Eisen bodemonderzoek in het kader van een ontgronding Bij meldingen en vergunningaanvragen
Provincie Noord-Brabant
Eisen die door de Provincie Noord-Brabant gesteld worden aan bodemonderzoeken bij meldingen en Inhoud vergunningaanvragen in het kader van een ontgronding 1
Inleiding
3
2 Bureau 1 augustus 2009 Milieumetingen
4
3 2 Verkennend bodemonderzoek t.b.v. ontgronding versie
5
4
Veel gestelde vragen
6
5
Verantwoording
7
Bijlage A.
Memorandum d.d. 1 juni 2009
Bijlage B.
Memo Partijkeuringen en ontgrondingsvergunningen (versie 2)
Bijlage C.
Memo Bodemkwaliteitskaarten en ontgrondingsvergunningen (versie 2)
Provincie Noord-Brabant
Directie Ruimtelijke ontwikkeling & Handhaving (ROH) Bureau Milieumetingen (MM) Postbus 90151, 5200 MC ’s Hertogenbosch Telefoon
073-680 8252
Fax
073-680 8002
1 juli 2009
2/8
1
Inleiding
Bij de aanvraag van een ontgrondingsvergunning en/of een melding ontgronding worden rapporten van bodemonderzoeken verlangd door de vergunningverlener. Het betreffen dan onderzoeken die een globaal inzicht geven in de verontreinigingssituatie op een terrein waar een ontgronding gaat plaatsvinden. Regelmatig wordt de vraag gesteld aan welke eisen deze bodemonderzoeken moeten voldoen. Hierover wordt een korte toelichting gegeven. Door de vergunningverlener kan in het kader van het verlenen van een ontgrondingsvergunning en/of het instemmen met een melding ontgronding een verkennend bodemonderzoek worden verlangd. Het onderzoeksrapport wordt door de aanvrager ingediend bij de vergunningverlener. De beoordeling van het onderzoek wordt echter uitgevoerd door Bureau Milieumetingen van Provincie Noord-Brabant. Mocht u vragen hebben over de uitvoering van een onderzoek, dan kunt u kijken in hoofdstuk 4 (veel gestelde vragen). Als uw vraag daar niet bij staat of het is u nog niet helemaal duidelijk dan kunt u contact opnemen met Jack van Velthuijsen (073-681 2823) of Claudia van Drunen (073680 8098), de adviseurs van bureau Milieumetingen.
1 juli 2009
3/8
2
Bureau Milieumetingen
Bureau Milieumetingen heeft twee hoofdtaken: het uitvoeren van onderzoeken en het beoordelen van onderzoeksrapporten van derden. Bureau Milieumetingen voert onderzoeken uit op het gebied van bodem, grondwater, bouwstoffen, afvalstoffen, zwemwater, leidingwater, oppervlaktewater, afvalwater, emissies naar de lucht, immissies (buitenlucht), geluid (industrielawaai en verkeerslawaai) en trillingen (schade en/of hinder). De beoordelingen van onderzoeksrapporten en overige rapportages van derden vinden voornamelijk plaats in het kader van vergunningverlening (Wet Milieubeheer en Ontgrondingenwet), toezicht en handhaving (Wet Milieubeheer en Wet bodembescherming). De onderzoeken en de beoordelingen (bodemonderzoeks- en bouwstoffenonderzoeksrapporten van derden) worden uitgevoerd conform een kwaliteitssysteem. Het kwaliteitssysteem voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004 (inspectie-instellingen) en is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie (I 073). Milieumetingen is in het kader van de NEN-EN-ISO/IEC 17020 een zogenaamd type B-inspectie-instelling, dat wil zeggen, dat uitsluitend in opdracht van bureaus uit de eigen organisatie onderzoeken en beoordelingen mogen worden uitgevoerd.
1 juli 2009
4/8
3
Verkennend bodemonderzoek t.b.v. ontgronding
Ten behoeve van een ontgrondingsaanvraag wordt een verkennend bodemonderzoek verlangd. Samen met bureau Afval- en Grondstoffenbeheer (A&G) zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van dit verkennend bodemonderzoek en is een memorandum opgesteld (zie bijlage A). De volgende bodemonderzoeken wijken dusdanig af van een verkennend bodemonderzoek en worden niet geaccepteerd: - partijkeuringen i.h.k.v. het Bouwstoffenbesluit/Besluit bodemkwaliteit; - bodemkwaliteitskaarten; - bodemonderzoeken die gedateerd zijn (doorgaans ouder dan 5 jaar, afhankelijk van activiteiten). Is er van een te ontgronden perceel al een bodemonderzoek beschikbaar, dat mogelijk een ander doel diende en men wil dit bodemonderzoek toch indienen bij een ontgrondingsvergunning, dan zal dit in een vroeg stadium met de provincie moeten worden besproken. Met een aanvullend en/of actualiserend bodemonderzoek kan het al eerder uitgevoerde bodemonderzoek mogelijk worden gecompleteerd.
1 juli 2009
5/8
4
Veel gestelde vragen
Worden er kwaliteitseisen gesteld aan een bodemonderzoekrapport? Ja. In het bodemonderzoek dienen de veldwerkzaamheden en de laboratoriumwerkzaamheden te zijn uitgevoerd door een Kwalibo-erkend onderzoeksbureau/laboratorium (zie NEN 5740 (2009), hoofdstuk 7, pagina 46). Kan een partijkeuring ingediend worden voor de aanvraag van een ontgrondingsvergunning? Nee. Een partijkeuring geeft de gemiddelde kwaliteit (samenstelling) weer van een partij, ongeacht of verontreinigingen heterogeen of homogeen in een partij aanwezig zijn. Het doel van een verkennend onderzoek is om met een geringe onderzoeksinspanning aan te tonen of de bodem verontreinigd is. Hierbij kan meestal een uitspraak gedaan wordt over de locatie van voorkomen van de verontreiniging. Het beleid van de provincie is om verontreinigde grond niet te mengen met niet verontreinigde grond. Middels een partijkeuring wordt veelal geen inzicht verkregen waar zich verontreinigde grond bevindt. Met een verkennend bodemonderzoek meestal wel. Verder hoort bij een verkennend bodemonderzoek een vooronderzoek uitgevoerd te worden, waarbij al rekening gehouden wordt met verdachte locaties. Denk hierbij aan gedempte sloten, oude funderingen enz. Bij een partijkeuring wordt in de praktijk hier nauwelijks aandacht aan besteed. Zie Memo Partijkeuringen en ontgrondingsvergunningen (versie 2), bijlage B. Waarom worden bodemkwaliteitskaarten niet geaccepteerd voor de aanvraag van een ontgrondingsvergunning? Doorgaans is de onderzoeksinspanning, die ten grondslag ligt voor het opzetten van een bodemkwaliteitskaart, vele malen lager dan de inspanning voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740. De provincie vind dat alle bodemonderzoeken, die hetzelfde doel dienen, gelijkwaardig dienen te zijn en dienen te voldoen aan één norm. Zie Memo Bodemkwaliteitskaarten en ontgrondingsvergunningen (versie 2), bijlage C. Dient ter plaatse van toekomstige aan te leggen poelen, vennen en waterpartijen (welke gevoed worden door natuurlijk grondwater) de grondwaterkwaliteit te worden vastgesteld? Ja, ter plaatse van aan te leggen poelen, vennen en waterpartijen (welke gevoed worden door natuurlijk grondwater) dient ALTIJD grondwateronderzoek te worden uitgevoerd. Accepteert de provincie Noord-Brabant disclaimers op analysecertificaten? Indien men volgens de geldende normen werkt, kunnen in principe geen disclaimers voorkomen op analysecertificaten. Overschrijdingen van o.a. conserveringstermijnen en foute verpakkingsmaterialen kunnen aanleiding zijn voor de provincie om aanvullend onderzoek te verlangen. Hoe actueel dient een bodemonderzoek te zijn? Dat kan per onderzoeksdoelstelling verschillend zijn en is maatwerk. Voor een ontgrondingsaanvraag kan een bodemonderzoek 5 jaar oud zijn, mits er tussentijds geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden op het onderzochte perceel. Voor een eindsituatie bodemonderzoek is een onderzoek van1 jaar oud al snel gedateerd. Periodiek verplichte bodemonderzoeken dienen uiteraard actueel te zijn.
1 juli 2009
6/8
5
Verantwoording
Namen en taakverdeling van de medewerkers, J.J.M. van Velthuijsen, coördinator MM C.R.A.M van Drunen-Steenbergen, projectverantwoordelijke
Datum waarop het document is gepubliceerd ’s-Hertogenbosch, 1 augustus 2009
1 juli 2009
7/8
Bijlage A. Memorandum d.d. 1 juni 2009
Afspraken tussen bureau Afval- en Grondstoffenbeheer en bureau Milieumetingen betreffende de beoordeling van verkennende bodemonderzoeken bij meldingen en aanvragen ontgrondingsvergunningen.
Aanleiding In het kader van de melding en/of een aanvraag tot verlening van ontgrondingsvergunning (resp. ex artikel 11 en artikel 4 Verordening Ontgrondingen Provincie Noord-Brabant 2008) worden bodemonderzoeken als bijlage bij deze meldingen/aanvragen ingediend. Deze bodemonderzoeken zullen, volgens afspraak, worden beoordeeld door bureau Milieumetingen. De beoordeling door bureau Milieumetingen wordt schriftelijk gerapporteerd aan Bureau Afval- en Grondstoffenbeheer. De beoordeling zal plaatsvinden aan de hand van de NEN 5740 (2009) en de specifiek tussen bureau Afval- en Grondstoffenbeheer en bureau Milieumetingen gemaakte afspraken. Doelstelling bodemonderzoek: Het doel van het verkennend onderzoek is het, door middel van een steekproef conform de NEN 5740 (2009), aan te tonen dat in de ontgronden bodem, redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond en het freatisch grondwater in gehaltes boven de achtergrondwaarden (grond) en de streefwaarden (grondwater).
Specifieke afspraken bodemonderzoek ontgrondingen Ten aanzien van bodemonderzoeken conform de NEN 5740 (2009) die worden uitgevoerd in het kader van ontgrondingen zullen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd naar aanleiding van overleg tussen bureau Afval- en Grondstoffenbeheer en bureau Milieumetingen: -
-
-
-
Indien de te onderzoeken percelen en aangrenzende percelen bestaan uit landbouwgronden en altijd als zodanig in gebruik zijn geweest, kan volstaan worden met een onderzoek gericht op de te ontgronden lagen conform de NEN 5740 (2009, strategie paragraaf 5.1 (ONV) of paragraaf 5.2 (ONV-GR); Indien uit vooronderzoek blijkt dat er (deel)locaties aanwezig zijn die mogelijk verontreinigd zijn, dienen deze afzonderlijk onderzocht te worden conform de NEN 5740 (2009, strategie paragraaf 5.3 (VEP), 5.4 (VEP-OO), 5.5 (VED-HO) en 5.6 (VED-HE); In afwijking van de NEN 5740 (2009) mag de onderzoeksinspanning beperkt worden zodat uitsluitend de te ontgronden bodemlaag en de bovenliggende lagen worden onderzocht; In afwijking van de NEN 5740 (2009) kan onderzoek van het grondwater achterwege blijven mits geen ontgronding van bodemlagen onder het (hoogst bekende) grondwaterniveau plaatsvindt. Indien wél ontgronding van bodemlagen onder het grondwaterniveau plaatsvindt, dient conform de NEN 5740 (2009) grondwateronderzoek plaats te vinden; Let op: ter plaatse van aan te leggen poelen, vennen, waterpartijen (welke gevoed worden door natuurlijk grondwater) dient ALTIJD grondwateronderzoek te worden uitgevoerd; Een partijkeuring voldoet niet aan de eerder gestelde doelstelling en is niet voldoende bij een melding en/of aanvraag ontgrondingsvergunning.
Periode waarbinnen de specifieke afspraken gelden: Er is geen overgangstermijn, de NEN 5740 (2009) is per 1 februari 2009 van kracht. De vorige memorandum was van 17 februari 2003. De voorliggende afspraken zijn door de coördinator advisering Bodem van bureau MM vastgelegd en geaccordeerd door het bureauhoofd Afval en Grondstoffenbeheer, 1 juni 2009.
Bijlage B. Memo Partijkeuringen en ontgrondingsvergunningen (versie 2)
De provincie Noord-Brabant is het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontgrondingsvergunning in het kader van de Ontgrondingsverordening provincie Noord-Brabant. Bij de aanvraag van een ontgrondingsvergunning moet een rapport van een verkennend bodemonderzoek worden bijgevoegd. Partijkeuringen volgens het Bouwstoffenbesluit/Besluit bodemkwaliteit kunnen niet worden gebruikt ter vervanging van een verkennend bodemonderzoek. In deze memo wordt dit standpunt gemotiveerd. Het doel van een (beperkt) verkennend onderzoek, dat de provincie eist bij een aanvraag van een ontgrondingsvergunning, is vast te stellen of op een locatie bodemverontreiniging aanwezig is. Het verkennend onderzoek moet voldoen aan de NEN 5740 (2009), paragraaf 5.1 t/m 5.6. Het aantal boringen en te plaatsen peilbuizen is afhankelijk van de oppervlakte van de ontgronding. Maatwerk is mogelijk, afhankelijk van de diepte van de ontgronding. Als er niet onder grondwaterniveau ontgrond wordt, kan grondwateronderzoek achterwege blijven (memorandum). Resultaten worden getoetst aan streef- en interventiewaarden uit de Wet bodembescherming. Bij het vaststellen van een verontreiniging dient een nader bodemonderzoek uitgevoerd te worden naar aard en omvang van de verontreiniging en zal de ontgrondingsvergunning vooralsnog niet worden verleend. Een partijkeuring volgens het Bouwstoffenbesluit/Besluit bodemkwaliteit wordt uitgevoerd als grond op een andere locatie zal worden toegepast. Bijvoorbeeld grond afkomstig van een ontgronding. De provincie is voor de toepassing van grond in de meeste gevallen niet het bevoegd gezag. Een partijkeuring bestaat meestal uit 100 grepen, waarbij 2 mengmonsters worden samengesteld en geanalyseerd. Toetsing van de analyseresultaten aan normen uit het Bouwstoffenbesluit geeft de gemiddelde concentratie van de onderzochte partij. In de NEN 5740 (2009) zijn ook strategieën opgenomen voor partijkeuringen (paragraaf 6.1 t/m 6.3). Een aantal instellingen/adviesbureaus is van mening dat een onderzoek volgens paragraaf 6.1 t/m 6.3 uit de NEN 5740 (2009) voldoende is voor zowel bepaling van de mate van verontreiniging (paragraaf 5.1 t/m 5.6) als voor de toepassing elders conform het Bouwstoffenbesluit/Besluit bodemkwaliteit. Bureau Milieumetingen van de provincie Noord-Brabant is van mening dat een partijkeuring ter bepaling van de gemiddelde kwaliteit van een partij grond wezenlijk anders is dan de bepaling van de mate van verontreiniging zoals verlangd wordt bij de aanvraag van een ontgrondingsvergunning. Dit verschil van inzicht is voorgelegd aan het meldpunt van Infomil van het Ministerie van VROM en aan het SIKB (Stichting infrastructuur kwaliteitsborging bodembeheer). Infomil is het eens met de stelling van bureau Milieumetingen dat een verkennend bodemonderzoek bij de aanvraag van een ontgrondingsvergunning wezenlijk anders is dan een partijkeuring ter bepaling van de toepasbaarheid van het te ontgronden materiaal. Formeel is hun standpunt: "de Provincie is bevoegd gezag in deze en bepaalt wat noodzakelijk is".
SIKB maakt het onderscheid tussen situaties waar (mogelijk) sprake is van bodemverontreiniging en of die bodemverontreiniging naar verwachting homogeen of heterogeen verdeeld is. Bij een heterogeen verdeelde verontreiniging is een partijkeuring ter bepaling van de bodemkwaliteit niet gewenst en moet eerst verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden. Is er sprake van een naar verwachting homogeen verdeelde verontreiniging of de verwachting dat er sprake is van schone grond dan is er volgens SIKB geen bezwaar de ontgrondingsvergunning te baseren op een partijkeuring. SIKB is dus van mening dat het uitvoeren van een partijkeuring ten behoeve van een aanvraag voor een ontgrondingsvergunning onder bepaalde omstandigheden mogelijk is, maar ze geven niet aan hoe "naar verwachting" moet worden ingevuld. Naar aanleiding van bovenstaande is bureau Milieumetingen van mening dat er geen reden is om van standpunt te veranderen: in het kader van de aanvraag tot verlening van een ontgrondingsvergunning dient een (beperkt) verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden volgens paragraag 5.1 t/m 5.6 uit de NEN 5740 (2009).
Bijlage C. Memo Bodemkwaliteitskaarten en ontgrondingsvergunningen (versie 2)
De provincie Noord-Brabant is het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontgrondingsvergunning in het kader van de Ontgrondingsverordening provincie Noord-Brabant. Bij de aanvraag van een ontgrondingsvergunning moet een rapport van een verkennend bodemonderzoek worden bijgevoegd. Bodemkwaliteitskaarten kunnen niet worden gebruikt ter vervanging van een verkennend bodemonderzoek. In deze memo wordt dit standpunt gemotiveerd. Het gebruik van een bodemkwaliteitskaart is geregeld via het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is opgesteld om licht verontreinigde grond als permanent deel van de bodem te kunnen toepassen (niet terugneembaar). Er zijn hiervoor een aantal voorwaarden gesteld: - Er moet een bodemkwaliteitskaart en beheersplan beschikbaar zijn en deze moeten voldoen aan de Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten; - de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheersplan moeten zijn vastgesteld met een gemeentelijk of provinciaal besluit; - de kwaliteit van de toe te passen grond mag niet slechter zijn dan de ontvangende bodem; - het hergebruik mag niet leiden tot verspreidingsrisico's van verontreinigingen of risico's tot het huidige gebruik of toekomstige gebruik. Binnen de grenzen van een bodemkwaliteitskaart mag men dan schuiven met grond zonder het uitvoeren van partijkeuringen conform het Bouwstoffenbesluit. Het doel van een (beperkt) verkennend onderzoek (NEN 5740), dat de provincie eist bij een aanvraag van een ontgrondingsvergunning, is vast te stellen of op een locatie bodemverontreiniging aanwezig is. Dit is een wezenlijk andere doelstelling als het doel van een bodemkwaliteitskaart. Het gebruik van een bodemkwaliteitskaart voor het verkrijgen van een ontgrondingsvergunning heeft een aantal nadelen in vergelijking met het gebruik van een verkennend bodemonderzoek: - de gegevens die ten grondslag liggen aan een bodemkwaliteitskaart worden in de regel niet voldoende geactualiseerd, zodat er mogelijk sprake is van verouderde gegevens; - in veel gevallen heeft een bodemkwaliteitskaart alleen betrekking op de bovengrond (0-0,5 meter minus maaiveld), de kwaliteit van de ondergrond en het grondwater liggen dan niet vast; - ten opzichte van een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 is de onderzoeksinspanning die ten grondslag ligt aan een bodemkwaliteitskaart zeer beperkt; - de ervaring leert dat het vooronderzoek voor het opstellen van een bodemkwaliteitskaart ver beneden het niveau ligt van een verkennend bodemonderzoek. De voordelen van de bodemkwaliteitskaart zijn duidelijk gericht op het niet hoeven uitvoeren van partijkeuringen bij het verplaatsen van grond in het beheersgebied en het toepassen van licht verontreinigde grond (categorie 1) als bodem. Een ander voordeel van een bodemkwaliteitskaart bij het bodembeleid is het kunnen vaststellen van een bijvoorbeeld een terugsaneerwaarde of een verhoogde achtergrondwaarde. Conclusie:
Gezien de nadelen van het gebruik van bodemkwaliteitskaarten moet bij de aanvraag van een ontgrondingsvergunning een rapport van een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) worden bijgevoegd. Bodemkwaliteitskaarten worden niet geschikt geacht.