Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid Nadenken over het mensbeeld van de sociaal-democratie is nuttig, zo reageert Herman Noordegraaf op het artikel van Rutger Claassen in dit nummer van s&d. Maar Claassens idee van individuele vrijheid is te beperkt. Dat begrip moet explicieter verbonden worden met morele waarden zoals verantwoordelijkheid en gerechtigheid. herman noordegraaf Wat dunkt u van de mens? Deze vraag stelde de vrijzinnig-hervormde predikant W. Banning met regelmaat in zijn beschouwingen over de fundamenten van de sociaal-democratie.1 Daarbij ging het niet om vrijblijvende bespiegelingen, maar om inzichten die van praktische betekenis waren. Mensbeelden spelen immers altijd een rol in politieke visies en in het praktische beleid ¬ expliciet, maar vaak ook impliciet. Verder beïnvloeden zij de wijze waarop de partij zich presenteert. Het is daarom terecht dat Rutger Claassen de vraag naar het mensbeeld in de sociaal-democratie herneemt. Gestimuleerd door zijn bijdragen in dit en het vorige nummer van s&d doe ik allereerst enige grepen in de geschiedenis om daar meer zicht op te krijgen. Vervolgens ga ik in op de verhouding tussen vrijheid, gemeenschap en verantwoordelijkheid om te eindigen met een Over de auteur Herman Noordegraaf is bijzonder hoogleraar en docent voor diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit. Hij is ook voorzitter van het Trefpunt van PvdA en Levensovertuiging. Noten zie pagina 51 s & d 1 / 2 | 20 12
pleidooi om als Partij van de Arbeid nadrukkelijker een perspectief op het goede leven te presenteren. geschiedenis Het moderne socialisme, zoals dat in de negentiende eeuw in West-Europa ontstond, was een reactie op het industriële kapitalisme, dat grote sociale ellende met zich bracht. Het verbond zich met het proletariaat en was in zijn denken sterk beïnvloed door de opvattingen van Karl Marx. Deze voorspelde in zijn economische theorieën en analyses de ondergang van het kapitalisme en kende daarbij aan het proletariaat als groep die het meest te lijden had van het kapitalisme een sleutelpositie toe. Het kapitalisme zou plaatsmaken voor het socialisme en aan de sociale ellende zou een eind komen. Voortaan zou de gemeenschap de productiemiddelen beheren en de vruchten van het productieproces zouden aan eenieder ten goede komen. De onderliggende visie was dat de ontwikkelingen in de economie, in de moderne tijd dus het kapitalisme, de loop van de geschiedenis
47
van wa arde Herman Noordegraaf Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid bepaalden. De menselijke wilsfactor was daarbij van ondergeschikt belang evenals moraal, religie, recht en kunst. Integendeel, deze hadden geen zelfstandige betekenis, maar waren een weerspiegeling van de economische verhoudingen en dienden de belangen van de heersende klasse. Zo was religie opium van het volk, omdat het de proletariër in zijn ellende een perspectief bood op een hiernamaals waar hij gelukkig zou zijn; het deed hem in zijn lot berusten. Niet morele en andere overwegingen deden mensen kiezen voor het socialisme, maar kennis van en inzicht in de economische ontwikkelingen.
Ook het marxistisch gekleurde socialisme zat vol morele oordelen en verontwaardiging
48
Ook het socialisme zoals dat vanaf 1894 zijn bedding vond in de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (sdap), was sterk gestempeld door dit marxisme, dat overigens intern nogal wat pluriformiteit kende. Dat blijkt uit de eerste beginselprogramma’s (1895 en 1912) die grotendeels een duiding van de ontwikkelingen van het kapitalisme bevatten, naast een strijdprogramma met concrete politieke eisen. Typerend was dat de partij het klassenbewustzijn (dus het bewust zijn van de economische positie) van de arbeiders wilde opwekken, opdat zij via de klassenstrijd hun macht tegenover de bezittende klasse zouden doorzetten. Deze denkwijze was niet zonder tegenstrijdigheden. In de theorie zelf, omdat ook het marxistisch gekleurde socialisme vol morele oordelen en verontwaardiging zat, een woord als ‘uitbuiting’ is bijvoorbeeld geen waardevrije uitdrukking. Ook de gedachte dat uit de analyse zou blijken dat er een socialistische maatschappij zou komen, is onjuist. Zij was uitdrukking van een diep utopisch verlangen naar een betere samenleving. De verontwaardiging betrof de levensomstandigheden van de arbeiders s & d 1/ 2 | 20 12
en het feit dat hun arbeid een op de markt te verhandelen goed, een ‘waar’, was (hier zijn de discussies over vervreemding in de arbeid en ‘verdinglichung’ van de arbeid van belang). Opvallend is ook dat in de praktijk in het politieke optreden wel degelijk een beroep werd gedaan op de arbeidersklasse als collectieve actor, die zijn voeding kreeg van individuen die inzicht hadden in hun situatie en deze ook wilden veranderen. De levensgeschiedenissen van voormannen van de sdap laten zien dat hun keuze voor het socialisme vaak werd ingegeven door elementaire verontwaardiging, door inzichten ontleend aan de theorie en door de op die theorie gebaseerde opvatting dat het proletariaat de beslissende machtsfactor vormde. 2 Bovendien wachtten zij de revolutie niet af, maar verbonden zij hun revolutionaire strijd met het streven naar concrete maatregelen voor lotsverbetering van de arbeider, zoals een achturige werkdag en sociale wetgeving. Wel heeft het revolutionaire denken lang de aanvaardbaarheid van en het zicht op de betekenis van reformistische stappen bezoedeld. In de jaren twintig kwam de discussie op over de vernieuwing van het socialisme, omdat de sdap in een isolement terecht was gekomen en omdat de marxistische theorie en analyse op wezenlijke punten tekortschoten in de duiding van de maatschappelijke ontwikkelingen. Banning, die een belangrijke bijdrage leverde aan dit vernieuwingsdebat, betoogde dat het marxisme waardevol was, maar dat het die waardevolle inzichten verabsoluteerde. De mens wordt wel verregaand door de sociaaleconomische omstandigheden bepaald, maar het mens-zijn omvat meer. Daarom was het voor Banning: Marx … en verder. 3 De mens is volgens Banning ook een religieus-moreel wezen. De sferen van moraal, religie, recht en kunst zijn niet te reduceren tot de maatschappelijke verhoudingen. Zo is het socialisme in zijn kern de beweging die het sociale leven onder de norm van de gerechtigheid wil stellen. Het klassenbelang van de proletariërs
Herman Noordegraaf Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid heeft zijn recht, maar dat is onvoldoende om de menselijke verbondenheid tot uitdrukking te brengen en om andere bevolkingsgroepen dan de arbeiders aan te spreken. Als we het gedateerde taalgebruik omzetten in meer hedendaags Nederlands dan kunnen we zeggen dat Banning het belang van grondige maatschappelijke analyse met nadrukkelijke aandacht voor sociaaleconomische factoren beklemtoont. Hij wilde dat de sociaal-democratie zich vooral als een waardegerichte en morele beweging profileerde. Daarbij ging het erom de fundamentele waarden die in de beweging aanwezig waren, te expliciteren. De weerslag van deze benadering is terug te vinden in de beginselprogramma’s vanaf 1937. In 1912 was het met enige moeite op aandringen van ‘rooie dominee’ J. A. Bruins gelukt om het
Banning wilde dat de sociaaldemocratie zich vooral als een waardegerichte en morele beweging profileerde kapitalisme te veroordelen, niet alleen omdat het economisch verouderd was, maar ook omdat het moreel verwerpelijk was. In het programma van 1937 is een aanduiding te vinden van de sociaaleconomische ontwikkelingen, maar ook van morele categorieën: het verzet tegen het kapitalisme vindt zijn oorsprong in stoffelijke nood en in het besef van rechtvaardigheid. Er wordt gesproken over maatschappelijke gerechtigheid en eerbied voor de menselijke persoonlijkheid. In het beginselprogramma van 1947 vinden we woorden als sociale gerechtigheid, geestelijke en staatkundige vrijheid en eerbiediging van de medemens. Op een enigszins abstracte formule gebracht: de sociaal-democratie bevat tot op vandaag de dag maatschappij-analytische inzichten, morele oordelen (die meer of minder met een bepaalde s & d 1 / 2 | 20 12
levensovertuiging verbonden kunnen zijn en met visies op de mens), strategische inzichten en opvattingen over concrete politieke maatregelen. Om heel kort iets te zeggen over de betekenis van dit alles voor bijvoorbeeld het bestrijden van werkloosheid: de sociaaldemocratie zal mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheden, maar oog blijven houden voor structurele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en factoren die te maken hebben met de levensgeschiedenissen en psychische en fysieke aandoeningen die het mensen moeilijk maken om verantwoordelijkheden op zich te nemen. Daarmee brengt zij een belangrijke correctie aan op dat type van ‘activeringsdenken’, dat ervan uitgaat dat als mensen maar willen, zij het ook kunnen. Succes of falen worden dan vooral toegeschreven aan het individu. Terecht heeft Job Cohen deze ontaarding van het meritocratisch denken bestreden in zijn Kerdijk-lezing Voorbij de meritocratie van 18 november jl. 4 het doel waarnaar wij streven Wat is nu het doel van de sociaal-democratie? Claassen ziet individuele vrijheid als het klassieke einddoel. Historisch gesproken is het vrijheidsbegrip echter verbonden met andere morele waarden als gerechtigheid en verantwoordelijkheid. De verwezenlijking daarvan vormt mede het doel van de sociaal-democratie of op zijn minst een normerend kader voor de vrijheidsuitoefening. Mensen behoren zich verantwoordelijk te voelen voor de gemeenschap (op dit begrip kom ik zo nog terug) en zich in te zetten voor gerechtigheid, wat vooral tot uitdrukking komt in het streven naar verbetering van de levenskansen van de minstbedeelden. Ook toen dit in de marxistische fase nog niet zo nadrukkelijk werd benoemd, was dit alles toch steeds aan de orde, vooral in het begrip solidariteit, dat immers een betrokkenheid op anderen impliceert. Het rapport De weg naar vrijheid, dat Claassen citeert, lijkt in zijn titel die nadruk op vrijheid als doel van de sociaal-democratie te bevestigen.
49
van wa arde Herman Noordegraaf Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid
50
Het rapport verbindt echter nadrukkelijk vrijheid met verantwoordelijkheid: ‘Wij verstaan onder een vrije mens niet de mens, die zichzelf tot maatstaf aller dingen stelt. Wij verwerpen nadrukkelijk het denkbeeld, dat het hem vrij zou staan zichzelf in ongebondenheid uit te leven desnoods ten koste van zijn medemensen.’ En: ‘Het positieve element van de vrijheid bestaat in het zich richten van de mens op (…) zelfontplooiing en in evenwichtige mate op dienst aan de gemeenschap in opoffering en verantwoordelijkheid.’5 In lijn daarmee ligt het beginselmanifest van 2005, zij het in afgeslankte vorm (woorden als zelfopoffering vallen niet gauw meer): ‘Een fatsoenlijke samenleving waar vrijheid, solidariteit en verantwoordelijkheid elkaar de hand reiken.’ Verantwoordelijkheid heeft daarbij ook nog de dimensie: het afleggen van verantwoording door mensen in posities waarin zij politieke, economische of nog andere vormen van macht uitoefenen. In de sociaal-democratie is er altijd wantrouwen geweest tegen machtsconcentraties. Macht kan immers altijd misbruikt worden. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, is het mensbeeld in de sociaal-democratie in deze heel realistisch. Daarom bevat De weg naar vrijheid een hoofdstuk over machtsverhoudingen. Daarin stelt het rapport dat er geen machtsuitoefening zonder verantwoordingsplicht mag zijn en dat er geen grotere machtsconcentraties gewenst zijn dan voor de vervulling van de gestelde taken onmisbaar is. 6 Het betrekt dit op het economisch leven, maar ook op de overheid en maatschappelijke organisaties (het gevaar van de bureaucratie), terwijl uiteraard ook de politieke democratie deze component van verantwoording bevat. Het streven naar spreiding van macht wordt mede ingegeven door het verlangen om machtsconcentraties tegen te gaan om daarmee de mogelijkheden tot machtsmisbruik in te dammen. Zoals de Amerikaanse ethicus Reinhold Niebuhr het eens verwoordde: ‘Man’s capacity for justice makes democracy possible, but man’s inclination to injustice makes democracy necessary.’7 De actualiteit van dit inzicht, de vraag naar de s & d 1/ 2 | 20 12
‘accountability’, heeft door de globalisering alleen nog maar aan betekenis gewonnen. De kredietcrisis is mede het gevolg van gebrek aan controle op financieel-economische macht. Zoals gezegd werd ‘verantwoordelijkheid’ vaak aangeduid met ‘dienst aan de gemeenschap’. De ruimte ontbreekt hier om de eigen historisch-maatschappelijke achtergronden van het begrip ‘gemeenschap’ te behandelen. 8 Uit de context waarin dit begrip voorkomt, blijkt dat het niet alleen gaat om groepen waarin directe
De sociaal-democratie is altijd wantrouwend geweest tegen machtsconcentraties interactie tussen mensen mogelijk is, maar ook om grotere verbanden ¬ bijvoorbeeld het Nederlandse volk, of de wereldsgemeenschap. Het is echter de vraag of het begrip ‘gemeenschap’ voldoende de aard van de bindingen aanduidt die vanaf de opkomst van het kapitalisme zijn ontstaan en die geleid hebben tot wereldwijde interdependenties. Nu bevinden wij ons in een situatie waarin allerlei relaties zich wereldwijd uitstrekken en waarbij ontwikkelingen op wereldschaal het leven op microniveau vergaand beïnvloeden, terwijl het handelen op microniveau wereldwijde gevolgen kan hebben: een wereldwijde crisis die werkloosheid veroorzaakt en inkomensgevolgen heeft die het moeilijk maken om de hypotheekrente te betalen, verbrijzelt de autonomie van mensen. Het begrip autonomie dient in die zin gerelativeerd te worden. De mondiale milieucatastrofes die zich voltrekken, zijn mede te herleiden tot consumptiepatronen van individuen. Kortom, de bindingen die er thans zijn, radicaliseren het verantwoordelijkheidsvraagstuk, omdat het gaat om relaties met mensen met wie wij niet in directe betrekking staan in ruimte en in tijd (toekomstige generaties). Deze dimensies laten zich onvoldoende vangen met het begrip ‘gemeenschap’. Het vorm-
Herman Noordegraaf Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid geven aan verantwoordelijkheid wordt daarmee veel moeilijker, maar is gezien de ernst van de gevolgen van groot belang. Claassens pleidooi voor de betekenis van gemeenschappen lijkt vooral betrekking te hebben op die groepen waar in ieder geval identificatiemogelijkheden aanwezig zijn. Wat hij daarover schrijft, zou ik nadrukkelijker willen verbinden met het begrip verantwoordelijkheid. Aan de vraag wat gemeenschappen individuen te bieden kunnen hebben, zou ik willen toevoegen: het aanleren en uitoefenen van verantwoordelijkheid en het vinden van zin in de inzet voor die gemeenschap. Voorts zou ik bij de beoordeling van gemeenschappen ook het criterium willen hanteren: de mate waarin zij de betrokkenheid op anderen buiten de gemeenschap en verantwoordelijkheid voor mensen, dichtbij en ver weg, stimuleren of juist blokkeren. Gemeenschappen kunnen ook uitsluitend werken. Als bijvoorbeeld de behoefte aan nationale identiteit tot blikvernauwing leidt, dient de sociaal-democratie goed te analyseren waar die behoefte uit voortkomt om daar adequaat op te kunnen reageren, maar ook om het bredere perspectief aan te brengen. het goede leven Claassen schrijft dat de sociaal-democratie als zodanig geen visie heeft op het goede leven. Mensen behoren zelf te kunnen bepalen wat het leven voor hen waardevol en zinvol maakt. Het is inderdaad niet de bedoeling noch de pretentie van de sociaal-democratie om een omvattend zingevingssysteem te formuleren, laat staan op te leggen. Toch heeft de sociaal-democratie wel degelijk inhoudelijke claims op grond van wat zij ‘van waarde’ acht. Zoals gezegd was een van de hoofddoelstelingen om mensen te bevrijden van
Noten 1 Willem Banning ((1888-1971) publiceerde in 1936 zijn boek s & d 1 / 2 | 20 12
de heerschappij van de economie. Deze heerschappij komt heden ten dage onder meer tot uitdrukking in de dominantie van de markt en het marktdenken in vele sectoren van de samenleving. Deze bevorderen een competitief klimaat. Het neoliberale mensbeeld dat de mens als nutsmaximalisator wegzet, is een uitdrukking van het economisme, en dat geldt ook voor het krampachtige streven naar vergroting van materiële consumptie bij middengroepen en rijken, terwijl er veel urgentere noden zijn, zoals armoedebestrijding en milieubehoud. In het rapport Om de kwaliteit van het bestaan (1963), waarvan Den Uyl de belangrijkste auteur was, kwam de vraag van hoe om te gaan met de materiële welvaart nadrukkelijk aan de orde.� Interessant in dit verband is dat onderzoeken naar factoren die het geluk van mensen bepalen, laten zien dat boven een gegeven niveau van materiële welvaart andere zaken, zoals het hebben van goede relaties en een als zinvol ervaren bestaan, belangrijker zijn dan het verder vergroten van die welvaart.10 De door Claassen bepleite capability-benadering breekt het ééndimensionale welvaartsbegrip open omdat hierin de eigen intrinsieke betekenis van andere dan economische zaken naar voren komt. Daarom kan deze benadering behulpzaam zijn om het bepleite ‘normatieve vergezicht’ (de term is van Monika Sie Dhian Ho) te ontwikkelen. Zij zal echter ook in internationaal perspectief geplaatst dienen te worden, in het licht van het milieuvraagstuk bezien moeten worden en verbonden moeten worden met verantwoordelijkheden. Zo kan de PvdA een aansprekende visie presenteren, gebaseerd op fundamentele waarden. Zij moet daarbij wel duidelijk maken welk concreet politiek beleid daaruit voortvloeit en wat de betekenis daarvan is voor het dagelijks leven van mensen.
Wat dunkt u van de mens?, maar de vraag naar de mens is voortdurend in zijn werk aan de orde. Hij was betrokken bij
het schrijven van de beginselprogramma’s van 1937, 1947 en 1959 en bij de oprichting van de PvdA. Hij leverde belangrijke
51
van wa arde Herman Noordegraaf Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid bijdragen aan de doordenking van de beginselen en oriëntatie van de sociaal-democratie. 2 Een voorbeeld is P.J. Troelstra, afkomstig uit een niet-proletarisch milieu en zelf advocaat. Zie: Piet Hagen, Politicus uit hartstocht. Biografie van Pieter Jelles Troelstra, Amsterdam/Antwerpen 2010, die op pp. 124 e.v. Troelstra’s overgang naar het socialisme behandelt onder het treffende kopje ‘Bekering’. 3 W. Banning, Marx….en verder, Arnhem 1933. 4 Hetzelfde geldt voor veel empowerment-denken. Voor een genuanceerde visie op empowerment waarbij plaats is voor sociologische en psychologische factoren en voor eigen verantwoordelijkheid verwijs
52
s & d 1/ 2 | 20 12
5
6 7
8
ik graag naar: Kristel Driessens en Tine van Regenmortel, Bindkracht. Leefwereld en hulpverle ning, Leuven 2006. De weg naar vrijheid. Een socia listisch perspectief, Amsterdam 1951; beide citaten op p. 9. De weg naar vrijheid, pp. 48-59. R. Niebuhr, The Children of Light and the Children of Darkness, New York 1944, p. 19. Hier zit onder meer het door de Duitse socioloog F. Tµnnies klassiek geworden onderscheid tussen Gemeinschaft en Gesellschaft achter. De ‘Gemeinschaft’ is de oervorm van de maatschappij en kenmerkt zich door persoonlijke relaties, offervaardigheid en solidariteit, terwijl de ‘Gesellschaft’ zich kenmerkt oor onpersoonlijke
relaties, eigenbelang en individualisme. Zie in het bijzonder het hoofdstuk ‘Maatschappij en gemeenschap’, in: W. Banning, De dag van morgen. Schets van een personalistisch socialisme, richt punt voor de vernieuwing van ons volksleven, Amsterdam 1945. 9 Zie: J.M. den Uyl, Inzicht en uit zicht. Opstellen over economie en politiek, Amsterdam 1978, pp. 116-127. 10 Uit de vele literatuur noem ik: Richard Layard, Happiness. Lessons from a New Science, Londen 2005. Hij wijst erop dat ondanks de explosief gestegen welvaart mensen de laatste vijftig jaar er niet gelukkiger op zijn geworden.