Merendeel Friese dorpen minder dan 500 inwoners
Leefbare dorpen zonder school
Fryslân is een typische plattelandsprovincie met veel kleine dorpen. Meer dan de helft van de Friese dorpen telt minder dan 500 inwoners. In deze kleine dorpen samen woont een klein deel van de Friese bevolking, namelijk 7,5 procent. Bijna een derde van de inwoners van Fryslân woont in één van de vier grote kernen. Van de vier grote kernen is
fluchskrift 06/2012
verreweg het grootst. Drachten, Sneek en Heerenveen volgen met respectievelijk 45.000, 33.000 en 30.000 inwoners op enige afstand.
www.partoer.nl Tabel 1: Verdeling kernen naar aantal inwoners (teldatum 1 januari 2011)
Demografie en onderwijs Fryslân krijgt de komende decennia te maken met krimp, vergrijzing en ontgroening. Deze demografische ontwikkelingen leggen een druk op het voorzieningenniveau. Dat geldt in het bijzonder voor de basisscholen in de kleine kernen. In een aantal gemeenten zijn dan ook voornemens om scholen te sluiten of samen te voegen in clusters. De sluiting van de school wordt vaak gezien als een aanslag op de leefbaarheid van het dorp. Er wordt namelijk verondersteld dat dorpen met een basisschool veel aantrekkelijker zijn voor gezinnen met jonge kinderen. Dorpen zonder school zouden veel grijzer zijn. Maar is dat ook zo? Zijn dorpen met een school aantrekkelijker voor jonge gezinnen? Zijn de dorpen met een school ‘groener’ en dorpen zonder school ‘grijzer’?
Leeuwarden met ruim 95.000 inwoners
En hoe is het met de leefbaarheid in de dorpen met een school en de dorpen zonder school gesteld? Partoer heeft de leefbaarheid en demografische processen in dorpen met een school vergeleken met die in de dorpen zonder school. In dit fluchskrift presenteren wij de resultaten van het onderzoek.Voorafgaand geven we een beeld over de demografische ontwikkelingen, die ons te wachten staan. Hoe groot is de krimp? Waar slaat de krimp meer toe? En hoe verloopt het proces van vergrijzing en ontgroening? Daarna gaan we dieper in op de ontwikkelingen in het onderwijs. Hoeveel scholen telt Fryslân? Hoe is de verdeling van scholen over het platteland? Hoeveel scholen staan door de krimp en ontgroening onder druk? In het laatste deel volgen de resultaten van het onderzoek ‘Leefbare dorpen zonder school’.
kernen inwoners
aantal
inwoners
aandeel
aantal
aandeel
< 500
229
54,7%
48.586
7,5%
500 -1.500
116
27,7%
108.773
16,8%
1.500 -5.000
52
12,4%
133.760
20,7%
5.000 -15.000
18
4,3%
159.978
24,8%
4
0,9%
196.456
30,3%
419
100,0%
647.553
100,0%
> 15.000 Totaal
Bron: Provincie Fryslân – bewerkingen Partoer
Kleine dorpen worden kleiner
Van groei naar krimp Fryslân kent vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw een sterke groei in het inwoneraantal. De groei zal de komende jaren nog wat doorzetten, maar de toename van het aantal inwoners zal in vergelijking met de afgelopen decennia minder spectaculair zijn. Volgens de prognose zal de groei na 2025 zelfs omslaan in krimp.
Vergrijzing en ontgroening Naast de krimp zal de leeftijdsopbouw van de bevolking veranderen. Door de dubbele vergrijzing zal het aantal ouderen flink toenemen. In 2010 telde Fryslân bijna 107.000 65-plussers. In 2030 is het aantal 65-plussers met 60% toegenomen en zijn naar verwachting bijna 170.000 inwoners van Fryslân 65 jaar of ouder. In 2040 zal het aantal 65-plussers opgelopen zijn tot ruim 180.000. Naast de vergrijzing is er sprake van ontgroening. Anders dan bij de vergrijzing speelt het proces van ontgroening voor het jaar 2020. Dat wil zeggen dat tot 2020 de omvang van de basisgeneratie flink zal dalen (Tot de basisgeneratie worden alle kinderen van 4 t/m 11-jarigen plus 30% van de 12-jarigen gerekend). Na 2020 zal de basisgeneratie over de gehele provincie genomen vrij constant blijven.
De daling van de basisgeneratie is niet voor elke gemeente gelijk
In de periode 2001-2011 is het inwonersaantal in Fryslân met 2,7 procent toegenomen. Uitgesplitst naar dorpsgrootte blijkt het inwoneraantal van de grotere dorpen meer toegenomen te zijn dan in de kleinere dorpen. De kleinste dorpen kennen zelfs een lichte afname in het aantal inwoners (zie tabel 2). De belangrijkste verklaring voor het verschil is dat er in grotere kernen doorgaans meer nieuwe woningen gebouwd worden. Tabel 2: Bevolkingsontwikkeling in dorpen naar inwoneraantal (teldata 1 januari 2001 en 1 januari 2011) Inwoners inwoners < 500
2001
Ontwikkeling 2001-2011 2011
absoluut
relatief
48.991
48.586
- 405
99,2
500 -1.500
106.797
108.773
1.976
101,9
1.500 -5.000
133.039
133.760
721
100,6
5.000 -15.000
155.088
159.978
4.890
103,2
> 15.000
186.692
196.456
9.764
105,2
630.607
647.533
16.926
102,7
Bron: Provincie Fryslân – bewerkingen Partoer
Figuur 1: Relatieve ontwikkeling basisgeneratie 2010-2020 per gemeente
In de gemeenten met stedelijke centra blijft het aantal leerlingen redelijk op peil. In de plattelandsgemeenten kan de krimp van het aantal basisschoolkinderen daarentegen fors oplopen (zie figuur 1). De Wadden zullen sterk ontgroenen. Van de eilanden zal op Schiermonnikoog het proces van ontgroening het verst doorzetten. Op het vasteland is in Noordoost Fryslân een flinke daling in de basisgeneratie te verwachten. In deze regio wordt de sterkste daling verwacht in de gemeenten Dantumadiel en Ferwerderadiel. De verwachte ontwikkelingen in Zuidoost Fryslân steken ten opzichte van het noorden van de provincie gunstiger af. Maar ook in deze regio zijn er gemeenten die te maken krijgen met een forse ontgroening, waaronder Opsterland en Ooststellingwerf. In Zuidwest Fryslân moeten Gaasterlân-Sleat en de voormalige gemeente Wymbritseradiel rekening houden met een forse daling in de omvang van de basisgeneratie.
Bron: Provincie Fryslân
Basisscholen en denominatie
Onderwijskeuze in kleine kernen beperkt
Op 1 oktober 2001 telde Fryslân 505 basisscholen. Tien jaar later, in 2011, is het aantal Friese basisscholen teruggebracht tot 475. De helft van de sluitingen betreft scholen van het Openbaar onderwijs. Van het Protestants-Christelijk onderwijs zijn in dezelfde periode tien scholen gesloten, van de Algemeen bijzondere scholen vier scholen en van Gereformeerd Vrijgemaakte signatuur heeft één school de deuren gesloten.
In het basisonderwijs wordt vaak onderscheid gemaakt in regulier onderwijs en vernieuwingsonderwijs. Onder het vernieuwingsonderwijs wordt ondermeer Dalton, Jenaplan en Montessori gerekend. Het aantal vernieuwingsscholen in Fryslân is met 22 scholen gering in vergelijking met Drenthe, waar op een aantal van 301 basisscholen 48 vernieuwingsscholen zijn. De helft van de Friese vernieuwingsscholen is Jenaplan scholen. Na het Jenaplan is het Daltononderwijs een belangrijk onderdeel van het vernieuwingsonderwijs in Fryslân.
De sluitingen van de scholen hebben geen verschuivingen in de verdeling naar denominatie te weeg gebracht. Zowel in 2001 als in 2011 is het merendeel van de scholen in Fryslân openbaar en van Protestants-christelijke signatuur. Het aandeel scholen van andere signatuur, waaronder ook het Rooms-Katholiek onderwijs, is klein te noemen.
Tabel 4: Aantal vernieuwingsscholen naar kernen (1 oktober 2011) Grootte klasse kernen Onderwijsrichting
Tabel 3: Ontwikkeling aantal scholen naar denominatie 2001 - 2011 (teldata 1 oktober 2001 en 1 oktober 2011) Aantal scholen
2001 Openbaar Algemeen bijzonder Protestants-Christelijk
Ontwikkeling
2011
2001- 2011
Regulier
Aantal leerlingen
2001
Ontwikkeling
2011
Absoluut
Relatief
232
217
-15
26.434
25.435
-999
-4%
13
9
-4
732
800
68
9%
214
204
-10
26.575
27.895
1.320
5%
Rooms-Katholiek
32
32
-
5.169
5.666
497
10%
Gereformeerd vrijgemaakt
11
10
-1
999
1.075
76
8%
Antroposofisch
1
1
-
172
154
-18
-10%
Reformatorisch
1
1
-
101
105
4
4%
Samenwerking Openbaar/PC Eindtotaal
1
1
-
54
33
-21
-39%
505
475
-30
60.236
61.163
927
2%
Toename leerlingenaantal niet voor alle denominaties gelijk In de periode 2001 - 2011 is het aantal leerlingen in het Friese basisonderwijs iets toegenomen. De toename van het aantal leerlingen is niet voor alle denominaties gelijk. In het Openbaar onderwijs is het leerlingenaantal zelfs teruggelopen. Ook het Antroposofisch onderwijs en de Samenwerkingsschool hebben de leerlingenaantallen zien teruglopen. Alle andere denominaties kennen een toename in het leerlingenaantal variërend van vier tot tien procent. Met name de groei in het aantal leerlingen op het Rooms-Katholiek onderwijs is opmerkelijk, temeer omdat het Rooms-Katholiek onderwijs in Fryslân minder vertegenwoordigd is.
totaal
<500
500 - 1.500
1.500 – 5.000
5.000 - 15.000
> 15.000
453
71
140
105
74
63
1
2
1
3
Dalton
7
EGO
1
Jenaplan
11
Leonardo
1
Montesorri
1
Vrije School
1
Totaal
475
1 2
1
4
4
1 1 1 73
142
107
81
72
Bron: CFI/DUO - bewerkingen Provincie Fryslân/Partoer De meeste vernieuwingsscholen zijn gevestigd in de grote kernen, waaronder Leeuwarden, Drachten, Sneek en Heerenveen. Dat beeld zien wij ook in andere plattelandsregio’s. Zo zijn in Drenthe de vernieuwingsscholen voornamelijk in Emmen en Assen te vinden. De onderwijskeuze op het platteland is dus beperkt en kinderen in de kleinere kernen zijn meer dan hun leeftijdsgenootjes in de grotere kernen aangewezen op het regulier onderwijs.
Fryslân telt veel kleine scholen hoolgrootte holen naar sc
eling basissc Figuur 2: Verd
tober 2011)
(teldatum 1 ok
Door het grote aantal kleine kernen en de spreiding van leerlingen over basisscholen van uiteenlopende denominaties kent Fryslân veel kleine scholen. De helft van het totale scholenbestand telt niet meer dan 100 leerlingen.
hoolgrootte
r sc sscholen naa Verdeling basi 18,3
De kleinste Friese basisschool heeft 20 leerlingen, de grootste basisschool geeft aan ruim 600 leerlingen onderwijs. Gemiddeld genomen zijn de Friese basisscholen met 130 leerlingen veel kleiner dan het Nederlandse gemiddelde (225 leerlingen). Ook ten opzichte van Groningen (146) en Drenthe (159) zijn de Friese scholen gemiddeld kleiner.
16,2
18,1
11,4
Tabel 5: Afwijking schoolgrootte t.o.v. opheffingsnorm per 1-10-2011, uitgesplitst naar schoolgrootte Opheffingsnorm inwoners
20,0
<51
51-‐75
76-‐100
16,0
101-‐150
151-‐200
201-‐750
r Fryslân/Partoe ngen provincie ki er w be O Bron: CFI/DU
Voortbestaan veel scholen onder druk De krimp, vergrijzing en ontgroening zetten het voortbestaan van een groot aantal scholen onder druk. Op de peildatum van 1 oktober 2011 is het leerlingenaantal van 84 scholen onder de lokale opheffingsnorm (De opheffingsnorm wordt eens per vijf jaar per gemeente vastgesteld aan de hand van de leerlingendichtheid per km2). Vooral de kleine scholen (minder dan 51 leerlingen) staan onder druk. Van de 84 scholen waarvan het leerlingenaantal onder de opheffingsnorm ligt, behoren 52 scholen tot de categorie kleinste scholen. Onder de wat grotere scholen (101-150 leerlingen) zijn er overigens ook vier scholen die door de krimp en ontgroening in hun voortbestaan bedreigd worden.
onder
binnen 10%
binnen 20%
<51
52
9
51 - 75
23
7
76 - 100
5
101 - 150
4
151 – 200
boven 20%
eindtotaal
8
8
77
9
47
86
1
5
65
76
1
4
86
95
2
2
49
53
> 200 Totaal
84
20
28
88
88
343
475
Bron: CFI/DUO – bewerkingen Provincie Fryslân/Partoer Gegeven het feit dat de krimp en ontgroening vooral het Friese platteland zullen treffen, ligt het zwaartepunt van de druk vooral op de kleine scholen op het platteland. Bijna de helft van de kleine kernen (< 500 inwoners), waar nu nog onderwijs gegeven wordt, dreigt hun school te verliezen. Tabel 6: Afwijking schoolgrootte t.o.v. opheffingsnorm per 1-10-2011, uitgesplitst naar grootte van de kern Opheffingsnorm inwoners
onder
binnen 10%
binnen 20%
boven 20%
eindtotaal
<500
29
9
9
26
73
500 tot 1.500
34
6
7
95
142
7
91
107 81
1.500 tot 5.000
9
5.000 tot 15.000
3
1
1
76
> 15.000
9
4
4
55
72
Totaal
84
20
28
343
475
Totaal
84
20
28
343
475
Bron: CFI/DUO – bewerkingen Provincie Fryslân/Partoer Ook een substantieel deel van kernen met 500 – 1.500 inwoners zal, als het om het basisonderwijs gaat, moeten anticiperen op de gevolgen van de krimp en ontgroening.
Onderzoek: Leefbare dorpen zonder school In het onderzoek zijn alle kleine dorpen (< 500 inwoners) in Fryslân ingedeeld in drie groepen: dorpen met een school, dorpen zonder school en dorpen waar in de periode 2000 - 2008 de school gesloten is. Tabel 7: Typering kleine dorpen in Fryslân (teldatum 1 januari 2008)
Aantal dorpen
totaal
dorp met school
dorp zonder school
dorp met recent gesloten school
224
71
147
6
Bron: Provincie Fryslân – bewerkingen Partoer De drie groepen dorpen zijn vergeleken op vijf kenmerken van leefbaarheid en een vijftal demografische gegevens. In tabel 8 zijn de kenmerken van leefbaarheid en de demografische processen samengevat.
Tabel 8: Kenmerken van leefbaarheid en demografische processen Leefbaarheid
Demografische processen
Bevolking
Ontwikkeling aantal inwoners (1998-2009)
-
Aantal inwoners
-
Aandeel 65-plussers
Woningen
Vergrijzing (1998-2009)
-
Omvang woningvoorraad
-
Ontwikkeling aandeel 65-plussers
-
Jaarlijkse ontwikkeling woningvoorraad
-
Ontwikkeling grijze druk
-
Gemiddelde woningbezetting
Voorzieningenniveau
Ontgroening (1998-2009)
-
Aantal voorzieningen
-
Ontwikkelingen aandeel jongeren
-
Type voorzieningen
-
Ontwikkeling groene druk
-
Aantal voorzieningen per 100 inwoners
Werkgelegenheid
Ontwikkeling aandeel huishoudens met kinderen
-
Aantal fulltime arbeidsplaatsen
(2000-2010)
-
Gemiddelde groei werkgelegenheid
-
Werkgelegenheid per 100 inwoners
Gemeenschapsleven
Ontwikkeling aandeel bassischool-kinderen
-
Aantal verenigingen
(2000-2009)
-
Type verenigingen
-
Aantal verenigingen per 100 inwoners
Bron: CFI/DUO – bewerkingen Provincie Fryslân/Partoer
Leefbaarheid in dorpen zonder school niet anders dan in dorpen met een school De dorpen met een school en de dorpen zonder school laten grote overeenkomsten zien als het gaat om de leefbaarheid. Zo is de werkgelegenheid en het gemeenschapsleven in de dorpen zonder school gelijk aan hetgeen wij in de dorpen met een school zien. Omgerekend per 100 inwoners is het voorzieningenniveau in de dorpen zonder school zelfs gunstiger in vergelijking met het voorzieningenniveau in de dorpen met een school. Het gunstiger voorzieningenniveau in de dorpen zonder school wordt vooral veroorzaakt door de aanwezigheid van een halte van Openbaar Vervoer en een dorpshuis. Op twee punten zien wij tussen de beide groepen dorpen verschillen. Het gaat hierbij om het aantal inwoners en de woningvoorraad. Het verschil in het aantal inwoners is fors. De dorpen met een school tellen gemiddeld genomen 339 inwoners, terwijl in de dorpen zonder school de teller blijft steken op 143 inwoners. Gemiddeld genomen zijn de dorpen met een school dus bijna twee keer groter dan de dorpen zonder school. In samenhang met het hoger aantal inwoners is de woningvoorraad in de dorpen met een school ook iets groter en is de jaarlijkse woningtoename in de dorpen met een school iets groter in vergelijking met de dorpen zonder school.
Ook de demografische processen in de dorpen met een school en dorpen zonder school komen met elkaar overeen.
Figuur 3: Ontwikkeling 65-plussers voor kleine dorpen naar basisschool (in %)
Dat wil zeggen dat over de jaren heen gekeken naar de ontwikkeling van het inwonersaantal, het aandeel 65-plussers, de grijze druk, het aandeel jongeren, de groene druk, het aandeel huishoudens met kinderen en het aandeel basisschoolleerlingen in de dorpen met een school en de dorpen zonder school met elkaar overeenkomen. De dorpen, waar recent een school gesloten is, wijken op twee punten af. In de eerste plaats zijn de dorpen met een recent gesloten school in vergelijking met de dorpen met een school en de dorpen zonder school, iets meer vergrijsd. Tegenover een groter aandeel 65-plussers is het aandeel jongeren in de dorpen, waar recent de school gesloten is, in vergelijking met de dorpen met een school en de dorpen zonder school weer lager.
Bron: Leefbare dorpen zonder school, Partoer (2012) Figuur 4: Ontwikkeling aandeel jongeren voor kleine dorpen naar basisschool (in %)
Belangrijke opmerking hierbij is dat de vergrijzing en ontgroening in de dorpen met een recent gesloten school al ingezet zijn voor de sluiting van de school. De sluiting van de school heeft op deze ontwikkelingen geen invloed gehad.
Voorzieningen in de kleine dorpen In het peiljaar 2008 hebben alle kleine dorpen 321 voorzieningen (zie tabel 9).
Tabel 9: Aantal en type voorzieningen in kleine dorpen naar basisschool (2008)
Een dorpshuis en een halte (of meerdere haltes) voor openbaar vervoer komen vaak voor. In bijna de helft van
totaal kleine dorpen
dorpen met school
dorpen zonder school
dorpen met recent gesloten school
321
129
185
7
3%
4%
3%
0%
alle kleine dorpen is een dorpshuis en in het overgrote deel van de kleine dorpen (198 dorpen) is tenminste één halte voor openbaar vervoer.
aantal voorzieningen (absolute aantallen) type voorziening naar dorp . supermarkt (7 dorpen)
Een klein aantal kleine kernen heeft een
. huisarts (8 dorpen)
4%
8%
1%
0%
supermarkt (7 dorpen) of is een huisarts
. dorpshuis (101 dorpen)
45%
79%
29%
50%
(8 dorpen) en een bank en/of post-
. halte OV (198 dorpen)
88%
86%
90%
67%
agentschap (7 dorpen) gevestigd.
Bron: Leefbare dorpen zonder school, Partoer (2012)
Geen samenhang tussen school en leefbaarheid De overeenkomsten tussen de dorpen met een school en de dorpen zonder school zijn zo treffend dat we kunnen stellen dat alleen het hebben van een school geen directe invloed heeft op de leefbaarheid in een dorp.
School heeft geen invloed op de demografische processen Het onderzoek heeft tevens aangetoond dat de school, dan wel de sluiting daarvan, geen invloed heeft op de demografische processen in een dorp. Dorpen zonder school zijn niet grijzer en dorpen met een school niet groener. Er is echter wel sprake van een samenhang. Dat wil zeggen dat demografische processen als krimp, vergrijzing en ontgroening kunnen leiden tot de sluiting van een school. Maar ook als dat gebeurt, kan een dorp nog net zo leefbaar zijn als een dorp met een school. De krimp, vergrijzing en ontgroening zetten het onderwijs en de lokale overheden voor complexe vraagstukken. Het vraagstuk over de leefbaarheid is er daar één van. Door de krimp en ontgroening worden het onderwijs en de lokale overheden ook geconfronteerd met vragen over de bedrijfsvoering, kwaliteit, diversiteit en keuzemogelijkheden..
Bedrijfsvoering: financiën, huisvesting en personeel De bekostiging van een school vindt zijn basis in het aantal leerlingen. Hoe minder leerlingen de school bezoeken, hoe minder inkomsten een schoolbestuur ontvangt. Het Nederlands onderwijsbestel kent een ‘kleine scholen toeslag’, maar deze toeslag is niet altijd toereikend. Bedrijfseconomisch blijkt het omslagpunt rond de 125-150 leerlingen te liggen. In dit fluchskrift hebben we kunnen lezen dat 70 procent van de Friese basisscholen niet meer dan 150 leerlingen telt. Deze scholen staan nu al voor het vraagstuk rondom de bedrijfsvoering. Met de leerlingenkrimp zullen nog meer Friese basisscholen met de financiële krimp geconfronteerd worden.
Kwaliteit van het onderwijs Volgens de Onderwijsinspectie is de kwaliteit op de kleine scholen in vergelijking met de kwaliteit van onderwijs op de grote scholen vaker zwak of zeer zwak. Deze trend heeft ook binnen het Friese basisonderwijs gespeeld. Met steun van provinciale subsidie (Boppeslach) heeft het Friese basisonderwijs de achterstand weg weten te werken. Door de krimp kunnen alle inspanningen teniet gedaan worden en de kwaliteit van het onderwijs weer onder druk komen te staan. Zo is er een duidelijke samenhang tussen de schoolgrootte en de mogelijkheden voor de leerlingen om sociale vaardigheden op te doen. Hoe kleiner de school, hoe kleiner de jaargroepen, hoe minder mogelijkheden om van elkaar te leren. Bovendien is op kleine scholen de werkdruk voor het onderwijzend team veel hoger dan op grotere scholen. Kortom, de krimp dwingt het Friese basisonderwijs na te denken over een ondergrens in de school- en groepsgrootte.
Colofon ‘Demografie en onderwijs’ is een uitgave van Partoer, juni 2012 Het fluchskrift Demografie en onderwijs is een uit de reeks van fluchskriften in het kader van het programma bewustwording en agendasetting demografische ontwikkelingen. Deze publicatie is financieel mogelijk gemaakt door de provincie Fryslân.
Diversiteit en keuzemogelijkheid Uit dit fluchskrift weten wij dat de keuzemogelijkheden en de diversiteit in het onderwijs op het Friese platteland beperkt zijn. Zo zijn de meeste kleine dorpen (< 500 inwoners) voor onderwijs aangewezen op een ander dorp. Daarbij is het vernieuwingsonderwijs op het Friese platteland sterk ondervertegenwoordigd. Het zal duidelijk zijn dat wanneer een school de deuren sluit, dit gevolgen heeft voor de keuzemogelijkheden van ouders. Onderzoek wijst uit dat voor ouders, na kwaliteit en de nabijheid, dezelfde opvatting over opvoeding het belangrijkste keuzemotief voor een school is. Verder spelen praktische zaken als de combinatie werk, school en opvang een rol. De krimp vraagt van het onderwijs en de lokale overheden het uiterste als het gaat om slimme oplossingen. Naast kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid zijn keuzemogelijkheden en diversiteit daarin leidende begrippen.
Bronnen CFI/DUO Provincie Fryslân Leefbare dorpen zonder school. Een analyse van verschillen tussen dorpen met een basisschool, dorpen zonder een basisschool en dorpen met een recent gesloten basisschool. (Van Ruijven ea. 2012) Leeuwarden: Partoer Krimpen met perspectief (Van Leer ea, 2012) Assen: STAMM CMO
Auteur en eindredactie Bernie van Ruijven, Partoer Opmaak Jongens van de Jong
Westersingel 4 8913 CK leeuwarden T (058) 234 85 00 www.partoer.nl