijkt alsof je zelf bij maanlicht op het strand staat, je kijkt naar de hemelhoge sterrenlucht en de eindeloze zee achter de golven. De tekening is vooral zo mooi omdat het met wit krijt getekend is op zwart papier. Het wit van de omslaande golven komt des te beter tot zijn recht tegen het zwart van de nacht. Het water manifesteert zich eveneens in zijn kleinste deeltjes, in de mist. In een vochtrijke lucht in het regenseizoen, zoals in de tekening uit 2009 met helgroene bomen tegen een dreigende grijze lucht op de achtergrond. Maar ook in de sneeuwlucht van een van zijn Hollandse landschappen bepalen deze kleine waterdeeltjes de sfeer. Musis 30
Water in wat voor een vorm dan ook is vaak ook binnen een werk vaak een bindend element. Naast zijn natuurlandschappen, of het nu vergezichten zijn of close-ups van gefantaseerde bloemen, tekent hij ook mensen. Zo maakte Aji V.N. een serie monochrome tekeningen van naakte mannen en vrouwen met enorme kapsels. Deze mensen bestaan echt en behoren tot de kleine, maar in India manifeste groep van tantrische asceten die de complete onthechting zoeken en zich buiten elke maatschappelijke conventie hebben geplaatst. Hun haar kan meterslang zijn, hun bezittingen niet meer dan ze bij zich dragen. Hij tekent ze met houtskool op gekleurd papier, of beter gezegd, hij laat ze uit de achtergrond tevoorschijn komen. Aji V.N. tekent geen lijnen, hij bewerkstelligt de contouren door een subtiel spel van licht en schaduw. De mannen en vrouwen staan niet op de grond, ze hebben geen decor, ze maken deel uit van hun eigen grenzeloze ruimte. Aji V.N.; ‘Alles in het universum heeft overeenkomsten. Het is dezelfde energie, die verschillende gedaanten aanneemt. Voor mij was het een ontdekking dat een landschap met bomen, de golven van de zee of een groep mensen, verschillende uitingen zijn van één en dezelfde energie, die niet alleen uit de natuur voortkomt, maar ook ontstaat in de handeling van het tekenen. Bevrijdend aan dat besef was de conclusie dat ik die energie dan ook op papier verschillende gedaanten kon laten aannemen’. Aji V.N. verkrijgt eenheid in zijn werken met zijn doorwerkte techniek. Hij tekent met houtskool en pastel, gumt het uit en voegt weer iets toe, net zo lang totdat hij tevreden is over de balans tussen de tekening en de achtergrond. Soms ligt het pastelkrijt als poeder op het papier, in andere tekeningen het houtskool door het vele 31 Musis
DE MEESLEPENDE WERELD VAN AJI V.N. Tekst: Froukje Holtrop Foto’s: Peter Cox gummen en tekenen met het papier versmolten lijkt. In de meeste werken zie je een duidelijke voorgrond, de plek waar het tafereel zich afspeelt, getekend tegen een vage achtergrond. Die vage achtergrond wekt de suggestie dat het afgebeelde achter en buiten de rand van het papier doorgaat. Alsof het afgebeelde een toevallige uitsnede is uit die eindeloze wereld. Een wereld die er altijd was en altijd zal zijn. Het opgeroepen idee van oneindigheid versterkt het verstilde karakter en de rust in zijn werk. Verstild is het, maar saai is het beslist niet. Zijn kleurgebruik is bijzonder en sterk. Aji V.N. kiest prachtige kleuren. Zo zie je zinnenprikkelend helder rood, helder blauw en helder groen in combinatie met subtiele grijzen
DE UITGAVE VAN MUSIS WORDT MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR: HERMAN JANSEN BEVERAGES B.V., GEMAAKT SCHIEDAM DE UITGAVE VAN MUSIS WORDT MEDE MOGELIJK DOOR: BASTIAANS & VAN RIET ACCOUNTANTS, SCHIEDAM BASTIAANS & VAN RIET ACCOUNTANTS, SCHIEDAM
BGS GRAFISCH, SCHIEDAM BOKX VASTGOED ONTWIKKELING B.V., ROTTERDAM BOKX VASTGOED ONTWIKKELING B.V., ROTTERDAM
FACILICOM BEDRIJFSDIENSTEN, SCHIEDAM
FACILICOM BEDRIJFSDIENSTEN, SCHIEDAM
FONTIJNE BEHEER B.V., VLAARDINGEN
FONTIJNE BEHEER B.V., VLAARDINGEN
HATENBOER WATER – DRINKWATERBEHANDELING, SCHIEDAM HATENBOER WATER – DRINKWATERBEHANDELING, SCHIEDAM
IRADO, AFVAL, REINIGING EN DIENSTVERLENING, SCHIEDAM
Zonder titel, 2008, houtskool op gekleurd papier, 160 x 113 cm,
IRADO, AFVAL, REINIGING EN DIENSTVERLENING, SCHIEDAM
en bruinen. Het is echter niet een bont geheel van kleuren, hij kiest nooit meer dan drie kleuren per tekening die verschillen van intensiteit en elkaar daarom in aandacht niet verdringen. Soms tekent hij maar met een kleur, met zwart houtskool, maar dan wel op gekleurd papier. Het bijzondere effect daarvan is dat het lijkt alsof het (gekleurde) licht vanachter de tekening komt.
NICOVERKEN HOLLAND B.V., SCHIEDAM
NICOVERKEN HOLLAND B.V., SCHIEDAM
SNELWEG TRANSPORT, SCHIEDAM
SNELWEG TRANSPORT, SCHIEDAM
werk maakte, schilderijen die ‘boordevol leven’ zaten’. De westerse kunstgeschiedenis was maatgevend in het Indiase kunstonderwijs, op de academies in Trivandrum en New Delhi die hij bezocht, en domineerde aanvankelijk ook Aji V.N.’s gedachten over kunst. De ontmoeting met de vrouw die zijn echtgenote zou worden, Juul Kraijer, bracht daar verandering in. Zij leerde hem dat je ook een eigen ontwikkeling in de kunst kan doormaken.
Kunst is voor Aji V.N. een manier om tot de werkelijkheid door te dringen. Het vergt veel onderzoek naar een bepaald In de hedendaagse kunst kun je niet meer spreken onderwerp om tot een kunstwerk te komen. Tegelijkertijd is van nationaal gebonden kunst en al helemaal niet bij een werk pas een kunstwerk voor hem als het iets herbergt kunstenaars die in het ene land opgroeien en opgeleid en vertelt dat eigenlijk buiten het papier omgaat, iets dat zijn, en in een ander land wonen en werken. Maar eigenlijk niet te tekenen is. Aji V.N.; ‘De visuele ervaring is grappig genoeg doet het werk van Aji V.N., ondanks dat als een stilzwijgend, vriendschappelijk samenzijn, waarin maatgevende kunstonderwijs op westerse leest geschoeid, inzichten worden uitgewisseld over de wereld, maar ook sterk denken aan de traditionele Indiase kunst met over onszelf’. taferelen uit de hindoeïstische mythologie met mythische Tekenen heeft de uit Kerala afkomstige kunstenaar figuren op eindeloze zeeën en bergketens. Meer dan aan de altijd gedaan. En krijt behoorde daarin tot zijn favoriete academische westerse kunst, waar bijvoorbeeld de tekening materiaal. In de deelstaten Tamil Nadu en Kerala – in belangrijker werd geacht dan de sfeer en het rationele het uiterste zuiden van India - is het tekenen met krijt gaat voor het zinnelijke. Daarnaast doen zijn gebruik een nog altijd wijdverbreide menging van volkskunst van krijt en pigmenten denken aan het werk van Anish en religie. Heilwensen, zegeningen dankbaarheid aan de Kapoor, de eveneens van oorsprong Indiase hedendaagse goden, worden verbeeld met grote, vaak veelkleurige kunstenaar. De zinderende kleuren horen meer thuis in krijttekeningen voor de deur van huizen en winkels, India dan in Europa. Maar het werk van Aji V.N. is vooral waaraan soms dagen wordt gewerkt. heel erg zijn eigen werk. Hij heeft een Als kind reisde hij veel en leerde ongeziene, prachtige, subtiele stijl, Alles in het universum verschillende omgevingen kennen. waarmee tekeningen maakt die in Zijn vader was inspecteur bij het zoals All heeft overeenkomsten. Het overzichtstentoonstellingen Ministerie van Volksgezondheid en About Drawing er uit springen. Met is dezelfde energie, die werd vaak overgeplaatst. Van zijn zijn kleuren prikkelt hij je zintuigen zuster leende hij een biografie over Raji en nodigt hij je uit in zijn wereld die verschillende gedaanten Ravi Varma (1848-1906), de schilder beheerst wordt door een serene sfeer. aanneemt. Bevrijdend aan En bij elke tekening weer. die als eerste in India realistische olieverfschilderijen maakte naar westers het besef hiervan was model, waarvan hij zich herinnert; de conclusie dat ik die ‘Maar wat mij bijzonder intrigeerde Tot 14 april te zien in het Stedelijk was de bewering dat hij ‘zeer levendig’ energie dan ook op papier Museum Schiedam. Musis 32
33 Musis
verschillende gedaanten kon laten aannemen.
Museumvondsten
Iedere Musis worden twee museale objecten uit niet-Schiedamse en niet-Vlaardingse collecties gepresenteerd, soms onbekende stukken, soms in de vergetelheid geraakte.
tekst : Jeroen ter Brugge
Foto: Arie Wapenaar Particuliere Collectie
Foto: Arie Wapenaar Particuliere Collectie
LAAN ONS GENOEGEN
SCHUIMT … EN KAN NIET KRASSEN!
Een rommelig hoekje in de marge van Schiedam. En om het met een gemeenplaats te duiden: schilderachtig. Een zoekplaatje waar ook kenners van het oude Schiedam pas na aandachtig studeren het over eens zijn dat het een doorkijkje vanuit de Polder Nieuwland op de Vellevest moet zijn. Met links, half zichtbaar de heul in de Vellevest voor een slootje dat leidde naar de watermolen aan de Vlaardingerstraat en de achter deze straat gelegen uitloop van de Zijlsloot. Met rechts boven de huizen uit, molen De Drie Koornbloemen. Links geschakelde arbeiderswoninkjes en rechts vermoedelijk de nering van een spoelingboer. Het was niet de bovenlaag die hier woonde. De omstandigheden moeten karig geweest zijn, om het woord schamel niet in de mond te nemen. Om wat ruimte te winnen werden aan de huisjes aanbouwtjes getimmerd, voor wat kippen of als bergplaats. Het vormde een vrij geïsoleerd buurtje onderaan de Vlaardingerdijk en met de Vellevestsingel aan de andere kant. Met romantisch klinkende straatnamen als de Laan Ons Genoegen en Gang/ Laan van Odé, maar of het leven hier altijd zo aangenaam was, kan betwijfeld worden. Toen het buurtje begin jaren vijftig gesloopt werd, was het niet veel meer. Het einde zat er duidelijk aan te komen en veel werd er niet meer geïnvesteerd. Hoe anders was dit van de 17e tot begin 19e eeuw. Hadden de toenmalige quote 500 – genomineerden avant la lettre een buitenplaats op het platteland, de duinen of in de bossen, de gegoede middenklasse vond zijn vertier net aan de rand van de stad. Inderdaad: tussen Vlaardingerdijk en Damlaan. Hier hadden zij hun moestuinen met theekoepel, waar zij het gedruis van de stad konden ontvluchten. Ook aan deze mode kwam een einde en wat resteerde was de naam van het paadje waarmee de tuinen bereikbaar waren (‘Laan Ons Genoegen’) en een enkel buitenhuisje met erker, dat op een enkele 19e eeuwse foto nog te zien is. De Schiedamse officieren lieten hier hun clubgebouw bouwen, waar in de 20e eeuw nog
menige vereniging zijn hoogtijdagen hield. De Werdegang was echter ingezet. Arbeiderswoningen werden gebouwd te midden van de oude opstallen, waarvan enkele als boerenbedrijfjes dienst gingen doen. Oudere Schiedammers herinneren zich de varkensboeren, die hun schare met spoeling vetmestten. Voetbalvereniging ‘De Rode Zon’ had zijn speelveld op een aangrenzend weiland. Het expressionistische olieverfschilderij uit de jaren 1930-1940 toont het contrast tussen het wat rustieke buurtje en de dicht opeengepakte bebouwing binnen de vesten. Het ging de schilder, Dan (Daniël Wilhelm) Bekking om de sfeer en niet zozeer om de details. De verhoudingen lijken hier en daar ook wat zoek. De in 1906 in Haarlem geboren kunstenaar volgde de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam maar heeft voor zover bekend nauwelijks topografisch werk in of rondom de Maasstad gemaakt. Direct na zijn academietijd vertrok hij naar Parijs waar hij zich aansloot bij een groep leidende Fauvisten. Hij kende een periode van succes met onder andere exposities in de Salon des Indépendants en de Salon des Tuileries, maar in 1939 kwam daar een abrupt einde aan. Enkele opdrachten en wellicht familiebezoek brachten hem in Nederland en toen hij terug wilde reizen, kwam hij Frankrijk niet meer in. De oorlog met Duitsland was uitgebroken en hij keerde onverrichterzake terug naar Nederland. Hij sloot zich in Amsterdam aan bij De Onafhankelijken, een kunstenaarsgenootschap dat zich aansloot bij de Kultuurkamer. Hij was bestuurslid en tot in 1944 exposeerde hij. Een erg dubieuze rol zal hij niet gespeeld hebben, want na de oorlog trad hij als snel weer in de ‘gezuiverde’ sociëteit aan als bestuurslid. Grote successen bleven verder uit en een baan als tekenleraar op het middelbaar onderwijs voorzag hem mede in zijn onderhoud. Wanneer hij de Schiedamse voorstelling schilderde, is onbekend. Mogelijk tijdens een bezoek aan zijn broer, het Rotterdamse raadslid W.D. Bekking. Musis 34
Jarenlang was de titel van deze museumvondst het credo van het schuurmiddel Vim. Vanaf het begin (1904), toen het door Lever Brothers in Engeland werd geïntroduceerd, was het een succes. Voorheen werd er met borstels en andere veel grovere schuurmiddelen gewerkt, wat natuurlijk de nodige sporen achterliet. De truc van Vim was dat het eigenlijke schuurmiddel (silicaat/ zeer fijne zandkorrels) machinaal werd gedoopt in zeep. In aanraking met water schuimde het en bleef de krassende werking beperkt door de zachtglijdende eigenschappen. Een toegevoegde geurstof, in later jaren citroen, gaf de gebruiker een fris gevoel. Net zo goed als we ons nog steeds voor de gek laten houden door allerlei geuren van afwasmiddelen en allesreinigers, die op zichzelf geen reinigende eigenschappen hebben. Ook op het Europese vasteland werd Vim een succesnummer en vanaf 1921 werd het in Vlaardingen in de Sunlightfabriek geproduceerd. Sunlight was de naam van de zeeplijn van Lever Brothers die vanaf 1917 in de nieuw gebouwde fabriek in de opgespoten polders ten westen van de stad werd geproduceerd. Naast de Bataafsche Petroleum Maatschappij en de Superfosfaatfabriek markeert Sunlight de industrialisatie die Vlaardingen van visserijplaats opstootte in de vaart der volkeren. Vanaf 1930 was Unilever de nieuwe moedermaatschappij, na een fusie tussen Lever Brothers en de Nederlandse Margarine Unie. Vim (Latijn voor krachtig of energiek) en andere Sunlight/Leverproducten zetten Vlaardingen op de kaart. Niet alleen stond de productieplaats prominent vermeld op etiketten en in reclames, ook andere marketingmiddelen werden beproefd. Tegenwoordig geheel uit de mode maar tientallen jaren zeer succesvol waren de bedrijfsbezoeken voor afneemsters. Duizenden en duizenden huisvrouwen uit heel Nederland brachten geheel verzorgd en per bedrijfsbus een bezoek aan de uiterst moderne fabriek. Na een introductie volgde een rondleiding langs de productielijnen en als de deelneemsters al geen vaste 35 Musis
afnemers waren, dan werden ze dat op dat moment wel. Tenminste, zo was de niet zo vreemde gedachte. Een groepsfoto voor de van reclame voorziene autobus vormde het sluitstuk van een interessant en gezellig dagje uit. Een ander marketingtool was een herkenbaar product. Vim was op afstand herkenbaar door een duidelijke, voor zijn tijd moderne, typografie en kleurstelling. Tot in de jaren 1950 het knallende geel met zwart. In de jaren 1960 volgde meer afwisseling in de kleurstelling, die het mogelijk maakte de inmiddels verschillende soorten Vim van elkaar te laten onderscheiden. Het toegevoegde bleekmiddel Chlorax of de eerdergenoemde citroenbijvoeging maakte de keuze wat ruimer. Dit ging gelijk op met de veranderende kijk op hygiëne. Werd voorheen alles met Vim aangepakt (allesreiniger was er nog niet) nu ontstond er een behoefte de wc met een ander middel dan dat voor het aanrecht te reinigen. Dat Unilever hier op inspeelde, is vanuit commercieel oogpunt volstrekt logisch. Sterker nog, deze differentiatie werd sterk gestimuleerd. Het levert een interessante typologische verzameling op, zoals hier ten tonele gevoerd. Vim werd geleverd in poedervorm en eind jaren 1960 volgde daarnaast een vloeibare variant van dezelfde fabrikant: Jif, later als Cif op de markt gebracht. Jarenlang werd dit product op TV aangeprezen als alternatief voor andere schoonmaakmiddelen die als een schaats op het ijs krassen als resultaat hadden. Hoewel het niet expliciet verteld werd, vormde het ook een alternatief voor Vim dat nog tot 2004 te koop bleef. Jif werd op basis van het veel fijnere calciet gemaakt, dat (nog) minder kraste dan het silicaat van Vim. De Sunlightfabriek in Vlaardingen, waar naast Vim en Jif/Cif ook de andere schoonmaaken wasmiddelen van Unilever geproduceerd werden, sloot in 2008 haast ongemerkt haar poorten. In 2013 rest alleen het Unilever Research Laboratorium, waar nieuwe schoonmaakartikelen, cosmetica en voedingsmiddelen ontwikkeld worden.
37 Musis