Een inleiding in de basis principes van de Transactionele Analyse.
Wat is T.A.? De Transactionele Analyse (T.A.) is verbonden met de persoon van Eric Berne (1910-1970). Hij ontwikkelde deze persoonlijkheidstheorie in de jaren vijftig. Berne was een psychiater met oorspronkelijk een psycho-analytische achtergrond, hij ontwikkelde vanuit zijn ervaringen deze theorie over ego toestanden. Volgens Berne trekt ieder mens al vroeg in zijn leven emotioneel gekleurde conclusies: over zichzelf; over de mensen in zijn omgeving; over de wereld waarin hij leeft. Deze conclusies zijn gebaseerd op de ervaringen die de mens in zijn eerste levensjaren op doet. Op basis van deze conclusies kan men besluiten nemen die, gedurende de rest van iemands Leven, van invloed kunnen blijven en waarmee men, zonder dat men zich dit altijd bewust is, in belangrijke mate richting geeft aan zijn eigen levensloop of script. Gedraagt men zich vervolgens volgens deze script-besluiten dan zullen deze almaar bevestigd worden en uiteindelijk tot overtuigingen uitgroeien. Positieve ervaringen in de eerste levensjaren leiden tot positieve script-besluiten zoals: ik ben O.K.; jij bent O.K.; de wereld is een fijne plaats om in te wonen. Groei en ontwikkeling zullen hierdoor positief worden beïnvloed v.b.: men leert de realiteit op een juiste wijze in te schatten, problemen vroegtijdig te signaleren, oplossingen te bedenken, zodanig dat men zowel goed voor zichzelf als voor anderen zorgt. Negatieve ervaringen leiden tot negatieve besluiten zoals: ik ben niet O.K.; jij bent niet O.K.; de wereld is een slechte plaats om in te wonen. Groei en ontwikkeling zal hierdoor worden belemmerd of er treedt een negatieve ontwikkeling op met allerlei lichamelijke en psychische klachten. Resultaat kan zijn dat men zichzelf of anderen schade toebrengt.
In T.A. kunnen drie soorten scripts (levensloop) worden onderscheiden: Winnaar: levert, bekend of onbekend, een bijdrage aan de verbetering van de wereld. Niet alleen eigen succes, gezondheid of geluk telt, maar ook dat van anderen. Hun leven is opbouwend. Non-winnaars: lijden een leven dat nergens toe leidt, noch naar iets positiefs noch naar iets negatiefs. Zij belemmeren hun eigen groei, leggen zichzelf beperkingen op en ontwikkelen hun capaciteiten niet. Zij leven hun leven als in een tredmolen; zij stellen zichzelf geen concreet doel en ondernemen geen concrete acties maar doen hooguit "net alsof".
1
Verliezers: mensen met een destructieve levensloop; vroeg of laat brengen zij zichzelf en/of anderen schade toe. Ze doen dit of heel langzaam of onverwacht op een dramatische manier. Zij drinken, roken, eten of werken zich langzaam dood of plegen op een dramatische manier onverwacht zelfmoord. Zij brengen behalve zichzelf ook anderen letsel of schade toe, ze maken problemen in plaats van ze op te lossen. Ze dragen er toe bij dat de wereld een slechte plaats is om in te leven. Door deze omschrijving lijkt het alsof de mensen onder te verdelen zijn in drie categorieën. Dit is niet het geval, het gedrag is uiteindelijk bepalend of iemand zal winnen of verliezen. M.a.w. ieder mens vertoont het gedrag van winnaars, non-winnaars en verliezers. Ieder mens is dan ook instaat om zijn “winnaars”gedrag verder te ontwikkelen en zijn “verliezers”gedrag te verminderen, te stoppen en te veranderen. Door het maken van een script-analyse kunnen vroegere scriptbesluiten weer bewust worden gemaakt en bestaat de mogelijkheid om de positieve besluiten verder uit te bouwen en de negatieve zodanig te herzien dat een fatale afloop ermee wordt voorkomen en een gezonde groei en ontwikkeling kan worden hersteld. T.A. wordt niet alleen toegepast in psycho-therapeutische situaties maar ook in het onderwijs, management, organisatieontwikkeling, pastoraat, vormingswerk, gevangeniswezen e.d.. Het blijkt heel goed mogelijk het script van b.v. een gezin, familie, een klas of een heel bedrijf te analyseren als dat van 1 individu. T.A. richt zich zowel op het denken, handelen en voelen van de cliënt. Het is vooral een denkmodel, dat zeer goed gecombineerd kan worden met andere therapeutische technieken zoals de cognitieve gedragstherapie.
De structuur van de persoonlijkheid. In T.A. worden drie groepen ego-posities, of ik-posities onderscheiden: -
de Ouder positie
-
de Volwassenen positie
-
de Kind positie.
Deze drie onderdelen vormen de structuur van onze persoonlijkheid. Op elk moment van de dag bevinden we ons in een van de drie ego-posities. We kunnen die posities veranderen en daarom is het mogelijk ons het ene moment te gedragen als een kind en het andere moment als een ouder of een volwassene.
Voorbeelden van ego-posities Wanneer je handelt en praat zoals je vroeger je ouders en opvoeders hebt zien handelen en praten dan ben je in je Ouder- positie. Je zal dan precies dezelfde dingen tegen anderen zeggen als je ouders tegen jou zeiden of deden. Dan kan het zijn dat het net lijkt of je met de stem van je ouders praat. Mensen die b.v. je vader of moeder kennen kunnen dan weleens zeggen 'Je bent nu precies je moeder/vader. Die kan dat ook zo zeggen. Ik hoor het je vader of moeder zeggen!' Wanneer je nu gegevens verzamelt, mogelijkheden overweegt en reële beslissingen neemt, dan ben
2
je in je Volwassen-positie. Je doordenkt dan de gegevens die je uit je omgeving krijgt. Maar je erkent daarbij ook je normen en gevoelens. Je denken en doen is dan gericht op de werkelijkheid van nu. Wanneer je denkt, voelt of handelt zoals je vroeger als kind dacht, voelde of handelde, dan ben je in je Kind-positie. Veel dingen die je vroeger als kind deed doe je nu nog. En vaak nog op dezelfde manier als toen. Je kon opgewonden en blij zijn maar ook mokken en zeuren. Je hield b.v. van zwemmen of muziek; bewonderde je vader en maakte ruzie met je zus. Je Kind-positie komt tot uiting in "oud" gedrag en gevoel dat stamt uit je kinderjaren.
De ego-posities binnen 1 persoon. Alle mensen kunnen handelen vanuit deze drie ego-posities. Volwassenen hebben niet alleen hun volwassene ter beschikking; ze hebben ook een Ouder en een Kind. Ook kinderen kunnen zich gedragen vanuit hun Volwassene of Ouder. Het is wenselijk dat er een evenwicht is tussen Ouder, Volwassene en Kind, anders komen we in moeilijkheden. Ik kan vanuit drie ego-posities mezelf, jou en mijn omgeving benaderen. Voorbeelden: Pap: Ouder: van pap wordt je groot! Volwassene: dit is gortepap Kind: Bah, vieze pap! Maar ook voorbeelden als spruitjes en spinazie spreken tot de verbeelding! De secretaresse die in een zeer nauw truitje op het werk verschijnt: Ouder: is het niet vreselijk? Dat zou verboden moeten worden! Volwassene: ik vraag me af waarom ze dat draagt op haar werk. Kind: oei, kijk nou eens!
Hoe herken je ego-posities? Ego posities zijn helemaal geen vage begrippen. Er zijn vier criteria waarmee je kan herkennen welke ego-positie op een bepaald moment overheerst: 1. de woorden en zinnen 2. de toon van de stem; 3. de houding, mimiek en gebaren; 4. de situatie.
Kenmerken voor het herkennen van de Ouder 1. Woorden en zinnen: Je moet; je mag niet; pas op; maak je geen zorgen; kom maar hier; doe je best; wees aardig; doe niet zo dom; probeer het nou maar; lieve jongen; ik houd van je. 2. Toon van de stem: De intonatie kan hard en scherp zijn, eisend, liefhebbend, aanmoedigend, warm, teder, boos. 3. Houding, mimiek en gebaren: De houding kan helpend zijn, voorover leunend, wiegend, ontvankelijk, handen op de heupen, beschuldigende wijsvinger, met de vuist op tafel slaan; knikken of schudden met het hoofd. 4. Situatie: Hij/zij kan aan het bekritiseren, filosoferen, moraliseren zijn. Of aan het opvoeden of de fles geven, een gesprek hebben over politiek of werk etc.
3
Kenmerken voor het herkennen van de Volwassene 1. Woorden en zinnen: Hoe, wie wat waar, mogelijkheden, alternatieven, gegevens, ik vind, mijn mening. Hoe lossen we het samen op? 2. Toon van de stem: Helder duidelijk en affectloos. 3. Houding, mimiek en gebaren: De houding is losjes, alert, informatiegevend of vragend. De ogen staan helder en levendig. Het hoofd wordt recht gehouden. Er is goed oogcontact op gelijke hoogte. 4. Situatie: Zij kan iets opmerken, of lost een probleem op samen met de ander. Zij kan oude tradities onderzoeken of een plan voor de vakantie aan het maken zijn.
Kenmerken voor het herkennen van het kind 1. Woorden en zinnen: Hoi, kan ik niet, wil ik niet, help, jouw schuld, kijk mij eens, ik heb zin in, heb ik het zo goed gedaan? 2. Toon van de stem: Kan jengelend en drammerig zijn, heel snel en luid, huilerig, lachend, schreeuwend, giechelend, speels, rebels, heel lief. 3. Houding mimiek en gebaren: Kan spontaan zijn, rusteloos, hulpeloos, uitdagend, springend, vinger in de mond of in de neus, omhoog kijkend; de vinger opsteken; ineengedoken; de tong uit stekend, in het gras rollend. 4. Situatie: Gevoed of aangekleed worden, aan het spelen, of aan het vrijen; straf of een bekeuring krijgen, in de stoel van de tandarts zitten voor een behandeling.
Hoe kun je deze ego-posities nu leren herkennen? Door andere mensen te observeren en naar hen te luisteren. Wanneer je je ego-posities kunt herkennen en onderscheiden heb je een basis om je eigen beslissingen te nemen. Je kunt in het hier en nu nagaan waaraan je behoefte hebt, wat je gevoelens daarbij zijn, wat de Ouder je verbiedt en toestaat en wat nu reëel is. Ouderpositie: - Zorgende ouder, voedend, bemoeiend, tot aan doodknuffelend toe - Kritische ouder met alle normen en waarden die het in zijn leven heeft opgepakt Kindpositie: - het dwarse kind, hakken in het zand, ik wil niet of ja zeggen en nee doen. - het aangepaste kind dat voortdurend bezig is met datgene te doen waarvan het denkt of heeft vernomen dat anderen dat graag willen. - het vrije, blije kind wat kan genieten en spelen - het teruggetrokken kind, die zich niet laat zien, onderduikt
4
Hoe werkt het en hoe kun je er invloed op uitoefenen? In communicatie is het vaak zo dat oudergedrag kindgedrag oproept en andersom. Op het moment dat iemand zegt jij moet, jij bent jij hoort, het is zo, ik zorg voor jou….. is de kans groot dat er kind gedrag opgeroepen wordt dwars-, aangepast of teruggetrokken. Dit kan weer tot problemen leiden waardoor iemand bijvoorbeeld geneigd is om over zijn grenzen heen te gaan ten koste van zichzelf. Of dit kan tot conflicten leiden ook al staat de inhoud van een boodschap niet ter discussie. Vanuit de volwassen positie wordt meer vanuit de ik-vorm gesproken zonder de oordelen die in de ouderpositie vanuit een soort van boven of een soort van oordelende godpositie komen. Op het moment dat iemand jou benaderd vanuit de ouder positie is het van belang, als die positie door jou niet gewenst is op dat moment, dat je niet in de dwarse- of aangepaste kindpositie schiet. Belangrijk is dat je de ander herformuleert door samen te vatten en het oordeel terug te brengen naar iemand die iets vindt in plaats van dwars te gaan of je aan te passen. Voorbeeld Ouder: Jij doet ook nooit iets goed! Dit is een oordeel De volwassene kan herformuleren: ik begrijp dat jij vindt dat ik dit of dat niet goed gedaan heb en dat je kennelijk vindt dat dat vaker voor komt. Ik vind…… Ouder: jij moet…. Volwassen: ik begrijp dat jij wil/vindt dat ik…. Ik vind….. ik ben van mening dat…. Hoe lossen we het samen op is de inzet als je er niet uit komt. Interne dialoog met jezelf De discussie binnen jezelf speelt ook vaak een belangrijke rol waardoor het vrije, blije kind in jezelf te weinig ruimte krijgt omdat de ouder in jezelf te kritisch, of te zorgend is. Voorbeeld sporten Ouder: je moet naar de sportschool vanavond Kind: ik heb geen zin Als het kind heel dwars is gaat het niet, maar gaat het vaak ook niet doen waar het wel behoefte aan heeft en blijft zappend voor de tv hangen. De volwassene in jezelf is degene die meer de piloot moet worden van jouw vliegtuig, die de koers uitzet rekening houdend met de behoefte van het kind in jezelf. Je volwassene kan in discussie gaan met het kind in jezelf, en zegt bijvoorbeeld: ik begrijp dat je niet veel zin hebt, hoe voelde je je vorige keer na het sporten, dat vond je toen toch een lekker gevoel, je hebt toen ook plezier gehad. Het kind kan melden dat het te moe is of gewoon geen zin heeft. De volwassenen kan proberen een deal te sluiten door een beloning in het vooruitzicht te stellen of een heel positief beeld te schetsen zodat het kind alsnog overstag gaat. Is het echter zo dat het terecht is dat het kind te moe is door andere realistische oorzaken, dan is de deal dat het niet gaat sporten maar wel gaan doen waar het echt behoefte aan heeft. Zo zijn er voorbeelden te bedenken rond klussen in huis, werk, rond tijd voor jezelf en ouder zijn, rond voeding etc. Van belang is dat de volwassene in jezelf meer ruimte krijgt ten koste van de ouder in jezelf.
5