Gedragsprotocol CONCEPT Achtergronden en doelstellingen Het gedragsprotocol

Gedragsprotocol

CONCEPT

1 Achtergronden en doelstellingen Opvoeding is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers, maar ook wij voelen ons verantwoordelijk voor het opgroeien van uw kind. Ook wij willen het beste voor het kind. Zorg voor elkaar en voor onze omgeving staat bij ons hoog in het vaandel. Het is belangrijk dat ouders zich kunnen vinden in onze ideeën en doelen; een goede communicatie tussen ouders en school is daarbij van zeer groot belang. Iedereen moet zich veilig voelen op onze school en respectvol met elkaar omgaan. Wij vinden het belangrijk dat het kind zelfstandig leert handelen, verantwoordelijkheid neemt, sociaal vaardig is, een positief zelfbeeld heeft, vertrouwen krijgt en gezien wordt! Op diverse manieren geven wij hier op school invulling aan. Niet alleen tijdens de werklessen en met activiteiten, maar ook middels regels en protocollen. 2 Het gedragsprotocol Een gedragsprotocol kan worden omschreven als een verzameling voorschriften met betrekking tot het gedrag op een bepaald gebied en hangt sterk samen met de normen en waarden in onze maatschappij. De school bepaalt de eigen schoolcultuur, rekening houdend met de omgeving van de school en dus de schoolbevolking. Onze school is een leefgemeenschap waarin kinderen zich veilig moeten voelen en zich persoonlijk kunnen ontwikkelen tot een mens met positief gedrag, zelfkennis en een houding van vertrouwen. We hebben respect voor elkaar ongeacht geslacht, uiterlijk, leeftijd geloof of afkomst. De schoolomgeving ziet er opgeruimd en aantrekkelijk uit. Agressief gedrag, verbaal geweld en pesten worden niet getolereerd. Schoolteam en ouders hebben hierin een voorbeeldfunctie. De school heeft onderstaande regels opgesteld:  Stop is stop.  Wij zijn zuinig op onze eigen spullen en die van een ander.  In school praten en lopen wij rustig.  Iedereen is anders en dat mag.  Tijdens schooltijden en in ons schoolgebouw spreken wij Nederlands.  Wij noemen elkaar bij naam.  School voorziet in alle schoolspullen.  Mobiele telefoons worden voor aanvang van de schooldag bij de leerkracht ingeleverd en overhandigd bij het naar huis gaan.  Spullen van thuis mogen alleen mee naar school als dit vooraf afgesproken is. Preventieve aanpak In onze schoolgids hebben wij de schoolregels opgenomen en indien nodig brengen wij in een persoonlijk gesprek, via ons informatiebulletin, op thema-avonden belangrijke zaken omtrent ongewenst gedrag onder de aandacht van ouders. Ten aanzien van de groep en school voeren we een preventief beleid:  Iedereen verantwoordelijk maken.  Meedenken en opstellen van regels.  Kringgesprekken.  Activiteiten organiseren ter verhoging van groepssfeer.  Leerkracht stimuleert onderling respect, gevoel van veiligheid, elkaar corrigeren, positieve groepsnormen.  Gebruik van methode Beter omgaan met jezelf en de ander/Project Zippy en andere projecten.  Het filosoferen met kinderen is ingevoerd in alle groepen. Deze werkvorm biedt bij uitstek mogelijkheden om kinderen omgangsvormen en het respecteren van anderen te stimuleren. School vindt het belangrijk dat gewenst gedrag vanuit het kind zelf komt. Er wordt daarom niet geloofd in belonen en straffen. Hier zijn verschillende redenen voor:  Belonen en straffen zijn subjectief.

 

De leerling wordt afhankelijk van de leerkracht. Het nadenken over eigen handelen wordt niet gestimuleerd.

In voorkomende situaties waarin een leerling ongewenst gedrag laat zien, kan de leerkracht het ‘stoelbeleid’ toepassen. 3.

Stoelbeleid 1. Benoem je verwachtingen van de kinderen t.a.v. de lessen. Beloon positief gedrag! Wanneer een kind negatief gedrag vertoont, waarschuw hem/haar dan en geef het gewenste gedrag aan. 2. Ben je genoodzaakt het kind nogmaals te waarschuwen, maak dan een afspraak: Laat hij/zij het gewenste gedrag niet zien, dan zal hij/zij op de nadenkstoel moeten zitten. Probeer het op de nadenkstoel zitten zo lang mogelijk uit te stellen. Niet voor elk “wissewasje” is de stoel nodig. 3. Het kind laat nogmaals het negatieve gedrag zien, je wijst hem/haar er op en stuurt hem/haar naar de nadenkstoel. Dit, met de mededeling dat hij/zij zal moeten nadenken over zijn/haar gedrag. Wanneer hij/zij denkt dat hij/zij weer gewenst gedrag kan vertonen in de klas, mag hij/zij zelf beslissen om van de stoel af te komen. Na de denkstoel geef je geen aandacht meer aan waarom hij/zij op de denkstoel zat. De leerkracht heeft namelijk voorafgaande aan de nadenkstoel duidelijk gemaakt waar de leerling over na moet denken. 4. Wanneer het kind op de denkstoel ook negatief gedrag vertoont, zal het kind naar de nadenkstoel op de gang gestuurd worden. Daar mag hij/zij dan weer zelf bepalen wanneer hij/zij vindt dat hij/zij terug kan komen op de denkstoel in de klas. En van daaruit kan hij/zij weer zelf bepalen of hij/zij van de denkstoel in de klas terug de groep in mag komen. De nadenkstoel op de gang is zichtbaar voor de eigen leerkracht om toezicht te kunnen houden. 5. Gaat het op de gang ook niet goed? Dan gaat het kind naar een stoel in een andere groep. De leerkracht van die groep houdt een oogje in het zeil en wanneer de leerkracht van die groep vindt dat het goed gaat, stuurt die leerkracht hem/haar onder begeleiding van een leerling uit zijn eigen groep het kind terug naar de denkstoel op de gang van de eigen groep van het kind. Het begeleidende kind waarschuwt de leerkracht dat het kind op de denkstoel op de gang heeft plaatsgenomen. Daar bepaalt het kind weer zelf of hij terug kan komen naar de denkstoel in de klas. 6. Vertoont het kind ook in de andere groep negatief gedrag (moet echt storend zijn)? Dan stuurt de leerkracht van die groep een kind uit zijn klas om locatieleiding te halen. Wanneer het daar ook niet goed gaat, belt Locatieleiding de ouders. Gaat het bij locatieleiding wel goed? Dan brengt locatieleiding het kind terug naar de denkstoel op de gang (geeft dit aan bij leerkracht) van de eigen groep van het kind enz.

4.

Schorsing/verwijderen

Categorieën ongewenst gedrag:  Incidentele overtredingen;  Aaneenschakeling van incidentele overtredingen of ernstiger misdragingen;  Voortduring van overtredingen als onder 1 en 2 of ernstiger misdragingen;  Structureel onaangepast gedrag;  Structureel onaangepast gedrag waar de school geen invloed meer op kan uitoefenen. Een school kan besluiten een leerling te schorsing en/of verwijderen. Bijvoorbeeld als:  de school een leerling niet de nodige speciale zorg kan bieden;  de leerling zich agressief gedraagt;  de leerling gedrag laat zien dat onveilig is voor het kind en/of de omgeving

Basisschool Locatie Müllerpier Schoolplan 2011-2015

2



er ernstige conflicten zijn (ook als de ouders daarbij betrokken zijn).

Eerst moet het schoolbestuur naar het verhaal van ouders en docent luisteren. Dan pas mag de school beslissen over de verwijdering van een leerling.

5.

Protocol ‘te laat komen’

Het kan uiteraard wel eens voorkomen dat ouders een keertje te laat komen door overmacht. Wij geven bij te laat komen een briefje mee. Bij 3x te laat over een relatief korte periode ontvangt een van de ouders een uitnodiging voor een gesprek met de locatieleiding. 6. Code betreffende kleding In alle redelijkheid kunnen eisen gesteld worden aan de kleding van team en leerlingen. Leerkrachten hebben een voorbeeldfunctie en zijn degenen die waarden en normen doorgeven, toepassen en ontwikkelen. Gedacht kan worden aan:  extreem uitdagende kleding  extreem slordige kleding  extreem afwijkende kleding, voor zover dit geen kleding betreft die een uiting is van een geloofs-, levens- of politieke overtuiging Het dragen van (gedeeltelijk) gezicht bedekkende kleding is om redenen van communicatie en identificatie verboden. Het dragen van een hoofddoek of andere aan godsdienst of levensovertuiging gerelateerde kleding is toegestaan, tenzij de school een beroep doet op haar grondslag en aantoonbaar voldoet aan de na volgende criteria: - Het beleid van de school berust consistent op de grondslag (identiteit) van de school en krijgt daadwerkelijk in de praktijk gestalte. - De gestelde eis of het verbod is gelet op het doel van de school noodzakelijk voor de verwezenlijking van de grondslag van de instelling. - De gestelde eis wordt consequent uitgevoerd en gehandhaafd. 7. Rookbeleid In de gebouwen en instellingen van de overheid mag niet worden gerookt. Teamleden en ouders die actief kinderen begeleiden bij activiteiten georganiseerd vanuit school roken niet in het zicht van leerlingen.


3

Pestprotocol Inleiding Pestdeskundige Bob van der Meer omschrijft pesten als volgt: Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een of meerdere personen op een persoon die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten heeft negatieve effecten voor het slachtoffer. Deze mag niet voor zichzelf opkomen noch verweren. Doet hij dit wel, dan kan dat reden voor de pester zijn het slachtoffer nog harder aan te pakken. Er bestaan twee vormen van pesten: Openlijk pesten: schelden, schoppen, slaan, uitlachen, opwachten, vernielen, achtervolgen. Niet openlijk pesten: uitsluiting bij spel, niet uitnodigen bij een partijtje, vriendinnen stelen, digitaal pesten. Fases van oplossen pestgedrag We onderscheiden vier fases in het proces om het pestgedrag te stoppen. Vanaf de melding of signalering tot aan in het meest extreme geval schorsing of verwijdering van de pester(s). Bij iedere fase hoort een aantal handreikingen die de leerkracht, ouders, kinderen en andere betrokkenen kunnen gebruiken bij het stoppen van het pestgedrag. Fase 1 Melding of signalering van pestgedrag De docent maakt een analyse van het pestgedrag. Gaat het om pesten of plagen. Wanneer het gedrag een systematisch karakter heeft, spreken we over pesten en zal er een gesprek volgen met de pester en een gesprek met het slachtoffer. Wat hebben de leerlingen nodig? De uitkomsten van het gesprek worden genoteerd en een aantal malen geëvalueerd. In fase 1 wordt melding gemaakt bij de intern begeleider. Voor tips voor begeleiding en analyse zie ad. 1. Fase 2 Oudergesprekken en klassengesprekken Is er na fase 1 te weinig verbetering in het gedrag dan volgt een gesprek met de ouders van de pester en een gesprek met de ouders van de gepeste leerling. (Adviezen voor ouders zie: ad. 2). Pesten zorgt voor een vervelende sfeer in de klas. Alle kinderen zijn verantwoordelijk voor de sfeer in de klas. Alle kinderen hebben een rol in de groep ten opzichte van het pesten. (het slachtoffer, de dader, de assistent, de meeloper/lacher, de verdediger, de buitenstaander). Het onderwerp pesten zal in de klas besproken worden in algemene zin. Lessen sociale vaardigheden en filosofielessen over dit onderwerp worden ingezet, zodat de buitenstaanders zich meer verantwoordelijk gaan voelen en in actie durven komen om de sfeer te verbeteren. De ervaring leert dat de gesprekken met de groep groot effect kunnen sorteren. De kinderen worden bewust gemaakt van hun handelen. Fase 3 Externe hulp Werken fase 1 en 2 onvoldoende, dan kan wordt er externe hulp ingeschakeld. De school zal in samenspraak met de ouders zoeken naar de best passende hulp. De volgende personen/instanties kunnen bijvoorbeeld kinderen, ouders en school hulp bieden:      

Schoolmaatschappelijk werk Cursus of training De huisarts Schoolcontactpersoon PPO Multidisciplinair overleg Centrum voor jeugd en gezin.


4

Fase 4 Schorsing of verwijdering In extreme gevallen kan er over gegaan worden tot schorsing of verwijdering van de pester. In het directievademecum van de RVKO en de statuten van BOOR staat nauwkeurig omschreven, hoe er gehandeld moet worden bij eventuele schorsingen of verwijderingen. In onze schoolgids wordt over onze gedragscode verwezen naar ons schoolplan.

Ad. 1 Begeleiding van de gepeste leerling:         

Medeleven tonen, luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest. Nagaan hoe de leerling zelf reageert; wat doet hij/zij voor, tijdens en na het pesten. Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die de pester wil uitlokken. De leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren. Zoeken en oefenen van een andere reactie, bijvoorbeeld: je niet afzonderen. Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest. Nagaan welke oplossing het kind zelf wil. Sterke kanten van de leerling benadrukken. Belonen als de leerling zich anders of beter opstelt. Het gepeste kind niet ‘over beschermen’. Hiermee plaats je een kind juist in een uitzonderingspositie, waardoor het pesten kan toenemen.

Begeleiding van de pester:       

Praten en zoeken naar de reden van het ruzie maken/pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen). Laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor de gepeste. Excuses aan laten bieden. In laten zien welke sterke, leuke kanten de gepeste heeft. Pesten is verboden in en om de school, wij houden ons aan deze regels. Kind leren om niet meteen kwaad te reageren, leren beheersen, de stop -eerst nadenkenhouding aanleren. Zoeken van een sport of club, waar een kind kan ervaren dat contact met andere kinderen wel leuk kan zijn.

Oorzaken van pestgedrag kunnen zijn:  Een problematische thuissituatie.  Voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen).  Voortdurend in een niet passende rol worden gedrukt.  Voortdurend met elkaar de competitie aangaan.  Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt.

Ad. 2 Ouders van gepeste kinderen:  Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind.  Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders van de pester, om het probleem bespreekbaar te maken.  Pesten op school kunt u het beste direct met de leerkracht bespreken.  Door positieve stimulering kan het zelfrespect vergroot worden.  Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport.  Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt.


5

Ouders van de pester:        

Neem het probleem van uw kind serieus. Raak niet in paniek, elk kind loopt kans pester te worden. Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. Besteed extra aandacht aan uw kind. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind. Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van de school staat.

Alle andere ouders:       

Neem de ouders van het gepeste kind serieus. Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag. Geef zelf het goede voorbeeld. Leer uw kind voor anderen op te komen. Wanneer er op school iets gebeurt en het is opgelost, kom er dan thuis niet op terug, opgelost is opgelost. Denk er over na wat u bespreekt aan tafel. Bedenk dat kinderen heel veel horen en opslaan.

Uit onderzoek blijkt dat er verschillende opvoedingsfactoren zijn die pesten in de hand kunnen werken:  niet voldoende liefde en zorg  teveel vrijheid, te weinig aandacht, aan lot overgeleverd  zelf slachtoffer zijn van bijv. lijfstraffen of emotionele uitbarstingen  geen uiting mogen geven aan gevoelens, bevindingen (zwijgplicht)  niet afdoende correctie door ouders op agressief gedrag  slecht voorbeeld door volwassenen  mediaspelletjes en informatie  jaloezie tussen kinderen onderling Bijlage digitaal pesten: op internet kan men een andere identiteit aannemen of volledig anoniem blijven, waardoor de grenzen van het pestgedrag worden verlegd. Het is een groeiend probleem. Het is voor pesters een gemakkelijker middel om iemand te pesten. De volgende vormen komen het meeste voor:  schelden via sociale media, Whatsapp, sms’jes of internetsites  virussen opzettelijk versturen  emailbommen  ongevraagd verspreiden van foto’s en filmpjes  hacken en kraken  privacy schending Gesprekken met de pester Soms zal bekend zijn wie de pester is, soms niet. In het laatste geval zal er getracht moeten worden deze op te sporen. Dit kan gedaan worden door gesprekken te bewaren/uit te printen. Hierin kunnen aanwijzingen staan. Indien het pesten op school gebeurt, kan dit in samenwerking met de systeembeheerder worden achterhaald/opgespoord. We gaan in gesprek over het volgende:  Ingaan op wat er gaande is.  We vragen door.  We luisteren goed naar de kant van het verhaal van deze leerling en nemen het serieus.  We wijzen op de mogelijke gevolgen voor de gepeste leerling.  We maken de leerling duidelijk dat hij/zij zich schuldig maakt aan een ernstig feit en dat dit in sommige gevallen zelfs strafbaar is. Er kunnen dan strafrechtelijke consequenties volgen.


6

Gesprekken met het slachtoffer  We nemen deze leerling serieus.  De leerling mag zijn verhaal doen en krijgt daar de tijd voor.  We stellen ons invoelend op.  We maken geen verwijten.  Bij digipesten geven de leerling de tip om de pester te blokkeren en te verwijderen wanneer het om pesten via sociale media gaat. Wel eerst gesprekken uitprinten als eventueel bewijsmateriaal.  We vragen door.


7

Gedragsprotocol CONCEPT Achtergronden en doelstellingen Het gedragsprotocol

Recommend Documents