FOSSIELE BRANDSTOFFEN
De toekomst van fossiele energiebronnen W.J. Lenstra
Inleiding Fossiele energiebronnen hebben sinds het begin van de industriele revolutie een doorslaggevende rol gespeeld in onze energievoorziening. Fossiele energie is compact, goedkoop en ruim voorradig in vergelijking met de bronnen die voorheen werden gebruikt (windkracht, dierkracht, turf, watermolens). Ook de spreiding van de vindplaatsen over de wereld is ruim. Vrijwel elk Europees land kon vroeger beschikken over eigen kolenvoorraden tegen kosten die toen relatief laag waren. De fossiele bronnen hebben ook schaduwzijden. Ze bevatten zwavel, waardoor bij verbranding SO, ontstaat. Kolen in het bijzonder bevatten veel onverbrandbare bestanddelen die in de vorm van stof, as en reststoffen een probleem kunnen vormen. Bij verbranding van brandstoffen treedt ook oxydatie op van stikstof die in de verbrandingslucht of brandstof aanwezig is. De NO,, die zo ontstaat levert, net als SO, een bijdrage aan de verzuringsproblematiek. Een belangrijk bezwaar van het gebruik van fossiele bronnen is het ontstaan van CO,, hetgeen een bijdrage levert aan de klimaatproblematiek. Los aan deze milieunadelen bestaat het nadeel van de instabiele prijzen. Het verzachten van deze prijsrisico's is tot op heden een belangrijk doel van het energiebeleid geweest.
Ontwikkeling van vroeger tot nu Het fossiel energiegebruik begon met kolen. Deze brandstof had vrijwel elk industrieland in de eigen bodem. Naarmate de ontwikkeling toenam begon men over de grenzen naar goedkopere bronnen to zoeken. Olie werd steeds belangrijker, met alle bijbehorende transport en raffinage capaciteit. Daarna kwam het aardgas dat een internationaal vertakt netwerk van buisleiding nodig maakte. Gesteld kan worden dat deze ontwikkeling mogelijk was door de steeds toenemende internationale samenwerking (vgl. de Europese Gemeenschap voor kolen en
119
staal, en het Europese Energie charter). Het is ook geen toeval dat de milieu-effecten die samenhangen met het gebruik van deze brandstoffen minder worden in de reeks kolen - olie - gas. Het gebruik van kolen op de markten waar nu gas wordt ingezet zou milieueffecten hebben zoals die nu zichtbaar worden in Oost-Europa.
De nabije toekomst Twee elementen gaan de toekomst van de fossiele bronnen in hoge mate beinvloeden: heffingen en CO, verwijdering. Heffingen zullen de prijzen van de fossiele bronnen hoger en stabieler maken, en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan het besparingsbeleid. Het gebruik van fossiele energie zal dientengevolge gaan afnemen. Hiervoor zijn echter we] hoge heffingen nodig, vergelijkbaar met de huidige accijnzen op motorbrandstoffen.
De in to voeren heffingen zullen naar alle waarschijnlijkheid een CO, component in de heffingsbasis kennen. Hierdoor zullen koolstofrijke brandstoffen zoals kolen relatief duurder worden ten opzicht van olie en gas. De penetratie van aardgas zal daardoor worden bevorderd. Het heffingenbeleid zal weinig vat hebben op de verkeerssector, vooral omdat de bestaande accijnzen hier al zeer hoog zijn en daardoor de nieuwe heffingen voor relatief beperkte prijsstijgingen zullen zorgen. De positie van olie op de markt voor het autoverkeer zal dan ook niet substantieel worden bedreigd. Door toepassing van de techniek van C02 verwijdering is het mogelijk om de CO, die bij het gebruik van fossiele brandstoffen ontstaat, of to vangen en elders, buiten de atmosfeer op to slaan. Aardgasvelden lenen zich uitstekend voor de opslag van zeer grote hoeveelheden CO2. Toe-
passing van deze techniek kan de markt voor fossiele brandstoffen substantieel beinvloeden, althans in de industriele wereld. Het enige probleem bij de techniek is de relatief hoge prijs. Het verwijderen en opslaan van een ton CO, zal f 30,- tot f 60,- gaan kosten. De produktiekosten van I Kwh elektriciteit zullen daardoor 3 tot 6 cent stijgen. Op zichzelf is dat een groot bedrag maar in verhouding tot de hoogte van de heffingen die hiervoor zijn besproken is het zelfs weinig. Gesteld kan worden dat bij een heffingenbeleid waarbij de energieprijzen voor de gebruikers met 50 tot 100% worden verhoogt en waarbij de heffing voor 50% wordt gebaseerd op CO2, het verwijderen van CO,
120
rendeert. Hierbij wordt aangenomen dat het CO2-deel van de heffing in zulke gevallen zal worden vrijgesteld.
De lange termijn De techniek zal langs deze weg de invloed van de heffingen op de relatieve positie van fossiele brandstoffen op de energiemarkten, verzachten. Volledig schoongemaakte energiedragers zullen uiteindelijk het beeld bepalen, weliswaar voorzien van een heffing op de energieinhoud om de beoogde maximale efficientie to bevorderen. Per gebruiksmarkt zullen de schone bronnen verschillende kansen hebben. Grootschalige elektriciteitsopwekking leent zich goed voor technieken zoals COz verwijdering. Naast de groeiende bijdrage van duurzame bronnen zoals wind- en zonne-energie, zal schoongemaakte fossiele energie in deze sector nog Lang op een rendabele toepassing kunnen rekenen. In de industrie zal het beeld in eerste instantie worden gedomineerd door maximale inzet van aardgas ten koste van kolen en olie. In sommige processen zal het afvoeren van CO2 om heffingen uit to sparen aantrekkelijk worden. Ook het gebruik van centraal geproduceerde waterstof, meestal uit fossiele energie gecombineerd met COZ verwijdering, kan een bruikbaar alternatief zijn. Op de warmtemarkt zal het effect van de hogere energieprijzen, vanwege de heffingen, naar verwachting een sterke groei zijn van het gebruik van restwarmte. Restwarmte-producenten zijn to vinden bij de elektriciteitsopwekking en in de industrie. Het overige warmtegebruik zal nog lang worden gedekt door aardgas. Door verschillende mensen is reeds voorgesteld om door het aardgas een bepaalde hoeveelheid waterstof to mengen om de COz emissie per energie-eenheid verder to verlagen.
In de transportsector is het vermijden van de COZ emissies moeilijk en
duur. Olie zal dan ook nog lang de belangrijkste bron zijn voor deze sector. Op termijn valt to denken aan een toenemende rol voor aard-
gas, bio-fuels, waterstof en elektriciteit. Een op CO, en energieinhoud gebaseerd heffingenbeleid zal voorlopig weinig greep hebben op de motorbrandstoffen. De accijnzen die hier nu reeds worden gehe-
ven verhogen de kostprijs van de motorbrandstoffen al met circa 200%, zodat de marginale uitwerking van een extra energieheffing klein zal blijven.
121