Gebruiksaanwijzing
NL
Gewaarborgde resultaten met Sewerin toestellen
U heeft gekozen voor één van onze precisie-instrumenten. Een uitstekende keuze! Onze toestellen onderscheiden zich door hun veiligheidsgarantie, optimale prestatie en rentabiliteit. De toestellen beantwoorden aan de nationale en internationale normen. Dankzij deze gebruiksaanwijzing zult u het toestel perfect, snel en efficiënt beheersen. Alvorens het toestel in gebruik te nemen, de gebruiksaanwijzing lezen! Voor bijkomende informatie kunt u steeds contact opnemen met onze gespecialiseerde dienst.
Sewerin SARL Rue Ampère 17 F-67727 HOERDT CEDEX : +33 - (0) - 3 88 68 15 15 FAX : +33 - (0) - 3 88 68 11 77 http://www.sewerin.com
[email protected]
Algemeen overzicht - AQUAPHON ELW
1
Algemeen overzicht - FERROPHON EL
2
Gebruiksaanwijzing
NL
Opmerking: In deze gebruiksaanwijzing is de software 5.X beschreven. “X” verwijst naar een bepaald nummer. Bij het opstarten van uw FERROPHON/AQUAPHON wordt de gebruikte versie weergegeven.
3
Voor uw veiligheid
De gebruiker van dit toestel dient voorafgaand kennis te nemen van deze gebruiksaanwijzing en de instructies nauwgezet na te leven. Dit toestel enkel gebruiken voor de toepassingen waarvoor het is ontwikkeld en uitsluitend in het kader van een professioneel of industrieel gebruik. Eventuele reparaties dienen door gespecialiseerde en hiertoe opgeleide technici te worden uitgevoerd. Alle aanpassingen of wijzigingen aan het toestel dienen voorafgaandelijk te zijn goedgekeurd door SEWERIN. De garantie vervalt indien aanpassingen zijn uitgevoerd zonder ons akkoord. Enkel originele SEWERIN hulpstukken gebruiken op dit toestel. Bij reparaties uitsluitend originele SEWERIN wisselstukken gebruiken. SEWERIN wijst iedere aansprakelijkheid af bij schade geleden door het niet naleven van de gebruiks- en onderhoudsinstructies. De bepalingen in de algemene verkoop- en levervoorwaarden van SEWERIN aangaande de aansprakelijkheid en garantie zijn niet van toepassing indien de instructies niet zijn nageleefd. Onder voorbehoud van technische wijzigingen. Naast onze aanbevelingen is het ook belangrijk om alle regels inzake veiligheid en ongevallen na te leven!
Gebruikte symbolen:
OPGELET! Dit symbool vestigt de aandacht op een belangrijk risico op verwonding of beschadiging/vernieling van het product indien de gepaste voorzorgsmaatregelen niet in acht zijn genomen.
Opmerking: Dit symbool vestigt de aandacht op nuttige en aanvullende informatie voor een optimaal gebruik van uw toestel.
4
Inhoudstafel
Pagina
1
Inleiding ..............................................................................9
2
Functionaliteit ..................................................................10
2.1
Lokalisatie van leidingen (enkel FERROPHON EL / AQUAPHON ELW) ............................................................................10
2.2
Waterlekdetectie (enkel AQUAPHON EW/ELW) ...............................11
2.3
Akoestische lokalisatie van leidingen (enkel AQUAPHON EW/ELW) 11
3
Ingebruikname .................................................................12
3.1
Eerste gebruik ...................................................................................12
3.2
Aan/Uit...............................................................................................12
3.2.1
Sonde manueel kiezen ...............................................................13
3.3
Contrastregeling van de display ........................................................14
3.4
Laadtechniek .....................................................................................14
3.5
Opladen .............................................................................................15
3.5.1
Automatisch ontladen .................................................................16
3.6
Aansluiten van een hoofdtelefoon .....................................................16
4
Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/ AQUAPHON ELW) ............................................................17
4.1
Weergaven ........................................................................................17
4.1.1
Positieweergave..........................................................................17
4.1.2
Analoge display...........................................................................17
4.1.3
Frequentieweergave ...................................................................18
4.1.4
Digitale display............................................................................18
4.1.5
Toestand van de accu.................................................................18
4.1.6
Alarm accu ..................................................................................18
4.1.7
Symbool luidspreker ...................................................................19
4.2
Verklaring van de toetsen ..................................................................20
4.2.1
Frequentiekeuze (toets “ABC”) ...................................................20
4.2.2
Toets “diepte”..............................................................................24
4.2.3
Pijltoetsen ...................................................................................24
4.2.4
Toets “vergrootglas”....................................................................24
4.3
Overzicht sondes...............................................................................26
4.3.1
Antenne A3-S..............................................................................26
4.3.2
Zoekspoel SK3............................................................................26
4.3.3
Zoekspoel FS20..........................................................................26
5
Inhoudstafel
Pagina
4.3.4
Aansluitklemmen AZ5 en AZ9.....................................................27
4.3.5
Zoekspoel FS3 A ........................................................................27
4.3.6
Andere sondes............................................................................27
4.4
Antenne A3 - S ..................................................................................28
4.4.1
Weergaven .................................................................................28
4.4.2
Methoden ....................................................................................29
4.4.3
Lokalisatie van leidingen / kabels................................................31
4.4.4
Detectie van leidingen.................................................................31
4.4.5
Bijzonderheden bij het gebruik van een generator......................33
4.4.6
Tracé van leidingen.....................................................................34
4.4.7
Dieptemeting...............................................................................35
4.4.8
Detectie en dieptemeting van niet metalen leidingen..................36
4.5
Aansluitklemmen AZ5 of AZ9 ............................................................39
4.6
Zoekspoel SK3 ..................................................................................40
4.7
Zoekspoel FS20 ................................................................................40
4.8
Zoekspoel FS3A ................................................................................41
4.8.1 4.9
Dieptemeting met zoekspoel FS3 A............................................42 Praktische raadgevingen ...................................................................43
4.9.1
Onnauwkeurige weergave ..........................................................43
4.9.2
Verstoring van het elektromagnetische veld ...............................43
4.9.3
Detectie van kabeldefecten.........................................................44
4.9.4
Detectie van isolatiedefecten ......................................................45
4.9.5
Zwakke stromen..........................................................................45
5
Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW) ........46
5.1
Weergaven ........................................................................................46
5.1.1
Analoge display...........................................................................46
5.1.2
Digitale display............................................................................46
5.1.3
Kleine digitale display .................................................................46
5.1.4
Symbool luidspreker ...................................................................47
5.1.5
Weergave van het geluidsvolume ...............................................47
5.1.6
Symbool batterij ..........................................................................47
5.1.7
Commentaarregel .......................................................................47
5.1.8
Basisversterking..........................................................................48
5.2 5.2.1
6
Functie van de toetsen ......................................................................48 Toets microfoon (of micro) ..........................................................48
Inhoudstafel
Pagina
5.2.2
Drukknop ....................................................................................49
5.2.3
Toets Hz .....................................................................................49
5.2.4
Pijltoetsen ...................................................................................51
5.2.5
Toets “verlichting” .......................................................................51
5.2.6
Gecombineerde toets vergrootglas & Aan/Uit .............................52
5.3
Overzicht sondes...............................................................................53
5.3.1
Bodemmicrofoon BO-4 ...............................................................53
5.3.2
Bodemmicrofoon 3P-4 ................................................................53
5.3.3
Draagstaaf H-4............................................................................53
5.3.4
Teststaaf T-4...............................................................................54
5.3.5
Draagstaaf H-4 (draadloze verbinding) .......................................54
5.3.6
Teststaaf T-4 (draadloze verbinding) ..........................................54
5.4
Aan / Uit.............................................................................................55
5.5
Geluidsbescherming..........................................................................56
5.6
Detectie .............................................................................................56
5.7
Lokalisatie..........................................................................................60
5.8
Draadloze microfoons........................................................................62
5.8.1
Algemeen....................................................................................62
5.8.2
Gebruik van draadloze microfoons .............................................62
5.8.3
Batterijen vervangen ...................................................................64
5.8.4
Wisselen van draadloze verbinding en draadverbinding.............64
5.8.5
Foutmeldingen in modus draadloze transmissie .........................65
5.9
Gepersonaliseerde instelling .............................................................66
5.10
Fabrieksinstelling (Reset) ..................................................................67
6
Verkorte gebruiksaanwijzing .........................................68
6.1
Verkorte gebruiksaanwijzing - lokalisatie van leidingen .....................68
6.2
Verkorte gebruiksaanwijzing - lokalisatie van waterlekken ................70
7
Technische gegevens......................................................72
8
Hulpstukken .....................................................................73
8.1
Hulpstukken voor de lokalisatie van leidingen en kabels ...................73
8.2
Hulpstukken voor waterlekdetectie ....................................................74
8.3
Diverse hulpstukken ..........................................................................74
7
Inhoudstafel
9
Pagina
Foutmeldingen .................................................................75
Bijlage ...........................................................................................76 Conformiteitsverklaring ......................................................................76 Historiek van aanpassingen...............................................................77
Index
8
...........................................................................................79
1. Inleiding
1
Inleiding In deze gebruiksaanwijzing zijn de volgende toestellen beschreven: z
FERROPHON EL Toestel voor de lokalisatie van ondergrondse leidingen en kabels.
z
AQUAPHON EW Elektro-akoestische waterlekdetector.
z
AQUAPHON ELW Gecombineerd toestel voor lokalisatie van ondergrondse leidingen en kabels en elektro-akoestische waterlekdetectie.
De volgende functies zijn niet altijd inbegrepen in de basisuitrusting: z
Radio-ontvangst van het microsignaal
z
Uitgang hoofdtelefoon frequenties 50-60 Hz en 100 Hz voor leidingen met roestbeschermingskathode
z
Analoge uitgang voor Pearson methode
z
Batterijvoeding
Indien één van deze functies vereist zijn, zich wenden tot de fabrikant of leverancier. Het is niet mogelijk om functies die niet op uw AQUAPHON EW/ELW of FERROPHON EL aanwezig zijn te activeren!
9
2. Functionaliteit
2
Functionaliteit
2.1
Lokalisatie van leidingen (enkel FERROPHON EL / AQUAPHON ELW) De FERROPHON EL en AQUAPHON ELW bieden de mogelijkheid om alle ondergrondse spanningvoerende leidingen te lokaliseren. De toestellen zijn uitgerust met gespecialiseerde sondes (met spanningsgradiënt) en kunnen eveneens defecten in de roestbeschermingskathode of elektrische kabels detecteren en lokaliseren. De elektronische detectie van een leiding is mogelijk indien een wisselstroom met een voldoende hoge frequentie en intensiteit door de leiding loopt. Bij de aansluiting van aangepaste sondes op de FERROPHON EL of AQUAPHON ELW wordt het magnetische veld opgewekt door de wisselstroom in de leidingen opnieuw omgevormd tot elektriciteit (inductie). De FERROPHON EL/AQUAPHON ELW toont en analyseert deze stroom. De voorbeelden beschreven in deze gebruiksaanwijzing verwijzen uitsluitend naar gebruik op één enkele rechte leiding. Indien meerdere parallelle leidingen onder spanning staan kunnen magnetische velden boven elkaar liggen. Dit kan zorgen voor verschillen tussen het meetresultaat en de reële positie van de leiding(en). Door verschillende filters (ontvangstfrequentie) te gebruiken worden de meeste interferenties vermeden. We onderscheiden twee detectiemethoden: a) Passieve detectie De vereiste wisselstroom is natuurlijk aanwezig. Om deze reden detecteren de FERROPHON EL en AQUAPHON ELW de volgende ontvangstfrequenties: Radio
In de aanwezigheid van lange golf radiozenders (VLFgamma) doen ondergrondse leidingen dienst als antenne. Dit fenomeen wekt een wisselstroom op in de leidingen. Aangezien radiozenders niet continu en niet met een constante intensiteit uitzenden, is het mogelijk dat een leiding wordt “vergeten”.
50-60 Hz Voor elektrische kabels onder spanning en belasting. 100 Hz
Voor leidingen met roestbeschermingskathode.
b) Actieve detectie Een generator genereert een wisselstroom. (Zie gebruiksaanwijzing generator, bijvoorbeeld G1)
10
2. Functionaliteit
2.2
Waterlekdetectie (enkel AQUAPHON EW/ELW) De AQUAPHON EL/ELW dient voor de elektro-akoestische waterlekdetectie. Hierbij worden microfoons gebruikt, zie hoofdstuk “Hulpstukken”. Bij lekken in leidingen onder druk stroomt het water met grote snelheid uit het lek in de grond. De gevolgen: Het lekgeluid verspreidt zich over de hele leiding en kan op verschillende contactpunten op de leiding gedetecteerd worden (kraan, enz.). De AQUAPHON EW/ELW reproduceert het geluid van de leiding. Het geluid doet de leiding vibreren in de buurt van het lek. Dit geluid verspreidt zich eveneens in de grond en naar de oppervlakte. Het is mogelijk naar deze akoestische vibraties te luisteren met een bodemmicrofoon. Bij elektro-akoestische lekdetectie speelt het menselijke oor een belangrijke rol. Beter nog dan eender welk toestel kan het auditieve geheugen, mits een goede training, een onderscheid maken tussen parasietgeluiden en lekgeluiden.
2.3
Akoestische lokalisatie van leidingen (enkel AQUAPHON EW/ELW) De klassieke methode met elektromagnetisme is onvoldoende om niet metalen leidingen te detecteren. Deze zijn immers niet geleidend. De akoestische lokalisatiemethode gebruikt een ander principe: Omdat leidingen mechanische vibraties beter doorgeven dan de grond, worden vibraties verspreid over de hele lengte van een ondergrondse leiding. Deze vibraties worden door de bodem verspreid en komen aan de oppervlakte. Leidingen kunnen gelokaliseerd worden volgens het principe van de waterlekdetectie, met een bodemmicrofoon aangesloten op een ontvanger. Net zoals bij waterlekdetectie bevindt de leiding zich op de plaats waar de sterkste geluidsintensiteit gemeten is. Deze methode staat eveneens toe om leidingen uit beton, fibrocement en metaal te detecteren. Indien u leidingen wenst te detecteren met akoestische lokalisatie, de gebruiksaanwijzing van de vibratiegenerator (bijvoorbeeld COMBIPHON) raadplegen. Om de leiding te lokaliseren dezelfde handelingen uitvoeren als bij waterlekdetectie. De AQUAPHON EW/ELW heeft eveneens een bijkomende werkingsmodus die nuttig kan zijn voor de detectie van leidingen (zie hoofdstuk 5.2.1.1).
11
3. Ingebruikname
3
Ingebruikname
3.1
Eerste gebruik
OPGELET! Voor het eerste gebruik, de accu’s van de FERROPHON EL/AQUAPHON EW/ELW éénmaal volledig opladen. De capaciteit en autonomie van gedeeltelijk opgeladen accu’s kan beperkt zijn.
3.2
Aan/Uit z Een sonde aansluiten op de ontvanger. Ingang 1: enkel antenne A3-S Ingang 2: ieder type sonde z Het toestel zendt geluidssignaal uit.
een
z De softwareversie verschijnt. z De laadtoestand van de accu verschijnt. z Automatische herkenning en weergave van het type aangesloten sonde. z Indien de sonde niet verschijnt, deze manueel kiezen (zie hoofdstuk 3.2.1). z Indien een microfoon is aangesloten, verschijnt de bandbreedte van de frequentie kort. z De weergave wijzigt licht in functie van het gebruikte type sonde. Het toestel is klaar voor gebruik. z Om het toestel uit te schakelen, de sonde uittrekken.
12
3. Ingebruikname
3.2.1
Sonde manueel kiezen Een sonde aansluiten op de ontvanger. Indien een sonde niet automatisch gedetecteerd wordt (bijvoorbeeld bij oudere modellen), deze manueel kiezen: FERROPHON EL z De toets houden.
“diepte”
ingedrukt
z De sonde aansluiten z Links op het scherm verschijnt het teken “>”, gevolgd door de aanduiding van het type sonde dat kan aangesloten worden, bijvoorbeeld “FS3”. z Door middel van de pijltoetsen wisselen tussen de beschikbare sondes. z De keuze bevestigen met de toets “vergrootglas”.
AQUAPHON ELW/EW z De toets houden.
“diepte”
ingedrukt
z De sonde aansluiten z Links op het scherm verschijnt het teken “>”, gevolgd door de aanduiding van het type sonde dat kan aangesloten worden, bijvoorbeeld “FS3”. z Door middel van de pijltoetsen wisselen tussen de aangesloten sondes. z De keuze bevestigen met de toets “vergrootglas”.
13
3. Ingebruikname
3.3
Contrastregeling van de display Het contrast van de display als volgt regelen: z De toets “verlichting” ingedrukt houden. z Druk op de pijltoets “omlaag” om het contrast te verminderen. z Druk op de pijltoets “omhoog” om het contrast te verhogen.
3.4
Laadtechniek In volledig opgeladen toestand heeft het toestel een werkingsautonomie van ongeveer 8 uur. Het herladen van de accu’s gebeurt via een laadadapter HS (zie figuur) die gebruikt kan worden in de werkplaats of een voertuig. Op de zijkant van de laadadapter bevindt zich een aansluiting voor de volgende voedingsbronnen: z lichtnetadapter met stekker 230 V z autoadapter 12 V z autoadapter 24 V
14
3. Ingebruikname
3.5
Opladen z Het uitgeschakelde toestel in de laadadapter plaatsen. De volgende aanduiding verschijnt: z De overblijvende autonomie van het toestel, namelijk 5 uur (weergave = 5 blokjes), verschijnt, alsook de laadduur nodig om de volledige capaciteit te bereiken, namelijk 3 uur. z Indien het toestel volledig herladen is, lichten alle blokjes op en verdwijnt de digitale display. z Nadat het toestel volledig is opgeladen, kan het toestel in de laadadapter blijven. Indien u een transportkoffer heeft voor de FERROPHON EL / AQUAPHON EW/ELW, kan het opladen gebeuren in deze koffer. z De kabel aansluiten laadadapter in de koffer. z De voeding autoadapter aansluiting 2.
op
de
met stekker of aansluiten op
15
3. Ingebruikname
3.5.1
Automatisch ontladen Zelfs indien het uitgeschakelde toestel zich niet in de laadadapter bevindt, ontlaadt de accu automatisch. Deze ontlading wordt gecompenseerd in functie van de resterende werkingsuren. Na 30 dagen niet gebruiken, is de accu volledig ontladen. Korte gebruikstijden en langere perioden van niet gebruik kunnen op lange termijn leiden tot het zogenaamde geheugeneffect. De effectieve accucapaciteit is dan lager zijn dan deze weergegeven op de display. Om dit geheugeneffect te vermijden raden wij aan om de accu regelmatig volledig te ontladen (bijvoorbeeld éénmaal per maand). Het toestel inschakelen. Na het ontladen schakelt het toestel automatisch uit. Vervolgens het toestel herladen.
3.6
Aansluiten van een hoofdtelefoon De FERROPHON EL/AQUAPHON EW/ ELW is uitgerust met een luidspreker (1). Deze zendt geluidssignalen voor bevestiging en alarm uit. Bij de lokalisatie van leidingen wordt een geluid met een gemoduleerde amplitude uitgezonden. Dit vereenvoudigt de lokalisatie van leidingen. Bij waterlekdetectie komt er geen geluidssignaal uit de luidspreker. Om te luisteren naar eventuele lekgeluiden, een hoofdtelefoon aansluiten. De werkmodus als volgt wijzigen: z De Jack fiche van de hoofdtelefoon in de aansluiting (2) steken. De luidspreker schakelt automatisch uit. Het lekgeluid beluisteren via de hoofdtelefoon. z Het signaal schakelt automatisch over naar de luidspreker indien de hoofdtelefoon wordt uitgetrokken.
16
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4
Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.1
Weergaven
4.1.1
Positieweergave De positieweergave werkt uitsluitend met de antenne A3-S (of de oudere antenne A3), niet in combinatie met andere sondes. De positie van de twee pijlen wijzigt als de antenne boven een leiding komt. Twee pijlen De leiding bevindt zich onder de antenne. Pijl naar links De leiding bevindt zich links van de antenne. Pijl naar rechts De leiding bevindt zich rechts van de antenne.
4.1.2
Analoge display Bij het naderen van de leiding wijzigt de amplitude van de analoge display. Naar gelang de gekozen methode, vindt u de minimale (meetmethode minimum) of de maximale waarde (meetmethode maximum) recht boven de leiding. Geluidsintensiteit Hoofdtelefoon De geluidsintensiteit staat in verhouding tot het signaal op de analoge display. Luidspreker Methode minimum: De geluidsintensiteit staat in verhouding tot het signaal aangeduid op de analoge display. Methode maximum: Interval tussen de signalen: z grote uitwijking > dichtbij de leiding > korte tijdsintervallen z kleine uitwijking > verwijdering van de leiding > lange intervallen
17
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.1.3 Frequentieweergave Het toestel geeft het gekozen frequentiebereik weer, namelijk: Radio (20 kHz), 50-60 Hz, 100 Hz, A (42 kHz), B (9,95 kHz), C (1,1 kHz), PIG
4.1.4 Digitale display De digitale display toont de intensiteit van het elektromagnetische veld.
4.1.5 Toestand van de accu De blokjes onderaan de display geven de resterende autonomie van de accu’s weer. Ieder blokje komt overeen met één uur werking. Indien de display bijvoorbeeld 5 blokjes aangeeft, bedraagt de resterende autonomie 5 uur.
4.1.6 Alarm accu Indien het alarmsymbool verschijnt, bedraagt de resterende autonomie nog ongeveer 15 minuten.
18
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.1.7
Symbool luidspreker Het symbool “luidspreker” verschijnt indien de rechtstreekse geluidsemissie geactiveerd is. Opmerking: De rechtstreekse geluidsemissie is niet altijd inbegrepen in de basisuitrusting van de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW.
19
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.2
Verklaring van de toetsen
4.2.1
Frequentiekeuze (toets “ABC”) Door herhaaldelijk te drukken op de toets “ABC” kunnen verschillende frequentiebereiken ingesteld worden. Voor ieder frequentiebereik wordt de laatst gebruikte methode opgeslagen. Deze informatie blijft opgeslagen na het uitschakelen van de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW. Passieve detectie De wisselstroom nodig voor de detectie is reeds aanwezig. Met FERROPHON EL/AQUAPHON ELW kan het bereik radio-ontvangst 50-60 Hz en 100 Hz ingesteld worden. Radio In de nabijheid van lange golf radiozenders (VLF-gamma) doen ondergrondse leidingen dienst als antenne. Dit fenomeen wekt in de leidingen een wisselstroom op. Aangezien radiogolven niet continu geïnduceerd worden in ieder type leiding en aangezien de geïnduceerde stroom niet altijd constant is over het hele tracé, is het mogelijk dat bepaalde leidingen niet gedetecteerd worden. Het meetbereik radio is enkel beschikbaar met de antenne A3-S.
20
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
50-60 Hz Dit frequentiebereik is bedoeld voor ondergrondse elektrische leidingen waardoor een wisselstroom loopt met een frequentie 50-60 Hz. Om de lokalisatie mogelijk te maken dient de kabel in belaste toestand te zijn en moet een consumptietoestel zijn aangesloten. 100 Hz Dit frequentiebereik is bedoeld voor leidingen met roestbeschermingskathode. Actieve detectie Een generator wekt wisselstroom op. De FERROPHON EL/AQUAPHON ELW detecteert de volgende frequenties: A
=
41,66 kHz
B
=
9,95
kHz
C
=
1,1
kHz
Voor meer informatie, de gebruiksaanwijzing van de generator raadplegen (bijvoorbeeld G1 generator). Met de sonde FS20 kunt u de PIG frequentie (21,5 Hz) van bepaalde zendspoelen detecteren.
21
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.2.1.1 Afstemmen van de ontvangstfrequentie Bij oudere SEWERIN generators en zendspoelen, niet kwartsgestuurd, dient de ontvangstfrequentie manueel te worden afgestemd. z De generator inschakelen.
of
zendspoel
z Met de toets ABC, het frequentiebereik van de generator of zendspoel kiezen (frequentie “B” of “C”). z Het ontvangstbereik van de generator zo dicht mogelijk benaderen. Het ontvangstbereik ligt dicht bij de generator of de aangesloten lijn. Bij zendspoelen, de ontvangstsonde op ongeveer 0,5 m van de spoel plaatsen
.
22
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.2.1.2 Rechtstreekse geluidsemissie Bij een FERROPHON EL/ AQUAPHON ELW met optie “rechtstreekse geluidsemissie”, kunt u gemakkelijk leidingen en defecten detecteren. Rechtstreekse geluidsemissie werkt enkel met de ingebouwde luidspreker. Om deze reden is het absoluut noodzakelijk een hoofdtelefoon te gebruiken. Bij de keuze voor de optie “rechtstreekse geluidsemissie”, wordt de gewenste frequentie, 50-60 Hz of 100 Hz, automatisch gebruikt voor de hoofdtelefoon. Dit wil zeggen dat u luistert naar de frequentie 50-60 Hz of 100 Hz op de hoofdtelefoon. Indien de rechtstreekse geluidsemissie niet geactiveerd is, bedraagt de frequentie van het signaal uitgezonden door de hoofdtelefoon ongeveer 1,1 kHz. z De Jack fiche van de hoofdtelefoon op het toestel aansluiten. z De toets “ABC” herhaaldelijk indrukken, tot de gewenste frequentie, 50-60 Hz of 100 Hz, verschijnt. z De toets “ABC” ingedrukt houden tot een geluidssignaal hoorbaar is. Het symbool “luidspreker” verschijnt op de display. De rechtstreekse geluidsemissie is geactiveerd.
23
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.2.2
Toets “diepte” Met de toets “diepte” is het mogelijk om met de antenne A3-S de diepte van een leiding en de stroomintensiteit te meten.
4.2.3
Pijltoetsen Met de pijltoetsen gebruiken om het volume van de luidspreker of hoofdtelefoon te regelen en speciale functies te selecteren.
4.2.4
Toets “vergrootglas” Met de toets “vergrootglas” kunt u de amplitude van de analoge display wijzigen, door de gevoeligheid te verhogen of te verlagen. Het is zelden dat bij de aanvang van een meting de amplitude van de analoge display ongeveer 75% bedraagt van de maximale mogelijke amplitude (ideale situatie). De amplitude is in principe hoger of lager. In dit geval de display aanpassen opdat de verandering van de uitwijking goed herkenbaar is tijdens de meting. Bij iedere aanpassing, dit wil zeggen bij iedere druk op de toets “vergrootglas”, wordt de analoge display ingesteld op de helft van de maximale waarde.
Antenne A3-S De aanpassing van de analoge display gebeurt automatisch bij de meetmethode minimum en maximum. Na iedere frequentiewijziging met de toets “ABC” gebeurt de afstelling opnieuw automatisch.
24
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
Opmerking: Bij de lokalisatie van defecten met de antenne A3-S is het beter om de maximale uitwijking van de analoge display steeds manueel in te stellen. In automatische modus wordt de maximale uitwijking van de display steeds aangepast om een maximale amplitude te verkrijgen. Dit leidt tot een onnauwkeurige lokalisatie. Indien het signaal “OVERFLOW” verschijnt, is de interne versterker verzadigd. De toets “vergrootglas” indrukken. Andere sondes Bij het gebruik van een andere sonde dan de antenne A3-S, de analoge display manueel aanpassen. Manuele aanpassing (procedure) z De meting beginnen. De analoge display geeft een uitwijking aan. z Indien deze uitwijking aanzienlijk kleiner (groter) is dan ongeveer 75% van de maximale mogelijke amplitude, een meetpunt zoeken waar de uitwijking minimaal is (maximum = volledige uitwijking).
z De toets “vergrootglas” indrukken. z De lokalisatie verderzetten. OF De manuele aanpassing herhalen (zo vaak als nodig is) om de uitwijking van de analoge display te optimaliseren.
25
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.3
Overzicht sondes
4.3.1
Antenne A3-S De antenne A3-S gebruiken om ondergrondse geleiders te lokaliseren en hun diepte te bepalen. Deze geleiders kunnen elektrische leidingen zijn of metalen leidingen, zoals waterleidingen. De antenne A3-S is een combinatie van drie ontvangstspoelen. Hierdoor is dit de meest universele sonde, voor gebruik in diverse situaties.
4.3.2
Zoekspoel SK3 De zoekspoel SK3 dient om een kabel in een bundel en ingepleisterde leidingen te lokaliseren. Deze werkt in het frequentiebereik 1,1 kHz (frequentie C) en 10 kHz (frequentie B).
4.3.3
Zoekspoel FS20 De zoekspoel FS20 is speciaal ontworpen om lage frequenties te ontvangen (20 Hz - 100 Hz). Deze wordt vooral gebruikt voor de lokalisatie van leidingen met roestbeschermingskathode.
26
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.3.4
Aansluitklemmen AZ5 en AZ9 De aansluitklemmen AZ5 (diameter 50 mm) en AZ9 (diameter 90 mm) zijn zend- en/of ontvangstklemmen voor de inductie van stroom in kabels en/of leidingen. Met de aansluitklemmen kan eveneens een stroom geïnduceerd worden in geïsoleerde leidingen (zie gebruiksaanwijzing van de generator).
4.3.5
Zoekspoel FS3 A De spoel FS3 A dient om ondergrondse leidingen te detecteren. De spoel kan op drie standen ingesteld worden: verticaal, op 45° en horizontaal. Met deze functie kan eveneens de diepte van een leiding worden bepaald. Deze werkt in het frequentiebereik 1,1 kHz (frequentie C) en 10 kHz (frequentie B).
4.3.6
Andere sondes Voor het gebruik van andere sondes, de overeenkomstige gebruiksaanwijzingen raadplegen (bijvoorbeeld een sonde met spanningsgradiënt EL02). Voor meer inlichtingen, zich wenden tot uw SEWERIN contactpersoon.
27
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.4
Antenne A3 - S
Opmerking: De verkorte gebruiksaanwijzingen (zelfklever) op de antenne A3-S naleven. Om de antenne A3-S te kunnen gebruiken dient de FERROPHON/ AQUAPHON te werken met de softwareversie 5.4 (of hoger). De antenne A3-S is een combinatie van 3 ontvangstspoelen. Om goede resultaten te verkrijgen, deze loodrecht houden en de kabel van het lichaam afhouden.
4.4.1
Weergaven De grafiek geeft weer hoe de weergave wijzigt indien u over een leiding loopt met de antenne A3-S. De analoge display en de grafiek geven het verloop weer voor de meetmethode minimum.
28
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.4.2
Methoden Met de antenne A3-S kunt u twee verschillende methoden kiezen. (Voor meer informatie, zie tabel op de volgende bladzijde.) We herkennen de gekozen methode aan het symbool links onder op de display. (In het voorbeeld links: meetmethode minimum.) De aanduidingen van de analoge display variëren in functie van de gekozen methode en veranderen als men over een leiding loopt. z Meetmethode minimum Bij de meetmethode minimum verhoogt de amplitude van het signaal progressief naar mate de leiding wordt genaderd en komt op een minimum verticaal boven de leiding.
z Meetmethode maximum Bij de meetmethode maximum verhoogt de amplitude van het signaal progressief naar mate de leiding wordt genaderd en komt op een maximum verticaal boven de leiding.
z Methode wijzigen De toets “verlichting” ingedrukt houden en de toets “vergrootglas” indrukken.
29
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
Lokalisatiemethoden van leidingen (overzicht) Methode
Meetmethode maximum
Meetmethode minimum
Gebruik
Detectie
Precieze lokalisatie, Tracé van leidingen
Draagrichting (antenne in de richting van de leiding)
Wijziging van de weergave - Analoge display
- Digitale display
Maximum verticaal boven de leiding, indien de A3-S zich bevindt in de aanbevolen richting
Symbool in de commentaarregel
30
Geluidssignaal - Luidspreker
Signaal met constant volume
Constante toon zwak/sterk
- Hoofdtelefoon
Constante toon zwak/sterk
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.4.3
Lokalisatie van leidingen / kabels De antenne A3-S dient om ondergrondse geleiders te lokaliseren en hun diepte te bepalen. Deze geleiders kunnen elektrische lijnen zijn of metalen leidingen, zoals waterleidingen. Niet metalen leidingen kunnen gedetecteerd worden indien bij de plaatsing een metalen draad is aangebracht. De FERROPHON EL/AQUAPHON ELW kan deze draad detecteren. Indien deze metalen draad niet is toegevoegd bij de plaatsing is het toch mogelijk om deze leidingen te detecteren met een systeem met glasvezelsondes (GFS / GSK). Dit systeem bestaat uit een glasvezelkabel, een metalen kern en een zendspoel. De glasvezelkabel wordt in de leiding ingebracht voor lokalisatie met de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW. De zendspoel bepaalt de positie via het uiteinde van de glasvezelkabel.
4.4.4
Detectie van leidingen
Opgelet! Bij het gebruik van een generator, de gebruiksaanwijzing in acht nemen. z De toets “ABC” meermaals indrukken, tot het gewenste ontvangstbereik verschijnt, bijvoorbeeld: - 50-60 Hz voor elektrische lijnen, - A, B of C voor leidingen geïnduceerd door een generator. z De gewenste methode kiezen (zie tabel hoofdstuk 4.4.2). De toets “verlichting” ingedrukt houden, vervolgens de toets “vergrootglas” indrukken om de methode te wijzigen. z Over het terrein lopen met de antenne A3-S. De analoge display en het geluidssignaal observeren. Bij het naderen van de leiding verhoogt de amplitude van de display.
31
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
Lokalisatie van leidingen volgens de meetmethode minimum (voorbeeld) De pijl links en/of rechts verschijnt (verschijnen) op de display.
De amplitude van de analoge display verhoogt. z De antenne A3-S bewegen tot de amplitude op de digitale display maximaal is. De pijlen geven de richting aan van de leiding, maar het is zeer waarschijnlijk dat de antenne zich niet verticaal boven de leiding bevindt. z De weergegeven pijlen observeren. Lateraal bewegen in de richting aangeduid door de pijl (pijl links > de leiding bevindt zich links; pijl rechts > de leiding bevindt zich rechts). Op het moment dat een dubbele pijl verschijnt, bevindt de antenne zich verticaal boven de leiding. De analoge display geeft een minimale waarde aan en de digitale display (intensiteit van het elektromagnetische veld) een maximale waarde.
Opmerking:! Om een leiding correct te lokaliseren, de kabel van de antenne A3-S in de looprichting houden.
32
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.4.5
Bijzonderheden bij het gebruik van een generator Om een punt op de leiding te vinden, de antenne A3-S vastnemen en een cirkel met een straal van minimaal 10 meter maken rond de generator (1). Zodra de antenne verticaal boven de leiding (2) komt, verschijnt een dubbele pijl en komt de analoge display op een minimumwaarde.
33
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.4.6
Tracé van leidingen
Opmerking:! De meest geschikte methode voor het tracé van een leiding is de methode minimum. Indien de positiepijlen niet beschikbaar zijn, de leiding volgen door middel van de digitale en analoge display. Boven de leiding dient de digitale display steeds op een maximale waarde te zijn.
Indien een punt van de leiding gelokaliseerd is, wordt het tracé als volgt bepaald: z De antenne A3-S verticaal boven het gelokaliseerde punt houden. z De antenne draaien rond de verticale as tot de intensiteit van het magnetische veld (digitale display) maximaal is. Op de display verschijnt een dubbele pijl.
Opmerking:! Bij een slechte ontvangst wordt de dubbele pijl niet weergegeven. Om de leiding te lokaliseren, de analoge en digitale display gebruiken. z Langzaam vooruitgaan en zorgen dat de antenne A3-S verticaal blijft. De dubbele pijl blijft weergegeven zolang de antenne zich verticaal boven de leiding bevindt. Indien één enkele pijl is weergegeven, zich met de antenne verplaatsen in de aangeduide richting tot de dubbele pijl opnieuw verschijnt.
34
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.4.7
Dieptemeting
Opmerking:! Met het “radio” frequentiebereik is de dieptemeting onnauwkeurig. Voor een nauwkeurige meting raden wij aan om een ander frequentiebereik te gebruiken.
De meting van de weergegeven afstand is de afstand tussen de horizontale onderas van de antenne A3 en het midden van de leiding. z De antenne A3-S verticaal houden ten opzichte van de leiding. De antenne A3-S op de grond drukken. z De toets “diepte” indrukken. Op de display verschijnt de diepte van de leiding en de stroomintensiteit in de leiding, in [mA]. z De waarde valideren met een tweede meting. De antenne A3-S optillen totdat u deze comfortabel in de hand heeft (ongeveer 30 cm boven de grond).
z De toets “diepte” opnieuw indrukken. De waarde die nu wordt weergegeven dient hoger te zijn dan de waarde bij de vorige meting (minimaal de hoogte tussen de sonde en de grond). Toleranties (1 enkel stuk leiding): Diepte leiding [m] 0 1 3
Tolerantie [m] 0,1 0,2 0,3
Gelieve de volgende aanwijzingen in acht te nemen bij het evalueren van de vastgestelde waarde.
35
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
Opmerking:! z In de nabijheid van andere leidingen, aftakkingen of richtingwijzigingen kunnen verschillende magnetische velden voorkomen. De gemeten waarden zijn dus onbetrouwbaar! z Indien het magnetische veld te zwak is, kan de diepte niet gemeten worden. Het toestel geeft de volgende melding (knipperend): 0,0 m z Indien de leiding te diep ligt, geeft het toestel de volgende melding (knipperend): 8,0 m z Bij graafwerken wordt aanbevolen om regelmatig de diepte te meten in het uitgegraven deel. z Tijdens de dieptemeting, bij het vergelijken van de stroomintensiteit op verschillende punten van de leiding, is het mogelijk om isolatiedefecten te detecteren, alsook aftakkingen en richtingwijzigingen. De weergegeven waarden zijn relatief nauwkeurig voor iedere punctuele meting. Niettemin kan de absolute reële waarde van de stroom in de leidingen sterk variëren.
4.4.8
Detectie en dieptemeting van niet metalen leidingen Voor de lokalisatie van niet metalen leidingen is een zendspoel met sonde uit glasvezel nodig. De positie en de diepte van niet metalen leidingen wordt onrechtstreeks bepaald, door de zendspoel en niet de leiding te lokaliseren. z De zendspoel activeren (zie gebruiksaanwijzing van systemen met sondes uit glasvezel GFS/GSK). z Met behulp van de toets “ABC” de ontvangstfrequentie van de zendspoel kiezen.
Opmerking:! Indien u een zendspoel gebruikt met een fabricatiedatum vóór april 1988, hoofdstuk 4.2.1.1 “Afstemmen van de ontvangstfrequentie” raadplegen.
36
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
Lokalisatie (lokalisatie glasvezel)
van van
de zendspoel de sonde uit
z Bij de lokalisatie de glasvezel sonde niet induceren. De generator uitschakelen. z De methode minimum activeren. De toets “verlichting” ingedrukt houden, vervolgens de toets “vergrootglas” indrukken tot de methode minimum geactiveerd is. z De antenne A3-S boven de leiding verplaatsen (zie figuur). De analoge display gaat naar een minimum (A) wanneer de antenne zich verticaal boven de zendspoel bevindt. De twee secundaire minima in acht nemen (B). Op deze punten doet zich een wijziging voor in de positieweergave.
37
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
Dieptebepaling De diepte van een niet metalen leiding kan enkel gemeten worden boven de zendspoel. z De positie van de zendspoel bepalen (zie vorige pagina). z De antenne A3-S verticaal boven de zendspoel houden. De onderzijde van de antenne moet de grond raken. z De toets “diepte” indrukken. z Drukken op een pijltoets om de volgende modus te kiezen: “Dieptemeting met zendspoel”. De diepte wordt aangegeven in meters [m].
z De pijltoets opnieuw indrukken. Het toestel kan wisselen tussen twee modi “Dieptemeting” en “Dieptemeting met zendspoel”. Het is mogelijk dat de weergegeven diepte verschilt van de reële diepte van de zendspoel. Metalen voorwerpen in de grond of geleiders kunnen hiervan de oorzaak zijn. Daarom bevelen wij bij graafwerken aan om de diepte regelmatig te meten in het uitgegraven deel.
38
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.5
Aansluitklemmen AZ5 of AZ9 Met de aansluitingsklemmen kunt u een kabel in een bundel lokaliseren. Om een kabel te kunnen lokaliseren moet deze laatste een elektrische leiding zijn onder spanning of aangesloten zijn op een generator. Met behulp van de aansluitklem is het mogelijk een stroom te induceren in geïsoleerde leidingen (zie gebruiksaanwijzing van de generator).
Opgelet - hoogspanning! Op het ogenblik dat de klem wordt aangebracht rond een spanningvoerende kabel, kan een hoogspanning worden geïnduceerd. Deze hoogspanning houdt een gevaar in op elektrocutie en kan tevens de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW beschadigen. De stroomintensiteit in de energiekabels mag niet hoger liggen dan 300 A.
Detectie van een kabel in een bundel De kabels apart controleren (de klem rond iedere kabel plaatsen). Een maximumwaarde wordt behaald bij de kabel die is aangesloten op de generator. z De klem AZ5 of AZ9 rond de kabel plaatsen. z Een eerste klem op de generator aansluiten (zie gebruiksaanwijzing van de generator). z Een andere klem aansluiten op de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW. z Met de toets “ABC” hetzelfde frequentiebereik kiezen op de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW en de generator. z De klem plaatsen rond iedere kabel van de bundel.
39
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.6
Zoekspoel SK3 De zoekspoel SK3 is speciaal ontworpen voor de selectieve lokalisatie van een kabel in een bundel en het zoeken naar ingepleisterde geleiders. De zoekspoel SK3 werkt in het frequentiebereik: C = 1,1 kHz en B = 10 kHz. z De kabel generator.
aansluiten
op
de
z De zoekspoel SK3 aansluiten op de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW.
z De frequentie kiezen met de toets “ABC” (identiek aan deze op de generator). z De gewenste bundel analyseren of de zone om ingepleisterde leidingen te lokaliseren.
4.7
Zoekspoel FS20 De zoekspoel FS20 is ontworpen voor de detectie van lage frequenties (20 Hz tot 100 Hz). Deze wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de lokalisatie van leidingen met roestbeschermingskathode. z De zoekspoel FS20 aansluiten op de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW. z De gewenste bundel analyseren met de zoekspoel.
40
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.8
Zoekspoel FS3A De zoekspoel FS3 A maakt het mogelijk om spanningvoerende leidingen met een frequentie van 1,1 kHz en 10 kHz te detecteren. z De zoekspoel FS3 A aansluiten op de FERROPHON EL/ AQUAPHON ELW. z De gewenste bundel analyseren met de zoekspoel.
De bovenstaande figuur geeft de snelheid weer van de kromme bij analoge display, de ontvanger bij de meetmethode minimum in verhouding tot de variatie van het elektromagnetische veld, verkregen met de zoekspoelen FS20, SK3 of FS3 A.
41
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.8.1
Dieptemeting met zoekspoel FS3 A De zoekspoel FS3 A biedt eveneens de mogelijkheid om de diepte van de geleiders te bepalen. Hiervoor moet het precieze tracé van de geleider gekend zijn. z De zoekspoel FS3 A aansluiten op de FERROPHON EL/AQUAPHON ELW. z Het uiteinde van plaatsen op 45°.
de
spoel
z Naar de zijde gaan van het gekende punt van de leiding. z Het punt zoeken waar de intensiteit van het elektromagnetische veld minimaal is. z De afstand tussen dit punt en het punt verticaal ten opzichte van de leiding komt overeen met de diepte van de leiding. z Het meetresultaat valideren door de handeling te herhalen aan de tegenovergestelde zijde, in verhouding tot de leiding, van het eerste meetpunt.
42
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.9
Praktische raadgevingen
4.9.1
Onnauwkeurige weergave z Indien de te traceren leiding gekruist wordt door andere leidingen is de lokalisatie niet altijd eenvoudig. Het elektromagnetische veld wordt immers ook in deze leidingen geïnduceerd. Gelijkaardige effecten manifesteren zich in de nabijheid van bochten, aftakkingen of intersecties van de geanalyseerde leiding. Het stuk leiding dient bijgevolg gereconstrueerd te worden aan beide zijden van de intersectiepunten. z Indien de weergave te zwak zou zijn, is de lokalisatie mogelijk onnauwkeurig. Indien dit niet het geval is, is het elektromagnetische veld misschien te zwak. Indien de digitale display daalt onder 10 … 20, is het elektromagnetische veld te zwak. De omstandigheden kunnen evenwel verbeterd worden door de volgende instellingen aan te passen: a) de zendfrequentie veranderen b) het type aansluiting wijzigen (galvanisch of inductief) c) het geleidingsvermogen van de aarding verbeteren, bijvoorbeeld deze vochtig maken
4.9.2
Verstoring van het elektromagnetische veld Een elektromagnetisch veld kan verstoord worden door ondergrondse ijzerhoudende lichamen in de nabijheid van de te lokaliseren leiding of door parallelle of boven elkaar liggende metalen leidingen. Deze verstoringen zorgen dat de weergave van de leiding lateraal verschuift. In een dergelijk geval dient men zich af te vragen of het type aansluiting geschikt is. In dit geval is het gepast om te werken met een zo laag mogelijke stroom en intensiteit.
43
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.9.3
Detectie van kabeldefecten In bepaalde gevallen is het mogelijk om kabeldefecten te detecteren. Bij dit type lokalisatie hangt het resultaat grotendeels af van het type defect en de weerstand van de geleider. De beste resultaten zijn verkregen in twee extreme gevallen: bij een kortsluiting (geen weerstand) en een kabelbreuk (oneindige weerstand). Een kortsluiting kan opgewekt worden door middel van een ontstoringstransformator. Om een kabeldefect te detecteren, ieder uiteinde te zoeken. Indien de defecte kabel correct is aangesloten, manifesteert het defect zich met een verstoring in de structuur van het elektromagnetische veld. Het defect wordt evenwel niet op dezelfde manier gevisualiseerd bij ieder type defect (de aard van het defect, de gebruikte methode voor de aansluiting van de generator, enz. spelen hierbij een rol). In de onderstaande paragrafen zijn enkele voorbeelden beschreven. Kortsluiting tussen twee of meerdere geleiders Bij een galvanische aansluiting van de generator op twee kortgesloten geleiders (bij voorkeur met lage frequentie) wordt de plaats van het defect gelokaliseerd door een sterke intensiteitsdaling van het elektromagnetische veld. Defect met de aarding Bij een defect van een geleider in verhouding tot de aarding of de afscherming, de generator in galvanische modus aansluiten. De plaats van het defect wordt eveneens gelokaliseerd door een sterke intensiteitsdaling van het elektromagnetische veld (bij voorkeur bij een lage frequentie). Zie hoofdstuk hulpstukken “sonde met spanningsgradiënten”. Verbroken geleider Om de positie van een verbroken geleider of kabel te detecteren wordt de generator eveneens in galvanische modus aangesloten. Bij één enkele verbroken geleider, de generator aansluiten op de defecte geleider. Bij een volledige kabel, alle afzonderlijke geleiders aansluiten. Indien het een volledige kabel of kabelgoot betreft, alle geleiders aansluiten. De geleiders met elkaar verbinden om de grootst mogelijke capaciteit te verkrijgen. Om een sterke stroomintensiteit te verkrijgen, hoge frequenties (frequentie A = 42 kHz) gebruiken. De intensiteit van het elektromagnetische veld neemt snel af als de veronderstelde plaats van het defect wordt genaderd. In bepaalde gevallen kan deze nul zijn aan weerszijden van het defect. De lokalisatie verfijnen door het defect te zoeken vanaf beide uiteinden, om de nauwkeurigheid van de meting te verbeteren.
44
4. Lokalisatie van leidingen (FERROPHON EL/AQUAPHON ELW)
4.9.4
Detectie van isolatiedefecten De voorwaarden zijn vaak identiek aan deze van paragraaf 4.9.3. Om een defect te lokaliseren met de antenne A3-S, de display steeds manueel aanpassen. In automatische modus zou de weergave permanent automatisch aangepast worden voor een optimale uitwijking. Deze functie is nuttig en voordelig bij de lokalisatie van leidingen, maar niet bij de lokalisatie van defecten.
4.9.5 Zwakke stromen Indien de intensiteit zwak is, de weergave steeds manueel aanpassen. Het gebruik van een hoofdtelefoon is in dit geval absoluut noodzakelijk.
45
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5
Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
5.1
Weergaven
5.1.1
Analoge display De analoge display geeft de reële gemeten waarde weer
5.1.2
Digitale display De digitale display geeft de laagste gemeten waarde weer. In modus “MAX” geeft de digitale display steeds de grootste gemeten waarde weer. Om de modus “MAX” te kiezen of te verlaten, de toets “micro” gedurende drie seconden indrukken (enkel bij micro’s met draadverbinding, niet bij micro’s met draadloze verbinding).
5.1.3
Kleine digitale display De kleine weergave geeft steeds de waarde weer van de vorige meting, om een vergelijking mogelijk te maken.
46
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
5.1.4
Symbool luidspreker Het symbool “luidspreker” geeft aan dat de hoofdtelefoon van de AQUAPHON EW/ELW geactiveerd is.
5.1.5
Weergave van het geluidsvolume De weergave van het geluidsvolume geeft het afgestelde volume weer. Indien de balk links is aangeduid in tegengestelde weergave, is het volume zeer laag. Indien de balk rechts is aangeduid in tegengestelde weergave is het volume zeer hoog.
Het geluidsvolume afstellen met de pijltoetsen.
5.1.6
Symbool batterij Indien het symbool batterij verschijnt, bedraagt de resterende autonomie van het toestel ongeveer 15 minuten.
5.1.7
Commentaarregel Deze regel geeft de regelbare instellingen van het toestel weer. In het voorbeeld wordt de instelling van de filters weergegeven.
47
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.1.8
Basisversterking De basisversterking is nuttig voor bijzondere situaties. Door de basisversterking te verhogen wordt ook de duidelijkheid van het signaal in de hoofdtelefoon versterkt. De weergave kan de waarden 10, 100 of 1000 weergeven.
Deze versterkingsfactor wijzigen met de toets “vergrootglas” (zie hoofdstuk 5.2.6). 10 100 1000
5.2
Functie van de toetsen
5.2.1
Toets microfoon (of micro)
= grote versterking = gemiddelde versterking = lage versterking
Met de toets “micro” kunt u de AQUAPHON EW/ELW inschakelen. Deze toets een tweede keer indrukken om de AQUAPHON EW/ELW uit te schakelen.
Modus “MAX” Om de modus “MAX” te kiezen of te verlaten, de toets “MAX” gedurende 3 seconden indrukken. Deze modus gebruiken voor de akoestische lokalisatie van leidingen. In deze modus worden steeds de maximale waarden aangeduid (enkel mogelijk bij micro’s met draadverbinding, niet bij draadloze verbindingen).
48
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
5.2.2
Drukknop Deze knop ingedrukt houden om de AQUAPHON EW/ELW te activeren. Naar gelang de configuratie van de AQUAPHON EW/ELW schakelt het toestel uit indien deze toets wordt losgelaten of bij een tweede druk op dezelfde toets.
5.2.3
Toets Hz Met deze toets de frequentie wijzigen. Deze bandbreedte kan aangepast worden van 50 Hz tot 10 000 Hz (10 kHz). De minimale bandbreedte bedraagt 300 Hz.
Door simultaan op de twee pijltoetsen te drukken wordt de filter voor de bandbreedte in de oorspronkelijke configuratie teruggebracht. De configuratie hangt af van het type aangesloten sonde. De bandbreedte verschilt in functie van de aard van het lek. Een lekgeluid met dezelfde oorsprong wordt op verschillende wijzen geanalyseerd door verschillende personen. Met de afstelling van de bandbreedte kan de filtering van het frequentiebereik geoptimaliseerd worden. Enkel de frequenties binnen de bandbreedte worden verstuurd naar de hoofdtelefoon. De optimale bandbreedte voorafgaand stap voor stap testen. De AQUAPHON EW/ELW kan deze eveneens automatisch kiezen.
49
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
Manuele afstelling frequentieband
van
de
z De toets “Hz” indrukken Het toestel geeft de actuele bandbreedte weer. De waarde van de ondergrens knippert. z Deze waarde stapsgewijs wijzigen met behulp van de pijltoetsen. z De toets “Hz” opnieuw indrukken. De bovengrens van de frequentie knippert.
z Deze waarde wijzigen met behulp van de pijltoetsen. z De toets “Hz” opnieuw indrukken. De boven- en ondergrens van de filtering worden opgeslagen.
Automatisch zoeken van het beste frequentiebereik Dankzij de optimalisatiefunctie van de filter kan de AQUAPHON EW/ELW zich automatisch op het beste frequentiebereik plaatsen, op voorwaarde dat het toestel zich in een omgeving bevindt met weinig parasietgeluiden. De geluidsamplitude afkomstig van het lek moet evenwel voldoende hoog zijn om door het toestel te kunnen worden opgespoord. z De toets “Hz” indrukken tot een geluidssignaal hoorbaar is. z De AQUAPHON EW/ELW neemt een geluidstest op en analyseert deze. De verschillende frequentiebereiken die tijdens deze handeling zijn getest worden weergegeven op de display. Tegelijk worden de geluidssignalen verzonden naar de hoofdtelefoon met de weergegeven filterwaarden.
50
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
De AQUAPHON EW/ELW plaatst zich op het beste frequentiebereik in functie van het lekgeluid. De minimale bandbreedte bedraagt steeds 300Hz.
5.2.4
Pijltoetsen De pijltoetsen gebruiken om het volume op de luidspreker of hoofdtelefoon af te stellen. Het volume wordt weergegeven door de balk met tegengestelde weergave.
5.2.5
Toets “verlichting” De toets “verlichting” bedient de schermverlichting. De verlichting schakelt automatisch uit na ongeveer 4 minuten.
51
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.2.6
Gecombineerde toets “vergrootglas” en “Aan/Uit” De analoge display reproduceert variaties in de geluidsregistratie. Het is eveneens mogelijk om de weergave te optimaliseren in functie van de volledige schaal van het signaal, om twee meetpunten te vergelijken. De maximale waarde van de schaal van de analoge display wordt bepaald in functie van de versterkingsfactor 10, 100 en 1000. Deze afstelling is ook gebruikt voor de basisversterking van de hoofdtelefoon.
10
100
1000
= grote gevoeligheid grote versterking van het geluid = gemiddelde gevoeligheid gemiddelde versterking van het geluid = zwakke gevoeligheid kleine versterking van het geluid
Het scherm wordt permanent vernieuwd om in realtime de gemeten waarde weer te geven en ook de waarde van de boognaald. z De toets “micro” indrukken. De AQUAPHON EW/ELW is ingeschakeld.
z De toets “vergrootglas” indrukken om de gevoeligheid van de analoge display aan te passen. z De gekozen gevoeligheid wordt weergegeven boven de analoge display, rechts op het scherm.
52
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
5.3
Overzicht sondes
5.3.1
Bodemmicrofoon BO-4 De bodemmicrofoon BO-4 gebruiken om lekken te lokaliseren op een vlakke bodem.
5.3.2
Bodemmicrofoon 3P-4 De bodemmicrofoon 3P-4 gebruiken om lekken te detecteren op losse grond. Bij zachte grond is het mogelijk een contactpunt op te schroeven. De drie voeten zorgen voor een stabiel contact.
5.3.3
Draagstaaf H-4 De draagstaaf kan gebruikt worden met twee bodemmicrofoons. De micro BO-4 of 3P-4 opschroeven onder de draagstaaf.
53
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.3.4
Teststaaf T-4 De teststaaf wordt gebruikt voor lekdetectie en kan rechtstreeks gebruikt worden op contactpunten met leidingen.
5.3.5
Draagstaaf H-4 (draadloze verbinding) Indien de AQUAPHON EW/ELW is uitgerust met de optie “Radio”, is het mogelijk de draagstaaf H-F-4 (draadloze verbinding) te gebruiken. De micro BO-4 of 3P-4 opschroeven onder de draagstaaf.
5.3.6
Teststaaf T-4 (draadloze verbinding) Indien de AQUAPHON EW/ELW is uitgerust met de optie “Radio”, is het mogelijk de teststaaf T-4-F (draadloze verbinding) te gebruiken. Deze kan rechtstreeks gebruikt worden op contactpunten met leidingen.
54
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
5.4
Aan / Uit z De Jack fiche van een micro aansluiten op de ontvanger (1) van de AQUAPHON EW/ELW. z De AQUAPHON schakelt in.
EW/ELW
z Indien de ontvanger niet inschakelt, de toets “Aan/Uit” op de AQUAPHON EW/ELW indrukken. z Één van de volgende symbolen verschijnt kort op het scherm:
voor de teststaaf of
voor de bodemmicrofoon of
voor de andere microfoontypes.
z Om het toestel uit te schakelen, de Jack fiche van de microfoon uit de aansluiting (1) halen.
55
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.5
Geluidsbescherming De AQUAPHON EW/ELW is uitgerust met een geluidsbescherming. Indien de intensiteit een ingestelde grenswaarde overschrijdt, wordt het geluidssignaal in de hoofdtelefoon verzacht. Bij een zeer hoge piek, met een zeer grote intensiteit, schakelt de hoofdtelefoon tijdelijk uit. Indien het geluidsniveau daalt onder de alarmwaarde herneemt de AQUAPHON EW/ELW de normale werking. Met deze functie kunt u onaangename en zelfs gevaarlijke gevolgen voor de gebruiker vermijden. Indien de hoofdtelefoon uitgeschakeld is, verschijnt het bovenstaande symbool.
Opgelet! Uitsluitend originele SEWERIN hoofdtelefoons gebruiken aangezien deze aangepast zijn aan de AQUAPHON EW/ELW. Het is mogelijk om zelf de graad van geluidsbescherming in te stellen (zie hoofdstuk 5.9 “Gepersonaliseerde instelling”).
5.6
Detectie De geluidsgolf wordt bijzonder goed overgedragen door metalen leidingen. Dit is de reden waarom de teststaaf zeer efficiënt is gebleken bij lekdetectie. z De hoofdtelefoon aansluiten op de AQUAPHON EW/ELW. z De teststaaf aansluiten op de AQUAPHON EW/ELW. z De teststaaf plaatsen op een contactpunt met de leiding.
56
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
z De AQUAPHON EW/ELW activeren met de drukknop of de toets “micro”.
Tijdens de meting verschijnt het symbool “luidspreker”. De analoge display toont de reële waarde van het gemeten geluid. Het geluid is te horen in de hoofdtelefoon. De digitale display toont de actuele waarde van de boognaald (minimale gemeten waarde). De digitale display rechts op het scherm (kleine weergave) toont de vorige minimale waarde. (Bij de eerste meting: weergave = 0) Tijdens de meting wordt de laagste gemeten waarde getoond in tegengestelde analoge display.
z Om de AQUAPHON EW/ELW uit te schakelen, de drukknop loslaten of de toets “micro” indrukken. Indien de AQUAPHON EW/ELW niet uitschakelt, de drukknop loslaten: een andere functie is toegekend aan de toets (zie hoofdstuk 5.9). In dit geval de drukknop opnieuw indrukken. z De teststaaf op het volgende meetpunt plaatsen en de handeling herhalen. De vorige waarde wordt vervolgens weergegeven rechts van het scherm om een vergelijking mogelijk te maken.
57
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
De bovenstaande illustratie toont de wijziging van de weergave bij de waterlekdetectie. De amplitude van het signaal hangt af van de afstand tot het lek. Links: De weergegeven amplitude bedraagt 30 % van de volledige schaal: dit is de reële gemeten waarde. De analoge display is nooit stabiel aangezien de registratie van het lekgeluid eveneens verstoord wordt door omliggende parasietgeluiden. Een tendens is zelfs nauwelijks herkenbaar. Om deze reden geeft de grote display de minimale gemeten waarde weer (weergave: 16) (komt overeen met de actuele waarde van op de boognaald). Zelfs indien het geluid sterker wordt (omgeving), blijft de weergave stabiel. Indien het geluid zwakker wordt, verminderen de weergegeven waarden. Op de analoge display wordt de waarde “16” voorgesteld in tegenovergesteld segment. De kleine digitale display geeft “0” aan: er is geen waarde opgeslagen in het geheugen. In het midden: De amplitude van de analoge display bedraagt 60% van de volledige schaal. De grote digitale display geeft een grotere waarde aan in vergelijking met de meting links (weergave: 38). De operator is het lek genaderd. Nu geeft de kleine digitale display “16” aan: de weergave herhaalt het resultaat van de laatste meting (vorige waarde van de boognaald). Deze aanduiding informeert de operator over de positie in verhouding tot het lek.
58
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
Rechts: De actuele waarde van de boognaald is aanzienlijk afgenomen omdat de operator zich verwijderd heeft van het lek. De vorige waarde van de boognaald geeft de progressie aan met “38”, om een vergelijking mogelijk te maken.
De onderstaande figuur geeft aan hoe het lekgeluid overstemd is door parasietgeluiden.
59
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.7
Lokalisatie
De geluidsgolf wordt sneller gedempt door niet metalen leidingen. Het is dan onvoldoende om te luisteren op de armatuur. Met behulp van een bodemmicrofoon is het mogelijk om het stuk leiding tussen de armatuur te controleren. Het stap voor stap beluisteren van het bodemoppervlak staat toe om de plaats van het lek te vinden zonder graafwerken. Op de display van de AQUAPHON EW/ELW kan de geluidsintensiteit vergeleken worden. De bovenstaande illustratie toont de verandering in de display bij lekdetectie. z De bodemmicrofoon aansluiten op de AQUAPHON EW/ELW. z De microfoon drukken.
op
de
bodem
z De AQUAPHON EW/ELW activeren met de drukknop of de toets “micro”. Tijdens de meting verschijnt het symbool “luidspreker” op het scherm. De analoge display toont de reële waarde van het gemeten geluid. Het actuele geluid is hoorbaar in de hoofdtelefoon. De digitale display toont de kleinste gemeten waarde.
60
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
De kleine digitale display toont de waarde van de vorige meting. Op het ogenblik van de eerste meting verschijnt “0” op het scherm. De kleinst gemeten waarde verschijnt in tegengestelde weergave op de analoge display. z Om de AQUAPHON EW/ELW uit te schakelen, de drukknop loslaten of de toets “micro” indrukken. Indien de AQUAPHON EW/ELW niet uitschakelt bij het loslaten van de drukknop is een andere functie toegekend aan de toets (zie hoofdstuk 5.9). De drukknop nogmaals indrukken. z De bodemmicrofoon op het volgende meetpunt plaatsen en de handeling herhalen. De vorige waarde verschijnt rechts op het scherm om een vergelijking mogelijk te maken. z Het stuk leiding waarin het lek zou zitten nauwgezet controleren. De figuur op de vorige pagina geeft bij wijze van voorbeeld de kromming in de weergave als men over een lek loopt.
61
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.8
Draadloze microfoons
5.8.1
Algemeen Voor het sturen van signalen van de micro naar de AQUAPHON EW/ELW heeft SEWERIN een draadloze verbinding ontwikkeld. Deze optie vereist een radio-ontvanger op de AQUAPHON EW/ELW. Verder dient de overeenkomstige draadloze micro beschikbaar te zijn. De bodemmicrofoons BO-4 of 3P-4 zijn gemonteerd op de draagstaaf H-4 (draadloos). De detectie gebeurt met de teststaaf T-4 (draadloos). Technische eigenschappen
5.8.2
Zendbereik:
ongeveer 10 m
Zendfrequentie:
50 Hz - 5 kHz
Gebruik van draadloze micro’s z De draadloze micro activeren. De drukknop op de bovenzijde van de micro indrukken om de draadloze micro in te schakelen. Na een uur werking schakelt de micro automatisch uit om de autonomie te behouden. z De AQUAPHON EW/ELW activeren met behulp van de toets “Aan/Uit”. De volgende informatie verschijnt afwisselend op het scherm:
Draadloze verbinding geactiveerd
Automatische frequentieregeling. Weergave van het ingestelde frequentiebereik.
62
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
Type microfoon: Teststaaf
Type microfoon: Bodemmicrofoon De AQUAPHON EW/ELW is klaar voor gebruik.
z Om de AQUAPHON EW/ELW uit te schakelen, de toets “Aan/Uit” indrukken. z De draadloze micro uitschakelen.
Opmerking: Bij het activeren heeft de draadloze verbindingsmodule (teststaaf of draagstaaf) enkele seconden nodig om een verbinding te maken. Wij raden dan ook aan om bij een korte onderbreking enkel de AQUAPHON EW/ELW uit te schakelen.
63
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.8.3
Batterijen vervangen De draadloze draagstaven werken met drie batterijen of accu’s (type: Baby / C / LR14 / AM2). De draadloze micro heeft de volgende autonomie: Accu’s Batterijen
ongeveer 16 uur ongeveer 70 uur
z De handgreep van de draagstaaf losdraaien. z De lege batterijen verwijderen.
/
z Nieuwe batterijen plaatsen.
/
z De handgreep schroeven.
de
op
accu’s accu’s staaf
5.8.4 Wisselen tussen draadloze verbinding en draadverbinding De draadloze draagstaaf kan omgevormd worden tot standaard draagstaaf (met kabelverbinding). Wij bevelen aan om de staaf om te vormen bij ontvangstproblemen met de AQUAPHON EW/ELW. In de buurt van andere radiozenders kan de ontvangst verstoord zijn. z De handgreep van de (draadloze) draagstaaf losdraaien. z De batterijen / accu’s verwijderen. z De adapter in de staaf schroeven. De draadloze staaf werkt nu als een draagstaaf H4 (met draad).
64
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
5.8.5 Foutmeldingen in modus draadloze transmissie Automatische afstemming, wachten A.U.B. Luisteren mogelijk na ongeveer 10 seconden.
Draadloze micro operationeel.
Draadloze micro niet gedetecteerd. De afstand tussen de zender en ontvanger is bijvoorbeeld te groot of het radiosignaal is verstoord.
Afwezigheid van drager Slechte zenders
radioverbinding,
parasiet-
Onvoldoende spanning batterijen De spanning van de batterijen (of accu’s) van de draadloze micro is lager dan 1 V; de batterijen (of accu’s) vervangen.
65
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW
5.9
Gepersonaliseerde instelling Bepaalde instellingen van de AQUAPHON EW/ELW kunnen geconfigureerd worden in functie van de persoonlijke gebruiksnoden. De verschillende mogelijkheden zijn weergegeven in de tabel op de volgende pagina. Om een instelling te wijzigen en op te slaan, het toestel inschakelen. z De toets “micro” ingedrukt houden.
z De toets “Aan/Uit” indrukken. In de commentaarregel verschijnt “ELWset”.
z Met de toets “micro” het menu met instellingen doorlopen.
z De “pijltoets boven” indrukken om de opties van het gekozen menu te wijzigen. z De boodschap “Save” verschijnt op het einde van het menu. z De toets “pijl boven” indrukken om de gekozen instellingen op te slaan en de functie te beëindigen.
Opmerking: De graad van geluidsbescherming op een laag niveau instellen. Zo worden geluidspieken sneller verzacht. In een relatief lawaaierige omgeving, de waarde tijdelijk op niveau (1) instellen om de detectie van het lekgeluid niet te verstoren. In extreme gevallen, de beschermingsgraad instellen op niveau (2). De geluidsbescherming treedt uitsluitend in werking bij een hoge geluidsintensiteit
66
5. Detectie van waterlekken (AQUAPHON EW/ELW)
Tabel met instellingen (“ELW Setup”) Menu
Beschrijving
Stand (0)
Stand (1)
Stand (2)
1
Drukknop (Pos. 1) met of zonder inhouden
zonder*
met
/
2
Validatietoon indrukken toets
aan*
uit
/
3
Inschakelen geluidsbescherming
laag*
gemiddeld
hoog
4
Basisversterking
laag
gemiddeld*
hoog
5
Volledige onderbreking van hoofdtelefoon
ja*
nee
/
(* = instelling bij levering)
Leesvoorbeeld: Indien “menu n° 3 = 0” verschijnt op de commentaarregel. De geluidsbescherming is ingesteld op een laag niveau. De basisversterking is nuttig voor de aanpassing aan uitzonderlijke gevallen. Des te hoger de versterking, des te sterker het geluid in de hoofdtelefoon, zonder het volume te wijzigen. Deze omschakeling kan gebeuren met de toets “vergrootglas”. ndien, ondanks een sterk geluid, de hoofdtelefoon niet volledig losgekoppeld dient te worden, maar enkel verzacht, de optie “Volledig uitschakelen van hoofdtelefoon: Nee” kiezen. Op deze manier wordt met de gehoorbeschermende hoofdtelefoon het omgevingsgeluid niet volledig geëlimineerd. De gebruiker behoudt een gedeelte van het omgevingsgeluid zodat hij zich nog kan oriënteren (bijvoorbeeld in het wegverkeer).
5.10
Fabrieksinstelling (Reset) De hieronder beschreven stappen volgen om de fabrieksinstelling (bijvoorbeeld de filterinstelling) opnieuw in te stellen (Reset). z De toets “verlichting” indrukken en tegelijk een micro aansluiten. z Gedurende ongeveer 2 seconden verschijnt op de tekstregel onderaan de boodschap “Reset”.
67
6. Verkorte gebruiksaanwijzing
6
Verkorte gebruiksaanwijzing
6.1
Verkorte gebruiksaanwijzing - lokalisatie van leidingen Detectie van leidingen z De toets “ABC” enkele keren indrukken tot het gewenste frequentiebereik verschijnt, bijvoorbeeld: - 50-60 Hz voor elektrische lijnen, - A, B of C voor leidingen geïnduceerd door een generator. z De gewenste methode kiezen (zie tabel hoofdstuk 4.4.2). De toets “verlichting” ingedrukt houden, vervolgens de toets “vergrootglas” indrukken om de methode te wijzigen. z Over het terrein lopen met de antenne A3-S. De analoge display en het geluidssignaal observeren. Bij het naderen van de leiding neemt de amplitude van de display toe.
Lokalisatie van leidingen volgens de meetmethode minimum (voorbeeld) De pijl links en/of rechts verschijnt (verschijnen) op het scherm. De amplitude van de analoge display verhoogt. z De antenne A3-S draaien tot de amplitude maximaal is. De pijlen tonen de richting van de leiding, maar het is zeer waarschijnlijk dat de antenne zich niet verticaal boven de leiding bevindt. z De weergegeven pijlen observeren. Lateraal bewegen in de richting aangeduid door de pijl (pijl links > de leiding bevindt zich links; pijl rechts > de leiding bevindt zich rechts). Op het ogenblik dat een dubbele pijl verschijnt, bevindt de antenne zich exact verticaal boven de leiding. De analoge display toont een minimale waarde en de digitale display (intensiteit van het elektromagnetische veld) een maximale waarde.
68
6. Verkorte gebruiksaanwijzing
Dieptemeting
Opmerking: Met het frequentiebereik “Radio” is de dieptemeting onnauwkeurig. Voor een nauwkeurige meting raden wij aan een ander frequentiebereik te gebruiken.
De weergegeven afstandsmeting is de afstand tussen de horizontale onderas van de antenne A3-S en het midden van de leiding. z De antenne A3-S verticaal boven de leiding houden. De antenne A3-S op de bodem drukken. z De toets “diepte” indrukken. Op de weergave verschijnen de diepte van de leiding en de stroomintensiteit in de leiding, in [mA]. z De waarde valideren met een tweede meting. Om dit te doen, de antenne A3-S optillen totdat u deze comfortabel in de hand heeft (ongeveer 30 cm boven de bodem).
z De toets “diepte” nogmaals indrukken. De weergegeven waarde dient groter te zijn dan de vorige meting (minimaal de afstand van de grond tot de antenne). Meettolerantie bij één enkele rechte leiding: Diepte leiding [m] 0 1 3
Tolerantie [m] 0,1 0,1 0,3
69
6. Verkorte gebruiksaanwijzing
6.2
Verkorte gebruiksaanwijzing - lokalisatie van waterlekken Detectie
z De hoofdtelefoon aansluiten op de AQUAPHON ELW/EW. z De teststaaf aansluiten op de AQUAPHON EW/ELW. z De teststaaf ergens op de leiding plaatsen. z De AQUAPHON EW/ELW activeren met de drukknop of toets “micro”. Tijdens de meting verschijnt het symbool “luidspreker” op de display. De analoge display toont de reële waarde van het gemeten geluid. Dit geluid is te horen in de hoofdtelefoon. De digitale display toont de gemeten minimumwaarde. Bij de laatste meting toont de kleine digitale display de kleinste gemeten waarde. Op het ogenblik van de eerste meting, verschijnt “0” op de display. Bij de meting verschijnt de kleinste waarde in tegengestelde weergave op de analoge display. z Om de AQUAPHON EW/ELW uit te schakelen, de drukknop of de toets “micro” opnieuw indrukken. Indien de AQUAPHON EW/ELW niet uitschakelt bij het loslaten van de drukknop, is een andere functie toegekend aan de knop (zie hoofdstuk 5.9). In dit geval de drukknop nogmaals indrukken. z De teststaaf op het volgende meetpunt plaatsen en de handeling herhalen. De vorige waarde verschijnt vervolgens rechts op het scherm om de vergelijking te vereenvoudigen.
70
6. Verkorte gebruiksaanwijzing
Lokalisatie
z De bodemmicrofoon aansluiten op de AQUAPHON EW/ELW in plaats van de teststaaf. z De microfoon op de bodem drukken. z De AQUAPHON EW/ELW activeren door middel van de drukknop of de toets “micro”. Tijdens de meting verschijnt het symbool “luidspreker” op de display. In de analoge display verschijnt de reële waarde van het gemeten geluid. Het actuele geluid is hoorbaar in de hoofdtelefoon. De digitale display toont de waarde van de vorige meting. Bij de eerste meting verschijnt de waarde “0” op het scherm. De kleinste gemeten waarde verschijnt in tegengestelde weergave op de analoge display. z Om de AQUAPHON EW/ELW uit te schakelen, de drukknop loslaten of de toets “micro” nogmaals indrukken. Indien de AQUAPHON EW/ELW niet uitschakelt bij het loslaten van de drukknop, is een andere functie toegekend aan de toets (zie hoofdstuk 5.9). In dit geval, de drukknop nogmaals indrukken. z De bodemmicrofoon op het volgende meetpunt plaatsen en de handeling herhalen. De vorige waarde verschijnt rechts op het scherm om een vergelijking te vereenvoudigen. z Het stuk leiding waar het lek zich zou bevinden nauwkeurig onderzoeken.
71
7. Technische gegevens
7
Technische gegevens
Fabricatienummer
FERROPHON EL AQUAPHON EW AQUAPHON ELW
035 01 …..... 036 01 …..... 037 01 ….....
Ontvangstfrequenties (FERROPHON EL en AQUAPHON ELW): A = 41666 Hz; B = 9950 Hz; C = 1100 Hz; 50/60 Hz; 100 Hz; Radiofrequentie 15-25 kHz Bandbreedte transmissie (AQUAPHON EW/ELW): 50-10000 Hz Filters, regelbaar:
in stappen van 50, 500 en 1000 Hz
Filters, minimale bandbreedte: 300 Hz
72
Weergave met verlichting:
Analoge en digitale display van de intensiteit van het veld Weergave van de diepte [m] Aanduiding van de positie (pijlen)
Voeding:
Ingebouwde accu Automatisch herlaadsysteem en geïntegreerd geheugen Weergave van de laadtoestand van de accu Autonomie van ongeveer 8 uur
Beschermingsgraad:
IP54 (beschermd tegen water)
Gewicht:
ongeveer 1,4 kg
Afmetingen (L x H x D):
12,5 x 18 x 6,5 cm
Temperatuurbereik:
Werking Opslaan
- 10°C … + 50 °C - 25°C … + 70°C
8. Hulpstukken
8
Hulpstukken
8.1
Hulpstukken voor de lokalisatie van leidingen en kabels Antenne A3-S Om de positie en diepte te bepalen Generator G1 Deze zender met een hoog uitgangsvermogen (tot 50 W of 1 A) is ontworpen voor de detectie van water- en gasleidingen op grote afstand. Generator G2 Deze zender met laag uitgangsvermogen (1W of 100 mA) is ontworpen voor de detectie van goed geïsoleerde gasleidingen en kabels. Sonde met spanningsgradiënten EL02 Om defecten in de isolatie en kabels te lokaliseren. Aansluitklem AZ 5 Te gebruiken voor het ontvangen en zenden op buizen en kabels tot een diameter van 50 mm. Aansluitklem AZ 9 Te gebruiken voor het ontvangen en zenden op buizen en kabels tot een diameter van 90 mm. Kleine zoekspoel SK3 Netadapter ENA Sondes uit glasvezel Om niet metalen leidingen te lokaliseren.
73
8. Hulpstukken
8.2
Hulpstukken voor waterlekdetectie Teststaaf T-4 met opschroefbaar contactpunt Bodemmicrofoon BO-4 Sterk geïsoleerd tegen geluiden van buitenaf, aanbevolen voor een vlakke bodem. Draagstaaf H-4 Voor het gebruik van bodemmicrofoons BO-4 en 3P-4. Bodemmicrofoon 3P-4 Met driepoot en op te schroeven punt van 20 cm voor een losse of vlakke bodem. Verlengstuk voor teststaaf 60 cm Nodig voor het beluisteren van diepliggende leidingen. Klepadapter voor teststaaf Glijdende adapter voor teststaaf Microfoon massageluid EM30 Aanbevolen voor gebruik in gebouwen.
8.3
Diverse hulpstukken Hoofdtelefoon, stereo Laadadapter HS Koffer AQUAPHON ELW of koffer FERROPHON EL Stijve koffer uit ABS, binnenbekleding uit schuim, beschermd tegen schokken, kleine geïntegreerde opbergruimtes, mogelijkheid tot herladen in de koffer. Voedingsblok Laadadapter voor voertuig 12 V of 24 V Draagsysteem “Driehoek” (nekbretel en regelbaar kussen) Draagsysteem met gekruiste linten 2 regelbare linten bevestigd aan diagonaal geplaatste bevestigingspunten. Voor het comfort van de drager kruisen de linten op de rug.
74
8. Foutmeldingen
9
Foutmeldingen De foutmeldingen worden aangeduid met een “F”, gevolgd door een nummer. Gelieve de SEWERIN Dienst Na Verkoop te contacteren.
F 100
Verkeerde sonde
75
Bijlage
Conformiteitsverklaring
Type Product:
draagbaar toestel op batterijvoeding voor de detectie van leidingen
draagbaar toestel op batterijvoeding voor de detectie van leidingen en waterlekken
draagbaar toestel op batterijvoeding voor de detectie van waterlekken
Productnaam:
Ferrophon EL
Aquaphon ELW
Aquaphon EW
Fabr. nr.:
035 01 xxxx
036 01 xxxx
037 01 xxxx
Wij verklaren hierbij dat de bovenstaande producten voldoen aan de volgende normen of gestandaardiseerde richtlijnen. Bij iedere wijziging van de producten die niet door ons is goedgekeurd, vervalt deze verklaring.
Norm(en) DIN EN 50 081-2
EMC Emissienorm
DIN EN 50 082-2
EMC Immuniteitsnorm
De Normen EN 50 081/82 zijn respectievelijk opgenomen in het Bulletin van de EG nr. C44/12 en nr. C90/2. Deze eenheid is conform met: 89/336/EWG
EG-richtlijn: Elektromagnetische compatibiliteit
92/31/EWG
wijziging van de bovenstaande richtlijn
93/68/EWG
wijziging van de bovenstaande richtlijn
Güttersloh, 21.03.2000
Directeur
76
Bijlage
Historiek van aanpassingen Versie 4.2 Detectie van waterlekken z Weergave: Verdeling in gevoeligheidsbereik 1-10, 1-100, 1-1000, overgang van het ene naar het andere bereik met de toets “vergrootglas”. z Fabrieksinstelling: De geluidsbescherming is ingesteld op een gemiddelde geluidsintensiteit. Dit niveau wordt opgeslagen na het uitschakelen van het toestel. z Bandbreedte van de filtering in functie van het type micro (manuele afstelling tot 9950 Hz): BO-4: 50 - 1500 Hz T-4:
50 - 3000 Hz
EM30, M01:
50 - 9950 Hz
z Voorversterking aangepast aan ieder microfoontype.
Versie 5.0 Detectie van waterlekken z Gebruik van draadloze micro’s.
Lokalisatie van leidingen z Ontvangstbereik 50 Hz uitgebreid naar 50-60 Hz. z Ontvangstbereik 16 2/3 Hz verwijderd. z Bijvoegen ontvangstbereik PIG (21,5 Hz) voor de detectie van zuigers. z Mogelijkheid om rechtstreeks te luisteren naar frequenties 50-60 Hz en 100 Hz (speciale serie).
Alle toepassingen z Indien de accuspanning kleiner is dan de nominale spanning, laadt het toestel volledig op. z Bij het inschakelen van het toestel verschijnt de softwareversie.
77
Bijlage
Versie 5.2 Detectie van waterlekken z Boognaald voor systeem COMBIPHON (memorisatie van de maximale meting).
Lokalisatie van leidingen z Luidspreker met proportioneel geluidssignaal voor een betere beluistering.
Alle toepassingen z Versie voor een eventuele voeding met batterijen.
Versie 6.0 Lokalisatie van leidingen z De antenne A3-S vervangt de antenne A-3. (De antenne A-3 kan nog steeds gebruikt worden.) z De antenne A3-S heeft de methode maximum niet nodig; om deze reden is deze methode verwijderd.
78
Index
Index
Draagstaaf H-4 Drukknop 49
Symbool
E
100 Hz 3P-4 50-60 Hz
Elektrische lijnen ELWset 66
10, 21 53 10,21
53
21
F
A Aan 12, 55 Aansluitklemmen AZ5 27, 39 Actieve detectie 10, 21 Afstelling contrast 14 Analoge display 17, 46 Andere geleiders 43 Antenne A3-S 26, 28 Automatisch ontladen 16 AZ5 27, 39 AZ9 27, 39
Fabrieksinstelling 67 Foutmeldingen 65 Frequentieband 50 FS20 21, 26, 40 FS3 A 41
G Geheugeneffect 16 Gehoorbescherming 56, 66 Geluidsvolume 51 Generator 21, 33 Gepersonaliseerde afstelling 66
B Basisversterking 48 Batterijalarm 18 Batterijen vervangen Batterijsymbool 47 BO-4 53 Bodemmicrofoon 3P-4 Bodemmicrofoon BO-4
H 64
H-4 draadloze verbinding 54 H-4 53 Hoofdtelefoon 16
53 53
I
14
K
C Commentaarregel 47 Contrast van de display
D Defect aarding 44 Detectie van isolatiedefecten 45 Detectie van kabeldefecten 44 Detectie van leidingen 31 Detectie van waterlekken 11, 46 Detectie 56 Dieptebepaling 38 Dieptemeting35, 69 Digitale display 18, 46 Draadloze micro’s 62 Draagstaaf H-4 (draadloze verbinding) 54
Ingebruikname 12 Inschakelen 12 Intensiteit van de stroom 35, 69
Keuze frequentie Kortsluiting 44
20
L Laadtechniek 14 Laadtoestand 12 Leidingen met roestbeschermingskathode 21 Lokalisatie van defecten 25 Lokalisatie van leidingen 10, 68 Lokalisatie van leidingen/kabels 31 Lokalisatie 60
79
Index
M Manuele keuze sondes 13 MAX 46, 48 Meetmethoden 29 Methode lokalisatie van leidingen 30 Methode meting maximum 30 Methode meting minimum 29, 30
O
Uit
W Weergave frequenties 18 Weergave geluidsniveau 47 Weergave positie 17 Weergaven 17, 28
R 23
S SK3 26, 40 Softwareversie Sonde met spanningsgradiënten EL02 27 Symbool luidspreker 47 Systeem sondes uit glasvezel 31
80
12, 55
Verbreking van een geleider Verklaring van de toetsen Verstoringen van het elektromagnetische veld Vlakke bodem 53 Volume 24
Passieve detectie 10, 20 Pearson methode 9 PIG 21 Pijltoetsen 24, 51 Praktische raadgevingen 43
T-4 draadloze verbinding 54 T-4 54 Tabel instellingen 67 Teststaaf T-4 (draadloze verbinding) 54 Teststaaf T-4 54 Toestand accu 18
48
V
P
T
52
U
Ongelijke bodem 53 Ontvangstfrequenties 72 Opladen 15 OVERFLOW 25 Overzicht sondes 26, 53 Overzicht, lokalisatie van leidingen 30
Radio 10, 20 Rechtstreekse geluidsemissie Reset 67
Toets “Aan/Uit” 52 Toets “Hz” 49 Toets “vergrootglas” Toets “verlichting” 51 Toets ABC 20 Toets diepte 24 Toets microfoon (micro) Toets vergrootglas 24 Tracé van leidingen 34
Z Zendspoel 22 Zendspoel 37 Zoekspoel FS20 Zoekspoel FS3 A Zoekspoel SK3 Zwakke stromen
26, 40 27, 41, 42 26, 40 45
44 48 43
Sewerin SARL Rue Ampère 17 - F-67727 Hoerdt Cedex Telefoon +33 - (0) - 3 88 68 15 15 Fax +33 - (0) - 3 88 68 11 77 www.sewerin.com
[email protected]