Gemeente Bunschoten
Oostsingel 60
Ruimtelijke onderbouwing
November 2010 Kenmerk 0313-09-T01 Projectnummer 0313-09
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
1
2.
Huidige situatie plangebied 2.1. Bestaande situatie 2.2. Vigerende planologische regeling
2 2 3
3.
Beleidskaders 3.1. Rijksbeleid 3.2. Provinciaal beleid 3.3. Gemeentelijk beleid 3.3.1. Toekomstvisie Bunschoten 2015 (2001) 3.3.2. Welstandsnota gemeente Bunschoten (2004) 3.3.3. Parkeerbeleid 3.3.4. Gezondheidsbeleid
4 4 4 5 5 5 7 7
4.
Nader onderzoek 4.1. Bodem 4.2. Geluid 4.3. Flora- en fauna 4.4. Luchtkwaliteit 4.5. Archeologie 4.6. Milieuhinder bedrijvigheid 4.7. Duurzaam bouwen 4.8. Externe veiligheid 4.9. Water
8 8 8 9 10 11 13 14 14 15
5.
Toekomstige situatie
17
6.
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.1. Economische uitvoerbaarheid 6.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
20 20 20
7.
Conclusie
22
1
1.
Inleiding Op het perceel Oostsingel 60, dat zich aan de achterzijde uitstrekt tot de Ansjovisweg was tot voor kort een vishandel aanwezig. Aan de zijde van Oostsingel staat een bedrijfswoning, aan de achterzijde staat een bedrijfshal. Het perceel is verkocht en de nieuwe eigenaar van het perceel heeft het voornemen om de bestaande bebouwing gedeeltelijk te slopen. In plaats daarvan zal een tandartsenpraktijk worden gerealiseerd. Binnen het vigerende bestemmingsplan is dat niet mogelijk. De gemeente Bunschoten heeft het voornemen om op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bestemmingsplan. Deze ruimtelijke onderbouwing toont aan de dat de tandartspraktijk ter plaatse inpasbaar is. Afbeelding 1: Ligging plangebied.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
2
2.
Huidige situatie plangebied
2.1.
Bestaande situatie Een van de aanleidingen voor de ontwikkeling van het bedrijfsterrein Zuidwenk was de aanwezigheid van visverwerkende bedrijvigheid in de woonwijken. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt leverde dit destijds een onhoudbare situatie op. Een van de aspecten die overlast veroorzaakten was de geurhinder van de visverwerkende bedrijven. Met name vanwege de overwegend zuid-westelijke windrichting was de locatie Zuidwenk ten opzichte van de bebouwde kom een geschikte locatie. Daarom werd besloten een meer geconcentreerde vestigingsplaats te creëren ten behoeve van de visverwerkende en kleine verzorgende bedrijven. Nadat het oorspronkelijke bedrijfsterrein was uitgegeven, is in 1971 een uitbreiding voor dit plan opgesteld. Het bedrijfsterrein Zuidwenk dateert uit de jaren '60. Het terrein heeft een netto-omvang van 19 hectare en is primair ontwikkeld voor de vissector (groot- en detailhandel). Nog steeds is een groot deel van de aanwezige bedrijvigheid gerelateerd aan deze sector. Daarnaast is ook lokaal verzorgende bedrijvigheid op het terrein gevestigd. In 2001 heeft de gemeenteraad de toekomstvisie 2004-2015 vastgesteld. Hierin is ondermeer de ambitie opgenomen om de bedrijven te verplaatsen naar een nieuw bedrijfsterrein aan de zuidzijde en het achterblijvende gebied geleidelijk te transformeren naar woningbouw. Deze visie heeft ook zijn weerslag gekregen in het vastgestelde streekplan van de provincie Utrecht waarin een en ander is omschreven en ruimte is geschapen voor een nieuw terrein ten zuiden van Bunschoten. De gemeente heeft vervolgens een uitgebreid onderzoek ingesteld naar de haalbaarheid van deze transformatie. Hieruit kwam onder meer naar voren dat een actieve verplaatsing door de aankoop dan wel de onteigening van bedrijven financieel volstrekt onhaalbaar was. De gemeenteraad heeft op 27 oktober 2005 dan ook besloten om de ambitie om de Zuidwenk van industrie naar woningbouw te transformeren bij te stellen en de ontwikkelingen en resultaten rondom (mogelijk) vertrekkende bedrijven van de Zuidwenk voorlopig af te wachten. Om de bedrijven van Zuidwenk ruimte te geven voor vrijwillige verplaatsing, is vervolgens wel ingezet op de ontwikkeling van een nieuw bedrijfsterrein aan de Oostzijde van de Amersfoortseweg (Haarbrug Zuid). In het coalitie-akkoord 2010-2014 is besloten dat de gemeente de regie houdt om de omvorming van de Zuidwenk te bewerkstelligen, teneinde verpaupering te voorkomen. De coalitie blijft verplaatsing van bedrijven uit het bedrijventerrein Zuidwenk bevorderen. Daarbij beoogt de coalitie te stimuleren dat nieuwbouw van bedrijven elders niet slechts ruimtelijk, maar ook winst oplevert voor het milieu.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
3
Aan de westzijde van de Oostsingel lag tot voor enkele jaren een open weidegebied. In de afgelopen jaren is hier het Centrumplan Oost gerealiseerd, een gebied met een combinatie van wonen, winkelen en parkeren. Aan de Oostsingel staan tegenover nummer 60 vrijstaande woningen. Op het perceel Oostsingel 60, dat zich aan de achterzijde uitstrekt tot de Ansjovisweg was tot voor kort een vishandel aanwezig. Aan de zijde van Oostsingel staat een bedrijfswoning, aan de achterzijde staat een bedrijfshal.
2.2.
Vigerende planologische regeling Voor het perceel vigeert het bestemmingsplan Zuidwenk 1974, dat op 27 februari 1975 door de gemeenteraad van Bunschoten is vastgesteld. en op 10 maart 1976 door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd Het perceel heeft de bestemming "Plaatselijk verzorgende bedrijven. De groenstrook aan de zijde van de Oostsingel is bestemd voor "Openbaar afschermend groen". De gronden binnen deze bestemming mogen worden gebruikt voor doeleinden van handel (geen detailhandel) en nijverheid van plaatselijk verzorgende aard. Voor wat betreft de bouwregels geldt onder meer dat het bedrijfsterrein voor niet meer dan 70% mag worden bebouwd en dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter, waarbij de goothoogte van de dienstwoning niet hoger mag zijn dan 7,5 meter. Afbeelding 2: Fragment plankaart.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
4
3.
Beleidskaders
3.1.
Rijksbeleid De Nota Ruimte "Ruimte voor ontwikkeling" bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van 'ordening' naar 'ontwikkeling'. De Nota gaat uit van krachtige steden en een vitaal platteland. Krachtige steden zijn steden die veilig zijn, en die in alle opzichten voldoen aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zo veel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen en ruimtelijk relevante rijksnota's. De hierin vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaalculturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en het daarbij behorende Meerjarenprogramma Groene Ruimte en het actieprogramma voor ruimte en cultuur. In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voor geheel Nederland is een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen. Een en ander betekent dat de provincies en gemeenten in onderling overleg kunnen bepalen waar ontwikkelingen plaats kunnen vinden.
3.2.
Provinciaal beleid Provinciale Staten van Utrecht hebben op 13 december 2004 het Streekplan Utrecht 2005-2015 vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening kent geen streekplannen meer, maar een structuurvisie, met een zelfbindende werking. In de "Beleidslijn nieuwe Wro" die is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten op 23 juni 2008 is het Streekplan met ingang van 1 juli 2008 beleidsneutraal omgezet in een provinciale Structuurvisie. Op de plankaart van het streekplan heeft de bouwlocatie, die binnen de rode contour ligt, de aanduiding 'Bedrijventerreinen en kantoorlocaties'. In het streekplan is aangegeven dat de gemeente Bunschoten het voornemen heeft het bedrijventerrein Zuidwenk te verplaatsen om de kernen van Bunschoten en Spakenburg van
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
5
vrachtverkeer te ontlasten. Op de vrijkomende plek kan woningbouw worden gerealiseerd. Daarbij wordt geconstateerd dat het niet de verwachting is dat in de streekplanperiode (voor 2015) al woningen op deze locatie worden opgeleverd. In het streekplan wordt de nadruk gelegd op zorgvuldig ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied dat wil zeggen efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte. Hieronder wordt ook dubbelgebruik en ondergronds gebruik verstaan. Het provinciale streven is er op gericht de leefbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk een impuls te geven. Dit kan gebeuren door aandacht te schenken aan duurzaam bouwen en duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De impuls kan tot stand komen in de combinaties van functies, de inrichting van de openbare ruimte, en de architectuur. In het streekplan wordt benadrukt dat een en ander op een zorgvuldige wijze dient plaats te vinden, waarbij het de uitdaging is om stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en waardevol groen in stand te houden. Waar mogelijk dienen veiligheid, gezondheid, milieu en waterhuishoudkundige situaties zoveel mogelijk te worden verbeterd. Een tandartsenpraktijk is een functie die goed past binnen de transformatie van bedrijventerrein naar woongebied.
3.3.
Gemeentelijk beleid
3.3.1. Toekomstvisie Bunschoten 2015 (2001) In de Toekomstvisie Bunschoten 2015 die op 26 april 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld, heeft de gemeente, samen met de bewoners, een visie neergelegd voor de periode tot 2015. Met de toekomstvisie is daarmee aangesloten op de landschapsontwikkelingsvisie Bunschoten (1998) en de Contourennota 1998 - 2002. Met betrekking tot het bedrijfsterrein Zuidwenk wordt geconstateerd dat als gevolg van de ligging binnen de kern er op en rond Zuidwenk sprake is van toenemende verkeers- en milieuoverlast. Een aantal bedrijven hoort ook qua schaal en bedrijfsvoering niet meer op dit van oorsprong kleinschalige terrein thuis. In de Zuidwenk is daarom door de gemeente gekozen voor herstructurering en functieverandering. De aldaar niet te handhaven bedrijven zullen gefaseerd worden uitgeplaatst naar de geprojecteerde nieuwe bedrijventerreinen aan de zuidzijde van de kern. Als vervangende functie wordt geopteerd voor wonen en langs de kuststrook een combinatie van bijzondere woonvormen en recreatie” In zijn besluit van 2 juli 2009 heeft de gemeenteraad van Bunschoten de Toekomstvisie aangemerkt als Structuurvisie. 3.3.2. Welstandsnota gemeente Bunschoten (2004) De welstandsnota formuleert het welstandsbeleid van de gemeente en bevat criteria voor de beoordeling in het kader van welstandstoezicht. In de welstandsnota gaat het om het formuleren van gebiedsgerichte toetsingscriteria. Daarbij dienen de criteria voor welstand en de rege-
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
6
lingen in het bestemmingsplan goed op elkaar aan te sluiten. De algemene regel daarbij is dat "wat het bestemmingsplan toestaat (zoals hoogtes en plaatsing van gebouwen), vormt het uitgangspunt voor de welstandsadvisering". De locatie valt in de welstandsnota onder het gebied " Het gemengde gebied Zuidwenk". Zuidwenk heeft als kenmerk bedrijfshallen in diverse, veelal eenvoudige uitvoeringen. In een aantal gevallen is er een bedrijfswoning aanwezig. De representativiteit van de bebouwing is over het algemeen bescheiden. De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen. Hierbij moet gestreefd worden naar een verbetering van de architectonische beeldvorming. Voor Zuidwenk is alleen bovenstaand criterium geformuleerd. Aan de Oostsingel staat een aantal vrijstaande woningen met daarachter bedrijfsbebouwing. De bedrijfsbebouwing wordt vanaf de Ansjovisweg ontsloten. Alle woningen zijn met de voorgevel gericht op de straat, met kavels van verschillende grootte. Er is afstand tussen de woningen onderling en tot de straat. Er is ruimte voor voortuinen. De bebouwing bestaat uit woningen in verschillende vormen. De meeste woningen zijn vrijstaand, maar ook twee of drie onder een kap komen voor. De nokrichting is meestal evenwijdig aan de weg. De kap bestaat uit een zadeldak of een mansardekap voor de hoofdvorm. De woningen zijn meestal per pand of rijtje ontworpen. Een aantal woningen heeft een bedrijfsruimte achter de woning. Deze analyse heeft geleid tot de volgende welstandscriteria die voor dit gebied: Algemeen de bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur en het materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen. Plaatsing de hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de weg; de bestaande situering is uitgangspunt bij vervanging; de bestaande rooilijn wordt gerespecteerd; bijgebouwen zijn qua ligging ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Massa en vorm bebouwing de afzonderlijke panden zijn duidelijk als eenheid herkenbaar. Detaillering, kleur- en materiaalgebruik bestaande details worden bij verbouwing gehandhaafd; bij uitbreiding sluit de detaillering aan bij het bestaande; als hoofdmateriaal zijn uitsluitend natuurlijke materialen toegestaan; het hoofdkleurgebruik bestaat uit traditionele kleuren, of uit kleuren die aansluiten op de omgeving. Afwijking loketcriteria
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
7
geen.
3.3.3. Parkeerbeleid Op 16 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om de normen/richtlijnen van het CROW/ ASVV 2004 te hanteren Daarbij is gekozen om uit te gaan van de maximale parkeernorm. Hierbij is tevens een kaart vastgesteld waarin onderscheid wordt gemaakt tussen het centrumgebied, een overloopgebied en de rest van de bebouwde kom. Het bouwplan ligt in 'rest bebouwde kom'. De normen voor dit bouwplan zijn: 1,9 per woning (categorie-midden); 2,0 per behandelkamer met een minimum van 3; 2,5 per 100 m² bvo voor kantoren zonder baliefunctie. Eventueel voor de archiefruimte: 0,9 per 100 m² bvo voor arbeidsextensieve bedrijven (waaronder opslag). 3.3.4. Gezondheidsbeleid De realisatie van de groepspraktijk zal een goede aanvulling vormen op het huidige aanbod aan tandartsdiensten. Ook andere (para)medische disciplines of instellingen zouden ter plaatse zorg kunnen gaan verlenen. In de lokale gezondheidsnota staat een basisvoorwaarde dat er voldoende eerstelijnsgezondheidzorg in een gemeente aanwezig is. De gemeente heeft geen verantwoordelijkheid voor de realisatie van curatieve gezondheidsvoorzieningen. Wel is er een algemeen belang van voldoende eerstelijnsvoorzieningen, zodat alle inwoners voldoende zorg kunnen krijgen. Ofwel de gemeente stimuleert en faciliteert daar waar mogelijk de vraag die leeft bij eerstelijns zorgvoorzieningen.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
8
4.
Nader onderzoek
4.1.
Bodem In artikel 2.4.1, lid 1 van de Bouwverordening is bepaald dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. In artikel 2.1.5 leden 1 en 2 van de Bouwverordening is het voorschrift gegeven dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning een bodemonderzoeksrapport overlegd moet worden, dat bestaat uit de resultaten van een recent verkennend onderzoek volgens NEN 5740. Om gezondheidrisico's te voorkomen mag een bouwwerk bestemd voor gebruik door mens of dier niet gebouwd worden op verontreinigde grond. Derhalve is een verkennend bodemonderzoek1 uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie grotendeels onverdacht en ter plaatse van de gedempte sloot verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. Beide hypothese blijken geen stand te houden. In de bovengrond van het 'onverdachte' perceel is PAK aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. In het grondwater is barium aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Daarentegen wordt ook geconcludeerd dat de hypothese 'verdachte locatie' geen stand houdt. In de gedempte sloot zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarde. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De onderzoeksresultaten geven evenmin aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek te adviseren. De vastgestelde milieuhygiënisch bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de verlening van een omgevingsvergunning.
4.2.
Geluid In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs een aantal wegen geluidzones, waarbinnen in het geval van nieuwe situaties onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting. In een aantal gevallen is het echter niet nodig akoestisch onderzoek uit te voeren, namelijk: woonerven; 30 km/uur gebieden; wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook minder dan 48 dB bedraagt.
1
PJ Milieu BV, Verkennend bodemonderzoek Oostsingel 60 te Bunschoten-Spakenburg, 1036601 A, Nijkerk, 8 oktober 2010
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
9
Een tandartsenpraktijk is geen geluidgevoelige bestemming, de te realiseren bedrijfswoning is dat wel. Voor de Oostsingel geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer/uur. Derhalve is akoestisch onderzoek noodzakelijk. Voor geluidsberekeningen wordt ervan uitgegaan dat deze worden gemaakt voor de situatie over 10 jaar. Uit een prognose van de verkeersintensiteit blijkt dat de etmaalintensiteit voor de Oostsingel in 2020 4.070 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. In die prognose ontbreekt een onderverdeling tussen dag avond en nacht en tussen licht, middelzwaar en zwaar autoverkeer. Op basis van gegevens elders in Nederland zijn voor die onderverdeling de volgende uitgangspunten gehanteerd (zie afbeelding 3). Afbeelding 3: Uitgangspunten onderverdeling verkeer.
tijd 0-7 7-19 19-24
voertuigtype licht 4,2% 81,1% 14,7%
middelzwaar 90%
zwaar 7%
3%
Afbeelding 4: Uurintensiteiten. tijd 0-7 7-19 19-24
voertuigtype licht
middelzwaar 247,6 134,6 19,2
zwaar 19,3 10,5 1,5
8,3 4,5 0,6
Geluidberekening Op basis van de gegevens uit voorgaande hoofdstukken is met behulp van SRM-I akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting op de voorgevel van het bouwplan als gevolg van de Oostsingel. Uit dit onderzoek blijkt dat de gevelbelasting (Lden) 53,3 dB bedraagt. Daarbij is reo kening gehouden met de aftrek van 5 dB op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder J artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De voorkeursgrenswaarde wordt derhalve overschreden Op grond van artikel 83, lid 5 van de Wet geluidhinder kunnen burgemeester en wethouders bij vervangende nieuwbouw een hogere waarde tot 68 dB vaststellen. Derhalve zal initiatiefnemer bij burgemeester en wethouders een verzoek indienen om een hogere waarde vast te stellen. Deze hogere grenswaarde procedure kan gelijktijdig lopen met de uitgebreide Wabo-procedure.
4.3.
Flora- en fauna In verband met de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet en de daarin verwerkte Europese richtlijnen, de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, dienen ruimtelijke en andere ingrepen te worden getoetst aan deze regelgeving.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
10
In de Flora- en Faunawet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Om een inschatting te maken van de natuurwaarden ter plaatse is gebruik gemaakt van www.natuurloket.nl. In de systematiek van het Natuurloket is Nederland ingedeeld in kilometerhokken. Het Natuurloket geeft per kilometerhok een analyse van de waargenomen beschermde en bedreigde soorten. De planlocatie ligt in het kilometerhok X:154/Y:473. In dit kilometerhok zijn een aantal beschermde soorten aangetroffen (zie afbeelding 5). Afbeelding 5: Beschermde soorten. Rapportage voor kilometerhok X:154 / Y:473 Soortgroep Vaatplanten Korstmossen Zoogdieren Broedvogels Watervogels
FF1* 1
FF23
Vogels
Hrl
RL* 1
2
2 30
4
Volledigheid* goed slecht matig goed goed
Detail* 51-100% 51-100% 0% 0%
Actualiteit 1991-2007 1992-2007 1997-2007 1996-2007 96/97-06/07
De bouwlocatie is grotendeels bebouwd en ligt midden in de bebouwde kom van Bunschoten. Op basis van bovenstaande is het aannemelijk dat, gezien de huidige terreinomstandigheden van de beoogde locatie (bebouwing), de relatief geringe omvang van de locatie en de ligging ervan in bestaand stedelijk gebied, geen significant nadelige effecten oplevert voor de aanwezige beschermde dier- en plantensoorten. De sloop van de bestaande bebouwing, het opruimen van de beplanting, het grondverzet, de nieuwbouw en het woongebruik hebben beperkte ecologische gevolgen. De in het plangebied en omgeving aanwezige beschermde wilde planten- en diersoorten worden in geringe mate geschaad. Er zullen bij de werkzaamheden geen algemene verbodsbepalingen (artikel 9 tot en met 12) van de Flora- en faunawet worden overtreden, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Wel gelden er enkele randvoorwaarden voor bovenstaande conclusie. Deze zijn: De sloop van de huizen gebeurt buiten het broedseizoen (15 maart- 15 juli) Ook de struiken en bomen worden buiten het broedseizoen gerooid.
4.4.
Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden. Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buiten-
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
11
lucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2. De 3%-grens komt overeen met de bouw van 1.500 woningen of 100.000 m² b.v.o. kantoren. Een tandartsenpraktijk wordt niet genoemd in het Besluit NIBM. De realisatie van de praktijk in plaats van de vishal zal echter bijvoorbeeld ten opzichte de bouw van 1.500 woningen, slechts een zeer marginale bijdrage leveren aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarom is met de NIBM-tool mei 2010 (bron: www.infomil.nl) een berekening gemaakt. Daarvoor is een inschatting gedaan voor de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige situatie. De tandartsenpraktijk krijgt 5 behandel-/spreekkamers. Indien uitgegaan wordt van 3 patiënten per kamer per uur, zullen er bij een 100%-bezetting op een 8-urige werkdag, 120 patiënten naar de praktijk komen. Als daarbij er vanuit gegaan wordt dat de helft van die patiënten met de auto naar de praktijk komt levert dit 120 voertuigbewegingen/werkdag. De 6-8 werknemers genereren daarnaast nog 30 voertuigbewegingen. Ten opzichte van de vishandel in de huidige situatie zal het aandeel vrachtverkeer afnemen. Uit een berekening met de NIBM-tool mei 2010 (zie afbeelding 6) dat de extra bijdrage van het verkeer 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving. Op grond van deze redenering kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van het 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan. Afbeelding 6: Berekening NIBM-tool.
4.5.
Archeologie Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeen-
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
12
teraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. Afbeelding 7: Uitsnede uit de Archeologische Beleidsadvieskaart van de gemeente Bunschoten.
Deze op de gemeente Bunschoten toegespitste Archeologische Beleidsadvieskaart vervangt op korte termijn de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK). In tegenstelling tot de IKAW en AMK geeft de Archeologische Beleidsadvieskaart op perceelsniveau aan welke archeologisch bekende waarde of welke verwachting hier van toepassing is. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen en/of moeten worden: door middel van planaanpassing, of het behoud van informatie door opgraven. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Om te voorkomen dat er verstoring van archeologische resten in de bodem voorkomt moet de gemeente erop toezien dat er op kosten van de verstoorder een gedegen wetenschappelijk onderzoek komt en dat de archeologische vondsten worden veiliggesteld.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
13
Uit een inventarisatie van de beleidsadvieskaart komt naar voren, dat het plangebied ligt in een archeologisch waardevol verwachtingsgebied, met middelhoge verwachting (geel, zie afbeelding 7). Voor gebieden met een middelhoge verwachting geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en groter dan 500m² archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. De op het perceel geprojecteerde uitbreiding van bebouwing waarvoor een bodemingreep nodig is, blijft ruimschoots onder de 500 m². Bovendien wordt gebouwd op een locatie waar ter plaatse al bebouwing aanwezig is. Derhalve is geen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Het is verplicht bij bodemverstorende activiteiten alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij het aantreffen van deze waarden dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Burgemeester conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
4.6.
Milieuhinder bedrijvigheid In planologische procedures waarin de vestiging van woningen in de nabijheid van bedrijven mogelijk wordt gemaakt, moet rekening worden gehouden met ruimtelijk relevante milieuhygiënische aspecten van die bedrijven. Een belangrijk hulpmiddel om hiermee rekening te houden is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', die voor het eerst in 1986 verscheen en voor het laatst in 2009 is geactualiseerd. In deze brochure is een omvangrijke lijst van bedrijven opgenomen, waarin per bedrijf voor een aantal aspecten de mate van ruimtelijk relevante hinderlijkheid is weergegeven. Milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is enerzijds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen (en andere gevoelige functies) te voorkomen, en anderzijds aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten: "zware" bedrijven zullen verder van gevoelige bestemmingen worden gesitueerd dan "lichte" bedrijven. De bedrijven in de VNG-brochure zijn opgenomen in een tabel, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de gewenste afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. Een tandartsenpraktijk zelf SBI-code: 8621, 8622, 8623 (categorie 1). Voor de afstand van woningen ten opzichte van bedrijvigheid in deze categorie geldt een aan te houden richtafstand (milieuzonering) van 10 meter. Al deze bedrijfsactiviteiten zijn door hun aard toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woningen in een rustige woonwijk. Deze bedrijvigheid is weinig milieubelastend zijn en kan aanpandig aan woningen worden uitgevoerd en levert derhalve geen beperkingen op voor de bestaande woningen op de belendende percelen.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
14
De locatie maakt onderdeel uit van het bedrijfsterrein Zuidwenk. Een tandartsenpraktijk is echter geen milieugevoelige functie en ondervindt zodoende geen beperkingen van de omliggende bedrijvigheid. De onderhavige ruimtelijke onderbouwing houdt ook rekening met de mogelijkheid om een bedrijfswoning te realiseren. Ook in de huidige situatie is echter al een bedrijfswoning aanwezig. Dit aspect levert derhalve geen belemmeringen op voor het vervangen van de woning.
4.7.
Duurzaam bouwen Op 28 mei 2003 heeft de gemeente Bunschoten het Convenant Duurzaam Bouwen Regio Eemland ondertekend. Dit convenant heeft als doel duurzame woning- en utiliteitsbouw te verbeteren en te stimuleren. In dit convenant is afgesproken dat de in het Nationaal Pakket Duurzame Stedebouw beschreven richtlijnen voor het planvormingsproces gevolgd zullen worden. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op zeven duurzaamheidthema's waarvoor verschillende keuzen, maatregelen en handelingen zijn omschreven. Deze thema's zijn water, natuur en ecologie, verkeer, leefbaarheid, energie en materiaal. In 2007 heeft het college van B&W besloten dat per duurzaamheidsthema 25% van de variabele maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame Woningbouw zullen worden nagestreefd. Door middel van duurzaam bouwen ontstaat er een wijk welke gekarakteriseerd wordt door onder andere: lage energielasten en lage CO2 uitstoot gezond binnenmilieu veilig, zowel binnen en buiten flexibel en aanpasbaar (toekomstgericht) zuinig waterverbruik ruimte voor flora en fauna Bovengenoemde eisen zijn zoals in de aanhef vermeld gericht op wijken. In dit geval betreft het de bouw van individuele woningen. Uiteraard zullen deze aan de hedendaagse eisen voldoen. Een en ander betekent dat met de eerste vijf genoemde punten rekening wordt gehouden bij de bouwplan ontwikkeling. In 2011 zal een actualisatie van het Convenant Duurzaam Bouwen worden vervaardigd.
4.8.
Externe veiligheid Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
15
Het BEVI heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. Om het aspect externe veiligheid te beoordelen is de risicokaart van de provincie Utrecht geraadpleegd. Door de afwezigheid van risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen in de directe omgeving van het bouwplan, voldoet de ontwikkeling aan de eis voor het plaatsgebonden risico (artikel 5 van het BEVI). In en in de omgeving van de planlocatie is geen sprake van risicovolle inrichtingen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen. Zowel binnen als buiten het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op ontwikkelingen binnen het plangebied.
4.9.
Water Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht bij ruimtelijke plannen. De locatie ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Vallei & Eem. Dit waterschap is in dit gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteits- en -kwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen. In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's Veilige dijken, Voldoende en schoon water en Zuivering afvalwater. Voor de onderhavige ontwikkeling zijn de laatste twee programma's met name van belang. Voldoende en schoon water betekent dat overal genoeg, maar niet teveel water is en dat het water schoon is.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
16
Zuivering van afvalwater betekent dat gebruikt en verontreinigd water en regenwater dat in rioleringen wordt verzameld, wordt gezuiverd voordat het wordt geloosd zodat het de kwaliteit van het oppervlaktewater zo min mogelijk beïnvloedt. In het waterbeheerplan vertaalt het waterschap zijn taken in concrete doelen voor de planperiode, maatregelen om die doelen te realiseren en criteria waaraan de resultaten kunnen worden afgemeten. Door de planontwikkeling zal de hoeveelheid verhard oppervlak globaal gesproken gelijk blijven. Watercompensatie is derhalve niet noodzakelijk. Het bouwplan wordt aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel dat ter plaatse aanwezig is. In haar reactie van 19 november 2010 heeft het Waterschap aangegeven de voorkeur te hebben voor een gescheiden rioolstelsel binnen het plangebied. Mogelijk kan het relatief schone hemelwater richting de Ansjovisweg worden afgevoerd. Hier ligt namelijk een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Het rioolstelsel in de Oostsingel is een gemengd stelsel. Wanneer het hemelwater richting de Oostsingel wordt afgevoerd kan in eerste instantie ook het hemelwaterriool van het perceel op het gemengde stelsel worden aangesloten. Door binnen het plangebied nu al een gescheiden rioolstelsel aan te leggen kan het perceel in de toekomst zeer eenvoudig worden afgekoppeld. Afkoppeling heeft namelijk de voorkeur behalve als vooraf blijkt dat er een zeer duidelijke kans bestaat op verontreiniging. Er zullen geen uitlogende materialen worden gebruikt, omdat deze op termijn het grondwater vervuilen. Het plangebied ligt niet in grondwaterbeschermingsgebied, dus de provincie verbindt hier geen wettelijke verplichting aan.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
17
5.
Toekomstige situatie De bestaande woning op het perceel zal worden gesloopt, terwijl de vishal zal worden gehandhaafd. Op de locatie waar nu de woning en de achtertuin zijn, zal de tandartsenpraktijk worden gerealiseerd. Om het bouwplan op een zorgvuldige manier aan te sluiten bij zowel de woonbebouwing langs de Oostsingel als de bedrijfsbebouwing aan de zijde van het bedrijventerrein, is in de architectonische opzet gekozen om de bouwmassa onder te verdelen in een aantal bouwvolumes. Het bouwvolume aan de Oostsingel heeft de bouwmassa van een vrijstaande woning met een langskap. De volumes daarachter hebben een plat dak en sluiten zodoende aan bij de aanwezige bedrijfsbebouwing. Het ontwerp heeft een eigentijdse materialisering. Aan de zuidzijde wordt aan de Oostsingel een hoge, om de hoek doorgezette glazen gevel voorgesteld. De rest van het gebouw wordt bekleed met donker plaatmateriaal. welstandscommissie heeft in principe ingestemd met het bouwplan. Op de begane grond zijn de ruimtes waar patiënten worden behandeld. De praktijk omvat op de begane grond onder meer 4 behandelkamers, 2 spreekkamers, een receptie, een röntgenruimte en een sterilisatieruimte en een wachtruimte. Op de eerste verdieping komen ruimtes waar uitsluitende het personeel gebruik van zal maken. Het gaat daarbij om de kantine, het archief, 100 m² kantoor- en vergaderruimte (zonder balie). Op termijn is rekening gehouden met de bouw van een bedrijfswoning op de tweede verdieping. Afbeelding 8: Isometrie bestaande en toekomstige situatie (indicatie).
Na realisatie van het bouwplan zal 52% van het perceel zijn bebouwd. Het vigerende bestemmingsplan staat een bebouwingspercentage van 70% toe. Parkeren De parkeernormen van de gemeente Bunschoten worden gehanteerd. Deze zijn gebaseerd op de CROW-kencijfers. Deze gaan uit van 2,0 parkeerplaatsen per behandelkamer, 2,5 parkeer-
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
18
plaatsen per 100 m² kantoor en 1,9 parkeerplaatsen per woning, afhankelijk van het type woning. Afbeelding 9: Parkeernormering. m²
aantal
4 behandelkamers (incl. ortho-behandelkamer)
4
parkeernorm totaal 2,0 8,00
spreekkamers b.g. worden alleen gebruikt als alternatief voor de behandelkamer, dus niet gelijktijdig
kantoorruimte (b.g. backoffice) kantoorruimte (kantoor + gang verdieping) Archiefruimte (opslag) archief / berging (1e verdieping) Bedrijfswoning
14,1 35,0 20,2
Totaal aantal parkeerplaatsen volgens CROW-norm
1
2,5 per 100 m² 2,5 per 100 m²
0,35 0,88
0,9 per 100 m² 1,9
0,27 1,90 11,40
Uit de parkeernormering (zie afbeelding 9) blijkt dat in totaal 11,4 (afgerond 12) parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. In totaal worden op eigen terrein 10 parkeerplaatsen voor cliënten rondom het pand en 2 inpandige parkeerplaatsen voor personeel in de vishal gerealiseerd (zie afbeelding 10). Derhalve wordt voldaan aan de parkeernorm. De parkeergelegenheid is bereikbaar vanaf de Ansjovisweg. Afbeelding 10: Toekomstige situatie.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
19
Ontsluiting Bij de besluitvorming over het principeverzoek is besloten dat het pad aan de zijde van de Oostsingel wat verbreed mag worden waardoor een inrit wordt gecreëerd. Ook elders langs de Oostsingel zijn al diverse paden en inritten aanwezig. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid vormt de inrit evenmin een probleem. Om het karakter van de groenstrook verder wel zoveel mogelijk te behouden, wordt geen medewerking verleend aan de realisatie van (de in het schetsplan gesuggereerde 2) parkeerplaatsen in deze strook die in eigendom is van de gemeente. De inritvergunning kan gelijktijdig met de aanvraag om omgevingsvergunning worden aangevraagd. Op eigen terrein wordt éénrichtingverkeer ingesteld waarbij auto's het terrein aan de voorkant weer zullen verlaten.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
20
6.
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1.
Economische uitvoerbaarheid Het plan wordt op eigen grond door en voor rekening en risico ontwikkeld van een particulier. De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan heeft naast de onderzoeksaspecten echter ook betrekking op economische aspecten zoals planschade en grondexploitatiekosten. Het bouwplan valt onder de reikwijdte van de Grondexploitatiewet, aangezien het oprichten van het pand o een grondexploitatieplanplichtig bouwplan is zoals aangegeven in artikel 6.12 lid 1 Wro j artikel 6.2.1 onder a en b Bro. Met het besluit van 27 mei 2010 heeft de gemeenteraad de bevoegdheid tot het wel of niet vaststellen van een exploitatieplan dat hoort bij de wijziging van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a Wro, of bij een projectbesluit (de juridische voorganger van de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo om af te wijken van het bestemmingsplan) gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. Op grond van artikel 6.12 lid 2 kan het college vervolgens besluiten géén exploitatieplan vast te stellen, indien het een geval betreft als bedoeld in artikel 6.2.1a van het Besluit ruimtelijke ordening. In dit geval betreffen de gemeentelijke kosten uitsluitend de kosten van aanleg van de inrit aan de zijde van de Oostsingel. De gemeente bepaalt bij de verlening van de inritvergunning dat de kosten voor aanleg van de inrit voor rekening komen van de aanvrager die na uitvoering hiervan een rekening ontvangt. In dit geval betreft het dan ook een geval als bedoeld in artikel 6.2.1a, sub c van het Besluit ruimtelijke ordening omdat de verhaalbare kosten uitsluitend de aansluiting van het bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen. In het kader van de besluitvorming omtrent de omgevingsvergunning zal het college dan ook besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Ook zal er een planschade-overeenkomst worden opgesteld en ondertekend. Het plan is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.
6.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning die wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de wet is artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing. Op basis van de realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid dient alleen vooroverleg met diensten van de rijksoverheid indien nationale belangen in geding zijn. Daarvan is in dit geval geen sprake. De provincie Utrecht heeft in het kader van de uitvoering van de Beleidslijn nieuwe Wro aangegeven dat gemeenten binnen de rode contouren een grote mate van beleidsvrijheid hebben. Voor de onderhavige ontwikkeling is derhalve geen vooroverleg met de provincie noodzakelijk.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
21
In het kader van de planvorming heeft daarom alleen vooroverleg plaatsgevonden met het Waterschap Vallei en Eem en met het Centrum voor Archeologie (CAR) Gemeente Amersfoort. De door deze instanties gemaakte opmerkingen zijn in de ruimtelijke onderbouwing verwerkt. Ten behoeve van de omgevingsvergunning zal de uitgebreid procedure uit de Wabo worden doorlopen.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
22
7.
Conclusie Aan de Oostsingel 60 was tot voor kort een vishandel aanwezig. Aan de zijde van Oostsingel staat een bedrijfswoning, aan de achterzijde staat een bedrijfshal. Het perceel is verkocht en de nieuwe eigenaar van het perceel heeft het voornemen om de bestaande bebouwing gedeeltelijk te slopen. In plaats daarvan zal een tandartsenpraktijk worden gerealiseerd. Op termijn is er de mogelijkheid om op de tweede verdieping een bedrijfswoning te realiseren. De bouwmassa van de nieuwbouw zal aansluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving, dat wil zeggen aan de Oostsingel één bouwlaag met een kap en aan de achterzijde bebouwing met een plat dak. De welstandscommissie heeft in principe ingestemd met het bouwplan. Er wordt voldoende parkeergelegenheid in het plangebied aangelegd. Er zijn dan ook geen stedenbouwkundige bezwaren tegen het bouwplan. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen beperkingen zijn voor het realiseren van de tandartsenpraktijk. De gemeente Bunschoten heeft de ambitie om de bedrijven het bedrijventerrein Zuidwenk te verplaatsen naar een nieuw bedrijfsterrein aan de zuidzijde en het achterblijvende gebied geleidelijk te transformeren naar woningbouw. In het coalitie-akkoord 2010-2014 is daarover besloten dat de gemeente de regie houdt om de omvorming van de Zuidwenk te bewerkstelligen, teneinde verpaupering te voorkomen. Een tandartsenpraktijk is een functie die goed past binnen de transformatie van bedrijventerrein naar woongebied.
Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Bunschoten - Oostsingel 60
Bijlage Akoestisch onderzoek
Akoestisch onderzoek Oostsingel.