3de bach rechten
Familiaal Vermogensrecht Prof. Barbaix
Q R39
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
10,00 €
Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Familiaal vermogensrecht De opbrengst gaat naar het Kinderkankerfonds!
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri 3e Bachelor Rechten
1
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Familiaal vermogensrecht
Cursus Handboek bij universitas, nieuwe editie van 2015!! Examen Het handboek moet te kennen zijn! Het is een schriftelijk examen met open vragen. Twee theorievragen. Eén daarvan is een loutere kennisvraag. De tweede vraag gaat over theoretisch inzicht. Er komen ook een aantal oefeningen. 10 punten op de theorie en 10 punten op de oefeningen. Wetboek meenemen! Onderdelen cursus v Relatievermogensrecht v Erfrecht v Giften Vragen Afspraak met assistent of prof zelf. Assistent heet Linde Wuyts. Zij heeft elke maandag spreekuur van half 9 tot half 11.
Inleiding Definitie
Het regelt de vermogensrechtelijke aspecten van het gezin-‐ en familieleven. Situering Het FVR situeert zich in het Belgisch privaatrecht. Het Belgische familiaal vermogensrecht knoopt aan bij het familie-‐ en gezinsrecht en bij het vermogensrecht. Het ontstaan van familie-‐ of gezinsrelaties heeft een bijzonder grote impact op het vermogensrecht. De grote hervormingen van het vermogensrecht zijn grotendeels gebaseerd op hervormingen uit het familierecht (zie arrest Marckx). In hoeverre kunnen wij zelf overeenkomsten sluiten die onze vermogensrechtelijke verhoudingen onderling gaan regelen? Dit noemt men het concept van de private autonomie. We zullen zien dat in het huwelijksvermogensrecht een relatief grote contractvrijheid is. In het erfrecht zien we het basisprincipe dat overeenkomsten over nalatenschappen die nog niet zijn opengevallen zijn verboden, dit komt uit het verbintenissenrecht. We moeten het FVR ook in een internationale context situeren. Klassiek wordt er gezegd dat het FVR onlosmakelijk verbonden is met de cultuur van een land en van een natie dat het eigenlijk onmogelijk is om te gaan harmoniseren of te uniformiseren. Los van de klassieke argumenten moeten we aan de andere kant ook vaststellen dat als we naar het FVR van buurlanden gaan kijken dat we tendensen vaststellen. We zien een tendens in de positie van de echtgenoot in het erfrecht. Er is een opentrekking voor de partner en ook in sommige gevallen de langstlevende partner erfrechtelijke aanspraken kan laten vallen. Waar gaat het FVR naartoe bij ons en bij onze buurlanden? We zien vele
2
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
gelijkenissen. De Europese erfrechtverordening is in werking getreden op 17 augustus 2015. Het zal een verdere aanzet vorm om toch nog eens de harmonisering van het FVR onder de loep te nemen. Het arrest Marckx Het Belgische familierecht maakte een onderscheid tussen kinderen geboren binnen een huwelijksrelatie of erbuiten. Kinderen die erbuiten waren geboren hadden veel minder. België is hier voor veroordeeld. In de jaren 87 is het familierecht grondig hervormd. Deze hervorming heeft grote implicaties veroorzaakt voor het vermogensrecht. De klassieke partite v Het Relatievermogensrecht Het FVR bestaat uit het relatievermogensrecht, erfrecht en giften. Het relatievermogensrecht is het geheel van rechtsregels dat tijdens een relatie (huwelijk of samenwoning) en op het ogenblik van de ontbinding (echtscheiding of overlijden) van die relatie de vermogensrechtelijke verhouding regelt tussen de partners onderling en ook tussen de partners aan de ene zijde en derden (bv schuldeisers) aan de andere zijde. Het relatievermogensrecht delen we dan op in het huwelijksvermogensrecht en samenwoningsvermogensrecht. Het huwelijksvermogensrecht is zeer uitgebreid geregeld. Het samenwoningsvemogensrecht is bijna niet geregeld. Voor deze twee rechtstakken gaan we voornamelijk uit het BW regels plukken. Het gros van die regels maakt deel uit van boek drie van het BW. Dit is het boekdeel dat de wijze regelt waarop eigendom wordt verkregen/verloren. HVR in de praktijk? Bv ‘Vrouw verkoopt Porsche van overspelige echtgenoot voor een prikje’. Een vrouw betrapt haar man op overspel en ze verkoopt zijn Porsche samen met een collectie wijnen voor een prijs van 2300. Van wie is de wagen?? Bv een Duitse man had er niet beter op gevonden om alle goederen die hij bezat met zijn ex-‐vrouw letterlijk in twee te zagen. v Het erfrecht Het is het geheel van rechtsregels dat de overgang regelt van het vermogen van een persoon die overleden is naar één of meer andere levende personen. Onze belangrijkste bepalingen zijn terug te vinden in boek drie van het BW. Er zijn ook nog een aantal bijzondere wetten. Erfrecht in de praktijk? Bv ‘Incest-‐vader erft fortuin van misbruikte dochter’. Dit was een reden voor de wetgever om tussen te komen. De broer kwam erachter dat zijn zus misbruikt was geweest door haar vader tijdens haar leven. Hij ontdekte dat zijn vader nog steeds erfrechtelijke aanspraken had. Dit heeft veel commotie veroorzaakt. De wetgever heeft dat ingezien dat bepaalde gedragingen dermate ernstig zijn dat men erfrechtelijke aanspraken kan verliezen. Dit was een impuls om het erfrecht aan te passen. Bv ‘Amerikaan vermoordt schoonmoeder en erft haar fortuin’. De dochter erft alles van de moeder, maar de dochter komt ook te overlijden. Hierdoor erft de man alles. Opnieuw is dit een impuls geweest om het erfrecht aan te passen.
3
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Bv ‘Meharit enige erfgename van bierkoning’. Man overlijdt als eerste. De vrouw wordt ervan beschuldigd de man te hebben gedood. Uiteindelijk wordt ze niet veroordeeld en erft ze alles. v Giften Een gift is een rechtshandeling onder kosteloze titel waarbij een persoon aan een andere persoon om niet/kosteloos een vermogensvoordeel overdraagt. Dit is een handeling uit vrijgevigheid of een kosteloze handeling. Er zijn verschillende soorten. Wij gaan het hebben over de schenkingen en de testamenten. Belangrijke term hierbij is ‘successieplanning’. Giften in de praktijk? Bv ‘Alleen na scheiding recht op miljoenenerfenis’. Oma heeft twee kleinkinderen en één van de kleinkinderen is gehuwd. Oma heeft het niet echt begrepen op de echtgenote van haar kleinzoon. Ze schrijft in haar testament dat haar ganse fortuin voor een klein deel aan de echtgenote toekomt op voorwaarde dat ze scheidt van haar kleinzoon. Dit is een artikel uit Israël, maar dit is perfect toepasbaar op een Belgische context.
4
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
DEEL 1. Relatievermogensrecht (huwelijksvermogensrecht – samenwoningsvermogensrecht)
5
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
DEEL 1. Relatievermogensrecht Verzekeringswet volledig afdrukken voor dit deel!
Titel 1. Huwelijksvermogensrecht Inleiding
Het relatievermogensrecht valt uiteen in het huwelijksvermogensrecht en het samenwoningsvermogensrecht. Het relatievermogensrecht is het geheel van rechtsregels dat tijdens een relatie (huwelijk of samenwoning) en op het ogenblik van de ontbinding (echtscheiding of overlijden) van die relatie de vermogensrechtelijke verhouding regelt tussen de partners onderling en ook tussen de partners aan de ene zijde en derden (bv schuldeisers) aan de andere zijde. Het HVR is een lex specialis. Het wijkt op vele vlakken af van het gemene vermogensrecht. De wetgever gaat er kennelijk vanuit dat de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen echtgenoten aan bijzondere regels moeten worden onderworpen. Partners vallen niet onder het algemene overeenkomsten-‐ en verbintenissenrecht (= lex generalis) door de affectieve/seksuele relatie die niet zakelijk is. We hebben hierbij enkele bedenkingen: v Een eerste bedenking is dat als men die redenering volgt dat men dan die niet alleen moet volgen voor de verhoudingen tussen echtgenoten, maar dat men ook tussen samenwonenden naar de lex specialis moet streven. De wetgever is hier onzorgvuldig geweest. v Een tweede bedenking is dat moet het HVR ook de verhoudingen regelen tussen de echtgenoten en derden? Moet bv een schuldeiser zijn situatie veranderd zien al naargelang zijn schuldenaar gehuwd is of niet? Het vandaag zo dat men als schuldeiser altijd invloed ondervindt van het huwelijksvermogensstelsel van de schuldenaar.
Hoofdstuk 1. Het primair huwelijksvermogensstelsel
Inleiding De wetgever acht deze regels dermate belangrijk dat hij ze heeft opgewaardeerd tot een dwingendrechtelijke regeling die op alle echtgenoten automatisch en dwingendrechtelijk van toepassing is. Echtgenoten kunnen er niet van afwijken. Definitie Geheel van regels die op eenvormige en dwingende wijze de rechten en verplichtingen van de echtgenoten onderling alsmede hun verhouding ten aanzien van derden (art.212-‐ 224 BW). Die artikelen bevatten een aantal regels die familierechtelijk van aard zijn, maar sommigen ook van vermogensrechtelijke aard. Tot slot bevatten die artikelen een aantal gemengde regels.
6
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Algemene kenmerken v ‘Minimum minimorum’ Het is een minimum van vermogensrechtelijke gevolgen. v Eenvormig en dwingend à Sanctie? Echtgenoten mogen er niet van afwijken! Ze mogen de regels wel in bepaalde mate modaliseren bv elke echtgenoot moet bijdragen in de lasten naar hun vermogen. Van deze regel mag men dus niet afwijken. Ze mogen bv in het huwelijkscontract wel zetten dat meneer een bijdrage levert van X euro en dat mevrouw een bijdrage van Y euro levert. Dit is het modaliseren, het vorm geven van de regel dus niet ervan afwijken. Dit mag, maar enkel rebus sic stantibus, nl als de omstandigheden niet wijzigen, maar dezelfde blijven! De sanctie op inbreuken is de vernietigbaarheid van de afgesproken regel. Inbreuken op het primair stelsel zijn vernietigbaar, niet nietig! Als iets nietig dan bestaat het niet, het is er niet. Als iets vernietigbaar is dan bestaat het, maar kan je de vernietiging vorderen. Het verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid. Bij vernietigbaarheid moet je eerst die nietigheid vragen alvorens ze kan worden uitgesproken. Men moet een vordering instellen. Dit is een persoonlijke vordering die verjaarbaar is. Dit is een regel die niet erg belangrijk is in het HVR omdat tussen echtgenoten de verjaring niet loopt. Vernietiging kan dus zeer lang gevraagd worden. De tienjarige verjaring loopt dus pas vanaf de scheiding. v Wederkerig en krachtens een wet Wederkerige verplichtingen vloeien voort uit de wet. Dit betekent dat geen van echtgenoten de exceptie van niet-‐uitvoering kan oproepen (:de exceptie dat als A zijn verbintenis niet nakomt dat B het zijne ook niet nakomt). v Opgebouwd rond drie krachtlijnen (zie verder)
Afdeling 1. Toepassingsgebied ratione personae en ratione temporis Gehuwden en gedurende de hele duur van het huwelijk v Alle echtgenoten Voor iedereen die echtgenoot is. Vanaf de huwelijkssluiting tot op het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk. Dit moet genuanceerd worden. Als er echtelijke moeilijkheden zijn kan het zijn dat die regels worden afgezwakt, worden uitgehold of zelfs zonder voorwerp vallen. a. Voorbeeld van een afzwakking: De bijdrageverplichting van het huwelijk moet in natura en in de gezinswoning. In geval van echtscheiding is die bijdrage in natura niet meer mogelijk. Deze bijdrage wordt dan omgevormd tot een geldelijke bijdrage. b. Voorbeeld van het voorwerp dat wegvalt: Echtgenoten zijn beiden hoofdelijk gehouden tot het betalen van huishoudelijke schulden. Er moet een huishouden zijn. Wanneer echtgenoten feitelijk gescheiden leven dan kan je de vraag stellen: is er nog een huishouden? Is er dan nog een huishoudelijke schuld? Het kan dan zijn dat er geen huishoudelijke schuld meer is omdat er geen huishouden meer is! De regel valt zonder voorwerp.
7
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
v Alleen echtgenoten a. Wettelijke samenwoners (wet 23 november 1995) Het gros van de bepalingen zijn ook van toepassing op samenwoners op grond van deze wet. b. Feitelijke samenwoners Hier zijn geen regels voorhanden dus vaak rijst de vraag of de regels van het primair stelsel ook van toepassing zijn op feitelijke samenwoners.
Afdeling 2. Krachtlijnen van het primair huwelijksvermogensstelsel
Drie krachtlijnen De zoektocht naar een evenwicht tussen drie basisprincipes: gelijkheid, solidariteit en zelfstandigheid. We zoeken een basis tussen solidariteit en zelfstandigheid daarbij zijn de echtgenoten gelijk. Deze punten gelden ook in het secundaire stelsel, maar dan zijn ze niet van dwingende aard dus echtgenoten kunnen afwijken. Krachtlijn 1. Gelijkheid tussen echtgenoten en behoud van de handelingsbekwaamheid Principiële uitgangspunt: gelijkheid v Art. 212 §3 BW: huwelijk tast de principiële handelingsbekwaamheid niet aan v Art. 219 BW is een bijzondere vorm waar deze gelijkheid zich uit. Dit betreft de lastgeving van de ene echtgenoot aan de andere. Echtgenoten kunnen elkaar aanstellen als lasthebber, maar die aanstelling moet ten allen tijde herroepelijk zijn. In het gemene verbintenissen-‐ en overeenkomstenrecht kan de lastgeving wegbedongen worden, dit kan in het HVR niet. Men wil vermijden dat een van de echtgenoten monddood wordt gemaakt. Omdat de lastgeving herroepelijk moet zijn, mag ze ook niet opgenomen worden in het huwelijkscontract. Echtgenoten kennen bepaalde vormen van rechtsonbekwaamheid. Bv tussen echtgenoten geldt een verbod van verkoop omdat de wetgever bevreesd was dat echtgenoten zo hun onvermogen zouden organiseren. Zo kan de ene echtgenoot onvermogend worden zodat de schuldeiser niet betaald kan worden. De wetgever wilde ook vermijden dat de schuldeiser gedwongen werd de laagste prijs te nemen. Er geldt bv ook een verbod van ruiling tussen echtgenoten. Dit zijn speciale gevallen van rechtsonbekwaamheid. Rechtsbekwaamheid: je hebt rechten en plichten. Rechtsonbekwaamheid: je hebt geen of bepaalde rechten en plichten niet. Handelingsbekwaamheid: je hebt rechten en kan ze zelf uitoefenen. Handelingsonbekwaamheid: je hebt rechten, maar je kan ze niet zelf uitoefenen.
8
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Krachtlijn 2. Solidariteit tussen echtgenoten en bescherming van het gezinsleven
§1. Hulp-‐ en bijdrageverplichting (art.213, 217, 221 BW) De hulpbijdrage houdt in dat de echtgenoten moeten hun levensstandaard met elkaar delen. Ze moeten een gezamenlijke levensstandaard voeren. Als de ene biefstuk kan eten dan moet die ervoor zorgen dat de andere dat ook kan eten. De bijdrageverplichting houdt in dat men beiden moet bijdragen in de lasten. Ze moeten met hun inkomsten en mogelijkheden ervoor zorgen dat de lasten van het huwelijk worden gedragen. De lasten van het huwelijk worden door de rechtspraak en de rechtsleer zeer ruim ingevuld. Het zijn alle kosten van het gezin, van de echtgenoten, en van de kinderen (gemeenschappelijk en niet-‐gemeenschappelijk!!) die in het gezin worden opgevoed bv opleiding, reizen, … . Is de verwerving van een gezinswoning een last? Bv echtgenoten zijn gehuwd onder een stelsel van scheiding der goederen. Het risico van dit stelsel is dat men alles samen koopt en één heeft er maar arbeidsinkomsten. Bij dit stelsel kan dat voor de niet-‐verdienende partner gevaarlijk zijn. Wat kan er dan gebeuren? Het huwelijk springt en het koppel gaat uiteen. Meneer gaat dan zeggen dat hij het alleen heeft afbetaald en mevrouw is enkel mee eigenaar geworden doordat hij de koop heeft gefinancierd. Hij kan dan zeggen dat dat een schenking was. Schenkingen tijdens het huwelijk kan herroepen worden. Conclusie mevrouw heeft geen eigen vermogen want ze heeft niet gewerkt. Ze heeft wel nog een onverdeeld aandeel in die gezinswoning, maar die heeft ze maar kunnen krijgen door schenking. De schenking is herroepen. Het gevolg is dat mevrouw in de kou staat. De Belgische rechtspraak heeft hierop gereageerd. Omdat meneer de financiering op zich heeft genomen is helemaal geen schenking aan zijn echtgenote geweest, maar het is een bijdrage aan de lasten van het huwelijk. Hij heeft gezorgd voor de financiering en mevrouw heeft gezorgd voor het onderhoud. Meneer heeft bijgedragen op zijn manier in de lasten van het huwelijk. Dit vloeit voort uit Cassatierechtspraak. De basiscasus ging ervanuit dat de gezinswoning in kwestie onverdeeld was en gefinancierd was met inkomsten en dat het ook een discussie over de gezinswoning zelf betrof. De rechtspraak is nog steeds zoekende en men is er nog steeds niet uit. Wat als de financiering niet gebeurt door geld, maar door kapitaal dat geïnjecteerd wordt in de aankoop van een woning. Gelden dan de principes nog? Een ander voorbeeld is dat partners een tweede woning hebben. Geldt de rechtspraak voor de gezinswoning ook voor de andere verblijven? De Belgische rechtspraak is daar nog niet uit. Het Franse Hof van Cassatie heeft recent geoordeeld dat partners een gezamenlijke levensstandaard delen en dat alles dat daarin bijdraagt een last is in het huwelijk. De bijdrage moet in natura en in de gezinswoning gebeuren. Het kan ook een materiële bijdrage zijn bv werk in het huishouden. Hoeveel moet men bijdragen; de wet is onduidelijk. Art. 221 BW zegt dat echtgenoten moeten bijdragen naar vermogen. De Franse wet is duidelijker daar moet men bijdragen naar hun mogelijkheden. Als de mogelijkheden van ene groter zijn dan die van de andere dan zal zijn bijdrageverplichting groter zijn. Hoelang moeten de echtgenoten bijdragen? Vanaf de huwelijkssluiting tot aan de ontbinding van het huwelijk (echtscheiding of overlijden). Maar in periodes van echtelijke moeilijkheden kan het zijn dat de verplichtingen uit het primair stelsel een andere vorm aannemen of zelfs zonder voorwerp kunnen vallen. Het kan bv een geldelijke bijdrage (onderhoudsbijdrage) zijn ipv een bijdrage in natura. De rechtspraak zegt dat als vroeger echtgenoten van elkaar tijdens de periode van de feitelijke scheiding een onderhoudsbijdrage vorderen dan moet de eisende echtgenoot aantonen dat de andere echtgenoot de feitelijke scheiding heeft doen ontstaan en er ook de schuldige van is dat die feitelijke scheiding blijft
9
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
bestaan. Het echtscheidingsrecht is veranderd. De echtscheiding is schuldloos geworden. Gelden deze principes nog altijd dan? Het Hof van Cassatie zegt dat ze nog steeds gelden. §2. Bescherming van de gezinswoning (art. 215 BW) Inzichtsvraag: beoordeel een volgende stelling: ‘de gezinswoning is altijd beschermd’ (HVR vergelijken met erfrecht en giften) Het algemene principe is dat elk van de echtgenoten elk op zich tijdens de ganse periode van het huwelijk beschikkingsonbevoegd is over de gezinswoning. Het betekent dat de echtgenoten geen van beiden zonder toestemming van de andere echtgenoot beschikkingen kunnen treffen die de gezinsfunctie van de woning in het gedrang kunnen brengen. Art. 215 BW vult de definitie van gezinswoning zeer beperkend in. Een gezinswoning is het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient. Elementen a. Onroerend goed Toch moet dit genuanceerd worden. Men kan ook wonen op een boot of in een caravan. b. De woning moet tot voornaamste woning moet dienen dus ze moet gebruikt worden. Het moet tot woning dienen. Er moet al een effectief gebruik zijn. Bv een echtpaar koopt een woning aan met de bedoeling om een gezinswoning te vestigen, maar de woning moet verbouwd worden. Zolang de woning niet gebruikt wordt als woning dan kan de woning ook niet dienen als voornaamste woning en wordt ze niet beschermd onder art. 215 BW. c. Slechts één woning kan de voornaamste woning zijn. Er kunnen geen twee voornaamste woningen zijn. Dit zal soms uit de feiten moeten blijken. Er wordt een onderscheid tussen enerzijds dat de echtgenoten of een van hen eigenaar is of houder is van een zakelijk recht op die woning en anderzijds dat de echtgenoten of een van hen huurder is van de woning. a. Eigenaar: Men kan niet over de woning beschikken dan met toestemming van de andere echtgenoot. Bv een woning hoort toe aan A voordat ze B leert kennen. Mag ze die woning verkopen? Als het niet de gezinswoning is dan mag ze dat en mag ze dat alleen. Is het de gezinswoning zelfs al is ze de enige eigenaar dan mag ze nog niet alleen over de woning beschikken. Meneer wordt geen mede-‐eigenaar van de woning. Als mevrouw dan toch alleen beschikt over de woning dan kan meneer de vernietiging vragen. Die daad van beschikking is vernietigbaar. Art. 215 BW spreekt over beschikken. ‘Beschikken’ heeft een belangrijke juridische connotatie. Men maakt een onderscheid tussen daden van beschikking en daden van beheer. ‘Beschikken’ moeten we hier begrijpen in een ruime betekenis dus sensu lato. Art. 215 BW viseert daden van beschikking en daden van beheer die de woonfunctie van het gezin in het gevaar kunnen brengen. De instemming kan gebeuren voor het beschikken, maar kan ook nadien. De instemming kan ook vormeloos dus het moet niet perse schriftelijk zijn het kan ook stilzwijgend. Het principe van consensualisme geldt. Als de instemming niet wordt gegeven dan wordt ze aanvechtbaar. Er zijn twee hypotheses mogelijk. Eén van de echtgenoten weigert in te stemmen omwille van een wettige reden of om een andere reden. De andere echtgenoot zit dan
10
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
geblokkeerd. De andere echtgenoot kan zich dan tot de familierechtbank wenden om te laten vaststellen of de weigering rechtmatig dan wel onrechtmatig is. Stelt de rechtbank vast dat de weigering onrechtmatig is dan kan de rechtbank een plaatsvervangende instemming of machtiging geven. De tweede hypothese is dat één van de echtgenoten zich in de onmogelijkheid bevindt om in te stemmen bv men zit in het buitenland, men ligt in coma, … . Men kan zich dan ook tot de rechter wenden voor een gerechtelijke instemming. Als de weigering onrechtmatig is of als men zich in de onmogelijkheid bevindt om instemming te geven dan kan de rechter een machtiging geven. De echtgenoot moet wel optreden binnen één jaar die begint te lopen vanaf het ogenblik dat de beschikking wordt gesteld of vanaf wanneer men in kennis komt van de beschikking. Dit is een vervaltermijn die wel loopt tussen de echtgenoten. Hierna kan men de vernietiging niet meer vragen! Instemmingsvereiste betekent niet dat de echtgenoot eigenaar of mede-‐eigenaar wordt. Men raakt niet aan het zakelijk statuut. (art. 215, §1 en art. 224, §1, 1 BW) b. Huurder: Stel dat een van de echtgenoten een woning huurde voor hij huwde. Men gaat daar de gezinswoning vestigen. Door het enkele feit van het huwelijk (en de wet) krijgt men er een wettelijk medehuurder bij (de andere echtgenoot). Hier gaat men wel ingrijpen in de contractuele relatie. Dit betekent dat bv de opzeg aan beide echtgenoten moet gebeuren. De wet is beschermend voor de verhuurder. De verplichtingen kunnen alleen maar gelden voor de verhuurder als hij op de hoogte was van het huwelijk. De verhuurder hoeft hiervan niet op de hoogte te zijn. De huurders moeten het zelf melden. Dit betekent dat ogv art. 215 dat die tweede echtgenoot beschermd is als huurder, hij kan rechten putten uit die huurovereenkomst. Dan is de vraag gerezen: rust er dan op die wettelijke medehuurder ook contractuele verplichtingen? Kan de verhuurder naar de andere echtgenoot gaan als de ene echtgenoot de huur niet betaald? Hier bestaat discussie over. Sommige auteurs zeggen dat het enkel gaat om de rechten en niet om de verplichtingen. Andere auteurs zeggen dat het logischer is dat als iemand rechten krijgt dat daar dan verplichtingen uit voortvloeien. De huur van een gezinswoning is een bijdrage in de lasten van het huwelijk en is ook een huishoudelijke schuld. (art. 215, §2 BW) Men kan de maatregel laten handhaven via de vernietiging of de niet-‐uitvoering van de opzegging vorderen. §3. Hoofdelijkheid voor de huishoudelijke schulden a. Huishoudelijke schulden (art. 222 BW) Ze kunnen beiden aangesproken worden voor het integrale bedrag, de schulden voor de opleiding en opvoeding van de kinderen, … . Op voorwaarde dat de schulden voor de kinderen niet buitensporig zijn anders vallen ze niet onder hoofdelijkheid. Hoofdelijkheid is zeer ruim te interpreteren. Huishoudelijke schuld bestaat maar als er een huishouding bestaat. Van zodra er geen samenwoonst meer is dan is er geen huishouden meer. Het is aan de echtgenoten om aan te tonen dat de schuldeiser op de hoogte was van de feitelijke scheiding. De schuldeiser moet zichzelf niet informeren hierover. Als hij er vanuit gaat dat ze nog samenwonen dan kan hij zich in de regel nog beroepen op de hoofdelijkheid. Als de schuldeiser er wel van op de hoogte was dan moeten de echtgenoten dit aantonen. Dit is een zware bewijslast.
11
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Casus Een man was gehuwd en feitelijk gescheiden van A, maar samenwonend met B. Meneer belandt in het ziekenhuis. Men ziet op de papieren dat hij gehuwd was. Men ziet elke dag een vrouw aan zijn bed. Hij komt te overlijden. B wordt aangesproken om de schuld te betalen, maar ze wilt niet omdat ze niet gehuwd zijn. Ze spreken de echtgenote (A) aan en zij weigert, maar het ziekenhuis was van de feitelijke scheiding niet op de hoogte dus de vrouw A moet de schulden betalen! b. Schulden ten behoeve van de opleiding en de opvoeding van de kinderen Alle kinderen die in de gezinswoning worden opgevoed. Dit zijn de gemeenschappelijke en niet-‐gemeenschappelijke kinderen. De schuld mag wel niet buitensporig zijn anders vervalt de hoofdelijkheid. Wanneer is het buitensporig? Dat hangt af van de omstandigheden. Het moet uit de feiten worden afgeleid. Schuldeisers mogen zich enten op de tentoon gespreide levensstandaard bij de beoordeling van de buitensporigheid. Bv men voert een royale levensstijl ook al kan men zich dat niet veroorloven dan zullen de schulden minder buitensporig zijn. §4. Handhavingsregime Al die bovenstaande maatregelen worden gehandhaafd door handhavingsmaatregelen die echtgenoten kunnen vorderen. Dat zijn zowel dringende en voorlopige maatregelen als de nietigverklaring. a. Dringende voorlopige maatregelen (art. 223 BW) De dringende en voorlopige maatregelen kunnen worden uitgesproken door de rechter. Bv eén van de echtgenoten wordt het verbod opgelegd om bepaalde goederen te vervreemden. De rechter kan dus een vervreemdingsverbod opleggen. Men doet dat omdat echtgenoten op het ogenblik dat het slechter gaat in de relatie wel eens de neiging kunnen hebben om een aantal vermogensbestanddelen te doen verdwijnen. Onroerend vermogen gaat niet lopen, maar men is geneigd om dat roerend te gaan maken. Men gaat het dus verkopen en dan heeft men geld. Dat geld zullen ze dan doen verdwijnen. Men doet dat om te hoge alimentatieverplichtingen te vermijden. Als een echtgenoot daar angst voor heeft, kan deze naar de rechter gaan en er een verbod voor vragen. b. ‘Nietigverklaring’ (vernietiging) (art. 224 BW) Nietigverklaring van handelingen die indruisen tegen de solidariteit en de bescherming van het gezinsleven. Dat is dus wanneer belangen van het gezin in het gedrang zijn gekomen. Hier geldt dezelfde verjaringstermijn van één jaar vanaf de litigieuze handeling of vanaf dat die handeling ter kennis komt van de andere echtgenoot.
12
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Krachtlijn 3. Behoud van de zelfstandigheid §1. Vrijheid van beroepsuitoefening (art.216 BW) Iedere echtgenoot is vrij in de keuze van zijn beroep. Dat betekent een dubbele vrijheid. Men mag kiezen of een beroep uitoefent of niet en men mag kiezen welk beroep dat dan zal zijn. Voor die beroepskeuze heeft de echtgenoot niet de instemming van de andere echtgenoot nodig. Die andere echtgenoot kan wel in bepaalde omstandigheden een recht van verzet doen. Als ze kan aantonen dat een beroep een ernstig nadeel verbindt aan de stoffelijke of zedelijke belangen van de echtgenoot of de kinderen dan kan de echtgenoot vragen aan de rechtbank dat de andere echtgenoot een beroepsverbod opgelegd krijgt. Dit verbod kan enkel op de specifieke beroepskeuze worden opgelegd, niet op de keuze of men een beroep uitoefent of niet. Bv vroeger stond in de voorwaarden van de NMBS dat de conducteur en zijn echtgenote geen café mochten uitbaten in de buurt van het station. Men zou kunnen zeggen dat de stoffelijke belangen van de echtgenoot of zelfs de kinderen in het gevaar kunnen komen. Het kan ook zijn dat men zegt dat men het beroep wel mag uitoefenen, maar dat men er voorwaarden aan verbindt, bv dat het huwelijksvermogen niet mag wijzigen. Wat als men het beroepsverbod niet naleeft? Men legt een louter vermogensrechtelijke sanctie op. §2. Inning en besteding van de beroepsinkomsten (art.217 BW) Het zegt niet van wie die gelden zijn. Het zegt enkel wie tot inning van die inkomsten mag overgaan. De echtgenoot die beroepsinkomsten genereert kan zijn beroepsinkomsten besteden. Dat moet wel in een bepaalde volgorde gebeuren. De inkomsten moeten eerst aangewend worden voor de lasten van het huwelijk. Als er overschot is dan mag men het besteden voor de aanschaf van goederen die verantwoord zijn voor de uitoefening van het beroep. Het zegt niets over het statuut van die beroepsgoederen. Als hierna nog iets overschiet van de inkomsten dan zullen die verder worden besteedt volgens de regels van het secundaire stelsel. §3. Iedere echtgenoot heeft het recht een bankrekening of een kluis te openen (art. 218 BW) Men heeft geen toestemming van de andere echtgenoot nodig. De bank moet de andere echtgenoot achteraf wel inlichtingen. Men mag er zelfs kleine kredietverrichtingen mee doen. Men mag met de bankrekening bepaalde verrichtingen stellen. Het artikel spreekt zich niet uit over de eigendomsstatuut van de gelden die op de bankrekening staan.
13
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Hoofdstuk 2. Het secundair huwelijksvermogensstelsel Wettelijk 1. Gemeenschapsstelsels Conventioneel 2. Stelsel van scheiding van goederen Conventioneel
Primair HVR à Niet van afwijken! Secundair HVR à Kan men van afwijken! MAAR men kan niet afwijken van: o Bestuursregels (incl. art. 1433 BW) o Tijdstip van de vergoeding (nuancering: vergoedingen die worden geacht van dag tot dag te zijn afgerekend op voorwaarde dat het een weerlegbaar vermoeden is – CASS.) o Principe van vergoedingen als zodanig Hier hebben de echtgenoten een bijzonder ruime contractvrijheid. We zien hier dezelfde zoektocht naar een balans die we in het primaire stelsel hebben gezien. De echtgenoten kunnen hier dus zelf ingrijpen in de regels die de wetgever heeft gemaakt. HVR zit tussen twee extremen. Ofwel zorgen de echtgenoten dat er een zo groot mogelijke scheiding van goederen is ofwel gaan ze alles gemeenschappelijk maken. Het regelt de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen echtgenoten, zowel onderling als tegenover derden. Mogelijkheden: v Scheiding van goederen v Algehele gemeenschap v Stelsels met een beperkte(re) gemeenschap Iedereen die gehuwd is zonder expliciete keuze voor een huwelijksstelsel valt automatische onder het wettelijke stelsel, nl gemeenschapsstelsel = met gemeenschap van aanwinsten. Dit is de keuze van de Belgische wetgever, nl men kiest voor een evenwicht tussen solidariteit en zelfstandigheid. Het wettelijk stelsels wordt gekenmerkt door drie vermogens. Het gemeenschappelijk vermogen dat de echtgenoten gedurende het huwelijk samen opbouwen en twee eigen vermogens. Één van meneer en één van mevrouw. Men heeft hier dus een grote contractvrijheid (huwelijkscontracten).
14
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
Rol van het stelsel is drieledig: v Aanvullend karakter: hebben echtgenoten geen keuze gemaakt wat betreft het vermogensstelsel dan geldt het wettelijke stelsel. Dit geldt totdat ze een andere keuze zouden maken. v Gemeenrechtelijk karakter: echtgenoten hebben de mogelijkheid wanneer ze een huwelijkscontract maken om van enkele gemeenrechtelijke bepalingen af te wijken. Alles wat door de echtgenoten niet geregeld is, valt terug onder de gemeenrechtelijke regels van het wettelijk stelsel. v Statutair karakter: echtgenoten moeten niet post factum (dus na de echtscheiding) met beweringen of zelfs bewijzen afkomen dat ze in het begin niet de intentie hadden om het gemeenrechtelijke stelsel te volgen.
Afdeling 1. Het wettelijk huwelijksvermogensstelsel
Structuur v Statuut van de goederen: -‐Actief -‐Passief a. Definitief: tussen echtgenoten onderling b. Voorlopig: tussen echtgenoten en derden. v Bestuur over de goederen v Ontbinding, vereffening en verdeling -‐Ontbinding -‐Vereffening -‐Verdeling (!)Basiskenmerk: ‘gemeenschap van aanwinsten’ (!)Drieledig karakter: -‐ aanvullend karakter -‐ gemeenrechtelijk karakter -‐ reglementair of statutair karakter Ratione temporis van de regels van het wettelijk stelsel Geldingsduur: v Vanaf de huwelijkssluiting v Tot de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel: art. 1427 BW -‐Overlijden -‐Echtscheiding: eens de echtscheiding is uitgesproken dan kan dat voor een stukje terugwerkende kracht hebben. -‐Scheiding van tafel en bed -‐Gerechtelijke scheiding van goederen -‐Minnelijke overgang naar een ander stelsel (kan tijdens het huwelijk) (!)De ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel is niet hetzelfde als de ontbinding van het huwelijk! Het huwelijk kan enkel ontbonden worden door overlijden of door echtscheiding.
15
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
I. Statuut van de goederen Algemeen a. Wettelijk stelsel heeft drie vermogens: v Eigen vermogen van elk van de echtgenoten v Gemeenschappelijk vermogen b. Statuut van het gemeenschappelijk vermogen v Geen rechtspersoonlijkheid dus kan niet in rechte optreden! Echtgenoten moeten optreden of gedagvaard worden! v Geen onverdeeldheid: De echtgenoten kunnen niet de onverdeeldheid vorderen. Men kan een einde stellen aan het stelsel en overstappen naar de scheiding van goederen. v Geen mede-‐eigendom: Het is onmogelijk voor echtgenoten om delen van het gemeenschappelijk stelsel over te dragen! Dit is logisch want ze zijn samen eigenaar. ‘Sui-‐generis’-‐statuut §1. De residuaire gemeenschapskwalificatie als uitgangspunt Principe Het algemeen uitgangspunt: vermoeden van gemeenschappelijkheid (art. 1405, °4 BW). De gemeenschappelijkheid zuigt alle goederen op. Dit wordt de sponswerking van het gemeenschappelijk vermogen genoemd. Bewijs Bewijspositie, bewijslast en bewijsmiddelen: -‐ Bewijspositie & bewijslast: Bewijslast rust op degene die beweert dat het goed eigen is. Dit kan een echtgenoot zijn tegenover de andere echtgenoot, maar dit kan ook een derde tegenover de echtgenoten zijn. -‐ Bewijsmiddelen (art. 1399 2e en 3e lid BW): o Tussen echtgenoten onderling à bewijslast rust op degene die beweert dat het goed eigen is. Echtgenoten kunnen al het bewijs uit de kast halen. Het bewijs is vrij. Art. 1399 3e lid BW. Derden zijn niet gebonden aan de bewijsafspraken tussen de echtgenoten. Tussen de echtgenoten is het bewijs vrij. o Door echtgenoten tegenover derden à Art.1399 2e lid BW bevat maar een limitatieve lijst van toegestane middelen: àBoedelbeschrijving mag men niet op het laatste moment doen vlak voor de rechtszaak. àBezit moet deugdelijk zijn om bewijskracht te hebben. Het moet voortdurend zijn, onafgebroken, ongestoord, openbaar en ondubbelzinnig. Vooral het
16
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
laatste is een probleem bij echtgenoten. Het bezit moeten we ernstig nuanceren. àFactuur? Dat zou een bewijsmiddel kunnen zijn tegen een derde. Hangt er ook vanaf wat er op die factuur staat. Een factuur zegt weinig. Het vermeldt wel de datum van aankoop dat eventueel wel belangrijk kan zijn voor de bepaling van het statuut van een goed. àWat echtgenoten nu vaak doen is een lijst opstellen van goederen van de ene dan wel de andere echtgenoot. Welke bewijskracht heeft dit? Hierover bestaat discussie. Sommigen zeggen dat dit een soort van boedelbeschrijving is. Anderen zeggen dat dit een begin van bewijs vormt waardoor het alsnog moeilijker zal zijn om het tegenbewijs te leveren. o Door derden tegenover echtgenoten? Derden kunnen dat met alle bewijs van middelen omdat het gaat om een rechtsfeit.
§2. Baten A. Baten van het eigen vermogen Statuut van de goederen-‐actief Baten van het eigen vermogen: twee categorieën: v Eigen door oorsprong: art. 1399 BW v Eigen door aard: art. 1400-‐1401 BW 1. Goederen eigen door hun oorsprong (art. 1399 BW) v Omwille van het ogenblik van de verwerving -‐ Principe De huwelijkssluiting is voor het statuut van de goederen een kantelpunt. Alles wat al van de echtgenoten was voor het huwelijk is voorhuwelijks. Ze zijn eigen vermogen door huwelijkssluiting (= de oorsprong). -‐ Toepassingen Bv men koopt samen een woning vlak voor het huwelijk. De woning is dan voorhuwelijks en eigen. De ene helft van de woning zit in het eigen vermogen van de ene echtgenoot en de andere helft in het eigen vermogen van de andere echtgenoot. De woning is niet gemeenschappelijk! Dat moet men achteraf in een huwelijkscontract vermelden als men wil dat het in de gemeenschap terecht komt. Wat als de financiering ongelijk verloopt? Als er niets anders is bepaald is in je eigendomsakte dan wordt er vanuit gegaan dat het helft-‐helft is. Bv één van de echtgenoten maakt voor het huwelijk aanspraak op een schadevergoeding, maar zowel de vaststelling van de aansprakelijkheid als de veroordeling en de betaling van de vergoeding gebeurt achteraf. De oorzaak
17
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
van de schadevergoeding situeert zich voor het huwelijk. De schadevergoeding die zal worden betaald is eigen! v Goederen verkregen onder kosteloze titel -‐ Principe Onder kosteloze titel wil zeggen door vereffening, schenking of testament. -‐ Uitzonderingen Bv Een testament valt open voor het huwelijk. De erfenis is eigen vermogen van een van de echtgenoten. Hier bestaan twee (schijn)uitzonderingen op: a. Wanneer in het testament is opgenomen dat het goed niet eigen zal zijn, maar gemeenschappelijk. Dit komt niet vaak voor. b. Het goed zal gemeenschappelijk worden wanneer de schenking of het legaat niet gedaan is aan één echtgenoot, maar aan beide echtgenoten. Het goed wordt gemeenschappelijk gemaakt en wordt niet onverdeeld eigen gemaakt. Een schenking gebeurt normaal door notariële akte, maar dit kan bv ook bij een handgift. Het kan bv ook gebeuren dat een zoon het huis van zijn ouders over koopt dat hij dan een prijs moet betalen die lager ligt dan de marktprijs. Dit kan wel een vermomde of onrechtstreekse schenking zijn. Men kan ook een schenking doen door een overschrijving op de rekening. Hier is er dan geen notariële akte. Toch kan dit gevaarlijk zijn omdat niet veel rekeningen exclusief eigen zijn van één van de echtgenoten. De vraag is dan is het een schenking aan enkel mevrouw of aan mevrouw én meneer? De rechtspraak gaat ervanuit dat de schenking aan beide echtgenoten is gedaan.
2. Goederen eigen door hun aard: twee subcategorieën: v Accessoria van eigen goederen (art. 1400 BW) -‐ Ongeacht het ogenblik van de verwerving -‐ Behoudens vergoeding indien daartoe aanleiding bestaat Verwijst naar de hypothese dat er een vergoeding zou kunnen zijn. Er kan een compensatiemechanisme bestaan. v Strikt persoonlijke goederen (art. 1401 BW) -‐ Ongeacht het ogenblik van de verwerving v Accessoria (art. 1400 BW): Ze worden als bijzaak geacht mee te behoren tot het eigen vermogen. Accessoria zijn bijzaken die behoren tot het eigen vermogen door andere eigen goederen. 1e: Toebehoren van eigen onroerende goederen of onroerende rechten • Verticale natrekking: Een goed voorbeeld van natrekking is het kopen van een bouwperceel en het daarop (laten) bouwen van een woonhuis. Dit woonhuis wordt ‘vanzelf’ onroerend omdat het
18
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
•
3e Bachelor Rechten
rechtstreeks met de grond verenigd is en bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Omdat het woonhuis ‘op’ het perceel staat, wordt deze wijze van natrekking ook wel verticale natrekking genoemd: de ondergrond trekt na wat er bovenop die ondergrond wordt gevestigd. • Horizontale natrekking: één van de echtgenoten heeft een onroerend goed en tijdens het huwelijk wordt er een bijkomend perceel verworven. Dat perceel is een bijkomstig perceel en is ondergeschikt aan het originele perceel. Er is een band van ondergeschiktheid. Men zou een beding van aanhorigheid kunnen opnemen in het huwelijkscontract dat zegt dat bijkomende percelen bijkomend of ondergeschikt zijn. Men zou in het contract ook kunnen verzaken aan de principes van natrekking. Men kan afstand doen van de natrekking, maar dat moet men doen op de daartoe vereiste manier. e 2 : Toebehoren van eigen waardepapieren • Wat? De wet verklaart eigen de toebehoren van eigen waardepapieren. Men moet eerst vaststellen dat bepaalde waardepapieren, aandelen, effecten, obligaties dat die eigen zijn. Wat valt er dan onder het ‘toebehoren’? Het stemrecht dat eraan gekoppeld is, aandelen die kosteloos worden verkregen door de bestaande aandeelhouders, uitbetaalde loten en terugbetalingspremies, bepaalde aandeelhouders hebben voorkeurrechten om bv nieuwe aandelen te verwerven. Het voorkeurrecht is eigen, maar zijn die nieuwe aandelen ook eigen of zijn die gemeenschappelijk? Dit is betwist. (!)Vruchten (bv dividenden) en inkomsten zijn niet eigen, maar gemeenschappelijk! Dus dit zijn geen toebehoren. Meerwaarde inherent aan een kapitaal blijft eigen want dat volgt het statuut van het kapitaal. e 3 : Goederen aan een echtgenoot overgedragen door een bloedverwant in de opgaande lijn. 3 voorwaarden: • Overdracht onder bezwarende titel • Moet gebeuren door een ascendent van één van de echtgenoten aan een descendent • Ter voldoening van een schuld 4e: Aandeel door een echtgenoot verkregen in een goed waarvan hij reeds mede-‐eigenaar is Bv een nalatenschap valt open en daarin zijn er drie kinderen die opkomen (A,B,C). A is gehuwd en wat hij erft is eigen omwille van de oorsprong. Het zou kunnen dat A de bedoeling heeft om dat goed in de totaliteit te verkrijgen (dus B en C) uit te kopen. Daarvoor zal A gelden aanwenden uit het gemeenschappelijk vermogen. Het aandeel dat A heeft geërfd zou eigen zijn en de aandelen die B en C hebben geërfd zouden dan gemeenschappelijk zijn, maar art. 1400 °4 BW zegt daarom dat het goed in totaliteit eigen wordt van de echtgenoot, maar die zal een vergoeding moeten betalen aan de gemeenschap.
19
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
•
•
3e Bachelor Rechten
5e: Zaakvervanging, belegging of wederbelegging (art. 1400, 5° j. 1402-‐ 1404) Wat? Zaakvervanging is bv als men een ongeval heeft met de wagen en men krijgt daar een vergoeding voor. Men gaat een andere wagen kopen. De wagen blijft eigen. Het goed dat in de plaats komt heeft hetzelfde statuut als het goed dat vervangen wordt. Als de opleg groter is dan het geruilde goed dus als je meer moet bijleggen dan wat je geruild hebt dan is het gros van het nieuw verworven goed uit de opleg verkregen dus het goed is gemeenschappelijk. Is de opleg kleiner dan wordt het gros verkregen uit de zaakvervanging en is het goed eigen. Bv je hebt een auto en je krijgt daarmee een ongeval. De verzekering komt tussen en je krijgt een bedrag van 10 000 euro. Als je daarmee een nieuwe wagen wil kopen en die wagen kost 15000 euro dan is de opleg 500 euro. Die 500 euro is kleiner dan die 10 000euro. Het goed is dus eigen, maar er is een vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen. Als je een nieuwe wagen van 25000 euro wil kopen dan is de opleg 15000 euro. De opleg is groter dan die 10 000 euro dus het goed is gemeenschappelijk, maar dan is er een vergoeding verschuldigd aan het eigen vermogen. Onderscheid: - Belegging en wederbelegging: men gaat eigen goederen herinvesteren in andere goederen. De nieuw verworven goederen zullen hetzelfde statuut hebben als de oude goederen. - Roerende en onroerende (weder) belegging: Voorwaarden (materieel en formeel): Materiële voorwaarde: Het nieuw verworven goed kan maar eigen zijn als het voor meer dan de helft voorkomt uit eigen gelden of gelden die voortkomen uit de verkoop van eigen goederen. Formele voorwaarde: Er moet een uitdrukkelijke verklaring worden opgenomen dat de financiering geschiedt ter belegging of wederbelegging opdat het nieuw verworven onroerend goed eigen zou kunnen zijn. Onroerende (weder)belegging (art. 1403 BW) Art. 1403 BW maakt het mogelijk om vervroegd tot belegging of wederbelegging over te gaan. Bv men heeft een aantal bouwgronden. Plots komt er een bouwgrond op de markt die de echtgenoot wilt. De echtgenoot heeft een eigen vermogen, maar heeft geen liquide middelen om zo op tafel te leggen. Men kan in dit geval overgaan tot vervroegde wederbelegging. Dus dat het huis in eerste instantie gemeenschappelijk wordt, maar men moet een formele verklaring afleggen. Men moet
20
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
3e Bachelor Rechten
dan binnen de twee jaar een deel van het eigen bestaande vermogen ten gelde maken (art. 1402 in fine BW). Meer dan de helft van de aankoop betalen we terug aan de gemeenschap. Zo komt het huis in het eigen vermogen van de echtgenoot in kwestie terecht. DUS de middelen zijn er nog niet, maar je gaat ervoor zorgen dat die er binnen de twee jaar zijn. Hier is een formele verklaring van vervroegde wederbelegging vereist. Conclusie: hoe hoger de eisen aan de gemeenschap hoe hoger de sponswerking van de gemeenschap.
Roerende (weder)belegging (art. 1404 BW) Hier stelt de wet minder eisen. Het volstaat aan te tonen dat het gefinancierd is met eigen gelden. De formele vereisten gelden niet. Enkel de materiële vereiste volstaat. In geval van gewone wederbelegging is het nieuw verworven goed onmiddellijk eigen. In geval van vervroegde wederbelegging is het nieuw verworven goed in eerste instantie gemeenschappelijk. Het hangt er dan vanaf of men voor de middelen zorgt binnen de twee jaar. Dit onderscheid dat in geval van gewone wederbelegging slechts de toestemming van één echtgenoot vereist is. Bij vervroegde wederbelegging is de toestemming van beide echtgenoten vereist.
6e: Gereedschappen en werktuigen die dienen tot de uitoefening van het beroep Deze zijn eigen. Deze bepaling kan in de praktijk tot grove onbillijkheden leiden. Bv men gaat een wagen kopen om het beroep als taxichauffeur te kunnen uitoefenen. De financiering gaat uit de gemeenschap komen. Er verdwijnt 20 000 euro uit het gemeenschappelijk vermogen en komt ten goede aan het eigen vermogen van meneer. Hij gaat werken en verwerft inkomen. Dat inkomen komt terecht in de gemeenschap. De vergoedingsregels zeggen dat de vergoeding minstens het bedrag is dat uit het vergoedingsgerechtigde vermogen is verdwenen. De gemeenschap is het vergoedingsgerechtigde vermogen. Het eigen vermogen is het vergoedingsplichtige vermogen. Dus de vergoeding moet minimaal 20 000 euro bedragen. We hebben een probleem want de prijs van die wagen is dan gezakt naar 5000 euro. Stel het stelsel wordt ontbonden na 10 jaar dan behoudt meneer zijn wagen, maar met hij wel 20 000 euro betalen aan de gemeenschap. Hij doet dan met zijn eigen vermogen een verlies van 15 000 euro. De ontbindingswaarde ligt veel lager dan de aanschafwaarde van de wagen, maar hij moet de aanschafwaarde betalen. Het gebruik van de wagen heeft ervoor gezorgd dat er beroepsinkomsten waren die naar de gemeenschap gaan. Echtgenoten kunnen deze oneerlijkheid wegbedingen. Ze moeten dat in hun huwelijkscontract doen of in een wijziging achteraf. Ze moeten dat uiteraard op tijd doen en niet
21
Lyssa Lodewyckx & Roxanne Camilleri
•
•
3e Bachelor Rechten
meer post factum. Het gevolg van dat wegbedingen is dat wanneer de wagen wordt betaald door gelden van de gemeenschap dan zal de wagen van de gemeenschap zijn. Als je met gemeenschappelijke gelden een gemeenschappelijk goed aankoopt dan is er geen vergoeding vereist. Men kan ook sleutelen aan de vergoedingsregels door bv te zeggen dat men niet de aanschafwaarde moet betalen, maar de ontbindingswaarde. e (!)7 : Rechten verbonden aan een levensverzekering door de begunstigde zelf gesloten, die hij verkrijgt door de dood van de echtgenoot of na ontbinding van het stelsel Betekenis van art. 1400, 7e BW Dit artikel zegt dat in bepaalde gevallen dat de rechten die men put uit een levensverzekeringsovereenkomst eigen zijn, behoudens vergoeding. Art. 127-‐128 WLVO (Wet Landverzekeringsovereenkomsten) » Individuele levensverzekering: GwH 26 mei 1999 Bovenstaande artikelen zijn niet conform artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Heeft dit arrest een algemene draagwijdte? Hier was enorm veel discussie over. Er is consensus dat die artikelen niet meer kunnen worden toegepast behoudens een echte levensverzekering, nl één die het overlijden dekt. Aanspraken uit een echte levensverzekering zijn eigen. Gemengde verzekeringen, nl overleven, vallen niet meer onder deze artikelen. Deze artikelen zijn toch opgenomen in de nieuwe verzekeringswet. » Groepsverzekering (aanvullend pensioen): Cass. 24 januari 2011; GwH 27 juli 2011; Cass. 30 november 2012 In België kunnen pensioensaanspraken worden opgedeeld in drie pijlers. De eerste is die van het wettelijk pensioen, de tweede is die van het aanvullend pensioen bv groepsverzekering, de derde is die van de pensioenaanspraken die je individueel opbouwt bv levensverzekering. GwH 27 juli 2011: Aanspraken uit groepsverzekering vormen een uitgesteld loon. Het geniet hetzelfde vermogensrechtelijk statuut als een gewoon loon. Aanspraken uit groepsverzekeringen zijn gemeenschappelijk.
22