Gezond Actief Ouder Worden ‘Handleiding Ergotherapeutisch Preventie Programma’
Rol van de facilitator Thema handelen in de levensloop Thema rituelen en gewoonten Individuele bijeenkomsten
Junioradviseurs: Leyoni Bult Kristien van Emden Annemieke Jong Laura van der Plas Senioradviseur: Fenna van Nes Datum:
Juni 2007
Opdrachtgever: Werkgroep Gezond Actief Ouder Worden (Ramon Daniëls, Netta van ’t Leven, Fenna van Nes) Opleiding:
Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam
Gezond Actief Ouder Worden ‘Handleiding Ergotherapeutisch Preventie Programma’
Rol van de facilitator Thema handelen in de levensloop Thema rituelen en gewoonten Individuele bijeenkomsten
Junior adviseurs ergotherapie Leyoni Bult Kristien van Emden Annemieke Jong Laura van der Plas
Senior adviseur
Fenna van Nes
In opdracht van Werkgroep Gezond Actief Ouder Worden Ramon Daniëls Netta van ’t Leven Fenna van Nes
Juni 2007 © Hogeschool van Amsterdam Opleiding Ergotherapie Trefwoorden: Ouderen, preventie programma, ergotherapie, gezond en actief ouder worden, successful ageing Het copyright is in bezit van de Hogeschool van Amsterdam. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de Hogeschool van Amsterdam. Een kopie van de handleiding is verkrijgbaar via: www.ece.hva.nl
2
Voorwoord In het kader van het afstuderen als ergotherapeut aan de Hogeschool van Amsterdam hebben wij onderdelen van een preventief programma voor ouderen ontwikkeld. Het doel van ons deel van het project was om een gedeelte van het Nederlands ergotherapeutisch preventief programma voor ouderen in transitie te ontwikkelen, dat gebaseerd is op het succesvolle Lifestyle Redesign Program uit Amerika (Mandel, et al., 1998). Dit afstudeerproject is gemaakt in opdracht van de werkgroep Gezond Actief Ouder Worden. In deze werkgroep participeren Ramon Daniëls, Netta van ’t Leven en Fenna van Nes. Fenna van Nes is onze begeleidster geweest vanuit de Hogeschool van Amsterdam, vanuit de werkgroep hebben wij met haar het meest intensieve contact gehad. Wij willen haar hartelijk bedanken voor haar begeleiding en alle tijd die zij in ons en in het project heeft gestoken. Na een bespreking met Fenna en na haar feedback konden wij weer vol goede moed aan de slag. Ze heeft ons vaak weer op het goede pad geholpen en veel tijd en energie in het afstudeerproject gestoken. Wij waarderen dit heel erg aan haar en zonder haar was het niet mogelijk geweest om op zo een leuke en positieve manier af te studeren. Hiernaast willen wij de overige leden van de werkgroep, Ramon Daniëls en Netta van ’t Leven, ook hartelijk danken voor de tijd en energie die zij in het project hebben gestoken. De eerste weken van het afstudeerproject hebben wij een cursus health promotion gevolgd. Claire Craig, een van de grondleggers van het Britse ‘Lifestyle Matters’ programma, heeft ons deze cursus vol enthousiasme en overtuiging gegeven. Wij hebben tijdens deze cursus veel van haar geleerd en dit heeft een goede basis gevormd voor ons afstudeerproject. Ook willen we Anneke Nollet en Jildau Siderius, ergotherapeuten uit de praktijk die werkzaam zijn in de ouderenzorg, bedanken voor hun inspanningen om naar de handleiding te kijken en hier feedback op te geven. Tot slot willen wij alle ergotherapie studenten bedanken die ook hebben geparticipeerd aan dit project. Wij hebben de samenwerking als motiverend, inspirerend en plezierig ervaren. Leyoni Bult Kristien van Emden Annemieke Jong Laura van der Plas Amsterdam, juni 2007
3
Samenvatting De nadruk in dit programma ligt op het gezonder en actiever ouder worden van ouderen in Nederland. Het programma streeft ernaar om de wens van ouderen in transitie, om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven functioneren, te verwezenlijken en de kwaliteit van leven te verhogen. Het ergotherapeutische preventie programma voor ouderen bestaat uit groepsbijeenkomsten en individuele bijeenkomsten. Met behulp van de groepsbijeenkomsten en individuele bijeenkomsten leren de deelnemers hoe ze door middel van het uitvoeren van betekenisvolle, doelgerichte activiteiten hun gezondheid en welbevinden kunnen bevorderen. Het programma is onderverdeeld in verschillende thema’s en onderdelen. De thema’s bevatten onderwerpen die veel voorkomen in het dagelijks leven van ouderen in transitie. Het gehele programma bevat de volgende thema’s en onderdelen; - Thema handelen in de levensloop - Thema rituelen en gewoonten - Thema sociale contacten - Thema geestelijk fit - Thema lichamelijk fit - Thema mobiliteit en vervoer - Thema moderne technologie en domotica - Thema vrijetijdsbesteding - Thema veiligheid - Thema benutten van de omgeving - Onderdeel rol van de facilitator - Onderdeel individuele bijeenkomsten Dit deel van de handleiding bevat de volgende twee thema’s en twee onderdelen; het thema handelen in de levensloop, het thema rituelen en gewoonten, de rol van de facilitator en de individuele bijeenkomsten. Tijdens de ontwikkeling van het programma is er gebruik gemaakt van het PersonEnvironment-Occupation Model (PEO Model). Het PEO Model loopt dan ook als rode draad door het programma. Daarnaast zijn de volgende theorieën toegepast binnen het programma; occupational storytelling, occupational storymaking, successful ageing, flow, balans, temporality theorie, dynamische systeem theorie en handelen als transformationeel proces.
4
Inhoudsopgave Voorwoord.......................................................................................................................3 Samenvatting ..................................................................................................................4 Inleiding...........................................................................................................................6 1. Rol van de facilitator....................................................................................................9 1.1 Belangrijke perspectieven binnen het programma ...............................................10 1.1 Belangrijke perspectieven binnen het programma ...............................................10 1.2 Wijzen van aanbieden..........................................................................................19 1.4 Stages of change.................................................................................................28 1.5 Groepscohesie.....................................................................................................33 2 Thema handelen in de levensloop..............................................................................35 2.1 Bijeenkomst: Een goed begin is het halve werk ...................................................36 2.2 Bijeenkomst: Als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde ...........................45 2.3 Bijeenkomst: Evaluatie.........................................................................................54 3 Thema rituelen en gewoonten ....................................................................................61 3.1 Bijeenkomst: Inleiding op de rituelen en gewoonten ............................................63 3.2 Bijeenkomst: Verandering in rituelen en gewoonten ............................................72 3.3 Bijeenkomst: Anders is zo vreemd nog niet .........................................................78 4 Individuele bijeenkomsten ..........................................................................................83 4.1 Activiteit: Het kennismakingsgesprek...................................................................85 4.2 Activiteit: Het formulier ‘Overzicht van de handelingen’........................................86 4.3 Activiteit: Het formulier ‘Mijn handelen’ (zelfanalyse)............................................86 4.4 Activiteit: Het opstellen van en werken aan persoonlijke doelen ..........................87 4.5 Activiteit: Het bespreken van het groepsproces ...................................................88 4.6 Activiteit: De deelnemer op de hoogte stellen van gemiste ..................................90 bijeenkomsten ...........................................................................................................90 4.7 Activiteit: Diepgang over een bepaald onderwerp ................................................90 4.8 Activiteit: Het geven van traditionele ergotherapeutische .....................................90 interventies ................................................................................................................90 4.9 Activiteit: Evalueren .............................................................................................90 5 Begrippenlijst..............................................................................................................92 Nawoord........................................................................................................................97 Literatuurlijst..................................................................................................................98 Index ...........................................................................................................................103 Bijlagen .......................................................................................................................106 Bijlagen ‘Rol van de facilitator’ .................................................................................107 Bijlagen thema ‘Handelen in de levensloop’.............................................................112 Bijlagen thema ‘Rituelen en gewoonten’ ..................................................................137 Bijlagen thema ‘Rituelen en gewoonten’ ..................................................................138 Bijlagen ‘Individuele bijeenkomsten’ ........................................................................158
5
Inleiding In de nabije toekomst zal er een tekort ontstaan in de financiële en organisatorische mogelijkheden van het Nederlandse zorgsysteem. De vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal de economische groei doen afnemen en het aantal middelen dat nodig is voor de zorg van ouderen doen vergroten. Dit geeft druk op de sociale voorzieningen voor ouderen, het Nederlandse gezondheidssysteem, verzekeringen en voorzieningen. Daarnaast zal er door een afname van arbeidsgeschikten een tekort ontstaan op de arbeidsmarkt, hierdoor zijn er niet voldoende financiële middelen om adequate sociale voorzieningen te leveren (Daniëls, et al., 2005). In Amerika is naar aanleiding van dit probleem een onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek, ‘The USC Well Elderly Clinical Trial’ heeft aangetoond dat een ergotherapieprogramma bij ‘gezonde’ ouderen de gezondheid en het welbevinden van ouderen bevordert. De ouderen leren hoe het handelen hun gezondheid en welbevinden kan bevorderen en hoe ze betekenisvolle, doelgerichte activiteiten kunnen kiezen (Clark, et al., 1997, Hay, et al., 2002). Daarom is er op initiatief van Gail Mountain (UK) het project van European Network of Occupational Therapy in Higher Education (ENOTHE) opgestart. In Europees verband (ENOTHE) wordt het project ‘Occupation in Older Age’ uitgevoerd, gericht op het vertalen, invoeren en onderzoeken van de Amerikaanse preventieve interventie ‘Lifestyle Redesign’ (Mandel et al., 1999). Binnen het kader van ENOTHE zijn in Nederland verschillende ergotherapeuten een samenwerking aangegaan (werkgroep Gezond Actief Ouder Worden) met als doel een Nederlands ergotherapeutisch preventief programma voor ouderen te ontwikkelen en te testen (Daniëls, et al., 2006). Er heeft een oriënterende fase, door middel van meerdere afstudeerprojecten, op de waarde van zo een programma plaats gevonden. Er zijn twee oriënterende onderzoeken geweest. Het eerste onderzoek heeft zich gericht op de mening van experts over de behoefte aan het huidige aanbod van preventieve programma’s in Nederland, zoals het Amerikaanse Lifestyle Redesign Program (Hanssen, et al., 2006). Het tweede onderzoek heeft zich gericht op de mening van ouderen over een preventief programma geïnspireerd door het ‘Lifestyle Redesign Program’ (Klaassen, et al., 2006). Uit deze afstudeerprojecten, de verworven literatuur en de rondetafelconferentie, waar deskundigen op gebied van ouderenzorg, ouderen en preventie, ouderen en ergotherapeuten, uitgenodigd waren, is er geconcludeerd dat er behoefte is aan een soortgelijk preventief programma in Nederland. De werkgroep Gezond Actief Ouder Worden, heeft het doel om een Nederlandse handleiding, geïnspireerd door het Amerikaanse ‘Lifestyle Redesign Program’ te ontwikkelen. Het programma is bedoeld voor ouderen die zelfstandig wonen, met of zonder partner en in een periode van transitie zijn. “Transities zijn overgangen van de ene levensfase, fysieke of psychische gesteldheid of van de ene sociale rol naar de andere, die het normale leven tijdelijk ontwrichten en om aanpassing vragen” (Lange & Staa, 2003). Sinds de jaren tachtig heeft zelfstandigheid en onafhankelijkheid een steeds grotere rol aangenomen in het dagelijks leven van de nieuwe generaties. De trend is om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten verblijven. Dit is tevens ook een wens van de
6
mensen zelf (Regionale Commissie Gezondheidszorg). Er bestaat een hoge drempel om naar een verzorgingshuis of verpleeghuis te verhuizen. De nadruk in dit programma ligt op het gezonder en actiever ouder worden van de ouderen in Nederland. Het programma streeft ernaar om de wens van ouderen in transitie, om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven functioneren, te verwezenlijken en de kwaliteit van leven te verhogen. Leeswijzer De handleiding is na het lezen van deze leeswijzer beter te lezen en te begrijpen. Deze handleiding is één deel van een groter geheel. De drie verschillende handleidingen van de verschillende hogescholen vormen samen de gehele handleiding voor het ergotherapeutische preventie programma voor ouderen. Dit deel is opgebouwd uit de volgende twee thema’s: • Handelen in de levensloop • Rituelen en gewoonten Daarnaast bevat de handleiding de volgende ondersteunde onderdelen: • Rol van de facilitator • Individuele bijeenkomsten De bovenstaande thema’s en onderdelen zijn de hoofdstukken van de handleiding en de theoretische onderbouwing. De thema’s beginnen met een introductie op het onderwerp en vervolgens worden er drie bijeenkomsten beschreven. Deze bijeenkomsten bevatten verschillende activiteiten. De activiteiten zijn zodanig uitgewerkt dat de facilitator de bijeenkomst de volgende dag kan geven. De facilitator kan activiteiten uit verschillende bijeenkomsten, binnen een thema, selecteren en samenvoegen tot een bijeenkomst. De facilitator is vrij in zijn keuzes wat betreft de volgorde van de thema’s en welke thema’s hij wil gebruiken. Er zijn namelijk meer thema’s en bijeenkomsten dan het aantal maanden dat voor het programma is gereserveerd. Er wordt geadviseerd om te beginnen met het thema handelen in de levensloop. De facilitator wordt geadviseerd om de bijeenkomst ‘Een goed begin is het halve werk’ als eerste bijeenkomst in het programma te laten plaatsvinden, omdat in deze bijeenkomst de kennismaking en de introductie op het gehele programma zijn opgenomen. Tevens wordt geadviseerd om de bijeenkomst ‘Evaluatie’ (uit het thema handelen in de levensloop) als (één na) laatste bijeenkomst te laten plaatsvinden, dit in verband met het evaluerende karakter van de bijeenkomst. Daarnaast wordt geadviseerd om het thema rituelen en gewoonten wat later in het programma te behandelen en zeker niet meteen na het thema handelen in de levensloop. Dit in verband met reflecterende karakter van beide thema’s. Daarnaast kunnen de onderwerpen die worden behandeld in het thema rituelen en gewoonten erg persoonlijk zijn. Bij de uitwerking van sommige activiteiten is er voor gekozen om bepaalde kopjes weg te laten, wanneer deze niet van toepassing zijn. Als er bijvoorbeeld een activiteit uitgewerkt is waarbij geen discussie plaatsvindt, is het kopje ‘discussievragen’
7
weggelaten. Dit ten behoeve van de handzaamheid van het handboek. In de handleiding is gebruikt gemaakt van de derde persoon enkelvoud, waar ‘hij’ staat kan ook ‘zij’ gelezen worden. Er wordt een cd-rom bij de handleiding geleverd. Hierop staan, naast de handleiding en de theoretische onderbouwing, didactische presentatie’s die horen bij de verschillende thema’s. De didactische presentatie’s kunnen bijvoorbeeld PowerPoint presentatie’s of films zijn. Hierdoor is al het materiaal bij de hand en kunnen stukken uitgeprint en uitgedeeld worden aan de deelnemers. Bij een aantal didactische PowerPoint presentaties is er gebruik gemaakt van speaker notes. Hierin kan de facilitator tips en aanwijzingen lezen, deze zijn ter ondersteuning van de presentatie. De speaker notes zijn uit te printen door in het printscherm te kiezen voor; notes pages of notitie pagina’s en dus niet voor hand-outs. Bij de bronvermelding in de tekst van de thema’s wordt regelmatig verwezen naar pagina nummers. Hiervoor is gekozen omdat de facilitator hierdoor snel en gemakkelijk de juiste informatie terug kan vinden in de desbetreffende bron. Naast het handboek is er een theoretische onderbouwing ter verantwoording geschreven. Hierin kan de facilitator meer informatie vinden over de literatuur, waarmee de inhoud van het programma wordt onderbouwd. De theoretische onderbouwing bevat tevens extra achtergrond informatie over bepaalde onderwerpen. Het wordt sterk aangeraden om de theoretische onderbouwing te lezen. Hieronder volgt een korte beschrijving van de facilitators. En een toelichting die de facilitator kan geven aan de deelnemers. Facilitators Het programma wordt gegeven door twee facilitators. Tenminste één van de twee facilitators is een ergotherapeut, die ervaring heeft met ouderen en werkzaam is in de ouderenzorg. De ergotherapeut zal de groepsbijeenkomsten en de individuele bijeenkomsten leiden. De andere facilitator is een persoon die affiniteit en ervaring heeft met de doelgroep ouderen. Deze facilitator zal de ergotherapeut assisteren bij het geven van het programma. Tijdens de groepsbijeenkomsten zal de ‘assistent facilitator’ met name helpen bij het uitvoeren van de activiteiten en discussies. De ‘assistent facilitator’ zal de ergotherapeut ondersteunen. Deelnemers De deelnemers zijn ouderen in transitie van zestig jaar en ouder. De deelnemers zijn zelfstandig thuiswonende mensen, zij vormen tijdens het programma een groep van maximaal veertien mensen. De deelnemers dienen ervan op de hoogte te zijn dat het een diepgaand programma is, waar veel reflectie in plaatsvind op de deelnemer zelf. Hiernaast dienen zij zich er van bewust te zijn dat er naast de groepsbijeenkomsten ook individuele bijeenkomsten plaatsvinden. Het is mogelijk dat de deelnemers buiten de geplande bijeenkomsten ook bezig zijn met het programma, bijvoorbeeld een voorbereidingsopdracht op de volgende bijeenkomst.
8
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1. Rol van de facilitator Inleiding Het onderdeel ‘rol van de facilitator’ is geschreven als ondersteuning voor de facilitator. Binnen dit onderdeel wordt er stilgestaan bij belangrijke theorieën en interventies waar de facilitator rekening mee moet houden gedurende het hele programma. Het onderdeel is opgedeeld in vijf aspecten. De aspecten zijn: • • • • •
Belangrijke perspectieven binnen het programma Wijzen van aanbieden Therapeutische activiteitengroep Stages of change Groepscohesie
Dit onderdeel (rol van de facilitator) dient gebruikt te worden door de facilitator, zodat hij de achterliggende gedachtes van het programma kent en daardoor het programma beter kan geven. Door de interventies en aandachtspunten die beschreven zijn in de rol van de facilitator, kan de facilitator de deelnemers het meest optimaal begeleiden binnen het programma. Het wordt sterk aangeraden om ook de theoretische onderbouwing te lezen voor extra verdieping in de aspecten van de rol van de facilitator.
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1.1 Belangrijke perspectieven binnen het programma Inleiding In deze paragraaf wordt er stilgestaan bij vier perspectieven die belangrijk zijn binnen dit programma. De facilitator dient deze vier perspectieven mee te nemen in zijn begeleiding tijdens het programma. Deze perspectieven zijn: • De mens als handelend wezen • Betekenis • Dynamische systeemtheorie • Handelen als transformationeel proces Hieronder worden de perspectieven beschreven. Elk perspectief is onderverdeeld in subkoppen. Onder elk kopje wordt een korte beschrijving gegeven en uitgelegd hoe de facilitator dit toe kan passen tijdens het programma.
1.1.1 De mens als handelend wezen In dit stuk worden de onderdelen van het perspectief de mens als handelend wezen besproken. Hieronder vallen balans, de mogelijkheid van zelfanalyse van het handelen en het begrijpen van de elementen van het handelen. Ieder stuk begint met een korte definitie en daarna zal worden beschreven hoe de facilitator bijvoorbeeld balans kan bevorderen bij de deelnemers.
Balans
Een balans in het handelen is belangrijk voor het ervaren van gezondheid, tevredenheid en welbevinden. Een balans in het handelen betekent dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de menselijke behoefte om fysieke, mentale en sociale capaciteiten te gebruiken tijdens het handelen en deze inspanning af te wisselen met rustmomenten. Op zo een moment is er sprake van een balans tussen de intrinsieke factoren (motivatie, waarden en interessen) en extrinsieke factoren (verwachtingen van de omgeving) (Kinébanian & le Granse, 2006, p. 133). Door middel van het geven van een ' didactische presentatie'kunnen de deelnemers informatie krijgen over balans. Daarnaast kunnen de deelnemers, met behulp van ' directe ervaringen' , ervaringen opdoen met handelingen welke hun balans positief kunnen beïnvloeden. Door middel van uitwisseling tussen gelijken delen de deelnemers hun individuele ervaringen met balans in hun leven en ten slotte kunnen de deelnemers, met behulp van persoonlijke exploratie, balans een plaats in hun leven geven (Jackson, et al., 1998 p. 326-336). Binnen het thema rituelen en gewoonten kan de facilitator extra aandacht geven aan het bevorderen van balans, door middel van de activiteiten binnen het thema.
10
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Aandachtspunten voor de facilitator • Een vereiste voor het bereiken van balans is het voor ogen houden wat gezondheid bevorderend is en wat waardevol is in ons leven, en wat niet. • De deelnemers moeten leren bepalen wanneer zij ja of nee tegen iets willen zeggen. • Balans wordt bevorderd door het ‘nee’ zeggen tegen een gewoonte als hierdoor ruimte ontstaat voor dingen die waardevol zijn voor de deelnemer. • De deelnemer moet zich afvragen of het meer gezondheid bevorderend is om vast te houden aan routine en gewoonten of dat het beter is om te veranderen en te groeien in capaciteiten die nog minder ontwikkeld zijn. • De deelnemer moet zich niet alleen afvragen welke dingen / (gewoonten)activiteiten hij wil weglaten uit zijn dagelijks leven, zodat balans wordt bevorderd. Hij moet zich ook afvragen welke dingen goed voor hem zijn. (Westhorp, 2003, p. 103- 105) Deze punten dient de facilitator tijdens de bijeenkomsten voor ogen te houden en dienen herhaaldelijk te worden benadrukt bij de deelnemers zodat zij goed over deze punten blijven nadenken. Bovenstaande punten worden hieronder schematisch weergegeven. Cyclus voor het bereiken van balans Verandering van de omgeving kan vereisen dat alle punten van de cyclus opnieuw overwogen moeten worden Bewust blijven van huidige handelingen en hun betekenis en waarde tijdens verandering
Implementeren van de verandering in het handelen door het ‘ja’ of ‘nee’ zeggen tegen iets nieuws of iets oud
Bepalen wat de mate van belangrijkheid van handelingen is en de betekenis voor de deelnemer
Bepalen hoe gezondheid een goede balans in het handelen kan bevorderen
(Westhorp, 2003, p.105)
11
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Zelfanalyse van het handelen
Met behulp van een zelfanalyse van het handelen, kan een persoonlijke inventarisatie gemaakt worden van de doelen, krachten, interesses, activiteitenpatronen en zwakheden van de deelnemers (Molineux, 2004, p. 206). Gezegd kan worden dat deze zelfanalyse de volgende aspecten omvat: het reflecteren op wie de deelnemer is als handelend wezen; het denken aan de handelingen die de deelnemer altijd heeft gedaan en welke tegenwoordig het meest bevredigend zijn; het evalueren in welke mate de deelnemer verlies of disfunctie op het handelen ervaart en het identificeren van angsten of grenzen die barrières vormen voor betrokkenheid in de maatschappij (Mandel, et al., 1999, p. 30). Aandachtspunten voor de facilitator De zelfanalyse op het handelen komt voornamelijk terug in de individuele bijeenkomsten, in dat onderdeel is terug te vinden hoe en wanneer de zelfanalyse wordt toegepast en worden aandachtspunten voor de facilitator gegeven. In het thema handelen in de levensloop wordt ook aandacht besteed aan zelfanalyse.
Elementen van het handelen
De elementen van het handelen zijn afgeleid van het PEO Model, dit zijn; persoon, omgeving en handelen. Wanneer de deelnemers het handelen, en de elementen die hier van invloed op zijn, begrijpen, hebben zij het gereedschap in handen, om hun leven opnieuw vorm te geven (Jackson, et al., 1998, p. 329). Om de elementen van het handelen te begrijpen dient er kennis te zijn van ' selectiestijl' (het kiezen van activiteiten). Deelnemers dienen tevens onderwezen te worden over ' ervaren betekenis' . Dit omvat de factoren die invloed hebben op de mate van betekenis die wordt ervaren bij de uitvoering van een activiteit (Mandel, et al., 1999, p. 31). Aandachtspunten voor de facilitator Het begrijpen, door de deelnemers, van de elementen van het handelen kan bereikt worden door een ‘didactische presentatie’, ‘directe ervaringen’ en ‘persoonlijke exploratie’. Door middel van een ‘didactische presentatie’ krijgen deelnemers de (praktische) informatie die zij tijdens activiteiten (‘directe ervaringen’) kunnen toepassen. Doordat deze kennis in de praktijk gebracht wordt tijdens het opdoen van ‘directe ervaringen’, kunnen zij de informatie beter begrijpen en deze uiteindelijk vertalen naar hun eigen situatie. Binnen het programma wordt hier met name aandacht aan besteed in het thema handelen in de levensloop, daar wordt beschreven wat de facilitator moet overbrengen.
12
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1.1.2 Betekenis In dit stuk worden de onderdelen van het perspectief betekenis besproken. Hieronder vallen betekenisvolle onderwerpen, flow, het tijdsgebonden karakter van handelen,occupational storytelling en occupational storymaking. Ieder stuk begint met een korte definitie en daarna zal worden beschreven hoe de facilitator bijvoorbeeld flow kan bevorderen bij de deelnemers.
Betekenisvolle onderwerpen / activiteiten
Betekenisvolle onderwerpen zijn overtuigingen en fundamenten die ingebed raken in het handelen. Ze bepalen vaak de wijze waarop handelingen worden gekozen en uitgevoerd. Betekenisvolle thema’s uit het verleden van de deelnemer, kunnen verweven worden in activiteiten die hij in het heden uitvoert (Zemke en Clark, 1996, p. 360). Betekenisvolle onderwerpen zijn veranderlijk: de mate van betekenis die ergens aan gehecht wordt, kan vele malen tijdens het leven veranderen als gevolg van catastrofale veranderingen in iemands leven. Te denken aan: het sterven van een echtgenoot, plotselinge beperking of onverwachts ontslag (Jackson, et al., 1998, p. 328). Betekenisvolle onderwerpen kunnen ontstaan door: de mate van flow die een handeling voortbrengt, de mate van spanning en uitdaging die in een handeling ervaren wordt en het gevoel van samenhang over de levensloop wat doormiddel van handelen wordt ervaren (mogelijk ontstaan door het nastreven van een levensdoel of gewenste identiteit door een persoon). Door bovenstaande aspecten hechten deelnemers een bepaalde mate van betekenis aan een handeling. Aandachtspunten voor de facilitator Het is voor de facilitator belangrijk om persoonlijk waardevolle onderwerpen bij de deelnemers te achterhalen, dit in een poging ze te helpen bij het reorganiseren van hun levens tijdens perioden van transitie (Jackson, et al., 1998, p. 328). Tijdens de individuele bijeenkomsten wordt er gekeken naar de betekenisvolle onderwerpen en thema’s van de deelnemers. Er wordt gekeken wat de betekenisvolle onderwerpen en activiteiten zijn en waarom. Dit gebeurt aan de hand van de zelfanalyse.
Flow
Flow houdt in dat iemand volledig opgaat in de handeling; dat hij zijn zelfbewustzijn verliest en zorgen en negatieve gedachten vergeet. Het ervaren van flow heeft een aantal eigenschappen. De meest belangrijke eigenschap is de balans tussen de uitdaging van de handeling en de vaardigheden van het individu. Een handeling moet voldoende uitdaging bieden, waarbij volledig gebruik gemaakt kan worden van de vaardigheden die het individu bezit. Iemand die flow ervaart, heeft heldere doelen welke hij wil bereiken en hij krijgt duidelijke feedback over zijn vorderingen. De handeling vraagt concentratie en een hoog niveau van aandacht. Een andere eigenschap van flow is dat een persoon een handeling uitvoert, voor het plezier wat de handeling met zich meebrengt. Flow treedt op bij handelingen die door een individu als zodanig plezierig wordt ervaren, dat hij er totaal in opgaat en zelfs het besef van tijd verliest (Ikiugu, 2005, p. 106).
13
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Aandachtspunten voor de facilitator Wanneer de facilitator flow ervaringen bemoedigd bij deelnemers, dient hij aan een aantal factoren denken: • Hij moet ervoor zorgen dat de gekozen handelingen een helder doel hebben voor de deelnemer en dat ze directe, duidelijke feedback tot gevolg hebben. • De handelingen moeten worden aangepast op de mate van uitdaging welke ervaren wordt door de deelnemer, met als gevolg dat hij optimaal gebruik kan maken van zijn vaardigheden. • De handelingen dienen zoveel mogelijk plaats te vinden binnen de natuurlijke omgevingen van de deelnemer. Deze omgevingen leiden meer waarschijnlijk tot flow, wanneer er geen afleidende factoren aanwezig zijn en wanneer ze ontspannen en vriendelijk genoeg zijn voor de deelnemer om de handeling uit te kunnen voeren zonder angst (Molineux, 2004, p. 74). • Hoe de deelnemers denken over hun eigen capaciteiten en de uitdagingen die een activiteit eigen zijn, moeten door de facilitator beoordeeld worden om de ‘just-right-challenge’ te kunnen verzorgen. • Het is van belang dat de facilitator achterhaalt wat de deelnemers plezierig vonden in het verleden, zodat hij erachter kan komen wat mogelijk, in het heden en in de toekomst, kan leiden tot het ervaren van flow. • De facilitator moet de waarde, behoeftes en interesses van de deelnemers onderzoeken om er achter te komen welke uitdagingen betekenisvol zijn voor de deelnemers (Emerson, 1998). (Bovenstaande aspecten komen terug in het formulier ‘Mijn handelen’ tijdens de individuele bijeenkomsten).
Het tijdsgebonden karakter van handelen (Temporality)
‘Temporality’ gaat in op het tijdsgebonden karakter van handelingen. Met het tijdsgebonden karakter van handelingen wordt bedoeld dat handelingen veel betekenis hebben in relatie tot iemands gevoel van het verleden, het heden en de toekomst. Handelingen zijn gevormd door ervaringen in het verleden wat weer invloed heeft op interpretaties in het heden en het ontwerpen van de toekomst. Door dit tijdsgebonden karakter heeft een deelnemer het gevoel dat zijn leven richting heeft (Clark, 1997, p. 89). Volgens de theorie zorgt het gevoel van continuïteit, wat ervaren wordt door een deelnemer bij een handeling, ervoor dat betrokkenheid in deze handeling een betekenisvolle ervaring wordt (Ikiugu, 2005, p. 105). Aandachtspunten voor de facilitator • De theorie komt door middel van occupational storytelling en occupational storymaking terug in het programma. • Tijdens de bijeenkomst ‘Een goed begin is het halve werk’ van het thema handelen in de levensloop wordt er een activiteit (het maken van een tijdslijn) gedaan die gebaseerd is op de theorie. • Delen van de didactische presentatie van het thema handelen in de levensloop zijn gebaseerd op deze theorie. Het is bij bovengenoemde punten van belang dat de facilitator de deelnemers wijst op het tijdsgebonden karakter dat handelingen kunnen hebben en wat voor invloed dit heeft / kan hebben op hun handelen.
14
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Occupational storytelling
Occupational storytelling is een narratieve methode, die gebruikt wordt om het leven van de deelnemers te begrijpen als voorwaarts bewegend plot (Frank, 1995, p. 258). Het verhaal dat middels occupational storytelling is geconstrueerd, biedt een complexe kijk op de deelnemer als handelend wezen (Zemke & Clark, 1996, p. 381) . Occupational storytelling begint bij het oproepen van verhalen over het handelen. Er worden geen checklists gebruikt en geen gestandaardiseerde interviews. Het verhaal dat op deze wijze is geconstrueerd, biedt een complexe kijk op de deelnemer als handelend wezen en vormt het startpunt voor de volgende stap: occupational storymaking (Zemke & Clark, 1996, p. 381, 382). Aandachtspunten voor de facilitator • De facilitator vraagt de deelnemer om verhalen te vertellen over de handelingen die hij in zijn jeugd en op volwassen leeftijd uitvoerde. • Er worden met name open vragen gesteld. • Er wordt aan de deelnemer gevraagd wat hij momenteel doet, hoe een kenmerkende dag eruit ziet en wat voor verliezen hij heeft ervaren op het gebied van handelen. • Het is belangrijk dat uit het verhaal naar voren komt in welke activiteiten de deelnemer betrokken was en of hij het de investering waard vond. • De focus van het interview is niet wat de deelnemer heeft gedaan of doet, maar wat de activiteiten voor hem betekenden. Hoe handelingen het karakter en de persoonlijkheid van de deelnemer hebben gevormd en welke handelingen benut kunnen worden in het veranderingsproces. • Het is voor de facilitator belangrijk om persoonlijk waardevolle thema' s bij de deelnemers te achterhalen, dit in een poging ze te helpen bij het reorganiseren van hun levens tijdens perioden van transitie (Jackson, et al., 1998, p. 328). • De facilitator moet, wanneer levensverhalen gevormd en geanalyseerd worden, rekening houden met zowel de chronologische aspecten als de waarde aspecten van de ervaringen over het handelen (van de deelnemers). • Het chronologische aspect kan worden weergegeven door de handelingen en gebeurtenissen te ordenen op tijd. Activiteiten zoals het maken van een tijdslijn kunnen hiervoor gebruikt worden. • Een tijdslijn wordt gemaakt tijdens bijeenkomst ‘Een goed begin is het halve werk’ van het thema handelen in de levensloop. (Zemke & Clark, 1996, p. 381, 382). Vragen die facilitator kan stellen • Wat voor activiteiten deed je graag toen je nog een kind was? • Wat waren de onderwerpen die aan bod kwamen tijdens deze activiteiten? • Met wie deed je deze activiteiten / handelingen? • Hoe voelde je jezelf toen je die activiteiten uitvoerde? • Welke activiteiten herinner je het meest van die periode in je leven? (Zemke & Clark, 1996, p. 381, 382). Occupational storytelling loopt als een rode draad door het hele programma. Bovenstaande punten dienen constant meegenomen te worden tijdens de verschillende bijeenkomsten.
15
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Occupational storymaking
Binnen occupational storymaking werken de deelnemer en de facilitator samen om een betekenisvolle toekomst te construeren, in de vorm van een verhaal gericht op verdere ontwikkeling van de deelnemer als handelend wezen (Zemke & Clark, 1996, p. 383). In het proces van occupational storymaking beslist de deelnemer het beloop van de acties die hij uitvoert. Vervolgens ontstaan er veranderingen door het handelen en maakt de deelnemer nieuwe plannen voor komende tijd (Mandel, et al., 1999, p. 32). Binnen het proces van occupational storymaking houdt de facilitator zich bezig met hoe de deelnemer in zijn handelen en zijn sociale omgeving functioneert. Daarnaast probeert de facilitator te achterhalen of de deelnemer de kracht voelt om de controle te nemen over zijn tijd en doel / bestemming en ten slotte hoe de deelnemer handelen gebruikt in het proces van eventuele verandering. In occupational storymaking wordt ook een toekomstbeeld ' geschreven'van de deelnemer die betrokken is in activiteiten, ondanks aanwezige beperkingen. Aandachtspunten voor de facilitator: • Bemoedig de deelnemer en maak positieve opmerkingen. • Leer handelingsstrategieën aan de deelnemer (strategieën die leiden tot een meer productief en bevredigend leven). Bijvoorbeeld een deelnemer uitleggen hoe hij een huishoudelijke activiteit energiebesparend kan uitvoeren. • Vergroot de kennis over de rol van handelen in het verbeteren van gezondheid en welzijn. • Noteer en bekrachtig vooruitgang van de deelnemer. • Verkrijgen van inzichten bij de deelnemer (hierbij gaat het om het verkrijgen van inzicht in problemen / onzekerheden en hun oplossingen). • Leer de deelnemer andermans emoties te hanteren, zodat de deelnemer de macht in handen heeft en niet meer in de slachtofferrol zit. • Vrienden kunnen verdere participatie in handelingen bemoedigen. Benadruk tevens hoe handelen gebruikt kan worden om vriendschappen te verbeteren of zelfs te herstellen. • Gewone activiteiten in het dagelijks leven kunnen door de deelnemer ervaren worden als een overwinning of avontuur en zelfs als een heldhaftige daad. Het is belangrijk dat de facilitator zich hier van bewust is. • Image reconstruction is het proces waarbij de deelnemer zichzelf inbeeldt dat hij een personage aanneemt waarmee hij zich comfortabel en krachtig voelt in de toekomst. • Zorg dat de deelnemer bewust is van zijn culturele omgeving en wat voor invloed deze op hem heeft. De deelnemer kan door invloed van zijn culturele omgeving namelijk weer terugvallen in zijn oude gedragspatroon. (Zemke & Clark, 1996, p. 383-391)
1.1.3 Dynamische systeemtheorie In dit stuk wordt de dynamische systeemtheorie besproken. Er wordt eerst een korte uitleg gegeven. Hierna wordt beschreven hoe de facilitator de dynamische systeemtheorie kan gebruiken tijdens het programma. De dynamische systeemtheorie is gebruikt als een model voor het verklaren en begrijpen van complex gedrag. Deze theorie gaat uit van de complexe aard van de 16
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
dynamische systemen, waaronder het zich voordoen van spontane veranderingen. Daarnaast gaat de theorie uit van de belangrijkheid van de context of omgeving als essentiële aspecten in het proces van verandering. De dynamische systeemtheorie verklaart voornamelijk acties, hiernaast verklaart het ook aspecten als motivatie en doelgerichtheid, welke nauw verbonden zijn aan taakuitoefening (Thelen & Spencer, 1998). De dynamische systeemtheorie benadrukt dat deelnemers de potentie hebben om hun handelingspatronen (die onevenwichtig zijn) naar complexere, stabielere patronen te reorganiseren (Jackson, et al., 1998, p. 328). Aandachtspunten voor de facilitator • De facilitator moet de deelnemer informatie geven, bijvoorbeeld in de vorm van feedback en directe ervaringen, die de deelnemer helpen om de handelingen/activiteiten te begrijpen, waarom hij bepaalde activiteiten uitvoert en op wat voor manier. Zodat de deelnemer de mogelijkheid tot positieve verandering zelf kan signaleren en zodat hij de verschillende mogelijkheden, die blijvende verandering als effect hebben, kan signaleren/ identificeren (Jackson. et al, 1998, p. 329). • Stem handelingen/ activiteiten af op de individuele behoeften van de deelnemers.
1.1.4 Handelen als transformationeel proces In dit stuk wordt het perspectief handelen als transformationeel proces besproken. Hieronder valt ook het begeven in risicovolle/ uitdagende handelingen. Beide stukken beginnen met een korte definitie.
Handelen als transformationeel proces
Handelingen geven deelnemers de mogelijkheid zich te ontpooien, dit wordt beïnvloedt door de persoon en omgeving. Handelingen zijn dynamische ondernemingen die, wanneer er in betrokken, de mogelijkheid hebben de deelnemer, de omgeving en soms de sociaal culturele tradities te veranderen. Handelingen worden uitgevoerd binnen een fysieke, sociale, politieke en historische omgeving. De omgeving maakt betrokkenheid in bepaalde handelingen mogelijk en noodzakelijk. Handelingen worden aangepast door de persoon die deze uitvoert: handelingen zijn persoonlijk (Jackson, et al., 1998, p. 328; Zemke & Clark, 1996, p. 342). Aandachtspunten voor de facilitator De theorie, handelen als transformationeel proces, ondersteunt de handelende aard van het programma. Zonder handelen is geen ontwikkeling mogelijk. Door het uitvoeren van activiteiten (directe ervaringen) biedt de facilitator, de deelnemer de mogelijkheid om inzicht in zijn eigen transformationele proces met betrekking tot handelen te krijgen. Hiernaast is het van belang dat de deelnemer begrijpt (en in de praktijk brengt) dat hij door het handelen kan veranderen. Dit inzicht en het veranderen door het handelen kan worden bewerkstelligt door de didactische presentaties en de activiteiten die in het programma zijn opgenomen.
17
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Het begeven in risicovolle / uitdagende handelingen
De theorie is toegespitst op het doelbewust aangaan van uitdagingen en risico’s. Wanneer hier een goede balans tussen is, is er een grote kans om flow te ervaren. Doordat de deelnemer flow ervaart zal hij gemotiveerd raken om vaker nieuwe en uitdagende handelingen uit te gaan voeren en zal hierdoor hoogstwaarschijnlijk (gedrags)verandering bereiken. Angst kan een factor zijn die de deelnemer ervan weerhoudt om een uitdagende en risicovolle handeling aan te gaan. Angst kan tot onderdompeling in handelingen leiden wat stagnatie van het leven van een deelnemer tot gevolg kan hebben. Wanneer angst overweldigend wordt, blijven deelnemers hangen in hun situaties, niet in staat om verder te gaan in het leven (Jackson, et al., 1998, p. 329). Angst dreigt zowel hun gewoonlijke bezigheden, als de kansen voor het nemen van risico' s, te verstoren (Jackson, et al., 2004, p. 3). Het is dus van belang dat er een goede balans tussen de bovengenoemde aspecten gevonden wordt (bij het uitvoeren en zoeken naar nieuwe handelingen). Het is van groot belang dat zowel de facilitator als de deelnemers zich bewust zijn van de aspecten die de handelingen kunnen belemmeren. Doordat de deelnemers zich hier van bewust zijn kunnen ze elkaar, door middel van uitwisseling tussen gelijken, bemoedigen.
18
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1.2 Wijzen van aanbieden Volgens Molineux (2004) is het Lifestyle Redesign Program succesvol vanwege de vier methoden van aanbieden, namelijk didactische presentatie, uitwisseling tussen gelijken, directe ervaringen en persoonlijke exploratie. Er wordt geen onderbouwing of literatuurverwijzing gegeven waarom er voor deze vier methoden gekozen is, maar er is wel gelijkenis gevonden met de leerstijlen van Kolb (Admiraal, et. al., 2006). Daartoe wordt eerst uitleg gegeven over deze leerstijlen, waarna elke ‘wijze van aanbieden’ achtereenvolgens wordt toegelicht.
Leerstijlen volgens Kolb Kolb gaat ervan uit dat het koppelen van aangereikte kennis aan ervaringen, het leren bevordert. Daarom is ervoor gekozen om in dit programma de deelnemers kennis te laten verkrijgen, door onder andere een didactische presentatie en dit wordt gecombineerd met het opdoen van ervaringen, door bijvoorbeeld het participeren aan activiteiten buitenshuis. Kolb stelt dat leren een beroep doet op verschillende leervaardigheden. Om te leren, gaan deelnemers verschillend te werk. Kolb onderscheidt vier verschillende leerstijlen. De eerste leerstijl wordt de ‘accomodeerdersleerstijl’ genoemd. Deze leerstijl wordt gekenmerkt door het directe experimenteren met nieuwe dingen: het ondervinden door middel van ervaringen opdoen. Een deelnemer die op deze manier leert, wil graag oefenen en vindt praktische bruikbaarheid het belangrijkste. De tweede leerstijl wordt de ‘divergeerdersleerstijl’ genoemd. Deze leerstijl wordt gekenmerkt door het beschouwen van nieuwe informatie vanuit verschillende invalshoeken. In een open leersituatie worden nieuwe mogelijkheden bekeken en wordt daarmee ervaring opgedaan. De derde leerstijl wordt de ‘assimileerderleerstijl’ genoemd. Deze leerstijl wordt gekenmerkt door het ondernemen van activiteiten op grond waarvan zo veel mogelijk achtergronden van de informatie worden uitgezocht en geordend. Op basis daarvan worden nieuwe begrippen en theorieën gevormd. De vierde leerstijl wordt de ‘convergeerdersleerstijl’ genoemd. Deze leerstijl wordt gekenmerkt door een behoefte aan helderheid en structuur en door de wens om direct met de nieuwe informatie te oefenen en deze toe te passen. Het leren van deelnemers voltrekt zich volgens Kolb als een cyclisch proces. Hij onderscheid in dat proces vier stadia: • 1: Het stadium van de concrete ervaring (CE) • 2: Het stadium van de reflectieve observatie (RO) • 3: Het stadium van de vorming van abstracte begrippen en concepten (AC) • 4: Het stadium van de toetsing van deze begrippen in nieuwe situaties/experimenten (AE) Het leren begint volgens Kolb in een van deze vier stadia, afhankelijk van de voorkeur van de deelnemer. In deze opsomming begint de deelnemer te leren door eerst concrete ervaringen op te doen, waarna de volgende drie stadia worden doorlopen. Alle stadia van de cyclus vindt Kolb even belangrijk. Het geleerde is uiteindelijk het resultaat van de integratie tussen deze vier stadia. Een stadium overslaan heeft tot gevolg dat iets niet goed geleerd wordt.
19
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Leerstijlen, stelt Kolb, blijven door de jaren heen relatief constant. Ingrijpende veranderingen in iemands dagelijks leven – bijvoorbeeld een nieuwe baan of juist het wegvallen van een baan als gevolg van een beperking of handicap - kan invloed hebben op de leerstijl van de deelnemer (Kinébanian & le Granse, 2006).
Leerstijl accommodeerder
Concrete ervaring (CE)
Actief experimenteren (AE)
Leerstijl convergeerder
Leerstijl divergeerder
Reflectieve observatie (RO)
Abstracte begripsvorming (AC)
Leerstijl assimileerder
Schematische weergave van de leercyclus van Kolb (Kinébanian & le Granse, 2006).
Aandachtspunten voor de facilitator Het is moeilijk om achter de leerstijl van een deelnemer te komen. De facilitator kan het volgende doen om zicht te krijgen op de leerstijl van de deelnemer: gerichte vragen stellen aan de deelnemer over diens leerstijl of de leerstijl achterhalen door middel van observatie. Hoe begint de deelnemer aan een taak of oefening, gaat hij eerst denken of eerst doen, hoe gaat hij om met zijn ervaringen, wat zegt hij over zijn ervaringen? Er bestaan ook lijsten met vragen die de deelnemers kunnen invullen. Uiteindelijk wordt dan hun leerstijl berekend. De facilitator zou dit tijdens een bijeenkomst door de deelnemers kunnen laten invullen. Op die manier worden de deelnemers zich bewust van hun leerstijl en kan de facilitator hier tijdens de bijeenkomsten met de groep op inspelen. Zie voor verschillende testen de volgende website; www.ilo.uva.nl/studieweb/onderwijskunde/kolb.asp
In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe de facilitator kan inspelen op de verschillende leerstijlen bij de deelnemers door middel van het toepassen van de vier wijzen van aanbieden.
Link tussen leerstijlen Kolb en de vier wijzen van aanbieden Onderstaande tabel laat zien hoe de verschillende leerstijlen in verband staan met het programma. Iedere deelnemer zal een voorkeur hebben voor het starten bij een bepaalde leerstijl. Wanneer de facilitator merkt dat de meerderheid van de deelnemers een bepaalde voorkeur hebben, die afwijkt van de volgorde van aanbieden in de 20
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
bijeenkomsten, is de facilitator vrij om de bijeenkomst hierop aan te passen. Vervolgens zullen alle fasen idealiter doorlopen moeten worden. Door verschillende wijzen van aanbieden, aan te bieden aan de deelnemers gedurende een bijeenkomst, zal ‘het nieuwe’ goed aangeleerd worden. Leerstijlen Convergeren Zie 1.2.1
Divergeren Zie 1.2.2
Accommoderen Zie 1.2.3
Assimileren Zie 1.2.4
Wordt gekenmerkt door: De behoefte aan helderheid, structuur en de wens om direct met de nieuwe informatie te oefenen en deze toe te passen. Het beschouwen van nieuwe informatie vanuit verschillende invalshoeken. In een open leersituatie worden nieuwe mogelijkheden bekeken en wordt daarmee ervaring opgedaan. Het directe experimenteren met nieuwe dingen: het ondervinden door middel van ervaringen opdoen. Iemand die op deze manier leert, wil graag oefenen en vindt praktische bruikbaarheid het belangrijkste. Ondernemen van activiteiten, op grond waarvan zoveel mogelijk achtergronden van de informatie worden uitgezocht en geordend. Op basis daarvan worden nieuwe begrippen en theorieën gevormd.
* Gezond Actief Ouder Worden.
Aanpakstijl Instructieaanpak
Handleiding GAOW* Didactische presentatie: Het geven van instructie, zie je terug in de didactische presentatie.
Reflectieaanpak
Uitwisseling tussen gelijken: Het krijgen van feedback van groepsgenoten.
Oefenaanpak
Zelfstudieaanpak
Persoonlijke exploratie: Het reflecteren op je eigen mogelijkheden. Directe ervaringen: Door middel van ervaringen kun je oefenen.
Uitwisseling tussen gelijken: Het vragen naar feedback over jezelf kan gezien worden als een vorm van zelfstudie. Persoonlijke exploratie: Zelf informatie ordenen en uitzoeken. Bedenken wat je nodig hebt.
1.2.1 Didactische presentatie Bij elk thema hoort een didactische presentatie. Binnen de didactische presentatie verzorgt de facilitator informatie over gezond ouder worden en het handelen. Dit is in woorden van Kolb de instructieaanpak. Deelnemers die het liefst eerst informatie ontvangen over iets nieuws hebben een convergeerdersleerstijl. De didactische presentaties hebben globaal genomen drie doelen, bij die doelen passen verschillende werkvormen. Deze zullen hieronder worden opgesomd. Doel 1:
Begrijpen van informatie, het verlenen van betekenis aan nieuwe informatie met behulp van het eigen referentiekader (kennis, attitudes en vaardigheden). Werkvormen: Doceren, demonstratie, spreekbeurt, kijken naar een film, het lezen/beluisteren van een tekst, ontdekkend leren, zelfstudie. Doel 2: Het activeren van verworven informatie uit het geheugen en het integreren (opslaan) van nieuwe informatie binnen bestaande
21
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
kennisgehelen. Werkvormen: Onderwijsleergesprek, vraaggesprek, interview, vragen beantwoorden, vrije gesprekken (klein groepsgesprek, klassengesprek), allerlei verzamelmethodes: associatieoefening, vragenlijst, kettingreacties, schrijfronde, bordinventarisatie, matrix invullen, vraagronden en brainstorm. Doel 3: Analyseren en oplossen van problemen. Het gaat er hierbij om dat kennis functioneel aangewend kan worden. Werkvormen: Discussievormen (geleide discussie, panel, forum, nabespreking), debat (formeel debat, kruisverhoordebat, kort geding), dramatische werkvormen (rollenspel, simulatiespel, identificatiespel), doe-taken (oefeningen maken en construeren, schrijftaken, spelletjes, mini projecten, collages) Naar aanleiding van een didactische presentatie kan een discussie op gang worden gebracht, zie uitwisseling tussen gelijken. De didactische presentaties zullen bij de bijeenkomsten beschreven worden. Er wordt een cd-rom bij de handleiding geleverd. Hierop staan de didactische presentatie’s, zoals PowerPoint presentatie’s en filmpjes. Op die manier is al het materiaal bij de hand en kunnen stukken uitgeprint en uitgedeeld worden aan de deelnemers.
1.2.2 Uitwisseling tussen gelijken Het concept ‘uitwisseling tussen gelijken’ verwijst naar storytelling in groepsbijeenkomsten. De deelnemers vertellen verhalen over hun leven, hoe ze omgaan met uitdagingen of wat ze gisteren hebben gedaan. Het vertellen van verhalen wordt gestimuleerd door de discussies binnen de groep. Op verschillende tijden binnen de context van een thema wordt een discussie op gang gebracht. Er wordt gebruik gemaakt van occupation-centered discussies. Door deze discussies worden de deelnemers zich bewust van de vele gezonde handelingen waarin ze al betrokken zijn. Ook herzien sommige deelnemers hun perspectieven. Een andere reden voor het houden van discussies is de mogelijkheid voor de deelnemers om hun individuele zorgen te luchten. De discussies gaan over overwegingen en praktische gevolgen van gebeurtenissen en over de activiteiten die in de groep zijn ondernomen (Mandel & Jackson, et al., 1999). Ook kunnen de deelnemers door middel van ‘uitwisseling tussen gelijken’ hun eigen ervaringen met balans in hun leven delen (zie p. 10). Ten slotte kunnen de deelnemers met behulp van persoonlijke exploratie, balans een plaats in hun leven geven. De deelnemer kan vragen naar feedback over zichzelf. Op die manier krijgt hij inzicht in zijn aanpak en kan hij leren om iets op een andere manier aan te pakken. Deelnemers die op deze manier leren hebben de assimileerdersleerstijl en een zelfstudieaanpak. De deelnemer kan zien hoe anderen een activiteit aanpakken en op basis daarvan zelf ervaring opdoen met een andere aanpak. Ze kunnen dan feedback ontvangen van groepsgenoten. Deelnemers die op deze manier leren, hebben de divergeerdersleerstijl en een reflectieaanpak.
22
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1.2.3 Directe ervaringen Voor de facilitator, zal de term ‘directe ervaringen’ associaties oproepen met iemand die actief iets doet. Binnen het Amerikaanse Lifestyle Redesign Program is er geprobeerd om zoveel mogelijk doe-activiteiten te integreren, zo ook in het Nederlandse programma. Het kan zijn dat de deelnemers flow ervaren tijdens directe ervaringen binnen het programma en bij zichzelf herkennen welke handelingen als plezierig worden ervaren, waardoor de deelnemer er totaal in opgaat en zelfs het besef van tijd verliest (Ikiugu, 2005, p. 106). Voor de deelnemers geldt dat wanneer handelingen een gevoel van risico oproepen, ze vaak zeer betekenisvol zijn. Door het nemen van risico' s worden angsten overwonnen (Carlson, et al, 1998, p.114; Mandel, et al., 1999, p. 30) en leren de deelnemers nieuwe vaardigheden (Zemke & Clark, 1996, p. 350). Dit heeft een positief effect op het zelfbeeld: het geeft de deelnemers een gevoel van ' ik kan het'(Mandel, et al., 1999, p. 30). Als deelnemers succes ervaren in de uitdagingen die ze aangaan, ontstaat er een beeld van henzelf als competente wezens (Ikiugu, 2005, p. 107). Door middel van activiteiten kunnen directe ervaringen worden bewerkstelligd. Middels deze activiteiten kan de facilitator de deelnemers succeservaringen laten ervaren door kleine stappen tegelijk te ondernemen. Bij kleinere successen zullen deelnemers grotere stappen durven ondernemen. De deelnemers krijgen kans hun angsten te overwinnen (Mandel., et al., 1999, p. 29 ; Molineux, 2004, p. 206). Tijdens directe ervaringen kunnen de deelnemers middels ‘uitwisseling tussen gelijken’ (zie p. 22) elkaar bemoedigen. Daarnaast kunnen de deelnemers met behulp van ' directe ervaringen'ervaringen opdoen met handelingen welke hun balans (zie p. 10) positief kunnen beïnvloeden. Deelnemers die het prettig vinden om direct te experimenteren met nieuwe dingen en het ondervinden door middel van ervaringen opdoen, hebben in woorden van Kolb een accomodeerdersleerstijl en een oefenaanpak.
1.2.4 Persoonlijke exploratie Persoonlijke exploratie biedt de deelnemers de mogelijkheid om te reflecteren op de zinvolheid, belangrijkheid of betekenis van (het handelen in) hun leven en het identificeren van nieuwe inzichten welke zijn ontstaan door ervaringen bij activiteiten. De deelnemers krijgen eerst een didactische presentatie door de facilitator en/of gastsprekers in een groepssetting. Naarmate de groep zich ontwikkelt, worden de deelnemers experts. Ze delen de kennis van hun eigen succesvolle ervaringen. Nadat nieuwe concepten worden geïntroduceerd, oefenen de deelnemers ze in locale omgevingen, over het algemeen in de context van gezamenlijke activiteiten (Mandal, et al., 1999, p. 332). De deelnemers die het liefst starten met reflecteren op hun eigen mogelijkheden, hebben de convergeerdersleerstijl. Hierbij past een reflectieaanpak. Deelnemers die zelf informatie ordenen en uitzoeken en bedenken wat ze nodig hebben voor het doen van de activiteit, hebben een assimileerdersleerstijl en een zelfstudieaanpak.
23
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1.3 Therapeutische activiteitengroep
Binnen de groepsbijeenkomsten in het programma wordt gebruik gemaakt van de therapeutische activiteitengroep, dit is een soort groep die toegepast wordt binnen de ergotherapie.
Kenmerken therapeutische activiteitengroep In een therapeutische activiteitengroep is er aandacht voor sociale interactie, sociaal leren en verandering van gevoelens bij deelnemers. Daarbij is levensverrijking van elk groepslid net zo belangrijk als het gemeenschappelijke effect van de groep op de omgeving. De kenmerken van een therapeutische activiteitengroep binnen dit programma zijn: • Doelen; o beschikken over vaardigheden voor successful ageing. het mogelijk maken van verandering in het ervaren, voelen en denken over het eigen handelen. o sociale vaardigheden en contacten opbouwen. • De nadruk ligt op het doen, product en proces. • Praten en activiteit zijn hoofdzakelijk een medium. Dit wordt gestimuleerd door middel van storymaking en storytelling, bijvoorbeeld tijdens discussies. • Er kan wel of geen nadruk liggen op de samenwerking. Er zijn zowel individueleals groepsbijeenkomsten. • De nadruk ligt zowel op de behoeften van de groep als op die van de deelnemer. Er worden groepsdoelen en individuele doelen opgesteld. • De facilitator kan wel of niet deelnemers selecteren. In dit geval selecteren de deelnemers zichzelf voor de groep. De voorwaarde is dat ze 60 jaar of ouder zijn en zelfstandig wonen. Daarnaast wordt er wel een intakegesprek gehouden met de facilitator om mensen met symptomen van dementie uit te sluiten. • Preventie is een doel (Borge & Bruce, 1991).
Ergotherapeutisch leiderschap Een vraag die de facilitator zich goed moet afvragen alvorens te beginnen, is; ‘Begrijpen de deelnemers het overkoepelende doel van de groepsbijeenkomsten?' . Zelfs wanneer alle deelnemers actief betrokken lijken, kan het zijn dat ze het doel niet goed voor ogen hebben. Het is aan de facilitator om de deelnemers duidelijk te maken welke voordelen ze kunnen hebben van de groep (Borg & Bruce, 1991, p.153). Howe & Schwartzburg (1988) leggen uit hoe het groepsproces te versterken is door structuur in de groep. Om resultaten in het functionele groepsmodel tot stand te brengen, zullen de volgende factoren moeten worden overwogen bij het plannen, uitvoeren en terugblikken op de groep: • een maximale betrokkenheid van alle deelnemers door activiteiten in de gehele groep uit te voeren. • een maximaal gevoel van individuele- en groepsidentiteit. • een ‘flow’ ervaring. • spontane betrokkenheid van deelnemers. • deelnemers ondersteuning en feedback geven.
24
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Het behalen van resultaat binnen de groep Het wordt de facilitator aangeraden om criteria te gebruiken, om de resultaten van de groep in de gaten te houden. Hierbij kan rekening gehouden worden met de waarden, verwachtingen, interesses en behoeften van de deelnemers. Ook moet er rekening worden gehouden met in welke mate de deelnemers deze aspecten ervaren. Het is belangrijk om regelmatig bij de deelnemers te controleren of zij ook het gevoel hebben gehad dat zij iets bereikt hebben (Borg & Bruce, 1991, p.163, 168). Zie bijlage 1 en 2 voor invulformulieren voor de deelnemers en facilitator betreffende het bijhouden van de resultaten van de groep. Het tweede formulier, in te vullen door de deelnemers, kan gebruikt worden tijdens de individuele bijeenkomsten wanneer er bijzondere dingen aan het licht komen, die extra aandacht behoeven.
Relatie tussen facilitator en deelnemer De ‘therapeutische relatie’ is het unieke samenkomen van de facilitator en de deelnemer, met het specifieke doel dat de één de ander assisteert in het omgaan met interne en/of externe stress en op een bevredigende manier toekomen aan iemands behoefte (Borg & Bruce, 1993, p. 16). Hieronder worden belangrijke punten voor een goede relatie tussen de facilitator en deelnemer opgesomd. Voor meer informatie en uitleg zie de theoretische onderbouwing: • Veiligheid; • Vertrouwen; • Zelfwaardering van de facilitator; • Open communicatie tussen deelnemer en facilitator; • Verandering waarderen; • Accepteren van aarzelingen; • Grenzen binnen de relatie aangeven.
Therapeutische factoren en interventies Therapeutische factoren worden door Yalom (1985) gedefinieerd als ‘mechanismen van veranderen’ die zich voordoen door ‘een innerlijke wisselwerking van verschillende levenservaringen’. Verschillende factoren laten op meerdere momenten tijdens de groepsontwikkeling het belang zien en ze helpen om het veranderingsproces te vergemakkelijken. Wanneer de facilitator een therapeutische factor opmerkt bij een deelnemer (zie kopje therapeutische factor en definitie), kan hij de mogelijke interventies toepassen. Zie onderstaande tabel. Therapeutische Factor
Altruïsme Catharsis
Universaliteit Existentiële factoren
Definitie
Levenshouding van iemand die zijn handelwijze laat bepalen door de belangen van anderen Vrijkomen van emoties als een verdrongen herinnering verwerkt wordt Delen van dezelfde gevoelens en ervaren dat je probleem niet uniek is Accepteren dat de verantwoordelijkheid om te
Mogelijke interventies
• Persoonlijke doelen opstellen • Feedback geven op het groepsproces • Storytelling • Storymaking • Uitwisseling tussen gelijken • Persoonlijke doelen stellen • Persoonlijke exploratie
25
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Zelfbegrip (inzicht)
Terugblik op het opgroeien binnen familie Ondersteuning Identificatie Ervaren van hoop
Interpersoonlijk leren – input Interpersoonlijk leren - output
veranderen bij jezelf ligt Het ontdekken en accepteren van de onbekende kanten van jezelf
Door middel van de groep begrijpen hoe het was om op te groeien in je familie Aanvaarden van advies van anderen uit de groep Voordeel doen door positief gedrag te imiteren van andere groepsleden Optimistisch zijn door het observeren van vorderingen van andere groepsleden
Feedback krijgen van andere groepsleden over je gedrag Het leren van succesvolle manieren om een band op te bouwen met andere groepsleden
Rol van de facilitator
• Persoonlijke exploratie • Zelfanalyse • Storytelling • Storymaking • Storytelling • Uitwisseling tussen gelijken • Uitwisseling tussen gelijken • Persoonlijke exploratie • Stel een groep zo samen dat er flow ervaren kan worden (Csikszentmihalyi, 1992). • Zorg dat de structuur gemaakt is om succes te behalen • Moedig occupational storytelling aan • Benoem het als een deelnemer een succes heeft behaald • Accentueer positieve onderwerpen in de groep • Uitwisseling tussen gelijken • Nodig spontane betrokkenheid uit • Nodig de deelnemers uit om feedback te geven • Geef zelf het goede voorbeeld van goed gedrag • Verduidelijk, leg uit, begrijp en interpreteer wat er gebeurt in de groep als een plan voor verandering • Behoud de realiteitszin • Bemoedig feedback en bekrachtig saamhorigheid • Wees concreet en relateer groepservaringen aan situaties buiten de groep. • Nodig uit tot voorzichtige confrontatie. • Kijk naar manieren om keuzes te maken (Mattingly & Fleming, 1994) . • Moedig de deelnemers aan om ervaringen en indrukken te delen en te vergelijken. • Moedig deelnemers aan om problemen te herkennen in de groep die vergelijkbaar of hetzelfde zijn buiten met het functioneren buiten de groep.
(Crepeau & Cohn et al., 2003)
26
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Naast bovenstaande interventies zijn er nog algemene interventies voor het leiden van een groep. Uiteraard is dit geen uitputtende lijst, er is voor gekozen om alleen de interventies te benoemen die vanuit de gevonden theorieën worden benadrukt. Algemene interventies: • Aandacht voor de inhoud • Aandacht voor het proces • Doorvragen naar gevoelens • Geven van richting / directieven • Rechtstreekse feedback • Vervullen van groepstaken • Beschermingsinterventie (Remmerswaal, 2003, p. 79-81) Meer informatie en uitleg over de interventies is te vinden in de theoretische onderbouwing.
27
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1.4 Stages of change In deze paragraaf wordt beschreven hoe de facilitator gedragsverandering kan stimuleren door middel van het ‘stages of change model’ (Prochaska, et al, 2002).
Stages of change model Volgens het ‘stages of change model’ (ook wel het transtheoretische model) is het proces van gedragsverandering in vijf stadia te onderscheiden. Namelijk precontemplatie, contemplatie, voorbereiding, actie en gedragsbehoud. Aan het begin van het programma kunnen de deelnemers zich in verschillende fases bevinden. Aan de hand van de onderstaande beschrijvingen kan de facilitator observeren in welke fase een deelnemer zit. Wanneer er grote verschillen zijn tussen de deelnemers dient de facilitator hier rekening mee houden. De facilitator kan de deelnemers die één of meerdere fases verder zijn stimuleren om de deelnemers die nog in een eerdere fase zitten extra te begeleiden. Dit kan inhouden dat een deelnemer een andere deelnemer overtuigd, door middel van zijn eigen ervaringen, van de voordelen van gedragsverandering. In de eerste fase (precontemplatie) is verandering van gedrag niet aan de orde, het wordt niet overwogen. De precontemplatiefase wordt meestal gedefinieerd als ‘het niet van plan zijn het betreffende gedrag te veranderen in de komende zes maanden’. In de fase van precontemplatie zijn deelnemers zich vaak niet bewust van hun risicogedrag. Ze weten niet dat bepaald gedrag risicogedrag is, of ze weten niet dat ze dat gedrag zelf vertonen (Weinstein, 1988). Ook kan het zijn dat deelnemers al meerdere keren hebben geprobeerd om te veranderen, maar dat het mislukte en dat ze hierdoor zijn ontmoedigd (Prochaska, et al., 2002). Deelnemers zijn er in deze fase vaak niet van overtuigd dat de voordelen van gedragsverandering zwaarder wegen dan de mogelijke nadelen. In de tweede fase (contemplatie) wordt verandering van het risicogedrag wel overwogen, maar er worden nog geen plannen gemaakt om al op korte termijn te veranderen. Als er al wel concrete plannen zijn om het gedrag op de korte termijn te veranderen, begint de derde fase. In de voorbereidingsfase maken deelnemers al concrete plannen om te gaan veranderen binnen de komende 30 dagen. In de contemplatiefase en de voorbereidingsfase is men zich bewust van het risicogedrag en is men meestal ook overtuigd van de voordelen van gedragsverandering. De eigen effectiviteitverwachting, ten aanzien van de gedragsverandering, is echter vaak laag. Men wil wel veranderen, maar weet niet goed hoe. Omgevingsfactoren, sociale invloeden of een gebrek aan vaardigheden kunnen de gedragsverandering in de weg staan. Deelnemers in de vierde fase (actiefase) hebben het risicogedrag recent veranderd. Ze zien niet alleen de noodzaak om te veranderen, maar ook de mogelijkheden. Deelnemers in de laatste fase (gedragsbehoud) hebben hun risicogedrag langer dan zes maanden geleden veranderd en hebben die gedragsverandering sindsdien volgehouden. Onderzoek wijst uit dat in de verschillende stadia van gedragsverandering verschillende
28
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
determinanten van belang zijn voor het al dan niet overgaan van mensen naar het volgende stadium. Hieronder een schematische weergave van het model. Het model pretendeert niet dat gedragsverandering een lineaire route door de verschillende stadia is. Terugval van latere stadia naar eerdere stadia is mogelijk en om tot een blijvende gedragsverandering te komen, zijn vaak meerdere periodes van overpeinzing, voorbereiding en actie nodig. Precontemplatie
Gedragsverandering wordt (nog) niet overwogen
Contemplatie
Gedragsverandering wordt overwogen (binnen 6 maanden)
Voorbereiding
Gedragsverandering wordt gepland en voorbereid
Actie
Gedragsverandering wordt uitgevoerd
Gedragsbehoud
Gedragsverandering wordt ten minste al 6 maanden volgehouden
Gedragsverandering stimuleren bij de deelnemers In deze paragraaf wordt beschreven hoe de facilitator kan bijdragen aan gedragsverandering van de deelnemers.
Precontemplatiefase
Om deelnemers in de precontemplatiefase te stimuleren om de betreffende gedragsverandering te overwegen, moeten ze bewust worden gemaakt van de noodzaak van veranderen. Ook moeten ze er van overtuigd raken dat de balans tussen voor- en nadelen positief uitslaat naar de voordelen van verandering. Hier lijken dus vooral attitudeverandering en veranderingen van risicopercepties van belang. De facilitator kan kennis overdragen aan de deelnemers door middel van de didactische presentatie’s die aan het begin van de thema’s staan beschreven. Dit is een belangrijk onderdeel binnen de gedragsverandering, het is een eerste stap, maar er is vaak meer nodig om gedrag te veranderen. De deelnemers zullen risico’s en kansen anders waarnemen dan bijvoorbeeld de facilitator. De meeste mensen denken dat ze minder kans lopen op ziekte, scheiding en roof dan gemiddeld. In werkelijkheid is dit natuurlijk niet mogelijk dat een ruime meerderheid minder kans maakt op onaangename gebeurtenissen dan gemiddeld (Weinstein, 1984). De facilitator zou hierom feitelijke gegevens aan de deelnemers kunnen voorleggen over bijvoorbeeld de risico’s die de deelnemers kunnen gaan lopen op vallen in en rond het huis, of wat de gevolgen zijn van ongezond eten. 29
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Tot slot kan de facilitator in deze fase de opvattingen van de deelnemers veranderen door zich te richten op specifieke voor- en nadelen, zodat de balans hiertussen in een gunstige richting verandert (Witte, 1995). De facilitator kan foute veronderstelling van de deelnemers over voor- en nadelen corrigeren, versterken of nieuwe informatie verstrekken over ‘nieuwe’ voor- en nadelen. Daarnaast kan de facilitator de mate waarin deelnemers nadelen als nadeel en voordelen als voordeel zien beïnvloeden. Dit kan tijdens de didactische presentatie, door middel van discussie of door het te laten inzien met behulp van een activiteit. Een voorbeeld is dat de deelnemers wel weten dat het eten van groente en fruit goed is voor het in stand houden van voldoende weerstand tegen infecties, maar niet weten dat het eten van een ruime hoeveelheid groente en fruit ook de stoelgang bevordert. De facilitator kan dit ‘nieuwe’ voordeel dan benadrukken.
Contemplatiefase en voorbereidingsfase
Om van de contemplatiefase naar voorbereiding en actie te gaan, moeten deelnemers steeds meer overtuigd raken van hun mogelijkheden om te veranderen. Vaardigheidstraining, verhoging van de eigen-effectiviteitsverwachting en ondersteuning vanuit de sociale omgeving zijn dan belangrijk, evenals het wegnemen van externe barrières die de verandering van gedrag in de weg staan. Ook is het belangrijk dat deelnemers zich in deze fase concrete doelen stellen. Tijdens de individuele bijeenkomsten kan de facilitator samen met de deelnemer individuele doelen opstellen. Het is daarom belangrijk de individuele bijeenkomst te laten plaatsvinden met een deelnemer die zich bevindt in deze fase. De facilitator kan met de deelnemers oefenen met eenvoudige en lastige situaties tijdens een activiteit. De facilitator zal hierbij de deelnemer moeten begeleiden met feedback. Het meeste gedrag wordt geleerd door een combinatie van observeren en doen, ondersteund door feedback en beloning van de facilitator of andere deelnemers. Directe ervaringen met het gezondheidsbevorderende gedrag, zowel positief als negatief, beïnvloeden de eigen-effectiviteitsverwachtingen. De effecten van directe ervaringen zijn afhankelijk van de verklaringen die de deelnemers hebben voor hun eigen succes of falen (Weiner, 1985). Gewoonten en vergeten zijn belangrijke factoren van veel alledaags gedrag. Het is vaak niet gemakkelijk om te voorkomen dat gedrag gewoon wordt vergeten. Ook is het vaak lastig om gewoonten te doorbreken. In het thema rituelen en gewoonten wordt hier aandacht aan besteed. Aandachtspunten voor de facilitator • Een mogelijkheid om gewoonten te veranderen is door aan te sluiten bij een ingrijpende verandering, die al optreedt in het leven van de deelnemer. Op dat moment zullen waarschijnlijk al gewoonten veranderen. Als bijvoorbeeld een deelnemer net met pensioen is gegaan. • Een tweede mogelijkheid is door te kiezen voor een interventiemethodiek die geschikt is om de deelnemers veelvuldig bewust te maken van hun gewoontegedrag. De facilitator kan bijvoorbeeld reminders geven op cruciale punten. Dit is meteen een goede manier om te voorkomen dat de deelnemers vergeten het gezonde gedrag uit te voeren.
30
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
•
•
Rol van de facilitator
Een derde methodiek is het geven van feedback over het gedrag of over de consequenties van het gedrag. Dit kan worden gekoppeld aan een doel die de deelnemer opstelt, zodat de deelnemer veelvuldig kan reflecteren op het gedrag. Tot slot kan de facilitator het gewenste gedrag van de deelnemer belonen. Dit kan net dat zetje in de rug geven dat nodig is om de gewoonte te doorbreken, het gedrag niet te vergeten of het gewenste gedrag te bevorderen. Hierbij moet wel uitgekeken worden dat als de facilitator stopt met belonen, het ook zo kan zijn dat de deelnemers ook stoppen met het gewenste gedrag omdat ze niet intrinsiek gemotiveerd zijn om het gezonde gedragsalternatief te kiezen.
Actiefase en gedragsbehoud
Bij deelnemers in de actiefase en op weg naar gedragsbehoud speelt een zorgvuldige planning van de beoogde verandering een belangrijke rol en moet de gedragsverandering worden bekrachtigd door het ‘gezonde gedrag’ te belonen en door succesvolle verandering van gedrag door feedback duidelijk te maken. Bij tijdelijke terugval is het belangrijk om te achterhalen waarom de deelnemer deze terugval heeft. Als dit toe te schrijven is aan een instabiele oorzaak, zal de kans dat de deelnemer weer snel tot actie overgaat, veel groter zijn dan wanneer de deelnemer de oorzaak van terugval als stabiel ervaart. Een positieve sociale norm van de groep is ook van belang om van een tijdelijke terugval weer snel naar de actiefase over te gaan. Feedback en bekrachtiging zijn effectieve methodieken voor het bewerkstelligen van veranderingen in determinanten en gedrag (Bandura, 1986; Mullen & Green, et al., 1985; Mullen & Mains, et al., 1992). De facilitator kan de deelnemer ondersteunen bij gedragsverandering door te benoemen in welke mate het de deelnemer is gelukt om iets te leren of te veranderen of de mate waarin de veranderingen effect hebben. Door feedback te geven maakt de facilitator de deelnemer bewust van de bevorderende effecten van zijn gedrag en kan het de deelnemer bewust maken van de gezondheidsrisico’s van zijn gedrag. Naast het feedback geven kan de facilitator de deelnemer positief bekrachtigen (belonen of ‘reinforcement’) bij het gewenste gedrag. Dit kan door positieve consequenties van het gewenste gedrag toe te voegen of te versterken. Een voorbeeld is complimentjes geven. Korte termijnvoordelen vanuit het gewenste gedrag zijn vaak een sterkere determinant dan de voordelen op lange termijn. Daarom is het belangrijk dat de facilitator deze korte termijnvoordelen extra opwekt en lange termijnvoordelen extra benadrukt. Behalve feedback geven en belonen zijn er natuurlijk nog meer agogische vaardigheden die de facilitator kan toepassen om gedragsverandering te stimuleren. Bijvoorbeeld; luisteren, empathisch invoelen, instructie geven, demonstreren, stimuleren en evalueren (Kinébanian & le Granse, 2006). Tot slot heeft de sociale omgeving vaak grote invloed op het gedrag van deelnemers. Onder andere om deze reden is het groepsproces, binnen dit programma, zo belangrijk. Vooral wanneer een deelnemer onzeker is over zijn eigen opvattingen, zal hij geneigd zijn om deze te vergelijken met de opvattingen van anderen. Een voorwaarde hierbij is wel dat de deelnemer zich met de andere deelnemers moet kunnen identificeren. 31
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
Er zijn drie manieren hoe de facilitator de sociale invloeden kan beïnvloeden bij de deelnemers. De eerste manier is door het zichtbaar maken van de verwachtingen van de sociale omgeving. De tweede door het zodanig beïnvloeden van de motivatie tot aanpassen, dat men beter in staat is om ongewenste sociale invloed het hoofd te bieden en men meer geneigd is om zich te aan te passen aan gewenste sociale invloed. De laatste is door het verbergen van het gedrag, ofwel het weghalen van de aandacht voor het gedrag.
32
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Rol van de facilitator
1.5 Groepscohesie Inleiding
In dit deel van het ondersteunende thema rol van de facilitator, gaat het over groepscohesie. Er wordt beschreven wat groepscohesie is en hoe de facilitator groepscohesie kan bevorderen.
Cohesie
Cohesie in een groep is te vertalen naar deelnemers die het gevoel hebben dat zij bij de groep horen en dat ze met zijn allen een groep zijn en niet zomaar een willekeurig bij elkaar gezet groepje mensen. Cohesie heeft hetzelfde doel in de groep, wat vertrouwen en verstandhouding heeft in de relatie tussen de deelnemer en de facilitator. Een hoge graad van cohesie heeft de volgende kenmerken: alle deelnemers werken aan hetzelfde doel; deelnemers zijn klaar om de verantwoordelijkheid van groepstaken op zich te nemen; individuele loyaliteit naar groepsleden en de welwillendheid de groep te verdedigen tegen negatieve invloeden van buitenaf (Mosey, 1986, p. 257).
Factoren die cohesie beïnvloeden • • • •
Deelnemers zien onderlinge gelijkenis Realisatie en bereiken van doelen Goede groepsstructuur Veiligheid: om veiligheid te waarborgen wordt kennis, medeleven en heldere uitspraken vereist van de therapeut. • De aandacht van de deelnemers moet onder andere gericht zijn op de interactie die plaatsvindt binnen de groep • De deelnemers moeten het gevoel hebben dat ze controle hebben in de groep • Voorspelbaarheid: de deelnemers weten wat ze kunnen verwachten • Open communicatie: deelnemers moeten weten dat ze vragen kunnen stellen, hun bezorgdheid kunnen uitspreken en weten dat ze begrepen zullen worden. • Verdediging van de deelnemer: het verdedigen van de deelnemer, betekent dat de facilitator zich moet inspannen om de deelnemer te leren verantwoordelijke en goed overdachte keuzes te maken. (Borg & Bruce, 1991, p.78-82) Aandachtspunten voor de facilitator • Gebruik groepsgerichte activiteiten waardoor de deelnemers zich zo veel mogelijk betrokken voelen bij de groep. • Behoud een maximaal gevoel van individuele- en groepsidentiteit: De facilitator moet tijdens de groepsactiviteiten signaleren of iemand hier problemen mee ondervindt, tijdens de individuele bijeenkomsten kan de facilitator dit ter sprake brengen en samen bespreken met de deelnemer (zie p. 83 en verder). • Nodig de deelnemers uit om elkaar te ondersteunen bij het uitvoeren van activiteiten en dergelijke. • Laat empathie en echtheid zien aan de deelnemers. Zorg dat de deelnemers hun eigen gevoel en reacties uiten op een oprechte, maar voorzichtige manier. • Wees actief in het luisteren en reageren op de deelnemers. 33
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• • •
Rol van de facilitator
Zoek naar manieren om gezamenlijk problemen op te lossen en moedig dit aan. Laat acceptatie en bevestiging zien. Bedenk manieren om problemen op een meer positieve manier te bekijken.
(Crepeau, Cohn & Boyt Schell, 2003, p. 180)
34
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
2 Thema handelen in de levensloop Inleiding Dit thema staat in het teken van het handelen in de levensloop en alle aspecten die hier van invloed op zijn. De facilitator wordt geadviseerd om de bijeenkomst ‘Een goed begin is het halve werk’ als eerste bijeenkomst in het programma te laten plaatsvinden, omdat in deze bijeenkomst de kennismaking en de introductie op het gehele programma zijn opgenomen. Hiernaast wordt geadviseerd om de bijeenkomst ‘Evaluatie’ als (één na) laatste bijeenkomst te laten plaatsvinden, dit in verband met het evaluerende karakter van de bijeenkomst.
Bijeenkomst: Een goed begin is het halve werk Dit is de allereerste bijeenkomst van het programma. Daarom is er tijd vrij gemaakt, in deze bijeenkomst, voor de kennismaking en een korte introductie van het programma. Daarnaast biedt deze bijeenkomst een introductie in het belangrijkste onderwerp van dit programma ‘het handelen in de levensloop’. De volgende activiteiten kunnen aan bod komen in deze bijeenkomst; • Activiteit: Kennismaking • Activiteit: Inleiding in het programma • Activiteit: Didactische presentatie • Activiteit: Film • Activiteit: Discussie • Activiteit: Tijdslijn maken • Thuisopdracht : Overzicht van de handelingen
Bijeenkomst: Als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde In deze bijeenkomst wordt het handelen van de deelnemers in kaart gebracht en verkrijgen de deelnemers hier inzicht in. Hiernaast wordt er nagedacht over en een beeld geschept van de toekomst. De volgende activiteiten kunnen aan bod komen in deze bijeenkomst; • Activiteit: Uitleg ‘PEO Model’ • Activiteit: ‘Persoonlijk PEO Model’ maken • Activiteit: Discussie, de ‘ideale’ toekomst • Activiteit: Vormgeven / visualiseren van de ‘ideale’ toekomst
Bijeenkomst: Evaluatie In deze bijeenkomst wordt geëvalueerd en feedback gegeven. Er wordt gekeken naar de veranderingen die de deelnemers hebben doorgemaakt en welke aspecten hier van invloed op zijn geweest. De volgende activiteiten kunnen aan bod komen in deze bijeenkomst; • Activiteit: Evaluatie en discussie; De ‘ideale’ toekomst • Activiteit: Evaluatie activiteit en discussie ‘Persoonlijk PEO Model’ • Activiteit: Evaluatie algemeen
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
2.1 Bijeenkomst: Een goed begin is het halve werk ! Het wordt aanbevolen om deze bijeenkomst als eerste bijeenkomst van het programma te laten plaatsvinden.
Inleiding op de bijeenkomst Dit is de allereerste bijeenkomst van het programma. Daarom is er tijd vrij gemaakt, in deze bijeenkomst, voor de kennismaking en een korte introductie van het programma. Daarnaast biedt deze bijeenkomst een introductie in het belangrijkste onderwerp van dit programma ‘het handelen in de levensloop’.
Doelen van de gehele bijeenkomst Na het participeren aan deze bijeenkomst hebben de deelnemers: • elkaar leren kennen, zodat er een basis is gelegd voor een therapeutische activiteitengroep; • kennis opgedaan over wat handelen is en waarom handelen essentieel is voor leven, gezondheid en plezier; • een eerste stap gezet naar het inzicht krijgen in het eigen handelen in het verleden, heden en in de toekomst; • de eerste stap gezet in het nadenken over wat zij zouden willen (doen) in de toekomst.
Tijdsduur van de bijeenkomst Gezien het feit dat deze bijeenkomst vrij veel activiteiten bevat is de facilitator vrij om te kiezen welke activiteiten zullen worden uitgevoerd. De kennismaking en het maken van de tijdslijn worden sterk geadviseerd om in deze bijeenkomst uit te voeren. In deze bijeenkomst kan gekozen worden uit de volgende activiteiten: • Activiteit: Kennismaking 15 minuten • Activiteit: Inleiding in het programma 20 minuten • Activiteit: Didactische presentatie 15 minuten • Activiteit: Film 15 minuten • Activiteit: Discussie 15 minuten • Activiteit: Tijdslijn maken 30 minuten • Afronding van de gehele bijeenkomst 5 minuten • Thuisopdracht 10 minuten
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Activiteit: Kennismaking Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers; • elkaar leren kennen, zodat er een basis is gelegd voor een therapeutische activiteitengroep.
Inleiding:
De facilitator en de deelnemers zien elkaar bij deze bijeenkomst voor het eerst. Door middel van een opdracht zullen de deelnemers en de facilitator elkaar beter leren kennen.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
De facilitator kan uit twee verschillende opdrachten kiezen. Opdracht 1: “Ik ben…” Iedere deelnemer krijgt een vel papier. De deelnemers wordt gevraagd of zij de zin, “Ik ben…”, kunnen aanvullen met ongeveer vijf verschillende woorden. Wanneer nodig kan de facilitator enkel voorbeelden geven. Opdracht 2: Welk spreekwoord of dier past bij mij? Vraag de deelnemers een spreekwoord of dier te kiezen, die zij het meest geschikt vinden om zich zelf mee te omschrijven. Vraag hen ook of zij kunnen uitleggen waarom ze juist voor dat spreekwoord of dier gekozen hebben.
Rol facilitator:
De facilitator zorgt ervoor dat elke deelnemer voldoende inbreng in de groep heeft. Dit omdat het de eerste opdracht betreft en bepaalde deelnemers terughoudender kunnen zijn als andere deelnemers.
Afronding van de activiteit:
De antwoorden worden in de gehele groep besproken.
Situatie:
De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd.
Benodigdheden: • • •
Etiket stickers A4 papier Pennen
Voorbereiding:
De facilitator kan van te voren een aantal spreekwoorden opschrijven. Dit is handig wanneer de deelnemers geen inspiratie hebben. Er kan ook gebruik worden gemaakt van een spreekwoordenboek. Enkele voorbeelden:
37
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
• Zo bezig als een bij; • Een nieuwsgierig Aagje; • Een vrolijke Frans.
Tijdsduur:
De totale tijdsduur van deze activiteit is ongeveer 15 minuten. De voorbereidingstijd voor de facilitator is eenmalig ongeveer 10 minuten, bij de volgende groepen is de voorbereiding dan niet meer noodzakelijk.
Activiteit: Inleiding in het programma Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit: • weten de deelnemers welke thema’s aanbod komen binnen het programma; • weten de deelnemers globaal hoe de inhoud van het programma er uit zal gaan zien.
Inleiding:
De facilitator vertelt kort wat de inhoud van het programma is. Hij kan vertellen welke thema’s er aan bod komen en wat deze in kunnen houden (zie voor verdere uitleg de werkwijze).
Wijze(n) van aanbieden:
Didactische presentatie in combinatie met directe ervaringen.
Werkwijze:
Als eerste legt de facilitator uit dat de deelnemers altijd vragen mogen stellen, dat er naast groepsbijeenkomsten ook individuele bijeenkomsten zullen plaats vinden en dat het programma uit verschillende thema’s is opgebouwd. Vervolgens kunnen de deelnemers de volgende opdracht uitvoeren. Opdracht: De thema’s De door de facilitator opgehangen posters vertegenwoordigen allemaal één thema. Het is de bedoeling dat de deelnemers, samen met de andere leden van hun groep, raden welke poster, welk thema vertegenwoordigt. Wanneer men denkt te weten wat het antwoord is kan men een kaartje, met de naam van het thema, ophangen bij desbetreffende poster. Na en tijdens het uitvoeren van de opdracht kan de facilitator stimulusvragen stellen.
Stimulusvragen: • • •
Wat kan het programma mij bieden? Welke thema’s spreken mij aan en welke niet? Met welk thema zou ik als eerste willen beginnen?
Rol van de facilitator:
De facilitator begeleidt de opdracht.
38
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Afronding van de activiteit:
Gezamenlijk wordt de opdracht nabesproken.
Situatie:
De groep wordt opgesplitst in drie groepen. Elke groep krijgt één setje kaartjes. De posters zijn opgehangen in de ruimte. Deze posters blijven, wanneer mogelijk, gedurende het hele programma in de ruimte hangen.
Benodigdheden: • •
Voor elk thema één poster en de bijbehorende kaartjes; Materiaal om de posters en kaartjes op te hangen (bijvoorbeeld plakband of punaises).
Voorbereiding: •
Ophangen van de posters en het maken van de bijbehorende kaartjes.
Tijdsduur:
De totale tijdsduur van deze activiteit is ongeveer 20 minuten. De voorbereidingstijd voor de facilitator bedraagt ongeveer 5 minuten.
Bijlage(n) •
Bijlage 3: Voor elk thema één poster en de bijbehorende kaartjes.
Activiteit: Didactische presentatie Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers: • kennis opgedaan over wat handelen is en waarom handelen essentieel is voor leven, gezondheid en plezier; • kennis opgedaan over levensverhalen en de invloed van het verleden, heden en de toekomst op het levensverhaal.
Inleiding:
De presentatie bevat een sheet waarmee de presentatie kan worden ingeleid.
Wijze(n) van aanbieden:
Didactische presentatie in combinatie met uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
De presentatie bevat interactieve vragen en/of kleine opdrachten om het onderwerp meer te laten leven bij de groep. De deelnemers kunnen, na afloop en tijdens de presentatie, vragen stellen.
Rol van de facilitator:
De facilitator presenteert en reguleert de inbreng van de deelnemers.
Afronding van de activiteit:
Na de presentatie kan aan de hand van de gestelde vragen een discussie ontstaan.
39
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Situatie:
De ruimte dient licht te worden gehouden, zodat de deelnemers elkaar tijdens de discussie kunnen aanspreken en eventuele aantekeningen kunnen maken. Er moet wel rekening gehouden worden dat het niet te licht is, omdat de deelnemers de presentatie anders niet goed kunnen zien.
Benodigdheden: • • •
Laptop, beamer en projectiescherm of sheets en overhead projector; Het document van de PowerPoint presentatie; Hand-outs, let op de lettergrootte en het aantal sheets per pagina in verband met slechtzienden.
Voorbereiding: • • •
Het doornemen van de sheets en de bijbehorende ‘speaker notes’; Laptop en beamer klaarzetten en aansluiten of overhead projector klaarzetten; Stoelen en tafels op een dusdanige manier dat de deelnemers goed zicht hebben op de achtergrond waarop wordt gepresenteerd, bijvoorbeeld in U vorm.
Tijdsduur:
De totale tijdsduur van deze activiteit is ongeveer 15 minuten. De voorbereidingstijd voor de facilitator is eenmalig ongeveer 20 minuten, bij de volgende groepen is dit ongeveer 5 minuten.
Bijlage(n): • •
Hand-outs; PowerPoint presentatie op de cd-rom; PowerPoint thema handelen in de levensloop.
Activiteit: Film Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers: • de kennis, die zij hebben opgedaan tijdens de didactische presentatie, toegepast; • (nog meer) kennis opgedaan over hoe mensen handelen, en hoe het handelen hun leven, kan beïnvloeden.
Inleiding:
De deelnemers gaan de kennis, die zij hebben opgedaan tijdens de didactische presentatie, toepassen op een voorbeeld.
Wijze(n) van aanbieden:
Didactische presentatie in combinatie met uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
De facilitator heeft de keuze om een film te laten zien.
40
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Film: Samen zijn we 100 (+/- vijf minuten) Een portret over de vriendschap tussen een jonge vrouw en haar oudere zanglerares.
Discussievragen met betrekking tot de film • •
•
•
Wat valt jullie op aan deze film? Tijdens de presentatie is besproken wat handelen is, wat is hiervan terug te zien in de film? o Welke handelingen ziet u allemaal? o Is het betekenisvol / persoonlijk? o Is het doelgericht? o Wordt het beïnvloed door de omgeving? o Welke rollen komen naar voren in de film? Tijdens de presentatie is besproken waarom het handelen belangrijk is, wat is hiervan terug te zien in de film? o Geeft het de mogelijkheden tot verandering? o Welke ervaringen doen ze op? o Welke doelen zouden ze kunnen behalen? o Is handelen essentieel voor leven, gezondheid en plezier? Beide personages vertellen over hun ervaringen, hoe hebben deze ervaringen hun handelen en hun levensverhaal beïnvloed?
Rol van de facilitator:
De facilitator leidt de discussie.
Afronding van de activiteit:
Vanuit de film wordt de discussie op gang gebracht, er kan een link worden gelegd met de onderstaande activiteit (de discussie).
Benodigdheden: •
TV en DVD speler
Voorbereiding: •
Het klaarzetten van de TV en DVD speler.
Tijdsduur:
De totale tijdsduur van deze activiteit is ongeveer 15 minuten. De voorbereidingstijd voor de facilitator bedraagt ongeveer 5 minuten.
Bijlage(n) •
Film op de cd-rom: ‘Samen zijn we 100’ (DVD).
Activiteit: Discussie Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers: • kennis over de factoren die hun handelen kunnen beïnvloeden en hoe het handelen van de andere deelnemers wordt beïnvloed;
41
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
•
Thema handelen in de levensloop
een eerste stap gezet naar het inzicht krijgen in het eigen handelen in het verleden, heden en in de toekomst.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
Vanuit de film wordt de discussie op gang gebracht, er kan een link worden gelegd met de vragen die staan vermeld bij de discussievragen.
Discussievragen:
De facilitator kan met de volgende vragen de discussie verder stimuleren; • Welke handelingen voert u het meest uit en waarom? • Welke handelingen ervaart u als het prettigst en waarom? • Welke handelingen zijn betekenisvol voor u en waarom? • Wat heeft invloed op uw handelen? • Wordt uw handelen beïnvloed door uw omgeving? • Wat zijn voor u belangrijke ervaringen en waarom? • Hebben deze ervaringen uw handelen beïnvloed en kunt u hier een voorbeeld van geven? • Beïnvloedt uw beeld op de toekomst hoe u nu dingen doet en/of in het leven staat? Is dat in positieve zin of in negatieve zin? • Wat ziet u als de belangrijkste handeling die u in de toekomst wilt blíjven doen en waarom? • Welke rollen vervult u op dit moment? Welke rollen vervulde u? • Hoe belangrijk zijn deze rollen voor u?
Rol van de facilitator:
De facilitator leidt de discussie.
Afronding van de activiteit:
De facilitator sluit de discussie af met een korte samenvatting van de discussie.
Situatie:
De stoelen staan in de U vorm, zodat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan. Houd eventueel rekening met slechtzienden en slechthorenden. De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd.
Tijdsduur:
De totale tijdsduur van deze activiteit is ongeveer 15 minuten. Voor deze activiteit is geen voorbereidingstijd noodzakelijk.
Activiteit:Tijdslijn maken; Leer van gisteren, droom van morgen en leef vandaag Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers:
42
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
•
Thema handelen in de levensloop
verhalen opgeroepen over het handelen, in het verleden, heden en de toekomst.
Inleiding:
Vanuit de didactische presentatie kwam naar voren dat het verleden, heden en toekomst het handelen beïnvloed. Om deze reden zullen de deelnemers een begin maken met het in kaart brengen van hun verleden, heden en toekomst.
Wijze(n) van aanbieden:
Persoonlijke exploratie en uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
Als eerste legt de facilitator uit dat het de bedoeling is, dat de deelnemers een tijdslijn tekenen op het behangpapier. De tijdslijn loopt vanaf hun geboorte tot in de toekomst. Daarnaast is het de bedoeling dat men belangrijke levensgebeurtenissen, bijvoorbeeld trouwen, en handelingen die zij hebben uitgevoerd en/of nog uitvoeren noteren in de tijdslijn. De facilitator vraagt aan de deelnemers of zij ongeveer vijf handelingen kunnen benoemen en noteren op de tijdslijn, die zij in de toekomst uit willen voeren. De facilitator stelt stimulusvragen aan de deelnemers tijdens het uitvoeren van de activiteit.
Stimulusvragen: • • •
Wat zijn of waren uw belangrijkste rollen? Hoe belangrijk zijn of waren deze rollen voor u? Zijn de verschillende handelingen en/of ervaringen die u hebt genoteerd betekenisvol voor u?
Discussievragen
De tijdslijnen besproken (dit gebeurd in twee groepjes). De tijdslijn kan bijvoorbeeld worden opgehangen aan de muur. De deelnemers kunnen er bij gaan staan en er eventueel langs lopen om de tijdslijn uit te leggen aan de andere deelnemers. Hierna kan er in de groep over gesproken worden. Dit kan aan de hand van de volgende vragen: • Wat is er opvallend aan de verschillende tijdslijnen? • Wat zijn de belangrijkste levensgebeurtenissen (ervaringen)? • Wat is het belangrijkste wat u in de toekomst nog wilt doen of leren? • Vindt u het moeilijk om de toekomst invulling te geven?
Rol van de facilitator:
De facilitator begeleidt de activiteit en leidt de discussie.
Afronding van de activiteit:
Vraag de deelnemers hoe ze de activiteit hebben ervaren. Bespreek welke vragen nog open liggen en beantwoord deze indien mogelijk. In de volgende bijeenkomst zal er ook een terugkoppeling plaatsvinden, met betrekking tot de tijdslijn.
Situatie:
De groep wordt in twee groepen verdeeld, tijdens het nabespreken van de opdracht.
Benodigdheden: •
Wit behangpapier (zonder reliëf), +/- 2 meter per deelnemer;
43
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• •
Thema handelen in de levensloop
Dikke pennen en/of dikke (benzine)stiften; Iets zwaars of tape om het behang te fixeren of op te hangen.
Voorbereiding:
Er dient gekeken te worden of er voldoende ruimte is om de tijdslijnen te maken. De deelnemers kunnen dit op tafels doen (zorg hiervoor wel voor iets zwaars of tape, zodat het papier niet opkrult), een andere optie is om de stukken behang op de muur te plakken. Indien er niet genoeg ruimte is, kan er ook gekozen worden om de tijdslijn op een kleiner vel te maken.
Tijdsduur:
De totale tijdsduur van deze activiteit is ongeveer 30 minuten.
Afronding van de gehele bijeenkomst Hier wordt kort besproken hoe de deelnemers de bijeenkomst ervaren hebben en of er eventueel nog onduidelijkheden en vragen zijn. Hiernaast kan er kort vooruitgeblikt worden op de volgende bijeenkomst, misschien hebben de deelnemers een voorkeur voor een onderwerp wat besproken kan gaan worden.
Thuisopdrachten Thuisopdracht: Overzicht van de handelingen Aan de deelnemers wordt gevraagd of zij het formulier ‘overzicht van de handelingen’ thuis willen invullen (bijlage 4). De facilitator ligt het formulier toe en beantwoord de vragen van de deelnemers over het formulier. Het formulier zal gebruikt worden in de bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ (van het thema handelen in de levensloop) en tijdens het thema rituelen en gewoonten. Hiernaast zal dit formulier besproken worden in de individuele bijeenkomsten.
44
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
2.2 Bijeenkomst: Als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde Inleiding op de bijeenkomst In deze bijeenkomst wordt gediscussieerd en worden er twee activiteiten uitgevoerd. Eén activiteit is vooral gericht op het verkrijgen van inzicht met betrekking tot het handelen. De andere activiteit is meer gericht op de toekomst, hoe zien de deelnemers de ‘ideale’ toekomst? Iedereen zal dezelfde activiteiten uitvoeren maar de uitkomst en interpretatie hiervan zal voor iedereen anders zijn.
Doel(en) van de gehele bijeenkomst
Na het participeren aan deze bijeenkomsten hebben de deelnemers: • inzicht in het PEO Model en hoe dit gebruikt kan worden bij gedragsverandering; • een begin gemaakt met het inzicht verkrijgen in hun handelen. Dit inzicht zal zich nog verder ontwikkelen tijdens de andere bijeenkomsten en de individuele bijeenkomsten; • een beeld gevormd van de ‘ideale’ toekomst.
Tijdsduur van de bijeenkomst De bijeenkomst kan als volgt worden ingedeeld: • Activiteit: Uitleg ‘PEO Model’ 20 minuten • Activiteit: ‘Persoonlijk PEO Model’ maken 40 minuten • Activiteit: Discussie, de ‘ideale’ toekomst 20 minuten • Activiteit: Vormgeven/visualiseren van de ‘ideale’ toekomst 40 minuten • Afronding van de gehele bijeenkomst 5 minuten
45
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Activiteit: Uitleg ‘PEO Model’ Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers inzicht in het PEO Model en hoe dit gebruikt kan worden bij gedragsverandering.
Inleiding:
Er wordt hier kort en eenvoudig uitgelegd wat het PEO Model inhoudt. Het wordt echter niet uitgelegd als zijnde het PEO Model maar wat het inhoud voor de deelnemers in het dagelijkse leven. Bijvoorbeeld door het volgende te vertellen (zie het kopje werkwijze).
Wijze(n) van aanbieden: Didactische werkvorm.
Werkwijze:
Iedereen weet dat gezond eten, bewegen, tanden poetsen enzovoort, goed voor u is. U voelt zich hierdoor ook gezonder. Zo is het dóen van dingen (handelen) ook goed voor u en zult u zich hier ook gezonder, beter en actiever door voelen. U zult zich gezonder voelen als u dingen doet die belangrijk voor u zijn (uit het verleden, heden en voor de toekomst), die passen bij uw capaciteiten (niet te moeilijk en niet te gemakkelijk) en interesses, in een omgeving die hier goed bij past en/of ‘meehelpt’. Bovenstaande wordt door de drie aspecten van het PEO Model (persoon, de omgeving en het handelen) weergegeven door de ‘fit’. (Tip: Er moet goed uitgelegd worden dat het niet om ‘fysieke fit’ gaat, maar om de fit die de overlap tussen de drie aspecten van PEO Model weergeeft). Dit kan het beste geïllustreerd worden door een voorbeeld te geven. Hierna zullen de deelnemers zelf met voorbeelden (kunnen) komen. Eventueel kan er, door de facilitator, nog een voorbeeld gegeven worden. Hier volgt een voorbeeld: Persoon Heeft u dit vaker gedaan? Vindt u dit leuk, past het bij uw interesses?
Omgeving U kookt in de buitenlucht, misschien op de grond, op een gasstel.
Koken op de camping (occupational performance)
Handelen Hoe heeft u zich voorbereid? Gaat u georganiseerd te werk?
46
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Dit samen vormt de ‘fit’. Als deze drie aspecten ‘positief’ zijn en meewerken aan een goed eindresultaat vormt er een maximale ‘fit’. Als de aspecten elkaar ‘tegenwerken’ dan krijg je een minimale ‘fit’. Dit kan de facilitator illustreren door de geplastificeerde ringen te gebruiken op het whiteboard. De facilitator kan bovenstaand voorbeeld op het white-board schrijven (de ringen bevestigt u op het white board met de magneetjes, u schrijft de voorbeelden binnen de ringen, doordat u de ringen kan verschuiven kunt u de ‘fit’ goed weergeven). Probeer de deelnemers aan te moedigen om zelf met voorbeelden (ervaringen) te komen. En probeer dit te visualiseren met de ringen en de ‘fit’ weer te geven.
Rol van de facilitator:
De facilitator geeft uitleg. De facilitator moet er op letten dat het niet uitgelegd wordt als een model maar meer als een denkwijze en de invloed die de aspecten uit het model hebben op de het handelen van de deelnemers. Hiernaast stimuleert de facilitator de deelnemers om voorbeelden te geven.
Afronding van de activiteit:
Belangrijk is om na te gaan of iedereen de uitleg heeft begrepen. Als de uitleg duidelijk is wordt er doorgegaan met de volgende activiteit ‘persoonlijk PEO Model maken’.
Situatie:
De ruimte dient zo ingericht te worden dat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan. De deelnemers moeten het white-board goed kunnen zien en de facilitator goed kunnen verstaan (houd rekening met eventuele slechtzienden en/of slechthorenden). De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd
Benodigdheden: • • •
White-board (met minimaal 3 magneetjes) of flap-over en plakband; White-board markers (bij voorkeur drie of meer verschillende kleuren); Geplastificeerde cirkels / ringen (bijgevoegd bij handleiding).
Voorbereiding: •
•
De facilitator kan de presentatie over het PEO Model bekijken en doornemen; Hierin staat eenvoudig het PEO Model uitgelegd en worden de definities vanuit het PEO Model genoemd; De benodigde materialen voor de activiteit worden bij elkaar gezocht en/of aangeschaft.
Tijdsduur:
Ongeveer 20 minuten.
Bijlage(n) •
PowerPoint presentatie PEO Model voor de facilitator, op de cd-rom.
47
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Activiteit: ‘Persoonlijk PEO Model’ maken Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers: • inzicht in het PEO Model en hoe dit gebruikt kan worden bij gedragsverandering; • een begin gemaakt met het inzicht krijgen in hun handelen. Dit inzicht zal zich nog verder ontwikkelen tijdens de andere bijeenkomsten en de individuele bijeenkomsten.
Wijze(n) van aanbieden:
Directe ervaringen en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De deelnemers gaan nu zelf een persoonlijk PEO Model maken. Ze hebben zojuist verschillende voorbeelden gezien (tijdens de uitleg). De opdracht kan in de hele groep uitgelegd worden; De deelnemers moeten hun eigen ‘fit’, op dit moment, gaan proberen weer te geven. Ze kunnen, net als bij de zojuist gegeven voorbeelden, hun eigen invulling op de cirkels (de aspecten) schrijven, die zich in hun leven voordoen. Hieruit kunnen ze proberen op te maken hoe groot hun (‘gemiddelde’) ‘fit’ is. Voor een nadere uitleg van deze opdracht en een voorbeeld wordt verwezen naar bijlage 5. Tip voor de facilitator: maak van te voren zelf een ‘persoonlijk PEO Model’, of bereid dit in detail voor. Dit kan de uitleg duidelijker maken. Hierdoor zal het ook makkelijker uit te leggen zijn aan de deelnemers. ! Het persoonlijke model dient bewaard te worden. Het zal later nog een keer gebruikt gaan worden. Laat de deelnemers dus ook hun naam en de datum er op noteren.
Rol van de facilitator:
De facilitator legt de activiteit uit. Hiernaast is de facilitator een begeleider. Hij kijkt regelmatig of de activiteit goed verloopt en of de deelnemers vragen hebben. Sommige aspecten van deze activiteit vergen een fijne motoriek, de facilitator dient in de gaten te houden of iedereen hier toe in staat is. Indien nodig helpt de facilitator de deelnemers bij deze aspecten (bijvoorbeeld bij het lijmen en meten).
Afronding van de activiteit:
Er kan kort besproken worden hoe de deelnemers het hebben ervaren om een ‘persoonlijk PEO Model’ te maken. Er kan hierbij gedacht worden aan de onderstaande vragen. Aan de hand van deze vragen kan de facilitator onder andere achterhalen of de deelnemers flow ervaren hebben en wat ze van de activiteit geleerd hebben; • Hoe heeft u de opdracht ervaren? o Wat maakte de opdracht het leuk? o Hoe merkte u dat u de opdracht leuk vond? o Wat vond u minder leuk aan de opdracht? o Hoe merkte u dat u dit onderdeel minder leuk vond? o Vond u de opdracht misschien spannend? Wat kan hier de oorzaak van zijn? • Hoe vond u het om uw rollen, persoonlijke interesses, handelingen en omgevingen te visualiseren op deze manier? 48
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• • • •
Thema handelen in de levensloop
Heeft u steun / hulp gehad van de groepsleden? Wat vond u ervan om de opdracht individueel te maken en na te bespreken in de groep? Had u de opdracht liever op een andere manier uitgevoerd? Wat heeft u van deze opdracht geleerd?
Situatie:
De ruimte is zo ingericht dat elke deelnemer comfortabel aan een tafel kan zitten en aan de tafel voldoende ruimte heeft om zijn activiteiten uit te voeren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat het een vrij persoonlijke activiteit kan zijn, waarbij de deelnemers (vooral in dit stadium van het programma) een beetje privacy willen. Het is de bedoeling dat de deelnemers de opdracht individueel uit gaan voeren. Ze kunnen in kleinere groepjes bij elkaar zitten (maximaal 5). Dit met het oog op het nabespreken en het eventueel helpen van elkaar. Het lijkt ons verstandig dat het in kleine groepjes na wordt besproken omdat de deelnemers elkaar nog niet goed kennen en dit een vrij persoonlijke opdracht is. Het kan de drempel lager leggen door in kleinere groepjes te werken en/of na te bespreken.
Benodigdheden: • • • •
• • • •
White-board met minimaal 3 magneetjes of flap-over en plakband; White-board markers (bij voorkeur drie of meer verschillende kleuren); Geplastificeerde cirkels / ringen (bijgevoegd bij handleiding); Papieren cirkels. Voor het papier wordt geadviseerd om kalkpapier of overtrekpapier te gebruiken, bijvoorbeeld van het merk ‘Gallery’. Of pergamanopapier, 100 gram. De cirkels hebben een afmeting van Ø +/- 20 cm, zie bijlage 7. Tip; zorg voor extra cirkels en papier indien er iets misgaat; Lijm, minstens 3 potjes; Liniaal, minimaal 20 cm lang, bij voorkeur voor elke deelnemer één; Stiften (die kunnen schrijven op het kalk- / pergomanopapier) in (minstens 4) verschillende kleuren, voor elke deelnemer; De, door de deelnemers, ingevulde formulieren ‘Overzicht van de handelingen’. Dit is het formulier die de deelnemers hebben ingevuld naar aanleiding van bijeenkomst ‘Een goed begin is het halve werk’. Het is de bedoeling dat de deelnemers die formulieren deze bijeenkomst meenemen.
Voorbereiding: •
• •
De cirkels worden getekend / geprint op het papier en zo mogelijk ook uitgeknipt (zie bijlage 7). Dit bespaard een hoop tijd in de bijeenkomst (er kan eventueel ook aan een paar deelnemers worden gevraagd of zij dit willen doen en bijvoorbeeld een half uur eerder naar de bijeenkomst toe komen); De benodigde materialen voor de activiteit worden bij elkaar gezocht en/of aangeschaft; Tip voor de facilitator: maak van te voren zelf een ‘persoonlijk PEO Model’, of bereid dit in detail voor (zie hiervoor bijlage 5) (Als de facilitator dit niet doet zal het zeer moeilijk zijn om een goede uitleg aan de deelnemers te geven).
Tijdsduur:
Ongeveer 40 minuten.
49
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Bijlage(n) • • • •
PowerPoint presentatie PEO Model voor de facilitator, op de cd-rom; Bijlage 6 Scorekaart voor de overlapgebieden; Bijlage 7 Cirkel formaat; Bijlage 5 ’Persoonlijk PEO Model’ maken.
Activiteit: Discussie, de ‘ideale’ toekomst Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers een beeld gevormd van de ‘ideale’ toekomst.
Inleiding:
De deelnemers hebben, tijdens de activiteit persoonlijk PEO model maken, in kaart gebracht wat ze in het verleden gedaan hebben en in het heden doen. Ze gaan nu kijken naar de toekomst. De deelnemers moeten zich tijdens deze activiteit afvragen wat zij op het gebied van handelen (en dus de ‘fit’) eventueel willen veranderen en nog willen bereiken? Tijdens de bijeenkomst ‘Een goed begin is het halve werk’, van het thema handelen in de levensloop, zijn ze hier ook al (individueel) mee bezig geweest door het maken van een tijdslijn. Al deze facetten kunnen gebruikt worden bij het vormgeven / visualiseren van de ‘ideale’ toekomst (de volgende activiteit). Eerst is het van belang het hier over te hebben. Iedereen heeft hier natuurlijk een eigen beeld van en een eigen mening over.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De facilitator begint met het leiden van de discussie. Hij kan hierbij de onderstaande discussievragen gebruiken. De discussie zal in grote lijnen geleid worden door de facilitator.
Discussievragen: •
• • • • • • •
Hoe ziet u de toekomst met betrekking tot het huidige handelen? (Hoe zal de toekomst er uit zien als u hetzelfde leven blijft leiden?) Is de toekomst iets waar u veel over nadenkt of veel mee bezig bent? Beïnvloedt uw beeld op de toekomst hoe u nu dingen doet / handelt en/of in het leven staat? Is dat in positieve zin of negatieve zin, maakt u zich hier zorgen om? Hoe ziet de ideale toekomst er uit (met betrekking tot handelen, ‘dingen doen’)? Wat ziet u als de belangrijkste handeling die u in de toekomst wilt blíjven doen? Wat zijn handelingen / is een handeling die u zeker nog in de toekomst wilt gaan doen / ontwikkelen? (Hierbij kunt u refereren aan de tijdslijn die in de bijeenkomst ‘Een goed begin is het halve werk’ is gemaakt). Wat weerhoudt u er nu van om nieuwe dingen te gaan doen / leren (bijvoorbeeld angst, geld, moeilijk om de eerste stap te zetten, bang om te falen of dat u het niet kunt)? Zijn er handelingen / dingen waaraan u zich verplicht voelt om deel te nemen of
50
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• • • • • •
• •
Thema handelen in de levensloop
uit te voeren? Zijn er handelingen / dingen die worden beïnvloed door uw omgeving (fysiek, sociaal, etc.), hoe worden deze beïnvloed? Wordt het hierdoor bijvoorbeeld leuker of minder leuk, moeilijker of makkelijker? Zijn er handelingen / dingen die u wilt veranderen (bijvoorbeeld de wijze van uitvoeren)? Is er iets wat u zeker niet meer wilt doen (handelingen)? Zijn er dingen / handelingen die u meer of juist minder wilt gaan doen? Zijn er dingen / handelingen die u eng of spannend vindt om te doen (die u niet durft te doen)? Zo ja, waarom? Zijn er handelingen waar u juist heel blij van wordt, waardoor u zich goed voelt, bijvoorbeeld een handelingen / activiteit waar u zo in op gaat en die u als zo prettig ervaart dat u de tijd helemaal vergeet? (flow, de facilitator kan dit benadrukken en/of toelichten. Zie bijlage 2, van de theoretische onderbouwing). Wat zijn nu de meeste handelingen, activiteiten, rollen, etc. waar de mensen het meeste ‘flow’ bij ervaren? Hierbij kan genoemd worden hoe belangrijk ‘flow’ is (zie bijlage 2, van de theoretische onderbouwing). Hoe kan het handelen / het doen van dingen uw toekomst beïnvloeden?
Rol van de facilitator:
De facilitator leidt de discussie. De facilitator zorgt dat iedereen aan bod komt en dat er aantekeningen gemaakt worden (zowel op white-board als op papier).
Afronding van de activiteit:
De discussie kan afgerond worden met de volgende vragen; • Heeft iedereen een duidelijk(er) beeld van zijn ‘ideale toekomst’? • Missen er essentiële dingen die nog besproken dienen te worden? Hierna kan overgegaan worden in de volgende activiteit; het vormgeven / visualiseren van de ‘ideale’ toekomst.
Situatie:
De ruimte dient zo ingericht te worden dat de deelnemers comfortabel kunnen zitten, elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan. De deelnemers moeten het white-board kunnen zien (houd rekening met eventuele slechtzienden en/of slechthorenden). De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd.
Benodigdheden: • •
White-board; White-board markers (bij voorkeur verschillende kleuren).
Voorbereiding: •
De benodigde materialen voor de activiteit worden bij elkaar gezocht en/of aangeschaft.
Tijdsduur:
Ongeveer 20 minuten.
51
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Activiteit: Vormgeven / visualiseren van de ‘ideale toekomst’ Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers een beeld gevormd van de ‘ideale’ toekomst.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken, directe ervaringen en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De groep kan naar aanleiding van de voorafgaande discussies en activiteiten samen hun ideale toekomst visualiseren en/of vormgeven. Ze mogen dit op allerlei verschillende manieren doen. Probeer de deelnemers zelf een manier te laten verzinnen waarop ze dit gaan visualiseren / vormgeven. Er is altijd wel iemand die een creatief idee heeft. Zorg wel dat er voldoende materiaal is zoals oude tijdschriften, papier, lijm, scharen, stiften. Ze kunnen bijvoorbeeld denken aan het schrijven van een gedicht of verhaal, het maken van een collage, bedenken van metaforen, uitbeelden. Het is de bedoeling dat iedereen in eerste instantie, afzonderlijk zijn ‘ideale’ toekomst visualiseert, voor iedereen ziet de ‘ideale’ toekomst er immers anders uit. Iedereen in de groep moet dit wel op dezelfde manier doen (bijvoorbeeld iedereen maakt een collage). Als iedereen klaar is kan het aan elkaar ‘gepresenteerd’ en verteld worden. Na deze nabespreking kan het samengevoegd worden tot één geheel (er kan dan bijvoorbeeld één grote collage gemaakt worden) zodat er toch een soort van gezamenlijke ‘ideale’ toekomst gevormd wordt. Het is handig en leuk om de namen en datum op het ‘eindproduct’ en op de ‘individuele producten’ te noteren. Zo kan hier later naar gekeken worden en kan er aan gerefereerd worden. Ook kan er later (in de bijeenkomst ‘evaluatie’, van het thema handelen in de levensloop) naar gekeken worden of dat hun visie op de ‘ideale’ toekomst is veranderd (dit geldt ook voor de ‘notulen’ van de voorafgaande discussie).
Rol van de facilitator:
De facilitator legt de activiteit kort uit. Hiernaast kijkt de facilitator bijvoorbeeld, tijdens het uitvoeren van de activiteit, of alles goed gaat en of hij ergens kan helpen.
Afronding van de activiteit:
Tot slot kan er ook kort besproken worden hoe de deelnemers het hebben ervaren om hun ‘ideale’ toekomst vorm te geven / te visualiseren. Er kan hierbij gedacht worden aan de volgende vragen, aan de hand van deze vragen kan de facilitator onder andere achterhalen of de deelnemers flow ervaren hebben en wat ze van de activiteit geleerd hebben; • Vond u het een leuke opdracht? Wat maakte het leuk? • Hoe merkte u dat u de opdracht leuk vond? • Wat vond u minder leuk aan de opdracht? • Hoe merkte u dat u dit onderdeel minder leuk vond? • Vondt u het bijvoorbeeld moeilijk, leuk, spannend, motiverend om op deze manier over de / uw toekomst na te denken? Hoe komt dat, hoe voelde dat?
52
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• • • •
Thema handelen in de levensloop
Heeft u steun / hulp gehad van de groepsleden? Wat heeft u van deze activiteit geleerd? Hoe vondt u het dat uw ‘ideale’ toekomst onderdeel werd van een groter geheel? Had u de opdracht liever op een andere manier uitgevoerd?
Situatie:
De ruimte is zo ingericht dat elke deelnemer comfortabel aan een tafel kan zitten, en aan de tafel voldoende ruimte heeft om zijn activiteiten uit te voeren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat het een vrij persoonlijke activiteit kan zijn, waarbij de deelnemers (vooral in dit stadium van het programma) een beetje privacy willen. Het is de bedoeling dat de deelnemers de opdracht individueel uit gaan voeren. Ze kunnen in kleinere groepjes bij elkaar zitten (maximaal 5). Dit met het oog op het nabespreken en het eventueel helpen van elkaar. Het lijkt ons verstandig dat het in kleine groepjes na wordt besproken omdat de deelnemers elkaar nog niet goed kennen en dit een vrij persoonlijke opdracht is. Het kan de drempel lager leggen door in kleinere groepjes te werken en/of na te bespreken. Dit is echter iets wat de facilitator het beste in kan schatten, dit is dan ook afhankelijk van de groep deelnemers.
Benodigdheden: •
•
Bijvoorbeeld oude tijdschriften, gekleurd papier, scharen, lijm, stiften, pennen (producten die handig zijn voor de activiteit); De gemaakte ‘tijdslijnen’ van bijeenkomst; ‘een goed begin is het halve werk’, uit het thema handelen in de levensloop.
Voorbereiding: •
•
De benodigde materialen voor de activiteit worden bij elkaar gezocht en/of aangeschaft; De tijdslijnen uit de bijeenkomst; ‘een goed begin is het halve werk’, uit het thema handelen in de levensloop, verzamelen.
Tijdsduur:
Ongeveer 40 minuten.
Afronding van de gehele bijeenkomst Hier wordt kort besproken hoe de deelnemers de bijeenkomst ervaren hebben. Hiernaast kan er kort vooruitgeblikt worden op de volgende bijeenkomst, misschien hebben de deelnemers een voorkeur voor een onderwerp wat besproken kan gaan worden.
53
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
2.3 Bijeenkomst: Evaluatie ! Het wordt aanbevolen om deze bijeenkomst aan het eind van het programma te laten plaatsvinden. Dit in verband met het evaluerende karakter van deze bijeenkomst.
Inleiding op de bijeenkomst In deze bijeenkomst wordt geëvalueerd en feedback gegeven. Er wordt gekeken naar welke veranderingen de deelnemers hebben doorgemaakt en welke aspecten hier van invloed op zijn geweest.
Doel(en) van de gehele bijeenkomst
Na het participeren aan deze bijeenkomst hebben de deelnemers: • geëvalueerd op zichzelf (vooral met betrekking tot het veranderen in handelen); • geëvalueerd met betrekking tot veranderingen in de groep.
Tijdsduur van de bijeenkomst De bijeenkomst kan als volgt worden ingedeeld: • Activiteit: Evaluatie en discussie; De ‘ideale’ toekomst • Activiteit: Evaluatie activiteit en discussie ‘Persoonlijk PEO Model’ • Activiteit: Evaluatie algemeen • Afronding van de gehele bijeenkomst
30 minuten 60 minuten 30 minuten 5 minuten
54
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Activiteit: Evaluatie en discussie; De ‘ideale’ toekomst Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit: • hebben de deelnemers zichzelf geëvalueerd (vooral met betrekking tot hun beeld van de toekomst).
Inleiding:
In een eerdere bijeenkomst (‘Als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ van het thema Handelen in de levensloop) is er gediscussieerd over de ‘ideale’ toekomst. Vervolgens was deze gevisualiseerd / vormgegeven. Er kan nu nog een keer kort herhaald worden wat er toen besproken is en wat de ‘uitkomsten’ waren (aan de hand van de notities, die van te voren op het white-board genoteerd zijn, die in deze bijeenkomst gemaakt zijn). Hier wordt nog een keer een discussie over gehouden hoe de meningen hier nu over verdeeld zijn. Hierdoor kan er geëvalueerd worden of er verandering is in de visie, van de deelnemers, op de ‘ideale’ toekomst. Zijn zij veranderd en/of is hun beeld op het dagelijks leven (het handelen) en op de toekomst veranderd?
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De facilitator begint met het leiden van de discussie. Hij kan hierbij de onderstaande discussievragen gebruiken. De discussie zal in grote lijnen geleid worden door de facilitator. Indien er tijd over is, zouden de deelnemers opnieuw hun ‘ideale’ toekomst kunnen vormgeven / visualiseren. Er kan dan aan de hand van de twee producten (en de discussie) geëvalueerd worden wat bijvoorbeeld de verschillen zijn. Zie voor de uitwerking van deze activiteit bijeenkomst ‘Als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ uit het thema Handelen in de levensloop.
Discussievragen •
• • • • • •
Hoe ziet u de ‘ideale’ toekomst nu (met betrekking tot handelen, ‘dingen doen’) en hoe is dit in vergelijking met het beeld wat u had aan het begin van het programma? Is dit anders, zo ja, in welk opzicht? Hoe zou dit kunnen komen? Bent u nu op een andere manier bezig met de toekomst? Beïnvloedt dit uw manier van leven (handelen) op dit moment? Wat ziet u als de belangrijkste handeling die u in de toekomst wilt gaan doen? Wat zijn uw (nieuwe) plannen voor de toekomst? Zijn er al ‘nieuwe dingen’ waar u mee bent begonnen? Zijn er ‘dingen’ (handelingen) die u voorheen deed en nu zeker niet meer gaat doen? Of misschien minder wilt gaan doen? Is de manier waarop u handelingen uitvoerde veranderd? Of bent u dit nog van plan te gaan veranderen? Zijn er handelingen die u nu op een andere manier ervaart? Hoe ervaart u deze nu, in welk opzicht is dit veranderd? Zijn er meer handelingen (dan voorheen) waar u juist heel blij van wordt, waardoor u zich goed voelt (bijvoorbeeld een handelingen / activiteit waar u zo in 55
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• •
Thema handelen in de levensloop
op gaat en die u als zo prettig ervaart dat u de tijd helemaal vergeet?) (verwijzing naar flow, de facilitator kan dit opnieuw vertellen en benadrukken aan de deelnemers. Zie bijlage 2, van de theoretische onderbouwing). Wat zijn nu de meeste handelingen, activiteiten, rollen en omgevingen waar(in) de deelnemers het meeste flow (bij) ervaren? Hierbij kan genoemd worden hoe belangrijk flow is (zie bijlage 2, van de theoretische onderbouwing). Als u kijkt naar uw ‘eindproduct’ van uw ‘ideale’ toekomst (uit de eerdere bijeenkomst), wat zou u hier nu aan willen veranderen of wat zou u anders doen?
Rol van de facilitator:
De facilitator leidt de discussie eerst in, door een korte samenvatting te geven van de activiteit uit de eerdere bijeenkomst, vervolgens leidt de facilitator de discussie. De facilitator zorgt dat iedereen aan bod komt.
Afronding van de activiteit:
Er kan een conclusie worden getrokken in de groep. Dit kan aan de hand van de volgende vragen, hierbij kan ook weer gebruik worden gemaakt van de producten die de deelnemers hebben gemaakt; • Hoe ziet de ‘ideale’ toekomst er nu uit? En hoe is dit veranderd met betrekking tot de ‘ideale’ toekomst in het begin van het programma? • Zijn er veel verschillen / overeenkomsten binnen de groep op de ‘nieuwe’ visie van de ‘ideale’ toekomst? Hoe zou dit kunnen komen? Wat zijn de grootste overeenkomsten en verschillen? • Hoe willen de deelnemers aan hun ‘ideale’ toekomst gaan / blijven werken?
Situatie:
De ruimte dient zo ingericht te worden dat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan. De deelnemers moeten het white-board goed kunnen zien en de facilitator goed kunnen verstaan (houd rekening met eventuele slechtzienden en/of slechthorenden). De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd.
Benodigdheden: • • •
White-board of flap-over; White-board markers (bij voorkeur verschillende kleuren); Aantekeningen en eindproducten van de activiteit de ‘ideale’ toekomst (uit de bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ uit het thema handelen in de levensloop).
Voorbereiding: •
•
De aantekeningen van de discussie en eindproducten van de activiteit de ‘ideale’ toekomst (uit bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ van het thema handelen in de levensloop) worden opgezocht en overzichtelijk genoteerd op een white-board / flap-over; De benodigde materialen voor de activiteit worden bij elkaar gezocht en/of aangeschaft.
Tijdsduur:
Ongeveer 30 minuten. 56
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Activiteit: Evaluatie activiteit en discussie ‘Persoonlijk PEO Model’ Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers geëvalueerd op zichzelf (vooral met betrekking tot het handelen).
Inleiding:
Er wordt vandaag nog een keer een persoonlijk PEO Model gemaakt. Dit ter evaluatie. Door nog een keer een persoonlijk PEO Model te maken, kan dit vergeleken worden met het eerste PEO Model (dat gemaakt is tijdens bijeenkomst ‘Als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’, thema handelen in de levensloop). Zo kan er duidelijk geëvalueerd worden wat er veranderd is met betrekking tot het handelen, de omgeving en de persoon. En de uiteindelijke ‘occupational performance’. En kan er geconcludeerd worden of de ‘fit’ groter is geworden. De deelnemers hoeven niet dezelfde activiteiten in te vullen als bij de eerste keer dat ze een PEO Model gemaakt hebben. Het gaat er bij deze activiteit om dat ze vergelijken of de ‘fit’ veranderd is. Het kan dus juist zijn dat de ‘fit’ veranderd is doordat de deelnemers voor andere activiteiten hebben gekozen. Er wordt hier eventueel nog een keer kort en eenvoudig uitgelegd wat het PEO Model inhoud. Er kan eerst aan de deelnemers gevraagd worden of het duidelijk is en ze de opdracht nog weten van de bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ uit het thema handelen in de levensloop. Indien het nog een keer uitgelegd dient te worden, kan hier de informatie uit deze bijeenkomst worden gebruikt (zie p. 46). Ook kunnen de gemaakte modellen (uit bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ van het thema handelen in de levensloop) er bij gepakt worden, zodat de deelnemers weer een duidelijk beeld hebben van de opdracht. Hiernaast kan de facilitator nog een voorbeeld geven van een ‘persoonlijk PEO Model’ (met behulp van de geplastificeerde ringen, zie bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’). Er zouden twee voorbeelden gegeven kunnen worden. Eén voorbeeld met een minimale ‘fit’ (het begin van het programma) en één voorbeeld met een maximale ‘fit’. Als de facilitator deze naast elkaar laat zien kunnen de deelnemers goed zien wat de bedoeling is en wat het effect is van de veranderingen die zij, waarschijnlijk, hebben doorgemaakt.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken, directe ervaringen en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De persoonlijke PEO Modellen worden nog een keer gemaakt (zie voor uitleg van de activiteit bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ van het thema handelen in de levensloop). Nadat de persoonlijke PEO Modellen gemaakt zijn, kunnen deze in de groep besproken worden. Dit kan weer in kleinere groepjes, maar dit zou ook in de grote groep kunnen. Dit is afhankelijk van de groep. Hier kan bijvoorbeeld samen besproken worden wat er veranderd is, hoe dit tot stand is gekomen, wat de deelnemers’ ervaringen zijn.
Rol van de facilitator:
De facilitator legt de activiteit kort uit. Hiernaast is de facilitator een begeleider. Hij kijkt
57
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
bijvoorbeeld regelmatig of de activiteit goed verloopt en of de deelnemers vragen hebben. Sommige aspecten van deze activiteit vergen een vrij fijne motoriek, de facilitator dient te kijken of iedereen hier toe in staat is. Indien nodig helpt de facilitator de deelnemers bij deze aspecten (zoals het lijmen en meten). Tot slot leidt de facilitator de afsluiting van de activiteit. Dit kan in een discussievorm plaatsvinden.
Afronding van de activiteit:
Tot slot kan er besproken worden hoe de deelnemers het hebben ervaren om een ‘persoonlijk PEO Model’ voor de tweede keer te maken. Er kan hierbij gedacht worden aan de onderstaande vragen. Aan de hand van deze vragen kan de facilitator onder andere achterhalen of de deelnemers flow ervaren hebben en wat ze van de activiteit geleerd hebben; • Hoe heeft u het ervaren om de opdracht nog een keer uit te voeren? o Hoe merkte u dat u de opdracht leuker vond? o Wat vond u minder leuk aan de opdracht dan de eerste keer? o Hoe merkte u dat u dit nu minder leuk vond? • Wat was het verschil tussen het maken van het ‘persoonlijke PEO Model’ nu en aan het begin van het programma? • Heeft u nu andere dingen van de opdracht geleerd? • Hoe heeft u de ‘uitkomst’ van de opdracht ervaren?
Situatie:
De ruimte is zo ingericht dat elke deelnemer comfortabel aan een tafel kan zitten, en aan de tafel voldoende ruimte heeft om zijn activiteiten uit te voeren. Hierna kan de ruimte zo ingericht worden dat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan (voor de discussie). De deelnemers moeten het whiteboard goed kunnen zien en de facilitator goed kunnen verstaan (houd rekening met eventuele slechtzienden en/of slechthorenden). De activiteit wordt eerst individueel uitgevoerd vervolgens in de gehele groep (of kleinere groepjes, dit is aan de facilitator om in te schatten wat het beste werkt met de betreffende groep) nabesproken en geëvalueerd.
Benodigdheden: • • • •
•
• • •
White-board met minimaal 3 magneetjes of flap-over en plakband; White-board markers (minstens drie verschillende kleuren); Geplastificeerde cirkels / ringen (bijgevoegd bij handleiding); De ‘persoonlijke PEO Modellen’ uit bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ van het thema handelen in de levensloop (die de deelnemers zelf hebben gemaakt); Papieren cirkels. Voor het papier wordt geadviseerd om kalkpapier of overtrekpapier te gebruiken, bijvoorbeeld van het merk ‘Gallery’. Of pergamanopapier, 100 gram. De cirkels hebben een afmeting van Ø +/- 20 cm, zie bijlage 7. Tip; zorg voor extra cirkels en papier indien er iets misgaat; Lijm, minstens 3 potjes; Liniaal, minimaal 20 cm lang, bij voorkeur voor elke deelnemer één; Stiften (die kunnen schrijven op het kalk / pergomanopapier) in verschillende kleuren.
58
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Voorbereiding: •
• •
De facilitator kan eventueel opnieuw de presentatie over het PEO Model bekijken en doornemen (zie de PowerPoint presentatie op de cd-rom). Hierin staat vrij eenvoudig het PEO Model uitgelegd en worden de definities vanuit het PEO Model genoemd; De ‘persoonlijke PEO Modellen’ uit bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ van het thema handelen in de levensloop (die de deelnemers zelf hebben gemaakt), worden opgezocht en verzameld; De benodigde materialen voor de activiteit worden bij elkaar gezocht en/of aangeschaft.
Tijdsduur:
Ongeveer 60 minuten.
Bijlage(n) • • •
PowerPoint presentatie PEO Model voor de facilitator, op de cd-rom; Bijlage 6 Scorekaart voor de overlapgebieden; Bijlage 7 Cirkel formaat.
Activiteit: Evaluatie algemeen Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit hebben de deelnemers: • geëvalueerd op zichzelf (vooral met betrekking tot het veranderen in handelen); • geëvalueerd met betrekking tot veranderingen in de groep.
Inleiding:
Tot slot wordt er in de groep besproken hoe iedereen elkaar heeft zien ‘veranderen’ (vooral met betrekking tot het handelen) en wat de gevolgen hiervan waren / zijn. Zo kan bijvoorbeeld iedere deelnemer iemand aanwijzen die iets over hem verteld. Hiervoor kunnen de volgende punten gebruik worden: • Wat voor veranderingen heeft deze persoon gezien?; • Het effect op de groep van deze veranderingen; • Ervaringen.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De facilitator begint met het leiden van de evaluatie. De evaluatie zal in grote lijnen geleid worden door de facilitator. Indien er tijd over is, zouden de deelnemers opnieuw hun ‘ideale’ toekomst kunnen vormgeven / visualiseren. Er kan dan aan de hand van de twee producten (en de discussie) geëvalueerd worden wat bijvoorbeeld de verschillen zijn. Zie voor de uitwerking van deze activiteit bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’ uit het thema handelen in de levensloop.
59
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Thema handelen in de levensloop
Rol van de facilitator:
De facilitator leidt de evaluatie in en zorgt dat deze goed verloopt. De facilitator zorgt dat iedereen aan bod komt en er over iedereen iets wordt gezegd door een andere deelnemer. De facilitator kan zelf ook participeren en zijn mening / visie geven.
Afronding van de activiteit:
De deelnemers kunnen vertellen hoe ze de meningen en visies van de andere deelnemers hebben ervaren en hoe ze zelf de veranderingen hebben ervaren.
Situatie:
De ruimte dient zo ingericht te worden dat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan (houd rekening met eventueel slechtzienden en/of slechthorenden). De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd.
Tijdsduur:
Ongeveer 30 minuten.
Afronding van de gehele bijeenkomst Hier kan besproken worden wat er de allerlaatste bijeenkomst gedaan wordt. Er kan bijvoorbeeld een leuke activiteit gedaan worden met de hele groep. Er kan dan ook een plan worden gemaakt voor deze activiteit en er kunnen eventueel taken worden verdeeld.
60
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
3 Thema rituelen en gewoonten Inleiding In dit thema gaat het om rituelen en gewoonten. Binnen het programma worden de volgende definities gehanteerd: ‘‘‘Gewenning’ geeft de structuur aan die in het handelen is ontstaan door herhaling (Thomas, et al., 1998). Hierdoor ontstaan semi-autonome patronen in het handelen, die zorgen voor routines en automatismen. Gewenning is de vaardigheid consistente gedragspatronen te vertonen, die gevormd worden door gewoonten en rollen en die passen bij bekende omgevingen. Gewenning is opgebouwd uit gewoonten en geïnternaliseerde rollen (Kielhofner, 2006, p. 464)’’. ‘‘‘Gewoonten’ worden gedefinieerd als verworden neigingen om in bekende omgevingen of situaties op een bepaalde consistente wijze te reageren en te handelen. Gewoonten vereisen dat de activiteit regelmatig herhaald wordt, zodat een patroon ontstaat, en dat de omgeving gelijk blijft (Kielhofner, 2006, p. 464)’’. “Een ‘ritueel’ is een geheel van afgesproken handelingen met een symboolwaarde, dat verwijst naar gemeenschappelijke normen en waarden. Via een ritueel geef je je over aan iets dat groter is dan jezelf, waarin je je kunt verliezen. Een ritueel is ook een communicatiemiddel, een manier om ervaringen te delen met anderen (Nieuwland, 1997/1998)”. Binnen dit thema wordt aandacht besteed aan rituelen en gewoonten en hoe deze het handelen kunnen beïnvloeden. De deelnemers worden bewust gemaakt van hun eigen rituelen en gewoonten. De deelnemers leren hoe ze een gewoonte of ritueel kunnen aanpassen, loslaten of inzetten, dit kan de kwaliteit van het leven verhogen. Bijeenkomst: Inleiding op de rituelen en gewoonten De deelnemers worden bewust gemaakt van dagelijkse rituelen, gewoonten of routines en hoe deze invloed hebben op het handelen. De deelnemers verkrijgen inzicht in ongezonde dagelijkse gewoonten en hoe ze dat kunnen veranderen, waardoor het handelen wordt vergemakkelijkt of verbeterd. De volgende activiteiten kunnen aan bod komen in deze bijeenkomst; • Activiteit: Didactische presentatie • Activiteit: Discussie • Activiteit: Puzzelen met uw dagindeling • Activiteit: Rituelen en de tijdslijn Bijeenkomst: Veranderingen in rituelen en gewoonten Deze bijeenkomst gaat dieper in op het belang van het eventueel aanpassen, loslaten of inzetten van rituelen en gewoonten. In deze bijeenkomst wordt aandacht besteed aan hoe de deelnemers eventuele belemmeringen door gewoonten en rituelen kunnen voorkomen of verhelpen. De volgende activiteiten kunnen aan bod komen in deze bijeenkomst; • Activiteit: Bespreken formulier ‘overzicht van de handelingen’ • Activiteit: Uitvoeren van (huishoudelijke) activiteiten • Afsluiting: Evalueren
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Bijeenkomst: Anders is zo vreemd nog niet Tijdens deze bijeenkomst maken de deelnemers kennis met de gewoonten en rituelen van de andere deelnemers en/of andere culturen. De facilitator kan kiezen uit twee verschillende activiteiten. De deelnemers kunnen tijdens deze bijeenkomst een bezoek brengen aan een museum over culturen, activiteit ‘een bezoek aan het museum’, of kennis maken met verschillende gebruiken van de deelnemers uit de groep, de activiteit ‘samen uitvoeren van rituelen en gewoonten’. De volgende activiteiten kunnen aan bod komen in deze bijeenkomst; • Activiteit: Een bezoek aan het museum • Activiteit: Samen uitvoeren van rituelen en gewoonten
62
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
3.1 Bijeenkomst: Inleiding op de rituelen en gewoonten Inleiding op de bijeenkomst De deelnemers worden zich bewust gemaakt van rituelen, gewoonten of routines en hoe deze invloed hebben op het handelen. De deelnemers verkrijgen inzicht in ongezonde dagelijkse rituelen, gewoonten of routines en hoe ze dat kunnen veranderen, waardoor het handelen wordt vergemakkelijkt of verbeterd.
Doel(en) van de bijeenkomst Na het participeren aan deze bijeenkomst: • weten de deelnemers wat gewoonten en rituelen zijn; • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen zij zelf hebben; • weten de deelnemers wat voor invloed gewoonten en rituelen hebben op hun handelen; • weten de deelnemers hoe hun gewoonten en rituelen verschillen met de gewoonten en rituelen van andere deelnemers; • weten de deelnemers wat voor een invloed gewoonten en rituelen hebben op hun handelen; • begrijpen de deelnemers het nut van het veranderen van gewoonten en rituelen; • zijn de deelnemers in staat om hun gewoontepatroon optimaal / gezond te veranderen.
Tijdsduur van de bijeenkomst De bijeenkomst kan als volgt worden ingedeeld: • Inleiding • Activiteit: Didactische presentatie • Activiteit: Discussie • Activiteit: Puzzelen met uw dagindeling • Activiteit: Rituelen en de tijdslijn • Afronding van de gehele bijeenkomst
5 minuten 30 minuten 35 minuten 35 minuten 60 minuten 10 minuten
63
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Activiteit: Didactische presentatie Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit: • weten de deelnemers wat gewoonten en rituelen zijn; • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen zij zelf hebben; • begrijpen de deelnemers het nut van het veranderen van gewoonten en rituelen.
Inleiding:
Met behulp van een PowerPoint presentatie informeert de facilitator de deelnemers over rituelen en gewoonten in hun dagelijks leven. De facilitator laat de deelnemers inzien dat bepaalde gewoonten en rituelen invloed hebben op hoe men een dag invult.
Wijze(n) van aanbieden:
Didactische werkvorm, uitwisseling tussen gelijken en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De facilitator presenteert aan de deelnemers. Naar inzicht van de facilitator kunnen de deelnemers tijdens of na de presentatie vragen stellen. De facilitator kan tijdens de presentatie gebruik maken van de stimulusvragen. In de PowerPoint presentatie zitten ‘speaker notes’ verwerkt, hier kan de facilitator gebruik van maken tijdens het presenteren.
Stimulusvragen: • • •
Wat zijn volgens u gewoonten en rituelen? Heeft u gewoonten en rituelen? Heeft u het idee dat uw gewoonten en rituelen invloed hebben op handelingen / activiteiten die u op een dag doet?
Rol van de facilitator:
De facilitator presenteert en reguleert de inbreng van de deelnemers.
Afronding van de activiteit:
Ter afronding van de activiteit kan de facilitator de volgende vragen stellen: • Zijn er nog vragen bij de deelnemers naar aanleiding van de presentatie en de discussie? • Begrijpen de deelnemers welke invloed een gewoonte op het handelen kan hebben? • Vraag of een aantal van de deelnemers dit nu in eigen woorden kan uitleggen of laat iemand een voorbeeld noemen.
Situatie:
De ruimte dient licht te worden gehouden, zodat de deelnemers elkaar tijdens de discussie kunnen aanspreken en eventuele aantekeningen kunnen maken. Er moet wel rekening gehouden worden dat het niet te licht is, omdat de deelnemers de presentatie anders niet goed kunnen zien.
64
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Benodigdheden: • • •
PowerPoint presentatie rituelen en gewoonten, op de cd-rom; Laptop met beamer en projectiescherm of sheets en overhead projector; Hand-outs, let op de lettergrootte en het aantal sheets per pagina in verband met slechtzienden.
Voorbereiding: • • •
Het doornemen van de sheets en de bijbehorende ‘speaker notes’; Laptop en beamer klaarzetten en aansluiten of overhead projector klaarzetten; Stoelen en tafels op een dusdanige manier dat de deelnemers goed zicht hebben op de achtergrond waarop wordt gepresenteerd, bijvoorbeeld in U vorm.
Tijdsduur:
De didactische presentatie zal ongeveer 20 minuten duren. Daarnaast zijn er 10 minuten gereserveerd voor eventuele vragen en discussie.
Bijlage(n): • •
Hand-outs; PowerPoint presentatie rituelen en gewoonten, op de cd-rom.
Activiteit: Discussie en invulopdrachten Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit: • weten de deelnemers wat gewoonten en rituelen zijn; • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen zij zelf hebben en hoe dat verschilt met de andere deelnemers; • weten de deelnemers wat voor invloed gewoonten en rituelen (kunnen) hebben op hun handelen.
Inleiding:
Tijdens deze activiteit wordt er dieper op het onderwerp ingegaan door middel van een discussie en invulopdrachten.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
Alle deelnemers hebben de beschikking over twee formulieren die te vinden zijn in de bijlagen. De deelnemers vullen allemaal eerst individueel formulier 1, bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’ in. Hierbij kunnen ze gebruik maken van formulier 2: bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’. Als iedereen klaar is met het invullen van formulier 1: bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’, zal de facilitator een discussie uitlokken door te vragen naar wat de deelnemers hebben ingevuld en waarom. Op die manier krijgen de deelnemers inzicht in hun eigen handelen en hoe dat verschild ten opzichte van de andere deelnemers.
65
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Stimulusvragen:
Zie vragen op formulier 1 (bijlage 8): bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’.
Discussievragen:
Zie vragen op formulier 1 (bijlage 8): bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’. Ga daarnaast in op de volgende vragen: • Waarom de deelnemers voor bepaalde gewoonten en rituelen hebben gekozen? • Hoe ze die gewoonte of dat ritueel precies uitvoeren en waarom op die manier? • Hoe kan die gewoonte of dat ritueel nog meer uitgevoerd worden? (vraag ook aan andere deelnemers die misschien dezelfde rituelen of gewoonten hebben genoemd).
Rol van de facilitator:
De facilitator zal de discussie leiden.
Afronding van de activiteit:
Vraag de deelnemers hoe ze de activiteit hebben ervaren en of ze het gevoel hebben dat ze de invloed van rituelen en gewoonten op het handelen nu nog beter begrijpen. Bespreek welke vragen nog open liggen en beantwoord deze indien mogelijk.
Situatie:
De ruimte dient zo ingericht te worden dat de deelnemers aan tafel kunnen zitten, zodat de deelnemers in staat zijn om te schrijven. De tafels staan in de U vorm, zodat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan. Houd eventueel rekening met slechtzienden en slechthorenden. De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd.
Benodigdheden: •
• •
Per deelnemer formulier 1 en 2: bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’; Extra schrijfpapier; Pennen.
Voorbereiding: • De facilitator print voor alle deelnemers formulier 1 en 2, behorende bij deze bijeenkomst, uit.
Tijdsduur:
De totale tijdsduur van deze activiteit is ongeveer 35 minuten. Eerst zullen de deelnemers individueel formulier 1 invullen. Hiervoor is ongeveer 10 à 15 minuten de tijd. Vervolgens zullen de deelnemers met elkaar discussiëren over de antwoorden die ze hebben ingevuld.
Bijlage(n):
Bijlage 8: Formulier 1 bijeenkomst: ‘inleiding op de rituelen en gewoonten’; Bijlage 9: Formulier 2 bijeenkomst: ‘inleiding op de rituelen en gewoonten’.
66
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Activiteit: Puzzelen met uw dagindeling Doel(en):
Na het participeren aan deze bijeenkomst: • weten de deelnemers wat gewoonten en rituelen zijn; • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen zij zelf hebben; • begrijpen de deelnemers het nut van het veranderen van gewoonten en rituelen; • zijn de deelnemers in staat om hun gewoontepatroon optimaal / gezond te veranderen.
Inleiding:
Bij deze activiteit gaan de deelnemers een overzicht maken van hoe een dag uit hun week eruit ziet. Ook kan er gekozen worden om de hele week in kaart te brengen. Dit is afhankelijk van de tijd en naar inzicht van de facilitator. Na afloop zal de activiteit worden nabesproken en eventueel gediscussieerd over de verschillende mogelijkheden.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
Elke deelnemer krijgt een groot vel papier. Het vel wordt in vakken verdeeld en er worden kopjes gemaakt van een of meerdere dagen. De deelnemers krijgen de kaartjes van het formulier (zie bijlage 10) met allerlei veelvoorkomende activiteiten die gedurende de dag gedaan kunnen worden. De deelnemers kiezen de activiteiten uit die voor hen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen de deelnemers zelf nog nieuwe kaartjes maken wanneer ze activiteiten missen (deze activiteiten kunnen ingevuld worden op de lege kaartjes, zie bijlage 10). Vervolgens leggen de deelnemers de kaartjes op het grote vel papier neer, bij de dag en op de volgorde waarin de activiteiten uitgevoerd worden. Er zijn kleine stickertjes, in drie verschillende kleuren. De kleuren staan voor de belasting van de activiteit. Bijvoorbeeld rood: zeer zware belasting, oranje: middelzware belasting, groen: lichte belasting. De deelnemers plakken deze stickertjes op de kaartjes. Op die manier kunnen de deelnemers goed zien hoe ze de activiteiten over de dag verdelen. Als de facilitator niet beschikt over de genoemde stickers, kan er ook gebruik worden gemaakt van kleurpotloden / stiften. Als de deelnemers van een groepje klaar zijn, bespreken ze met elkaar wat ze van de dag- of weekindelingen vinden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de discussievragen. Deze kan de facilitator eventueel op een bord schrijven of op een groot vel papier schrijven en ophangen. Hierna hebben de deelnemers de mogelijkheid om hun dag- of weekindeling nog anders in te delen. Dan kunnen ze de kaartjes op het vel papier plakken. Tot slot kan het in de hele groep worden nabesproken.
Stimulusvragen: • •
Hoe deelt u uw dag in? Wat doet u in de ochtend, middag of avond?
Discussievragen: •
Waarom heeft u uw dag zo ingedeeld?
67
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• • • • • • • •
Individuele bijeenkomsten
Valt u iets op aan uw dagindeling (bijvoorbeeld veel activiteiten achter elkaar en dan lang niks)? Valt u iets op aan de dagindeling van een andere deelnemer? Hoe zou u de dag of week anders kunnen indelen? Hoe zijn de activiteiten verdeeld over de dag of week? Worden er pauzes ingelast op een dag? Hoe is het met bijvoorbeeld; eetmomenten, slaapmomenten, rustmomenten, zware taken; leuke activiteiten; verplichte activiteiten? Wat zijn de sterke en zwakke punten van de dagindeling? Doet u de activiteiten alleen of samen met iemand anders?
Rol van de facilitator:
De facilitator loopt rond om de deelnemers waar nodig te ondersteunen bij het maken van de dag- of weekindeling. Daarnaast zal hij stimulerende- of discussievragen stellen in het groepje. Als het groepje toe is aan het bespreken van de activiteit, zal de facilitator hierbij ondersteunen door middel van doorvragen. Aan het eind zal de facilitator de nabespreking leiden.
Afronding van de activiteit:
Tijdens de afronding van de activiteit kan er bijvoorbeeld aan een deelnemer gevraagd worden waarom hij voor een bepaalde indeling heeft gekozen en of hij het had veranderd nadat hij het in zijn groepje had besproken? Zo ja, waarom dan?Zo nee, waarom niet? Ook kan er gevraagd worden of de deelnemers er wat aan hebben gehad en of ze er wat mee zullen gaan doen in de toekomst?
Situatie:
De deelnemers zitten in een ergonomisch verantwoorde werkhouding aan tafel in groepjes van vier.
Benodigdheden: • • • • • • • •
Formulier (bijlage 10) Groot vel papier Extra lege vellen (A4)papier Stiften, pennen en/of potloden Kleine stickers in drie kleuren (bijvoorbeeld van de Hema) Scharen Lijm Linialen
Voorbereiding: •
• •
Uitprinten van het formulier (bijlage 10); voor alle deelnemers minimaal twee. En de formulieren met behulp van een snijmachine in losse kaartjes snijden voor de deelnemers. Eventueel stimulus- of discussievragen opschrijven op een bord of groot vel papier en ophangen in de ruimte. De ruimte indelen in groepjes van vier.
68
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Tijdsduur:
Voor deze activiteit is 40 minuten gereserveerd. Hiervan zal ongeveer 20 tot 30 minuten gebruikt worden voor het maken van het overzicht van de dag. En 10 tot 20 minuten voor het bespreken en discussiëren over de verschillende mogelijkheden voor het invullen van een dag.
Bijlage(n): •
Bijlage 10: Formulieren behorende bij deze bijeenkomst.
Activiteit: Rituelen en de tijdslijn Doel(en):
Na het participeren aan deze bijeenkomst: • hebben de deelnemers inzicht in welke rituelen zij zelf hebben; • begrijpen de deelnemers de betekenis en de functie van rituelen; • kunnen de deelnemers rituelen inzetten om hun handelen in de levensloop positief te beïnvloeden.
Inleiding:
In het thema handelen in de levensloop hebben de deelnemers een tijdslijn gemaakt. De tijdslijn hebben de deelnemers bij deze activiteit weer nodig. Ze gaan in hun eigen tijdslijn belangrijke rituelen benadrukken. De deelnemers kiezen de belangrijkste rituelen uit hun tijdslijn. Het gaat hierbij om rituelen die hun dagelijks leven en het handelen het meest hebben beïnvloedt, zoals bijvoorbeeld trouwen, begrafenis en Kerstmis. Het is de bedoeling dat de deelnemers deze rituelen gaan visualiseren op de manier waarop zij deze ervaren hebben. Hiernaast is het belangrijk dat bij de visualisatie naar voren komt wat dit ritueel zo speciaal en/of belangrijk voor hen maakt.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken en persoonlijke exploratie.
Werkwijze:
De tijdslijnen worden weer neergelegd op een tafel of opgehangen aan de muur. De deelnemers geven op hun tijdslijn de belangrijkste rituelen aan. Vervolgens bedenken de deelnemers een manier waarop ze de rituelen het beste kunnen gaan visualiseren, dit kan voor iedereen verschillend zijn, dit kan ook per ritueel verschillend zijn. Er kan gedacht worden aan bijvoorbeeld verven of tekenen en kleien. Het is de bedoeling dat de deelnemers de rituelen gaan visualiseren op de manier waarop zij deze ervaren hebben. Hiernaast is het belangrijk dat bij de visualisatie naar voren komt wat dit ritueel zo speciaal en/of belangrijk voor hen maakt. De uitwerking van de rituelen mogen ook abstract zijn. Zo kan er bijvoorbeeld voor donkere kleuren en hoekige vormen gekozen worden bij een ritueel die de deelnemer als vervelend heeft ervaren. Of felle kleuren met ronde vormen bij een fijne gebeurtenis. De deelnemers kunnen er zelf voor kiezen of ze de gevisualiseerde rituelen aan de tijdslijn toevoegen, er bij zetten of op een apart vel plakken/maken.
Stimulusvragen:
Deze stimulusvragen kunnen gebruikt worden om de deelnemers aan het denken te zetten en een duidelijker beeld te krijgen van hun rituelen en hoe zij deze ervaren 69
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
hebben. • Welke rituelen komen er voor in de tijdslijn? • Mist er nog een ritueel in de tijdslijn? • Welk ritueel is het meest bepalend geweest voor uw verdere levensloop? • Welk ritueel heeft de meeste indruk op u gemaakt? • Welk ritueel heeft de meeste invloed op uw handelen gehad? • Welke rituelen komen vaak terug? Welke minder vaak? • Welke rituelen voert u alleen uit en welke samen? • Wat voor een invloed heeft de omgeving op uw rituelen? • Van welke rituelen wordt u heel vrolijk, verdrietig, boos, bang, etc.?
Rol van de facilitator:
De facilitator kijkt of iedereen de opdracht heeft begrepen. De facilitator kan de stimulusvragen aandragen om de deelnemers meer over hun rituelen na te laten denken. De facilitator kan eventueel ook hulp bieden of tips geven bij het visualiseren van de rituelen.
Afronding van de activiteit:
De deelnemers kunnen de activiteit nabespreken. Dit kan gedaan worden doordat de deelnemers uitleggen waarom ze bepaalde rituelen gekozen hebben, hoe zij deze ervaren hebben en wat voor invloed deze rituelen op hun levensloop hebben gehad. Er zou hier ook besproken kunnen worden hoe de levensloop gelopen zou hebben als het ritueel niet of anders was uitgevoerd. Ook kan er besproken worden of meerdere deelnemers hetzelfde ritueel hebben uitgevoerd. Er kan besproken worden wat de verschillen tussen deze (zelfde) rituelen zijn met betrekking tot de wijze van uitvoeren, de ervaring en de invloed van het ritueel op de levensloop.
Situatie:
De deelnemers voeren de activiteit individueel uit, vervolgens wordt de activiteit in de groep nabesproken.
Benodigdheden: • •
• • •
Tape; Tijdslijnen, die gemaakt zijn tijdens de eerste bijeenkomst van het thema handelen in de levensloop; Dikke stiften; Papier; Verf, kwasten, lijm, krijt, klei, scharen, karton, etc.
Voorbereiding: •
•
Er dient gekeken te worden of er voldoende ruimte is om de activiteit uit te voeren. De deelnemers kunnen dit op tafels doen (zorg hiervoor wel voor iets zwaars of tape, zodat de tijdslijn niet opkrult), een andere optie is om de tijdslijnen op de muur te plakken. Indien er niet genoeg ruimte is, kan er ook gekozen worden om de visualiseringen van de rituelen op een kleiner vel te maken; Hiernaast dient er gekeken te worden of de materialen aanwezig zijn of eventueel aangeschaft dienen te worden. Ook is het handig dat de facilitator zich van te voren verdiept in de werkwijze en technieken van eventuele materialen.
70
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Tijdsduur:
Ongeveer 60 minuten.
Afronding van de bijeenkomst Hier wordt kort besproken hoe de deelnemers de bijeenkomst ervaren hebben en of er eventueel nog onduidelijkheden en vragen zijn. Hiernaast kan er kort vooruitgeblikt worden op de volgende bijeenkomst, misschien hebben de deelnemers een voorkeur voor een onderwerp wat besproken kan gaan worden.
71
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
3.2 Bijeenkomst: Verandering in rituelen en gewoonten Inleiding op de bijeenkomst In deze bijeenkomst worden de deelnemers ervan bewust gemaakt hoe rituelen en gewoonten het dagelijks leven beïnvloeden en hoe deze eventueel een belemmering vormen voor het handelen van de deelnemers. In deze bijeenkomst wordt ook aandacht besteed aan het voorkomen of verhelpen van deze belemmeringen.
Doel(en) van de bijeenkomst Na het participeren aan deze bijeenkomst: • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen zij zelf hebben; • weten de deelnemers wat voor een invloed gewoonten en rituelen hebben op hun handelen; • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen zij hebben en hoe dat verschilt met de gewoonten en rituelen van andere deelnemers; • zijn de deelnemers zich er van bewust hoe gewoonten kunnen worden aangepast, veranderd of worden los gelaten als deze belemmeringen opleveren in het handelen/dagelijks leven; • zijn de deelnemers in staat om hun gewoontepatroon zo optimaal en gezond mogelijk te maken.
Tijdsduur van de bijeenkomst De bijeenkomst kan als volgt worden ingedeeld: • Activiteit: Bespreken formulier overzicht van de handelingen • Activiteit: Uitvoeren van (huishoudelijke) activiteiten • Afsluiting: Evalueren
30 minuten 60 minuten 30 minuten
72
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Activiteit: Bespreken van het formulier Overzicht van de handelingen Doel(en):
Na het participeren aan deze bijeenkomst: • weten de deelnemers wat voor een invloed gewoonten en rituelen hebben op hun handelen; • zijn de deelnemers bewust van hoe gewoonten kunnen worden aangepast, verandert of worden los gelaten als deze belemmeringen opleveren in het handelen/dagelijks leven.
Inleiding:
De eerste activiteit is het bespreken van het formulier ‘overzicht van de handelingen’ die is ingevuld bij de bijeenkomst ‘een goed begin is het halve werk’ van het thema handelen in de levensloop. Het bespreken gebeurd in groepsverband. De facilitator vraagt verschillende deelnemers om hun lijst te bespreken in de groep. Het is de bedoeling dat uit het bespreken van de lijsten een discussie opgang komt over de dagindeling van de deelnemers en de manier waarop zij activiteiten uitvoeren.
Wijzen van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
De facilitator begint met het leiden van de bespreking. De facilitator zal een aantal deelnemers vragen wat te vertellen over hun formulier en stelt daarbij stimulerende vragen. Hiernaast zal hij discussies uitlokken bij de deelnemers over de verschillende gewoonten / rituelen die voorbij komen.
Discussievragen • • • • • • •
Waarom is deze dagindeling het meest optimaal? Waarom is deze dagindeling juist niet optimaal (van een andere deelnemer)? Wanneer loopt u tegen belemmeringen of problemen aan? Bij welke activiteiten ervaart u belemmeringen? Is dit op gezette tijden? Als u uw dag anders in zou delen zou u dan meer uit uw dag kunnen halen? Zou het erg zijn om bepaalde gewoonten los te laten of veranderen zodat u daardoor meer of andere dingen kunt doen of meer energie over houdt? Hoe wordt u beïnvloed in uw handelen door bepaalde gewoonten in het dagelijks leven?
Rol van de facilitator:
De facilitator zorgt ervoor dat alle deelnemers aan bod komen tijdens de discussie.
Afronding van de activiteit: •
•
Evaluatie: wat vonden de deelnemers van de discussie? Heeft het de deelnemers aan het denken gezet? Uit de discussie het meest voorkomende ‘probleem’ gewoonten / activiteiten vaststellen (activiteiten die veel energie vragen of een belemmering opleveren). Met deze uitkomsten wordt bij de activiteit uitvoeren van (huishoudelijke) activiteiten verder gewerkt.
73
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Situatie:
Inrichting ruimte: • Ruimte licht houden, zodat de deelnemers elkaar tijdens de discussie kunnen aanspreken en eventuele aantekeningen kunnen maken; • De ruimte dient zo ingericht te worden dat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan. De deelnemers moeten de facilitator goed kunnen verstaan (houd rekening met eventuele slechtzienden en/of slechthorenden); • De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd. Indien de facilitator verwacht dat deze opdracht te persoonlijk is om uit te voeren in de gehele groep, kan hij er ook voor kiezen om de groep te verdelen in kleinere groepjes.
Benodigdheden: •
De ingevulde formulieren ‘overzicht van de handelingen’.
Voorbereiding: • •
Ruimte inrichten; Formulieren verzamelen.
Tijdsduur:
Het nabespreken en de discussie duren ongeveer 30 minuten.
Activiteit: Uitvoeren van (huishoudelijke)activiteiten Doel(en):
Na het participeren aan deze bijeenkomst: • zijn de deelnemers zich er van bewust hoe gewoonten kunnen worden aangepast, veranderd of worden los gelaten als deze belemmeringen opleveren in het handelen/ dagelijks leven.
Inleiding:
De deelnemers zijn zich bewust van hun gewoonten en zijn zich ook bewust van de belemmeringen die zij ervaren door de gewoonten die zij hebben, onder andere door de discussie tijdens activiteit ‘bespreken van het formulier overzicht van de handelingen’ (en door bijeenkomst ‘verandering in rituelen’, uit dit thema). Met deze gewoonten gaan we verder bij de activiteit ‘uitvoeren van (huishoudelijke) activiteiten’. Verschillende activiteiten zullen worden uitgevoerd door de deelnemers, op verschillende manieren, hierdoor leren de deelnemers van elkaar.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken en directe ervaringen.
Werkwijze:
De facilitator verdeelt de groep in kleinere groepjes. De indeling is afhankelijk van waar de deelnemers belemmeringen ervaren. Het wordt aangeraden om deelnemers die bij dezelfde activiteit belemmeringen ervaren, niet bij elkaar in een groepje te plaatsen. Verschillende activiteiten zullen worden uitgevoerd door de deelnemers in de kleinere
74
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
drie groepen, op verschillende manieren, hierdoor leren de deelnemers van elkaar. De facilitator kan hierbij (ergonomische) tips geven. De facilitator kan voorstellen een deelnemer(s) een aantal ‘zware’ activiteiten achter elkaar laten doen als de deelnemer dit in het dagelijks leven ook doet, wat blijkt uit het ingevulde formulier. De deelnemer kan hierdoor opnieuw bewust worden gemaakt van deze gewoonte en zal bewust ervaren hoe zwaar dit is en hoeveel energie dit kost (de facilitator moet inschatten of een deelnemer dit aan kan). De deelnemers kunnen samen kort bepreken hoe het ook anders kan, zodat er bijvoorbeeld meer energie overblijft voor andere dingen of minder problemen worden ervaren tijdens het uitvoeren van een activiteit.
Stimulusvragen: • • • •
Hoe vindt u het op deze manier gaan? Lijkt / gaat het voor uw gevoel makkelijker op deze manier? Als u iemand anders het op deze manier ziet doen, wat vindt u daar dan van? Als u het nu ziet en ervaart op deze manier, denkt u dan dat het op een andere manier makkelijker kan?
Rol van de facilitator:
De facilitator neemt eerst de leiding door de groepen in te delen en uit te leggen wat de bedoeling is en zet de drie groepen ‘aan het werk’. Tijdens het uitvoeren van de activiteiten loopt de facilitator langs de groepen en kan (ergonomische) tips geven en stimulerende vragen stellen of vragen stellen die discussie uitlokken.
Afronding van de activiteit:
Als alle groepen de activiteiten hebben gedaan kunnen de spullen worden opgeruimd (aan de kant worden geschoven). Hierna worden de stoelen en tafels weer in een kring gezet voor de volgende activiteit; evalueren.
Situatie:
Inrichting ruimte: • De ruimte wordt verdeeld (afhankelijk van het aantal groepen); • In alle delen van de ruimte worden verschillende activiteiten uitgevoerd.
Benodigdheden:
Dit hangt af van de handelingen die naar voor zijn gekomen tijdens de discussie. Veel voorkomende activiteiten in het dagelijks leven: • Afwassen: afwasborstel, sop, kopjes; • Planten verpotten: bloempot, aarde, plant, schepje; • Ramen lappen: raam, zeem, trekker, emmer; • Houtbewerking: zaag, spijkers, hamer, schuurpapier, hout, schroeven; • Strijken: strijkplank en -bout en bijvoorbeeld een overhemd; • Was ophangen: kleding, wasknijpers, wasrek; • Bed opmaken: deken, dekbedovertrek, eventueel ook hoeslaken en molton (als er geen bed is waar gebruik van gemaakt kan worden kan het een geïmproviseerd bed zijn; bijvoorbeeld twee tafels aan elkaar).
Voorbereiding: •
De facilitator beschikt over een basiskennis over het uitvoeren van (huishoudelijke)activiteiten en over verschillende manieren waarop de activiteiten
75
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
•
•
Individuele bijeenkomsten
kunnen worden uitgevoerd; De facilitator zou zich ter voorbereiding extra kunnen verdiepen in bijvoorbeeld gewrichtsbeschermende adviezen, ergonomische adviezen en belasting en belastbaarheid zodat hij gedegen tips kan geven. Verwijzingen, waar informatie is te vinden over deze onderwerpen, zijn te vinden in bijlage 14; De benodigde materialen voor de activiteit worden bij elkaar gezocht en/of aangeschaft.
Tijdsduur:
De verwachte tijdsduur is 60 minuten.
Bijlage(n) •
Bijlage 14: Informatie voor bijeenkomst ‘verandering in rituelen en gewoonten’; o Bevat verwijzingen naar informatiebronnen over gewrichtbeschermende maatregelen / adviezen; o Bevat verwijzingen naar informatiebronnen over ergonomische interventies / adviezen; o Bevat verwijzingen naar informatiebronnen over belasting en belastbaarheid.
Activiteit: Evalueren Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit: • zijn de deelnemers zich er van bewust hoe gewoonten kunnen worden aangepast, verandert of worden los gelaten als deze belemmeringen opleveren in het handelen/ dagelijks leven.
Inleiding:
Deze activiteit zal een evaluatie zijn van de twee voorgaande activiteiten. Met de gehele groep wordt nabesproken wat de ervaringen zijn van de deelnemers over de verschillende manieren van ‘werken’ en of deze verschillende manieren in het dagelijks leven beter of makkelijker zijn / kunnen.
Wijze(n) van aanbieden:
Uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
De facilitator leidt aan het begin het gesprek. Hij zal een aantal deelnemers vragen wat te vertellen over de ervaringen die zij hebben gehad met het uitvoeren van de activiteiten. De deelnemers vertellen hun ervaringen en andere deelnemers kunnen in haken op deze ervaringen.
Stimulusvragen: •
• •
Hoe heeft u het ervaren om deze activiteit op een andere manier uit te voeren dan u gewend bent? Vondt u het op de andere manier beter gaan? Was u tevreden over het resultaat?
76
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
• • • • • •
Individuele bijeenkomsten
Wat vond u er gemakkelijk aan? Wat vond u er moeilijk aan? Denkt u dat het op deze manier minder energie kost? Denkt u dat, als u het vaker op deze manier doet, kunt wennen aan deze manier? Denkt u dat, door herhaling, het een gewoonte kan worden om de activiteit / handelingen op deze manier uit te voeren? Heeft u er wat van geleerd? Wat heeft u hiervan geleerd?
Rol van de facilitator:
De facilitator leidt aan het begin het gesprek. Hij zal een aantal deelnemers vragen wat te vertellen over de ervaringen die zij hebben gehad met het uitvoeren van de activiteiten. Als het gesprek op gang is zal de facilitator zich meer op de achtergrond houden. De facilitator zal tussendoor stimulerende vragen stellen zodat de deelnemers gestimuleerd worden om meer over hun ervaringen te vertellen en bewuster worden van de dingen die zij geleerd hebben, van voornamelijk elkaar. De facilitator zal tussendoor dingen samenvatten zodat het overzichtelijk blijft voor de hele groep en om te checken of alle deelnemers elkaar begrijpen.
Afronding van de activiteit:
De afronding zal gebeuren door, na het vertellen van de ervaringen, alles nog even op een rijtje te zetten. Hierbij zal de facilitator de leiding nemen. De essentiële tips en constateringen zullen opnieuw worden herhaald en kunnen worden opgeschreven.
Situatie: •
•
De ruimte dient zo ingericht te worden dat de deelnemers comfortabel kunnen zitten, elkaar aan kunnen kijken en elkaar goed kunnen verstaan. De deelnemers moeten het white-board kunnen zien (houd rekening met eventuele slechtzienden en/of slechthorenden); De activiteit wordt in de gehele groep uitgevoerd.
Benodigdheden: •
• •
Eventueel papier en pennen uitdelen zodat er tips op kunnen worden geschreven; White board of flap over; White board markers.
Voorbereiding: •
Ruimte inrichten.
Tijdsduur:
De verwachte tijdsduur is 30 minuten.
Afronding van de bijeenkomst De afronding van de laatste activiteit is tevens de afronding van de gehele bijeenkomst. De deelnemers kunnen hierna als zij willen nog een kopje koffie of thee drinken om na te praten.
77
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
3.3 Bijeenkomst: Anders is zo vreemd nog niet ! Activiteit ‘een bezoek aan het museum’ is een activiteit buitenshuis. De deelnemers zullen hierbij vrij lang moeten staan/lopen. Het is verstandig om dit in de bijeenkomst hiervoor te melden, dan kunnen de deelnemers zich hier op kleden (met name schoeisel). Ook kan er geïnventariseerd worden of bepaalde deelnemers een rollator of rolstoel nodig hebben.
Inleiding op de bijeenkomst Tijdens deze bijeenkomst maken de deelnemers kennis met de gewoonten en rituelen van andere deelnemers en/of uit ander culturen. De facilitator kan kiezen uit twee verschillende activiteiten. De deelnemers kunnen tijdens deze bijeenkomst een activiteit buitenshuis uitvoeren, de activiteit ‘een bezoek aan het museum’, of kennis maken met verschillende gebruiken van deelnemers uit de groep, de activiteit ‘samen uitvoeren van rituelen en gewoonten’.
Doel(en) van de bijeenkomst Na het participeren aan deze bijeenkomst: • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen er bestaan in andere culturen; • weten de deelnemers wat voor een invloed gewoonten en rituelen hebben op het handelen van mensen in andere culturen; • kunnen de deelnemers de rituelen en gewoonten uit andere culturen eventueel benutten in hun (dagelijks) leven.
Tijdsduur van de bijeenkomst De bijeenkomst kan als volgt ingedeeld: • Activiteit: Een bezoek aan het museum • Activiteit: Samen uitvoeren van rituelen en gewoonten
120 minuten 120 minuten
In verband met de tijd wordt er, bijvoorbeeld in overleg met de deelnemers, een keuze gemaakt uit bovenstaande activiteiten.
78
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Activiteit: Een bezoek aan het museum Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit: • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen er bestaan in andere culturen; • weten de deelnemers wat voor een invloed gewoonten en rituelen hebben op het handelen van mensen in verschillende culturen.
Inleiding:
Tijdens deze bijeenkomst maken de deelnemers kennis met de gewoonten en rituelen uit verschillende culturen. De deelnemers gaan tijdens deze bijeenkomst een activiteit buitenshuis maken. De activiteit buitenshuis zal een bezoek aan het museum zijn, daar worden allerlei verschillende culturen belicht en kunnen de deelnemers kennis maken met de rituelen en gewoonten van de mensen uit deze culturen.
Wijze(n) van aanbieden: Directe ervaringen.
Werkwijze:
Alle deelnemers verzamelen zich eerst op de plek waar alle ‘normale’ bijeenkomsten plaatsvinden. De facilitator en de deelnemers zullen elkaar hier ontmoeten. Hier zal de facilitator kort vertellen wat er gaat gebeuren en zal hij duidelijk maken wat het doel is van deze bijeenkomst. Vanuit daar kan de groep vertrekken naar het museum. Tijdens het bezoek zal de facilitator stimulerende vragen stellen aan de deelnemers zodat zij meer na gaan denken over de gewoonten en rituelen uit ander culturen en waarom het belangrijk is om hier wat over te weten en waarom mensen die rituelen en gewoonten hebben. Daarbij denken de deelnemers na over welke rituelen en gewoonten zij zelf bruikbaar vinden in hun leven.
Stimulusvragen: • •
• • • • • • • •
Waarom denkt u dat de mensen uit deze cultuur dit doen? Kunt u dit ritueel of deze gewoonte koppelen naar de Nederlandse rituelen en gewoonten? Wat voor een waarde denkt u dat dit ritueel heeft? Wat voor een waarde denkt u dat deze gewoonte heeft? Heeft dit ritueel invloed op de manier van leven van de mensen? Waarom denkt u dat de rituelen of gewoonten invloed hebben op het dagelijks leven van de mensen? Wat vindt u van dit ritueel of van deze gewoonten? Vindt u deze rituelen of gewoonten herkenbaar? Vindt u dat de gewoonten op een handige manier worden gedaan? Zou u het zelf ook zo kunnen doen?
Rol van de facilitator:
De facilitator organiseert het uitje en hij neemt een leidersrol op zich. De facilitator begeleidt de deelnemers naar het museum. In het museum kan er gebruik worden
79
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
gemaakt van een deskundige die uitleg zal geven en zal vertellen over de verschillende culturen. Tijdens het bezoek aan het museum zal de facilitator stimulerende vragen stellen, zodat de deelnemers aan het denken worden gezet.
Afronding van de activiteit:
Er kan worden besproken wat de deelnemers tijdens de bijeenkomst hebben geleerd en wat ze er aan hebben gehad. Het kan worden nabesproken aan de hand van de doelen voor deze bijeenkomst.
Situatie:
Het is verstandig als de facilitator van te voren na gaat of de route naar het museum toe en het museum zelf toegankelijk is voor deelnemers met een rolstoel of een rollator. Ook is het handig om na te gaan of er voldoende zitplaatsen zijn in het museum, zodat de deelnemers tussendoor even uit kunnen rusten of ergens over kunnen discussiëren.
Benodigdheden: • • •
geld voor de entree aan het museum; geld / strippenkaarten voor het openbaar vervoer; rolstoelen en loophulpmiddelen (indien nodig).
Voorbereiding: •
• •
Er kan gereisd worden met het openbaar vervoer, er moet van te voren door de facilitator worden gepland hoe de reis zal gaan. In de bijlagen kan de facilitator informatie vinden hoe de reis kan worden uitgestippeld; De facilitator kan er voor kiezen om zich zelf meer te verdiepen in verschillende culturen. Dit kan door middel van het bekijken van de bijlage. Deze bevat verwijzingen waar informatie te vinden is over verschillende culturen; Zie situatie voor overige voorbereiding.
Tijdsduur:
De verwachte tijdsduur is 120 minuten.
Bijlage(n): • • •
Bijlage 11 Informatie voor het route plannen / openbaarvervoer; Bijlage 12 Adressen en telefoonnummers van musea in verschillende regio’s; Bijlage 13 Verwijzingen waar informatie te vinden is over rituelen en gewoonten uit verschillende culturen.
Activiteit: Samen uitvoeren van rituelen en gewoonten Doel(en):
Na het participeren aan deze activiteit: • weten de deelnemers welke gewoonten en rituelen er bestaan in andere culturen; • weten de deelnemers wat voor een invloed gewoonten en rituelen hebben op het handelen van mensen in andere culturen.
Inleiding:
Tijdens deze activiteit leren de deelnemers meer over de gewoonten en rituelen van de
80
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
andere deelnemers. Door middel van een gezamenlijke activiteit kunnen de deelnemers zien hoe de andere deelnemers dezelfde gewoonte of ritueel aanpakken. Dit wordt besproken en er wordt over gediscussieerd.
Wijze(n) van aanbieden:
Directe ervaringen, persoonlijke exploratie en uitwisseling tussen gelijken.
Werkwijze:
Tijdens de vorige bijeenkomst heeft de facilitator met de deelnemers besproken voor welk gebruik of ritueel er is gekozen voor vandaag. De keuze wordt mede bepaald door het jaargetijde. Tevens zijn er afspraken gemaakt over wie wat meeneemt voor deze bijeenkomst. Er is gekozen voor een gebruik van een of meerdere deelnemers, vandaag wordt hiermee kennis gemaakt door de andere deelnemers. Voorbeelden hiervan zijn: • Tradities bij het Paasontbijt / Kerstdiner; ieder een persoonlijk hapje. • Manier van viering van Sinterklaas of verjaardag. • Gebruiken bij het dagelijkse avondeten. Er kan gekozen worden om gezamenlijk voor te bereiden of alvast thuis. Tijdens of na de activiteit kan er besproken en/of gediscussieerd worden over hoe het ging. Zie hiervoor de discussievragen.
Discussievragen: • • • • • • • •
Hoe zou u dat aanpakken? Hoe gaat dat in uw cultuur? Zijn er andere mogelijkheden om deze activiteit uit te voeren? Ziet u (on)handige dingen bij een andere deelnemer? Wat is het verschil met uw manier? Op welk tijdstip wordt dit normaal uitgevoerd, zou dat ook anders kunnen? Zijn er dingen die thuis anders gaan dan hier, door bijvoorbeeld een andere omgeving? Waar wordt dit normaal gesproken uitgevoerd en waarom juist daar, zou dat ook op een andere plek kunnen?
Rol van de facilitator:
De facilitator zal de deelnemers tijdens de activiteit begeleiden en stimulerende vragen stellen aan de deelnemers over de activiteit. Hij kan de deelnemers ook laten vertellen hoe zij de activiteit precies hebben uitgevoerd en navragen bij de andere deelnemers of zij dit anders zouden doen. Daarnaast houdt de facilitator de veiligheid in de gaten.
Afronding van de activiteit:
Vraag de deelnemers hoe ze de activiteit hebben ervaren. Bespreek welke vragen nog open liggen en beantwoord deze indien mogelijk.
Situatie en benodigdheden:
Dit ligt geheel aan de soort activiteit waarvoor wordt gekozen. Denk bijvoorbeeld aan de indeling van de ruimte (tafels en stoelen) en de benodigdheden.
Voorbereiding:
Tijdens de vorige bijeenkomst wordt besloten welke gewoonte of ritueel wordt gekozen.
81
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Hierbij wordt afgesproken wie verantwoordelijk is voor het meenemen van welke spullen/ etenswaren. Degene die verantwoordelijk is voor eten dat alvast kan worden gesneden of op een andere wijze kan worden voorbereid, kan dit in overleg al doen, in verband met de tijd.
Tijdsduur:
De verwachte tijdsduur is 120 minuten. Ongeveer anderhalf uur voor de activiteit zelf en een half uur om na te bespreken.
Bijlage(n): •
Bijlage 13 Verwijzingen waar informatie te vinden is over rituelen en gewoonten uit verschillende culturen.
Afronding van de bijeenkomst Hier wordt kort besproken hoe de deelnemers de bijeenkomst ervaren hebben en of er eventueel nog onduidelijkheden en vragen zijn. Hiernaast kan er kort vooruitgeblikt worden op de volgende bijeenkomst, misschien hebben de deelnemers een voorkeur voor een onderwerp wat besproken kan gaan worden.
82
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
4 Individuele bijeenkomsten Inleiding op de bijeenkomsten De individuele bijeenkomsten zijn er om de deelnemers nog beter te leren kennen en meer diepgang te geven aan occupational storytelling en storymaking. De individuele bijeenkomsten ondersteunen de groepsbijeenkomsten. De volgende punten kunnen aan bod komen binnen de individuele bijeenkomsten: het kennismakingsgesprek, de formulieren ‘Mijn handelen’ en ‘Overzicht van het dagelijks handelen’. Het opstellen van de individuele doelen en het evalueren worden zeer sterk aangeraden bij elke deelnemer uit te voeren. De overige punten die in dit ondersteunende thema worden besproken zijn optioneel. De facilitator dient zelf in te schatten of deze nodig zijn; bespreken van het groepsproces, deelnemer op de hoogte stellen van gemiste bijeenkomsten, diepgang over een bepaald onderwerp en het geven van traditionele ergotherapeutische interventies. Men wordt geadviseerd om het kennismakingsgesprek te laten plaatsvinden in de eerste bijeenkomst. Bovendien wordt geadviseerd het formulier ‘Mijn handelen’, samen met de deelnemer, in te vullen tijdens de eerste bijeenkomst. Er kunnen maximaal vijf individuele bijeenkomsten plaatsvinden. De tijd, die tussen de verschillende individuele bijeenkomsten zit, moet op de deelnemers worden aangepast.
Overzicht van de activiteiten De volgende activiteiten kunnen aan bod komen tijdens de individuele bijeenkomsten; • Activiteit: Kennismakingsgesprek • Activiteit: Het formulier ‘overzicht van de handelingen’ • Activiteit: Het formulier ‘mijn handelen’ (zelfanalyse) • Activiteit: Het opstellen van en werken aan persoonlijke doelen • Activiteit: Het bespreken van het groepsproces • Activiteit: De deelnemer op de hoogte stellen van gemiste bijeenkomsten • Activiteit: Diepgang over een bepaald onderwerp • Activiteit: Het geven van traditionele ergotherapeutische interventies • Activiteit: Evalueren
Situatie De individuele bijeenkomsten vinden bij voorkeur plaats bij de deelnemers thuis, zodat de facilitator een goed beeld krijgt van de leefomgeving en de thuissituatie. Wanneer dit niet mogelijk is kunnen de individuele bijeenkomsten bijvoorbeeld ook plaatsvinden in de ruimte waar de groepsbijeenkomsten plaatsvinden.
83
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Doel(en) van alle bijeenkomsten Na het participeren aan deze bijeenkomst(en) heeft de deelnemer: • samen met de facilitator een goede band en hierdoor hebben zij elkaar (nog) beter leren kennen; • persoonlijke doelen opgesteld en integreert deze, indien mogelijk, in de groepsbijeenkomsten; • goed inzicht in zijn dagelijks handelen, rollen en omgeving; • geëvalueerd op zichzelf (met name met betrekking tot het (veranderen in) handelen); • samen met de facilitator het groepsproces besproken; • meer diepgang gegeven aan occupational storytelling.
Tijdsduur van de bijeenkomst Voor de alle individuele bijeenkomsten is er maximaal 300 minuten gereserveerd. De facilitator kan deze tijd naar eigen inzicht indelen. Aangezien er een aantal activiteiten zijn die vrij veel tijd vergen wordt het geadviseerd om per bijeenkomst 60 minuten te reserveren. Hiernaast is het praktischer in verband met de situatie waar de individuele bijeenkomsten plaats zullen vinden.
84
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
4.1 Activiteit: Het kennismakingsgesprek Het individuele kennismakingsgesprek is een zeer belangrijk gesprek en moment in dit programma. Het vormt namelijk een begin voor onder andere, een goede relatie tussen de facilitator en de deelnemer, empowerment en storytelling. Een goede relatie is essentieel voor het behalen van resultaten. Er zijn veel aspecten waar de facilitator rekent mee dient te houden, zodat er een goede relatie kan ontstaan tussen de facilitator en de deelnemer. De volgende aspecten zijn van belang; veiligheid, vertrouwen, open communicatie, verandering waarderen, accepteren zonder aarzeling en grenzen stellen binnen de relatie. Hiernaast zijn het geven van feedback en bekrachtiging effectieve methodieken voor het bewerkstelligen van veranderingen in determinanten en gedrag (Brug, et al., 2006, p. 97). Tijdens de groepsbijeenkomsten wordt veel gebruik gemaakt van occupational storytelling. Binnen de individuele bijeenkomsten is dit ook een essentieel onderdeel. Occupational storytelling zal binnen de individuele bijeenkomsten vooral gebruikt worden om dieper in te gaan op de onderwerpen die in de groep zijn besproken en op de problemen die de deelnemer persoonlijk ervaart. Occupational storytelling zal echter niet alleen gebruikt worden om dieper op het bovengenoemde in te gaan, maar zal, vooral in het begin, gebruikt worden om de deelnemer goed te leren kennen. Dit zal onder andere gebeuren door het invullen van het formulier ‘Mijn handelen’ (zie verderop in de uitwerking van dit ondersteunende thema). Het verhaal dat middels occupational storytelling is geconstrueerd, biedt een complexe kijk op de deelnemer als handelend wezen. Occupational storytelling vormt het startpunt voor occupational storymaking (Zemke & Clark, 1996, 381-391). Tot slot is het nog van belang dat er rekening gehouden wordt met mensen uit andere culturen. Zij kunnen een andere blik hebben op de zorgverlener en wat de relatie tussen hen en de facilitator inhoudt. De relatie tussen hen zal niet alleen maar bestaan uit vertrouwen en veiligheid, maar ook uit wat men kan verwachten van een ‘therapeutische’ relatie bij het werken met verschillende culturele groepen. Wees er dus van bewust dat mensen uit andere culturen, andere verwachtingen kunnen hebben van de relatie tussen de facilitator en de deelnemer (Graaff, 1995, p. 67 - 80). Zie voor meer informatie en verdieping in andere culturen en religie bijlage 13. Tips wat er aan bod kan komen tijdens het kennismakingsgesprek: • Wat is bedoeling van de individuele bijeenkomsten? Wat kan hier besproken worden? • Verwachtingen van de deelnemer van de individuele bijeenkomsten. • Hoe vaak zullen de bijeenkomsten plaats vinden? • Hoe wordt er gecommuniceerd tussen de deelnemer en facilitator (buiten de bijeenkomsten om)?
85
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
4.2 Activiteit: Het formulier ‘Overzicht van de handelingen’ Het ‘overzicht van de handelingen’ (zie bijlage 4) is een formulier dat na de startbijeenkomst, door de deelnemers, thuis wordt ingevuld. Dit formulier zou kunnen worden gebruikt tijdens de individuele bijeenkomsten. Het zou hierbij gebruikt kunnen worden als aanknopings- en startpunt voor het invullen van het formulier ‘Mijn handelen’, maar is tevens ook een uitstekend start- en aanknopingspunt voor occupational storytelling en storymaking, onder andere doordat er gevraagd wordt wat de deelnemer momenteel doet en hoe een kenmerkende dag eruit ziet. Hiernaast wordt er in het formulier gevraagd wat de handelingen voor de deelnemer betekenen. Ook dit is een uitstekend start- en aanknopingspunt voor occupational storytelling en storymaking (Zemke & Clark, 1996, p. 381, 382).
4.3 Activiteit: Het formulier ‘Mijn handelen’ (zelfanalyse) Het wordt aangeraden het formulier ‘Mijn handelen’ (zie bijlage 16) in te vullen tijdens de eerste individuele bijeenkomst met de deelnemer. Voor het invullen van het formulier ‘Mijn handelen’ zou het formulier ‘overzicht van de handelingen’ als start- en aanknopingspunt gebruikt kunnen worden. Het is de bedoeling dat de deelnemer en de facilitator het formulier ‘Mijn handelen’ zo veel mogelijk samen invullen. Het wordt aangeraden dat de deelnemer zijn verhaal doet en de facilitator alle aspecten opschrijft. Als de deelnemer alles zelf op zou moeten schrijven zal dit niet ten goede komen van de occupational storytelling. De facilitator kan vragen wat de belangrijkste gebeurtenissen, in het verleden, zijn geweest van de deelnemer en hem vragen hier iets over te vertellen. De deelnemer zal dan, door het vertellen van de verhalen, vanzelf bij het ‘heden’ terecht komen en hier zijn verhaal over doen. De facilitator zal deze verhalen zelf interpreteren en noteert de kernpunten hiervan op het formulier. De facilitator zal steeds kort samenvatten wat hij heeft begrepen en geïnterpreteerd en checkt bij de deelnemer of dit klopt. Het is de bedoeling dat de facilitator de deelnemer zo min mogelijk stuurt bij het vertellen van zijn levensverhalen, dit ook met het oog op occupational storytelling (Zemke & Clark, 1996, p. 381, 382). Het formulier bevat een uitleg met aandachtspunten voor de facilitator, hier wordt verteld hoe het formulier gebruikt dient te worden. Het formulier is opgesteld vanuit verschillende oogpunten. Het PEO Model beschouwt het COPM als essentieel bij de implementatie van het Model. Dit is de belangrijkste reden dat het formulier ontleend is aan het COPM, met hierin verweven de belangrijkste aspecten van het PEO Model (Law, et al., 2001, p. 14). Het formulier ‘Mijn handelen’ is tevens zeer geschikt als een van de startpunten voor occupational storytelling en storymaking doordat de deelnemer gevraagd wordt wat hij momenteel doet, hoe een kenmerkende dag eruit ziet en wat voor verliezen op het gebied van handelen hij heeft ervaren (ook in het verleden). Ook komt er door het formulier naar voren in welke activiteiten de deelnemer betrokken was en of hij het de investering waard vond, hoe handelingen het karakter en de persoonlijkheid hebben gevormd en welke handelingen benut kunnen worden in het veranderingsproces. Het verhaal dat op deze wijze is geconstrueerd, biedt een complexe kijk op de deelnemer als handelend wezen (Zemke & Clark, 1996, p. 381, 382).
86
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Met behulp van het formulier ‘Mijn handelen’ wordt onder andere het dagelijks handelen in kaart gebracht evenals de bijbehorende omgeving, persoonlijke interesses en rollen. Dit is het startpunt voor het gezamenlijk opstellen van doelen voor de deelnemer en dus tevens de eerste stap die kan leiden tot verandering. Door het formulier wordt, onder andere, in kaart gebracht hoe tevreden de deelnemer is over zijn rollen en handelingen. Hiernaast krijgt hij inzicht in hoe deze reflectie de tevredenheid over hun leven, gezondheid en cognitieve functies positief kan beïnvloeden (Admiraal, et al., 2006, p. 56). Hiernaast kunnen, door de formulieren ‘Overzicht van mijn handelingen’ en ‘Mijn handelen’ waardevolle thema’s in kaart worden gebracht; Het is voor de facilitator belangrijk om persoonlijk waardevolle thema’s bij de deelnemers te achterhalen, dit in een poging ze te helpen bij het reorganiseren van hun levens tijdens periodes van transitie (Jackson, et al., 1998, p. 328).
4.4 Activiteit: Het opstellen van en werken aan persoonlijke doelen Het is van belang, voor zowel de deelnemer als de facilitator, dat er duidelijke doelen worden gesteld binnen het programma. Zowel doelen in de groep als individuele doelen. Als er duidelijke doelen gesteld worden is er namelijk ook meer kans op het ervaren van flow (Emerson, 1998, p. 39, 42). Deze doelen kunnen worden opgesteld aan de hand van het ingevulde formulier ‘Mijn handelen’. Een deelnemer zonder individuele doelen zal zich minder betrokken voelen bij het groepsgebeuren, dan is het bij de deelnemer niet duidelijk wat hij of zij aan de groep heeft en kan toevoegen (Admiraal, et al., 2006, p. 91). Het is, in de verschillende stadia van gedragsverandering, van belang dat er concrete doelen worden gesteld (Brug, et al., 2006, p. 96, 97), ook is het tijdsstip van het opstellen van de doelen van invloed op de beoogde gedragsverandering van de deelnemer. De facilitator kan zelf het beste het meest geschikte moment hier voor bepalen, dit vanuit het oogpunt van de stages of change (zie p. 28 en verder). Hiernaast is het belangrijk dat de individuele bijeenkomsten gerelateerd zijn aan de groepsdoelen en om de individuele doelen van de deelnemer te integreren in het groepsgebeuren. Omdat het behalen van resultaat binnen deze individuele bijeenkomsten hieraan gerelateerd zijn (Admiraal, et al., 2006, p. 89). Tot slot is het gebleken uit de positieve follow-up resultaten van de studie omtrent het Lifestyle Redesign Program (Carlson, et al., 1998, p. 114) dat wanneer u in het Lifestyle Redesign Program leefstijlveranderingen koppelt aan de persoonlijke waarden en doelen van de deelnemer, er blijvende verandering zal optreden (Admiraal, et al., 2006, p. 63).
87
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
4.5 Activiteit: Het bespreken van het groepsproces De volgende punten kunnen besproken worden; •
De beleving van de groepscohesie door de desbetreffende deelnemer. De facilitator kan over de mate van cohesie binnen de groep de volgende vragen stellen; o Heeft u het gevoel dat alle deelnemers van de groep werken aan dezelfde doelen? o Vindt u dat alle deelnemers hun verantwoordelijkheden na komen? Zo nee, wat en op welke manier zou u dit willen veranderen? o Hoe zou u uw band met de groep omschrijven? o Als er iets (ernstigs) zou gebeuren binnen de groep, hoe zou u dan reageren? De facilitator kan over de factoren die cohesie beïnvloeden de volgende vragen stellen; o Hoe vindt u het om als groep activiteiten uit te voeren? o Herkent u zichzelf in ervaringen van de andere deelnemers? o Voelt u zich veilig binnen de groep? o Heeft u het gevoel dat u gedwongen zult worden iets te doen wat u niet wilt doen? o Weet u van te voren wat er van u verwacht wordt tijdens het uitvoeren van activiteiten? o Vindt u dat er tijdens de groepsbijeenkomsten voldoende ruimte is om vragen te kunnen stellen en/of uw bezorgdheid uit te kunnen spreken? o Heeft u het gevoel dat u andere deelnemers kunt steunen? (Voor meer informatie over cohesie zie p. 33 en verder)
•
Problemen binnen de groep. Spanningen mogen in een groep geen eigen leven gaan leiden en het is de taak van de facilitator te voorkomen dat dit toch gebeurt. Dit betekent dat de facilitator bij spanningen in elk geval moet aangeven dat hij merkt dat ze er zijn en dat hij er met de betrokkenen over wil praten. Dit kan in de groep gebeuren, maar ook tijdens de individuele bijeenkomsten, afhankelijk van de samenstelling van de groep (Finlay & Zinkstok, 1995, p. 113). Wanneer er tijdens het bespreken van het groepsproces problemen naar voren komen is het van belang dat de facilitator samen met de deelnemer deze problemen verder analyseert. Daarnaast kan het zijn dat de facilitator tijdens de groepsbijeenkomsten problemen signaleert, maar dat de deelnemers deze zelf niet benoemen. Het is dan van belang dat de facilitator deze problemen bespreekbaar maakt.
88
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Na het analyseren en in kaart brengen van de problemen is het van belang dat de deelnemer(s) samen met de facilitator oplossingen bedenkt om dit probleem op te lossen en deze oplossingen ook toe te passen binnen de groepsbijeenkomsten. •
De rol van de deelnemer binnen de groep. Eén van de dingen waar de facilitator binnen de activiteitengroep goed naar moet kijken is in hoeverre de deelnemer actief participeert in de groep. Iedereen die met cliënten in een groep heeft gewerkt, weet dat niet elke cliënt bij voorbaat actief wil zijn in een groep of in het delen van levenservaringen. De mogelijkheid om actief te zijn, wordt beïnvloed door; o de energie van de deelnemer. o de motivatie van de deelnemer. o de mate waarin de deelnemer zich competent voelt om de activiteit uit te voeren. o de mate waarin de deelnemer voelt dat de groep iets kan bijdragen aan het behalen van zijn eigen doelen. (Borg & Bruce, 1991, p. 53) Wanneer de facilitator signaleert dat de deelnemer niet actief bijdraagt aan de groep kan de facilitator inspringen op de bovenstaande punten. De facilitator kan aan de deelnemers vragen wat voor een rol zij vervullen binnen de groep en of zij hier tevreden over zijn of niet. Wanneer de deelnemer hierover niet tevreden is, is het belangrijk dat de facilitator samen met de deelnemer overlegd hoe zij hier verandering in kunnen aanbrengen. Wanneer de deelnemer zeer negatieve rollen aanneemt is het van belang dat de facilitator dit bespreekbaar maakt en samen met de deelnemer overlegd hoe zij hier verandering in kunnen aanbrengen.
•
Bekrachtiging en feedback met betrekking tot de persoonlijke inbreng binnen de groep. In de fases ‘actie’ en ‘gedragsbehoud’ van de stages of change (Brug, et al., 1996, p. 95) zijn de determinanten feedback en bekrachtiging van belang. (Voor meer informatie over de stage of change zie p. 28 en verder) Het is van belang dat de facilitator bekrachtiging en feedback geeft aan de deelnemers, dit ten behoeve van veranderingen in determinanten en gedrag (Brug, et al., 2006, p. 97).
89
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
4.6 Activiteit: De deelnemer op de hoogte stellen van gemiste bijeenkomsten Wanneer een deelnemer een groepsbijeenkomst heeft gemist kan de facilitator hem hiervan op de hoogte stellen. De gemiste onderdelen kunnen eventueel besproken worden. In een later stadium van het programma kan men ook geïnformeerd worden door andere deelnemers, mede omdat er maar een paar individuele bijeenkomsten zullen plaats vinden. Tip voor de facilitator: maak hierover, van te voren, duidelijke afspraken en probeer dit vanaf het begin af aan te stimuleren.
4.7 Activiteit: Diepgang over een bepaald onderwerp Het is mogelijk om onderwerpen, die zijn besproken in de groepsbijeenkomsten, extra diepgang te geven in de individuele bijeenkomsten. Bepaalde onderwerpen kunnen kort worden besproken in de groepsbijeenkomsten, maar het kan ook zijn dat één deelnemer de behoefte heeft hier meer aandacht aan te besteden. De facilitator kan hiervoor tijd vrij maken tijdens de individuele bijeenkomsten.
4.8 Activiteit: Het geven van traditionele ergotherapeutische interventies Wanneer noodzakelijk kan de facilitator er voor kiezen om traditionele ergotherapeutische interventies te geven, aan een deelnemer, tijdens de individuele bijeenkomsten. De facilitator kan bijvoorbeeld een deelnemer adviseren met betrekking tot het aanvragen van hulpmiddelen. De facilitator moet er wel rekening mee houden dat het aantal individuele bijeenkomsten beperkt zijn. Wanneer het noodzakelijk is dat een deelnemer verder wordt behandeld door een ergotherapeut heeft het de voorkeur om de deelnemer door te verwijzen.
4.9 Activiteit: Evalueren In deze bijeenkomst kan het individuele veranderingsproces geëvalueerd worden. Dit kan gedaan worden met behulp van het formulier ‘Mijn handelen’ (wat aan het begin van het programma is ingevuld). Wij raden het aan om dit formulier, tijdens deze bijeenkomst, nog een keer samen met de deelnemer in te vullen. Zo kan het volgende goed geëvalueerd en besproken worden; • Heeft de deelnemer de opgestelde doelen behaald (onder andere door het vergelijken van de scores)? • Zijn er nieuwe doelen zijn ontstaan? • Wat is er veranderd op het gebied van bijvoorbeeld rollen, handelingen en omgeving? • Is het toekomstbeeld veranderd? 90
Handleiding ergotherapeutisch preventie programma
Individuele bijeenkomsten
Naar aanleiding van het bovenstaande kan de facilitator met de deelnemer bespreken hoe dit tot stand is gekomen, hoe de deelnemer dit ervaren heeft. Er kan hier gedacht worden aan de volgende vragen; • Wat is er precies veranderd? • Hoe heeft de deelnemer het ‘proces van veranderen’ ervaren? • Hoe heeft de deelnemer de veranderingen op zich ervaren? • Hoe is dit tot stand gekomen? • Welke invloed heeft bijvoorbeeld de groep, de facilitator of de omgeving op de veranderingen gehad? • Is de deelnemer tevreden met de veranderingen? • Hoe heeft de deelnemer de individuele bijeenkomsten ervaren? • Hoe heeft de deelnemer de koppeling tussen de individuele en groepsbijeenkomsten (en visa versa) ervaren? Tot slot kan er nog besproken worden, indien er nieuwe doelen zijn ontstaan, hoe de deelnemer deze zou willen of kunnen behalen en bijvoorbeeld of dit realistisch is.
91
5 Begrippenlijst Accommoderen Het directe experimenteren met nieuwe dingen: het ondervinden door middel van ervaringen opdoen. Iemand die op deze manier leert, wil graag oefenen en vindt praktische bruikbaarheid het belangrijkst. Activiteit Activiteit wordt opgevat als de basiseenheid van een taak. Het is gedefinieerd als onderdeel van het geheel van het dagelijks handelen, waarbij de betekenis tot uitdrukking komt in het handelen. Een voorbeeld van een activiteit is ‘het schrijven op zich’ (door de projectgroep Amsterdam, zijn de definities vanuit het PEO Model, geïnterpreteerd en vertaald naar het Nederlands). Assimileren Ondernemen van activiteiten, op grond waarvan zo veel mogelijk achtergronden van de informatie worden uitgezocht en geordend. Op basis daarvan worden nieuwe begrippen en theorieën gevormd. Autonomie ‘De functionele onafhankelijkheid, het kunnen participeren in activiteiten. Dit betekent niet dat de deelnemer alle activiteiten zelf kan uitvoeren. Ook wanneer er hulp geregeld wordt is er sprake van autonomie’ (Kinébanian & le Granse, 2006). Balans Een balans in het handelen betekent dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de menselijke behoefte om fysieke, mentale en sociale capaciteiten te gebruiken tijdens het handelen in het dagelijks leven en deze inspanningen af te wisselen met rustmomenten (Kinébanian & le Granse, 2006). Benutten van de omgeving Het effectief gebruik maken van de sociale, politieke, culturele, economische, fysieke en geografische condities die het handelen van de deelnemer beïnvloeden en de persoonlijke wensen en behoeften van de deelnemer tegemoet komen (Kinébanian & le Granse, 2006). Convergeren De behoefte aan helderheid, structuur en de wens om direct met de nieuwe informatie te oefenen en deze toe te passen. Deelnemer Oudere die zelfstandig woont, met of zonder partner en in een periode van transitie in het leven is. De deelnemers zijn ouderen van zestig jaar en ouder. Didactische presentatie Binnen de didactische presentatie verzorgt de facilitator informatie over het gezond en actief ouder worden en het handelen. Directe ervaringen Door middel van activiteiten kunnen directe ervaringen worden bewerkstelligd. Middels
deze activiteiten kan de facilitator de deelnemers succeservaringen laten ervaren door kleine stappen tegelijk te ondernemen. Divergeren Het beschouwen van nieuwe informatie vanuit verschillende invalshoeken. In een open leersituatie worden nieuwe mogelijkheden bekeken en wordt daarmee ervaring opgedaan. Dynamische Systeemtheorie Deze theorie gaat uit van de complexe aard van de dynamische systemen, waaronder het voordoen van spontane veranderingen. Daarnaast gaat de theorie uit van de belangrijkheid van de context of omgeving als essentiële aspecten in het proces van verandering. De dynamische systeemtheorie verklaart voornamelijk acties. Hiernaast verklaart het ook aspecten als motivatie en doelgerichtheid, welke nauw verbonden zijn aan taakuitoefening (Thelen & Spencer, 1998). De dynamische systeemtheorie benadrukt dat deelnemers de potentie hebben om hun handelingspatronen (die onevenwichtig zijn) naar complexere, stabielere patronen te reorganiseren (Jackson, et al., 1998, p. 328). ENOTHE European Network of Occupational Therapy in Higher Education. ENOTHE is a thematic network, which has been funded by the European Commission, Socrates / Erasmus programme: Thematic Network Projects since 1997. The main aim of a thematic network is to enhance quality and define and develop a European dimension within a given academic discipline, or other issues of common interest, through co-operation between university faculties or departments, academic and/or professional associations, employers and client-organisations. Such co-operation should have a lasting and widespread impact across a wide range of institutions within or between specific discipline areas. Flow Flow houdt in dat iemand volledig opgaat in de handeling; dat hij zijn zelfbewustzijn verliest en zorgen en negatieve gedachten vergeet. Flow treedt op bij handelingen die door een individu als zodanig plezierig wordt ervaren, dat hij er totaal in opgaat en zelfs het besef van tijd verliest (Ikiugu, 2005, p. 106). Gedrag Alle handelingen en activiteiten die de deelnemers uitvoeren. Alles wat iemand doet is als gedrag op te vatten (Burgt & Mechelen-Gevers, 2002). Gewenning ‘Gewenning’ geeft de structuur aan die in het handelen is ontstaan door herhaling (Thomas, et al., 1998). Hierdoor ontstaan semi-autonome patronen in het handelen, die zorgen voor routines en automatismen. Gewenning is de vaardigheid consistente gedragspatronen te vertonen, die gevormd worden door gewoonten en rollen en die passen bij bekende omgevingen. Gewenning is opgebouwd uit gewoonten en geïnternaliseerde rollen (Kielhofner, 2006, p. 464). Gewoonten Gewoonten vereisen dat de activiteit regelmatig herhaald wordt, zodat een patroon ontstaat, en dat de omgeving gelijk blijft (Kinébanian & le Granse, 2006). 93
Groepscohesie Cohesie heeft hetzelfde doel in de groep, wat vertrouwen en verstandhouding heeft in de relatie tussen de deelnemer en de facilitator. Cohesie in de groep is te vertalen naar deelnemers die het gevoel hebben dat zij bij de groep horen, of dat ze met zijn allen een echte groep zijn en niet een willekeurig bij elkaar gezet groepje mensen (Mosey, 1986, p. 257). ‘Het handelen’ 1) Occupation is defined as group of self directed, functional tasks and activities in which a person engages over the lifespan. (The concept of occupation is illustrated by a managerial position requiring an individual to engage in frequent report writing) (Law, et al., 1996, p. 16). 2) Occupations are defined as those clusters of activities and tasks in which the person engages in order to meet his or her intrinsic needs for self maintenance, expression and fulfillment. Those are carried out within the context of individual roles and multiple environments. Het werkwoord handelen of het uitvoeren van taken ‘Het handelen’ is de uitkomst van de complexe wisselwerking van de persoon, omgeving en handelen. Het is gedefinieerd als een dynamische ervaring van de persoon die deelneemt in doelgerichte activiteiten en taken binnen de omgeving (door de projectgroep Amsterdam, zijn de definties vanuit het PEO Model, geïnterpreteerd en vertaald naar het Nederlands). Interventie Een vorm van probleemoplossing, waardoor het doel bereikt kan worden, die acceptabel is voor de deelnemer, die de facilitator kan toepassen en die efficiënt is in tijd, energie en geld (Kinébanian & le Granse, 2006). Leefstijl De manier van leven van de deelnemer. De leefstijl heeft invloed op de gezondheid. De leefstijl is voor een deel bepaald door factoren van buitenaf, maar het is ook tot op een zekere hoogte door de deelnemers te beïnvloeden (Burgt & Mechelen-Gevers 2002). Occupation We hebben besloten deze definitie in het Engels te laten staan en zo te hanteren. Omdat het te complex is om goed te vertalen naar het Nederlands toe (Door de projectgroep Amsterdam, zijn de definities vanuit het PEO Model, geïnterpreteerd en vertaald naar het Nederlands). Zie begripsomschrijving bij ‘het handelen’. Occupational performance Occupational performance is the outcome of the transaction of the person, environment and occupation. It’s defined as a dynamic experience of the person engaged in purposeful activities and tasks within an environment (Law, et al. 1996, p. 16). Occupational storymaking Binnen occupational storymaking werken de deelnemer en de facilitator samen, om een betekenisvolle toekomst te construeren, in de vorm van een verhaal gericht op verdere 94
ontwikkeling van de deelnemer als handelend wezen (Zemke & Clark, 1996, p. 383). Occupational storytelling Occupational storytelling is een narratieve methode, die gebruikt wordt om het leven van de deelnemers te begrijpen als voorwaarts bewegend plot (Frank, 1995, p. 258). Omgeving De term omgeving is gedefinieerd als die contexten en omstandigheden die zich buiten de deelnemers voordoen en die reacties bij hen uitlokken. Het omvat de persoonlijke, sociale en fysieke omgeving (door de projectgroep Amsterdam, zijn de definities vanuit het PEO Model, geïnterpreteerd en vertaald naar het Nederlands). Persoon De persoon is gedefinieerd als een uniek individu die een verscheidenheid van rollen gelijktijdig op zich neemt. Deze rollen zijn dynamisch en veranderen in de loop van de tijd en context, met betrekking tot het belang en de duur (door de projectgroep Amsterdam, zijn de definities vanuit het PEO Model, geïnterpreteerd en vertaald naar het Nederlands). Persoonlijke effectiviteit Het beeld dat de deelnemer van zichzelf heeft als het gaat om vaardigheden voor het uitvoeren van verschillende activiteiten of taken. De deelnemer creëert dit beeld op basis van ervaringen (Kielhofner, 2002). Persoonlijke exploratie Persoonlijke exploratie biedt de deelnemers de mogelijkheid om te reflecteren op de zinvolheid, belangrijkheid of betekenis van (het handelen in) hun leven en het identificeren van nieuwe inzichten welke zijn ontstaan door ervaringen bij activiteiten. Preventie Het verbeteren van het gedrag van de deelnemers (met betrekking tot gezondheid), door middel van voorlichting en specifieke informatie en oefeningen. Met als mogelijk gevolg dat de deelnemers meer verantwoordelijk handelen en dat de (gezondheids)situatie kan verbeteren of risico’s kan verminderen (Kinébanian & le Granse, 2006, Burgt & Mechelen-Gevers, 2002). Procesvaardigheden Onder procesvaardigheden worden de cognitieve vereisten en mogelijkheden van de deelnemer verstaan om energie, kennis, temporale organisatie, organisatie van ruimte en voorwerpen en adaptatie te handhaven, in te schakelen en effectief te gebruiken (Kielhofner, 2002). Rituelen Een ritueel is een geheel van afgesproken handelingen met een symboolwaarde, dat verwijst naar gemeenschappelijke normen en waarden. Via een ritueel geef je je over aan iets dat groter is dan jezelf, waarin je je kunt verliezen. Een ritueel is ook een communicatiemiddel, een manier om ervaringen te delen met anderen (Humanist, 1997/1998).
95
Successful ageing Het behouden van een positieve balans tussen groei en verlies, en het blijven behalen van persoonlijke doelen (Baltes & Baltes, 1990). Taak Een taak is gedefinieerd als een verzameling van doelgerichte activiteiten die een persoon uitvoert. Een voorbeeld van een taak is de opdracht om een rapport te schrijven (door de projectgroep Amsterdam, zijn de definities vanuit het PEO Model, geïnterpreteerd en vertaald naar het Nederlands). ‘Temporality’ ‘Temporality’ gaat in op het tijdsgebonden karakter van handelingen. Met het tijdsgebonden karakter van handelingen wordt bedoeld dat handelingen veel betekenis hebben in relatie tot iemands gevoel van het verleden, het heden en de toekomst. Therapeutische activiteitengroep In een therapeutische activiteitengroep is er aandacht voor sociale interactie, sociaal leren, verandering van gevoelens bij de deelnemers. Daarbij is levensverrijking van elk groepslid net zo belangrijk als het gemeenschappelijke effect van de groep op de omgeving (Borg & Bruce, 1991). Transitie ‘Transities zijn overgangen van de ene levensfase, fysieke of psychische gesteldheid of van de ene sociale rol naar de andere, die het normale leven tijdelijk ontwrichten en om aanpassing vragen’ (Lange & Staa, 2003). Uitwisseling tussen gelijken Het concept ‘uitwisseling tussen gelijken’ verwijst naar storytelling in groepsbijeenkomsten. De deelnemers vertellen verhalen over hun leven, hoe ze omgaan met uitdagingen of wat ze gisteren hebben gedaan. Vergrijzing Stijging van de gemiddelde leeftijd. De mate van vergrijzing kan worden uitgedrukt in de ‘grijze druk’: de verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder en het aantal personen in de zogenaamde ' productieve leeftijdsgroep'van 20-64 jaar. De ontwikkeling van de vergrijzing heeft gevolgen voor de samenstelling van de huishoudens. Een grotere groep ouderen betekent een grotere vraag naar zorg (CBS). Zelfanalyse van het handelen Zelfanalyse van het handelen is één van de stappen die leiden tot verandering. Het geeft de deelnemers een nieuwe manier van denken over hun bestaan en hoe zij hun tijd besteden, in welke activiteiten ze betrokken zijn en hoe de door hen gekozen activiteiten hun gezondheid, geluk en welzijn beïnvloeden. De deelnemers gaan inzien dat door bewuste reflectie zij positief hun tevredenheid over hun leven, gezondheid en cognitieve functies kunnen beïnvloeden (Mandel, et al., 1999, p. 30).
96
Nawoord Het is de bedoeling dat er in de toekomst een pilot wordt gedaan. Uit deze pilot zal moeten blijken of het programma handzaam en bruikbaar is en daardoor geïmplementeerd kan worden in de praktijk. Deze pilot zal uitgevoerd moeten worden door de Werkgroep Gezond Actief Ouder Worden. Een andere afstudeergroep kan de Werkgroep hierbij ondersteunen. Wij denken dat het programma van grote waarde zal zijn voor de maatschappij en dat het programma een zeer grote bijdrage levert aan health promotion en preventie.
97
Literatuurlijst Admiraal, E.E., Boer de, M.M.L., & Krikke, S.G. (2006). Gezond Actief Ouder Worden, theoretische onderbouwing voor een toekomstig Nederlands interventieplan bij ouderen. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, instituut ergotherapie. Baltes, P.B., & Baltes, M. (1990). Psychological perspectives on successful aging: The model of selective optimization with compensation. In Baltes, P.B., & Baltes, M.M. (Ed.), Successful aging: Perspectives from the behavioral sciences. Cambridge, England: Cambridge University Press. Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: a social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Belenky, M.F.,Bond, L.A., & Weinstock, J.S. (1997). A tradition that has no name: Nurturing the development of people, families, and communities. New York: Basic Books. Borg, B. & Bruce, M.A. (1991). The group system, the therapeutic activity group in occupational therapy. Thorofare: SLACK incorporated. Brug, J., Schaalma, H., Kok, G., Meertens, R.M. & van der Molen, H.T. (2000). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering : een planmatige aanpak. Assen : Van Gorcum; Open Universiteit Nederland. Burgt, M., Mechelen-Gevers, van, E.J. (2002). Preventie; Samen Werkt het! Gezondheidsvoorlichting door paramedici. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Carlson, M., Clark, F., Young, B. (1998). Practical Contributions of Occupational Science to the Art of Successful Ageing: How to Sculpt a Meaningful Life in Older Adulthood. Journal of Occupational Science. 5, 107-118. Cerrato, I. M. & Fernández de Trocóniz, M.I. (1998). Successful aging. But, why don’t the elderly get more depressed?. Psychology in Spain. (2) 27 – 42. Christiansen, C.H. (1999). Defining Lives: Occupation as Identity: An Essay on Competence, Coherence, and Creation of Meaning. The American Journal of Occupational Therapy. (53) 547-556. Clark, F. (1993). Occupation Embedded in a Real Life: Interweaving Occupational Science and Ocuupational Therapy. The American Journal of Occupational therapy. (47) 1067-1078. Clark F., Azen S.P., Zemke R., Jackson J., Carlson M., Mandel D., Hay J., Josephson K., Cherry B., Hessel C., Palmer J., Lipson L. (1997). Occuaptional Therapy for Independent-Living Older Adults: a randomized controlled trial. Journal of the American medical association. (278) 1321-1325. Crepeau, E. B., Cohn, E. S., & Boyt Schell, B. A. (2003). Willard & Spackman' s Occupational Therapy (10 th Ed.). Philadelphia, PA: Lippincott.
98
Csikszentmihalyi, M. (1975). Beyond boredom and anxiety: The experience of play in work and games. San Francisco, CA, USA: Jossey-Bass. Csikszentmihalyi, M. (1992). The measurement of flow in everyday life, toward a theory of emergent motivation. Nebraska Symposium on Motivation. Daniëls, R., van ‘t Leven, N. van Nes, F. (2005). Services for older people in The Netherlands. Interne Werkpublicatie, July 2005. p.1-8. Daniëls, R., van ‘t Leven, N. van Nes, F. (2006). Lifestyle Redesign Program. Gezond Actief ouder Worden. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie. Nr. 6- December 2006. p. 252-255. Early, M.B. (1993). Mental health concepts and techniques. For the occupational therapy assistant. New York; raven Press. Emerson, H. (1998). Flow and occupation: A review of the literature. Canadian journal of occupational therapy. (65) 37-44. Falk-Kessler, J., Momich, C., Perel, S. (1991). Therapeutic factors in occupational therapy groups. American Journal of Occupational Therapy. (45) 59-66. Finlay, L. & Zinkstok, R. (1995). Ergotherapie in de psychiatrie. Utrecht; Lemma. Focus, NIGZ, het RIVM, STIVORO en de Rutgers Nisso Groep (april 2007) geraadpleegd op 12 april 2007, op http://focus.nigz.nl Frank, G. (1995). Life histories in Occupational Therapy Clinical practice. The American Journal of Occupational Therapy. (50) 251-262. Glass, T.A., Mendes de Leon, C., Marottoli, R.A., Berkman, L.F. (1999). Population based study of social and productive activities as predictors of survival among elderly Americans. British Medical Journal. (319) 481 – 483. Graaff de, F. (1995). Zorg aan buitenl’anders?’. 1e druk. Den Haag: Helton Van Haeringen Drukkers. Graef, R. (1975). Flow patterns in everyday life. In M. Csikszentmihalyi (Ed.), Beyond Boredom and anxiety: The experience of play in work and games. San Francisco, CA: Jossey-Bass. (p. 161-178). Hasselkus, B.R. (2002). The meaning of everyday occupation. Thorafore: SLACK Incorporated. Hoogeveen, P. & Winkels, J. (2005). Het didactische werkvormenboek, Variatie en differentiatie in de praktijk. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Howe, M. C., Schwartzberg, S.L. (1986, 1988, 1995, 2001). A functional approach to group work in occupational therapy. Philadelphia: Lippincott.
99
Ikiugu, M.N. (2005). Meaningfulness of Occupations as an Occupational-Life-Trajectory Attractor. Journal of Occupational Science. (12) 102-109. Instituut voor de Lerarenopleiding (2005) Leerstijlentypologie van Kolb. Geraadpleegd op 11 April 2007, op www.ilo.uva.nl/studieweb/onderwijskunde/kolb.asp Jackson, J., Carlson, M., Mandel, D., Zemke, R, & Clark, F. (1998). Occupation in Lifestyle Redesign: The Well Elderly Study Occupational Therapy Program. The American Journal of Occupational Therapy. (52) 326-336. Jackson, J., Mandel, D., Zemke, R., Clark, F. (2004). Promoting Quality of life in Elders: an occupation-based occupational therapy program. Ergotherapeuten 01.04 (Noors tijdschrift voor ergotherapie). (1) 14-19. Keers, J., & Mesch, H., (2003). Empowerment in de praktijk. Mensen met diabetes zelf leren kiezen. Revalidatie Magazine. (9) 17-18. Kinébanian, A., Thomas, C. Verhoef, J.A.C., Verschuur, A. (1998). Model of Human Occupation : Handelingsprofiel (HP), Activiteitenprofiel (AP) / Innovatiecentrum Model of Human Occupation. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, Instituut ergotherapie. Kinébanian, A. & Thomas, C. (1998). Grondslagen van de ergotherapie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Kinébanian, A. & le Granse, M. (2006). Grondslagen van de ergotherapie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Lange, de J., & Staa Van, A. (2003). Transitites in ziekte en zorg, op zoek naar een nieuw evenwicht. Hogeschool Rotterdam: Kennis Kring Transities in Zorg. Law, M., Baum, C., & Dunn, W. (2001). Measuring Occupational performance, Supporting Best Practice in occupational Therapy. Thorafore, NJ: Slack Incorporated. Law, M., Cooper, B., Strong, S., Steward, D., Rigby, P., Letts, L. (1996). The PersonEnvironment-Occupation Model: A transactive approach to occupational performance. Canadian Journal of Occupational Therapy. (63) 9 -21. Law, M., Cooper, B., Strong, S., Steward, D., Rigby, P., Letts, L. (1997). Theoretical contexts for the practice of occupational therapy. In Christiansen, C., & Baum, C. (2nd ed.). Occupational therapy, enabling function and well-being. Thorofare, NJ: Slack Incorporated. Mandel, D.R., Jackson J.M., Zemke, R., Nelson, L., & Clark, F.A. (1999). Lifestyle Redesign, implementing the Well Eldery Program. The American Occupational Therapy Association, Inc. Mattingly, C. (1991). The narrative nature of clinical reasoning. American Journal of Occupational Therapy. (45) 998-1005. Molineux, M. (2004). Occupationan for occupational therapists. Oxford, UK; Malden, MA: Blackwell Publishing. 100
Mosey, A.C. (1986). Psychosocial components of occupational therapy. New York: Raven Press. Mullen, P.D., Green, L.W., Persinger, G. (1985). Clinical trials for patient education for chronic conditions; a comparative meta-analysis of intervention types. Preventive Medicine. (14) 753-781. Mullen, P.D., Mains, D.A., Velez, R. (1992). A meta-analysis of controlled trials of cardiac patient education. Patient Education & Counseling, 19, 143-162. Munnichs, J. & Uildriks, G. (1989). Psychogerontologie: een inleidend leerboek over ouder worden, persoonlijkheid, zingeving, levensloop en tijd, sociale context, gezondheid en interventie. Deventer : Van Loghum Slaterus. Nehring, J., Hill, R., Poole, L., (1993). Work, empowerment and community, Opportunities for people with long-term mental health problems. An RD study of four new work projects. Published by Research and Development for psychiatry. Borough High Street, Londeon, RDP. 134-138. Nieuwland, A. (1997). Handelingen met symboolwaarde. Humanist, themanummer over rituelen. Rituelen in je leven. Amsterdam: Brouwer Utrecht BV. (12). Prochaska, J.O., Redding, C.A., Evers, K.E. (2002). The transtheoretical model and stages of change. In: Glanz, K., Rimer, B. K., Marcus Lewis, F. et al (red.) (2002) Health behavior and health education : theory, research, and practice. 3rd edition, San Francisco, CA : Jossey-Bass, cop. (p. 99-120). Regionale Commissie Gezondheidszorg (maart 2007) geraadpleegd op 28 mei 2007, op www.rcgzhn.nl Remmerswaal, J. (2003). Handboek groepsdynamica. 6e druk, Soest: Uitgeverij H. Nelissen. Rowe, J.W., & Kahn, L. (1987). Human aging: Usual and successful. Science. (233) 1271-1276. Schaik van, P. & Sluiter, L. (2001). Nederland Wereldland : feesten, rituelen en gebruiken van veel culturen in Nederland. Amsterdam: PlanPlan producties. Strong, S., Rigby, P, Stewart, D., Law, M., Letts, L., Cooper, B. (1999). Application of the Person-Environment-Occupation model: A practical tool. Canadian Journal of Occupational Therapy. (66) 122-133. Swanborn, P.G. (1993). Methode van sociaal-wetenschppelijk onderzoek: nieuwe editie. Meppel, uitgeverij Boom. Thelen, E. & Spencer, J.P. (1998). Postural control during reaching in young infants: a dynamic systems approach. Neuroscience and Biobehavioral Reviews. (22) 507-514.
101
Weiner, B. (1985). An attributional theory of achievement motivation and emotion. Psychological Review. (92) 548-573. Weinstein, N.D. (1988). The precaution adoption process. Health Psychology. (7) 355386. Westhorp, P. (2003). Exploring Balance as a Concept in occupational Sience. Journal of Occupational Sience. (10) 99-106. Witte, K. (1995). Fishing for succes: Using the persuasive Health Message Framework to generate effective campaign messages. In E. Maibach, Parrott, R.L. (Eds.), Designing health messages: Approaches from communication theory and public health practive. Thousand Oaks, CA: Sage. p. 145-166. Yalom, I. (1985). The theory and practice of group psychotherapy. 3rd ed. New York: Basic. Zemke, R. & Clark, F. (1996). Occupational Science, The Evolving Discipline. United States of America: F.A. Davis Company.
102
Index A Activiteit buitenshuis, 74, 75 Angst, 14, 17, 18, 50 Autonomie, 86 B Balans, 10, 11, 13, 17, 18, 22, 23, 30, 31, 86 betekenis ervaren, 10,12, 13, 14, 22, 23, 86, 89, 110, 111, 144 Betekenisvolle onderwerpen, 13 C Cohesie groeps, 33, 82, 83, 87 COPM, 81 D De mens als handelend wezen, 10 Didactische presentatie, 10, 12, 14, 19, 21, 22, 23, 30, 31, 40, 43, 64 Doelen individuele, 12, 13, 21, 25, 26, 31, 33, 41, 76, 79, 81, 82, 84, 85, 144, 149 Dynamische systeemtheorie, 10, 16, 17, 86 E Elementen van het handelen, 10, 12 Ergotherapeutische interventies, 79, 85 Ervaringen directe, 10, 12, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 27, 29, 31, 38, 41, 42, 43, 47, 48, 52, 57, 70, 72, 73, 75, 77, 83, 88 Exploratie persoonlijke, 10, 12, 16, 19, 21, 22, 23, 26, 27, 43, 48, 50, 52, 55, 57, 59, 63, 64, 66, 77 F Flow, 13, 14, 17, 23, 25, 27, 48, 51, 52, 56, 58, 82, 86,91 Formulier, 80 overzicht van de handelingen, 14, 44, 64, 65, 66, 67, 69, 70, 71, 79, 80, 81, 82, 85, 113, 144 G Gedragsbehoud, 29, 32, 84
103
Gedragsverandering, 29, 30, 32, 45, 46, 48, 82, 91 Gemiste, 79, 84 Gewoonten, 5, 11, 31, 61, 62, 63, 64, 65, 68, 69, 70, 72, 74, 75, 76, 78, 104, 121, 122, 125, 126, 128, 139 Groep, 92 Groepscohesie, 5, 9, 33, 82, 87 Groepsproces, 25, 26, 32, 79, 82, 83 H Handelen, 5, 6, 7, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 21, 23, 25, 35, 36, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 57, 59, 61, 62, 63, 64, 65, 68, 69, 70, 72, 74, 75, 76, 79, 80, 81, 82, 85, 86, 87, 88, 89, 98, 113, 114, 141, 142, 143, 144, 146 Handelen als transformationeel proces, 10, 17 Handelen in de levensloop, 57 I Image reconstruction, 16 Individuele bijeenkomsten5, 7, 12, 14, 31, 33, 38, 44, 45, 48, 79, 80, 82, 83, 84, 85, 141 Interventie 87 ergotherapeutische, 6, 93, 136, 137 Inzicht, 16, 17, 26, 35, 36, 42, 45, 46, 48, 61, 62, 63, 64, 66, 79, 81 K Kolb leerstijlen van, 19, 20, 21, 23, 92 L Leefstijlveranderingen, 82 Leerstijl, 19, 20, 21 Leerstijlen, 19, 20, 21 Levensloop, 5, 7, 12, 13, 14, 15, 35, 36, 44, 50, 52, 53, 55, 56, 57, 58, 59, 69, 93, 98, 107 M Methode narratieve, 14, 88 Mijn handelen, 81 O Occupational storymaking, 15,13, 14, 15, 16, 80, 87 Occupational storytelling, 7, 13, 14, 15, 16, 27, 79, 80, 81, 88 P
104
PEO Model, 35, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 54, 57, 58, 59, 81, 98, 112, 113, 115, 116, 119 Persoonlijk waardevolle onderwerpen, 13 Perspectieven, 5, 9, 10, 22, 90 Problemen, 16, 22, 27, 33, 34, 80, 83 Problemen binnen de groep, 83 R Relatie therapeutische, 14, 26, 33, 80, 87, 89 Rituelen, 5, 31, 61, 62, 63, 64, 65, 68, 69, 72, 74, 75, 76, 78, 88, 94, 104,121, 122, 125, 126,128,139 Rol van de deelnemer, 83 Rol van de facilitator, 7, 9, 33 S Selectiestijl, 12 Stages of change, 9, 29, 84, 93 T Temporality, 14, 88, 89 Theorie, 12, 14, 17, 86 Therapeutische activiteitengroep, 9,25 Transitie, 3, 6, 7, 13, 15, 82, 86 U Uitwisseling tussen gelijken, 10, 18, 19, 21, 22, 23, 26, 27, 37, 39, 40, 42, 43, 50, 52, 55, 57, 59, 63, 64, 66, 69, 70, 72, 77 W Wijzen van aanbieden, 9, 19, 37, 38, 69 Z Zelfanalyse, 10, 12, 13, 81
105
Bijlagen
Bijlagen ‘Rol van de facilitator’ Bijlage 1:
Formulier 1, behalen van resultaat binnen de groep
Bijlage 2:
Formulier 2, behalen van resultaat binnen de groep
Bijlage 1: Formulier 1, behalen van resultaat binnen de groep
Naam van de groep:
Verwachtingen van de deelnemers:
Interessen van de deelnemers:
Behoeften van de deelnemers:
Doelen behaald binnen de groep:
Datum:
Bijlage 2: Formulier 2, behalen van resultaat binnen de groep
Naam van de deelnemer:
Datum:
Welke verwachtingen had u van deze bijeenkomst?
Kloppen deze verwachtingen met de werkelijkheid? Zo nee, wat miste u of vond u overbodig?
Welke onderdelen van deze bijeenkomst spraken u het meest aan?
Welke onderdelen van deze bijeenkomst sprak u het minst aan?
Wat gaat u voor verdere onderstappen ondernemen met de informatie die u heeft gekregen?
Bijlagen thema ‘Handelen in de levensloop’ Bijlage 3:
Foto’s / posters per thema (bij bijeenkomst ‘een goed begin is het halve werk’).
Bijlage 4:
Formulier; overzicht van de handelingen (bij bijeenkomst ‘een goed begin is het halve werk’).
Bijlage 5:
‘Persoonlijk PEO Model’ maken (bij bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’).
Bijlage 6:
Scorekaart voor de overlapgebieden(bij bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’).
Bijlage 7:
Cirkel formaat (bij bijeenkomst ‘als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde’).
Bijlage 3 Foto’s per thema
Poster: Geestelijk fit
Poster: Lichamelijk fit
Poster: Mobiliteit en vervoer
Poster: Moderne technologie en domotica
Poster: Rituelen en gewoonten
Poster: Sociale contacten
Poster: Veiligheid
Poster: Vrijetijdsbesteding
Poster: Handelen in de levensloop
Poster: Benutten van de omgeving
Geestelijk fit Lichamelijk fit Mobiliteit en vervoer Moderne technologie en domotica Sociale contacten
Veiligheid Vrijetijdsbesteding Handelen in de levensloop Benutten van de omgeving Rituelen en gewoonten
Bijlage 4 Formulier; overzicht van de handelingen
Overzicht van de handelingen
Naam deelnemer: Datum: Soort dag, bijvoorbeeld vermoeiende dag, verjaardag: Opmerkingen:
Tijd
Handelingen
Vraag 1 Deze handeling heeft voor mij: 1= geen betekenis 2= enigszins betekenis 3= betekenis 4= veel betekenis
Vraag 2 Ik vind deze handeling; 1= niet leuk 2= neutraal 3= leuk 4= heel leuk
Vraag 3 Ik voer deze handeling uit; 1= zeer slecht 2= slecht 3= gemiddeld 4= goed 5= zeer goed
Vraag 4 Ik vind deze handeling: 1= erg moeilijk 2= moeilijk 3= neutraal 4= niet moeilijk
Tijd
Handelingen
Vraag 1 Deze handeling heeft voor mij: 1= geen betekenis 2= enigszins betekenis 3= betekenis 4= veel betekenis
Vraag 2 Ik vind deze handeling; 1= niet leuk 2= neutraal 3= leuk 4= heel leuk
Vraag 3 Ik voer deze handeling uit; 1= zeer slecht 2= slecht 3= gemiddeld 4= goed 5= zeer goed
Vraag 4 Ik vind deze handeling: 1= erg moeilijk 2= moeilijk 3= neutraal 4= niet moeilijk
Bijlage 5 persoonlijk PEO Model maken
In deze bijlage wordt, stap voor stap, uitgelegd hoe het ‘persoonlijke PEO Model’ gemaakt kan worden. 1. De deelnemers schrijven, op een los papiertje, per ‘aspect’ (persoon, omgeving en handeling) hun persoonlijke invullingen hiervan op. Dit dient als een soort brainstorm. Tips: - Geef de deelnemers als tip om te beginnen met het ‘aspect’ handelingen. Hierdoor zijn de andere ‘aspecten’ gemakkelijker te bedenken en op te schrijven. - Gebruik het formulier ‘Overzicht van de handelingen’, wat de deelnemers naar aanleiding van de eerste bijeenkomst hebben ingevuld. Hierdoor hebben ze een goed overzicht van hun handelingen (let hierbij wel op dat dit formulier maar voor 1 dag is ingevuld, het is dus een steuntje om een begin te maken er zijn vast meer handelingen die de deelnemers uitvoeren dan de handelingen die op dit formulier staan!). Wanneer de deelnemers al een individuele bijeenkomst hebben gehad, kunnen ze het formulier ‘Mijn handelen’ ook goed gebruiken bij deze activiteit. - Zorg dat de deelnemers de bijbehorende ‘aspecten’ op één rij opschrijven (zie stap 2 en 3). Dit maakt het straks gemakkelijker om de ‘aspecten’ te scoren. 2. Laat de deelnemers de ‘overlap’ scoren tussen de drie ‘aspecten’. U gaat hierbij de aspecten scoren, op een schaal van 1 tot 10, op de mate dat ze elkaar positief beïnvloeden. Bijvoorbeeld; Handeling Douchen
Persoon Fris voelen
Omgeving Badkamer
Ze gaan nu scoren hoe de ‘combinatie/overlap’ is tussen bijvoorbeeld douchen en fris voelen in hun leven. Dit kan bijvoorbeeld gescoord worden met een 4 (dit zou kunnen zijn doordat de douche heel vies is, doordat ze deze zelf niet goed schoon kunnen maken). Deze scores worden voor alle opgeschreven ‘aspecten’ gegeven en opgeschreven (zie stap 3). Tip: - Gebruik voor het scoren de scorekaart (zie bijlage 6). 3. Het gemiddelde, per ‘overlapgebied’, wordt nu berekend. Dit kunt u doen door alle ‘overlap scores’ op te tellen van één ‘overlapgebied’ en te delen door het aantal ‘overlap scores’. Hier wordt een voorbeeld gegeven van 1 ‘overlapgebied’; Handeling Douchen Fietsen Boodschappen doen
score 4 6 5
Persoon Fris voelen Conditie Voorkeur producten
U telt de scores op (4+6+5=15) en u deelt dit door het aantal scores wat er gegeven is (15/3= 5). Er is dan een gemiddelde ‘overlap score’ van 5 bij het ‘overlapgebied’ ‘handeling-persoon’. Rond de gemiddelden af naar hele getallen.
4. De deelnemers schrijven nu hun eigen invulling van de ‘aspecten’ op de cirkels. Tips: - Schrijf op elke cirkel eerst de letter van het ‘aspect’, bijvoorbeeld de ‘H’ van handelen. Dit voorkomt misverstanden (Afbeelding 1). - Gebruik voor het gehele handelen (dus alle aspecten die dit handelen omvatten, bijvoorbeeld douchen, fris voelen en badkamer) één kleur. Gebruik elke keer, voor het gehele handelen, een nieuwe kleur. Anders wordt het een onoverzichtelijk geheel (Afbeelding 2).
Afbeelding 1
Afbeelding 2
5. Aan de hand van de gemiddelde ‘overlap scores’ (die bij stap 3 zijn uitgerekend) wordt nu de ‘overlap’ gevisualiseerd door middel van de cirkels. De ‘overlap’ wordt, met behulp van een liniaal, vastgesteld. Er wordt bijvoorbeeld begonnen met de ‘overlap’ ‘handeling-persoon’. Deze had, in het voorbeeld, een ‘overlapgemiddelde’ van 5. Dit gemiddelde doet u maal 2 (2x5=10). U meet met de liniaal 10 cm af in het midden van het ‘overlapgebied’ van de twee cirkels. Dit doet u bij alle ‘overlapgebieden’ (Afbeelding 3 en 4). (Bij een maximale overlap zullen de cirkels volledig op elkaar liggen).
Afbeelding 3
Afbeelding 4
6. Als alle ‘overlapgebieden’ goed liggen worden de onderlinge scores (tussen bijvoorbeeld douchen en fris voelen) genoteerd. Dit wordt genoteerd op het ‘overlapgebied’ met behulp van lijntjes in de bijbehorende kleuren (Afbeelding 5). Het is belangrijk dat de lijntjes over het hele ‘overlapgebied’ lopen, zie afbeelding 5. Zodat er, bij het vastlijmen van het model, niet nog een keer gemeten hoeft te worden met de liniaal. De scores worden opgeschreven zodat het ‘persoonlijke PEO Model’ later beter geëvalueerd en vergeleken kan worden.
Afbeelding 5
7. De cirkels worden nu op elkaar vastgelijmd. Door de lijntjes die getekend zijn kan de deelnemer nog goed zien hoe hij de cirkels op elkaar moet lijmen. De totale ‘fit’ (het donkerste (meeste witte) gebied in het midden) is nu goed gevisualiseerd en zichtbaar (Afbeelding 6).
Afbeelding 6
8. Tot slot wordt de datum en naam van de deelnemer op het ‘persoonlijke PEO Model’ genoteerd.
Bijlage 6 Scorekaart voor de overlapgebieden
Scorekaart voor de overlapgebieden
0 Minimaal
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 Optimaal
Bijlage 7 Cirkel formaat Deze cirkel wordt gebruikt voor de activiteit: ‘Persoonlijke PEO Model’ maken.
Bijlagen thema ‘Rituelen en gewoonten’ Bijlage 8:
Formulier 1: bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’
Bijlage 9:
Formulier 2: bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’
Bijlage 10:
Formulier 3: bijeenkomst ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’
Bijlage 11:
Openbaar vervoer
Bijlage 12:
Musea over verschillende culturen
Bijlage 13:
Verwijzingen culturen
Bijlage 14:
Verwijzingen gewrichtsbeschermende adviezen, ergonomische interventies en belasting en belastbaarheid
Bijlage 15:
Formulier 4: bijeenkomst 1 ‘inleiding op de rituelen en gewoonten’
Bijlage 8: (Formulier 1) bijeenkomst 1 ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’
Vragen: •
Hoe ziet uw ideale dag eruit?
•
Hoe ziet uw dagelijkse, doorsnee dag er in werkelijkheid uit?
•
Welke gewoonten en rituelen heeft u?
•
Hoe komt het dat u bepaalde gewoonten en rituelen heeft?
•
Hoe worden gewoonten en rituelen beïnvloed door uw omgeving?
•
Zijn er bepaalde dagen / dagdelen die standaard drukker zijn dan andere dagen in de week?
•
Hoe komt het dat het die dagen zo druk zijn, zou dat ook anders kunnen?
•
Welk dagdeel is bij u het drukst, de ochtend, middag, avond of nacht?
•
Hoe komt het dat dit dagdeel zo druk is, zou dat ook anders kunnen?
•
Zijn er rituelen die dagelijks terugkeren?
•
Zijn er rituelen die aan rollen gekoppeld zijn?
Vul aan: •
Ik kan niet zonder …
•
Elke maandag (of kies een andere dag) doe ik…
•
Voor het slapen gaan moet ik altijd nog …
•
Ik begin mijn dag altijd met …
•
Als er visite komt doe ik altijd …
•
Als ik op vakantie / visite ga, doe ik altijd eerst …
•
Voor ik de deur uit ga, doe ik altijd …
Bijlage 9: (Formulier 2) Bijeenkomst 1 ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’
Bijlage 10: (Formulier 3) bijeenkomst 1 ‘inleiding op de gewoonten en rituelen’
Slapen
Rusten
Huishoudelijk werk
Hobby
Televisie kijken
Bezoek ontvangen
Bezoek afleggen
Bezoek therapeut
Bezoek (huis)arts
Ontbijten
Lunchen
Dineren
(Vrijwilligers)werk
Medicijnen innemen
Persoonlijke verzorging
Sporten
Huisdieren verzorgen
Boekhouding
Boodschappen doen
Winkelen
Onderweg
Uitoefenen religie
Wandelen
Lezen
Computeren
Telefoneren
Bijlage 11: Openbaar vervoer Op de volgende sites kan de facilitator de route uitstippelen of informatie vinden over het openbaar vervoer; www.9292ov.nl of bel: 0900-9292 ( 0,70 per minuut) informatie van deur tot deur, trein bus, metro, boot, tram etc. www.ns.nl Telefonische reisinformatie voor binnenlandse treinreizen is te krijgen via REISinformatiegroep op nummer 0900 -1475 (0,35 euro per minuut). Uitgebreide reisinformatie kan worden opgevraagd via 0900-9292 ( 0,70 per minuut). Dit nummer is bereikbaar op werkdagen van 06.00 tot 24.00 uur, in het weekend en op feestdagen van 07.00 tot 24.00 uur. www.connexion.nl informatie met betrekking tot vervoer met de bus
Bijlage 12: Musea over verschillende culturen In deze bijlage is meer informatie te vinden over musea die gaan over verschillende culturen. Onder elk museum staat een korte inhoud van het museum, met contactgegevens en zo mogelijk informatie over groepen en rondleidingen. Voor meer informatie wordt er verwezen naar de beschreven website’s. KIT Tropenmuseum Linnaeusstraat 2 Postbus 95001 1090 HA Amsterdam tel +31(0)20 568 8422 fax +31 (0)20 568 8331
[email protected] www.kit.nl/tropenmuseum Het KIT Tropenmuseum is een volkenkundig museum met tentoonstellingen over de tropen en de sub-tropen in heden en verleden. In de vaste tentoonstellingen onder andere: muziek, dans en theater uit de hele wereld, een topcollectie rituele voorwerpen uit Nieuw-Guinea en de expositie Oostwaarts! over kunst, cultuur en kolonialisme. In het Kenniscentrum Tropenmuseum is aanvullende informatie te vinden over onderwerpen die aansluiten bij de tentoonstellingen en over de tropen in het algemeen, onder andere reizigersinformatie. Regelmatig biedt het museum op zondagen gratis rondleidingen. Daarnaast is er een audiotour, de leidt u langs hoogtepunten uit de collectie van het Tropenmuseum. De tour is gratis verkrijgbaar bij de informatiebalie in het Nederlands, Engels, Duits en Frans. Rijksmuseum voor Volkenkunde Postbus 212 2300 AE Leiden tel +31 (0)71 516 8800 fax +31 (0)71 512 8437
[email protected] www.rmv.nl Het Rijksmuseum voor Volkenkunde heeft beroemde collecties over uiteenlopende nietwesterse culturen. Het museum toont hoe culturen elkaar al sinds duizenden jaren hebben beïnvloed. Naast volkenkundige collecties zijn binnen en buiten het museum een aantal kunstwerken van hedendaagse kunstenaars geplaatst. De vaste tentoonstelling en de database met de gehele museumcollectie is via de website te doorzoeken. Wereldmuseum Rotterdam Willemskade 25 3016 DM Rotterdam tel +31 (0)10 270 7172 www.wereldmuseum.rotterdam.nl De tentoonstellingen van het Wereldmuseum Rotterdam gaan over eigentijdse en
historische culturen, met de nadruk op culturele uitwisseling. Het museum heeft een belangrijke volkenkundige collectie, maar verzamelt en exposeert ook hedendaagse kunst, fotografie en film. Daarnaast zijn er exposities over multicultureel Rotterdam, en over historische beeldvorming van het Westen over andere culturen. Het museum heeft een bibliotheek en een theater met lezingen en discussieprogramma' s. Het Wereldmuseum Rotterdam verzorgt rondleidingen in het Nederlands en Engels. De rondleidingen worden gegeven op de permanente tentoonstellingen Rotterdammers en De Schatkamers. Ook op de grote wisseltentoonstellingen en het Textielkabinet is een rondleiding mogelijk. Indien gewenst kan een conservator van het museum de rondleiding verzorgen. Groepsgrootte: Kosten rondleiding: Kosten conservatoren op weekdagen: Kosten conservatoren in het weekend en op feestdagen
Maximaal 20 per groep (grotere groepen worden gesplitst) Vanaf 50,00 excl. entreeprijs Vanaf 75,00 excl. entreeprijs Vanaf 55,00 excl. entreeprijs
Voor meer informatie en reserveringen: Buro Mooi Gedaan Telefoon: 010 – 412 12 07 E-mail:
[email protected] Afrika Museum Postweg 6 6571 CS Berg en Dal tel +31 (0)24 684 1211 fax +31 (0)24 684 1922
[email protected] www.afrikamuseum.nl Het Afrika Museum bestaat uit een binnen- en een buitenmuseum. Het binnenmuseum toont Afrikaanse maskers, beelden, sieraden en gebruiksvoorwerpen. In het buitenmuseum zijn vijf woonerven nagebouwd, uit Ghana, Lesotho, Mali, Kameroen en Benin. Hier is te zien hoe mensen in Afrika wonen, werken en leven. Het Afrika Museum bezit ook een collectie moderne Afrikaanse kunst. Het Afrika Museum is een levend museum dat naast de vaste collectie en de tentoonstellingen ook tal van activiteiten biedt waarbij jong en oud kennis kunnen maken met de rijkdom van verschillende Afrikaanse culturen. Bij alle activiteiten staan Afrikaanse gebruiken en tradities centraal. Zo kunt u genieten van Afrikaanse kookkunst of Afrikaanse verhalen en kunt u beleven hoe Afrikanen wonen, sieraden maken en maskers gebruiken. Het Afrika Museum verzorgt rondleidingen. Hierbij hoort u het verhaal dat achter de verschillende voorwerpen in het binnenmuseum schuil gaat of maakt u in het buitenmuseum kennis met de manier van leven in een Afrikaans dorp. U kunt zelf kiezen door welk deel van het museum de rondleiding gaat. Dit kan het binnenmuseum zijn of alleen het buitenmuseum, beide is ook mogelijk.
Zij geven ook rondleidingen in het Duits of in het Engels. Doelgroep: Periode: Duur: Aantal: Kosten weekdagen: Kosten weekend: Kosten Duits of Engels:
Volwassenen, kinderen vanaf 4 Het hele jaar conform openingstijden 60 minuten Maximal 20 50,00 excl. entreeprijs 55,00 excl. entreeprijs 55,00 excl. entreeprijs
Imagine IC Imagine Identity and Culture Bijlmerplein 1006-1008 1102 ML Amsterdam tel +31 (0)20 489 4866 fax +31 (0)20 489 4865
[email protected] www.imagineic.nl Imagine IC belicht de cultuur en identiteit van migranten in Nederland vanuit hun eigen perspectief. Het instituut verzamelt persoonlijke geschiedenissen, en presenteert die in tentoonstellingen, audiovisuele programma' s en digitale producties. Voor jongeren organiseert Imagine IC bijvoorbeeld digitale video- en fotoworkshops. Senioren werken aan digitale programma' s om hun verhaal vast te leggen. Naast het verzamelen van nieuwe beeldproducties werkt Imagine IC aan het toegankelijk maken van archiefmateriaal over migratiegeschiedenis en culturele diversiteit. Zie voor meer informatie: http://www.powerofculture.nl/
Bijlage 13: Verwijzingen culturen In deze bijlage staan verwijzingen naar sites en boeken met informatie over verschillende culturen. Internetbronnen www.wikipedia.nl www.google.nl zoek term: verschillende culturen Boeken • Endt van – Meijling, M. (2006). Rituelen en gewoonten: Geboorte, ziekte en dood in de multiculturele samenleving. Bussum: Uitgeverij Coutinho. •
Graaf de, F. (1995). Zorg aan buitenl’anders?’. 1e druk. Den Haag: Helton Van Haeringen Drukkers.
•
Humanist, themanummer over rituelen. (nr. 12 - 1997). Rituelen in je leven. Amsterdam: Brouwer Utrecht BV.
•
Schaik van, P. & Sluiter, L. (2001). Nederland Wereldland : feesten, rituelen en gebruiken van veel culturen in Nederland. Amsterdam: PlanPlan producties.
Bijlage 14: Verwijzingen gewrichtsbeschermende adviezen, ergonomische interventies en belasting en belastbaarheid Op onderstaande websites is veel informatie te vinden over gewrichtsbeschermende adviezen, ergonomische interventies en belasting en belastbaarheid. www.reumafonds.nl www.reuma-online.nl www.rsi-vereniging.nl
Bijlage 15: (Formulier 4) bijeenkomst 1 ‘inleiding op de rituelen en gewoonten’
Alle feestdagen op een rijtje als geheugensteuntje:
Christelijk
Carnavalszondag Witte Donderdag Pinksteren Maria Boodschap Maria’s geboorte
Aswoensdag Goede Vrijdag Sacramentsdag; Corpus Christi Sint Jan Kruisverheffing
Allerzielen
Begin Adventstijd
Biddag voor gewas en arbeid Hemelvaartsdag
Dankdag voor gewas en arbeid Maria Ontslaping
Al hidzjra: Islamitische nieuwjaarsdag Regaib Kandili; Nacht van de wonderen
Asjoera, Achoura; De tiende dag
Lailat al-Mi’raadj; Hemelvaart Berat Kandili; De helft van de van Mohammed maand sja’baan
Kadir gecesi; Nacht van de beslissing
Eid al-Fitr; Feest van de verbreking van de vasten
Ied al-Kabier; het grote feest
Ied al-Adha; Offerfeest
Rosj Hasjana: nieuwjaar
Jom Kippoer: grote verzoendag
Islamitisch
Joods
Begin van de vasten Stille Zaterdag Driekoningen
Palmzondag Pasen Epifanie
Transfiguratie Verheffing van het Levengevende Kruis Maria’s onbevlekte ontvangenis Stille of Goede Week
Maria-ten-hemel-opneming Mesk’el
Allerheiligen Asure gunu: Asjoera-dag
Kerstfeest Presentatie van Christus in de Tempel Reformatiedag Moeloed an-nabi; Geboorte van de profeet Ramzaan; begin van Ramadan
Ied as-Saghier; Het kleine feest
Seker Bayrami; Suikerfeest
Soekkot: Loofhuttenfeest
Simchat Thora: vreugde der wet
Pesach: Joods Paasfeest, Feest van de ongezuurde broden
Jom ha Sjowa: holocaustdag
Djeng Jie: Lantaarnfestival
Qing Ming, Ching Ming: Gravenfeest Geboortedag van Confucius
Verjaardag van de Jade Keizer Drakenbootfestival: Dubbelvijfdag of dichterfeest Chung Yeung feest
Holi, Phagua Hanoeman Djayanti
Nyepi Raksja Bandhan, Rakhi
1e Navratri Ganesj-Chaturti
2e Navratri, Nava Ratam Basant Pantsjami
Vija Dasjmi, Dasera
Divali, Dipavali
Maha Sjivaratri
Holika Dahan
Geboortedag Swami, Dayanand Sarawatie
Asalha (Goeroe Poernima)
Pavarana, Kathina-dag
Chanoeka: inwijdingsfeest
Toe Bisjevat: bomenfeest
Sjavoeot: Het Wekenfeest
Tisah be-Av: Treurdag om Jeruzalem
Xin Nian: Nieuwjaar: Lentefestival Kun Yam: Verjaardag Kwan-yin Thai Yin: Midherfstfestival, maanfeest of dag van het samenzijn Verjaardag van Ome-t’o-fo (Amitabha) Li Ch’un
Yan Yat: Ieders verjaardag
Chinezen
Hindoestaans
Internationale dag Arya Samaj (1875)
Boeddhisme
Boeddhistisch Wesak nieuwjaar Sterven van Boeddha Geboorte van Boeddha
Verlichting van Boeddha, Bodhi-dag
Festival van de Hongerige Geesten Dongzhi: Feest van de Winterzonnewende
Sri Rama Navami, Raamnawmie Pitri Poedja: Familieverering tijdens Vooroudersmaanhelft Gita Djayanti
Niet religieuze feesten en vieringen Nieuwjaar
Valentijnsdag
Februaristaking
Internationale vrouwendag
Dia di Mimno i Bandera: dag van het volkslied en de vlag, gevierd door de Arubaanse Antillen Uitroeping van de RMS Replubliek Maluku Selatan Bevrijdingsdag en Dag van de Vrijheid Wereld NietRokersdag Roze Zaterdag
Internationale Dag ter bestrijding van Racisme en Discriminatie
1 aprildag
Cocuk bayrami; Turks Kinderfeest
Koninginnedag
Internationale Dag van de Arbeid
Dodenherdenking
Moederdag
Pattimura-dag: Dag van de Jonge Koning; Molukkers Wereld-Milieudag
Luilak; de dag voor Pinksteren
Dia di Himno i Bandera; Curacao dag
Dia di Himno I Bandera; Bonaire Internationale dag van het kind Srefi Densi; Surinaamse onafhankelijkheidsdag
Prinsjesdag Wereldvoedseldag
Prawas Din: Surinaamse Immigratiedag Keti-koti; Surinaamse feestdag; Dag van de vrijheden Werelddovendag Sint Maarten
Wereld-Aids-dag
Pakjesavond
Werelddierendag Dag van de Universele Verklaring van de Rechten van het Kind Sinterklaas
Statuurdag Trouwerij
Oudejaar
Kinderboekenweek
Vaderdag
Verklaring van de Rechten van de Mens Verjaardag
Bijlagen ‘Individuele bijeenkomsten’ Bijlage 16:
Formulier ‘Mijn handelen’
Bijlage 17:
Scorekaart voor de tevredenheid
Bijlage 18:
Scorekaart voor de uitvoering
Bijlage 16: Formulier ‘Mijn handelen’
Mijn handelen
Naam deelnemer
Geboortedatum Geslacht Datum eerste afname Datum tweede afname Naam begeleider
Werkgroep Gezond Actief Ouder Worden R. Daniëls F. van Nes N. van ‘t Leven
Juni 2007
Uitleg en aandachtspunten voor de facilitator Aan de hand van dit formulier wordt het handelen van de deelnemer en de belangrijkste aspecten hieromheen in kaart gebracht. Het is de bedoeling dat de facilitator, aan de hand van het verhaal dat de deelnemer verteld, het formulier ‘Mijn handelen’ invult. Bij stap 2 worden de belangrijkste aspecten uit het verhaal genoteerd. Het is de bedoeling dat de facilitator bij stap 2, in samenspraak met de deelnemer, de belangrijkste aspecten uit het verhaal noteert. Vervolgens worden deze aspecten gescoord op tevredenheid en uitvoering. De scores onder stap 3, worden berekend aan de hand van de cijfers die ingevuld zijn bij stap 2. De combinatie van verschillende onderdelen van het ingevulde formulier (stap1, 2 en stap 3) worden onder andere gebruikt om, in samenspraak met de deelnemer, persoonlijke doelen te formuleren (stap 4). Gezien de tijd en de intensiviteit van het formulier wordt het geadviseerd om de doelen in een volgende bijeenkomst te formuleren. Het formulier kan meerdere malen tijdens het programma worden ingevuld. Wanneer het formulier voor de tweede keer wordt ingevuld gaat het met name om het ‘herscoren’ van de al eerder benoemde aspecten bij stap 2. Hierdoor kan de veranderingscore berekend worden in stap 3 en kan men aantonen in welke mate er verandering heeft plaats gevonden. Hiernaast worden de doelen die zijn opgesteld (bij stap 4) geëvalueerd. Tot slot kunnen er ook nieuwe doelen worden geformuleerd (stap 5). Aandachtspunten voor de facilitator; • Voor het invullen van het formulier ‘Mijn handelen’ zou het formulier ‘overzicht van de handelingen’ als start- en aanknopingspunt gebruikt kunnen worden. • Vraag door over de betekenis van de handelingen en wat voor gevoel de deelnemer hier bij ervaren heeft of ervaart. • Bij stap 2 kunnen zeven aspecten ingevuld worden, hier mogen echter ook minder aspecten benoemd worden. • Bij stap 4 kunnen vijf doelen geformuleerd worden, hier mogen echter ook minder doelen geformuleerd worden.
VERLEDEN Stap 1 Inventarisatie van de belangrijkste dagelijkse handelingen in het verleden en de aspecten die hier invloed op hebben gehad
Handelen
(Vrijwilligers)werk (Zelf)verzorging Vrijetijdsbesteding
Persoon
Rollen Lichamelijk en geestelijk functioneren Persoonlijke vaardigheden Culturele achtergrond
Omgeving
Fysieke omgeving Sociale omgeving Culturele omgeving
HEDEN Stap 1 Inventarisatie van het dagelijks handelen en de aspecten die hier invloed op hebben op dit moment
Handelen
(Vrijwilligers)werk (Zelf)verzorging Vrijetijdsbesteding
Persoon
Rollen Lichamelijk en geestelijk functioneren Persoonlijke vaardigheden Culturele achtergrond
Omgeving
Fysieke omgeving Sociale omgeving Culturele omgeving
TOEKOMST Stap 1 Inventarisatie van de dagelijkse handelingen die u in de toekomst uit wilt voeren en aspecten die hier van invloed op zijn.
Handelen
(Vrijwilligers)werk (Zelf)verzorging Vrijetijdsbesteding
Persoon
Rollen Lichamelijk en geestelijk functioneren Persoonlijke vaardigheden Culturele achtergrond
Omgeving
Fysieke omgeving Sociale omgeving Culturele omgeving
STAP 2 Betreft de meeste belangrijke aspecten die in het verhaal, van de deelnemer, naar voren komen.
Eerste afname Aspecten 1.
Tweede afname Uitvoering
Tevredenheid
Uitvoering
Tevredenheid
2. 3. 4. 5. 6. 7.
STAP 3 Totaal scores
De totale scores worden berekend door de uitvoerings- of tevredenheidscores van alle aspecten op te tellen en te delen door het aantal aspecten.
Eerste afname Totale uitvoering score (1) =
Tweede afname Totale tevredenheid score (1) =
Totale uitvoering score (2) =
Totale tevredenheid score (2) =
Veranderingsscores
De veranderingsscores worden berekend door uitvoeringsscore 1 af te trekken van uitvoeringsscore 2, hetzelfde geldt voor de tevredenheidsscore.
Verandering in uitvoering
= uitvoeringsscore 2
____ minus uitvoeringsscore 1
____ = ____
Verandering in tevredenheid = tevredenheidsscore 2 ____ minus tevredenheidsscore 1 ____ = ____
STAP 4 Eerste afname
Tweede afname
Opstellen van doelen
Doelen 1.
Evaluatie van doelen
Tijdsduur
Evaluatie
2.
3.
4.
5.
Alleen van belang bij de tweede afname
STAP 5
Opstellen van nieuwe doelen
Eventueel kunnen er nieuwe doelen worden opgesteld
Doelen 1. 2. 3.
Tijdsduur
Bijlage 17: Scorekaart voor de tevredenheid
Scorekaart voor de tevredenheid
0 Helemaal niet tevreden
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 Heel erg tevreden
Bijlage 18: Scorekaart voor de uitvoering
Scorekaart voor de uitvoering
0 Helemaal niet mogelijk
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Heel goed mogelijk