Denken over democratie (5)
Elke politiek krijgt het electoraat dat ze verdient arjan vliegenthart Nederland lijkt bevangen door een crisis in de democratie. Wie het nieuwe boek van Ed van Thijn leest, De formatie, kan de schrik om het hart slaan. Van Thijn schetst een donker beeld van de Nederlandse politiek. Het publieke debat wordt steeds scherper en onbeschofter. In hun jacht op de kiezer durven partijen steeds minder kleur te bekennen. De versplintering van het politieke landschap maakt het formeren van duurzame coalities een steeds lastiger opdracht. Burgers wenden zich af van de politiek. Van Thijn is niet de enige die het somber inziet. De afgelopen jaren verschenen er tal van opiniërende boeken en artikelen waarin de crisis van de democratie werd uitgeroepen. Ook de wetenschap laat zich niet onbetuigd, zoals blijkt uit oproepen als die van bestuurskundige Roel in ’t Veld, die vindt dat een moderne kennisdemocratie de hiërarchische structuren moet ver-
50
vangen die in onze maatschappij van mondige burgers en professionals niet meer voldoen. Intussen zijn ook in ons omringende landen heftige discussies gaande, al dan niet naar aanleiding van de opkomst van nieuwe politieke bewegingen, over het verval van de democratie aldaar. Nederland staat hierin kennelijk niet alleen. Nieuw is het debat ook al niet. In de jaren Over de auteur Arjan Vliegenthart is universitair docent Internationale Betrekkingen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij is namens de sp lid van de Eerste Kamer. s & d 7 / 8 | 20 10
zestig en zeventig lieten d’66 en Nieuw Links binnen de PvdA van zich horen. Sinds de jaren tachtig wordt geklaagd over de afnemende binding van burgers aan politieke partijen, zoals die onder meer tot uiting komt in kiezersopkomst, partijlidmaatschap en partijactivisme. Het spreken over crises in ons democratisch bestel is onmiskenbaar een terugkerend fenomeen. Dat de criticasters van vandaag de dag door anderen zijn voorgegaan is op te vatten als een hoopvol teken: een democratisch bestel vergt continu onderhoud, is constant in beweging en daarom geregeld onderwerp van debat. Deze relativerende kanttekening is ook in het huidige tijdsgewricht van toepassing. Onze democratie is niet zonder reële problemen, maar spreken van een crisis gaat te ver: het politieke bestel heeft bewezen tegen een stootje te kunnen. het kernprobleem: het politieke klimaat Om aan reële problemen daadwerkelijk iets te kunnen doen, is het van belang om eerst de oorzaken helder op het netvlies te hebben. Daarover verschillen de meningen. Sommigen wijzen op het verval van waarden en een gebrek aan fatsoen: niet zozeer de politieke spelregels zijn het probleem, als wel een algemene maatschappelijke morele neergang die van de vruchten van de democratie paarlen voor de zwijnen maakt. De oplossing ligt dan niet in concrete
Denken over democratie Arjan Vliegenthart Elke politiek krijgt het electoraat dat ze verdient politieke hervormingen, maar in een moreel reveil dat in gezondere politieke verhoudingen zal uitmonden. Een tweede school, die dominant is, geeft de schuld aan de instituties. Het Nederlandse politieke systeem is in deze analyse bijzonder gevoelig voor politieke inertie vanwege de opzet en werking van ons kiesstelsel: verkiezingen leveren geen duidelijke winnaar op, waardoor altijd coalities nodig zijn. Bovendien biedt het systeem van de representatieve democratie burgers te weinig mogelijkheden om in de politieke besluitvorming hun stem rechtstreeks te laten horen. Zij worden onmondig gehouden. In een samenleving van mondige individuen als de onze wringt dat. Tot de aanhangers van deze denkrichting is Ed van Thijn te rekenen; zijn eerder genoemde boek geeft een mooi overzicht van de bijbehorende argumentatie. Van Thijn ziet de democratie ontsporen en vindt dat er snel ingrijpende maatregelen moeten worden genomen. Concreet pleit hij voor een gematigd districtenstelsel, een gekozen formateur en een gekozen burgemeester. Hoewel voor elk van deze voorstellen wel iets te zeggen is, valt er ook heel wat tegenin te brengen. De kernvraag is deze: zullen veranderingen in de politieke spelregels ook tot een ander politiek klimaat leiden? Dát is cruciaal. Regels leggen gewicht in de schaal, maar wat de doorslag geeft is het gedrag van de politieke spelers zelf, in het bijzonder hun houding ten opzichte van de burger. Precies hier zit nu het grootste probleem van onze democratie ¬ groter dan welk institutioneel mankement dan ook. moeizame pogingen tot vernieuwing Laat ik deze stelling uitwerken aan de hand van twee voorbeelden: de dualisering van het lokaal bestuur en het nationale referendum over de Europese Grondwet van 2005. Goed acht jaar geleden werd het lokale bestuur gedualiseerd. Concreet betekende dit vooral dat de taken van de gemeenteraad en die s & d 7 / 8 | 20 10
van het college van burgermeester en wethouders strikter dan voorheen gescheiden werden. Wethouders maakten bijvoorbeeld niet langer deel uit van de gemeenteraad. Het doel van de dualisering was om de lokale politiek voor burgers inzichtelijker en herkenbaarder te maken: raadsleden zouden zich als echte volksvertegen-
Politieke spelregels leggen gewicht in de schaal, maar het gedrag van de spelers zelf geeft de doorslag woordigers manifesteren, de verschillen tussen de machten van bestuur en van controle zouden helder over het voetlicht worden gebracht. Met deze doelstelling is niets mis, maar in de praktijk is er weinig van terechtgekomen. Twee jaar na de invoering van het nieuwe stelsel, in 2004, concludeerde de commissieLeemhuis, die in opdracht van de regering onderzoek deed naar de dualisering, dat van een grotere herkenbaarheid van het lokale bestuur voor burgers geen sprake was. Ook veel gemeenteraadsleden zijn er niet van overtuigd dat het nieuwe systeem beter is dan het oude: in 2009 bleek uit onderzoek van gemeenteraad. nl dat 65% van de raadsleden de dualisering als mislukt beschouwt. Het contact met de burger is er nauwelijks beter op geworden. Sterker nog, het lijkt eerder te lijden onder het nieuwe systeem. Onderzoek van de landelijke griffiersvereniging heeft aangetoond dat in grote steden veel raadsleden van de griffie verwachten dat zij helpt bij het onderhouden van burgercontacten. Op deze manier blijft er van het begrip ‘volksvertegenwoordiger’ wel heel weinig over. Het lijkt het erop dat veel gemeenteraadsleden eerder bureaucraat zijn dan een klankbord van wat er in de samenleving gebeurt. Hiermee is niet gezegd dat gemeenteraadsleden binnen het dualistische systeem per definitie geen goede volksvertegenwoordigers
51
Denken over democratie Arjan Vliegenthart Elke politiek krijgt het electoraat dat ze verdient kunnen zijn. Het punt dat ik wil maken is dat de institutionele hervorming die acht jaar geleden werd ingezet daar op zichzelf niet aan heeft bijgedragen. Dat was ook te verwachten: het probleem zit namelijk dieper, in de politieke cultuur die in veel gemeenten heerst. In geen enkel systeem, monistisch dan wel dualistisch, zijn volksvertegenwoordigers verplicht tot het klakkeloos volgen van de politieke agenda van het college. Het stellen van eigen prioriteiten en het werk maken van contact met de burger zijn verantwoordelijkheden van iedere volksvertegenwoordiger zelf. Door vasthoudend te zijn op terreinen die er echt toe doen voor burgers kunnen volksvertegenwoordigers in beide systemen belangrijke politieke successen boeken. De discussie over het dualisme staat niet op zichzelf. Ook op andere terreinen hebben institutionele experimenten niet gebracht wat we ervan gehoopt hadden ¬ zie bijvoorbeeld de burgemeesterreferenda in Utrecht en Eindho-
Werk maken van contact met de burger is een eigen verantwoordelijkheid van iedere volksvertegenwoordiger
52
ven. Pijnlijker nog is dat daar waar institutionele veranderingen vanuit het oogpunt van burgerparticipatie wel succesvol waren, zij soms schielijk werden teruggedraaid, waarna er weinig meer van werd vernomen. Het meest pregnante voorbeeld hiervan is natuurlijk het nationale referendum over de Europese Grondwet dat in 2005 is gehouden, met als resultaat een overweldigend ‘nee’. Wat er daarna gebeurde illustreert hoe de Nederlandse politieke cultuur functioneert: wat een institutioneel novum, het eerste nationale referendum ooit, aan het licht bracht ¬ te weten: gebrek aan steun voor een Europese Grondwet ¬ werd rap gesmoord in een consensus s & d 7 / 8 | 20 10
tussen politieke partijen die de consequenties van de uitslag niet aandurfden. Klaarblijkelijk waren zij bereid om de internationale reputatie van ons land zwaarder te laten wegen dan de mening van bijna twee derde van kiezers. Bij de formatiebesprekingen die volgden op de verkiezingen van november 2006 leverden PvdA en ChristenUnie beloften die ze in hun programma’s hadden opgenomen over een tweede referendum in, in ruil voor regeringsdeelname. In een politieke cultuur als deze, waarin beloften over inspraak van de burger uit politiek opportunisme terzijde worden geschoven, is het moeilijk om institutionele hervormingen te bedenken die krachtig genoeg zijn om werkelijk een verschil te maken. Mijn stelling blijft: als het gaat om het herstellen van het verloren vertrouwen van de burger in de politiek is het gedrag van politici de allesbepalende factor. kiezers zijn geen kopers In de laatste twee decennia hebben zich in de politieke cultuur diepe verschuivingen voorgedaan. Met de term ‘cultuur’ doel ik hier op politieke omgangsvormen, zowel de interne (hoe gaan politici onderling met elkaar om?), als de externe (hoe gaat de politiek met de rest van de samenleving om?). Op dat laatste vlak ligt het voornaamste probleem. Strategische keuzes van politieke partijen hebben de omgang van politici met burgers fundamenteel veranderd, zozeer dat de politiek in den brede van de burger vervreemd is geraakt. Deze strategische keuzes hebben inhoudelijke en relationele dimensies, die ik hier wat verder uitdiep. De Nederlandse politiek voelt zich op een steeds kleiner terrein bevoegd, met als gevolg dat zij haar verantwoordelijkheid voor de publieke zaak ten dele is gaan ontlopen. Daarnaast wordt politieke besluitvorming al te vaak gepresenteerd als de uitkomst van technocratisch handelen en worden ideologische tegenstellingen versluierd. Daar komt nog bij dat partijen zich zijn gaan opstellen als handelaren in politieke koopwaar, in plaats van als
Denken over democratie Arjan Vliegenthart Elke politiek krijgt het electoraat dat ze verdient organisaties van mensen die samen met andere burgers politieke idealen willen realiseren. Deze drie ontwikkelingen samen hebben de afstand tussen burger en politiek vergroot. Laten we ze nader onder de loep nemen. De Nederlandse politiek heeft verantwoordelijkheden op tal van terreinen willens en wetens afgeschoven naar de markt (via privatisering) en naar de Europese Unie (wat neerkomt op het opgeven van soevereiniteit). Op een toenemend aantal maatschappelijke vraagstukken wordt gereageerd met ‘daar gaan wij niet over’. Burgers die zich met maatschappelijke problemen tot de overheid wenden krijgen in zo’n geval nul op het rekest. Zij blijven achter met de indruk dat zij vooral goed voor zichzelf moeten zorgen, wat
zich vertaalt in een afnemende maatschappelijke en politieke betrokkenheid. Gaandeweg zijn de traditionele volkspartijen steeds meer op elkaar gaan lijken. In de jaren negentig werd een groot deel van de ideologische verschillen bij het grofvuil gezet. De politieke besluitvorming werd onder de hegemonie van het neoliberalisme neergezet als een technocratisch schouwspel waarbij het uiteindelijk zou gaan om het creëren van een win-winsituatie. Het buiten werking zetten van de politieke strijd is niet zonder gevolgen gebleven. Want daar waar partijen elk besluit presenteren als de optimale oplossing voor een technisch probleem, krijgen burgers het gevoel dat het er in wezen niet toe doet wie er regeert. Zij zullen
53
s & d 7 / 8 | 20 10
foto michiel wijnbergh | hollandse hoogte
Denken over democratie Arjan Vliegenthart Elke politiek krijgt het electoraat dat ze verdient zich dan ook minder snel engageren met een bepaald gedachtegoed. ‘Waar visie, waar uitzicht ontbreekt, komt het volk om’, zo stelde Joop den Uyl al. Hij had gelijk: waar ideologisch perspectief ontbreekt, haakt de burger af. In het verlengde van deze twee ontwikkelingen zijn veel politieke partijen hun eigen achterban ¬ zowel leden als kiezers ¬ anders gaan benaderen. Dat geldt onder meer voor de PvdA, zoals voormalig partijvoorzitter Ruud Koole in zijn memoires Mensenwerk heeft beschreven. De PvdA heeft zich in de jaren negentig vervreemd van haar leden door hun onvoldoende ruimte
Op steeds meer maatschappelijke vraagstukken reageert de politiek met ‘daar gaan wij niet over’ te geven in de interne discussie over de koers die de sociaal-democratie voor Nederland zou moeten voorstaan. Gelijksoortige geluiden horen we op dit moment bij het cda, dat na de verpletterende verkiezingsnederlaag zoekt naar structurele verklaringen voor de electorale neergang. Veel politieke partijen zijn kiezers als potentiële kopers gaan beschouwen en verbazen zich er nu over dat burgers zich ook als zodanig zijn gaan gedragen. De keuze voor een politieke partij lijkt vandaag de dag, meer dan vroeger, op een keuze voor een bepaald parfum: het moet passen bij het gevoel van vandaag en directe bevrediging schenken. 54 hoe het zou moeten zijn Elk volk krijgt de regering die het verdient ¬ die gevleugelde uitspraak wordt vaak ingezet bij het duiden van perioden van politieke instabiliteit. Volgens mij geldt het omgekeerde veel sterker: elke politieke cultuur krijgt het electoraat dat zij verdient. Wie kiezers niet serieus neemt, loopt een levensgroot risico om zelf ook niet meer serieus genomen te worden. s & d 7 / 8 | 20 10
Politici doen het niet goed in de beeldvorming. Volgens veel mensen zijn wij minder betrouwbaar dan tweedehands-autoverkopers ¬ en dat zeg ik dan met enige schroom richting die autoverkopers. Ik wil natuurlijk niet beweren dat politici per definitie niet deugen. Er zijn genoeg voorbeelden van politici die hun werk voor de publieke zaak goed doen en aanspreekbaar zijn op hun publieke verantwoordelijkheid. Met welke ideologie zij zich verbonden weten is irrelevant; het gaat erom dat zij hun eigen waarden en normen hooghouden. Toewijding aan de publieke zaak is een groot goed. Zoals een vitale democratie niet buiten participerende burgers kan, die meer zijn dan consumenten van publieke goederen, zo heeft ze ook bekwame volksvertegenwoordigers nodig, die bereid zijn om zo nodig hun eigen belang achter het algemene belang te stellen. Van dergelijke volksvertegenwoordigers krijg je er niet méér door te gaan sleutelen aan, bijvoorbeeld, het kiesstelsel. Hoe dan wel? Welk antwoord iemand geeft op deze moeilijke vraag hangt nauw samen met zijn of haar visie op wat politiek is of zou moeten zijn. De inhoud van politieke keuzes bepaalt voor een groot gedeelte hoe een politicus de burger tegemoet treedt. Voor mij persoonlijk betekent dit een aantal dingen. Cruciaal vind ik dat de publieke taken van de overheid helder gedefinieerd worden. Daartoe moet kritisch worden bezien, tegen de achtergrond van het economische en politieke failliet van het neoliberalisme, welke verantwoordelijkheden de overheid in de afgelopen twee decennia ten onrechte van zich af heeft geschoven. Een overheid die het vertrouwen van de burger wil verdienen, moet door die burger aan te spreken zijn op de publieke zaak en deze dus niet verzelfstandigen of privatiseren. Dat geldt zeker voor partijen zoals de PvdA en de SP, die veel meer ambiëren dan een nachtwakersstaat die enkel voor dijken en defensie verantwoordelijk is. In plaats van te delibereren over een Nationaal Democratisch Akkoord zouden onze partijen helder moeten durven aangeven over welke zaken een democratische overheid
Denken over democratie Arjan Vliegenthart Elke politiek krijgt het electoraat dat ze verdient zeggenschap hoort te hebben. Daarmee krijgt de politieke discussie hernieuwd ideologisch profiel; de definitie van publieke verantwoordelijkheid is immers politiek bepaald. Aan het meeliften door linkse partijen op een rechtse agenda lijkt nu een einde te komen ¬ althans, die indruk wekte Wouter Bos begin dit jaar in zijn Den Uyl-lezing. Nu gaat het erom woorden in daden om te zetten. Het lijkt erop dat een nieuwe editie van Paars, in welke concrete vorm dan ook, dan een stap in de verkeerde richting is. Voor de meeste mensen gaat politiek eerst en vooral over sociaal-economische tegenstellingen en juist op dat vlak hebben de twee grootste politieke partijen van dit moment elkaar in de laatste verkiezingscampagne te vuur en te zwaard bestreden. Politiek bedrijven betekent compromissen sluiten ¬ zeker, maar doe dat dan met de partners die het dichtst bij je staan. Eén ding tot slot, niet mijn belangrijkste punt, maar wellicht wel het meest concrete: po-
litici zouden het goede voorbeeld moeten geven waar het gaat om hun financiële beloning. Geregeld is te horen dat ministers en Kamerleden van mening zijn dat ze een hogere vergoeding verdienen voor hun werk. Dit verhoudt zich slecht tot hun oproepen aan de burgers van Nederland om de lonen te matigen, te accep teren dat bestaande sociale voorzieningen worden versoberd en ¬ nu, in tijden van crisis ¬ de broekriem aan te halen. Met de invoering van een aantal voorstellen van de commissieDijkstal is met het begrenzen van topsalarissen een bescheiden begin gemaakt. Die lijn moet krachtiger worden doorgezet. ‘Politieke ambten vervul je om de publieke zaak te dienen, tegen een redelijke vergoeding, zodat je niet hoeft bij te klussen. Zo zou het moeten zijn’, schreef Marc Chavannes vorig jaar juni in zijn column in nrc Handelsblad. De kop boven zijn stuk luidde: ‘Politiek als beroep, vooruit, maar dan sober en met eer.’ Inderdaad, zo zou het moeten zijn.
55
s & d 7 / 8 | 20 10