Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode
Een onderzoek naar de rol van persoonlijkheid in online vriendschapsbeheer op Facebook
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting klinische psychologie
door Delphine Levrau
Promotor en begeleiding: Dr. Marleen De Bolle
Ondergetekende, Delphine Levrau, geeft toelating tot het raadplegen van de masterproef door derden.
Dankwoord
Deze masterproef is de kroon op mijn opleiding tot master in de klinische psychologie. Het schrijven van deze masterproef was niet altijd even eenvoudig. Daarom wil ik hierbij graag een aantal mensen bedanken die mij tijdens het werken aan deze scriptie gesteund hebben. Vooreerst wil ik graag mijn promotor en begeleidster dr. Marleen De Bolle bedanken. Dankzij haar flexibiliteit heb ik veel inspraak gehad in het onderwerp van deze masterproef. Ook de constructieve feedback en handige tips die ik van haar kreeg, zorgden er voor dat ik dit werk met trots kan indienen. Vervolgens wil ik van dit dankwoord gebruik maken om mijn ouders te bedanken. Zij gaven me immers de kans om deze opleiding aan te vatten en bleven onvoorwaardelijk in mijn kunnen geloven. Verder is ook mijn vriend Benjamin mijn steun en toeverlaat geweest tijdens deze -soms stressvolle- periode. Bedankt om er voor mij te zijn. Ook mijn medestudenten en tevens beste vrienden mogen hier niet ontbreken. Zij droegen hun steentje bij door me te helpen met de statistische kant van deze masterproef en corrigeerden verschillende versies van dit eindwerk. Daarnaast zorgden zij ook voor voldoende vertier tijdens mijn ’studententijd’. Bedankt Cedric, Eline, Hannelore en Sjouke. Tot slot wil ik graag nog alle participanten die meewerkten aan dit onderzoek bedanken. Zonder jullie medewerking zou deze masterproef niet mogelijk geweest zijn.
Abstract
Facebook is momenteel dé populairste sociale netwerksite. Gebruikers blijken er vooral contacten met vrienden te willen onderhouden en nieuwe vriendschappen aan te gaan. De huidige studie onderzoekt de rol van persoonlijkheid in het ontvrienden, en in het aanvaarden of weigeren van vriendschapsverzoeken. Meer specifiek werd vanuit een benadering, gebaseerd op het vijf-factoren model (VFM) van persoonlijkheid, nagegaan in welke mate persoonlijkheidstrekken een rol spelen in de verschillende redenen waarom mensen een vriendschapsverzoek weigeren of aanvaarden of in de redenen om iemand te ontvrienden. Via een Facebook-link werden Facebook-gebruikers uitgenodigd om (1) door middel van de NEO-PI-R (Hoekstra, Ormel & De Fruyt, 2003) zelfbeoordelingen over hun persoonlijkheid te geven en (2) enkele gerichte vragen over Facebook-gebruik te beantwoorden. De resultaten tonen aan dat verschillende redenen die iemand ertoe bewegen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden of te weigeren, alsook om te ontvrienden, significant samenhangen met persoonlijkheid. De resultaten worden besproken in het licht van voorgaande studies binnen het domein. Tot slot worden aanbevelingen voor toekomstig onderzoek geformuleerd.
Inhoudsopgave
Inleiding ....................................................................................................................................... 1 Facebook ................................................................................................................................. 1 Facebook-functies en mogelijkheden........................................................................... 2 Facebook-gebruikers. ...................................................................................................... 4 Redenen van Facebook-gebruik. ..................................................................................... 4 Aanvaarden of weigeren van vriendschapsverzoeken. ................................................ 5 Ontvrienden. ........................................................................................................................ 6 Persoonlijkheid ........................................................................................................................ 8 Persoonlijkheid en Facebook.............................................................................................. 11 Huidig Onderzoek ................................................................................................................. 13 Methode ..................................................................................................................................... 14 Procedure .............................................................................................................................. 14 Steekproef ............................................................................................................................. 15 Instrumenten ......................................................................................................................... 15 Statistische Analyse ............................................................................................................. 17 Resultaten.................................................................................................................................. 18 Preliminaire Analyses .......................................................................................................... 18 Beschrijvende gegevens. ................................................................................................ 18 Drop-outanalyses. ............................................................................................................ 18 Persoonlijkheid en Aanvaarden van een Vriendschapsverzoek ................................... 22 Persoonlijkheid en Weigeren van een Vriendschapsverzoek ....................................... 30 Persoonlijkheid en Ontvrienden ......................................................................................... 38 Discussie .................................................................................................................................... 46 Sterktes en Beperkingen Huidige Studie .......................................................................... 49 Suggesties en Aanbevelingen voor Toekomstig Onderzoek ......................................... 50 Referenties ................................................................................................................................ 52
Inleiding
Op 3 november 2011 stond in de krant te lezen dat er brand gesticht werd in de woning van Jim en Nikki Rasmussen in de Amerikaanse stad Des Moines. De dader, Jennifer Harris, bleek kwaad te zijn op Nikki omdat zij haar enkele dagen voordien ontvriend had op Facebook (“Vrouw steekt huis in brand...”, 2011). Dit is slechts één van de vele berichten over Facebook of andere sociale netwerksites die we de laatste tijd in kranten en magazines te lezen krijgen. Meer en meer mensen zijn lid van een sociale netwerksite, en steeds meer mensen worden ook actieve gebruikers. Omdat dit een vrij recente trend is, is er nog veel onontgonnen terrein om te onderzoeken. Het huidig onderzoek
focust
zich
op
de
relatie
tussen
Facebook-gebruik
en
persoonlijkheid. Meer specifiek stelt deze studie zich tot doel om de rol van persoonlijkheid
te
onderzoeken
(1)
in
het
omgaan
met
vriendschapsverzoeken op Facebook, en (2) in het ontvrienden van Facebook-vrienden. Facebook Sociale netwerksites zijn een recent gegeven die het mogelijk maken om via internet met elkaar te communiceren en allerlei informatie met elkaar te delen. Boyd en Ellison (2008) definieerden sociale netwerksites in hun artikel als volgt: “web-based services allowing individuals to (1) construct a public or semipublic profile within a bounded system, (2) articulate a list of other users with whom they share a connection, and (3) view and traverse their list of connections and those made by others within the system. The nature and nomenclature of these connections may vary from site to site.” (p. 211) Mensen kunnen dus een online profiel aanmaken en aangeven met welke andere gebruikers van de sociale netwerksite ze contacten onderhouden. 1
Alle gebruikers kunnen de lijst van mensen in een netwerk met elkaar ook delen of uitwisselen. De details of basis (bijvoorbeeld geprefereerd muziekgenre, studies) van deze verbindingen zijn verschillend voor alle sociale netwerksites. Elke site benoemt de verbindingen ook anders: op sommige sociale netwerksites spreekt men van ‘vrienden’, terwijl men op andere sociale netwerksites spreekt van ‘followers’ en nog anderen gebruiken de term ‘contacten’. Eén van de populairste – dan wel niet dé populairste – sociale netwerksites vandaag de dag is Facebook. Facebook (oorspronkelijk The Facebook) werd in 2004 opgericht door Mark Zuckerberg voor de studenten van Harvard College. In 2006 werd Facebook openbaar gemaakt, en dit bleek meteen een schot in de roos te zijn. De website telde in november 2011 reeds meer dan 800 miljoen leden waarvan minstens de helft zich dagelijks inlogt en actief Facebook gebruikt (“Key Facts: statistics”, z.d.). De sociale netwerksite Facebook evolueert vandaag de dag nog steeds. Zo worden er regelmatig functies toegevoegd of verwijderd om verbeteringen door te voeren. Om te verduidelijken wat we in dit onderzoek exact verstaan onder vriendschapsverzoeken en andere Facebook-aspecten, is het daarom noodzakelijk dat we enkele belangrijke aspecten van deze sociale netwerksite wat meer uitleggen. Concreet zullen we specifiëren wat de belangrijkste functies zijn en wat zij precies inhouden op het moment waarop huidig onderzoek plaats vindt. Facebook-functies en mogelijkheden. Elk profiel bevat basisinformatie over de Facebook-gebruiker. Deze informatie omvat, bijvoorbeeld, je geboortedatum, de plaats waar je school gelopen hebt, je relationele status, welke talen je spreekt… Op een profiel kan men sinds kort ook vrienden onderbrengen in verschillende categorieën zoals collega’s, kennissen, familie… In de categorie ‘familie’ kan men dan ook nog specifiëren welke specifieke relatie de Facebook-gebruiker met dat familielid heeft (bijvoorbeeld ‘broer’, ‘moeder’,…).
2
Op Facebook kan men tevens gebruik maken van het prikbord, ook bekend als the wall. Dit is een plaats op het profiel van een andere Facebookgebruiker waar je berichten kan posten. Deze berichten zijn openbaar en kunnen dus door iedereen die met deze andere Facebook-gebruiker bevriend is gelezen worden. Wie liever privé-berichten stuurt, kan gebruik maken van de mail- of chatfunctie op Facebook. Op een Facebook-profiel kan men eveneens verschillende fotoalbums aanmaken en foto’s uploaden zodat alle vrienden ze kunnen zien. Daarnaast kan men ook berichtjes posten op het eigen Facebook-profiel, om anderen te laten weten waaraan je denkt, of waar je momenteel mee bezig bent. Dit zijn de zogenaamde statusupdates. Alle statusupdates, nieuw toegevoegde foto’s, en andere wijzigingen aan het profiel komen dan terecht in het nieuwsoverzicht of newsfeeds. Verder zijn er op Facebook ook tal van fanpagina’s (bijvoorbeeld van Mark Zuckerberg), groepen (bijvoorbeeld studenten eerste master Klinische Psychologie Universiteit Gent) en evenementen (bijvoorbeeld Openingsfuif VPPK in de Vooruit, Gent) te vinden. Je kan deze pagina’s ‘leuk vinden’ (liken) of aangeven dat je (misschien) naar een evenement gaat. Zo kunnen al je vrienden op de voet volgen wat je doet en waar je naartoe gaat. Als iemand iets leuk vindt op jouw profiel of reageert op een reactie of foto van jou, dan word je daarvan op de hoogte gebracht met een notificatie. Notificaties melden je ook wanneer iemand reageert op een item waarop jij ook al reageerde. Ten slotte kan men op Facebook ook spelletjes spelen. Bij sommige spelletjes, zoals Poker, kan men deelnemen aan een pokertoernooi met verschillende andere Facebook-gebruikers. Bij andere spelletjes, zoals Farmville, kan men de rangschikking en scores van vrienden zien en moet de Facebook-gebruiker proberen beter doen.
3
Facebook-gebruikers. Er werd in het verleden reeds data gepubliceerd over Facebook-gebruikers. Vrouwen zouden 53% van de Facebook-populatie vertegenwoordigen, dus de man-vrouwverhouding onder Facebook-gebruikers is nagenoeg gelijk. Wat de leeftijd van Facebook-gebruikers betreft, vond men de grootste groep in de 35- tot 54-jarigen (35%). Vierentwintig percent van de Facebook gebruikers bleek te behoren tot de groep 15- tot 24-jarigen, en 25% bleek te behoren tot de groep 25- tot 34-jarigen. Als laatste vertegenwoordigt nog zo’n 16% de oudste groep, namelijk de 55- tot 99-jarigen. Achtenvijftig procent van de Facebookgebruikers heeft momenteel een job, 13% is student en de overige 29% is momenteel niet aan het werk (Van Belleghem, 2011). Redenen van Facebook-gebruik. Enkele onderzoekers hebben reeds onderzocht waarom mensen gebruik maken van sociale netwerksites. In een enquête die HTC, een fabrikant van onder andere mobiele telefoons, in 2011 lanceerde, werd ook gepolst naar de redenen waarom mensen Facebook gebruiken. Vierendertig procent van de ondervraagden zegt dat hun Facebook-profiel hen op de hoogte houdt van wat er gebeurt. Bijna een kwart van de respondenten gaf aan dat ze Facebook vooral gebruikten om andere gebruikers te bespieden. De Facebook-toepassingen die we, volgens HTC, het meest gebruiken zijn foto's, gevolgd door statusupdates (Van Beek, 2011). Donath en Boyd (2004) en Ellison, Steinfield en Lampe (2007) vonden in hun onderzoek dat mensen sociale netwerksites vooral gebruiken om zichzelf kenbaar te maken aan de wereld en om bestaande sociale contacten te onderhouden. Andere onderzoekers vonden eveneens dat sociale netwerkgebruikers twee hoofddoelen hebben, namelijk online nieuwe mensen leren kennen met dezelfde interesses (Correa, Hinsley & Gil de Zuniga, 2010; McKenna, Green & Glenson, 2002), en daarnaast ook contacten onderhouden met mensen die ze reeds kennen (Lenhart, Purcell, Smith & Zickuhr, 2010). Ook in de enquête van HTC bleek laatstgenoemde reden de hoofdreden te zijn.
4
Uit hun studie blijkt immers dat voor 66% van de deelnemers contact onderhouden met vrienden het belangrijkste motief is. Aanvaarden of weigeren van vriendschapsverzoeken. Uit
onderzoek blijkt
dat
een
modale Europese
Facebook-gebruiker
gemiddeld 133 Facebook-vrienden heeft (Van Belleghem, 2011). Facebookgebruikers kunnen zelf mensen uitnodigen om bevriend te worden op Facebook, maar daarnaast kunnen ze ook vriendschapsverzoeken van anderen aanvaarden of weigeren. Insites Consulting, een Belgisch onderzoeksbureau, voerde recent een onderzoek uit naar de redenen om verbindingen met anderen aan te gaan op een sociale netwerksite. Met 71% is de belangrijkste reden dat de persoon in kwestie een vriend, buurman, klasgenoot was van kleins af. Negenenvijftig procent van de ondervraagden gaf aan dat ze de vriendschap aangingen omdat ze collega’s zijn. Gemeenschappelijke offline en online vrienden hebben waren goed om in respectievelijk 46% en 43% van de gevallen een vriendschapsverzoek te aanvaarden. Zevenendertig procent gaf aan dat opgegroeid zijn in dezelfde stad ook een reden was om een vriendschap te initiëren of te aanvaarden. Eveneens 37% zegt dat hij of zij de persoon in kwestie gewoon aanvaardt als vriend omdat die hen daartoe uitgenodigd heeft. Dezelfde hobby’s hebben was een goede reden om vrienden te zijn voor 34% van de deelnemers. Overige redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden waren nog: dezelfde opleiding genoten hebben (27%), werkzaam zijn in dezelfde sector (31%), dezelfde soort humor delen (23%), in dezelfde jeugdvereniging gezeten hebben (16%), de persoon in kwestie is een beroemdheid (8%) en dezelfde politieke ideeën en voorkeuren hebben (17%). Als conclusie stelde Insites Consulting dat online relaties hoofdzakelijk gedreven worden door hechte, offline, persoonlijke relaties (Van Belleghem, 2011). Ook NMIncite, een bedrijf gespecialiseerd in onderzoek naar sociale media voor zakelijke doeleinden, voerde een gelijkaardig onderzoek uit en kwam 5
tot dezelfde conclusie: de hoofdreden om iemand te aanvaarden als vriend op Facebook is dat men die persoon ook kent in het echte leven (82%). Deze conclusie geldt des te meer voor vrouwen. Mannen daarentegen zouden veel meer vrienden toevoegen zonder hen echt te kennen. Zij zouden dit doen op basis van werkgerelateerde zaken of fysieke aantrekkelijkheid (“Friends and frenemies: why we add and remove Facebook friends.”, 2011). Ontvrienden. Naast het positief of negatief beantwoorden van vriendschapsverzoeken, kan een Facebook-gebruiker ook ontvrienden. Ontvrienden komt van het Engelstalige ‘to unfriend’ of ‘to defriend’ en is een recent ontstane trend op het internet. Ontvrienden wil zeggen dat je mensen met wie je online bevriend bent, uit je vriendenlijst verwijdert. Dat deze trend door veel mensen gevolgd wordt, zien we onder andere weerspiegeld in het feit dat ‘ontvrienden’ in 2009 in Nederland het woord van het jaar werd (“Het Van Dale woord van het jaar 2009 is bekend!”, 2009). Daarnaast was er op 17 november 2010 de eerste National Unfriend Day in de Verenigde Staten, opgericht door Jimmy Kimmel, een Amerikaanse televisiepresentator. Hij liet weten dat hij hoopt dat mensen op deze dag al hun contacten zullen verwijderen die geen echte vrienden zijn. Kimmel nam dit initiatief omdat hij denkt dat Facebook er voor zorgt dat de echte waarde van vriendschap ondermijnd wordt. In België verklaarde Studio Brussel-presentator Tomas De Soete dat ook hij zou meedoen met het ontvrienden op 17 november 2010. Dit initiatief kreeg veel navolging onder de Belgische Facebook-gebruikers, wat blijkt uit de vele reacties die op zijn aankondiging werden geschreven (“National Defriend Day”, 2010). In het onderzoek van Insites Consulting (Van Belleghem, 2011) werden ook nog interessante feiten over ontvrienden gevonden. Zo bleek dat meer dan de helft (56%) van de sociale netwerk-gebruikers en net de helft (50%) van de Facebook-gebruikers ooit al eens iemand verwijderde uit zijn of haar vriendenlijst. Daarmee behoort Facebook tot de sociale media waar er het
6
meest ontvriend wordt. De belangrijkste reden om te ontvrienden was dat er te weinig contact was (47%). Vierenveertig procent van de gebruikers verwijderde iemand omdat hij niet wou dat die persoon zijn statusupdates kon lezen. Negenendertig procent deed aan ontvrienden omdat de vriendschap in het echte leven ook niet meer bestond. Zesendertig procent van de Facebook-gebruikers had nog een ander motief om iemand te verwijderen. Zij dachten bij het aanvaarden van het vriendschapsverzoek immers dat ze de persoon in kwestie kenden, maar na het bekijken van zijn of haar profiel bleek dat toch niet zo te zijn, dus verwijderden ze hem of haar uit hun vriendenlijst. Overige redenen waren: te veel (onbelangrijke) updates van iemand krijgen (21%), politiek incorrecte commentaren (14%), te veel reclame maken (12%) en te weinig actief bezig zijn op Facebook (8%). Volgens NMIncite is de hoofdreden om iemand uit je vriendenlijst te verwijderen het feit dat de persoon in kwestie beledigende reacties plaatst (55%). Daarnaast worden ook verkoopsgerichte en depressieve reacties genoemd als motivering om te ontvrienden. NMIncite heeft het daarnaast ook over een soort Facebook-etiquette: te veel of te weinig updates plaatsen en te veel vrienden hebben drijft sommigen tot ontvrienden (“Friends and frenemies: why we add and remove Facebook friends.”, 2011). Deze resultaten sluiten nauw aan bij de resultaten die Insites Consulting vonden in hun onderzoek. In het artikel van Sibona en Walczak (2011) heeft men het over twee soorten redenen om te ontvrienden, namelijk offline en online redenen. Een goed voorbeeld van een online reden is dat iemand te vaak berichtjes over banale, alledaagse dingen op zijn Facebook-profiel post of berichten post die te sterk religieus of politiek georiënteerd zijn. Ten slotte zijn ook ongepaste (onbeleefde of racistische) berichten een belangrijk motief om te ontvrienden op basis van online redenen. De twee belangrijkste offline redenen dan, zijn veranderingen in de relatie met de persoon, zoals bijvoorbeeld elkaar niet meer spreken wegens ruzie en daarnaast ook ongewenst gedrag van de persoon in kwestie. Met
7
offline ongewenst gedrag wordt ook onbeleefd of racistisch gedrag bedoeld, maar dan in het echte leven. Aansluitend bij dit ontvrienden, vermelden deze onderzoekers dat Facebook het beëindigen van vriendschappen des te pijnlijker maakt. Ze leggen uit dat in het echte leven vriendschappen soms gewoon uitdoven, terwijl op Facebook door één van beide partijen écht de beslissing wordt gemaakt om de vriendschap hier en nu te beëindigen. Uit de studie van professoren Sibona en Walczak (2011), bleek tevens dat mensen die vooral vriendschapsverzoeken beantwoorden door deze te weigeren of te aanvaarden veel minder ontvriend worden, dan mensen die zelf actief vriendschapsverzoeken verzenden. We kunnen dus concluderen dat er onderzoekers zijn die enkele aspecten van Facebook en andere sociale netwerksites reeds onderzocht hebben. Zo zijn er immers, zoals we daarnet beschreven, reeds gegevens bekend over het beheren van online vriendschappen (Van Belleghem, 2011; Sibona & Walczak, 2011). We weten dus ondertussen welke redenen mensen hanteren om een vriendschapsverzoek te weigeren of te aanvaarden, en we weten ook wat de motieven zijn om iemand te ontvrienden (Van Belleghem, 2011; Sibona & Walczak, 2011). Het is echter nog steeds onduidelijk in welke mate deze redenen verschillend zijn voor verschillende Facebook-gebruikers. Dit brengt ons naar het onderzoeksdoel van de huidige studie, namelijk het onderzoeken van de rol van persoonlijkheid in het beheren van online vriendschappen. Persoonlijkheid
Persoonlijkheid is al tientallen jaren een belangrijk onderwerp van onderzoek. Dit construct werd dan ook al met allerlei andere zaken in verband gebracht. Zo blijkt uit een studie van Eaton et al. (2012) dat persoonlijkheid een relevante samenhang
vertoont
beroepsstatus,
met
comorbiditeit
onder van
andere
de
psychische
levensduur, stoornissen
scheidingen, en
algemene
gezondheid. Omdat persoonlijkheid met zo veel constructen blijkt samen te
8
hangen, is het interessant om in deze studie nu ook naar het (mogelijke) verband tussen persoonlijkheid en Facebook te kijken. Daarvoor moet eerst het begrip persoonlijkheid verder verduidelijkt worden. Hoekstra, Ormel en De Fruyt (2003, p. 26) omschrijven persoonlijkheid als: “Een verzameling kenmerken van de wijze waarop situaties door de persoon worden onderscheiden, geïnterpreteerd en gewaardeerd”. Onder persoonlijkheid verstaan we dus een verzameling van psychologische trekken en mechanismen. Met trekken en mechanismen bedoelen we kenmerken waarmee we mensen en hun onderlinge verschillen kunnen beschrijven. Deze karakteristieken zitten in de persoon zelf en variëren of veranderen erg weinig over de tijd heen. Deze kenmerken kunnen de interacties met de intrapsychische, fysische en sociale omgeving erg beïnvloeden. Consistent met Shiner en Caspi (2003) stellen deze onderzoekers dus dat persoonlijkheid er voor zorgt dat iemand zich op een consistente manier voelt, gedraagt en denkt. Onderzoekers hebben een algemene consensus bereikt wat betreft de basis taxonomie van persoonlijkheid. Om persoonlijkheid te kunnen beschrijven, wordt namelijk gebruik gemaakt van het zogenaamde vijf-factoren model (McCrae, 1992). De empirische evidentie voor dit model is zeer groot. Onderzoek met dit model werd al door tientallen studies gerepliceerd en werd ook telkens bevestigd in verschillende talen en over verschillende culturen heen (Larsen & Buss, 2008, p. 82; McCrae, Terracciano et al., 2010; Costa & McCrae, 2010). De vijf factoren waarvan sprake in dit model zijn Openheid voor ervaringen, Neuroticisme, Altruïsme, Consciëntieusheid
en Extraversie. Openheid
wordt gekenmerkt door een sterke intellectuele nieuwsgierigheid en een voorkeur voor nieuwe dingen. Neuroticisme gaat over emotionele labiliteit, gebrek aan impulscontrole en angsten. Altruïsme vinden we terug in een helpend en coöperatief karakter. Consciëntieusheid wordt gekenmerkt door
9
een hoge mate van discipline, orde en doelgerichtheid. Extraversie tenslotte, verwijst naar een hoge mate van assertiviteit. Belangrijk om weten is dat deze factoren als bipolaire dimensies geconceptualiseerd zijn. Dat zien we bijvoorbeeld voor het domein Extraversie. Dit domein kunnen we, zoals alle andere domeinen, namelijk zien als een continuüm, in dit geval gaande van zeer introvert tot uitermate extravert.
Dit
vijf-factoren
model
is
daarnaast
ook
hiërarchisch
georganiseerd, wat impliceert dat elk van de vijf factoren op het hoogste niveau meerdere fijnmazige facetten omvatten. Deze facetten zorgen ervoor dat we een gedetailleerdere en meer gedifferentieerde beschrijving kunnen geven van persoonlijkheid (McCrae & Terracciano, 2005). Uit onderzoek blijken er consistente verschillen te zijn tussen mannen en vrouwen met betrekking tot hun score op deze vijf persoonlijkheidsdomeinen en de onderliggende facetten. Meer specifiek blijkt uit Crosscultureel onderzoek van
Costa,
Terracciano
en
McCrae
(2001)
dat
de
gevonden
geslachtsverschillen consistent zijn over de verschillende culturen heen maar dat ze in feite relatief klein zijn. Concreet bleek dat vrouwen hoger scoren op de domeinen Altruïsme en Neuroticisme. Voor Openheid voor ervaringen werden geen significante verschillen gevonden, alhoewel er voor de onderliggende facetten toch verschillende resultaten naar voor kwamen. Zo scoren vrouwen hoger
op Openheid voor gevoelens, Esthetiek en Veranderingen, terwijl
mannen hoger scoren op Openheid voor ideeën. Wat Consciëntieusheid betreft, vond Feingold (1994) dat vrouwen licht hoger scoren. Costa en McCrae (1994) hebben aangetoond dat persoonlijkheidskenmerken zich ontwikkelen vanaf de kindertijd tot tijdens de volwassenheid. Daarom werden in het verleden ook leeftijdseffecten nagegaan voor dit vijf-factoren model. Roberts, Walton en Viechtbauer (2006) hebben in hun meta-analyse verschillende resultaten omtrent leeftijdseffecten van voorgaande onderzoeken gebundeld. In hun studie concluderen ze dat er sprake is van differentiële stabiliteit en absolute verandering. Met differentiële stabiliteit wordt de positie van
10
een
individu
tegenover
een
referentiegroep
wat
betreft
een
persoonlijkheidstrek bedoelt. Deze positie blijft over de hele levensloop ongeveer gelijk. Als je als tienjarige eerder introvert bent in vergelijking met je leeftijdgenoten, dan zal je als veertigjarige ook nog steeds introverter zijn dan de meeste van je leeftijdsgenoten. Toch kan het zijn dat je op je veertigste extraverter bent dan toen je tien was. De gemiddelde score van een referentiegroep op een domein of facet is dus veranderlijk. Dit fenomeen heet absolute verandering. Concreet vond men in het onderzoek van Roberts et al. (2006) dat mensen tussen de leeftijd van twintig en veertig jaar hoger blijken te scoren op Dominantie (i.e., een specifiek facet van Extraversie) en Consciëntieusheid, en lager op Neuroticisme. Ook voor Energie (i.e., een specifiek facet van Extraversie) en Openheid voor ervaringen vond men een stijging tijdens de adolescentie. Energie en Openheid voor Ervaringen blijken echter opnieuw af te nemen op oudere leeftijd. Ook Altruïsme veranderde op oudere leeftijd en werd daar gekenmerkt door een stijging. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat veel onderzoekers tot de conclusie gekomen zijn dat dit vijf-factorenmodel voor persoonlijkheid zoals beschreven door Costa en McCrae, opgaat voor zowel volwassenen (McCrae, Costa, del Pilar, Rolland & Parker, 1998) als adolescenten (De Fruyt, Mervielde, Hoekstra & Rolland, 2000). Dat we persoonlijkheid over nagenoeg de ganse levensloop met één model kunnen conceptualiseren en dus eenzelfde theoretisch kader kunnen hanteren is ook interessant voor dit onderzoek. Zoals reeds vermeld is de grootste groep van de Facebook-populatie te vinden bij de 35- tot 54-jarigen en de 15- tot 24-jarigen. Onze steekproef zal dus vermoedelijk vooral bestaan uit adolescenten en volwassenen. Daarom is het mogelijk om persoonlijkheid hier te meten aan de hand van één vragenlijst die gebaseerd is op het vijf-factoren model, namelijk NEO Personality InventoryRevised voor volwassenen en adolescenten (NEO-PI-R; Costa & McCrae, 1992). Persoonlijkheid en Facebook Omdat Facebook een vrij recente trend is, bestaan er nog maar weinig
11
theorieën over dit onderwerp in relatie met persoonlijkheid. Toch hebben enkele onderzoekers zich reeds in dit nieuwe onderzoeksdomein verdiept. Zo haalden Ryan en Xenos (2011) evidentie aan voor de hypothese dat alle gemeten
persoonlijkheidstrekken
(waaronder
de
vijf
grote
persoonlijkheidsfactoren) significant gerelateerd zijn met een voorkeur voor verschillende aspecten van Facebook zoals bijvoorbeeld gebruik maken van het prikbord en vriendschappen aangaan. Concreet vond men dat Facebookgebruikers hoger scoren op Extraversie en lager scoren op Consciëntieusheid dan niet-gebruikers van Facebook. Er werd geen significant verschil gevonden voor de overige persoonlijkheidsdimensies van het vijf-factoren model. Verder bleek uit onderzoek van Tom Tong, Van Der Heide, Langwell en Walther (2008) dat personen met een groot aantal Facebook-vrienden als extravert beschouwd worden door andere, niet-bevriende Facebook-gebruikers. Men vond in diezelfde studie zelfs een curvilineair verband tussen Extraversie en het aantal Facebook-vrienden. Een té groot aantal vrienden blijkt er namelijk voor te zorgen dat men de persoon in kwestie eerder als introvert dan als extravert beschouwt (Tom Tong et al., 2008). Aansluitend bevestigden AmichaiHamburger en Vinitzky (2010) in hun onderzoek dat individuen die na het invullen van de NEO-PI-R hoog bleken te scoren op Extraversie, over het algemeen ook meer Facebook-vrienden hebben. Naast de relatie met Extraversie, toont onderzoek aan dat er een verband bestaat tussen de persoonlijkheidstrek Consciëntieusheid en het aantal vrienden op Facebook. In het onderzoek van Amichai-Hamburger en Vinitzky (2010) werd namelijk ook nog geconcludeerd dat mensen met een hoge score op Consciëntieusheid meer Facebook-vrienden hebben dan laagscoorders. Karl, Peluchette en Schlaegel (2010) vonden daarbovenop in hun studie dat individuen die eveneens hoog scoren op Consciëntieusheid, Altruïsme en Neuroticisme, minder geneigd zijn om ongepaste zaken op hun profiel te plaatsen. Extraversie en Openheid voor ervaringen, hadden helemaal geen invloed op het al dan niet plaatsen van ongepaste berichten. Omdat ongepaste boodschappen plaatsen één van de redenen voor ontvrienden is (Sibona & Walczak, 2011), zouden
12
mensen met een lage score op deze persoonlijkheidskenmerken wel eens sneller ontvriend kunnen worden. Huidig Onderzoek De huidige studie beoogt de relatie tussen persoonlijkheid en het omgaan met vrienden en vriendschapsverzoeken op Facebook na te gaan. Concreet gaan we drie vooropgestelde onderzoeksvragen na. Vooreerst wordt onderzocht welke redenen er zijn om een vriendschapsverzoek te aanvaarden en op welke manier deze redenen samenhangen met persoonlijkheid. Ten tweede wordt onderzocht waarom vriendschapsverzoeken worden geweigerd en zal er ook nagegaan worden of en welke van deze motieven gerelateerd zijn aan specifieke persoonlijkheidskenmerken. Ten slotte vestigt dit onderzoek ook de aandacht op het recent ontstane ontvrienden. We onderzoeken hoeveel mensen ooit al iemand ontvriend hebben en om welke reden dat gebeurde. Ook wordt nagegaan op welke manier persoonlijkheid zich manifesteert in het ontvrienden. Binnen de huidige studie wordt persoonlijkheid beschouwd vanuit een benadering aan de hand van het vijf-factorenmodel, waarbij zowel de vijf brede persoonlijkheidsdomeinen als de meer fijnmazige persoonlijkheidsfacetten in rekening worden gebracht.
13
Methode
Procedure Er werd een evenement aangemaakt op Facebook, genaamd ‘De Grote Facebook-enquête’, waar de onderzoeksdoeleinden kort werden toegelicht. De huidige thesisstudente nodigde haar Facebook-vrienden (n = 340) uit om deel te nemen aan dit online evenement. Bovendien verspreidde ze ook de informatie over dit evenement via haar eigen profielpagina op Facebook. Eens een Facebook-gebruiker zijn deelname aan dit evenement bevestigde, kon hij op een URL-link klikken. Deze link stuurde de participant door naar het online assessment platform. Na twee en na vier weken respectievelijk stuurde de thesisstudente een persoonlijke herinneringsmail naar haar online vrienden om hen aan te sporen om de online vragenlijst alsnog volledig in te vullen, indien dit nog niet gebeurd zou zijn. In deze e-mail werd ook aangespoord om de URLlink naar het online assessment platform verder te verspreiden naar andere respondenten met een eigen Facebook-profiel (i.e., snowball-effect). Het enige inclusiecriterium was dat deelnemers zelf een Facebook-profiel moeten hebben. Er werden geen exclusiecriteria gehanteerd. Wanneer deelnemers de URL-link aanklikten, kwamen ze terecht op de beginpagina van de online vragenlijst, waarop de volgende instructie stond: “Er zullen je vragen gesteld worden over Facebook-gebruik, alsook over hoe je bent en hoe je je voelt en gedraagt. Er bestaan geen goede of foute antwoorden. Probeer gewoon zo eerlijk mogelijk te antwoorden. Je antwoorden worden enkel verwerkt voor dit onderzoek en worden niet doorgegeven aan derden (vb. ouders, school,...). Bovendien gebeurt de verwerking vertrouwelijk. Dit wil zeggen dat je persoonlijke gegevens (zoals e-mailadres) eerst worden losgekoppeld van je antwoorden op de vragen, vooraleer de data verwerkt worden.” Vooraleer de eigenlijke vragenlijst begon, werden enkele beschrijvende parameters bevraagd zoals leeftijd, geslacht, en opleidingsniveau. Om
14
deelnemers zoveel mogelijk te motiveren om de vragenlijst volledig in te vullen, werd op de beginpagina ook meegedeeld dat elke deelnemer die de vragenlijst tot het einde doorloopt kans maakte op een filmticket. Steekproef In totaal logden 236 mensen in op de online vragenlijst. Slechts 115 personen (48.73%) vulden de vragenlijst volledig in. Voor de huidige scriptie werd enkel de data van deze 115 personen gebruikt. Van deze 115 personen zijn er 86 vrouwen (74.78%) en 29 mannen (25.22%). De gemiddelde leeftijd is 23.64 jaar (range 12.38 – 57.30 jaar, SD = 5.20). Onder deze deelnemers blijken er 85 (73.91%) studenten, 27 (23.48%) werkende personen, een (0.87%) gepensioneerd persoon, en twee (1.74%) werkloze personen te zijn. Het merendeel van de werkende personen waren bediende (n = 21, 77.78%). Twee personen (7.40%) zijn arbeiders, twee personen hadden een zelfstandig vrij beroep (7.40%), en twee personen (7.40%) bekleedden een kaderfunctie. Daarnaast waren 43 personen (37.39%) hoger opgeleid, dat wil zeggen dat ze verdere studies gevolgd hebben na het secundair onderwijs. Meer specifiek hadden 25 individuen (21.74%) een universitair diploma, en 18 personen (15.65%) een ander hoger onderwijs diploma. Van alle participanten die de volledige vragenlijst invulden, zou 59.13% enkel een secundaire opleiding afgemaakt hebben. Tweeënvijftig participanten (45.22%) bleken ASO gevolgd hebben, 13 (11.30%) TSO en drie (2.61%) BSO. Vier personen (3.48%) behaalden een diploma lager onderwijs. Instrumenten
Persoonlijkheid. Persoonlijkheid werd in kaart gebracht aan de hand van de Nederlandstalige versie (Hoekstra, Ormel & De Fruyt, 1996) van de Neuroticism-Extraversion-Openness Personality Inventory Revised (NEO-PI-R; Costa & McCrae, 1992). Dit instrument bestaat uit 240 items die aan de hand van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal niet akkoord tot 5 = helemaal akkoord) dienen beantwoord te worden.
De vragenlijst is hiërarchisch
15
opgebouwd,
waarbij
dertig
persoonlijkheidsdimensies
facetten Openheid,
laden
op
de
vijf
Consciëntieusheid,
hogere
orde
Extraversie,
Altruïsme, en Neuroticisme. Voor zowel de domeinen als voor de facetten van de NEO-PI-R gingen we de interne consistentie na aan de hand van Cronbach’s α. De Cronbach’s α voor het domein Consciëntieusheid is .75. Voor de specifieke facetten van dit domein vinden we scores van .70 (Betrouwbaarheid) tot .81 (Doelmatigheid). Wat de schaal Altruïsme betreft, bedraagt Cronbach’s α .67. De laagste score vinden we hier voor het facet Inschikkelijkheid (.68) en de hoogste score voor het facet Vertrouwen (.88). Voor het derde domein, Extraversie, vinden we een Cronbach’s α van .81. Voor de facetten vinden we een range gaande van .70 (Avonturisme) tot .84 (Vrolijkheid). De Cronbach’s α voor Neuroticisme bedraagt in deze studie .88. Angst is het specifieke facet met de hoogste Cronbach’s α, namelijk .87 en Impulsiviteit is het specifieke facet met de laagste score voor interne consistentie, namelijk .67. Tot slot vinden we voor het laatste domein, Openheid voor ervaringen, een Cronbach’s α van .63, en een range gaande van .63 (Verandering) tot .85 (Fantasie). Facebook-gebruik en online vriendschapsbeheer.
Facebook-gebruik en
online vriendschapsbeheer werden door middel van een zelfgemaakte vragenlijst bevraagd. Meer specifiek werd informatie verzameld over hoe lang de persoon in kwestie al een profiel had, hoeveel online vrienden hij/zij heeft en hoeveel tijd hij/zij aan Facebook spendeert per keer dat hij inlogt. Daarnaast werden
mogelijke
redenen
aangeboden
waarom
iemand
een
vriendschapsverzoek zou kunnen aanvaarden, weigeren of waarom men iemand zou ontvrienden. De participanten dienden voor elke reden aan te geven in welke mate deze voor hen van toepassing is op een 7-punt Likert schaal (1 = nooit tot 7 = altijd). Er was ook telkens een open invulveld voorzien, zodat participanten een andere reden konden aangeven, dan deze die stonden opgesomd.
16
Statistische Analyse
Om de vooropgestelde onderzoeksvragen na te gaan, maakten we in deze studie gebruik van SPSS 21.0, dat is het Statistical Package for Social Sciences. Meer specifiek werkten we vooral met (Pearson-)correlaties, gezien het huidig onderzoek eerder exploratief van aard is. Door met correlaties te werken, kunnen we dan ook enkel concluderen of er een verband is en in welke richting dat verband werkt. We spreken hier niet over mogelijke causale verbanden, gezien de cross-sectionele aard van de studie. Voorafgaand aan deze feitelijke analyses, werden tevens een aantal preliminaire analyses uitgevoerd om na te gaan of er eventuele verschillen zijn tussen de groep deelnemers die de vragenlijst volledig invulde, en de groep deelnemers die de vragenlijst niet volledig invulde. Meer specifiek werden deze twee groepen met elkaar vergeleken op basis van leeftijd, geslacht, nationaliteit, huidige werksituatie, beroep, opleidingsniveau en enkele specifieke Facebookaspecten zoals de frequentie van Facebook-gebruik, het aantal maanden dat men reeds gebruiker is, het aantal online vrienden en het aantal minuten dat men online blijft per inlogbeurt. Dit gebeurde aan de hand van een ²-test en een t-test voor onafhankelijke steekproeven.
17
Resultaten Preliminaire Analyses
Beschrijvende gegevens. Van de deelnemers aan dit onderzoek bleek slechts een persoon ‘zelden tot nooit’ Facebook te gebruiken (0.87%), twee personen (1.74%) gebruikten Facebook één keer per maand, twee personen (1.74%) gebruikten Facebook wekelijks. Zeventien mensen (14.78%) gaven aan dat ze Facebook een aantal keer per week gebruikten, en 59 (51.30%) personen maken dagelijks gebruik van Facebook. Drieëndertig participanten (28.70%) tenslotte, gaven aan dat ze Facebook zelfs meerdere malen per dag openden. De deelnemers aan dit onderzoek bleven gemiddeld genomen 36.83 minuten (SD = 50.18, range 0300) online per keer ze inlogden Van de participanten die de vragenlijst volledig invulden, was drie jaar het gemiddelde aantal maanden dat men reeds Facebook had (M = 36.17 maanden, SD = 18.48, range 7-168 maanden). Het aantal vrienden varieerde sterk, namelijk van nul tot 1014, met een gemiddelde van 343.16 vrienden (SD = 215.97). Drop-outanalyses. Aangezien meer dan de helft van de personen die eraan begonnen de vragenlijst vroegtijdig hebben afgebroken, dienen we ons een belangrijke vraag te stellen: verschillen de uitvallers significant van diegenen die de vragenlijst volledig invulden (i.e., de doorzetters)? Er was geen significant verschil tussen de uitvallers en de doorzetters met betrekking tot gemiddelde leeftijd, nationaliteit (p = .288), geslacht (p = .239), beroep (p = .269), huidige werksituatie (p = .633) en hoogst afgewerkte opleiding (p = .307), het aantal maanden dat men Facebook had (p = .521) en het aantal minuten dat men online bleef tijdens een login-moment (p = .539). Het aantal vrienden van de deelnemer (p < .01) daarentegen bleek wel verschillend te zijn: Diegenen die de vragenlijst vroegtijdig verlieten zouden gemiddeld gezien minder vrienden
18
hebben. Ook hoe vaak men Facebook opende bleek niet hetzelfde te zijn voor beide groepen (p < .01). Zij die de vragenlijst niet afwerkten, zouden Facebook significant minder gebruiken (Tabel 1).
19
Tabel 1 Beschrijvende statistieken voor Uitvallers (n = 121) en Doorzetters (n = 115) van de online vragenlijst Variabele
Uitvallers
Doorzetters
Statistisch
Leeftijd, M (SD)
22.69 (5.20)
23.64 (6.54)
t = -1.21, df = 221, n.s.
Geslacht, % vrouwen
66.1
74.8
²(1)= 1.39, n.s.
Nationaliteit, % Belgen
92.5
98.2
²(5)= 6.19, n.s. ²(3)= 1.72, n.s.
Huidige situatie, % Werkloos/werkzoekend
0.8
1.7
Gepensioneerd
0
0.9
Student
70.2
73.9
Tewerkgesteld
26.4
23.5 ²(4)= 5.18, n.s.
Beroep, %
20
Arbeider
7.4
1.7
Bediende
15.7
18.3
Zelfstandig vrij beroep
0.8
1.7
Kaderfunctie
0.8
1.7
Niet van toepassing
72.7
76.5
²(5)= 5.99, n.s.
Hoogst afgewerkte opleiding, % Lager Onderwijs
2.5
3.5
ASO
43.8
45.2
TSO
19.8
11.3
BSO
2.5
2.6
Hoger, niet-universitair onderwijs
16.5
15.7
Hoger universitair onderwijs
12.4
21.7 ²(7)= 59.75, p = .000
Facebook-gebruik, % Nooit
-
-
Zelden
0.8
0.9
Eén of een paar keer per maand
-
1.7
Wekelijks
-
1.7
Een aantal keer per week
7.4
14.8
Dagelijks
23.1
51.3
Meerdere keren per dag
30.6
28.7
Aantal maanden Facebook-gebruiker, M (SD)
33.92 (12.31)
36.17 (18.48)
t = -0.91, df = 179, n.s.
Aantal Facebook-vrienden, M (SD)
239.09 (257.86)
343.16 (215.97)
t = -3.36, df = 228.93, p = .001
Aantal minuten ingelogd per keer, M (SD)
36.11 (38.65)
36.83 (50.18)
t = -0.10, df = 182, n.s.
21
Persoonlijkheid en Aanvaarden van een Vriendschapsverzoek Concreet bekeken we in huidig onderzoek drie fenomenen in verband met vriendschapsbeheer
op
Facebook,
namelijk
vriendschapsverzoeken
aanvaarden, vriendschapsverzoeken weigeren, en ontvrienden. Voor elk van deze drie acties gingen we na in welke mate een bepaalde reden meespeelde in het stellen van de actie. Vervolgens bekeken we of deze redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden of weigeren of om te ontvrienden betekenisvol samenhangen met bepaalde persoonlijkheidstrekken van de Facebook-gebruiker. In Tabel 2 zien we de frequenties van participanten (in percentages) voor alle antwoordmogelijkheden (van nooit tot altijd) per voorgestelde reden. Opvallend is dat voor de eerste reden, namelijk de persoon van vroeger kennen, de grootste groep (29.7% van de participanten) het antwoordalternatief ‘altijd’ aanduidde. De persoon van vroeger kennen blijkt dus voor veel mensen een voldoende reden te zijn om hem of haar te aanvaarden als Facebook-vriend. Ook het feit dat de persoon in kwestie familie is, is voor 38.6% een goede reden om de persoon altijd als vriend te aanvaarden. Als de persoon in kwestie iemand is die men kent van op het werk, dan zijn de meeste participanten meer geneigd om het vriendschapsverzoek te aanvaarden (i.e., gaande van 11.9% tot 15.7% voor de antwoordalternatieven vijf tot en met zeven). Naast deze redenen die vaak een goede reden bleken om iemand te aanvaarden als vriend, zijn er ook een aantal redenen die volgens de grootste groep participanten absoluut geen rol spelen bij het aanvaarden van een vriendschapsverzoek. Zo zou 56.4% nooit iemand als vriend aanvaarden omdat de profielfoto hen aanspreekt. Andere redenen zijn: geïnteresseerd zijn omdat de persoon populair of bekend is (48.7%), een zo groot mogelijk netwerk willen opbouwen (34.7%), een zo groot mogelijk aantal vrienden halen om populair te lijken (56.8%) en een aantal gemeenschappelijke vrienden hebben (26.3%). Als de persoon een ex is, zou 16.1% dat nooit een reden vinden om hem te aanvaarden, terwijl 13.1% hem of haar altijd zou aanvaarden omwille van die
22
reden. Ook als men de persoon IRL ontmoet heeft en nu zaken wil uitwisselen via Facebook, zou 15.7% het nooit doen. ‘Altijd’ werd bij deze reden toch ook aangeduid door 14.8% van de participanten.
23
Tabel 2 Frequentietabel (in percentages) voor de verschillende redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden Reden
2
3
4
5
6
7
8
missing
.8
1.7
2.1
3.4
14.4
19.5
29.7
-
28.4
2. Ik ken de persoon professioneelshalve
6.4
6.8
5.5
10.2
15.7
16.1
11.9
-
27.5
3. De persoon is familie (bv. ouders)
1.7
1.7
3.8
3.8
11.4
11.4
38.6
-
27.5
4. De persoon is een ex van mij
16.1
8.9
7.2
11.0
10.6
5.5
13.1
-
27.5
5. De profielfoto spreekt mij aan
56.4
7.2
2.5
3.4
1.3
1.3
0.4
-
27.5
6. Ik ben geïnteresseerd in de persoon omdat hij/zij bekend of populair is
48.7
8.1
4.2
5.9
3.8
1.7
-
-
27.5
7. Ik heb de persoon in real life ontmoet en we hebben afgesproken om via Facebook foto’s, muziek, artikels of dergelijke uit te wisselen
15.7
6.4
3.8
11.4
14.4
5.9
14.8
-
27.5
8. Ik wil gewoon een zo groot mogelijk netwerk opbouwen van mensen die iets voor mij betekenen of die in de toekomst iets voor mij kunnen betekenen
34.7
9.7
8.1
11.4
4.7
3.0
0.8
-
27.5
9. Ik wil een zo groot mogelijk aantal vrienden hebben om populair te zijn/lijken
56.8
10.2
4.7
6.4
6.4
-
-
-
27.5
10. De persoon heeft een groot aantal vrienden gemeenschappelijk met mij of is een vriend van een vriend
26.3
14.4
8.1
8.9
8.9
3.4
2.5
-
27.5
1. Ik ken de persoon van vroeger (bv. samen lagere of middelbare school gelopen)
Noot. 1 = nooit tot 7 = altijd, 8 = niet van toepassing
24
1
In de eerste onderzoeksvraag van deze studie wilden we tevens nagaan of de redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden geassocieerd zijn met persoonlijkheid. Uit de resultaten blijkt dat Consciëntieusheid, Altruïsme, Extraversie en Neuroticisme significant gecorreleerd zijn met een of meerdere redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden (Tabel 3). Meer specifiek blijkt een hoge score op Consciëntieusheid positief te correleren met het aanvaarden van een vriendschapsverzoek afkomstig van familie (r = .24, p = .012). Personen die hoog scoren op Altruïsme zijn minder geneigd om een vriendschapsverzoek te aanvaarden van een persoon die ze IRL hebben ontmoet om zaken zoals foto’s en muziek te kunnen uitwisselen dan laagscoorders (r = -.25, p = .007). Verder blijkt Extraversie positief gecorreleerd te zijn met het aanvaarden van een vriendschapsverzoek afkomstig van een ex (r = .19, p = .043). Voor Neuroticisme vinden we verschillende verbanden: personen die hoog scoren op Neuroticisme blijken minder geneigd te zijn dan laagscoorders om een vriendschapsverzoek van familie te aanvaarden (r = -.25, p = .006), terwijl ze meer geneigd zijn dan laagscoorders om in te gaan op een vriendschapsverzoek van een persoon die men IRL heeft ontmoet (om bijvoorbeeld muziek of foto’s uit te wisselen) (r = .22, p = .020), of gewoonweg om zoveel mogelijk Facebook-vrienden te hebben zodat ze populair lijken (r = .22, p = .017). Openheid voor ervaringen, tenslotte, was niet betekenisvol gerelateerd met redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden.
25
Tabel 3 Tabel met Pearson-correlaties tussen de verschillende redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden en de vijf persoonlijkheidsdomeinen Reden
Consciëntieusheid
Altruïsme
Extraversie
Openheid
Neuroticisme
1. Ik ken de persoon van vroeger (bv. samen lagere of middelbare school gelopen)
-.90
.06
.04
-.07
.07
2. Ik ken de persoon professioneelshalve
.14
.01
.11
.01
-.06
3. De persoon is familie (bv. ouders)
.24*
.08
.12
.09
-.25**
4. De persoon is een ex van mij
-.18
-.09
.19*
.07
.13
5. De profielfoto spreekt mij aan
-.01
-.12
.09
.02
.03
6. Ik ben geïnteresseerd in de persoon omdat hij/zij bekend of populair is
-.14
-.10
.07
.04
.07
7. Ik heb de persoon in real life ontmoet en we hebben afgesproken om via Facebook foto’s, muziek, artikels of dergelijke uit te wisselen
-.15
-.25**
.11
.11
.22*
8. Ik wil gewoon een zo groot mogelijk netwerk opbouwen van mensen die iets voor mij betekenen of die in de toekomst iets voor mij kunnen betekenen
.01
-.07
.12
.13
.07
9. Ik wil een zo groot mogelijk aantal vrienden hebben om populair te zijn/lijken
-.15
-.08
.02
.02
.22*
-
-
-
10. De persoon heeft een groot aantal vrienden gemeenschappelijk met mij, of is een vriend van een vriend
-
Noot. *: correlatie is significant op het niveau 0.05, **: correlatie is significant op het niveau 0.01
26
-
In bijkomende analyses werden de redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden bekeken vanuit een meer fijnmazig persoonlijkheidsperspectief, namelijk vanuit de persoonlijkheidsfacetten, maar enkel voor die facetten die laden op de domeinen die in de voorgaande analyse een betekenisvolle samenhang vertoonden met redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden (Tabel 4). Twee facetten van Consciëntieusheid (i.e., bleken
significant
samen
te
hangen
Doelmatigheid en Zelfdiscipline)
met
het
aanvaarden
van
een
vriendschapsverzoek afkomstig van familie. Meer specifiek zijn mensen die zich uitstekend tegen het leven opgewassen voelen (i.e., hoogscoorders op Doelmatigheid) meer geneigd om een verzoek van familie te aanvaarden, in vergelijking met personen die laag scoren op Doelmatigheid (r = .25, p = .006). Personen die het vermogen hebben om zichzelf te motiveren om een taak of karwei af te werken desondanks afleiding of verveling (i.e., hoogscoorders op Zelfdiscipline) zijn meer geneigd om een verzoek van familie te aanvaarden, maar minder geneigd om een verzoek van een ex (r = -.25, p = .006), van iemand die ze IRL ontmoetten (r = -.22, p = .019), of van ‘vrienden van vrienden’ (r = -.22, p = .018) te aanvaarden, in vergelijking met personen die eerder uitstelgedrag vertonen en snel ontmoedigd raken (i.e., laagscoorders op Zelfdiscipline). Ook van het domein Altruïsme bleken twee facetten (i.e., Vertrouwen en Oprechtheid)
betekenisvol
te
correleren
met
redenen
om
een
vriendschapsverzoek te aanvaarden. Meer specifiek blijken mensen die geneigd zijn te geloven dat anderen eerlijk zijn en met de beste bedoelingen handelen (i.e., hoogscoorders op Vertrouwen) (r = -.25, p = .007) en mensen die niet berekend handelen in sociaal verkeer (i.e., hoogscoorders op Oprechtheid) (r = -.25, p = .006) minder geneigd te zijn om verzoeken te aanvaarden van mensen die ze IRL ontmoet hebben, in vergelijking met laagscoorders op Vertrouwen en Oprechtheid. Mensen die geneigd zijn te geloven dat anderen met de beste bedoelingen handelen (i.e., hoogscoorders op
Vertrouwen)
blijken
daarentegen
wel
meer
geneigd
te
zijn
om
27
vriendschapsverzoeken van een familielid te aanvaarden dan laagscoorders op het facet Vertrouwen (r = .20, p = .030). Wat Extraversie betreft, vonden we enkel significante correlaties voor het facet Avonturisme. Mensen die eerder avontuurlijk zijn aangelegd en een voorkeur hebben voor prikkelende sensaties (i.e., hoogscoorders op Avonturisme) lijken sneller een vriendschapsverzoek te aanvaarden van een ex (r = .32, p = .000), of van iemand die ze IRL ontmoet hebben(r = .28, p = .003)., dan dat laagscoorders op Avonturisme dat zouden doen. Voor Neuroticisme tenslotte, bleek er een significant verband te zijn met het merendeel van de specifieke facetten. Zo bleek dat angstige en gespannen mensen (i.e., de hoogscoorders op het facet Angst) meer geneigd zijn dan laagscoorders op Angst om een vriendschapsverzoek te aanvaarden afkomstig van een familielid (r = .21, p = .022), of na een IRL ontmoeting (r = .19, p = .043). Individuen die meer frustratie, boosheid en haatgevoelens ervaren (i.e., hoogscoorders op Ergernis), blijken eveneens meer geneigd te zijn dan laagscoorders
op
dit
facet
om
een
vriendschapsverzoek
positief
te
beantwoorden na een IRL ontmoeting (r = .24, p = .012). Personen die ontvankelijk zijn voor gevoelens van schuld, hopeloosheid en verdriet (i.e., hoogscoorders op Depressie) (r = -.24, p = .011) en personen die stressgevoelig zijn (i.e., hoogscoorders op Kwetsbaarheid) (r = -.30, p = .001), zijn minder geneigd dan laagscoorders op deze twee facetten om een vriendschapsverzoek te aanvaarden van een familielid. De hoogscoorders op het facet Depressie blijken dan wel meer geneigd te zijn dan laagscoorders op Depressie om vriendschapsverzoeken te aanvaarden na een IRL ontmoeting (r = .24, p = .011). Tenslotte vonden we ook dat mensen die het moeilijk vinden om verleidingen te weerstaan en een lage frustratietolerantie hebben (i.e., hoogscoorders op Impulsiviteit), meer geneigd zijn dan laagscoorders op Impulsiviteit om verzoeken te aanvaarden van exen (r = .22, p = .021) en na een IRL ontmoeting (r = .24, p = .009).
28
Tabel 4 Pearson-correlaties tussen de significante redenen om een vriendschapsverzoek te aanvaarden en de facetten van elk betekenisvol samenhangend domein
Consciëntieusheid
Altruïsme
Extraversie
Neuroticisme
Familie
Ex
IRL ontmoet
Gemeenschappelijke vrienden
C1
.25**
-.03
-.08
-.13
C2
.14
-.13
-.12
-.09
C3
.11
-.12
-.15
-.16
C4
.17
-.10
-.05
-.10
C5
.21*
-.25**
-.22*
-.22*
C6
.16
-.13
-.05
-.10
A1
.20*
.04
-.25**
-.06
A2
-.02
-.18
-.25**
-.16
A3
.06
-.03
-.16
-.08
A4
-.02
-.13
-.18
-.03
A5
-.07
-.14
-.06
-.09
A6
.16
.06
-.14
-.07
E1
.12
.10
-.00
-.06
E2
.15
.12
.11
-.04
E3
.03
.10
.02
.00
E4
-.01
.03
.08
-.03
E5
.12
.33**
.28*
E6
.10
.12
-.04
N1
.21*
.14
.19*
.07
N2
-.18
.07
.24*
.14
N3
-.24*
.03
.24*
.16
N4
-.17
.07
.15
.09
N5
-.08
.22*
.24**
.06
N6
-.30**
.11
.01
.05
.11 -.11
Noot. *: correlatie is significant op het niveau 0.05, **: correlatie is significant op het niveau 0.01 C1: Doelmatigheid, C2: Ordelijkheid, C3: Betrouwbaarheid, C4: Ambitie, C5: Zelfdiscipline, C6: Bedachtzaamheid, A1: Vertrouwen, A2: Oprechtheid, A3: Zorgzaamheid, A4: Inschikkelijkheid, A5: Bescheidenheid, A6: Medeleven, E1: Hartelijkheid, E2: Sociabiliteit, E3: Dominantie, E4: Energie, E5: Avonturisme, E6: Vrolijkheid, N1: Angst, N2: Ergernis, N3: Depressie, N4: Schaamte, N5: Impulsiviteit, N6: Kwetsbaarheid
29
Persoonlijkheid en Weigeren van een Vriendschapsverzoek Voor de tweede onderzoeksvraag in deze studie gingen we analoog te werk. Vooreerst bekijken we hoeveel keer en in welke mate de redenen om vriendschapsverzoeken te weigeren gekozen werden door de participanten (Tabel 5). Vervolgens gingen we na welke domeinen significant correleerden met de redenen om een vriendschapsverzoek te weigeren (Tabel 6). Tot slot bekeken we voor de significante domeinen de specifieke facetten die voor de relevante samenhang zorgen (Tabel 7). Als we de frequentietabel met de redenen om iemands vriendschapsverzoek te weigeren (Tabel 5) bekijken, zien we dat voor een aantal redenen ‘nooit’ het vaakst aangeduide antwoordalternatief was. Zo blijkt 43.6% van de deelnemers een verzoek nooit te weigeren wanneer het om familie gaat. Ook als de persoon een collega is, zou 22.9% hem of haar nooit weigeren als Facebook-vriend. Tenslotte zullen respectievelijk 51.3% en 33.5% van de deelnemers een verzoek nooit afwijzen omdat de profielfoto niet aanspreekt of omdat de persoon weinig gemeenschappelijke vrienden. Daarnaast vinden we ook enkele redenen die voor de grootste groep goed zijn om een verzoek altijd te weigeren. De persoon niet kennen is voor 53.8% een gegronde reden om het verzoek altijd af te wijzen. De participanten bleken tevens meer geneigd te zijn om het vriendschapsverzoek te weigeren als men de persoon wel kende, maar hem of haar eigenlijk niet leuk vond (i.e., gaande van 14.8% tot 16.5% voor antwoordalternatieven vijf tot en met zeven). Van mening zijn dat de persoon niets van je hoeft te weten, blijkt voor 31.4% ook een reden te zijn om het verzoek altijd te weigeren. Tot slot, vinden we nog één reden waarin de grootste groep meer neutrale antwoorden aanduidde, namelijk ‘ik wil mijn vrienden zeer beperkt houden’ (i.e., respectievelijk 16.9% en 12.7% duidde antwoordalternatief drie en vier aan).
30
Tabel 5 Frequentietabel (in percentages) voor de verschillende redenen om een vriendschapsverzoek te weigeren Reden
1
2
3
4
5
6
7
8
missing
1. Ik ken de persoon niet
2.1
-
0.4
2.1
3.8
8.1
53.8
-
29.7
2. Ik ken de persoon maar vind hem/haar niet leuk
4.7
3.4
4.7
11.4
15.7
16.5
14.8
-
28.8
3. Ik wil mijn vrienden zeer beperkt houden (enkel verzoeken van echte en hechte vrienden en familie aanvaard ik)
11.4
11.9
16.9
12.7
8.1
4.7
5.5
-
28.8
4. Ik vind dat de persoon niets van mij hoeft te weten en dus ook mijn profiel niet moet kunnen lezen
3.4
0.4
4.2
3.8
13.6
14.4
31.4
-
28.8
5. De persoon is familie (bv. ouders)
43.6
7.6
2.5
7.2
5.1
1.3
3.8
-
28.8
6. De persoon is een collega of ik kom met de persoon professioneelshalve in contact
22.9
14.8
11.4
11.0
6.8
1.7
2.5
-
28.8
7. De profielfoto spreekt mij niet aan
51.3
6.4
3.4
4.7
1.7
0.8
3.0
-
28.8
8. De persoon heeft geen of slechts weinig vrienden gemeenschappelijk met mij
33.5
8.1
3.8
8.5
5.9
6.4
5.1
-
28.8
Noot. 1 = nooit tot 7 = altijd, 8 = niet van toepassing
31
Voor Consciëntieusheid vinden we een positieve samenhang met het weigeren van iemands vriendschapsverzoek omdat men de persoon niet kent (r = .26, p = 006). Voor Consciëntieusheid werd eveneens een negatief verband gevonden met iemand weigeren omdat het familie is (r = -.28, p = .003). Voor Altruïsme zien we ook een negatieve correlatie, namelijk met een vriendschapsverzoek weigeren omdat het familie is (r = -.30, p = .001). Wat Extraversie betreft, merken we een positief verband op met vriendschapsverzoeken weigeren omdat men de persoon niet kent (r = .21, p = .027). Neuroticisme blijkt negatief te correleren met iemand weigeren op Facebook omdat men de persoon in kwestie niet leuk vindt (r = -.23, p = .014). Voor Openheid voor ervaringen, tenslotte,
vinden
we
een
positieve
samenhang
met
iemands
vriendschapsverzoek weigeren omdat men vindt dat die persoon niets van hen hoeft te weten (r = .23, p = .014). Tot slot blijkt er ook nog een negatief verband te zijn tussen Openheid voor ervaringen en iemand weigeren als Facebookvriend omdat hij of zij familie is (r = -.26, p = .005).
32
Tabel 6 Pearson-correlaties tussen de verschillende redenen om een vriendschapsverzoek te weigeren en de vijf persoonlijkheidsdomeinen Reden
Altruïsme
Consciëntieusheid
Extraversie
Neuroticisme
Openheid
1. Ik ken de persoon niet
.09
.26**
.21*
-.16
.07
2. Ik ken de persoon maar vind hem/haar niet leuk
.08
.16
.16
-.23*
.18
3. Ik wil mijn vrienden zeer beperkt houden (enkel verzoeken van echte en hechte vrienden en familie aanvaard ik)
-.03
.04
.17
-.08
.23*
4. Ik vind dat de persoon niets van mij hoeft te weten en dus ook mijn profiel niet moet kunnen lezen
.06
-.01
-.04
-.11
.05
5. De persoon is familie (bv. ouders)
-.30**
-.28**
-.15
.13
-.26**
6. De persoon is een collega of ik kom met de persoon professioneelshalve in contact
-.05
-.02
.04
.02
.09
7. De profielfoto spreekt mij niet aan
-.04
-.04
.08
.09
-.08
8. De persoon heeft geen of slechts weinig vrienden gemeenschappelijk met mij
-.16
-.05
-.08
.14
-.04
Noot. *: correlatie is significant op het niveau 0.05, **: correlatie is significant op het niveau 0.01
33
Omdat er een significante correlatie bleek te zijn met één of meerdere redenen om vriendschapsverzoeken te weigeren voor elk van de NEO-domeinen, bekeken we per domein de specifieke facetten die voor het relevante verband zorgden. Binnen het domein Consciëntieusheid vonden we dat individuen die zich uitstekend tegen het leven opgewassen voelen (i.e., de hoogscoorders op Doelmatigheid) (r = .27, p = .004), individuen die betrouwbaar zijn en hun beloften nakomen (i.e., hoogscoorders op Betrouwbaarheid) (r = .28, p = .003) en individuen de zichzelf kunnen motiveren om een lastig karwei af te maken (i.e., hoogscoorders op Zelfdiscipline) (r = .29, p = .002) sneller geneigd zijn om iemands vriendschapsverzoek te weigeren omdat men de persoon in kwestie niet kent, dan laagscoorders op deze facetten. Hoogscoorders op de facetten Doelmatigheid (r = -.20, p = .032), Betrouwbaarheid (r = -.26, p = .006) en Zelfdiscipline (r = -.21, p = .023) blijken ook minder vaak iemand te weigeren als Facebook-vriend omdat het familie is, dan diegenen die laag scoren op deze facetten.
Ook
voor
precieze,
ordelijke,
systematische
mensen
(i.e.,
hoogscoorders op Ordelijkheid) (r = -.23, p = .014) blijkt dit zo te zijn. Tot slot bleek uit de analyses dat hoogscoorders op Zelfdiscipline vaker iemand weigeren omdat ze de persoon niet leuk vinden (r = .25, p = .008), dan laagscoorders op dit facet. Voor het domein Altruïsme vonden we vooral negatief samenhangende verbanden. Wie gelooft dat anderen eerlijk zijn en met de beste bedoelingen handelen (i.e., hoogscoorders op Vertrouwen) (r = -.20, p = .030), wie niet berekend is in sociaal gedrag (i.e. hoogscoorders op Oprechtheid) (r = -.20, p = .031), wie onbaatzuchtig, hulpvaardig en zorgzaam is (i.e., hoogscoorders op Zorgzaamheid) (r = -.33, p = .000), wie bescheiden is en graag op de achtergrond blijft (i.e. hoogscoorders op Bescheidenheid) (r = -.21, p = .027) en wie bewogen wordt door het leed en behoeften van anderen (i.e., hoogscoorders op Medeleven) (r = -.26, p = .005) is minder snel geneigd om een vriendschapsverzoek afkomstig van een familielid af te wijzen, dan laagscoorders op deze facetten. Daarnaast bleek ook nog dat zorgzame
34
mensen (i.e. hoogscoorders op Zorgzaamheid) sneller geneigd zijn dan de laagscoorders op dit facet om iemand te weigeren als Facebook-vriend omdat men de persoon niet kent (r = .18, p = .050). Voor het domein Extraversie vonden we slechts drie significante correlaties. Meer specifiek zien we dat personen die vaak plezier hebben en zich gelukkig en blij voelen (i.e., hoogscoorders op Vrolijkheid) (r = -.23, p = .013) en personen die vriendelijk zijn en in hun aandacht tonen dat ze echt gesteld zijn op mensen (i.e., hoogscoorders op Hartelijkheid) (r = -.20, p = .031) minder snel geneigd zijn dan laagscoorders op deze facetten om een vriendschapsverzoek van een familielid af te wijzen. Tot slot vonden we ook nog dat hoogscoorders op Vrolijkheid vaker iemand weigeren omdat ze de persoon in kwestie niet kennen, dan laagscoorders (r = .24, p = .009). Wat Neuroticisme betreft, vinden we dat iemands vriendschapsverzoek minder vaak afgewezen wordt omdat hij of zij niet leuk wordt bevonden, door ongeruste en angstige mensen (i.e., hoogscoorders op Angst) (r = -.24, p = .009), stressgevoelige mensen (i.e., hoogscoorders op Kwetsbaarheid) (r = -.28, p = .002) en mensen die vaak haatgevoelens en frustratie ervaren (i.e., hoogscoorders op Ergernis) (r = -.20, p = .037) dan door laagscoorders op deze facetten. Mensen die vaak boosheid en frustratie (i.e., hoogscoorders op Ergernis) ervaren lijken ook minder snel een vriendschapsverzoek af te wijzen omdat men de persoon in kwestie niet kent (r = -.27, p = .004), dan laagscoorders op Ergernis. Tot slot valt ook te besluiten dat deze hoogscoorders op Ergernis vaker geneigd zijn dan laagscoorders op Ergernis om iemand van zijn familie te weigeren als Facebook-vriend (r = .21, p = .022). Voor het laatste domein, Openheid voor ervaringen, vinden we zes significante correlaties. Een vriendschapsverzoek wordt vaker afgewezen omdat men vindt dat die persoon niets over hen hoeft te lezen of te weten door mensen met een levendige en actieve fantasie (i.e., hoogscoorders op Fantasie) (r = .24, p = .010) en door mensen met een breed en genuanceerd scala aan emotionele ervaringen (i.e., hoogscoorders op Gevoelens) (r = .21, p = .024), dan door laagscoorders op deze facetten. Een vriendschapsverzoek afkomstig van een
35
familielid wordt minder vaak afgewezen door dezelfde hoogscoorders op Fantasie (r = -.21, p = .025), en dezelfde hoogscoorders op Gevoelens (r = -.29, p = .002), dan door laagscoorders op deze facetten. Ook mensen die nieuwsgierig zijn naar variatie en nieuwigheden (i.e. hoogscoorders op Verandering) (r = -.22, p = .019) en mensen die zich kenmerken door twijfel en een kritische houding (i.e., hoogscoorders op Waarden) (r = -.24, p = .009) blijken een vriendschapsverzoek van een familielid minder snel af te wijzen dan laagscoorders op deze facetten.
36
Tabel 7 Pearson-correlaties tussen de significante redenen om een vriendschapsverzoek te weigeren en de facetten van elk betekenisvol samenhangend domein Niet kennen Consciëntieusheid
Altruïsme
Extraversie
Neuroticisme
Openheid
Niet leuk vinden
Hoeft niets te weten
Familie
C1
.27**
.15
-.04
-.20
C2
.09
.01
-.06
-.23
C3
.28**
.06
.02
-.26**
C4
.17
.17
.15
-.18
C5
.29*
.25**
.13
-.21
C6
.07
.09
-.08
-.16
A1
.08
.14
-.01
-.20*
A2
-.02
-.02
-.05
-.20*
A3
.18*
.00
-.02
-.33**
A4
.06
.02
-.06
-.07
A5
.02
.07
-.01
-.21*
A6
.07
.08
.03
-.26**
E1
.14
.12
.11
-.23*
E2
.09
.04
.09
-.18
E3
.10
.16
.05
.07
E4
.18
.13
.16
.05
E5
.11
.09
.10
-.14
E6
.24**
.14
.18
-.20*
N1
-.18
-.24**
-.09
.11
N2
-.11
-.20*
-.03
.21*
N3
-.09
-.07
-.04
.05
N4
-.06
-.14
-.09
.10
N5
-.07
-.16
-.02
.03
N6
-.27**
-.28**
-.10
.14
O1
.00
.12
.12
-.21*
O2
.05
.07
.07
-.15
O3
.04
.12
.12
-.29**
O4
-.01
.06
.06
-.22*
O5
.04
.16
.16
.04
O6
.15
.17
.17
-.24**
Noot. *: correlatie is significant op het niveau 0.05, **: correlatie is significant op het niveau 0.01 C1: Doelmatigheid, C2: Ordelijkheid, C3: Betrouwbaarheid, C4: Ambitie, C5: Zelfdiscipline, C6: Bedachtzaamheid, A1: Vertrouwen, A2: Oprechtheid, A3: Zorgzaamheid, A4: Inschikkelijkheid, A5: Bescheidenheid, A6: Medeleven, E1: Hartelijkheid, E2: Sociabiliteit, E3: Dominantie, E4: Energie, E5: Avonturisme, E6: Vrolijkheid, N1: Angst, N2: Ergernis, N3: Depressie, N4: Schaamte, N5: Impulsiviteit, N6: Kwetsbaarheid O1: Fantasie, O2: Esthetiek, O3: Gevoelens, O4: Verandering, O5: Ideeën, O6: Waarden.
37
Persoonlijkheid en Ontvrienden De laatste onderzoeksvraag handelde over ontvrienden. Net zoals in de twee voorgaande onderzoeksvragen bespreken we eerst in welke mate de verschillende redenen om te ontvrienden van toepassing waren op de participanten. Vervolgens bekijken we welke domeinen, en vervolgens welke facetten significant samenhangen met deze motieven om iemand te ontvrienden op Facebook. We vinden opvallende resultaten omtrent de motieven tot ontvrienden (Tabel 8). Voor elke reden bleek de grootste groep voor het antwoordalternatief ‘nooit’ te kiezen. Dat betekent dat voor de grootste groep, deze redenen nooit een voldoende reden zijn om iemand te ontvrienden. Toch blijkt dat bij sommige redenen de overige frequenties meer naar het antwoordalternatief ‘altijd’ neigen. Zo zien we bijvoorbeeld dat ook 18.2% ‘altijd’ aanduidde bij de reden ‘ik dacht de persoon te kennen maar blijkbaar is dat niet zo’. Ook 15.3% van de deelnemers zou iemand altijd ontvrienden als de relatie IRL ook gedaan is. Tot slot kunnen we nog stellen dat als de persoon je te veel lastig valt via Facebook of als hij of zij je irriteert door de voortdurende oninteressante statusupdates, dat een aantal mensen dan toch ook meer geneigd zijn om hem vaker te ontvrienden (respectievelijk gaande van 6.8% tot 11% en van 8.5% tot 8.9% voor antwoordalternatieven vier tot en met zeven).
38
Tabel 8 Frequentietabel (in percentages) voor de verschillende redenen om te ontvrienden Reden
1
2
3
4
5
6
7
8
Missing
1. Ik dacht de persoon te kennen, maar blijkbaar ken ik hem/haar toch niet
20.8
2.5
1.3
7.2
9.3
9.3
18.2
-
31.4
2. Aanvankelijk was ik nieuwsgierig naar die persoon, maar nu ik alles over hem/haar gelezen heb mag hij/zij uit mijn vriendenlijst
39.8
7.6
3.8
7.2
5.5
1.7
3.8
-
30.5
3. Ik was geïnteresseerd in een relatie met die persoon maar dat bleek niet wederzijds te zijn, daarom mag hij/zij uit mijn vriendenlijst
59.9
5.5
1.7
3.4
1.7
-
1.3
-
30.5
4. De vriendschap of relatie met die persoon is in real life ook gedaan
20.3
3.8
5.1
7.6
8.9
8.5
15.3
-
30.5
5. Sinds ik hem/haar vriend gemaakt heb, hebben we amper contact gehad (via Facebook of in real life)
27.1
6.8
4.7
10.2
8.1
5.5
7.2
-
30.5
6. De persoon valt mij (te veel) lastig via Facebook
20.3
5.9
5.9
9.7
11.0
6.8
9.7
-
30.5
7. De persoon heeft een mening/opinie geuit waarmee ik het echt niet eens ben en waarvan ik mij wens te distantiëren (bv. politiek of religieus)
44.5
6.4
5.9
6.8
4.2
-
1.7
-
30.5
8. De persoon heeft ongepast gereageerd via Facebook (bv. onbeleefd of racistisch)
31.8
5.9
6.4
8.1
8.9
4.2
4.2
-
30.5
39
9. De persoon heeft genante foto’s/anekdotes over mij gepubliceerd
37.3
3.4
4.2
5.5
5.9
3.4
9.7
-
30.5
10. De persoon irriteert me door zijn/haar oninteressante statusupdates
25.0
3.8
5.9
8.5
8.9
8.9
8.5
-
30.5
11. De persoon irriteert me omdat hij/zij om de haverklap spullen te koop aanbiedt op Facebook
39.0
5.1
3.4
9.3
4.2
3.8
4.7
-
30.5
12. De persoon irriteert me door meldingen van spelletjes die ik toch nooit speel
32.6
5.1
7.2
6.4
6.4
5.5
6.4
-
30.5
13. De persoon nodigt me uit voor allerlei events en ik ben de meldingen beu
40.7
5.1
7.2
6.4
3.0
2.5
4.7
-
30.5
14. De persoon zijn haar newsfeeds waren toch al verborgen voor mij
40.3
4.7
3.4
8.1
4.7
3.8
4.7
-
30.5
Noot. 1 = nooit tot 7 = altijd, 8 = niet van toepassing
40
Slechts twee NEO-domeinen blijken relevant samen te hangen met redenen om te ontvrienden, namelijk Openheid voor ervaringen en Consciëntieusheid (Tabel 9). Hoogscoorders op Consciëntieusheid blijken minder geneigd te zijn om iemand te ontvrienden omdat de persoon in kwestie irritatie zou opwekken door voortdurend zaken te koop aan te bieden (r = -.25, p = .007) of omdat de newsfeeds van die persoon toch al verborgen waren (r = -.22, p = .019), in vergelijking met laagscoorders op Consciëntieusheid. Voor Openheid voor ervaringen vonden we twee positieve correlaties. Er is namelijk een positieve samenhang tussen dit domein enerzijds en mensen ontvrienden omwille van een ongepaste reactie van de persoon in kwestie (r = .26, p = .005) of mensen ontvrienden omwille van de oninteressante statusupdates die om de haverklap gepost worden (r = .25, p = .008), anderzijds. De overige domeinen, Altruïsme, Extraversie en Neuroticisme, bleken geen significante samenhang te vertonen met bepaalde motieven om te ontvrienden.
41
Tabel 9 Pearson-correlaties tussen de verschillende redenen om iemand te ontvrienden en de vijf persoonlijkheidsdomeinen Reden
Altruïsme
Consciëntieusheid
Extraversie
Neuroticisme
Openheid
1. Ik dacht de persoon te kennen, maar blijkbaar ken ik hem/haar toch niet
-.08
-.05
.13
.07
.06
2. Aanvankelijk was ik nieuwsgierig naar die persoon, maar nu ik alles over hem/haar gelezen heb mag hij/zij uit mijn vriendenlijst
-.09
-.11
-.04
.05
-.05
3. Ik was geïnteresseerd in een relatie met die persoon maar dat bleek niet wederzijds te zijn, daarom mag hij/zij uit mijn vriendenlijst
-.12
-.11
-.06
.10
-.01
4. De vriendschap of relatie met die persoon is in real life ook gedaan
-.07
-.08
.06
.10
.10
5. Sinds ik hem/haar vriend gemaakt heb, hebben we amper contact gehad (via Facebook of in real life)
-.05
.09
.10
.08
.15
6. De persoon valt mij (te veel) lastig via Facebook
-.07
-.06
.05
-.02
.12
7. De persoon heeft een mening/opinie geuit waarmee ik het echt niet eens ben en waarvan ik mij wens te distantiëren (bv. politiek of religieus)
-.07
-.01
-.05
.03
.14
8. De persoon heeft ongepast gereageerd via Facebook (bv. onbeleefd of racistisch)
.02
-.13
.09
-.03
.26**
42
9. De persoon heeft genante foto’s/anekdotes over mij gepubliceerd
-.03
-.09
.04
.11
-.10
10. De persoon irriteert me door zijn/haar oninteressante statusupdates
.09
-.07
.16
-.01
.25*
11. De persoon irriteert me omdat hij/zij om de haverklap spullen te koop aanbiedt op Facebook
.04
-.25**
.04
.03
.03
12. De persoon irriteert me door meldingen van spelletjes die ik toch nooit speel
.03
-.08
.14
-.07
.11
13. De persoon nodigt me uit voor allerlei events en ik ben de meldingen beu
-.14
-.12
-.00
-.00
-.12
14. De persoon zijn haar newsfeeds waren toch al verborgen voor mij
-.04
-.22*
.05
.09
-.11
Noot. *: correlatie is significant op het niveau 0.05, **: correlatie is significant op het niveau 0.01
43
Voor de specifieke facetten van het domein Consciëntieusheid vinden we verschillende betekenisvol samenhangende verbanden (Tabel 10). Zo zijn mensen die eerder precies, ordelijk en systematisch van aard zijn en hun zaken planmatig kunnen organiseren (i.e., de hoogscoorders op Ordelijkheid) minder geneigd om mensen te ontvrienden omdat ze ongepast gereageerd hebben (r = -.19, p = .040), omdat ze voortdurend oninteressante statusupdates posten (r = -.19, p = .047) of omdat ze voortdurend spullen te koop aanbieden (r = -.29, p = .002), dan laagscoorders op Ordelijkheid. Personen die het vermogen hebben om zichzelf te motiveren om een karwei af te maken (i.e., hoogscoorders op Zelfdiscipline) (r = -.23, p = .016) en personen die de neiging hebben om zorgvuldig na te denken en hun beslissingen te wikken en te wegen (i.e., de hoogscoorders op Bedachtzaamheid) (r = -.19, p = .044) blijken minder geneigd te zijn om mensen te ontvrienden omdat hun newsfeeds toch al verborgen waren, dan laagscoorders op deze facetten. De hoogscoorders op Zelfdiscipline blijken daarbovenop ook minder geneigd te zijn dan laagscoorders op Zelfdiscipline om iemand te ontvrienden omdat de persoon in kwestie voortdurend spullen te koop aanbiedt (r = -.25, p = .007). Wat de samenhang met de facetten van Openheid voor ervaring betreft, vinden we enkel positieve correlaties. Zo blijkt dat hoogscoorders op het facet Fantasie (i.e., mensen die een actieve en levendige fantasie hebben en dit als een verrijking en creatieve noodzaak aanvoelen) meer geneigd zijn om mensen te ontvrienden na een ongepaste reactie (r = .22, p = .017) of na voortdurende oninteressante statusupdates (r = .24, p = .010), dan laagscoorders op dit facet. Ook mensen die nieuwsgierig zijn naar nieuwigheden en variatie en afwisseling (i.e., de hoogscoorders op Verandering) blijken sneller geneigd te zijn dan laagscoorders op het facet Verandering om mensen te ontvrienden na een ongepaste reactie (r = .36, p = .000), of na een reeks oninteressante statusupdates (r = .34, p = .000). Tot slot blijken deze hoogscoorders op Verandering eveneens sneller geneigd te zijn dan de laagscoorders om personen te ontvrienden omdat ze irritatie opwekken door voortdurend zaken te koop aan te bieden via Facebook (r = .24, p = .009).
44
Tabel 10 Pearson-correlaties tussen de significante redenen om iemand te ontvrienden en de facetten van elk betekenisvol samenhangend domein Ongepaste reactie
Consciëntieusheid
Openheid
Oninteressante statusupdates
Verkopen
Verborgen newsfeeds
-.17
-.13
-.29**
-.14
C1
-.12
.07
C2
-.19*
-.19*
C3
.04
.03
-.12
-.12
C4
.03
.06
-.11
-.17
C5
-.13
-.05
-.25**
-.23*
C6
-.16
-.07
-.16
-.19*
O1
.22*
.24**
O2
.13
O3
.11
-.02
.12
-.07
-.07
.13
.13
.06
-.10
O4
.36**
.34**
.24**
O5
.17
.10
-.09
-.17
O6
.30
.05
-.11
-.16
.10
Noot.*: correlatie is significant op het niveau 0.05, **: correlatie is significant op het niveau 0.01 C1: Doelmatigheid, C2: Ordelijkheid, C3: Betrouwbaarheid, C4: Ambitie, C5: Zelfdiscipline, C6: Bedachtzaamheid, O1: Fantasie, O2: Esthetiek, O3: Gevoelens, O4: Verandering, O5: Ideeën, O6: Waarden.
45
Discussie Als we de resultaten van huidig onderzoek vergelijken met de resultaten uit voorgaande studies vinden we gelijklopende bevindingen voor de mate waarin bepaalde redenen meespelen in het online vriendschapsbeheer. Zo blijkt dat zowel in onze studie als in die van NMIncite en Insites Consulting iemand (eventueel van vroeger) kennen in het echte leven de grootste reden is om een vriendschapsverzoek te aanvaarden. Voor de overige redenen zien we eveneens een gelijklopende trend. Toch blijkt er één opvallend verschil te zijn in onze conclusies: in de studie van Insites Consulting zou 43% tot 46% van de steekproef een verzoek aanvaarden als men gemeenschappelijke vrienden heeft.
In
de
huidige
studie
echter,
duidde
slechts
zes
procent
(antwoordalternatieven zes tot en met acht) van de deelnemers aan dat men iemand tot vriend zou maken om diezelfde reden. Ook voor ontvrienden zijn de resultaten opvallend bevestigend. In beide onderzoeken, en in huidig onderzoek blijken de frequentst gekozen redenen om te ontvrienden de volgende te zijn: ongepaste reacties, de persoon hoeft niets van mij te weten, ik dacht de persoon te kennen maar blijkbaar is dat niet zo, de vriendschap is IRL ook gedaan en de voortdurende oninteressante statusupdates. Een
opvallend
verschil met betrekking tot redenen van ontvrienden is dat dé populairste reden in het onderzoek van Insites Consulting, namelijk ‘te weinig contact hebben via Facebook’, in de huidige studie door niemand wordt beschouwd als een mogelijke reden om iemand te ontvrienden. Wat de redenen om een vriendschapsverzoek te weigeren betreft, kunnen we geen vergelijking maken daar er over dit aspect geen voorgaande literatuur beschikbaar was. Wat de samenhang met de domeinen en facetten van het vijf-factorenmodel betreft, vinden we voornamelijk aannemelijke resultaten die logisch te verklaren vallen. Toch zijn er ook enkele minder voor de hand liggende bevindingen op te merken.
46
Voor het aanvaarden van vriendschapsverzoeken vinden we dat mensen die hoog scoren op het domein Consciëntieusheid, meer geneigd zijn om vriendschapsverzoeken van familie te aanvaarden dan laagscoorders. We kunnen dit gemakkelijk begrijpen omdat deze hoogscoorders doorgaans meer vasthouden aan tradities en gewoontes en vandaar waarschijnlijk ook meer geneigd zijn om vriendschapsverzoeken van hun familieleden te aanvaarden. Hoogscoorders op Extraversie blijken meer geneigd te zijn om een vriendschapsverzoek van een ex te aanvaarden. Dit kunnen we begrijpen door te stellen dat deze personen doorgaans hartelijke, sociale en vrolijke mensen zijn en daarom misschien minder wrok koesteren dan laagscoorders tegenover hun ex en hem of haar dus gemakkelijker aanvaarden als Facebook-vriend. Ook voor het domein Altruïsme werd een verband gevonden, namelijk dat hoogscoorders op dit domein (en dan vooral ook de hoogscoorders op het facet Vertrouwen), minder geneigd zijn om een verzoek te aanvaarden na een ontmoeting IRL. Initieel lijkt dit een vreemd resultaat daar altruïstische individuen heel aangenaam zijn in omgang met anderen en ook door anderen als gemakkelijke en aangename mensen worden aanzien. Mogelijks spreken hoogscoorders op Altruïsme liever IRL af met hun nieuwe vrienden teneinde zaken uit te wisselen. Tot slot bleken ook voor Neuroticisme twee verbanden te bestaan. Hoogscoorders op Neuroticisme zouden minder geneigd zijn dan laagscoorders om een verzoek te aanvaarden van familie, maar meer geneigd om populair te lijken. Dat vriendschapsverzoeken van familieleden moeilijker aanvaard
worden
kunnen
we
begrijpen
vanuit
het
specifieke
facet
Kwetsbaarheid. De individuen die hierop hoog scoren, willen zich afschermen van anderen en willen daarom niet aan iedereen te kennen geven wie familie is, omdat ze zich dan kwetsbaar opstellen. Dat neurotische personen dan weer meer geneigd zijn om online vriendschappen aan te gaan om populair te lijken valt te verklaren door het feit dat deze mensen doorgaans onzeker zijn en snel aan zichzelf twijfelen. Vanuit deze eigenschappen zouden deze personen op zoek kunnen gaan naar een soort van compensatie, bijvoorbeeld het hebben van veel online vrienden. Dit kan dus gezien worden als het zoeken van een bevestiging dat men wel degelijk aangenaam en de moeite waard kan zijn.
47
Wat het weigeren van vriendschapsverzoeken betreft, vond men ook een aantal noemenswaardige resultaten. Zo blijkt dat hoogscoorders op Extraversie en hoogscoorders
op
Consciëntieusheid
meer
geneigd
zijn
om
vriendschapsverzoeken te weigeren van iemand die ze niet kennen dan laagscoorders op deze domeinen. We kunnen dit logisch verklaren door het feit dat consciëntieuze mensen de neiging hebben om zich aan de regels te houden en dus ook de sociale omgangsnormen, waaronder bijvoorbeeld een gereserveerde houding aannemen ten aanzien van vreemden, te volgen. Ook voor extraverte mensen kunnen we dit begrijpen omdat mensen die hoog scoren op Extraversie, naast warm en hartelijk, assertiever zijn, en daarom ook sneller een verzoek durven weigeren. Hoewel er tussen het domein Altruïsme en iemand weigeren omdat men de persoon in kwestie niet kent geen verband is, vinden we wel een verband met het facet Zorgzaamheid. Hoogscoorders op Zorgzaamheid blijken meer geneigd te zijn dan laagscoorders om iemands verzoek af te wijzen omdat ze hem of haar niet kennen. Dit valt mogelijks te verklaren door het feit dat deze hoogscoorders zich bewust kunnen zijn van hun zorgzaamheid en dus beseffen dat anderen (i.e., de onbekenden die een vriendschapsverzoek versturen) daar eindeloos van kunnen profiteren. Voor hoogscoorders op Neuroticisme (en vooral op het facet Ergernis) vinden we dat zij minder geneigd zijn om een vriendschapsverzoek te weigeren dan laagscoorders omdat ze de persoon in kwestie niet leuk vinden. Dit valt te begrijpen in het licht van de onzekerheid waarmee deze individuen worstelen. Deze mensen twijfelen nogal snel aan hun eigen denken en kunnen. Vandaar dat deze personen misschien minder durven weigeren, ook al zouden ze dat soms liever willen. Het zou kunnen dat deze mensen eerder opteren om online vrienden te worden en de newsfeeds van deze persoon te verbergen dan een vriendschapsverzoek onmiddellijk af te wijzen. Daarnaast vinden we ook een verband met verzoeken van familieleden. Hoogscoorders op Altruïsme en hoogscoorders op Consciëntieusheid zouden minder geneigd zijn dan laagscoorders om een verzoek van een familielid te weigeren. Dit valt logisch te verklaren vanuit de specifieke facetten voor Altruïsme en het facet Betrouwbaarheid voor Consciëntieusheid. Personen die betrouwbaar, oprecht
48
en zorgzaam zijn laten deze eigenschappen dus ook zien in het bevriend zijn met hun familie. Tot slot vinden we nog voor Openheid voor ervaringen dat hoogscoorders (en meer specifiek hoogscoorders op de facetten Fantasie, Gevoelens en Waarden), meer geneigd te zijn om verzoeken te weigeren om hun vriendenlijst beperkt te houden en minder geneigd zijn om verzoeken af te slaan van familieleden. Ook dit valt te begrijpen vanuit de specifieke facetten. Individuen voor wie gevoelens en waarden belangrijk zijn, zullen ook handelen vanuit deze ideeën. Vandaar dat het voor hen belangrijk kan zijn om enkel hechte vrienden en familieleden tot Facebook-vriend te maken. Als laatste, bleken er ook nog enkele significante verbanden te zijn voor het ontvrienden op Facebook. Zo bleek dat hoogscoorders op Openheid voor ervaringen meer geneigd zijn om iemand te ontvrienden omwille van een ongepaste (zoals bijvoorbeeld racistische, politieke of religieuze) reactie of voortdurende oninteressante statusupdates. Een plausibele verklaring voor deze bevinding is misschien het feit dat deze personen zelf nogal open zijn over hun ideeën en waarden en ook consistent hiermee handelen en reageren. Wie ongepast of verkeerd reageert vliegt dus gemakkelijk uit de vriendenlijst. Daarnaast vinden we ook nog een mogelijke verklaring in de specifieke facetten Fantasie en Verandering. Hoogscoorders op deze facetten houden niet vast aan vrienden omdat ze in het verleden ooit een verzoek van hen aanvaardden. Ze staan open voor verandering en zullen dus sneller overgaan tot ontvrienden. Sterktes en Beperkingen Huidige Studie
De huidige studie focust op een vrij nieuw onderwerp en vergroot onze kennis omtrent de rol van persoonlijkheid in (1) het aanvaarden of weigeren van vriendschapsverzoeken, alsook (2) het fenomeen ‘ontvrienden’. Meer specifiek onderzoekt de huidige studie op welke manier persoonlijkheid samenhangt met verschillende redenen om een verzoek te aanvaarden of te weigeren, waarbij zowel de brede persoonlijkheidsdomeinen als de meer fijnmazige facetten in rekening gebracht worden. Voorgaand onderzoek focuste enkel op de brede
49
persoonlijkheidsdomeinen. Daarnaast is dit de eerste studie die het fenomeen ‘ontvrienden’ onderzocht in relatie met persoonlijkheid. In deze studie maakten we tevens gebruik van de NEO-PI-R. Dit is een persoonlijkheidsvragenlijst waarvan de betrouwbaarheid en validiteit (NEO-PIR; Costa & McCrae, 1992) reeds herhaaldelijk werd aangetoond over verschillende culturen heen (McCrae & Terracciano, 2005). Bovendien is deze vragenlijst vertaald in tientallen verschillende talen en is het de meest gebruikte vragenlijst in de wereld die gebaseerd werd op het vijf-factorenmodel. Vanuit dit perspectief lenen de huidige resultaten zich dus om te vergelijken met andere data die in de toekomst in andere culturen aan de hand van de NEO-PI-R verzameld kan worden. Gezien het groot aantal gebruikers van Facebook en de relatief kleine steekproef in de huidige studie (N = 115), kan de veralgemeenbaarheid van de bevindingen in vraag worden gesteld. Meer specifiek omvat onze steekproef enkel Vlaamse Facebook-gebruikers, en werd de online enquête door slechts 48.73 percent tot het einde ingevuld. De man-vrouwratio in de huidige steekproef blijkt ook niet helemaal overeen te komen met de modale Facebookpopulatie: Uit grootschalig onderzoek blijken ongeveer evenveel mannen als vrouwen Facebook te gebruiken, terwijl in de huidige studie ongeveer 75% vrouwen waren. Daarbovenop blijkt dat de grootste groep in ons onderzoek student was, terwijl dat bij vorige onderzoeken vooral werkenden bleken te zijn in een iets oudere leeftijdcategorie. Toekomstig onderzoek moet dus uitwijzen in welke mate onze resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar alle Vlaamse Facebook-gebruikers, alsook naar Facebook-gebruikers van een andere nationaliteit. Suggesties en Aanbevelingen voor Toekomstig Onderzoek
Gezien de eerder exploratorische aard van de huidige studie, en dus post-hoc verklaringen van geobserveerde verbanden met persoonlijkheid, zou het interessant zijn dat toekomstig onderzoek de huidige resultaten kan repliceren, maar ook verder kan uitdiepen. Meer specifiek zou toekomstig onderzoek
50
kunnen
onderzoeken
wat
de
onderliggende
beweegredenen
zijn
om
bijvoorbeeld een vriendschapsverzoek te weigeren omdat men die persoon niet kent. In de huidige studie vonden we dat zowel hoogscoorders op Extraversie als hoogscoorders op Consciëntieusheid meer geneigd zijn, in vergelijking met laagscoorders, om een verzoek te weigeren van iemand die men niet kent. Toekomstig onderzoek kan uitwijzen of het inderdaad klopt dat hoogscoorders op Extraversie mensen weigeren omdat ze meer ‘neen’ durven zeggen, en dat hoogscoorders op Consciëntieusheid mensen eerder weigeren vanuit een conformeren aan sociale regels (i.e., gereserveerdheid ten aanzien van vreemden). Daarnaast zou ook longitudinaal onderzoek interessant zijn. We kunnen ons namelijk
afvragen
of
de
redenen
die
iemand
hanteert
om
vriendschapsverzoeken te aanvaarden of te weigeren, of de redenen om iemand te ontvrienden dezelfde zijn als men tiener is, dan als men een veertiger is bijvoorbeeld. Het is goed mogelijk dat de redenen die men hanteert evolueren over de levensloop. Verder lijkt het boeiend om cross-cultureel onderzoek te voeren naar redenen van aanvaarden en weigeren van vriendschapsverzoeken, en ontvrienden, enerzijds, en persoonlijkheid, anderzijds. Op die manier zou het mogelijk zijn om culturele variatie hierin te onderzoeken. Een laatste richtlijn voor toekomstig onderzoek betreft de manier van rapportage van persoonlijkheid. In deze studie werkten we met een instrument voor zelfrapportage om persoonlijkheid te meten. Het zou echter ook interessant kunnen zijn om na te gaan hoe iemands persoonlijkheid bij iemand anders overkomt, en hoe deze perceptie correleert met het beheren van online vriendschappen op Facebook.
51
Referenties
Amichai-Hamburger, Y., & Vinitzky, G. (2010). Social Network Use and personality. Computers in Human Behavior, 26(6), 1289-1295. Boyd, D., & Ellison, N. (2008). Social Network Sites: Definition, History, and Scholarship. Journal of Computer-Mediated Communication. 13(1), 210230. Correa, T., Hinsley, A., & Gil de Zuniga, H. (2010). Who interacts on the web? The intersection of users’ personality and social media use. Computers in Human Behavior, 26(2), 247-253. Costa, P. T., & McCrae, R. R. (1992). Normal personality assessment in clinical practice: The NEO personality inventory. Psychological assessment, 4(1), 5-13. Costa, P. T., Jr., & McCrae, R. R. (1994). Stability and change in personality from adolescence through adulthood. Costa, P. T., Jr., & McCrae, R. R. (2010). Bridging the gap with the five-factor model. Personality disorders-theory research and treatment, 1(2), 127-130. Costa, P. T., Terraciano, A., & McCrae, R. R. (2001). Gender differences in personality traits across cultures: Robust and surprising findings. Journal of personality and social psychology, 81(2), 322-331. De Fruyt, F., Mervielde, I., Hoekstra, H.A., & Rolland, J.P. (2000). Assessing adolescents' personality with the NEO PI-R. Assessment, 7(4), 329-345. Donath, J., & Boyd, D. (2004). Public displays of Connection. BT Technology Journal, 22(4), 71-82. Eaton, N. K., Krueger, R. F., South, S. C., Gruenewald, T. L., Seeman, T. E., & Roberts, B. W. (2012). Genes, environments, personality and succesful aging: toward a comprehensive developmental model in later life. J. Gerontol A Biol Sci Med Sci, 67A(5), 480-488.
52
Ellison, N., Steinfield, C., & Lampe, C. (2007). The benefits of Facebook “Friends”: Social capital and college students’ use of online social network sites. Journal of Computer-Mediated Communication, 12(4), 1143-1168. Feingold, A. (1994). Gender differences in personality: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 116, 429-456. Friends and frenemies: why we add and remove Facebook friends. (2011). Opgehaald van http://www.nmincite.com/?p=6051 op 27 januari 2012. Het Van Dale woord van het jaar 2009 is bekend. (2009). Opgehaald van http://www/vandale.nl/vandale/actueel/vandalenieuws/article3129.ece op 24 november 2011. Hoekstra, H. A., Ormel, J., & De Fruyt, F. (1996). NEO-PI-R/NEO-FFI persoonlijkheidsvragenlijst. Amsterdam: Hogrefe. Hoekstra, H. A., Ormel, J., & De Fruyt, F. (2003). Handleiding bij de NEOpersoonlijkheidsvragenlijsten NEO-PI-R, NEO-FFI. Lisse: Swets & Zeitlinger. Karl, K., Peluchette, J., & Schlaegel, C. (2010). Who’s posting Facebook Faux Pas? A Cross-Cultural Examination of Personality Differences. International Journal of Selection and Assessment, 18(2), 174-186. Key Facts: statistics (z.d.). Opgehaald van http://newsroom.fb.com/content/default.aspx?NewsAreaId=22 op 24 november 2011. Larsen, R. J. & Buss, D. M. (2008). Differential and personality psychology: domains of knowledge about human nature. Boston: McGraw-Hill. Lenhart, A., Purcell, K., Smith, A., & Zickuhr, K. (2010). Social Media and young adults: social media en mobile internet use among teens and young adults. Opgehaald van http://www.pewinternet.org/~/media/Files/Reports/2010/PIP_Social_Media_ and_Young_Adults_Report_Final_with_toplines.pdf op 24 november 2011.
53
McCrae, R. R. (1992). The five-factor model: issues and applications. Journal of Personality, 60(2). McCrae, R. R., Costa, P. T., Pilar, G. H., Rolland, J. P., & Parker, W. D. (1998). Cross-cultural assessment of the five-factor model: The revised NEO Personality Inventory. Journal of Cross-Cultural Psychology, 29, 171-188. McCrae, R. R., Terracciano, A. (2005). Universal Features of Perdonality Traits From the Observer’s Perspective: Data From 50 Cultures. Journal of Personality and Social Psychology, 88(3), 547-561. McCrae, R. R., Terracciano, A., De Fruyt, F., De Bolle, M., Gelfand, M. J., Costa, P. T. (2010). The validity and structure of culture-level personality scores: data from ratings of young adolescents. Journal of Personality, 78(3), 815-838. McKenna, K., Green, A., & Glenson, M. (2002).Relationship formation on the Internet: what’s the big attraction? Journal of Social Issues, 58(1), 9-31. National Defriend Day. (2010). Opgehaald van http://www.stubru.be/programmas/tomasstaatop/nationaldefriendday op 24 november 2011. Roberts, B.W., Walton, K.E., & Viechtbauer, W. (2006). Personality traits change in adulthood:: reply to Costa and McCrae (2006). Psychological bulletin, 132(1), 29-32. Ryan, T., & Xenos, S. (2011). Who Uses Facebook? An Investigation into the relationship between the Big Five, shyness, narcissism, loneliness , and Facebook usage. Computers in Human Behavior, 27, 1658-1664. Shiner, R., & Caspi, A. (2003). Personality differences in childhood and adolescence: measurement, development, and consequences. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 44, 2-32. Sibona, C., & Walczak S. (2011). Unfriending on Facebook: Friend Request and Online/Offline Behavior Analysis. DOI: 10.1109/HICSS.2011.467.
54
Tom Tong, S., Van Der Heide, B., Langwell, L., & Walther, J. (2008). Too Much of a Good Thing? The Relationship Between Number of Friends and Interpersonal Impressions on Facebook. Journal of computer-mediated communication, 13, 531-549. Van Beek, W. (2011, 4 augustus). Facebook: status updates en gluren naar anderen populair. Opgehaald van http://www.dutchcowboys.nl/facebook/22784 op 24 november 2011. Van Belleghem, S. (2011). Social media around the world. Opgehaald van http://www.slideshare.net/stevenvanbelleghem/social-media-around-theworld-2011 op 26 januari 2012. Vrouw steekt huis in brand van ex-vriendin na ‘ontvriending’. (2011, 3 november). Opgehaald van http://www.hln.be/hln/nl/959/Bizar/article/detail/1342909/2011/11/03/Vrouwsteekt-huis-in-brand-van-ex-vriendin-na-ontvriending.dhtml op 24 november 2011.
55