Katrien Wauters Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Afrikaanse talen en culturen 2e Licentie Stamnummer 20032350 01/08/2007 Scriptie
Een discoursanalytisch onderzoek naar de beeldvorming van Aalsterse jongeren over allochtonen
Promotor: Prof. S. D’hondt, gastdocent bij de vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen
1. Inhoudstafel 1. Inhoudstafel……………………………………………………………………………..........2 2. Voorwoord……………………………………………………………………………............3 3. Abstract………………………………………………………………………………............ 4 4. Inleiding………………………………………………………………………………............5 5. Onderzoeksmethode……………………………………………………………………..........7 6. Analyse………………………………………………………………………………............10 6.1. Conceptuele termen die veranderen naargelang de context………………….........11 6.1.1. Definitie van de categorieën ‘wij’ en ‘zij’………………………...........11 6.1.2. Definitie van integratie…………………………………………............39 6.2. Argumentatieve strategieën ………………………………………………….........70 6.2.1. Constructed speech………………………………………………..........70 6.2.2. Geprojecteerde wederkerigheid …………………………………..........77 6.2.3. Subonderscheid binnen de uitgroep……………………………….........86 6.2.4. De uitgroep en hun geografische plaats in de wereld: een subonderscheid……………………………………………………........95 7. Discussie……………………………………………………………………………...........100 8. Conclusie……………………………………………………………………………........... 103 9. Bibliografie…………………………………………………………………………............104 10. Appendices………………………………………………………………………..............107 10.1. Transcriptiesleutel…………………………………………………………........107 10.2. Bevolkingscijfers allochtonen in Aalst……………………………………........109 10.3. Transcripties……………………………………………………………….........112 10.4. Stellingen……………………………………………………………………......213
2
2. Voorwoord
Ik wil graag enkele mensen bedanken die een grote hulp of steun zijn geweest doorheen dit hele thesisverhaal. Eerst en vooral mijn promotor Prof.Dr. S. D’hondt, die me steeds gesteund heeft en tegelijk een inspiratiebron is geweest. Daarnaast wil ik ook graag alle mensen bedanken die ervoor hebben gezorgd dat het veldwerk tot een goed einde werd gebracht: de directie en leerkrachten van de vier meewerkende scholen, en de tientallen leerlingen die enthousiast hebben deelgenomen aan de groepsgesprekken, en eerlijk hun mening hebben gegeven. Als laatste wil ik ook graag bedankt zeggen aan iedereen uit mijn naaste omgeving, die me allemaal hebben bijgestaan, en hebben omringd met de beste zorg, liefde en steun die een mens kan geven.
3
3. Abstract
Deze scriptie onderzoekt het beeld dat Aalsterse jongeren hebben over allochtonen via een discoursanalytische benadering. Door middel van groepsgesprekken met laatstejaarsstudenten uit het secundair onderwijs wordt nagegaan hoe verschillende groepen worden geconstrueerd binnen discours over allochtonen, en hoe die groepen worden afgebakend en gedefinieerd. Vooreerst worden er enkele conceptuele termen bestudeerd waarbij de nadruk vooral wordt gelegd op de arbitrariteit en tegelijk de recursiviteit van groepen en groepsgrenzen. In tweede instantie beschrijven we enkele argumentatieve strategieën die kenmerkend zijn voor (racistisch) discours over allochtonen, zoals het gebruik van constructed speech en geprojecteerde wederkerigheid, het maken van een subonderscheid binnen de uitgroep en het indelen van de uitgroep door hun geografische plaats in de wereld te verbinden met enkele toegeschreven positieve of negatieve kenmerken. Elk van deze strategieën heeft zijn eigen manier om de spreker te behoeden voor een racistische stempel, door een opinie objectief te laten lijken met behulp van enkele talige constructies.
4
4. Inleiding
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar het beeld dat jongeren hebben over allochtonen. Daarbij wordt de nadruk wordt gelegd op racisme. Aangezien racisme en vooroordelen altijd in de taal tot uiting komen, werd ervoor gekozen om te werken via een discoursanalytische benadering: er wordt onderzocht hoe jongeren praten over allochtonen, en welke impliciete informatie vrijkomt bij elke gedane uitspraak. Zo wordt getracht een helderder beeld te krijgen over de werking van racisme en hoe racisme precies in de taal tot uiting komt. Voor de uitwerking van dit onderzoek werd gewerkt met groepsgesprekken tussen leerlingen uit het laatste jaar secundair onderwijs uit vier verschillende scholen. Deze gesprekken werden getranscribeerd en geanalyseerd: het resultaat daarvan ziet U in het hoofdstuk ‘Analyse’ (Hoofdstuk 6, p. 10) Voor het analyseren van de groepsgesprekken werd vooral vertrokken van enkele wetenschappelijke artikels van onder andere Potter (2004) en Pommerantz & Fehr (1997). De onderzoeksmethode die in deze handleidingen staat uitgelegd, zal verder worden uitgewerkt in het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 5, p. 7). Voor het onderwerp ‘racisme’ werd een heel gamma aan auteurs en artikels gebruikt die in deze scriptie samensmelten tot één overkoepelend idee over racisme, vooroordelen en groepsgrenzen. Elk van die artikels zijn casestudies die steeds één variant van het racistisch discours naar voor brengen. Dit huidig onderzoek hoopt enkele van deze cases met elkaar te verbinden om aan te tonen dat er nooit zomaar één variant van racistisch discours voorkomt in een gesprek, maar dat er steeds een samenhang bestaat tussen al deze varianten. Op die manier komen we tot een algemeen beeld over hoe racisme precies tot uiting komt in de taal. Dit overzicht komt tot stand doorheen de verschillende hoofdstukken van deze scriptie. De grote lijnen van dit onderzoek die in vele van de hoofdstukken terugkomen zijn (1) het taboe op racisme; het neo-racisme of differentialistisch racisme [ Balibar (1992), Blommaert en Verschueren (1991), Potter en Wetherell (1988),…], (2) de arbitrariteit en tegelijk ook de recursiviteit van groepen en groepsgrenzen [ Muteba Rahier (2003), Wallerstein (1991), Wodak en Reisigl (1999),…], (3) de stereotiepen die worden gebruikt in discours, in de alledaagse interactie [ Essed (1997), Meeuwis (1994), Tannen (1999),…], (4) het multiculturalisme, het zichzelf positioneren als multicultureel [ D’hondt (1998),
5
Hoechsmann (1997),…], en (5) de manier waarop men objectief probeert over te komen [ Buttny (1997), Potter en Wetherell (1988) ]. Deze thema’s worden gaandeweg uitgelegd naarmate de hoofdstukken vorderen. Met deze grote lijnen in het achterhoofd gaan we in dit onderzoek op zoek naar de verschillende uitingsvormen van racisme, vooroordelen en groepsgrenzen. Aangezien dit discours erg contextafhankelijk is, gaat het eerste deel van de analyse over conceptuele termen die veranderen naargelang de context: we bespreken eerst de groepsgrenzen die een arbitraire en veranderlijke scheidingslijn vormen tussen twee stabielere categorieën die tot stand zijn gekomen door
middel van vergelijking. Deze twee groepen zijn de in- en de uitgroep
(Hoofdstuk 6.1.1., p. 11). De tweede conceptuele term die zal worden besproken is integratie, een veel besproken onderwerp in de groepsgesprekken (Hoofdstuk 6.1.2., p. 39). Ook de inhoud van deze term is afhankelijk van de context. Het tweede deel van de analyse wordt gewijd aan de argumentatieve strategieën die in discours over allochtonen worden gebruikt. Hier wordt de nadruk meer gelegd op praktische toepassingen in alledaags taalgebruik, zoals constructed speech (Hoofdstuk 6.2.1., p. 70), geprojecteerde wederkerigheid (Hoofdstuk 6.2.2., p. 77), gemaakte subonderscheiden binnen de uitgroep (Hoofdstuk 6.2.3., p. 86), en hoe men een onderscheid maakt tussen ‘uitgroepleden’ in België en ‘uitgroepleden’ in hun thuisland (Hoofdstuk 6.2.4., p. 95). Al deze argumentatieve strategieën staan in verband met de ingroep-uitgroepindeling en met de integratiedefinitie. Bovendien heeft elke strategie wel zijn eigen manier om als spreker een racistische stempel te ontwijken, ongeacht de eigenlijke negatieve boodschap over de allochtone minderheid. Aangezien racisme de laatste tijd een veelbesproken onderwerp is in de media, ben ik ervan overtuigd dat dit onderzoek weldegelijk relevant is. Het wijst immers op enkele mogelijke uitingsvormen van racisme, vooroordelen en stereotiepen, en toont aan hoe diep deze wel in de alledaagse interactie zijn verweven. Deze scriptie kan onmogelijk alle uitingsvormen van racistisch discours bespreken, maar toch hoop ik op deze wijze een bijdrage te leveren aan het discoursanalytisch onderzoek met betrekking tot racisme en discriminatie.
6
5. Onderzoeksmethode
Dit onderzoek naar de perceptie van jongeren over allochtonen is een voorbeeld van kwalitatief onderzoek via een discoursanalytische methode. In dit hoofdstuk zal worden uitgelegd wat discoursanalyse is, waar het op focust, en waarom deze methode wordt toegepast op taalgebruik van Aalsterse jongeren wanneer ze het hebben over de allochtone minderheid. Daarnaast wordt ook beschreven hoe het verkrijgen van dat discours in zijn werk ging, en hoe het werd verwerkt. Discoursanalyse is eigenlijk een overkoepelende term voor een aantal praktijken die elk op hun manier met discours bezig zijn, zoals conversatieanalyse, speech act theorie, narratieve analyse, etc. (Potter, 2004) Bovendien wordt discoursanalyse toegepast in een heel aantal onderzoeksgebieden, zoals de sociolinguïstiek, de psycholinguïstiek, de filosofische linguïstiek, etc. (Brown & Yule, 1983) Discoursanalyse kent drie fundamentele principes die ook de basis vormen van dit onderzoek naar interactie tussen Aalsterse jongeren over allochtonen: (1) Discours is actiegeoriënteerd, (2) Discours is gesitueerd in de context (evenwel zonder in determinisme te vervallen: discours geeft immers mee vorm aan de context) en (3) discours is geconstrueerd (door middel van woorden, uitdrukkingen, etc.) en is ook zelf constructief (het construeert versies van de wereld). De centrale vragen die moeten worden beantwoord via discoursanalyse zijn onder andere: hoe wordt iets gezegd? Op welke manier verdedigt iemand zijn standpunt in een discussie? Hoe laat een spreker wat hij zegt objectief overkomen, of hoe laat hij een uitspraak van anderen subjectief overkomen? Hoe kunnen allerlei vormen via discours worden toegelaten of verboden? Deze vragen worden ook gesteld en beantwoord in dit onderzoek, meerbepaald in het hoofdstuk Analyse (Hoofdstuk 6, p. 10) (Potter, 2004). Na deze inleiding over discoursanalyse in het algemeen, kunnen we overgaan naar de specifieke onderzoeksmethode die in het huidig onderzoek werd gebruikt. Zoals hierboven al werd meegegeven, bestaan er binnen de discoursanalyse verschillende stromingen die elk hun eigen ideeën hebben ontwikkeld. Dit onderzoek naar discours over allochtonen ligt in de lijn van de ideeën van Michel Foucault, één van de pioniers van het poststructuralisme. Foucault baseerde zich niet zozeer op de specifieke interactie, maar
7
onderzocht eerder hoe discours objecten en subjecten vormt. Net als in dit onderzoek hebben vele discoursanalytici getracht om het Foucaultiaanse gedachtegoed te versmelten met andere theorieën en specifieke interactiematerialen. Een goed voorbeeld hiervan zijn Potter en Wetherell. (Potter, 2004) Daarom vormen onder andere zij de rode draad doorheen deze scriptie. Ik heb resoluut gekozen voor discoursanalyse omdat de (sociale) psychologie, die ook veel onderzoek doet naar vooroordelen en racisme, naar mijn mening niet over een correcte onderzoeksmethode beschikt. Eerst en vooral is er het probleem van de experimenten: mensen reageren nu eenmaal anders op situaties wanneer men weet dat het om een experiment gaat, wanneer het geen natuurlijke situatie is. Ten tweede vormen ook vragenlijsten en enquêtes een probleem bij het onderzoeken van racisme en andere soorten discriminatie: wat mensen écht denken, zal in vragenlijsten ten koste gaan van hetgene wat ze denken dat van hen verwacht wordt. Dit idee betrekken we nu op vragenlijsten over racisme, via een voorbeeld: Wanneer via een vragenlijst wordt gevraagd: ‘Ziet U zichzelf als een racistisch persoon?’, zullen weinig van de ondervraagden daar een bevestigend antwoord op geven. Enkele redenen daarvoor zijn: mensen willen zich steeds positioneren als multicultureel; mensen willen een racistische stempel koste wat het kost vermijden wegens het taboe op racisme; etc. Een derde probleem bij de onderzoeksmethodes van de sociale psychologie is het ontbreken van de context, terwijl de context net van groot belang is in discoursanalyse. Laten we even verdergaan met het voorbeeld: wanneer iemand de vraag krijgt of hij racistisch is, kan het antwoord luiden: ‘Nee ik ben geen racist, maar…’ . In een vragenlijst vult zo’n persoon uiteraard ‘neen’ in als antwoord, terwijl de context impliciet heel wat andere informatie meegeeft, die bij de sociale psychologie onontgonnen blijft. Dit onderzoek wordt gebaseerd op een corpus van groepsgesprekken die werden georganiseerd op vier verschillende scholen in het centrum van Aalst: een Katholieke school uit het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO), een ASO-school uit het Gemeenschapsonderwijs, een Katholieke school uit het Technisch en Beroeps Secundair onderwijs (TSO-BSO), en een TSO-BSOschool uit het Gemeenschapsonderwijs. Op vraag van enkele directieleden worden de namen van de scholen hier niet vermeld. In elke school werd een lokaal voorbehouden voor het organiseren van de groepsgesprekken. In elke school verliep de selectie van de leerlingen anders: in bijna de helft van de gevallen kozen leerlingen er zelf voor om deel te nemen, een andere helft werd willekeurig geselecteerd door de leerkracht (door middel van hun
8
rangnummers, hun plaats in de klas of zelfs hun schoenmaat), en in één school koos de leerlingenbegeleiding de deelnemers uit om ‘veiligheidsredenen’. Omdat de gesprekspartners steeds uit dezelfde klas kwamen, verliep de conversatie veel gemakkelijker: ze kenden elkaar en waren het gewend met elkaar te praten en te discussiëren. De gesprekken werden op gang gebracht door middel van twee stellingen waarin telkens een tegenovergesteld standpunt ingenomen werd.1 Deze kaartjes met de gechreven stellingen werden op tafel gelegd, waarop de deelnemers de stellingen in stilte lazen en vervolgens een gesprek aanknoopten met de anderen. Een nadeel bij deze methode is de manier waarop de data worden verzameld: het is immers geen natuurlijk materiaal, maar werd uitgelokt. Uiteraard was het verzamelen van natuurlijk materiaal geen optie omdat het onderwerp ‘allochtonen’ te weinig voorkomt in alledaagse interactie. Bovendien is het opnemen van een gesprek zonder medeweten van de sprekers verboden (Potter, 2004). De ‘focus groups’ hebben dus zowel voor als nadelen: enerzijds is er het voordeel dat de onderzoeker op een bepaald onderwerp kan focussen, maar anderzijds is er ook heel wat beïnvloeding van de onderzoeker naar de participanten toe. Dat nadeel wordt in dit onderzoek zoveel mogelijk weggewerkt door het gebruik van de stellingen: de interviewer bepaalt dan wel het gespreksonderwerp, maar houdt zich voorts zoveel mogelijk op de achtergrond. De onderzoeker komt alleen tussen in een gesprek wanneer de deelnemers een lange stilte laten vallen: dan brengt de interviewer het gesprek weer op gang met een korte vraag. De zevenentwintig gesprekken werden vastgelegd met audio- en videomateriaal; negentien van hen werden getranscribeerd en geanalyseerd voor deze scriptie. 2 De gebruikte transcriptiesleutel, is het systeem dat ons werd aangereikt in de cursus Etnolinguïstiek 3, gedoceerd door Professor S. D’hondt en is in grote lijnen gebaseerd op het transcriptiesysteem van John Gumperz.
1
De gebruikte stellingen bevinden zich in de bijlage.
2
Alle transcripties, inclusief transcriptiesleutel, bevinden zich in de bijlage.
3
De cursus Etnolinguïstiek van Dr.Prof. D’hondt, 2e kandidatuur Afrikaanse talen en culturen,
academiejaar 2004-2005
9
6. Analyse
Het hoofdstuk ‘Analyse’ zal worden opgebouwd uit twee grote delen. Een eerste bevat informatie over conceptuele termen. Deze termen zijn woorden die vaak worden gebruikt doorheen de geanalyseerde groepsgesprekken, en die betekenisverschuivingen ondergaan door toedoen van de context die de termen omringt. In het onderstaande hoofdstuk worden de alle verschillende definities weergegeven en onderzocht met de nadruk op het zelfbeeld en de perceptie over allochtonen. Eerst worden de termen ‘wij’ en ‘zij’ onderzocht: deze persoonlijke voornaamwoorden worden doorheen elk groepsgesprek over allochtonen gebruikt, maar wat houden ze precies in? En hoe kunnen ze een andere betekenis krijgen naargelang de context? Ten tweede wordt ook de term ‘integratie’ onder de loep genomen, en wordt er onderzocht wat dit woord precies betekent voor de spreker. Heeft ‘integratie’ voor elke participant dezelfde betekenis? Welke verschillen treden er op, en welk invloed heeft de context op elk van deze betekenissen? Het onderdeel over conceptuele termen geeft veel informatie mee die onmisbaar is voor een goed begrip van het tweede deel van de analyse. In dat deel gaan we enkele argumentatieve strategieën analyseren die vaak voorkomen in (al dan niet racistisch) discours over allochtonen: (1) constructed speech; (2) geprojecteerde wederkerigheid; (3) subonderscheiden binnen de uitgroep; en (4) de uitgroep in relatie tot hun geografische plaats in de wereld. Elke strategie wordt afzonderlijk besproken, maar ook het verband met de conceptuele termen én andere argumentatieve strategieën wordt niet uit het oog verloren. Een racistische uitspraak is immers geen op zichzelf staand fenomeen, maar staat steeds in een dialectische relatie met andere strategieën of conceptuele termen die kenmerkend zijn voor interactie over allochtonen.
10
6.1. Conceptuele termen die veranderen naargelang de context 6.1.1. Definitie van de categorieën ‘wij’ en ‘zij’ Inleiding In dit eerste hoofdstuk van de analyse zal dieper worden ingegaan op de concepten ‘wij’ en ‘zij’ in de opgenomen gesprekken over allochtonen. Eerst zal er een algemene inleiding worden gegeven over enkele ideeën die bestaan over de categorieën ‘wij’ en ‘zij’. Daarna zullen deze ideeën worden betrokken op de groepsgesprekken over allochtonen. Wodak en Reisigl (Wodak en Reisigl, 1999) doen een poging om het begrip ‘volk’ te definiëren, en vragen zich af waarop die definitie gebaseerd moet worden, aangezien er verschillende invullingen bestaan (cultureel, raciaal, nationaal, etc.) Uiteindelijk komt men tot de conclusie dat het onmogelijk is om de herkomst van een groep mensen duidelijk te omschrijven,
en
stellen
daarom
de
term
‘communities
of
descent’
voor,
een
gemeenschappelijke herkomst van een groep mensen die op verschillende zaken gebaseerd kan zijn. Deze achtergrondinformatie is nodig voor een beter begrip van volgende casestudies. Zowel Wallerstein (Balibar & Wallerstein, 1991) als Muteba Rahier (Hintzen & Muteba Rahier, 2003) en Tuchman & Levine ( Tuchman & Levine, 1993) zijn overtuigd van het arbitraire karakter van de identiteitsconstructie. Uiteraard betekent dit niet dat deze arbitrariteit zomaar carte blanche geeft voor het construeren van een eigen identiteit: de factor recursiviteit speelt steeds (in verschillende mate) een rol in de identiteitsconstructie. Dit betekent dat een individu wel over een beperkte mate van vrijheid beschikt, maar dat er steeds grenzen zijn aan de identiteitsconstructie die (al dan niet door de anderen) worden opgelegd. Bij Muteba Rahier zien we dat anderen de grenzen van de identiteitsconstructie bepalen, en bij Tuchman & Levine wordt de nadruk gelegd op de interne culturele kenmerken die een grensmarkerende functie hebben. Als we tot een algemeen besluit van bovenstaande paragrafen komen, kunnen we stellen dat etniciteit geen weerspiegeling is van cultuur. Men zal selectief bepaalde culturele kenmerken mobiliseren om de grens tussen in- en uitgroep, tussen wij en zij, te construeren. Dit houdt in dat het geen objectieve weerspiegeling is, maar wel een arbitrair geconstrueerd onderscheid om de verschillen tussen ‘wij’ en ‘zij’ te benadrukken. De arbitrariteit van de groepsgrenzen wordt ook in de groepsgesprekken over allochtonen duidelijk. De algemene tendens is dat de participanten de autochtone bevolking zien als de ingroep, terwijl de allochtone bevolking wordt gelijkgesteld aan de uitgroep. Deze 11
invulling van ingroep en uitgroep worden deels uitgelokt door de vraagstelling die het gesprek op gang moet brengen: door een groep autochtonen naar hun mening te vragen over allochtonen, gaan de participanten als vanzelf hun ingroep gelijkstellen aan de autochtone bevolking terwijl de allochtone minderheid wordt gezien als de uitgroep. Deze invulling is dus erg afhankelijk van de context, maar ook van de spreker. Recursiviteit speelt uiteraard een rol bij het maken van de indeling tussen in- en uitgroep (in de zin dat er een belangrijke continuïteit schuilt in de indeling die gemaakt wordt), maar we zien toch dat er enkele ‘grensgevallen’ bestaan, die afhankelijk van de spreker in de eigen groep of in de uitgroep terechtkomen. Alle participanten maken dezelfde twee categorieën (autochtonen en allochtonen), maar de plaatsing van enkele twijfelgevallen is afhankelijk van de spreker, zoals de voorbeelden hieronder aangeven. (vb 1) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 17 18 19 20 21 22
A ma ik denk wel ni da ze hun volledig aanpassen// D ma da moet ook ni// B degenen dat hier al jaren zijn/ van wie da de grootouders hier al geboren zijn/ D das iets anders he// A ja ok maar die besch=die beschouwen we ook ni echt nimeer als=als allochtonen//
(vb 2) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 98 B ma tis tan te zien of da ’t echt allochtonen zijn/ 99 zo..gelijk X2 das ook nen turk ma dienen is hier geboren hé/ ik noem dieje wel ni 100 allochtoon hé//
(vb 3) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 5 ] 93 int: en zijn het dan altijd allochtonen die daar aan het station staan? 94 B: ja/ meestal wel/ of white niggers//
Bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat er in de perceptie twee algemene groepen bestaan, maar dat er ook enkele ‘randgevallen’ zijn die voor de ene wel in de ingroep valt en voor de andere niet. Dit bewijst opnieuw de arbitrariteit. In voorbeeld 1 en 2 worden allochtonen van de tweede en derde generatie niet meer gezien als lid van de uitgroep, terwijl in voorbeeld 3 ook leden van de autochtone bevolking die zich associëren met de AfroAmerikaanse subcultuur, zoals bekende rapartiesten, tot de uitgroep worden gerekend. Verder in dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de manieren waarop ‘wij’ en ‘zij’ worden gedefinieerd, wat het stereotiepe beeld is van de allochtoon als uitgroeplid, en hoe de definitie van in- en uitgroep kan veranderen naargelang het gesprek vordert.
12
De manier waarop ‘wij’ en ‘zij’ worden geconstrueerd In de inleiding werd al gezegd dat de participanten een onderscheid maken tussen de wij-groep en de zij-groep, waarbij de wij-groep in grote lijnen gelijkloopt met de autochtone bevolking, en de zij-groep overeenkomt met de allochtone minderheid. Er werd ook bij verteld dat deze twee categorieën geconstrueerd en niet strak zijn: Iedereen legt de grenzen tussen in- en uitgroep ergens anders, maar wat wel steeds stabiel blijft, is het prototypische lid van elke groep, de zogeheten ‘kern’ van de categorie. De transcripties van de groepsgesprekken tonen dat zowel de ‘wij-groep’ als de ‘zij-groep’ voorzien worden van enkele ‘typische kenmerken’. De twee groepen komen tot stand via vergelijking van enkele arbitraire kenmerken, zoals hierboven werd uitgelegd. Een vergelijking kan op meerdere manieren worden aangebracht, zoals deze voorbeelden zullen aantonen: (vb 4) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
C ja..ik zou..*sommige passen under aan en sommige ni// ja dat is azo hé? A gebt= gebt *graalijke brauve en gebt graalijke smeerlappen ook// tis toch just hé? C slechte hé? en wa zegde gij dervan hé? D ja::// A en gij B? B giene commentaar// banee das just ja/ getj slechte en getj goeie hé? C ja/ meer slechte dan goei, B ma das bij belgen ook zè? bij belgen eje gij ook slechte en goeie?
(vb 5) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 5] 170 C 171 A 172 C 173 A 174 175 B 176 A
maar zijn doe wel de jobkes da wij ni moeten hebben/ ja/ zij doen feitelijk…mm… de *vuile jobkes hé/ en zij zijn daar content mee hé// ja zij zijn content mè wa da ze kunnen krijgen hé/ gelijk sommigen willen altijd ietske meer hé// kdenk da wij meer carrièrregericht zijn// ja//
(vb 6) [TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 2] 101 int: en waarom heeft iedereen er eigenlijk zoveel schrik van? 102 C omda ze altijd in groep blijven// 103 A ze hangen.. direct altijd samenspannen ook al kennen ze mekaar ni// 104 C das waarschijnlijk door dieje godsdienst// 105 das direct als *één massa da ze verenigen// 106 da zijn alleen moslims //
13
107 D moest er nu één van hen pakt nu.. ineengeslagen worden en ze passeren, die gaan 108 ze direct helpen// 108 A zie nu naar die tekeningen alleen al/ hoeveel da der daar ni op straat gekomen zijn// 109 B tzal wel// 110 mè die cartoons//
Hierboven zien we twee manier om een vergelijking te maken: in voorbeelden 4 en 5 wordt expliciet de tegenstelling wij-zij gemaakt, met elk het kenmerk van de vergelijking erbij vermeld: in voorbeeld 5 wordt de ‘zij-groep’ voorgesteld als ‘ze zijn tevreden met het werk dat ze kunnen krijgen’, terwijl de ‘wij-groep’ wordt gekenmerkt door de ‘carrièregerichtheid’. In voorbeeld 6 daarentegen, wordt enkel één aspect van de uitgroep expliciet opgegeven, namelijk ‘in groep blijven en samenspannen’, terwijl het tegelijk ook impliciet betekent dat de ingroep van de participanten minder een hechte groep vormt, en individueel is ingesteld. Hier wordt geen expliciete vergelijking gemaakt, maar enkel één aspect van die vergelijking wordt meegedeeld. De beide soorten vergelijkingen hebben wel gemeenschappelijk dat ze, door het geven van informatie over de uitgroep, ook meteen informatie geven over de eigen groep: door kenmerken op te sommen van de uitgroep, en die aan te duiden als duidelijk verschillend van de ingroep of negatief te evalueren, geeft men ook aan wat dan wél de kenmerken van die ingroep kunnen zijn. Door middel van de vergelijking geeft men een definitie van de uitgroep, en gelijktijdig definieert men ook de groep waartoe de participant zelf behoort. In bijna alle gevallen wordt het ‘zij’-kenmerk negatief geëvalueerd, terwijl het kenmerk van de ‘wij’-groep als de regel wordt gezien: dit zijn de eerste tekenen aan de wand dat diversiteit als problematisch wordt aangevoeld door de participanten, een onderwerp dat in het volgende hoofdstuk over integratie verder zal worden besproken. Over het algemeen kunnen we de gemaakte vergelijkingen die daarnet werden aangehaald verdelen in twee groepen: vergelijkingen die de nadruk leggen op verschillen tussen de in- en uitgroep, en daarnaast ook vergelijkingen die de nadruk leggen op gelijkenissen tussen beide categorieën. In de geanalyseerde groepsgesprekken maken sprekers erg vaak gebruik van beide soorten vergelijkingen, maar ze hebben elk een heel ander doel. Wanneer de spreker in kwestie een vergelijking maakt die de nadruk legt op (vaak fictieve) verschillen, betekent dat meestal dat de allochtone minderheid negatief zal worden geëvalueerd. Wanneer een spreker een vergelijking maakt die wijst op een overeenkomst met de uitgroep, heeft dat een hele andere functie. De participant wil in dat geval benadrukken dat leden van de allochtone bevolking helemaal niet zo anders zijn als meestal wordt gedacht. 14
In een gesprek wordt deze twee gezichtspunten door elkaar gebruikt door verschillende participanten. Er ontstaat als het ware een heel overtuigingsspel dat goed de spanning weergeeft die tussen de sprekers aanwezig is: terwijl de ene een negatief beeld over allochtonen probeert weer te geven door verschillen op te sommen, zal de andere meteen daarna een andere vergelijking maken die net duidt op de gelijkenissen tussen beide groepen. Zo worden verschillen en overeenkomsten steeds afgewisseld in een poging om elkaar te overtuigen van hun perceptie over de allochtone minderheid. Enkele voorbeelden zullen dit verder verduidelijken. (vb 7) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 193 B 194 A 195 196 C 197 198 B 199 A 200 201 B 202 203 A 204 205 B
ik vin è da der veel te veel commentaar op gegeven wordt// jomme das een beke normaal hé? gebt altijd commentaar tegenover ne vreemden hé? da ze tzelfde doen als ons hé? en ja… ik kan der nit van zeggen// ma als gij naar hun land gotj, go je gij tan direct..azu [… [ die gon è oek int turks klappen zè?] [de taul da ze zijlen spreken en de.. gewoontes da ze emmen? ge gotj gij toch oek zeggen.. kijkt ik em mijn dingen lotj mij doen? mo wij gon voor een week op reis no daur/ dei maanen zitten hier giejle doagen? die blijven hier een joar// allee das *mijn gedacht hé//
(vb 8) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4] 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199
A ma toch..ze moeten toch nederlands kunnen hé ? C ja// maja.. als ter ne waal naar hier komt dieje kan hij ook geen nederlands hé? A *das just// ze zijn even slecht// ((lacht)) B ma eigenlijk is da wel waar zé/ want wijlen.. want dat is ook tan weer/…wij gaan ons denk ik ook…ge gaat ergens op reis naar een ander land en ge gaat die taal leren omda ge toch zoveel mogelijk zou kunnen..verstaan/ A ma op *reis gaan is iets anders als hier komen wonen hé? B awelja kweet het ma ik bedoel..wij gaan dat al doen als we op reis gaan/ ze die taal gaan leren/ ma…als zij in ene keer beslissen van we gaan naar belgië en we gaan daar blijven .. ja zelfs sommigen doen da ni//
Dit zijn slechts twee voorbeelden, maar ze geven erg goed weer hoe vergelijkingen kunnen worden gebruikt en omgedraaid om de toehoorders te overtuigen van de mening van de spreker.
15
In voorbeeld 7 wordt eerst door B (r. 193) een negatieve uitspraak gedaan over de autochtone bevolking, alsof ze zelf tot de uitgroep behoort. Die uitspraak wordt ontkend door A (r. 194), door het maken van een vergelijking en het normaliseren van het gedrag dat B veroordeelt. Daarop verdedigt B (r. 196) het gestelde gedrag door de nadruk te leggen op de verschillen tussen de in- en de uitgroep (‘ze moeten maar hetzelfde doen als wij’). B probeert op haar beurt (r. 198) haar toehoorders ervan te overtuigen dat er eigenlijk geen verschillen zijn tussen het gedrag dat allochtonen hier stellen, en het gedrag dat wij als allochtonen in een ander land zouden vertonen. Dit doet ze door het gebruik van een persuasieve strategie die we later (Hoofdstuk 6.2.2., p. 77) zullen omschrijven als ‘geprojecteerde wederkerigheid’. Geprojecteerde wederkerigheid is een constructie die de spreker in staat stelt om zichzelf in de plaats van de allochtoon te stellen, en op die manier een vergelijking te maken die steunt op een denkbeeldige situatie. Ook hier wordt geprojecteerde wederkerigheid in een vergelijking ingepast, die moet duiden op de overeenkomsten tussen beide groepen (‘als jij naar hun land gaat, zou jij je ook niet meteen aanpassen’). Voor ze haar turn kan afmaken, neemt A (r. 199) echter de spreekvloer over om de vergelijking af te maken en te verdraaien, op zo een manier dat het gedrag van de ingroep tegenover de uitgroep erdoor wordt gerechtvaardigd (‘Als wij naar een ander land gaan, zou de autochtone bevolking ook de taal hanteren die daar wordt gesproken.’). Na de turn van A, maakt B haar afgebroken turn af (r. 201) door het gebruik van geprojecteerde wederkerigheid in een vergelijking die de overeenkomsten tussen in- en uitgroep moet benadrukken. Spreker A legt zich niet zomaar neer bij de uitspraak van B, en gaat door middel van een vergelijking opnieuw op zoek naar verschillen tussen beide groepen. In voorbeeld 8 worden ook vergelijkingen gebruikt om het betoog van de sprekers meer kracht bij te zetten. Op regel 186 doet A de uitspraak dat allochtonen Nederlands moeten kennen. Aanvankelijk bevestigt C (r. 187), maar nuanceert toch de uitspraak door het maken van een vergelijking die de gelijkenissen tussen leden van de allochtone minderheid en leden van de Franssprekende autochtone meerderheid moet blootleggen. Op die manier probeert C te normaliseren dat ook leden van de ingroep niet altijd Nederlands spreken, met de bedoeling haar toehoorders te overtuigen dat meteen Nederlands leren een onredelijke eis is. Hierna neemt A de spreekvloer over (r. 189) om in eerste instantie de gelijkenis te bevestigen, maar ze doet dit om een andere reden dan C: ze gebruikt de overeenkomst om zowel het gedrag van de uitgroep als van de Franstalige leden van de ingroep te veroordelen (‘ze zijn even slecht’). B bevestigt dat het gaat om de onwil om Nederlands te leren: ze gebruikt de geprojecteerde wederkerigheid om opnieuw een vergelijking aan te gaan die de verschillen tussen in- en uitgroep impliciet moet weergeven (‘als wij op reis gaan, gaan wij de taal leren om toch zoveel 16
mogelijk te verstaan’). Daarna merkt A op (r. 195) dat er toch een verschil bestaat tussen ergens op reis gaan, en zich ergens voorgoed vestigen. B neemt de spreekvloer opnieuw over (r. 196) en verduidelijkt haar eerdere vergelijking door de verschillen die ze eerst impliciet aan de man had gebracht, nu te expliciteren door van elke groep een kenmerk te geven. Deze bovenstaande voorbeelden geven voldoende aan wat met behulp van vergelijkingen kan worden bereikt in een conversatie. Dit soort vergelijkingen dienen in eerste instantie om een grotere geloofwaardigheid af te dwingen bij de toehoorders, zodat een negatieve uitspraak over allochtonen een logisch feit lijkt in plaats van een opinie of een stereotype (Potter & Wetherell, 1988). Het is ook duidelijk dat een vergelijking niet over ware feiten hoeft te gaan, maar eerder over de percepties die bij de spreker leven. De vergelijkingen zelf zijn uiterst flexibel en worden aangepast of gemanipuleerd naargelang de mening van de spreker (zoals voorbeeld 7 en 8 illustreren), omdat ze vaak zijn opgebouwd uit stereotiepen. Die stereotiepen kunnen elkaar tegenspreken (bijvoorbeeld: ‘allochtonen doen geen moeite om werk te zoeken’ en ‘allochtonen hebben enkel minderwaardige jobs’) en toch in eenzelfde gesprek worden gebruikt. Maar tegelijk zijn deze stereotiepen ook moeilijk te doorprikken, net omdat ze worden ingebed in erg complexe vergelijkingen (Potter & Wetherell, 1988) en omdat ze door wijd verspreid zijn. De ondoorzichtigheid van de vergelijking wordt het best geïllustreerd wanneer men de vergelijking maakt op basis van geprojecteerde wederkerigheid: men vergelijkt een stereotype van de allochtone minderheid (bijvoorbeeld: ‘zij doen geen moeite om Nederlands te leren’) met een hypothetische situatie die bijna onmogelijk te ontkennen valt (bijvoorbeeld: ‘als wij zouden emigreren, zouden we meteen de taal van het gastland leren’). Stereotiepen spelen dus een grote rol in het maken van vergelijkingen als deze. Daarom worden ze in dit onderstaand hoofdstuk afzonderlijk besproken. het stereotiepe beeld over ‘de allochtoon’ In het vorige punt werd uitgelegd dat vergelijkingen tussen de categorieën van in- en uitgroep vaak worden gebaseerd op stereotiepen die door vele participanten wordt gedeeld. Die stereotiepen liggen aan de basis van een negatief beeld over de allochtone minderheid. In de gesprekken worden allochtonen dan ook vaak in één groep geplaatst, en spreekt men over die groep als een homogene massa, zonder een onderscheid te maken in de verschillende ‘afstammingsgroepen’. Dit heeft geleid tot een zeer concreet beeld van de ‘typische allochtoon’. Wanneer de participanten in de groepsgesprekken spreken over de allochtone 17
minderheid, heeft men altijd een bepaalde voorstelling van een bepaalde soort allochtoon voor ogen, die hier ‘de prototypische allochtoon’ zal worden genoemd: een persoon die de grootste gemene deler is van alle mogelijke stereotiepen die over allochtonen de ronde doen. Door de conversaties heen komt dat beeld beetje bij beetje tevoorschijn, en dat beeld blijkt bij zowat alle participanten dezelfde te zijn. In enkele gesprekken wordt het beeld van de prototypische allochtoon uitgebreid of op bepaalde punten doorbroken (dit zal worden besproken in het volgende punt van dit hoofdstuk.), maar in alle discussies is dezelfde perceptie van de prototypische allochtoon aanwezig, of hij nu wordt bevestigd of ontkracht. In dit hoofdstuk zal de prototypische allochtoon die de participanten voor ogen hebben worden gereconstrueerd. Natuurlijk is het niet altijd even gemakkelijk om de kenmerken die volgens de participanten eigen zijn aan de uitgroep te destilleren uit hun taalgebruik, aangezien het niet altijd gaat om opsommingen over allochtonen, maar wel over kleine opmerkingen die duiden op een bepaald beeld dat de spreker voor zich heeft. Het spreekt vanzelf dat niet alle gebruikte stereotiepen zullen worden besproken, maar enkele diegene die vaak voorkomen in verscheidene onafhankelijke gesprekken, en dus bijdragen tot het stabiele beeld van de prototypische allochtoon. Eerst zullen alle stereotiepen die voorkomen per gesprek worden overlopen, zodat we een globaal beeld krijgen, alvorens over te gaan naar de eigenlijke reconstructie. TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1
‘ze peizen da ze meer zijn dan een ander’ (r. 33)
‘ze kunnen a begaupen’ (r.34)
‘kwaad en agressief’ (r. 49)
‘eje mè enen ambras, dan komt er in ene keer vijfhonderd man af’ (r. 57)
vallen meisjes lastig (r. 82-90)
‘mè hunnen doek op’ (r. 101)
‘ze emmen een ander geleuf’ (r. 102)
‘de meiskes moeten luisteren’ (r. 114)
‘als ze gewoon nekeer normaal klappen en vriendelijk doen hé’ (r. 166)
‘ambras maken’ (r. 178)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2
‘tveirken komen uithangen’ (r. 8)
‘lastig vallen en uitdagen’ (r. 46-47) 18
‘ter is een deel da ni eens ga studeren’ (r. 143)
‘die emmen meer geen werk als wel’ (r. 145)
‘getj er gij der die wel werk zoeken, ma getj er ook da niks doen hé?’ (r. 158-159)
‘ze zouden moeite moeten doen ma da gebeurt ni veel’ (r. 250)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 3
‘meerderheid lopen in hun eigen taalken te klappen’ (r. 10)
‘tis al verschillende keren ambras geweest mè die allochtonen’ (r. 15)
‘ambras zoeken en gaan doppen’ (r. 59)
‘tèn rijden ze daar rond, mè dikke Mercedessen en BMW’s…allemaal van den dop’ (r. 61-62)
‘das wel een feit da ze geen moeite doen voor werk te zoeken’ (r. 85)
‘die volgen geen les en die doen geen moeite’ (r. 89-90)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4
‘der zijn der veel da der eigenlijk geen moeite voor doen’ (r. 19)
‘dienen heeft hem beter aangepast, met dienen kan ik dan wel goe klappen’ (r. 51)
‘die da hun ni aanpassen, die doen wa da ze zeir peizen’ (r. 53)
‘ge loopt gewoon op straat en der passeren der u wel een stuk of vijf... azo tegen u lopen… en durft ni nog eens omkijken hé want dan hebt ge iets voren’ (r. 54-55)
‘zij mogen zeggen ooh vuilen bleken, gij ga voor mij werken en ik mag thuis.. en ik mag incasseren en als gij daarover dan iets zegt, dan hebt ge ambras’ (r. 59-60)
‘tis ni omda zij geen veirken mogen eten da gij geen veirken moogt eten hé’ (r. 72)
‘tzijn de slechte da naar hier komen’ (r. 87)
‘zij mogen aanslagen plegen en ambassades in brand steken maar gij moogt uw gedacht ni zeggen’ (r. 101-102)
‘moslims die zitten precies achter qua godsdienst’ (r. 139)
‘en hier komen ze hun moeien met ons gewoontes’ (r. 177)
‘Italianen zijn naar hier gebracht voor te werken en die hebben nu nog werk. Maar de Marokkanen die komen naar hier om van u te profiteren.’ (r. 260-262)
‘op u kap leven’ (r. 269)
‘en als ze dan wa vriendelijk zijn, da ze dan toch iets weerdoen’ (r. 274-275)
‘en u op straat bezien al een stuk stront hé’ (r. 296)
19
‘Ze komen hier op ons kosten leven en dan sturen ze iedere maand zoveel geld op naar ginder. Ze blijven hier zoveel jaar en ze vertrekken dan naar ginder en ze zijn binnen ginder…ze werken hier een jaar of tien en ze kunnen ginder de grote sjeik uithangen hé.’ (r. 349-353)
‘die kweken vollen bak, ze hebben allemaal zeven jongeren en da ga ni werken’ (r. 414)
‘en dan zie je die Marokkanen daar gewoon lopen… nen BMW en boenke boenke met de radio op […] stommen Turk mè uwe sjieken BMW. (r. 423-426)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 5
‘ze voelen hun beter als ons’ (r. 14)
‘hun leren fraksken en hun klak azo’ (r. 58)
‘white niggers’ (r. 94)
‘rap efkes ambras maken en rap op hun tenen getorren. Zij mogen alles tegen u zeggen maar als gegij dan iets weerzegt ist van vuilen blanken.’ (r. 96-99)
‘der zijn toch mensen da hier toekomen en da willen werken [...] meer bij wegenwerken en da soort’ (r. 160-162)
‘ze doen de vuile jobkes’ (r. 172)
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1
‘er zijn der veel die moeite doen om Nederlands te leren en om werk te vinden […] maar tzijn der ook heel veel da gewoon reclameren over tfeit da ze niks krijgen en doe ni echt moeite om Nederlands te leren’ (r. 28-32)
‘alleen maar zeggen da wij racistisch zijn’ (r. 33)
‘zoals ze hier doen das echt overdreven, zoals die daar staan die Marokkanen’ (r. 47)
‘den islam zo conservatief’ (r. 79)
‘als ze geen goesting hebben om te werken of gewoon willen profiteren van de staat en hun te schoon voelen voor Nederlands te leren (r. 110-112)
‘op ons kap leven’ (r. 197)
‘misschien zijn die zo radicaal’ (r. 250)
‘ze hebben altijd al willen bekeren hé, sinds de kruistochten’ (r. 252)
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2
‘gettovorming’ (r. 27)
20
‘da ze meer bij elkaar gaan allemaal wonen, en da ze zich leer afsluiten van de andere bevolking’ (r. 48)
‘dan pikken ze gewoon’ (r. 56)
‘ze komen hier doppen en profiteren van alles’ (r. 165)
‘elke keer wordt die lastig gevallen door vreemdelingen gewoon omda die blond haar heeft’ (r. 186-187)
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 3
‘das eigenlijk ni alleen bij allochtonen da ge da kunt opmerken da ze geen moeite doen om werk te zoeken’ (r. 5-6)
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5
‘in den islam of zo…ja tis wel neig vrouwonvriendelijk’ (r. 86-86)
‘ge hebt vreemdelingen die naar hier komen en die echt wel Nederlands willen leren en echt wel werken en echt hun best doen. En ge hebt er tan die vant dingen profiteren en hier komen zitten. Aja ze moeten hier niks doen hé.’ (r. 111-113)
‘als ze van’t ocmw al dertig jaar leven’ (r. 118)
‘ge hebt er echt da tvertikken om Nederlands te leren. Waarom komde dan naar hier? Ah gewoon voor te profiteren aja’ (r. 123-131)
‘ze komen van landen waar da ‘t strenge regels zijn en dan komen ze naar hier en dan breken ze den boel af.’ (r. 139-140)
‘zwarte [..] die hebben wa de mentaliteit van we zullen tmorgen wel doen’ (r. 197)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 1
‘tzijn der wel sommige dat hun aanpassen ma toch ni allemaal zè. Ze maken ons wijs da ze hun aanpassen, maar int echt…’ (r. 9-10)
‘ik vin da je der in Aalst ook al veel tegenkomt…echt groepkes da rondhangen’ (r. 52)
als ge ambras hebt mè ne Marokkaan of nen Turk ga je gans de Turken…één bende op uwe kop krijgen.’ (r. 78-79)
‘in Irak […] da zijn precies beesten. Alleen maar vechten.’ (r. 93-97)
‘alst er een probleem is..dan ist meestal omda ze samenblijven’ (r. 184)
‘ik denk da de maatschappij waar da zij zitten da de criminaliteit daar ook ewa hoger is dan hier.’ (r. 187-188)
‘ze denken van we kunnen ons hier toch alles permitteren’ (r. 195) 21
‘ik ga ni al mijn kameraden gaan vragen voor mijn probleem op te lossen [..] maar zij doen da wel.’ (r. 200-202)
‘ambras maken’ (r. 238)
‘in groep blijven’ (r. 242)
‘stoer doen’ (r. 244)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 2
‘da ze hun gedragen gelijk da tmoet hé’ (r. 18)
‘ni van den dop leven en gaan werken’ (r. 19-21)
‘der zijn meer Turken dan Marokkanen da hun rapper aanpassen aan onze levensstijl, vergeleken mè negers dan ook.’ (r. 32-34)
‘ge hebt er veel dat hun aanpassen ma tzijn der echt wel veel die tkot komen afbreken’ (r. 42)
‘die hangen allemaal goed aaneen’ (r. 49)
‘ze peizen van we zien hier nieuw, we krijgen hier alles, en tis azo ook aja?’ (r. 75)
‘omda ze altijd in groep blijven…direct altijd samenspannen ook al kennen ze mekaar ni’ (r. 102)
‘ze begapen u altijd want als ge in eir ogen ziet..eje iet voren.’ (r. 194)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3
‘tprobleem is da die mannen allemaal samentroepen en wij zijn meer wa individueler’ (r. 24)
‘de vrouwen […] hebben niks te zeggen’ (r. 39)
‘ambras maken’ (r. 44)
‘als ze naar hier komen om geld of een beter leven in gedachten, of da ze naar hier komen voor euh de boel hier op stelten te zetten..of hun totaal niks aan te trekken van hoe da de samenleving is dan is da misschien de verkeerde instelling.’ (r. 56-59)
‘iedereen heeft er schrik van’ (r. 61)
‘ze troepen gewoon samen en dan moogt ge er niks tegen zeggen want dan gaan ze nog vriendjes halen van op andere scholen.
‘ze hebben altijd wel nen uitleg, ze hebben nooit niks gedaan.’ (r. 70-71)
‘das misschien omda die cultuur wa primitiever is ofzo? Ze staan misschien nog dichter bij de natuur?’ (r. 75-78)
22
‘tzijn ook tamzakken […] want die staan daar gewoon ewa meer mè hun schipken ewa te staat en te kijken’ (r. 104)
‘ als ge tan ziet… kabel trekken enzo, en waterleidingen leggen, da zijn allemaal Turken en Marokkanen.’ (r. 110-111)
‘die mannen die profiteren van den dop’ (r. 132)
‘als ge ewa kinderen kweekt, moeje al ni gaan werken’ (r. 140)
‘voor hen is dat hier tparadijs op aarde’ (r. 212)
‘volgens mij verdienen die mannen hun geld mè vuil zaakskes.’ (r. 213)
‘die hangen allemaal neig aan mekanderen’ (r. 248)
‘geld dat is voor die mannen..da speelt allemaal gene rol hé, als die maar nen slechten auto emmen en een huizeken war da ze kinderen in kunnen kweken.’ (r. 250-252)
‘altijd schoon gekleed [..] dat hareken is altijd geknipt bij die mannen’ (r. 254-256)
‘die zijn misschien nog ewa ambachtelijker?’ (r. 258)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 4
‘de meeste die lopen hier gewoon rond..gewoon mensen uitdagen en ze werken ni. Vooral die Marokkanen’ (r. 1-5)
‘de Polen kunnen goe werken. Maar krijg nekeer ne Pool tegen u? Da’s de maffia hé?’ (r. 66-69)
‘mijn zuster verkeert altijd mè allochtonen, tis eender van wa land da ze komen. Want tis altijd zo hé, ze verkeren mè blanke meiskes, achteraf dumpen ze ze toch automatisch want van hun ouders mogen ze der ni mee trouwen. Die worden..die moeten dan trouwen mè één of de andere Marokkaanse of Turkse. Ze kruipen in bedde mè ons maskes maar wij mogen ni naar de hun zien, ook al zijnt felle da der soms es tussen lopen hé. Kijkt ernaar en ge krijgt slaag op uw gezicht hé.’ (r. 85-94)
‘ze klappen precies over dienen Allah precies of da de wereld ga vergaan’ (r. 105)
‘moesten ze gewoon vriendelijk zijn hé, in plaats van altijd mè vier of vijf in nen auto zo fars zitten zien hé’ (r. 184-185)
‘die zijn veel te agressief’ (r. 201)
‘ma in under eigen land zijn die cool hé?’ (r. 208)
‘twerk da wij ni moeten doen, da doen zij wel hé’ (r. 259)
‘waarom zouden ze werk zoeken? Ze kunnen toch dealen?’ (r. 280)
‘als ge in Brussel nekeer Mohammed roept dan ebde der direct tien Marokkanen aan uw been. Die noemen allemaal Mohammed.’ 23
ASO, Katholiek onderwijs groep 1
‘tzijn der echt wel dat hun goed aanpassen maar tzijn der dan ook enkele da dan heel vaak conflicten gaan opzoeken’ (r. 10-12)
‘tzijn echt wel heel veel problemen in die buurt, ook heel veel diefstallen.’ (r. 13)
‘de Chinezen zijn over ’t algemeen vanuit hun eigen al vriendelijk’ (r. 40)
‘islamieten […] en tis ook wel waar da die hun in groepen verplaatsen’ (r. 47)
‘zij bezien ons als racisten en wij bezien hun als racisten’ (r. 52)
‘als ge naar hier komt wonen moeje ook Nederlands leren hé, maar tzijn der ni zoveel da da doen’ (r. 63-64)
‘ze vormen groepen’ (r. 99)
‘ge kijkt nog maar efkes en ze voelen hun direct aangevallen en ze reageren ook direct agressiever dan Belgen’ (r. 101-102)
‘als ter conflicten zijn in Aalst…vaak zijn der wel allochtonen bij betrokken’ (r. 139140)
‘ze komen wel meer op voor mekaar als blanke mensen, da ze veel meer aaneen hangen’ (r. 153-154)
‘ik vin da der toch wel een verschil is tussen Afrika en Azië en dan…de Islamitische landen. Zo ook mè hun geloof hé? Zij geloven echt da der één god is en ze staan echt voor niks anders open hé.’ (r. 232-235)
‘ik denk echt wel da ze hun vijandig opstellen tegenover alles’ (r. 251)
‘dan beginnen ze agressief te doen en dan beginnen ze uit te dagen’ (r. 264)
ASO, Katholiek onderwijs groep 2
‘tis ni omda ze naar hier komen en binnen twee jaar terug weg van ja jongens kmag hier tkot eens afbreken hé. Ze moeten hier geen rel komen schoppen’ (r. 27-29)
‘diegene die hier in Aalst wonen die kennen mè moeite Nederlands […] vooral de Turken’ (r. 37-39)
‘we voelen ons wa aangevallen door de mensen die uit al die armere landen komen en die kunnen hun dan soms ni opwerken en die komen dan in de marginaliteit terecht.’ (r. 100-102)
‘vreemdelingen […] troepen samen’ (r. 111)
‘als der iets anders mis gebeurt mè de Marokkaanse maatschappij komen ze massaal op straat […] en ze pleiten allemaal voor tolerantie, maar zelf zijn ze eigenlijk maar weinig tolerant’ (r. 132-137) 24
‘ik vind da Afrikanen nog meer dan Noord-Afrikanen en Turken hun een beetje te veel afschermen van de blanke wereld’ (r. 198-200)
‘tgebeurt veel meer da Afrikanen, tegenover Turken dan ofzo, da die echt zo hun eigen waarden en hun eigen gewoontes blijven hanteren’ (r. 214-215)
ASO, Katholiek onderwijs groep 3
‘der zijn der veel da zo Nederlandse lessen volgen, maar der zijn der ook veel da het hun inderdaad ni aantrekken’ (r. 6-7)
‘tzijn der hier da geen werk zoeken ook’ (r. 11)
Marokkanen […] ze doen misschien ni de hogere jobs, als ge tzo nekeer ziet in de wegenwerken, twerken der veel zè’ (r. 20)
‘ma tzijn der ni veel die Nederlands spreken of willen spreken hé’ (r. 26)
‘de meeste kunnen wel altijd Frans’ (r. 157)
ASO, Katholiek onderwijs groep 4
‘ze passen hun toch ni goed aan hé?’ (r. 11)
‘maja.. wie krijgen wij ook hier? Tzijn al de slechte hé. […] Zijde gij al eens in Turkije geweest? Wetegij wa vriendelijke mensen da da zijn?’ (r. 33-39)
‘ge moet er nog maar nekeer dertegen komen e tis van è wat ist? zoekte boel? En in ene keer staat daar ne groep van kweet ni hoeveel bij’ (r. 47-48)
‘ze leven hier in groep hé?’ (r. 77)
‘ze willen veel. Allee.. ze willen nen eigen dit en nen eigen dat’ (r. 101)
‘ze hebben daar dan al verhalen van gehoord als ge mè ne moslim trouwt en dan… tis allemaal goed tot as ge getrouwd zijt en dan beginnen ze allemaal raar te doen’ (r. 113115)
ASO, Katholiek onderwijs groep 5
‘de meesten passen hun toch ni aan’ (r. 16)
‘ als zij nu ne cultuur hebben… sommigen gaan daar wel dan extreem in’ (r. 132-133)
‘der zijn meer allochtonen dat hier in de criminaliteit zitten hé?’ (r. 166)
Met behulp van dit overzicht kunnen we enkele terugkerende kenmerken onderscheiden die het onderwerp zijn van stereotiepen over allochtonen. Enkel de voornaamste zullen hier worden
25
besproken omdat dit de stabiele stereotiepe kenmerken zijn die samen de prototypische allochtoon vormen. Een eerste onderwerp waar stereotiepen over de allochtone minderheid op zijn gebaseerd, is het al dan niet verrichten van arbeid. Daarover doen meerdere uitspraken de ronde, die tegengesteld zijn aan elkaar en dus in een gesprek tegenover elkaar kunnen worden uitgespeeld door verschillende sprekers. Enkele voorbeelden: (vb 9) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 3] 85 B ma das wel een feit da ze geen moeite doen aja/..voor werk te zoeken//
(vb 10) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4] 256 B 257 258 D 259 260 261 262
der zijn der ook wel veel die we naar hier gehaald hebben hé// in den tijd met de mijnen // da waren de italianen// .. maar da waren de italianen// de italianen zijn naar hier gebracht voor te werken en die hebben nu die hebben nu *nog werk// maar de marokkanen die komen naar hier om van u te profiteren//
(vb 11) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 5] 342 C 343 344 B 345 D 346 B 347 C 348 349 D 350 351 352 A 353
zie je ons al in marokko? kom nederlands kom nederlands/ ’t toppunt van al is da.. meer als den helft is analfabeet in marokko// tis daarom da ze ook naar hier komen hé// dan komen ze hier den analfabeet uithangen// nee om hier te leren= om hier een degelijke opleiding enzo te krijgen// X1 zijn pa hé.. X1 zijn pa dienen heeft *koten van huizen staan in marokko/ die zijn daar supergoeiekoop aja// (xxxxxxxx) ze komen hier op de kosten van van ons leven en dan sturen ze iedere maand zoveel geld op naar ginder/ ze blijven hier zoveel jaar en ze vertrekken dan naar ginder en ze zijn binnen hé aja ginder// (xxxx) mè hun sjiek auto’s en al (xxx)en ze werken hier een jaar of tien en ze kunnen ginder de grote sjeik uithangen hé//
(vb 12) [TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3 ] 104 C ma tzijn ook tamzakken// 105 ((gelach)) 106 mijne ..nonkel heeft euh... tegen zijnen baas gezegd van ja..ik wil geen enen turk 107 nimeer in mijn ploeg omdat ’t aal tamzakken zijn/ en euh.. hij heeft zijn 108 goesting gekregen// 109 want die staan daar gewoon ewa meer mè hun schipken ewa te staan en te kijken// 110 B ja ma tan..als ge ziet (xxx) kabel trekken enzo… en waterleidingen leggen/ da zijn 111 amaal.. allemaal turken en marokkanen// […] 128 ze moeten gewoon die=dienen… dop afschaffen// 129 da moeten ze doen// 130 (da ze hier de dinges) ni uitbuiten en werk beginnen zoeken//
26
131 ((instemmend mmm)) 132 C die mannen die profiteren van den dop//
Bovenstaande voorbeelden tonen verschillende stereotiepe uitspraken over allochtonen. Een eerste (vb 9) daarvan is het idee dat allochtonen niet werken en geen moeite doen om werk te zoeken. Daarmee samenhangend is er ook het stereotype (vb 10) dat allochtonen profiteren van de werkloosheidsuitkering, en op de kosten van de autochtone bevolking leven, al dan niet vergezeld van de uitspraak dat allochtonen het opgestreken geld naar hun land van afkomst versluizen (vb 11). Natuurlijk zijn er weinigen die durven beweren dat deze uitspraken gelden voor de hele uitgroep. Daarom is ook een stereotype in het leven geroepen die wel bewijst dat allochtonen ook werk kunnen hebben (vb 12), namelijk dat allochtonen de minderwaardige jobs doen, zoals wegenwerken. Deze wegenwerken is het enige beroep dat doorheen de gesprekken wordt genoemd. Als we alle gesprekken overlopen, komen we tot de conclusie dat participanten een heel duidelijk beeld hebben over allochtonen wat het verrichten van arbeid betreft: de meerderheid van de uitgroep werkt niet, en beschikt over een hele resem uitvluchten om aan werk te ontsnappen, zoals onder andere het krijgen van vele kinderen ( TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3). Diegene die wel werken, hebben minderwaardige jobs die de autochtone bevolking weigeren te doen. Het hoeft niet worden uitgelegd dat stereotiepen als deze nefast voor het beeld dat de participanten over allochtonen hebben. Toch valt het op dat er weinig aan gedaan wordt om deze stereotiepen te ontkrachten. Vaak maakt men wel een tweedeling tussen de geïntegreerde allochtonen, die werk zoeken, en de niet-geïntegreerden die profiteren van de Belgische staat. Zo laten sprekers zien dat het probleem van niet-werkende allochtonen niet zomaar een opinie is, maar een feit in de wereld. Dit wordt nog besproken in de volgende hoofdstukken. Die indeling binnen de uitgroep doet echter niets af aan het feit dat de sprekers in kwestie wel hetzelfde beeld van de prototypische allochtoon hanteren. Alleen is er wel de bedenking dat het beeld niet voor iedereen geldt. Een tweede onderwerp binnen stereotiepen over de uitgroep is de sociale cohesie. Iedereen die deelneemt aan de gesprekken is het erover eens dat allochtonen in groep leven. Volgende voorbeelden tonen dit aan: (vb 13) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 27 D (xxx) da ge zo gettovorming krijgt/ kweet da ni.. kdenk da da eigenlijk soms normaal 28 is//
27
29 30 31
we moeten da natuurlijk proberen tegengaan ma.. als gij naart buitenland zou gaan en ge weet waar dat er ergens veel belgen wonen,.. ik kan wel aannemen da ge daar dan ook wel zou gaan wonen//
(vb 14) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 1] 184 B 185 A 186 B 187 A 188 189 190 191 192 193 194 195
alst er een probleem is…da ist meestal omda ze..*samen blijven, xxxxxxx// ja/ dat is dan de steden/ ja ik denk ook wel da de maatschappij waar da zij… zitten/ da da anders is als hier// da=da de criminali*teit daar ook wel ewa hoger is dan hier// kweet da ni/ ofwel is da omda ze hier zitten da ze meer (peizen) de mensen hebben schrik van ons ze kunnen ons toch ni=we kunnen toch doen wa da we willen// want.. ze zien dat ook wel hé als ze=als ze ambras emmen mè iemand..dan..euh staan ze de volgenden dag mè=mè dertig man.. voor uwe neus/ en..(u eigen) kameraden die=die emmen schrik en die peizen we gaan ons ni bemoeien en tan..emmen zij alleen maar een *groter machtsgevoel en denken ze van ja kom.. we kunnen ons hier toch alles permitteren dus we gaan nog een beetje meer euh..//
(vb 15) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 1] 151 152 153 154 155 156 157 158
D wa da *wel goe is van hun is da ze voor mekaar opkomen hé// A ja das wel waar// ze komen wel meer op voor elkaar als=als blanke mensen denk ik/ da ze veel meer aaneen hangen// B das ook omda zezij hier als..ze weten da ze… vreemdeling zijn hé en dan gaan ze ook meer bij elkaar kruipen hé// A ook waar// ma da zouden de blanken in afrika misschien ook wel doen ofzo//
In deze citaten komt steeds het stereotype van het groepsgevoel bij allochtonen naar voor. De participanten kunnen verschillen in mening wat betreft de evaluatie van het zogezegde ‘samentroepen’, maar daar blijft het bij: sprekers voeren een discussie over de vraag of het groepsgevoel bij de uitgroepleden een positief of een negatief kenmerk is, maar nergens in de gesprekken wordt het bestaan van het groepsgevoel in vraag gesteld. We kunnen er dus vanuit gaan dat ‘samentroepen’ of ‘leven in groep’ een kenmerk is van de prototypische allochtoon. Meer nog, het gebeurt vaak dat datzelfde groepsgevoel als oorzaak van of samenhangend met andere kenmerken van dat ‘uitgroepprototype’ wordt gezien zoals agressief gedrag, de onwil om zich te integreren, wangedrag en delinquentie. Deze kenmerken bespreken we hieronder. Een derde onderwerp waarin stereotiepen over de allochtone minderheid in werden ingebed is het sociale gedrag, de omgang met anderen. Dat heeft vooral te maken met het idee dat leden van de uitgroep agressief, opdringerig en onvriendelijk van aard zijn. Enkele voorbeelden: (vb 16) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1]
28
244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261
A ok *tis extreem hoe da ze reageren enzo hé/ en ik vind wa da der in die gevangenissen gebeurd is [ D [ in die gevangenissen wa der daar gebeurd is das.. irritant das verschrikkelijk/ A die gevangenissen daar da vin ik veel erger da ze *daar tegen protesteren..*das normaal ma… ja misschien zijn die zo… radicaal D tis dat hé// ze hebben altijd al willen bekeren hé/ sinds=sinds de kruistochten// A maja das tkatholicisme ook hé// de paus enzo// D ma da moeje wel toegeven ze beschouwen hunne godsdienst als dominant// ze hebben zoiets van wij hebben het hier.. vele beter/…vinnek ik// B der is ook nog altijd maar *één god en dat is allah// D ja// voor mij geen probleem da ge uw geloof beleidt da=da kan mij ni schelen/ (ik vin da wel zever) ma das *mijn mening… ma.. leg het ni aan iemand anders op en da proberen ze wel te doen
(vb 17) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 182 D 183 184 A 185 B 186 D 187
ik heb der..persoonlijk geen problemen mee maar ik denk blonde meisjes ofzo, da die daar veel meer problemen mee hebben// waarom? ge moet nekeer naar de cirque gaan man// als ge mè X2 nekeer opt straat loopt euh.. gegarandeerd.. elke keer wordt die lastig gevallen.. door.. door vreemdelingen gewoon omda die blond haar heeft//
(vb 18) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 4] 184 D moesten ze gewoon vriendelijk zijn hé in plaats van altijd mè vier of vijf in nen auto zo 185 fars zitten zien hé/ geen probleem ..maja/ 186 C beter ne vriend dan ne vijand hé/ 187 A als ze zij hun mening.. als ze zeir..als ze zeir mogen uitkommen voor hun dingen hé.. 188 zeir mogen uitkomen voor .. zij mogen hé maar ze hebben mijne kameraad 189 ineengeslaan omdat hij mè zijn kameraden uitging mè een gabbervestjen 190 aan// 191 gewoon azo.. een kort zwart vestjen azo// 192 hij luistert naar dienen hardcoredingen azo/ maar diene jongen luistert daar gewoon 193 naar/ …. qua politiek is da ne socialist// 194 ze beginnen die daar gewoon overhoop te slaan omdat em die *frak aan heeft/ diene 195 jongen heeft niet misgedaan// 196 C ja dienen enen jongen// 197 die luistert naar (xxxx)/ ik ken diejen// 198 diejen..diejen (xxxxxxxxxxx)// 199 dienen heeft er veertien dagen ni goe van geweest dienen// 200 helegans in mekanderen ge..geslagen// 201 A die zijn veel te agressief ah// 202 D kvraag mij af waarom// 203 moesten wij ook zo nekeer zijn hé maat.. tzou wel cool zijn zè dan// 204 A das echt..allee qua karakter is daar gewoon..
29
Participanten geven vaak de indruk te denken dat allochtonen erg agressief zijn, en conflicten opzoeken. Toch geven vooral jongeren in technische en beroepsrichtingen meer meldingen van incidenten en vechtpartijen met leden van de allochtone uitgroep. Blijkbaar heerst bij hen, meer dan bij ASO-studenten, het idee dat er erg veel aanvaringen zijn tussen beide groepen. In verschillende gesprekken komt ook het idee dat allochtonen opdringerig zijn aan bod: sommige vrouwelijke participanten geven aan dat allochtone jongens opdringerig zijn op een seksuele manier (vb 17), terwijl anderen dan weer de nadruk leggen op het opdringen van hun geloofsovertuigingen (vb 16). Meerdere keren wordt ook aangebracht dat allochtonen onvriendelijk zijn (vb 18). Toch komen onvriendelijkheid en opdringerigheid minder frequent voor in gesprekken dan agressiviteit. Als besluit kan worden gezegd dat de prototypische allochtoon zich agressief kan gedragen, onvriendelijk is tegenover de autochtone meerderheid en opdringerig kunnen zijn. Een vierde soort van stereotype handelt specifiek over de uiterlijke kenmerken van de allochtone minderheid. Daarbij kijken we niet naar genoemde uiterlijke kenmerken die samenhangen met geloof, maar die eerder samenhangen met uiterlijk vertoon, zoals aangegeven wordt in onderstaande voorbeelden: (vb 19) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4] 420 C 421 422 423 424 425 D 426 C
da vind ik altijd wel raar/ wij werken allemaal in een fabriek vollen bak hé/ vollen bak krabben enzo, opt einde van de maand ah shit en zit ze daar te schriejn voor rekeningen enzo// en tan zie je die marokkanen daar gewoon lopen .. nen bmw en boenke boenke boenke met de radio op// zie je daar ne gast van achttien jaar passeren mè de nieuwsten bmw/ en dan sta je daar echt wel van *stommen turk mè uwe *sjieken bmw //
(vb 20) [ TSO-BSO, Gemeeschapsonderwijs groep 5] 58 A 59 […] 62 A 63 64 B 65 A 66 B 67 A 68 B
hun leren fraksken en.. hun klak zo.. ((gelach))… ja ge ziet dan wel direct..wa voor enen dat’t is// da valt te zien maar.. die da we kennen dat hun ni aanpassen dedie hebben altijd een trainingsbroek aa::n/.. leren fraksken.. // en hun broek met hun kousen derover// en die (lopen) precies alsof da ze een mankement hebben// en hun broek in hun kousen// ja/.. hun broek in hun kousen// die lopen tèn azo rond ((gebaar)).. en die fles wijn onder under arrem enzo//
(vb 21) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3] 212 E voor eer is dat hier tparadijs op aarde// 213 C volgens mij verdienen die mannen hun geld mè vuil zaakskes hé//
30
214 D […] 250 B 251 252 253 254 255 256 257 258 D
hoe komen die zo rap aan al die sjieke auto’s? en geld dat is voor die mannen .. da speelt allemaal gene rol hé/ als die maar nen auto emmen.. ne slechten auto enne..enne een huizeken waar da ze kinderen in kunnen kweken// maja *meer waarde emmen die.. alee als ge da ziet// wel altijd schoon gekleed/ da wel// daar kunde niks op zeggen// dat hareken is altijd geknipt bij die mannen// tegenover als gij hier gaat.. aja..ne coiffeur dat is hier ook direct twintig euro zè// ja die zijn misschien nog ewa ambachtelijker?
Dit zijn de uiterlijke kenmerken die het vaakst worden toegeschreven aan de leden van de allochtone minderheid. Het vaakst heeft men het over dure wagens en luxe, maar ook over een speciale kledingstijl of persoonlijke verzorging. In voorbeeld 21 zien we opnieuw dat stereotiepen erg flexibel zijn, en veranderbaar naargelang de context: op regel 214 bevestigt spreker D het stereotiepe dat allochtonen meestal in het bezit zijn van een dure wagen, terwijl spreker B enkele turns later een stereotype aanbrengt dat net het tegenovergestelde zou moeten bewijzen: luxe speelt geen rol bij allochtonen omdat ze ‘niet meer waarde hebben’. Een uitzondering daarop geeft B zelf al aan, met name de persoonlijke uiterlijke verzorging. Het prototypische lid van de uitgroep laat zich de luxe welgevallen, en distantieert zich soms van de autochtone meerderheid door het zichzelf aanmeten van een aparte kledingstijl. Een laatste algemene categorie waarover veel stereotiepen de wereld worden ingestuurd, is het wangedrag van allochtonen. De term ‘wangedrag’ bestrijkt een heel breed veld van de onwil om zich aan te passen tot delinquentie. Vooral deze twee toepassingen worden vaak besproken in de groepsgesprekken. Vele participanten gaan ervan uit dat het zich houden aan regels een gevolg is van integratie. Daarbovenop zijn diezelfden er ook van overtuigd dat de meerderheid van de allochtonen zich niet wil aanpassen. Met andere woorden: wie zich gedraagt, is geïntegreerd en wie zich niet aanpast wordt gezien als een overtreder. De problematiek rond de hele integratiethematiek wordt in hoofdstuk 6.1.2. (p. 39) verder uitgelegd. Integratie is dus ook een belangrijke bron voor stereotiepen over allochtonen, zoals onderstaande voorbeelden zullen aantonen. (vb 22) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 250 B ze zouden moeite moeten doen ma da gebeurt ni veel hé?
(vb 23) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5] 111 C ge hebt vreemdelingen die..die naar hier komen en die echt wel nederlands willen 112 leren en echt wel werken [
31
113 114 115 […] 127 128 129 130 131 132 133 134
A
[ en echt hun best doen// en ge hebt er tan die van tdingen profiteren xxxxxxxxx en hier komen zitten/ aja ze moeten hier niks doen hé?
D mensen da hier al=al dertig jaar wonen bevoorbeeld en da nog geen euh..nederlands of frans kunnen [ C [ ge hebt er echt da tvertikken om te leren hé// D waarom komde dan naar hier? A ah gewoon voor te profiteren aja// D a=a=als ge de taal ni kunt/ hoe kunde u dan euh..integreren in de maatschappij van hier? A meer aan de regels aanpassen ook hé?
(vb 24) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 2] 30 D 31 32 C 33 34 35 A 35 C
de ouderen passen hun meer aan/ allochtonen.. thangt ervan af dewelke// der zijn meer turken dan marokkanen da hun rapper aanpassen aan onze levensstijl// vergeleken mè ..negers dan ook/ hmhm// of=of…of van andere landen ofzo//
(vb 25) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4] 10 A dus euhm...jah.. ik *denk da ge ze ni allemaal over dezelfde kam kunt scheren maar 11 eigenlijk feitelijk.. ze passen hun toch ni goed aan hé? 12 hoe da ge da nu draait of keert//
Blijkbaar leeft bij velen het stereotype dat allochtonen zich niet aanpassen, en gaat men ook andere stereotiepen gebruiken die zouden bewijzen dat de onwil om zich te integreren een feit is. Er zijn dus vele stereotiepen die allemaal op elkaar zijn gebaseerd, wat het nog moeilijker maakt om deze stereotiepen te ontkrachten. Ook stereotiepen over delinquentie bij allochtonen hangen hiermee samen. Veelal wordt ervan uitgegaan dat de allochtone minderheid vaker bij conflicten en misdaad zijn betrokken. Voorbeelden 26, 27, 28, 29 en 30 illustreren dit: (vb 26) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 49 B 50 51 52 53 54 D 55 56 B 57 D 58 B
[ ja nu ook in liedekerke (xxxxxxx) wonen allemaal in dezelfste straat en *elk huis da nu te koop komt bij ons.. is altijd van (familieleden) (xx) op de kouteren// da valt *op gewoon bij ons omda.. vorig jaar wast alleen hé= wast allemaal gewoon en nu wonen der rechtover ons ..zwarte wonen der twee huizen van ons weer zwarte [en [ komen die naart klein moleken? ja maar[… dan pikken] ze gewoon/ dan pikken ze gewoon// [ aja dan ist goed hé B?] nee ma.. kweet da ni en.. kvind da dan eigenlijk (die mensen ni slecht) hé maar int
32
59 60 61
weekend krijgen we dan opeens euh..twee allochtonen.. twee allochtone zwarten ofzo.. of allochtonen uit brussel/ en tegen savonds hebben ze dan één of ander geweer meegepikt da we de politie moeten bellen en dan peisde zo van ja
(vb 27) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3] 212 E 213 C 214 D 215 C
voor eer is dat hier tparadijs op aarde// volgens mij verdienen die mannen hun geld mè vuil zaakskes hé// hoe komen die zo rap aan al die sjieke auto’s? verkopen hé..drugs//
(vb 28) [TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 4] 63 A 64 56 66 B 67 A 68 D 69 C
tkomt er gewoon op neer.. dedie da hun ni aanpassen ..allee..ze verbrodden gewoon ook tgene voor de die da hun wel aanpassen want die krijgen ook ne slechten naam.. ooh tis ne marokkaan of tis nen turk tis ne pool of kweet ni wa// ma de polen kunnen goe werken// ja ze kunnen misschien goe werken ma krijg nekeer ne pool tegen u? ja dat is wel// de maffia hé//
(vb 29) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 1] 8 C ja ik vind tbelangrijkste punt gewoon ze moeten zich echt wel *aanpassen want ik 9 woon nu in de buurt van die moskee/ op de moorselbaan en tvalt wel op da der daar 10 echt wel veel meer allochtonige mensen lopen.. ma… tzijn der echt wel dat hun echt 11 goed aanpassen maar tzijn der dan ook enkele da dan heel vaak conflicten gaan 12 opzoeken enzo// 13 en...allee ja..tzijn echt wel heel veel problemen in die buurt/ ook heel veel diefstallen/ ik 14 ga ni gaan zeggen dat *zij dat allemaal doen maar…allee ja tvalt wel op da t daar 15 meestal [ 16 B [ das ook toevallig da tdaar 17 C ((lachje)) ja//
(vb 30) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 166 C ja de kans is…eigenlijk…der zijn meer allochtonen dat hier in de criminaliteit zitten 167 hé? 168 A ja da wel//
Als we een samenvatting maken van deze voorbeelden, kan worden gezegd dat de allochtone minderheid wordt verdacht van onder andere handel in verboden middelen, maffiapraktijken, diefstallen en het bewust opzoeken van conflicten. De prototypische allochtoon weigert zich aan te passen en komt meer in aanraking met criminaliteit dan de autochtone bevolking. Als we alle opgenoemde stereotiepen opnieuw overlopen, en ze allemaal opnemen in het beeld van de prototypische allochtoon, kunnen we enkel tot de conclusie komen dat de meeste van de participanten een erg negatieve perceptie over de allochtone minderheid hebben. De gebruikte voorbeelden zijn immers geen alleenstaande gevallen, maar waren argumenten die in de 33
meerderheid van de gesprekken terug te vinden waren. Regelmatig werden stereotiepen wel van enige nuance voorzien, maar dat deed geen afbreuk aan het feit dat bijna alle participanten dit beeld wel hanteren. Stereotiepen werden weinig weerlegd, hoogstens genuanceerd. Het spreekt vanzelf dat dergelijk negatief beeld over de uitgroep niet ten goede komt aan de omgang met die groep, en dat weinigen in staat zijn te gelijkenissen tussen ‘wij’ en ‘zij’ te erkennen.
De manier waarop de definitie van in- en uitgroep verschuift naargelang de context Er werd eerder al uitgelegd hoe participanten de indeling maken tussen de eigen ingroep en de uitgroep. Vaak wordt over de allochtone minderheid gesproken als één min of meer homogene groep, maar dat is zeker niet altijd zo. Het beeld van de prototypische allochtoon is overal aanwezig, maar toch wordt er ook buiten de lijnen van die figuur gekeken: men gaat de prototypische allochtoon vergelijken met leden van de uitgroep die ze persoonlijk kennen, of met voorbeelden uit de media. Er worden meerdere nationaliteiten opgesomd doorheen een gesprek, maar sommigen komen veel vaker voor dan anderen, zoals figuur 1 aangeeft.
Figuur 1: Allochtone subgroepen in groepsgesprekken over allochtonen 70 60 50 40 30 20 10
Ve e re Tu ni gd rk ije Ko Ve ni n re kr ni ij k gd e st at en Zi ge un er s
Sp an j
an d Ru sl
Po uc le n ht el in ge n vl
Po lit
ie ke
M ar M ok os ko l im we re ld Ne de rla No nd or dA No frika or we ge n
Ch in a Du i ts la nd Fr an kr ijk
Af ri k
a
0
nationaliteiten
34
In de figuur worden de opgesomde allochtone subgroepen uit alle groepsgesprekken die minstens tweemaal voorkomen op alfabetische wijze gerangschikt. De hapaxen (nationaliteiten die slechts eenmalig voorkomen in het corpus) werden niet vermeld in de figuur, omdat het in dat geval eerder gaat om een uitzondering. De vermelde subgroepen komen niet in alle gevallen overeen met een bepaalde nationaliteit: sommige subgroepen die werden gebruikt kregen algemene namen als ‘de moslimwereld’, ‘politieke vluchtelingen’ of ‘zigeuners’. Soms werd ook de naam van het continent gebruikt. Dit is enkel het geval wanneer de participanten deze naam zelf aandragen. De spreker in kwestie moet een bepaalde reden gehad hebben waarom op dat moment die benaming wordt gekozen, dus werd die indeling ook gerespecteerd binnen de figuur. De verschillende benamingen zijn in feite een goede illustratie van het afstammingsgroepen-idee
van
Wodak
en
Reisigl
(Wodak
en
Reisigl,
1999):
de
gemeenschappelijke afkomst van groepen is erg vaag en kan verschillende invullingen krijgen, zowel op vlak van nationaliteit, cultuur, geloof als sociale afkomst. Door de opsomming van verschillende nationaliteiten kan de definitie van de allochtone minderheid een uitbreiding of verschuiving ondergaan. In enkele gesprekken blijft men het hele gesprek door enkel over allochtonen spreken als één homogene groep, of kiest men één nationaliteit waar men gedurende de hele discussie over spreekt, maar deze zijn zeker in de minderheid. De meeste gesprekken gaan van start met enkele zeer algemene uitspraken over de uitgroep als homogene massa, zonder onderscheid te maken in land van afkomst. Daarna gaat men die gedane uitspraken toepassen op of vergelijken met enkele nationaliteiten. Daardoor krijgt de categorie toch enkele subgroepen en krijgt de term ‘allochtoon’ een concretere invulling. Een andere mogelijkheid is het gesprek starten met één nationaliteit en dan vervolgens uitbreiden, door vergelijking met andere subgroepen of door een opsomming van nationaliteiten. Als we specifiek kijken naar welke subgroepen als eerste in een gesprek worden vermeld, zien we dat enkele groepen veel vaker worden opgegeven dan andere. Immigranten uit Marokko, Turkije en de moslimwereld in het algemeen worden procentueel meer genoemd dan alle andere nationaliteiten. Dit hangt uiteraard samen met het feit dat deze drie subgroepen ook het talrijkst zijn doorheen het hele gesprek, zoals in figuur 1 duidelijk te zien is. Andere subgroepen komen veel minder regelmatig voor. De minder vaak genoemde nationaliteiten komen ter sprake omdat een vriend of kennis van de spreker toevallig die nationaliteit heeft. Het noemen van een vriend, beweegt de toehoorders ertoe om op hun beurt ook voorbeelden van allochtone vrienden te geven, waardoor nog meer subgroepen een onderwerp van gesprek 35
worden. Op die manier krijgt de categorie ‘uitgroep’ een steeds concretere invulling. De participanten hebben aangegeven dat er enkele grote subcategorieën binnen de uitgroep bestaan. De meest vernoemde categorie (ook zichtbaar in de grafiek) is de categorie van de Marokkanen, de Turken en de moslimwereld in het algemeen. Dit wordt als één subgroep gezien zoals enkele voorbeelden zullen verduidelijken: vaak worden deze drie door elkaar gebruikt alsof ze synoniemen zijn van elkaar. (vb 31) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4] 423 C 424 425 D 426 C
en tan zie je die marokkanen daar gewoon lopen .. nen bmw en boenke boenke boenke met de radio op// zie je daar ne gast van achttien jaar passeren mè de nieuwsten bmw/ en dan sta je daar echt wel van *stommen turk mè uwe *sjieken bmw //
(vb 32) [ TSO-BSO Katholiek onderwijs groep 4] 1 A ter zijn der die hun aanpassen maar de meeste die lopen hier die lopen hier gewoon 2 rond gewoon rond van.. gewoon mensen *uitdagen en ze werken ni dus// 3 B (xxxxxxxx) 4 C bepaalde landen he// 5 D vooral die marokkanen// 6 ((gelach)) 7 D neje.. marokkanen en turken op zichzelf.. allee.. tzijn die da daar tussen zitten ..die 8 (russen) die zijn ewa braver// 9 ma dat is toch? 10 tzijn allemaal die *turken// 11 A eigenlijk begint da hier over allochtonen en wij peizen hier direct op marokkanen en 12 turken// 13 ((gelach)) 14 D ma das toch norm*aal zeker? 15 C van die (gewone) hoorde gij toch niks van//
(vb 33) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 88 B aja al die afrikanen ofzo of marokkaans land da naar hier komen/ 89 en wij moeten dan turks leren om hun te verstaan//
Dat groepsgrenzen arbitrair zijn, komt ook hier tot uiting. Eerder in dit hoofdstuk werd al uitgelegd dat niet iedereen dezelfde definitie hanteert voor de term ‘allochtonen’. De voorbeelden die erbij hoorden (vb 1, 2 en 3) waren daar een goede illustratie van: sommigen vinden dat immigranten van de derde generatie niet meer tot de uitgroep behoren, terwijl anderen ervan overtuigd zijn dat leden van de autochtone bevolking die zich een kledingstijl aanmeten die wordt geassocieerd met allochtonen, evengoed tot de uitgroep kunnen behoren. In de gesprekken zien we dat iedereen een eigen idee heeft over wie in de ‘zij’-groep hoort. Een groep die volgens vele participanten een nogal dubieuze positie innemen is de Waalse
36
bevolking van België. Zijn bevinden zich als het ware op de grens tussen in-en uitgroep: sommigen zien hen als een subcategorie binnen de eigen ingroep, en anderen zien hen dan weer als leden van de uitgroep. Vaak worden ook vergelijkingen gemaakt tussen Walen en allochtonen om te duiden op gelijkenissen of verschillen tussen beiden, die op hun beurt ook de bestaande stereotiepen over de allochtone bevolking voeden. Onderstaande voorbeelden geven dit aan: (vb 34) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 16 C ma..de meesten passen hun toch ni aan dan? 17 A maja..wete…wa bedoelde mè ni aanpassen? 18 C van taal// 19 en..ja cultuur da ge da wil behouden da kan ik nog verstaan [ 20 A [ma van taal zijn der wel 21 nog *vrij veel zè..die toch [ 22 B [ ja ge moet rekenen tzijn veel walen da geen vlaams 23 praten/ 24 A ja ((lacht)) 25 C ja ma..da ze tan naar wallonië gaan hé, 26 die mensen spreken frans.. en komen dan naar hier in vlaanderen//
(vb 35) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4] 186 A 187 C 188 189 A 190
ma toch..ze moeten toch nederlands kunnen hé ? ja// maja.. als ter ne waal naar hier komt dieje kan hij ook geen nederlands hé? *das just// ze zijn even slecht// ((lacht))
(vb 36) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 191 B 192 193 194 195 196 C 197 B
kvin da dan nog erger mè die *walen/ alee…die leven daar in=in=in den *hemel of wat is da daar// die mogen dor doen wa ze willen, ze emmen daar geen *flitspalen en al, die zijn nog *erger als die allochtonen// ja/ der zijn wel *belgen da erger zijn// nee ma hebt gij bij elke soort slechte hé aja?
Verder wordt nog een onderscheid gemaakt tussen migranten uit de moslimwereld, uit Afrika, uit Azië en uit Oost-Europa. Daarnaast wordt ook nog een aparte categorie gemaakt voor politieke vluchtelingen, die volgens de participanten toch een speciaal statuut hebben. Als toch West-Europese landen worden genoemd, is het eerder om een soort ‘geruststelling’ te bekomen. Dit zien we duidelijk in onderstaand voorbeeld: (vb 37) [ASO, Katholiek onderwijs groep 2] 37
84 B in mijn straat wonen der azo hé en da waren een groot gezin he, die hebben zeker vijf 85 zes zeven kinderen en die waren allemaal zo bruin hé/ en da was ooh da zijn turken 86 da zijn turken/ en eigenlijk waren da geen turken maar ‘t waren gewoon mensen die 87 lang in frankrijk hebben gewoond/ maar int begin waren die echt zo megabruin en 88 ondertussen zijn die hier zeker al vijf jaar en da zijn gewoon fransmannen en ik dacht 89 dat ook eerst maar da zijn dus nu ook wittekes// 90 A voila/ probleem opgelost// 91 daarmee da der..der moet gewoon een beetjen een mentaliteitsverandering komen 92 zowel bij allochtonen int algemeen als bij ons/ 93 want… wa da wij..aanduiden als allochtonen is ni altijd juist// 94 der zijn allochtonen van *alle soorten// 95 B ja als wij naar amerika gaan zijn wij dat ook hé? 96 A: als wij naar amerika gaan dan zijn wij ook.. buitenlanders hé/
Blijkbaar valt er een soort ongerustheid van de schouders als de bruingetinte nieuwe buren die men voor Turkse allochtonen aanzag ‘gewoon Fransen’ blijken te zijn. Hier zien we goed dat Europeanen of Westerse immigranten in het algemeen minder in het plaatje van ‘typische allochtonen’ passen, en ook meer als een lid van de ingroep worden beschouwd.
38
6.1.2. Definitie van integratie Inleiding In het vorige hoofdstuk werd uitvoerig besproken dat autochtonen, wanneer ze spreken over allochtonen, vooral denken in termen van in- en uitgroep. Wanneer leden van die ingroep spreken over leden van de uitgroep, zal men steeds door middel van vergelijking gelijkenissen en vooral verschillen proberen ontdekken. Als we de ingroep gelijk stellen aan de autochtone Vlaamse bevolking, en de uitgroep aan de allochtone bevolking in Vlaanderen (zoals de participanten deden), is dit niet anders. Gesprekken van de ingroep over de uitgroep gaan vaak over het aspect ‘integratie’ of ‘aanpassen’. Daarbij is het onvermijdelijk dat participanten impliciet of expliciet hun visie geven op de definitie van deze termen. Daarbij heeft men het over verscheidene aspecten van de ingroep waaraan de uitgroep zich moet aanpassen. In de gesprekken zien we dat elke spreker een andere definitie van integratie kan hebben, en deze verschillen zullen worden besproken in onderstaand hoofdstuk. De term ‘integratie’, zoals die werd gedefinieerd door Paula D’hondt en het Koninklijk Commissariaat voor Migranten (nu onder de naam Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding) werd uitgebreid doorgelicht door Blommaert en Verschueren (Blommaert en Verschueren; 1991). In hun artikel stellen zij dat de tolerante meerderheid en extreemrechtse partijen in feite weinig verschillen wat de definiëring van het ‘migrantenprobleem’ betreft, want beide kampen zijn het erover eens dat diversiteit problematisch is. Alleen hebben ze een verschillende oplossing voor dat probleem: de politieke mainstream stelt integratie van de minderheidsgroep voor, en tolerantie bij de meerderheid, terwijl extreemrechts voorstander is van repatriëring. De definitie van de term en de praktijk ‘integratie’ werd bepaald door het Koninklijk Commissariaat voor Migranten: “ In a policy report prepared for the Belgian Government, D’hondt (1989, vol. I: 35 – 39) maintained that the others have to adapt to the majority culture and social norms on the level of: (1) waarden en beginselen die door het concept ‘openbare orde’ beschermd worden. (wetten) [...]
39
(2) richting gevende sociale beginselen waarover een autochtone meerderheid het impliciet eens lijkt te zijn. (vrouwenemancipatie, respect voor elk wereldbeeld, aspecten van moderniteit etc.) [...] D’hondt’s policy recommendations further stated that ‘eigenheid’ (i.e., cultural identity) can be allowed to persist (3) op het niveau van de vele cultuur-uitingen die noch de openbare orde, noch de sociale beginselen van een gastland in het gedrang brengen. […] In other words, folklore and exotic cuisine are fully acceptable.” (Blommaert en Verschueren; 1991, p 520). Deze definitie van integratie/aanpassen is problematisch om verschillende redenen (Blommaert en Verschueren; 1991). Een eerste bedenking dat kan worden gemaakt, is het feit dat de gebruikte termen wel heel logisch klinken, maar eigenlijk heel vaag zijn. Dit is erg contradictorisch omdat het integratieconcept wel impliceert dat diversiteit een probleem is, maar dat nergens wordt aangegeven wat de minderheidsgroep concreet moet veranderen om als geïntegreerd te worden beschouwd. Dit heeft tot gevolg dat integreren geen duidelijk afgebakend eindpunt heeft, waardoor de allochtone minderheid nooit volledig aangepast kan zijn omdat het einde van het integratieproces steeds kan verschoven worden. Een tweede punt van kritiek kan worden geuit tegenover de asymmetrie die aanwezig is bij de definiëring van integratie. De richtinggevende sociale beginselen waar de meerderheid van de ingroep het over eens is, zijn eigenlijk niets meer dan goede voornemens van de autochtone meerderheid, maar worden wel als een dwingende voorwaarde opgelegd aan de allochtone minderheid in Vlaanderen. De meeste van deze ‘basisprincipes van de samenleving’ zijn nog geen realiteit, maar enkel een ideaalbeeld, zoals de gelijkheid tussen man en vrouw. Bovendien zijn de opgesomde basisprincipes niet meer dan een lijst van verschilpunten, wat het integratieconcept maakt tot een ‘baken van anderszijn’, en toont aan dat men ervan uitgaat dat diversiteit weldegelijk een probleem is. Blommaert en Verschueren (Blommaert en Verschueren; 1991, 503-531) zetten deze bedenkingen kracht bij door een kritische analyse te maken van de semantische betekenis van integratie en integreren: 40
“Integration is a nominalization of a transitive verb, to integrate. Its semantics contains motion (‘to bring something/someone from outside inside’) with a processual aspect (‘over time’).” Vervolgens gaan zij dieper op deze definitie in door middel van enkele opmerkingen. Ten eerste is er de bedenking dat reflexiviteit zo goed als uitgesloten is. De leden van de uitgroep kunnen onmogelijk zichzelf integreren, en moeten dus geïntegreerd worden door de leden van de autochtone meerderheid.
Ten tweede kan worden verondersteld dat er een duidelijk
afgebakende grens is tussen ‘binnen’ en ‘buiten’. En ten derde tenslotte impliceert het woord integreren ook een zeker eindpunt, een punt van ‘binnen zijn’ aan het einde van het proces. Dit alles suggereert dat er sprake is van een machtsrelatie: de autochtone meerderheid is de actor, degene die het ‘naar binnen brengen’ controleert, en dus diegene die integreert. De allochtone minderheid is inactief, zij moeten geïntegreerd worden, en kunnen zichzelf niet integreren omdat ze geen macht hebben. Klaar en duidelijk kan worden gezegd dat integratie een operatie op de uitgroep is, uitgevoerd door de ingroep. Toch wordt in de betekenis van integratie die over het algemeen wordt gebruikt een zekere mate van reflexiviteit toegekend; de allochtone minderheid wordt zelf verantwoordelijk gesteld voor falend integratieproces. Een mislukking wordt dan ook verklaard in termen van wilskracht (‘allochtonen willen zich niet integreren’). We kunnen stellen dat er een conflict is tussen de semantiek van het begrip integratie, en de manier waarop het wordt gebruikt. In de verzamelde data wordt nooit op een dergelijke abstracte manier een algemene definitie gegeven, maar geven de sprekers eerder duidelijke kenmerken en concrete voorbeelden van aanpassen. Ze geven als het ware een lijst van dingen waaraan allochtonen zich al dan niet moeten aanpassen. De lijst met integratieaspecten ziet er voor elke participant anders uit, waardoor in de opgenomen gesprekken soms erg veel aspecten van integratie worden opgesomd. Sommige van de voorwaarden om geïntegreerd te worden genoemd, worden wel vaag omschreven zoals in de definitie van het Koninklijk Commissariaat voor Migranten. Opvallend is daarbij ook dat, zoals Blommaert en Verschueren eerder al zegden, er een sterke mate van reflexiviteit wordt toegekend aan de leden van de uitgroep: de allochtone minderheid moet zichzelf integreren, en zij dragen ook de verantwoordelijkheid voor het mislukken van het integratieproces. Dit illustreert nog eens het conflict tussen eigenlijke semantische betekenis van integratie, en het gebruik van de term in discours over allochtonen. Wat we wel zien, is dat door het aanbrengen van erg concrete integratieaspecten er wel de mogelijkheid is voor leden 41
van de uitgroep om op het punt van de genoemde kenmerken volledig geïntegreerd te zijn, ook al zijn de participanten meestal erg veeleisend. Als men enkel vage voorwaarden stelt, kan de minderheidsgroep nooit geïntegreerd zijn omdat het eindpunt onbestaande is. Het ‘geïntegreerd zijn’ geldt voor het merendeel van de deelnemers enkel voor de door hen genoemde concrete kenmerken zoals het leren van de taal, het achterwege laten van de hoofddoek bij moslima’s en het zoeken van werk. Volgens de participanten kunnen allochtonen volledig zijn aangepast aan de opgesomde voorwaarden, maar vaak ziet het er niet zo rooskleurig uit. Volledig geïntegreerd zijn betekent niet dat zij ook tot de ingroep worden gerekend. Wie het etiket ‘perfect geïntegreerd’ krijgt opgeplakt, zit gevangen op de grens tussen in- en uitgroep, maar worden nooit beschouwd als een volwaardig lid van de ingroep van de meerderheid. Bovendien kunnen de leden van de ingroep steeds nieuwe bijkomende eisen stellen, waardoor
het
‘geïntegreerd zijn’ steeds opschuift en onbereikbaar wordt. In het onderstaande hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op (1) wat de participanten precies zien als integratie, welke kenmerken zij naar voor brengen; (2) op welke manier ze die kenmerken naar voor brengen; en (3) hoe de definitie verschuift en nauwer of breder wordt naargelang de context en naarmate het gesprek vordert.
De definitie van integratie volgens de participanten Vooreerst zal een overzicht worden gegeven van alle aspecten van integratie die in de groepsgesprekken worden opgesomd. Hier wordt kort besproken waaraan de participanten het eerst denken bij de woorden ‘aanpassen’ of ‘integratie’. Men gaat automatisch praten over wat voor hen aspecten van integratie zijn, en wat volgens hen belangrijk is als men het over één van die termen heeft. Natuurlijk komen vele onderwerpen steeds terug, omdat ze voor de participanten de kern van integratie vormen. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het leren van de taal, werk zoeken, zich aanpassen aan onze manier leven, etc. Maar natuurlijk komt er veel meer bij kijken dan wat enkel expliciet wordt gezegd. Daarom zal ik eerst en vooral een overzicht geven van de kenmerken die in de getranscribeerde data opgenoemd. TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1
‘kben tegen die mè nen doek op’ (r.111)
‘als ze gewoon nekeer normaal klappen hé en vriendelijk doen hé (r.166) 42
‘hetzelfde doen als wij’ (r.196)
Nederlandse taal spreken (r.199-201)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2
‘werken en doen gelijk ne gewone Belg’ (r.9)
‘regels naleven’ (r.16)
‘zich Belg voelen’ (r.17)
‘proberen om de taal te leren’ (r.25)
‘ni in mijne weg lopen’ (r.40)
‘geen mensen lastig vallen’ (r. 46)
‘niet uitdagen’ (r. 47)
‘studeren’ (r.104)
‘ze emmen minder rechten want ze komen van hier ni. tzijn nog altijd belgen hé dat hier zitten.’ […] ‘tis ni omda ge hier woont en werkt da ge nen belg zijt hé. (r. 112 – 114)
‘werk zoeken’ (r.157-158)
‘de moeite doen’ (r. 161)
‘als ge in België rondloopt op straat.. moeje Nederlands klappen’ (r. 223)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 3
‘die spreken volledig vloeiend Nederlands’ (r. 10 – 11, r. 88)
‘ma die andere die volgen geen les’ (r. 89)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4
‘diejen heeft hem beter aangepast. Met diene kan ik dan wel..goe klappen’ (r. 49 – 51)
‘die dat hun ni aanpassen.. de meerderheid.. die doen wa da ze zeir peizen’ (r. 53)
‘vriendelijk zijn’ ( r. 274)
‘iets terugdoen’ (r. 275)
‘mensen […] supergoe hun aanpassen en eigenlijk supervriendelijk zijn en waar da ge niks op aanmerkt’ ( r. 397)
TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 5
‘ze voelen hun beter als ons hé’ (r. 14 – 17)
‘ze moeten altijd kunnen opvallen’ (r. 27, zie ook r. 33)
43
‘zolang da ge er maar mee kunt lachen is’t goed hé. Ge moet er iets tegen kunnen zeggen’(r. 72 – 73)
Geen specifieke kledij zoals een leren jasje, joggingbroek, hun broek in hun kousen gestopt, een pet,…(r. 56 – 68)
‘kheb er zelf ook ni veel problemen mee.. zolang da ze mij gerust laten’ (r. 70 - 121)
‘dienen heeft hem goed aangepast […] hij is anders dan ons maar tis tich..enen da bij ons past ook’ (r. 121 - 122)
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1
‘sommige mensen passen zich wel volledig aan aan onze andere cultuur en waarden en normen en andere.. passen zich ni aan’ (r. 15 – 16)
‘moeite doen om Nederlands te leren’ (r. 28, zie ook r. 32, r. 90, r.111)
‘moeite doen […] om werk te vinden’ (r. 28, zie ook r. 93, r. 110)
‘tzijn der ook heel veel […] die alleen maar zeggen da wij racistisch zijn’ (r. 33)
‘[…] A: die past hem aan. […] D: daar heb ik respect voor maar als ze geen goesting hebben om te werken of… gewoon willen profiteren van de staat en hun te schoon voelen voor nederlands te leren’ (r. 107 – 112)
‘ma ik vind da ge u sowieso moet aanpassen aan onze cultuur. Ge moet hem ni overnemen ma ge moet u aanpassen.’ (r. 166 – 169, zie ook r. 183)
‘zich aanpassen als ze alleen maar de taal leren.. oké en misschien wel een beetje onze cultuur overpakken ma..mij stoort da ni als ze hun eigen cultuur ook behouden’ (r. 231 – 233)
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2
‘als wij naar tbuitenland gaan […] gaan wij ook niks van de cultuur kennen, niks van de taal.. wij gaan ons ook moeten aanpassen dus ja’ (r. 116 – 117)
‘iedereen heeft zo zijn eigen gewoonten hé? […] Soms passen ze gewoon hun land toe bij ons en dan vinden wij dat onbeleefd.’ (r. 119, zie ook r. 125, r. 127)
‘dienen heeft hem wel goe geïntegreerd dus hij doe nu mee aan carnaval’ (r. 204)
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 4
Nederlands spreken (discussie in welke situaties Nederlands moet worden gesproken, maar zijn het er wel impliciet over eens dat allochtonen Nederlands moeten kennen) (r. 2 – 47 ) 44
ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5
‘Sommige godsdiensten hebben nogal..redelijk grote en.. zo ritueel te veel.. echt veel plaats in beslag nemen. […] Daarmee kun je mensen hinderen’ (r. 9 – 13)
‘Ge hebt vreemdelingen die echt wel Nederlands willen leren en echt wel werken en echt hun best doen, en ge hebt er tan die van tdingen profiteren en hier komen zitten.’ (r. 111 – 114)
‘meer aan de regels aanpassen’ (r. 134)
‘die hebben wa de mentaliteit van we zullen tmorgen wel doen, ma da gaat hier ni hé? Daar zouden ze zich toch ook wel ewa moeten aanpassen’ (r. 197 – 199)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 1
‘ ze zéggen da ze hun aanpassen maar euh […] kweet ni..die doeken op hunne kop enzo’ (r. 4 – 7)
‘A: tzijn der wel sommige dat hun aanpassen ma toch ni allemaal zè. […] D: ma pas op zè ik ken er een paar. B: ja […]tzijn der bij die echt Nederlands spreken en echt de Nederlandse taal volgen.’ (r. 9 – 13, zie ook r. 110, 128, 143)
‘die hebben hun wel aangepast.. die doen gewoon met de rest. Die gaan hun ook ni afzonderen of ..alleen mè hun eigen soort gaan optrekken en zo.’ (r. 21 – 22)
‘ne marokkaan da […] hem neig aangepast heeft en diejen heeft zijne weg gevonden, diejen heeft eerst een café geopend […] dat is ne neig vriendelijke mens.’ (r. 62 – 66)
‘ze moeten een beetje ons gewoontes overpakken’ (r. 141)
‘ons gewoontes overpakken […] ons werkuren, werkdagen, ze moeten hun een beetjen aan ons werkweek houden.’ (r. 144 – 145)
‘werk zoeken, dat is zich toch ook aanpassen he?’ (r. 150)
‘das een beetje dezelfde ja.. dezelfde maatschappij,..zelfde ingesteldheid,..dan ons, da.. aanpassen’ (r.136, zie ook r. 151)
‘en da zo rap toch wel iets uitlokken van ambras maken, das die dat hun ni aanpassen’ (r. 238)
‘da zijn die da zich ni hebben aangepast die zo ewa in groep blijven he?’ (r. 242)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 2
‘als ze eir aanpassen ist goed hé? Toch aan ons ‘dinges’’ (r. 12)
‘als ze naar hier willen komen moeten ze de regels van hier volgen hé?’ (r. 15)
45
‘da ze hun gedragen gewoon gelijk da tmoet he? En da ze ni van den dop leven. En ook gaan werken’ (r. 18 – 22, zie ook r. 60, 72)
‘als wij naar daar gaan moeten wij daar ook ni tvarken gaan uithangen gelijk da zij hier doen he?’ (r. 25, 42, 62)
‘die mannen die passen hun aan want ze komen naar tschool, ze doen eir best. Die kan mè ons ook gemakkelijk meeklappen hé’ (r. 69 – 71)
‘als ze zeir ons respecteren gaan we weir hen..misschien ook beter beginnen respecteren’ (r. 83)
‘in Vlaanderen moeje na wel vloms kunnen klappen ook hé?’ (r. 136 – 266)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3
‘int: wat is voor u het belangrijkste in het aanpassen? D: misschien gewoon een andere ingesteldheid. Als ze naar hier komen voor den boel op stelten te zetten of zo..of hun totaal niks aan te trekken van hoe da de samenleving is dan is da misschien een verkeerde ingesteldheid.’ (r. 54 – 59)
TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 4
‘ter zijn der die hun aanpassen maar de meeste die lopen hier die lopen hier gewoon rond gewoon rond van.. gewoon mensen uitdagen en ze werken ni dus’ (r. 1 – 2, zie ook r. 177, 184)
‘Als ge hier komt wonen als allochtoon […] vin ik wel da ge hier eerst en vooral uw Nederlands leert’ (r. 33)
‘Die passen hun ni aan onze cultuur aan en ze houden under eigen godsdienst en als ze naar hier komen… akkoord maar dan moeten ze da ni openbaar maken.’ (r. 78 – 79, 150 – 157)
‘Mè carnaval, als ter nog ene […] praalwagen ging zijn waar da der gespot werd mè marokkanen gingen ze hem gewoon afbreken. Dan passen ze hun op da vlak ni aan. In de koran staat zelfs da ze iedereen mogen afschieten da ni in hun geloof gelooft.’ (r. 101 – 106, 112 – 113)
ASO, Katholiek onderwijs groep 1
‘Ik vin da de meeste […] in Aalst toch precies redelijk goe in onze cultuur zitten want […] in Lille zijn der veel meer hoofddoeken.’ (r. 3 – 5)
46
‘Tzijn der echt wel dat hun echt aanpassen maar tzijn der dan ook enkele da dan heel vaak conflicten gaan opzoeken’ (r. 11 – 12, 257, 264, 266)
‘Tis ni omda ze hier al lang wonen da ze hun echt aanpassen hé? Ze willen hun geschiedenis en waarden en normen behouden.’ (r. 37 – 38)
‘Tzijn der echt wel bij da hun neig goe aanpassen en de taal willen leren ma ik vin wel da ‘t echt wel best is da ge de taal moet leren.’ (r. 56, zie ook r. 63, 160, 184)
‘C: wij passen ons aan als we naar daar gaan… in Turkije zijn der heel veel moskee’s en daar moeje uw schoenen dan ook uitdoen enzo, dus ik vin wel da zij hun hier ook kunnen aanpassen. B: ma zij gaan ons kerken ni bezoeken hé? Aja, want ze krijgen hier ne moskee.’ (r. 68 – 73)
der zijn der echt dat hun willen integreren en da dan […] echt op zoek zijn naar werk (r. 160)
‘Ma tgrootste probleem is.. ik denk echt wel da ze hun ewa vijandig opstellen tegenover alles.’ (r. 251 – 252)
‘dan moeten ze ni zo heftig reageren vind ik’(r. 277)
ASO, Katholiek onderwijs groep 2
‘Ge hebt allochtonen die zich perfect aanpassen […] da die ni echt nimeer burka’s en al die toestanden ni meer dragen (r. 8)
‘Als ze zich goed aanpassen aan onze cultuur en onze taal vin ik wel da ze hier mogen blijven.’ (r. 15, 215)
‘Ze moeten toch een beetjen hun best doen om onze taal te kennen? En hoe da wij leven? (r. 16, 32, 34, 217 - 219)
‘Ze moeten hun toch een beetje aanpassen hé? Tis ni omda ze naar hier komen en binnen twee jaar terug weg van ja jongens kmag hier tkot eens afbreken hé.’ (r. 28 – 29, 126)
‘Der kwam daar zo een Afrikaanse mevrouw en die liep zo in.. knallende kleuren [..] en haar slippers en ik dacht van we lopen hier ni aant strand ofzo [..] Allee ze mogen kiezen wa da ze aandoen ma ik vind da da..overdrijf ni hé? (r. 208 – 212)
ASO, Katholiek onderwijs groep 3
‘Der zijn der veel da zo Nederlandse lessen en al volgen maar der zijn der ook veel da..het hun inderdaad ni aantrekken.’ (r. 6)
‘[der zijn der veel] dat hier werk zoeken en hun aanpassen.’ (r. 9) 47
‘Ook al passen die hun eigenlijk ni aan… als die mè een doekske lopen… kvin da echt ni erg.’ (r. 48)
‘Ze moeten Nederlands praten’ (r. 80)
ASO, Katholiek onderwijs groep 4
‘Ik vin da ze Nederlands moeten kunnen spreken.’ (r. 17, 154 – 156, 152 – 291)
‘ik vind wel da ze bevoorbeeld mè nen hoofddoek..bij mijn mama opt werk die willen da dus ni afdoen. Dat is dus vreselijk, die doen daar vanalles voor. Das echt schandalig.’(r. 18)
‘Als ge alleen ergens komt ga je u veel gemakkelijker aanpassen hé [..] maar ze zijn hier in groep, ze leven hier in groep hé.’ (r. 77)
ASO, Katholiek onderwijs groep 5
‘De meesten trekken hun niks aan, ma ni allemaal zè, want ik ken er ook die ne cursus Nederlands willen volgen ma da der gewoon geen plaats nimeer is.’ (r. 9)
A: ‘Wa bedoel je mè ni aanpassen? C: Van taal, en… ja de cultuur, da ge da wilt behouden da kan ik nog verstaan.’(r. 17-19)
A:‘Als ze zij nu ne cultuur hebben, sommigen gaan daar wel dan extreem in. Ik kan nu ni direct op een voorbeeld komen.. B: Burka’s? C: hun feestdagen? A: Neje, gewoon da.. bevoorbeeld van normen en waarden.’ (niet overreageren, niet te extreem zijn) (r. 132 – 143)
Eerst en vooral moet worden gezegd dat omschrijvingen van integratie nauw samenhangen met toeschrijvingen van bepaalde kenmerken aan leden van de allochtone uitgroep. Vaak worden uitgroepkenmerken opgesomd als ‘bewijzen’ van het ‘niet geïntegreerd’ zijn. Ook stereotiepen over de uitgroep en over eventuele verschillen tussen de autochtone meerderheid en de allochtone minderheid hebben een grote invloed op de manier waarop integratie ingevuld wordt. De verschilpunten die aan bod komen, worden ook vaak aanzien als negatieve kenmerken, als minpunten van de allochtone bevolking. Dit geeft aan dat de participanten ervan uitgaan dat diversiteit problematisch is: de bestaande verschillen moeten worden opgeheven door middel van integratie. Na het overlopen van al deze mogelijke omschrijvingen van integratie, kan nu worden overgegaan tot de analyse ervan. Elk gesprek over allochtonen in mijn corpus bevat minstens 48
één, en meestal meerdere facetten van integratie. Zoals hierboven al duidelijk wordt, zijn er enkele aspecten die vaak worden vernoemd, zoals taal, werken, veranderingen in gedrag, etc. Al deze aspecten zullen afzonderlijk in dit hoofdstuk worden besproken om een volledig overzicht te geven van wat ‘aanpassen’ in feite betekent voor de participanten. Dit betekent niet dat alle kenmerken in elk groepsgesprek voorkomen, maar toch bestaat er een grote consensus over wat integratie is of wat het zou horen te zijn. Het voldoen van de allochtonen aan de voorgestelde kenmerken is dan ook de voorwaarde om geïntegreerd te worden genoemd. Het meest voorkomende en meest besproken aspect van integratie is wel de kennis van de taal. Erg verwonderlijk is dat niet, aangezien de politieke mainstream in Vlaanderen het erover eens is dat immigranten Nederlands moeten leren. Ook Blommaert en Verschueren merkten in hun artikel over minority politics op dat taal de meest centrale factor is van het integratieproces: “ There is a strong consensus on this view among the parties that would tolerate a lastig presence of migrants. It is perhaps most clearly expressed by the Volksunie, a (moderate) Flemish nationalist party: ‘Migranten moeten Vlaming worden’. Hence the strong emphasis on the learning of Dutch [...] as the remedy par excellence for all the problems.[...] policymakers regard language as the most crucial adaptation factor. Not only do all proposals provide for extra language-teaching measures (the desirability of which no one could contest), but most policy statements also contain clauses that persent proficiency in the local language as a condition for minority members’ being accepted as full members of the society.” (Blommaert en Verschueren; 1991, 520-521) Blommaert en Verschueren wijzen erop dat het overnemen van de lokale taal niet uitsluit dat subtiele verschillen in communicatieve stijl blijven bestaan, die nog lang na het verwerven van de taal in kwestie kunnen doorwerken op interetnische communicatie. Tannen (Tannen; 1999) werkt eveneens een case-study uit over de mogelijke gevolgen hiervan voor interetnische communicatie, en ook Meeuwis (Meeuwis; 1994) beschrijft de problematiek in zijn artikel over de communicatie tussen non-native speakers uit verschillende werelddelen, waarin hij aantoont dat subjectieve percepties belangrijker zijn dan de effecten van taalkenmerken. In dit hoofdstuk zal er echter niet worden ingegaan op deze verschillende theorieën.
49
Ook in de verzamelde data wordt taal naar voor geschoven als hét centrale onderdeel van integratie. Natuurlijk wordt dit op verschillende manieren aangebracht in het gesprek, maar dat zal verder worden uitgewerkt in het volgende punt. Wel moeten hier worden gezegd dat de eis voor de kennis van de taal niet altijd expliciet geuit hoeft te worden om impliciet in de communicatie aanwezig te zijn. De overtuiging dat het leren van de plaatselijke taal een centrale en onvervangbare rol speelt in het integratieproces is zo sterk aanwezig dat de sprekers er ook vaak impliciet vanuit gaan dat het idee wordt gedeeld met de overige gesprekspartners. Er zijn verschillende manieren waarop naar taal als integratieaspect wordt gekeken: Zo kan Nederlands leren gezien worden als (1) het belangrijkste aspect van aanpassen, naast een hele rij andere kenmerken (vb: ‘Allochtonen moeten zeker Nederlands leren, maar moeten zich ook aanpassen aan onze normen en waarden, etc.) ; (2) de minimumvoorwaarde om geïntegreerd te zijn (vb: ‘Allochtonen moeten zich op zijn minst toch Nederlands leren.’; (3) het enige aspect van integratie (‘De énige aanpassing die allochtonen moeten doen, is Nederlands leren). Participanten hebben vaak de neiging om in een gesprek verschillende integratieaspecten aan te dragen. In zulke gesprekken wordt de kennis van de taal niet zelden als eerste aspect genoemd: blijkbaar leggen sprekers erg snel de link tussen integratie en het spreken van Nederlands door de allochtone minderheid. Uit de verzamelde data kan worden afgeleid dat de kennis van de taal als een centraal aspect van integratie wordt gezien. Toch is de taalkennis vaak niet de enige eis, en wordt ze geformuleerd naast een hele reeks andere aspecten van integratie. Enkele voorbeelden verduidelijken dit: (vb 1 ) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5] 111 C ge hebt vreemdelingen die..die naar hier komen en die echt wel nederlands willen 112 leren en echt wel werken [ 113 A [ en echt hun best doen// 114 en ge hebt er tan die van tdingen profiteren xxxxxxxxx en hier komen zitten/ 115 aja ze moeten hier niks doen hé? 116 B politieke vluchtelingen ofzo wel// 117 A ja da wel// 118 D ja die mogen der echt komen van mij/ maar van..allee..werk…als ze van ’t ocmw al 119 dertig jaar leven,… daar zouden ze toch veel strenger op moeten zijn// 120 A ni alleen voor vreemdelingen gebeurt da zè ma// 121 D en ook de..de *taal da ze hier spreken ofzo/ da vin ik wel da ze moeten kunnen//
(vb 2) [ASO, Katholiek onderwijs groep 3] 4 A der zijn *vele allochtonen/ ge kunt ze ni allemaal (int zelfde kot steken hé?) 5 ja ma dat is toch? 6 der zijn der veel da zo nederlandse lessen en al volgen/ maar der zijn der ook veel
50
7 da…het hun inderdaad ni aantrekken// 8 B ja// 9 C ja/ en dat hier werk zoeken// 10 en hun aanpassen// 11 D tzijn der die geen werk zoeken ook//
Voor regel 111 in voorbeeld 1 wordt een onderscheid gemaakt tussen allochtonen die zich aanpassen, en allochtonen die zich niet aanpassen. Vanaf regel 111 gaat deze tweedeling verder, en geeft men kenmerken van de beide groepen. Immigranten die zich aanpassen worden beschreven als mensen die Nederlands willen leren, willen werken en hun best doen, terwijl de allochtonen die zich niet integreren volgens de definitie van de participanten worden getypeerd door de onwil om te werken en Nederlands te leren. Daaruit kan worden afgeleid dat de sprekers in dit gesprek bij integratie vooral aandacht schenken aan de taal, de bereidheid tot werken en een goede inzet. Hier is taal één van de hoofdaspecten van integratie, maar zeker niet het enige. In voorbeeld twee wordt dezelfde techniek van definiëren herhaald. Een andere groep sprekers zien naar eigen zeggen het leren van Nederlands als de minimumeis van integratie. Dat aspect van integratie is volgens hen de meest voor de hand liggende en de meest redelijke eis die de autochtone bevolking kan stellen aan de nieuwkomers, zoals ook wordt gezegd in volgen voorbeeld: (vb 3) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 88 D 89 89 E 90 D 91 B 92 E 93 B
ge hebt ook slechte katholieken en veel/ maar ik zie tnut ni in van nen hoofddoek te dragen maja das mijn mening// maja wij zien alleen wa da we tegenkomen hé/ het enige da mij interesseert is da ze op zijn minst nederlands leren// ja das waar// ja das wel tbelangrijkste// en ze moeten iets doen om werk te zoeken ook//
Nederlands leren wordt door de participanten gezien als de minimumvereiste van het integratieproces. Dit komt expliciet tot uiting op regel 90, waar spreker D stelt dat allochtonen op zijn minst Nederlands moeten leren. Deze uitspraak houdt impliciet in dat integratie weldegelijk nodig is, en dat diversiteit problematisch is. Op het eerste gezicht lijkt voorbeeld 3 erg op de vorige twee voorbeelden. Beiden noemen verschillende aspecten van integratie. Het verschil zit hem echter in de formulering: In voorbeelden 1 en 2 wordt het leren van de taal gezien als een aspect van integratie tussen een heleboel andere integratieaspecten, die allen belangrijk zijn. In voorbeeld 3 echter, wordt er een volgorde in belangrijkheid gegeven, waarbij 51
taalkennis de minimumeis is. Voor sprekers die deze mening zijn toegedaan, is kennis van de Nederlandse taal de enige verplichting, maar daarnaast worden vaak nog bijkomende wenselijke aanpassingen meegegeven in het gesprek. Een ander verschil tussen voorbeeld 1 en 2 enerzijds (= taal als één van de voorwaarden), en voorbeeld 3 (= taal als minimumeis) anderzijds, is het zelfbeeld dat men ermee creëert. Het Westerse tolerante zelfbeeld dat in het hoofd van de participanten speelt, moet worden verzoend met het hele integratie-idee. Daarom gebruikt men constructies die de twee verzoenen: men tracht de redelijkheid van taalkennis als integratievereiste te illustreren door te benadrukken op welke punten allochtonen zich niét hoeven aan te passen. Zo blijft het tolerante zelfbeeld overeind: de impliciete boodschap in voorbeeld 3 is dat het gastland veel meer eisen zou kunnen stellen, maar dat bewust niet doet. Door een minderheid van de participanten wordt de kennis van de taal van het gastland gezien als het enige aspect van integratie. Volgens deze sprekers is taal de enige relevante eis die aan de allochtonen mag worden gesteld, zoals in voorbeelden 4, 5 en 6 wordt geïllustreerd: (vb 4) [ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 16 C 17 A 18 C 19 20 A 21 22 B 23
ma..de meesten passen hun toch ni aan dan? maja..wete…wa bedoelde mè ni aanpassen? van taal// en..ja cultuur da ge da wil behouden da kan ik nog verstaan [ [ma van taal zijn der wel nog *vrij veel zè..die toch [ [ ja ge moet rekenen tzijn veel walen da geen vlaams praten/
(vb 5) [ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 68 A 69 B 70 A 71 B 72 A 73 74 C 75 A 76 B 77 A 78 B 79 A 80 81 C 82 A 83 84 85 B
ma.. daarmee wordt daar ook mee bedoeld zoals nen hoofddoek enzo? da trek ekik mij ni aan zè// ik vin wel da ge da dan ni zo echt/ daar hebde toch gene last van? awel ja juist daarmee/ maja da daar sommige mensen daar *wel last van hebben hé? das zever zé? ja/ das waar// ideaal voor als uw haar es ni goe ligt hé// hah azo altijd vettig..*ja vlug/ af en toe als ze da nu willen dragen moeje da ni gaan afzetten// tis da// kvin erg da mensen daar zo soms tegenop zien// ’t enigste probleem vin ik die taal// ja/ das alles// ma alhoewel… wij kunnen ook frans/ kvin da eigenlijk ni erg om daar frans tegen te spreken// tut=wij waren hier eerst//
52
(vb 6) [ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 122 int wat is voor jou aanpassen? als je zegt ze moeten hun aanpassen wat bedoel je daar 123 dan mee? 124 C euh..van taal hé/ 125 A ja vooral *daar dan// 126 C dus.. hun=hun cul*tuur da mogen ze behouden van mij/…en hun normen en hun 127 waarden ook// 128 B aja daar emmen we toch gene last van/ ma als ze u ni verstaan ofzo das wel...das 129 ambetant// 130 C jah..das ook aangenaam voor *hun hé? 131 als ze iets willen vragen of/ weet ik veel//
Als iemand van de aanwezigen (in voorbeeld 4 is dat een participant, in voorbeeld 6 is dat de interviewer zelf) letterlijk vraagt naar de definitie van ‘aanpassen’, wordt tot tweemaal toe geantwoord dat taal het enige aspect is van integratie. Bovendien geeft men ook aspecten waaraan immigranten zich niet aan hoeven aan te passen. Daarin is er een overeenkomst met diegenen die het verwerven van de taal als minimumeis zien. Toch zijn beide niet in eenzelfde categorie onder te brengen: Sprekers die taalkennis als enige eis zien, trekken daar de lijn: naast de taal hoeft de allochtone minderheid zich aan niets anders aan te passen, terwijl de sprekers in voorbeeld 3 nog andere voorstellen hebben die niet verplicht zijn, maar wel wenselijk. Natuurlijk valt er niet te ontkennen dat er meestal (net zoals in voorbeeld 3) veel meer wordt geëist van de allochtonen. Daarom worden andere mogelijke integratieaspecten wel opgesomd, maar worden die kenmerken tegelijk door de spreker verworpen. Zo distantieert men zichzelf van personen die wel een ‘maximalistische’ invulling geven aan de term ‘aanpassen’. Op die manier maken de sprekers uit voorbeeld 6 een verschil tussen de definitie van integratie die zijzelf hanteren en de definitie die anderen volgens hen hanteren. Daarbij zien zij zichzelf als de meest tolerante groep, die minder streng en minder racistisch lijkt dan de rest van de autochtone bevolking. Hierdoor profileren participanten zichzelf als superieur, zowel tegenover de allochtone minderheid, als de leden van de ingroep die een meer uitgebreide definitie van integratie hanteren. Het idee van tolerantie is echter evengoed problematisch omdat men ook hier uitgaat van het achterliggende idee dat diversiteit abnormaal is. Een tweede facet dat, naast taal, naar voor wordt geschoven als een centraal aspect van integratie, is het verrichten van arbeid en het studeren. Werken en studeren worden in de gesprekken niet steeds samen vernoemd, maar worden hier wel samen besproken omdat het in beide gevallen gaat over een voltijdse (dag-)taak, met als enig verschil dat de leeftijdsgroep varieert. In de meeste gesprekken hebben de participanten het over werken, waarmee ze
53
verwijzen naar volwassen immigranten; maar soms wordt ook studeren aangehaald als integratieaspect wanneer men spreekt over allochtone leeftijdsgenoten. Werken komt aanzienlijk meer voor in de gesprekken dan studeren, ondanks het feit dat de participanten stuk voor stuk nog studenten zijn. Hieruit kunnen we afleiden dat, wanneer zij spreken over allochtonen, niet denken aan mensen uit dezelfde leeftijdscategorie, maar wel aan oudere, volwassen immigranten, met andere woorden aan de actieve bevolking. Het feit dat werken/studeren als een aspect van integratie wordt gezien, is op zijn minst bedenkelijk te noemen. Het betekent immers dat de deelnemers het verrichten van arbeid zien als een aspect van de eigen ingroep, de autochtone bevolking. Niet werken of de onwil om te werken wordt gezien als een typische eigenschap van de immigrantenbevolking. Hier merkt men duidelijk de impact van het idee dat integratie een reflexief proces is, in tegenstelling tot de originele semantiek (Blommaert en Verschuren, 1991): Men stelt de allochtonen zelf verantwoordelijk voor het integreren. De allochtone minderheid moet dus zelf werk zoeken volgens de participanten, maar men houdt er geen rekening mee dat de arbeidsmarkt enkel en alleen wordt gecontroleerd door de autochtone bevolking, en dat die meerderheid dus beslist over het aanwerven van werkkrachten. Enkele voorbeelden van werken/studeren als integratieaspect: (vb 7) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 104 C 105 106 B 107 C 108 109 110 A 111 C 112 B 113 114 115 116 117 118 […] 143 C 144 145 A
omda tzomaar..ze moeten maar studeren en wie da de slimsten is ja..dieje wint hé? ge kunt toch moeilijk zeggen diejen heeft meer rechten als den anderen, ze moeten zij geen enen bevoorrechten,..allemaal gelijk// en eigenlijk..emmen ze minder rechten want ze komen van hier ni// ah..tzijn nog altijd belgen hé dat hier euhm..zitten.. dus// ma kheb er niks tegen zè// als ge hier geboren zijt/ aja dan vin ik zeker ni da ze die moeten../ ze *krijgen al heel veel// als ze hier *wonen en ze werken hier volgens den belgische nationaliteit ma da vinnekik (ook ni erg) zè// tis ni omda ge hier woont en werkt.. da ge nen belg zijt hé? ge kunt gij ook= kannekik ook evengoed den dag van morgen naar dosjland gaan en daar ook gaan werken zè// aja/..kben ekik tan oek genen dosj hé? ((gelach)) ja ter is een deel da ni eens ga studeren ofzo, xxxxx// die emmen dan meer geen werk als wel //
(vb 8) [TSO-BSO; Gemeenschapsonderwijs, groep 4] 52 D die dan hun dan wel aanpassen daar komt ge dan wel beter mee overeen// 53 die dat hun ni aanpassen.. de meerderheid.. die doen wa da ze zeir peizen he//
54
54 C ge loopt gewoon op straat… en der passeren der u wel een stuk of vier vijf azo.. wa: 55 tegen u lopen en (durft ni nog) eens omkijken he/ want dan hebt ge iets voren hé// 56 en verschieten de mensen da ge racistisch wordt omda ge..aja..pff..altijd commentaar 57 hebt op nen bepaalden bevolkings*groep// 58 D ja maar zij mogen wel zeggen over ne blanken wa da ze willen dan// 59 zij mogen wel zeggen ooh vuilen bleken gij ga voor mij werken en ik mag thuis .. en ik 60 mag incasseren en als gij (daarover dan iets zegt) dan ebt ge ambras hé// 61 B (xxxxxx) das ne (kleine) groep he…(xxxxxxxxxxxx) daar zijn echt veel goeie bij zè// 62 D das gelijk met die tekeningen.. met die cartoons overlaatst..da‘s daar toch een 63 supergoe voorbeeld van// 64 B oeh? Ja/ 65 D ge geeft uw mening over iet waar da gij wel moogt mee lachen maar omda zij daar ni 66 mogen mee lachen zoude gij da ook ni mogen// 67 .. das be*lachelijk gewoon// 68 A twas te denken he// […] 256 B der zijn der ook wel veel die we naar hier gehaald hebben hé// 257 in den tijd met de mijnen // 258 D da waren de italianen// 259 .. maar da waren de italianen// 260 de italianen zijn naar hier gebracht voor te werken en die hebben nu die hebben nu 261 *nog werk// 262 maar de marokkanen da komen naar hier om van u te profiteren// 263 …ni allemaal he..ni allemaal// 264 B maar de zitten der hier tussen marokkanen.. die hier al generaties lang zitten// 265 C aja turken ook // 267 D ja kzeg het ze zijn ni allemaal zo// 268 ik ken ekik der ook en daar kom ekik supergoe mee overeen// 269 … ik kan er gewoon ni tegen dat er zoveel naar hier komen en da die op u *kap 270 leven// 271 en da ze= en da gegij moet gaan werken voor *dedie te kunnen onderhouden waar da 272 ge ni eens mee te maken hebt//
(vb 9) [ASO; Gemeenschapsonderwijs, groep 1] 90 D het enige da mij interesseert is da ze op zijn minst nederlands leren// 91 B ja das waar// 92 E ja das wel tbelangrijkste// 93 B en ze moeten iets doen om werk te zoeken ook// 94 ik bedoel ze komen hier toe en ze krijgen cengen ze krijgen geld=euh krijgen eten/ 95 A das ni *zo gemakkelijk hé/ 96 B weet ge hoe gemakkelijk da da is om de belgische nationaliteit over te nemen? 97 A bah ik weet ni zè of da da zo gemakkelijk is/ 98 ge moet eerst veel procedures doorlopen enzo// 99 ze geven u ni direct als ge binnenkomt ..”ah hier nog nen belg.. alstublieft”// 100 B xxxxxx die zei binnen een jaar hebben meer vreemdelingen de procedures 101 doorlopen// 102 E ge hebt ook geen zekerheid hé/ ze kunnen u elk jaar uitleveren aan hun land hé// 103 A wij kennen allochtonen en die zijn hier al vijf jaar die mensen das ne man met zijn 104 twee kinderen en zijn vrouw/ 105 en diene mens wilt zo graag werken enzo maar hij heeft gewoon geen vergunning 106 om belg te worden// 107 diene kan perfect nederlands spreken hij spreekt perfect frans die past hem aan [ 108 E [ das 109 erg ]
55
110 D 111 112 113 A 114 D
daar heb ik respect voor maar als ze geen goesting hebben om te werken of… gewoon willen profiteren van de staat en hun te schoon voelen voor nederlands te leren/ mah.. ze zijn toch allemaal ni zo? nee tot*aal ni/
In bovenstaande voorbeelden wordt de problematiek duidelijk: de participanten zien werken en studeren als een centraal integratieaspect dat bijna even belangrijk wordt geacht als het leren van de lokale taal. Wie werkt, is geïntegreerd. Deze voorwaarde wordt als vanzelfsprekend aanvaard door de toehoorders, en in de meeste gevallen wordt de spreker in kwestie ook gesterkt in zijn betoog door de andere participanten. Wat wel gebeurt, is dat sommige participanten ingaan tegen de uitspraak dat geen enkele allochtoon werkt of werkzoekend is, zoals we zien in voorbeeld 8, regel 58 – 61. Indien er onenigheid in de gespreksgroep ontstaat, is dat in een poging om een tweedeling te maken tussen ‘goede’ en ‘slechte’ allochtonen, waarbij de goede allochtonen zich aanpassen, en dus werken/studeren. Maar nooit staat werken als integratieaspect ter discussie. Impliciet wordt er dus vanuit gegaan dat werken weldegelijk een aspect van aanpassen is. Toch is dit verontrustend te noemen: alle participanten gaan er immers vanuit dat werken gelijk staat aan integreren. Het onderliggende idee hiervan is dat het verrichten van arbeid wordt gezien als een exclusief aspect van de autochtone bevolking. Zodoende wordt de allochtone minderheid gekenmerkt door ‘niet werken’. De allochtonen die werken worden als gevolg daarvan gezien als geïntegreerd, en ook als atypische allochtonen, alsof het verrichten van arbeid niet eigen is aan ‘hun cultuur’. Ook hier wordt het bewijs geleverd dat de inhoud van ‘integratie’ verweven is met het denken over de kenmerken van de uitgroep. Dit maakt wel duidelijk dat vele van de participanten geen positief beeld hebben van de allochtone minderheid. Hetzelfde zien we ook wanneer in een gesprek ‘studeren’ als een integratieaspect wordt aangehaald: studeren is aanpassen, studeren is een typisch aspect van de ingroep en dus een atypisch aspect van de immigranten, ongeacht waar ze vandaan komen. Een derde aspect van integratie is een verandering van het gedrag, het karakter, de instelling van immigranten. Dit is een verzamelnaam voor een hele waslijst van aspecten die de participanten opsommen wanneer ze het over integratie hebben. Enkele voorbeelden: (vb 10) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 164 C ja ze moeten hun gewoon aanpassen aan ons land aja// 165 kvin ekik da ook// 166 A als ze gewoon nekeer normaal klappen hé en vriendelijk doen hé?
167 B ma sommigen=sommige *doen da toch? 56
(vb 11) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 8 A 9 10
tzijn der da der hun niks van aan trekken/.. hier tveirken komen uithangen/ en der zijn der da… weirken en doen gelijk ne gewonen belg// nja//
(vb 12) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 24 A 25 26 27 28 29 30 B 31 A 32 33 B 34 A 35 36 37
ma kvind ook.. ze zitten daar veel te veel op bezig allemaal/ want.. ze zien alleen maar de slechte van da=van ons ..land/ de mensen die zich *ni aanpassen maar der zijn zoveel anderen die zich *wel aanpassen hé// ik bedoel ter zijn *veel die moeite doen om nederlands te leren en om werk te vinden en al// ja das wel waar// maar tzijn der ook heel veel da gewoon.. reclameren over tfeit da ze niks krijgen en doen ni echt de moeite om nederlands te leren// ja alleen maar zeggen da wij racistisch zijn en da wij [ [ awelja da zijn de *slechte maar das maar een klein groep en de media speelt daar dan ook op in om die te laten zien enzo/ ze gaan nooit *goei mensen gaan filmen hé?
(vb 13) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5] 127 D 128 129 C 130 D 131 A 132 D 133 134 A 135 136 137 D 138 139 A 140
mensen da hier al=al dertig jaar wonen bevoorbeeld en da nog geen euh..nederlands of frans kunnen [ [ ge hebt er echt da tvertikken om te leren hé// waarom komde dan naar hier? ah gewoon voor te profiteren aja// a=a=als ge de taal ni kunt/ hoe kunde u dan euh..integreren in de maatschappij van hier? meer aan de regels aanpassen ook hé? ze komen van ginder en ze denken..allee daar zijn de regels zo streng ze denken [hier ist [ tis precies azo da ze=da ze hier zo de mentaliteit hebben we zijn int buitenland dus mogen we gewoon doen wa we willen// ze komen eigenlijk ook van landen waar da tstrenge regels zijn en dan komen ze hier en dan doen ..[dan breken ze den boel af//
(vb 14) [TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 1] 10 C 11 E 12 B 13 E 14 B 15 C 16 17 E 18 A 19 20 21 22
ze maken ons da *wijs da ze hun aanpassen maar int echt, ma pas op zè ik ken er een paar// ja ik ook in feite// tzijn der bij die *echt nederlands spreken en echt de nederlandse taal volgen// tzijn der bij die nog altijd goe zijn hé? da zijn der wel.. ni veel// da wel ja.. nee tzijn der ni veel maja// die moe je weer ni ..afjakkeren mè die=mè die andere hé? ma xxx da ze hun echt totaal ni aanpassen/ *sommige.. maar andere, sommige da’k hier ken…da zijn dan kameraden van mij en die..die hebben hun wel aangepast/ die doen gewoon mè de rest// die gaan hun ook ni gaan afzonderen of..alleen mè hun eigen euh…*soort
57
24 25 26 B 27 28 29 C 30
(gaan optrekken en zo)// die gaan..die praten mè de rest/ ik heb daar niks op tegen// ik vind da nu toch da ze.. algemeen..die normen en waarden… ze zouden misschien wel *willen maar ni *kunnen ofzo, of ja ni proberen/ gewoon geen moeite doen//
(vb 15) [TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 2] 39 B 40 41 42 C 43 44 D 45 C 46 A […] 58 C 59 60 61 62
nevvest mij wonen der ook..en da zijn...zwètte// ma kweet ni just van waar/ma … die doen è voor mij gewoon tzelfde als ons// (ik em daar geen problemen mee zè,) ge hebt er *veel dat hun aanpassen ma tzijn der echt wel veel die tkot komen afbreken aja// jaah/ jonge gasten// baah jonge gasten, ook al/ kem er echt niks op tegen hé? tot*aal ni// als ze hier komen werken en als ze eir goed aanpassen enzo// dan mogen die hier van mijn part zijn zè? ma..als ze hier tkot komen afbreken dan em ik liever da ze..erges anders//
(vb 16) [TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 4] 1A 2 3B 4C 5D
ter zijn der die hun aanpassen maar de meeste die lopen hier die lopen hier gewoon rond gewoon rond van.. gewoon mensen *uitdagen en ze werken ni dus// (xxxxxxxx) bepaalde landen he// vooral die marokkanen//
Hierboven worden verschillende karaktertrekken van de uitgroep, zoals die werden ervaren door de participanten, besproken, zoals o.a.: allochtonen moeten vriendelijk zijn (vb 10), moeten zich meer aan de regels aanpassen (vb 13), moeten zich gedragen (vb 11, vb 15), mogen zich niet afzonderen van de autochtone bevolking en mogen niet in groep blijven (vb 14), mogen de autochtone bevolking niet beschuldigen van racisme (vb 12), mogen zich niet gewelddadig gedragen en geen mensen uitdagen (vb 16). Enkele van deze voorwaarden om geïntegreerd te worden genoemd hangen samen met delinquentie (gewelddadig zijn, conflicten opzoeken, zich niet aan de regels houden, zich niet gedragen zoals het hoort, etc.). Deze kenmerken gelden eigenlijk voor iedereen in België, omdat ze officieel bij wet werden verboden. Deze reeks van opgenoemde kenmerken kan in het algemeen worden ondergebracht in het eerste luik uit de definitie van integratie van het Koninklijk Commissariaat voor Migranten, namelijk “waarden en beginselen die door het 58
concept ‘openbare orde’ beschermd worden.”. Op zich is het logisch dat nieuwkomers in België zich moeten houden aan de Belgische wetgeving, en naar mijn mening wordt deze ‘eis’ als vanzelfsprekend ingelost. Wat echter wel stemt tot nadenken, is de manier waarop de sprekers het integratieaspect in kwestie aanbrengen tijdens het gesprek. De misdaad waarover gesproken, wordt vaak voorgesteld als was het een typisch aspect van de allochtone minderheid. Zo zien we in voorbeeld 11 dat er in de turn van spreker A een contrast wordt gemaakt tussen allochtonen die zich aanpassen (r.9: “werken en doen gelijk ne gewonen belg”) enerzijds en allochtonen die zich niet aanpassen (r.8: “tzijn der da der hun niks van aan trekken/.. hier tveirken komen uithangen”) anderzijds. Hier wordt ‘zich gedragen volgens de regels’ rechtstreeks gerelateerd aan de autochtone bevolkingsgroep, terwijl ‘het varken komen uithangen’ wordt gelinkt aan allochtonen die niet geïntegreerd zijn. In voorbeeld 10, 15 en 16 zien we dezelfde tactiek opduiken, waarbij een positief aspect wordt geïdentificeerd als een aspect van de autochtone meerderheid, en het misdadige gedrag als een typische praktijk van de allochtone minderheid. Andere aspecten van integratie op het vlak van karakter en instelling worden niet ondersteund door de wetgeving, noch door het eerste deel van de definitie van aanpassen van Paula D’hondt. Men zou kunnen zeggen dat deze kenmerken (vriendelijk zijn, meer contact maken met de autochtone bevolking, verdraagzaam zijn, de autochtonen niet beschuldigen van racisme, etc.) eerder passen in het tweede luik van de definitie, namelijk “richting gevende sociale beginselen waarover een autochtone meerderheid het impliciet eens lijkt te zijn.” Als de hierboven vernoemde kenmerken thuishoren in deze categorie, betekent dit dat vriendelijk, tolerant en sociaal zijn typerend zijn voor de Belgische autochtone bevolking. En toch zijn het net deze ‘kenmerken’ van België die op zijn minst betwistbaar kunnen worden genoemd als we kijken hoe immigranten hier worden ontvangen. Ook hier zijn de sociale beginselen waarover men spreekt niets meer dan goede voornemens. Toch zien we hier hetzelfde probleem dat goede kenmerken toebehoren aan de ingroep, en deviante kenmerken aan de uitgroep, wat leidt tot een negatief beeld over allochtonen. Een vierde integratieaspect is alles wat door de participanten wordt aangeduid als gewoonten, cultuur, normen en waarden. Deze kenmerken kunnen net als sommige componenten van hierboven worden geplaatst in het tweede luik van de integratiedefinitie. Enkele voorbeelden maken duidelijk hoe deze termen worden gebruikt in een gesprek: (vb 17) [TSO-BSO; Gemeenschapsonderwijs, groep 1] 59
97 B 98 A 99 100 B 101 102 C 103 A 104
en *daar emmen we nog ni op geantwoord// ((leest de stelling)) nieje// ((lacht)) of da ze hun goed aanpassen? aan de cultuur// ma da vin ik ook wel ni// gelijk die mè hunnen *doek en al op// ze emmen een an=een ander geleuf hé? ja da/ ma ni van da geleuf/ die=die *kleden hun toch ook wel anders? azo ewa.. kmoen der ni va weten//
(vb 18) [ASO; Gemeenschapsonderwijs, groep 1] 14 B 15 16 17 A 18 D
dat hangt van de persoon zelf af ge (kunt da ni in een groep doen)/ sommige mensen passen zich wel volledig aan onze andere cultuur en waarden en normen en andere.. passen zich ni aan// ma ik denk wel ni da ze hun volledig aanpassen// ma da moet ook ni//
(vb 19) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 166 D 167 moet aanpassen aan onze cultuur/ 168 ge moet hem ni overnemen ma ge moet u 169 B aanpassen//
[ma ik vin da ge u sowieso
(vb 20) [ASO, Katholiek onderwijs groep 1] 37 D [ tis ni omda ze hier al lang wonen da ze hun echt aanpassen hé? ze 38 willen hun geschiedenis en hun waarden en normen behouden// 39 A ja das ook waar/ ma da helpt toch hé als uw ouders en uw grootouders hier al wonen? 40 B ma de chinezen zijn over talgemeen vanuit hun eigen uit al vriendelijk// 41 A ja das ook waar die zijn wel vriendelijk//
(vb 21) [ASO, Katholiek onderwijs groep 2] 214 A 215 216 217 218 D
ma.. tgebeurt wel veel meer da..da afrikanen= tegenover turken dan ofzo da die echt zo hun eigen waarden en hun eigen gewoontes blijven euh..blijven …hanteren// ja ge moet maar nekeer naar de matongé gaan.. dat is een stad in afrika int klein// da…ze spreken daar allemaal hun […] [volkstaaltjes azo//]
(vb 22) [ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 132 A 133 134 135 B 136 137 C 138 B 139 A 140 141
ja ma kvin nu wel ni, bevoorbeeld.. als ze zij nu ne cultuur hebben,..sommigen gaan daar wel dan extreem in/ ik kan nu wel ni direct op een voorbeeld komen// burka’s? ((lacht)) [van hun feestdagen of zo? [daar hebde toch gene last van? *neje..gewoon da..bevoorbeeld van normen en waarden/..voor *hun is da zo/…ma da ze da echt zo aan de wereld willen duidelijk maken// da ze daarvoor= pakt da ze daarvoor op straat willen komen ofzo//
60
Meteen valt op dat dit integratieaspect een veel minder strakke omlijning heeft dan alle eerder vernoemde aspecten. Het gaat niet echt over specifieke handelingen, gedragingen of uiterlijke kenmerken zoals de andere aspecten van integratie, maar over heel abstracte en meer overkoepelende termen zoals ‘cultuur’, ‘waarden’, etc. Merk op dat het dezelfde vage termen zijn die worden gebruikt in de definitie van integratie volgens het Koninklijk Commissariaat voor Migranten. Het is ook opmerkelijk dat praten over vage termen als ‘cultuur, normen en waarden’ veel frequenter voorkomen in de scholen van het Algemeen Secundair Onderwijs, en bijna helemaal ontbreken bij de scholen uit het Technische en Beroepsonderwijs. Concretere kenmerken als het leren van de taal komen in alle scholen even vaak voor. Als de participanten spreken over cultuur, normen en waarden als integratieaspect kan dat gebeuren zonder enige vorm van afbakening of definitie van de term(en) in kwestie. In de meerderheid van de gevallen geeft men echter één aspect van cultuur, normen of waarden mee aan de toehoorders om te tonen hoe zij de definitie van die termen zien. Meestal worden deze drie woorden in verband gebracht met geloof, zoals in voorbeelden 17 en 22, maar soms ook met geschiedenis (vb 20), taal (vb 21) of kledingstijl (vb 17). Maar iedere participant gaat ervan uit dat er verschillende culturen bestaan die fundamenteel verschillen met die van hen. Vaak wordt er ook expliciet gezegd dat een volledige assimilatie overbodig is, maar dat zich aanpassen aan ‘onze cultuur en waarden’ wel geboden is. De formulering van de integratiekenmerken Eerder in dit hoofdstuk wordt een hele opsomming gegeven van alle integratieaspecten die in de getranscribeerde gesprekken voorkomen. De gesprekspartners maken gebruik van meerdere manieren om een integratieaspect in het gesprek in te brengen, en die zullen hier worden besproken. Een eerste manier om een integratieaspect ter sprake te brengen is met behulp van een positieve zinsconstructie. Daarmee wordt bedoeld dat er geen ontkenning wordt gebruikt, of andere middelen om de zin negatief te maken. Een voorbeeld: (vb 23) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 164 C ja ze moeten hun gewoon aanpassen aan ons land aja// 165 kvin ekik da ook//
61
166 A 167 B 168 169
als ze gewoon nekeer normaal klappen hé en vriendelijk doen hé? ma sommigen=sommige *doen da toch? ah/ gijle klapt atijd int algemeen// sommigen *doen da toch?
In bovenstaand fragment zien we een voorbeeld van zo een positieve uitspraak. Spreker A had haar uitspraak ook kunnen omkeren door te zeggen “allochtonen praten niet normaal en zijn niet vriendelijk.”, maar heeft er toch voor gekozen om geen ontkenning te gebruiken. Een positieve uitspraak betekent echter niet dat het ook een positieve ingesteldheid jegens allochtonen inhoudt. De impliciete boodschap die A meegeeft is dat allochtonen zich vriendelijk zouden moeten gedragen, maar dat de realiteit anders is. Ook door de toehoorders wordt dit zo begrepen, en dit zien we duidelijk bij de repliek van B. Toch komt dit soort van formuleringen vaak voor: men zegt niet expliciet via een ontkenning dat ze vinden dat allochtonen zich niet aanpassen, maar impliciet komt die mening wel steeds terug. De categorie ‘positief geuite integratieaspecten’ kunnen we verder onderverdelen in twee categorieën: algemene uitspraken en casussen. Een algemene uitspraak is volgen de spreker geldig voor een hele groep allochtonen, terwijl een casus gaat over één of een klein groepje allochtonen die men persoonlijk kent. In de meeste gevallen gaan sprekers veralgemenen wanneer ze over het integreren van allochtonen praten. Dit zijn de algemene uitspraken die vaak worden gebaseerd op stereotiepen. Men spreekt dan over de immigrantenbevolking als één homogene massa, zoals in voorbeelden 24 en 25: (vb 24) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1] 90 D het enige da mij interesseert is da ze op zijn minst nederlands leren// 91 B ja das waar// 92 E ja das wel tbelangrijkste// 93 B en ze moeten iets doen om werk te zoeken ook//
(vb 25) [TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 2] 10 C 11 12 A 13 14 C 15 B 16 17 C 18 B
als ze eir aanpassen ist goed hé? als ze eir ni aanpassen ja/ toch aan ons dinges/ aan ons xxxx// da ze aan eire godsdienst [ [ als ze naar hier willen komen moeten ze de regels van *hier volgen hé? ma da ze van eire godsdienst… volgen.. da trek ik mij zo niks aan// ja *da wel/ ma da ze hun gedragen gewoon gelijk da tmoet hé?
62
In vele gevallen wordt de allochtone minderheid aangeduid met het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud. Dat maakt ook dat er stereotiepen bestaan die voor de hele zij-groep lijken te gelden. In de impliciete betekenis van deze fragmenten zitten een aantal hardnekkige vooroordelen die samen de ‘prototypische allochtoon’ vormen, zoals het idee dat ‘zij’ geen Nederlands leren en geen werk zoeken, zich niet gedragen en een heel andere godsdienst hebben dan de autochtone bevolking. Dit onderwerp wordt verder uitgediept in het hoofdstuk over het wij-zij onderscheid. Een andere methode om aspecten van integratie aan te brengen in een gesprek, is via een casus. Meestal is die casus een allochtone vriend of kennis die ze als voorbeeld aanhalen in gesprekken over integratie. Die casus vormt dan in bijna alle gevallen een uitzondering op de regel van de prototypische allochtoon. Enkele voorbeelden maken duidelijk wat er precies met een ‘casus’ wordt bedoeld: (vb 26) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4] 388 C 389 D 390 C 391 392 393 D 394 C 395 396 397 398 D 399 400 C 401 402 403 B
de X1.. bij diene ben’k es binnengeweest hé/ da’s gewoon normaal// gelijk X1 dat is nen brave jongen maar [als // [dienen] heeft hem superaangepast hé/ ik bedoel// daarvan hebde grat gene last hé aja// da’s nen [bienne// [ik vind da erg voor hem ik vind erg voor hem.. diene krijgt dan ook ne stempel van marokkaan// kvind da dan erg voor die mensjen da dan eigenlijk.. supergoe hun aanpassen en eigenlijk supervriendelijk zijn en waar da ge niks op aanmerkt// diene valt echt goe mee hé// ik ken der zo nog een paar..maar een stuk of drie vier/ maar dan hebt ge der ook da tni waard zijn om hier [te mogen komen// [ah voila en daar heeft X1 dan ook de dingen van.. van die mannen// stom hé? da is stom//
(vb 27) [ASO, Katholiek onderwijs groep 5] 98 B ma tis tan te zien of da ’t echt allochtonen zijn/ 99 zo..gelijk X2 das ook nen turk ma dienen is hier geboren hé/ ik noem dieje wel ni 100 allochtoon hé// 101 of wel? 102 C ma dieje kan [ toch nederlands 103 B [ diejen is grappig// 104 hoe da diejen praat/.. dieje kent zijn lidwoorden zo ni goed hé? 105 A dan zegt diejen zo *de paard// 106 maar dienen heeft da wel neig want X3 bevoorbeeld die kan da dan *wel// 107 B die spreekt dialect ook/ 108 A ja/ die spreekt echt…zo echt.. goe nederlands en dialect// 109 B ja wete..ons ministers hé, praten ook allemaal geen vlaams/ dus ja// 110 A ((lacht))
63
111 B 112 113 114
tis zo hé? en zo..dieje=dieje jongen dat euh= da van profvoetballer vant jaar gewonnen heeft das toch ook nen allochtoon,..dieje kon kweetni hoe goe zijn nederlands/..en hij kon *geen frans//
Een veel voorkomend stramien is dat één van de participanten een negatieve opmerking geeft over allochtonen, waarop de spreker zelf, of één van de toehoorders, een casus geeft waarin hij de uitspraak nuanceert, en aantoont dat er immigranten zijn die zich (volgens de voorwaarden van de participanten) wel aanpassen. Het stereotiepe beeld van de allochtoon blijft dan wel bestaan, maar ze gaan een allochtone kennis als een uitzondering beschouwen. Zo lijkt het negatieve beeld dat zij van de allochtone minderheid weergeven geen eigen opinie, maar een realiteit in de wereld, aangezien zij ook leden van de minderheidsgroep kennen waar ze wel mee kunnen opschieten. Op die manier ontkent de spreker hier dat de slechte communicatie tussen in- en uitgroep aan hemzelf zou liggen, maar wel te wijten is aan de houding van de immigranten: de spreker heeft immers geen problemen met allochtonen die zich aanpassen. Een tweede manier om een aspect van integratie naar voor te brengen is via een negatieve zinsconstructie. Hiermee wordt bedoeld dat het integratieaspect dat wordt aangehaald wordt in een ontkennende zin geplaatst. Ook hier is het onderscheid tussen algemene uitspraken en casussen aanwezig, zoals wordt bewezen in volgende voorbeelden: (vb 28) [ASO, Katholiek onderwijs groep 1] 179 C 180 A 181 182 C 183 184 185 186
aja ze komen naar ons land, .. ik heb daar eigenlijk op zich geen *bezwaar tegen [ [ ah maar ik ook ni aja// ma ik vin da maar normaal/ wij zouden ons *ook moeten aanpassen als we naar frankrijk gaan of..naar marokko of naar engeland moeten wij ons ook wel aanpassen/ en ik vin *wel…als ze hun ni aanpassen=als ze de taal ni leren enzo..kheb daar toch een klein beetje problemen mee// vooral met de taal//
(vb 29) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 23 C aja gebt ter azo in sommige steden da ze… da ze *niks doen/… en…bah over 24 talgemeen denk ik toch wel da ze proberen/ 25 en dan eje der ook sommigen da ni eens pro*beren de taal of zo te leren kennen// 26 of de moeite ni eens doen// 27 ((stilte)) […] 36 D das è altijd wel een discutabel onderwerp hé die allochtonen? 37 maja/ 38 nenen heeft er iet tegen en nanderen heeft ter è niks tegen/ 39 ik bedoel//
64
40 ik èm er niks tegen zolang da ze ni in mijne weg loeipen/ 41 zo simpel ist// […] 143 C ja ter is een deel da ni eens ga studeren ofzo, 144 xxxxx// 145 A die emmen dan meer geen werk als wel//
Hierboven zien we enkele voorbeelden van een algemene uitspraak die op een negatieve wijze werd geformuleerd. Er wordt onder meer gesproken over ‘de taal niet leren’, ‘geen moeite doen’, ‘niet in de weg lopen’, ‘geen werk hebben en niet studeren’, etc. Al deze voorbeelden zijn aspecten van de definitie van integratie, zoals ze eerder in dit hoofdstuk al aan bod kwam. Door op te sommen wat allochtonen in de ogen van de spreker niet doen, geeft men impliciet ook mee wat allochtonen wel moeten doen om zich aan te passen. In de hier gebruikte citaten lijkt men, net als bij positief geuite algemene uitspraken, over de hele allochtone minderheid als homogene uitgroep te spreken. Een andere overeenkomst tussen positief en negatief geuite uitspraken, is dat men steeds hetzelfde beeld in het achterhoofd houdt van de prototypische allochtoon. Een groot verschil met de positief geuite kenmerken is het feit dat er erg weinig allochtone vrienden worden gebruikt om aan te tonen dat de immigrantenbevolking zich niet zou aanpassen. Die twijfelachtige eer is dan ook vaker weggelegd voor leden van de allochtone minderheid die de participanten wel eens hebben gezien, ervan hebben gehoord of zelfs fictieve personages zijn, maar niet iemand die ze persoonlijk kennen (vb 30). Als een spreker toch eerst een integratieaspect aanhaalt op een negatieve manier, en daarna een casus geeft, gaat het meestal over een persoon die het tegenovergestelde bewijst, en dus wordt gezien als een uitzondering ( vb 31): (vb 30) [ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5] 122 A 123 C 124 125 A 126 B 127 D 128 129 C 130 D 131 A 132 D 133
in denemarken is da verplicht/.. binnen de zoveel jaar [ [binnen de twee jaar ofzo,] da die nederlands moeten kunnen// ja/ moeje de taal goe beheersen// ma moeten ze nu ni zo een examen doen ofzo? mensen da hier al=al dertig jaar wonen bevoorbeeld en da nog geen euh..nederlands of frans kunnen [ [ ge hebt er echt da tvertikken om te leren hé// waarom komde dan naar hier? ah gewoon voor te profiteren aja// a=a=als ge de taal ni kunt/ hoe kunde u dan euh..integreren in de maatschappij van hier?
(vb 31) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 65
143 C 144 145 A 146 C 147
ja ter is een deel da ni eens ga studeren ofzo, xxxxx// die emmen dan meer geen werk als wel// gelijk X2/ diejen..ik ken diejen al lang// diejen doe wel zijn best want hij heeft nog genen ene keer blijven zitten//
Natuurlijk worden positief en negatief geformuleerde integratieaspecten niet strikt gescheiden geuit, maar wisselen ze elkaar af en worden ze door elkaar gebruikt. En vaak worden ook nuances aangebracht waarmee men aangeeft dat niet alle allochtonen over dezelfde kam worden geschoren. De allochtone minderheid wordt dan verdeeld in ‘goede’ (lees: aangepaste) en ‘slechte’ allochtonen, waarbij de geïntegreerde allochtonen in een positieve zinsconstructie worden ingepast, en de niet-geïntegreerden in een negatieve zin worden geplaatst. De meest gebruikte structuur hierbij is dat er eerst een tweedeling wordt gemaakt tussen allochtonen die zich al dan niet hebben aangepast, om daarna een eigenschap van elk te geven, en zo impliciet de definitie van integratie mee te geven aan de toehoorders. De opdeling tussen ‘geïntegreerden’ en ‘niet-geïntegreerden’ komt voor in verschillende verhoudingen, maar dit komt aan bod in het hoofdstuk over de persuasieve strategieën. Een voorbeeld van deze vaak gebruikte constructie bevindt zich hieronder: (vb 32) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2] 8 A 9 10 11 12 B 13 14 B 15 16 17 18 19 20 C 21 22 C 23 24 25 26
tzijn der da der hun niks van aan trekken/.. hier tveirken komen uithangen/ en der zijn der da… weirken en doen gelijk ne gewonen belg// nja// alee tis aan u// ist aan mij? ((stilte)) tis een beetjen gelijk da A zegt/ tzit tussen de hé? ter zijn goeie en ter zijn slechte/ sommigen zullen da…euh naleven en sommigen zullen da ni naleven/ nenen (voelt èm allochtoon) en nanderen (voelt èm belg)/ das voor iedereen iets anders denk ik// ((stilte)) njah..euhm/ ((gelach)) ja ik volg toch ook hun antwoord zè// aja gebt ter azo in sommige steden da ze… da ze *niks doen/… en…bah over talgemeen denk ik toch wel da ze proberen/ en dan eje der ook sommigen da ni eens pro*beren de taal of zo te leren kennen// of de moeite ni eens doen//
Natuurlijk zijn er nog vele andere manieren om integratieaspecten aan te halen, zoals de persuasieve theorieën die in de volgende hoofdstukken zullen worden besproken (Hoofdstuk
66
6.2., p. 70). Daar zal dieper worden ingegaan op geprojecteerde wederkerigheid, constructed speech, verontschuldigingstrategieën, etc.
De manier waarop de invulling van de term ‘aanpassen’ of ‘integratie’ verandert Uiteraard is er geen overkoepelende vaste procedure wat de definitie van integratie betreft. Iedereen voert immers een gesprek op zijn/haar eigen manier zonder dat er een strak prescriptief schema bestaat. Wel kan voorzichtig worden opgemerkt dat er in sommige gevallen enkele overeenkomsten zijn, die mogelijk in de hand werden gewerkt door de manier waarop het onderwerp door de interviewer werd aangebracht. Een eerste gegeven dat wel vaak terugkomt, is de differentiatie tussen allochtonen die zich wel en niet aanpassen aan het begin van het gesprek. Dit is zeker een gevolg van de manier waarop het gesprek werd opgestart: door twee tegenovergestelde extreme stellingen tegelijk aan te bieden (“ Allochtonen passen zich perfect aan onze normen en waarden aan” en “ Allochtonen trekken zich niets aan van onze normen en waarden”), zijn de participanten eerder geneigd een standpunt in te nemen dat ergens halverwege de twee gegeven stellingen ligt. Dit is natuurlijk niet altijd het geval, maar het is wel een praktijk die vaak terugkeert zowel in verschillende onafhankelijke gesprekken als bij verschillende sprekers binnen eenzelfde discussiegroep. Het maken van een onderscheid tussen de geïntegreerde en de niet-geïntegreerde allochtone minderheid komt in elke school ongeveer even vaak voor. In de overgrote meerderheid van de opgenomen discussies komt deze differentiatie minstens één maal en vaak meerdere malen terug, ook bij gesprekken die niet zijn begonnen met die differentiatie. Een andere veel gevonden overeenkomst in het begin van het gesprek (in of na de differentiatie, of meteen in het begin indien er geen differentiatie aanwezig is) is het aanbrengen van één (meestal stereotiep) aspect van de allochtone bevolking. Dat aspect hangt nauw samen met de definitie van integratie. Het integratieaspect dat als eerste wordt opgenoemd, hangt af van groep tot groep, en gaat van taal en arbeid tot gedragskenmerken en geloof. Het eerste genoemde integratieaspect wordt gevolgd door de inname van een standpunt door de toehoorders, of door een onmiddellijke verderzetting van de opsomming. Het eerstgenoemde
67
aspect zet de toon voor de volgende aspecten, door het opnoemen van één aspect worden ook andere facetten van het beeld dat participanten hebben over allochtonen opgeroepen. Tussen de opsomming van steeds nieuwe integratieaspecten, wordt sommige kenmerken ook verscheidene malen herhaald. Dit zijn vaak de kenmerken die het meest belangrijk zijn voor de spreker in kwestie, zoals het leren van de Nederlandse taal. De opsomming van de aspecten van integratie zorgen voor een erg verschuivende definitie van integratie. In de gesprekken baseert men zich eerst op één enkele invulling, om daarna steeds andere kenmerken te geven of nieuwe eisen te stellen. Elk gegeven wordt door de participanten geëvalueerd: er wordt beslist welke eisen aanvaardbaar zijn en welke overbodig. Zo overloopt men vele facetten van de definitie, en worden de grenzen ervan waziger of net duidelijker omlijnd. De grenzen van wat wel en wat niet tot de integratiedefinitie behoort verschuiven constant. Dat gebeurt bij elk gesprek op een andere manier, en de afbakening hangt af van persoon tot persoon en van de opgesomde kenmerken. De opsomming kan ervoor zorgen dat de drempel tot het geïntegreerd zijn steeds hoger wordt, of net steeds kleiner wordt, met name als men bijvoorbeeld taal als de enige eis ziet en daarbij alle volgende mogelijke eisen negatief evalueert. Een heel goed voorbeeld van het bepalen van de grenzen van integratie is te zien als de opgegeven stellingen gaan over slechts één facet van integratie (“ Iedereen heeft de vrijheid om te kiezen welke taal hij spreekt, en belangrijke documenten moeten dan ook in elke taal beschikbaar zijn.” en “ Allochtonen in Vlaanderen moeten worden verplicht Nederlands te spreken, ook tegen allochtonen met dezelfde moedertaal.”). Ook hier wordt vaak een standpunt ingenomen die een compromis tussen beide stellingen betekent. Toch zijn de meningen over taal als integratieaspect verdeeld, en wil elke participant zijn toehoorders overtuigen van zijn of haar gelijk. Daardoor ontstaat een interessant spel van geven en nemen tussen de verschillende participanten en hun verschillende gedachtegoed. In de eerste fase van het gesprek wordt een algemene indruk gegeven over de vraag of Nederlands leren al dan niet een verplichting is of zou moeten zijn. Wanneer de meningen verdeeld zijn, zal de voorstander van het Nederlands een situatie beschrijven waarin Nederlands moet worden gesproken. De anderen verklaren zich daarmee akkoord of verwerpen ook Nederlands in die specifieke situatie. De tegenstanders van het verplichten van Nederlands geven op hun beurt dan ook een situatie waar Nederlands geen must is. Zo worden de twee extreme standpunten afgezwakt, en komt men vaak tot een 68
overeenkomst waar wel en waar geen Nederlands moet worden gesproken. Op die manier zien de participanten dat taal als integratieaspect helemaal niet zo eenduidig en strak omlijnd is dan ze bij de start van het gesprek dachten. 4
4
voorbeelden
van
‘taal’
als
enig
onderwerp:
persoonlijk
corpus.
O.a.
[TSO-BSO;
Gemeenschapsonderwijs, 2]; [ASO; Gemeenschapsonderwijs, 4]; [TSO-BSO; Katholiek onderwijs, 2]; [ASO; Katholiek onderwijs, 4]
69
6.2. Argumentatieve strategieën 6.2.1. Constructed speech In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij ‘reported speech’ in groepsgesprekken over allochtonen. De observaties van Buttny (Buttny, 1997) met betrekking tot reported speech zullen dienen als ondersteuning en theoretisch kader voor het hele hoofdstuk. Eerst zal een theoretisch kader worden geschetst, met de definitie van reported speech, waarna de verzamelde data in het verhaal worden ingepast. Volgens Buttny (Buttny, 1997) is reported speech de conversationele praktijk om zichzelf of anderen te citeren in een gesprek. Daarbij is het citaat wel gebaseerd om andermans woorden, maar de spreker vervormt die woorden naargelang zijn eigen doelen. Dit is wat Buttny de ‘double-voiced quality’ noemt. In zijn artikel geeft de auteur zelf al aan dat reported speech strikt gezien niet de juiste noemer is, omdat het geciteerde materiaal niet altijd even accuraat is, en reported speech gerecontextualiseerd wordt in de ‘reporting context’. Daarom zal in dit hoofdstuk gebruik worden gemaakt van de term ‘constructed speech’, een term die Buttny zelf ook voorstelt. In zijn artikel bekijkt Buttny constructed speech via discours over racisme. Op basis van zijn data (verkregen door groepsgesprekken die werden opgezet na het bekijken van de video ‘Racism 101 (Lennon & Bagwell, 1988)’) destilleert hij verschillende gebruikswijzen: (1) woorden van een autoriteit aanhalen, (2) de originele bron in diskrediet brengen, en (3) de attitudes van anderen samenvatten. Constructed speech kan verschillende functies vervullen: een bewijs leveren voor een positie, iets dramatiseren, beredeneerd proberen over te komen, een portret maken van de ander, etc. Buttny maakt verschillende onderscheiden binnen constructed speech: (1) Direct speech: de woorden van de originele bron worden letterlijk geciteerd (2) Indirect speech of Summary quotes: de inhoud wordt weergegeven zoals diegene
die citeert het heeft begrepen, maar niet met de dezelfde woorden die de bron gebruikte. De samenvattende citaten worden nog verder opgedeeld in drie subtypes: (a) een samenvattend citaat van een individu, (b) een samenvattend citaat van een groep, (c) een samenvattend citaat van een prototypisch groepslid. Constructed speech heeft volgende karakteristieken: (1) een spreker kan zichzelf of iemand ander citeren,
70
(2) een citaat kan verbaal gezegd zijn, of het kan ‘reported thought’ zijn, (3) een citaat kan verbaal of non-verbaal zijn, (4) een citaat kan van één persoon zijn, of van een dialoog tussen meerdere personen, (5) een citaat kan werkelijk gezegd zijn, of kan fictief zijn, (6) een citaat kan worden gemarkeerd door een andere intonatie, of kan ongemarkeerd blijven, (7) een citaat kan continu zijn, of onderbroken door opmerkingen van de spreker. Constructed speech wordt gezien als een vorm van bewijs, creëert een zogezegde objectiviteit, en wordt gebruikt om een portret te maken van een uitgroeplid, en dit alles zonder zelf verantwoordelijk te worden gesteld voor de uitspraak. Het wordt dan ook meteen duidelijk waarom vaak gebruik gemaakt wordt van constructed speech in discours over allochtonen: men kan een negatieve uitspraak doen over allochtonen, het afschilderen als een feit in plaats van als een opinie, en tegelijk vermijden dat je bevooroordeeld overkomt. Ook Potter en Wetherell (Potter en Wetherell, 1988) zijn het hiermee eens. Constructed speech wordt dus door participanten gebruikt als een communicatieve praktijk om te reconstrueren wat werd gezegd, maar constructed speech is allesbehalve neutraal: tijdens het citeren geeft de spreker een evaluatie van het citaat, en geeft hij tegelijk aan hoe het citaat moet geïnterpreteerd worden door zijn toehoorders. Deze observaties zijn ook toepasbaar op de verzamelde data van groepsgesprekken over allochtonen. Eerst en vooral tonen we via een voorbeeld dat er grote overeenkomsten zijn tussen de data in mijn corpus en de indeling van Buttny. De indeling van Buttny wordt op dit voorbeeld toegepast. (vb 1) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 ] 291 D 292 293 294 C 295 296 297 298 299 A 300 D 301 302 C 303
[da’s toch maar normaal hé aja// die kommen naar hier en die peizen ik mag hier alles op zijn kosten leven en we gaan’t hier es goe van pakken en smijten ze mij buiten.. ik heb niks te verliezen// gelijk op den bus van den ene kant naar den anderen ((luid)) smeerlappen // altij roepen naar mekanderen// en gewoon..en u op straat bezien als een stuk stront hé// brussel is ons hoofdstad en ge zou schrik hebben van naar brussel nekeer te gaan voor nekeer te bezoeken of zoiet// brussel? bwei azo een scheftige stad// ge zegt gij bij die bruine daar gaan ekik ni zè// aja en voor wa? voor da hè aja? ge zou moeten zeggen ik voel mij goed in mijn hoofdstad= ik voel mij goed in mijn land/ en tein komde daar toe in (xxx) en tèn loopte daar ni op u gemak//
71
In dit eerste voorbeeld zien we verschillende soorten constructed speech door elkaar lopen: op regel 291 wordt constructed speech gebruikt om attitudes van de uitgroep samen te vatten, en om bewijs te leveren voor de positie van de spreker. Dit doet hij door een citaat te geven van een groep (hier is dat de allochtone minderheid) of een prototypisch groepslid. De spreker citeert hier als het ware de ‘reported thought’ van de uitgroep. Uiteraard kan niemand bewijzen dat de allochtone uitgroep deze mening is toegedaan, maar de spreker poneert het wel als een feit. Op regel 294 zien we een tweede vorm van constructed speech opduiken: spreker C probeert bewijs te leveren voor de eerder gedane uitspraak van D op regel 291. Hier citeert hij enkele individuen die lid zijn van de allochtone bevolkingsgroep. Het citaat in kwestie wordt gekenmerkt door een heel andere intonatie, waarbij gesuggereerd wordt dat deze ook door de originele bron werd gebruikt. Regel 300 toont ons nog een andere vorm van constructed speech: hier gaat het om een citaat van zichzelf en bij uitbreiding de hele eigen ingroep, en gaat over de allochtone uitgroep. De spreker wil bewijs leveren voor de opinie dat Brussel geen aangename stad is, en wil een reden geven waarom dat volgens hem zo is. Ook de constructed speech op regels 302-303 bouwt hierop voort: het is eveneens een citaat van de ingroep, maar hier is het duidelijk fictie: spreker C geeft aan hoe je zou moeten spreken over Brussel, en tegenstelling tot wat op regel 300 écht gezegd wordt over die stad. Dit voorbeeld geeft voldoende aan hoe de indeling van Buttny kan worden toegepast op constructed speech in groepsgesprekken over allochtonen. Toch zijn er enkele verschillen, met name in de methode van dataverzameling: Buttny (Buttny, 1997) liet groepsgesprekken doorgaan na het in groep bekijken van de documentaire ‘Racism 101 ( Lennon & Bagwell, 1988)’. De gesprekken in kwestie gingen over de inhoud van de getoonde film. Dat er vaak beroep werd gedaan op de methode van constructed speech, is een logisch gevolg daarvan. In de groepsgesprekken die werden georganiseerd voor dit onderzoek, werd echter op een heel andere manier tewerk gegaan. Toch werd constructed speech ook vaak teruggevonden in mijn eigen data, wat erop wijst dat het toch relevant is in het discours over allochtonen en racisme, ondanks de ‘uitlokking’ ervan bij Buttny’s onderzoek. Het verschil in dataverzameling wordt ook weerspiegeld in de indeling binnen constructed speech zoals die door Buttny werd voorgesteld. Hij stelt zich de vraag of een citaat werkelijk werd gezegd of fictief is, een opdeling die minder duidelijk is in mijn eigen data. De reden daarvoor kan worden gezocht in het feit dat de auteur wist wat de originele bron had gezegd (aangezien hij de documentaire ook zelf had gezien) en dit kon toetsen aan het citaat in zijn data. In dit
72
onderzoek is het echter onmogelijk te toetsen of een citaat echt dan wel verzonnen is, aangezien het origineel niet voorhanden is. Na het in kaart brengen van gelijkenissen en verschillen tussen de twee onderzoeken, kan verder worden ingegaan op de data uit groepsgesprekken over allochtonen. Eerst en vooral moet worden afgevraagd wie de originele bron, de geciteerde, is. Zoals Buttny (Buttny, 1997) al aangaf zijn er drie soorten bronnen: een individu, een groep of een prototypisch groepslid. Alhoewel er in de opdeling van Buttny de aandacht niet wordt op gevestigd, toont voorbeeld 1 aan dat zowel leden van de uit- als van de ingroep als bron kunnen fungeren. Buttny (Buttny, 1997) is ervan overtuigd dat constructed speech als doel heeft om een portret te schetsen van de uitgroep, of één uitgroeplid. Het portret dat wordt geschetst is bijna altijd negatief, en wordt gebruikt om stereotiepen die diepgeworteld zijn bij de autochtone meerderheid te bewijzen. Hieronder bevinden zich enkele voorbeelden die dit illustreren: (vb 2) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3 ] 197 B 198 199 200 201 202 203 204 E 205 B 206 207 D 207
tis zo van.. als ge op den dop staat..aja want de meesten die..zullen daar wel op staan.. dan moeje u gaan aanbieden.. ofwel ja krijgde nen brief van euh..da ze hun moeten aanbieden// en dan bellen die zo van..ja ik kom van de vdab ..moest ik mij hier komen aanmelden..maar zeg maar al op voorhand.. da’k euh.. ni goe genoeg was voor da werk te doen of zo ..want ik wil toch ni ..ik wil toch ni komen werken// aleeja/.. als ze zo al beginnen/ dan kunnen ze beter teruggaan zè naar hun land// awelja/ ze kunnen zij dan maar… als ge gij daar..als ge gij zegt van ..kwil hier ni werken ze komen zij der goe vanaf zè// ah// ze blijven zij ten op den dop staan//
(vb 3) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5 ] 130 D 131 A 132 133 134 A 135 136 137 D 138 139 A 140
waarom komde dan naar hier? ah gewoon voor te profiteren aja// a=a=als ge de taal ni kunt/ hoe kunde u dan euh..integreren in de maatschappij van hier? meer aan de regels aanpassen ook hé? ze komen van ginder en ze denken..allee daar zijn de regels zo streng ze denken [hier ist [ tis precies azo da ze=da ze hier zo de mentaliteit hebben we zijn int buitenland dus mogen we gewoon doen wa we willen// ze komen eigenlijk ook van landen waar da tstrenge regels zijn en dan komen ze hier en dan doen ..[dan breken ze den boel af//
In voorbeelden 2 en 3 worden citaten van de allochtone uitgroep gegeven. De citaten (allebei citaten van een groep die overeenkomt met de allochtone uitgroep, en dus ook met het prototypische uitgroeplid.) dragen bij tot een negatief beeld over allochtonen als groep. De 73
constructed speech zoals die hier wordt gebruikt, dient als bewijslast voor het bestaande negatieve beeld dat de autochtone meerderheid over allochtonen hebben. Over alle verschillende functies van constructed speech waarbij de uitgroep de originele bron is, zullen we niet verder ingaan, omdat het voldoende werd uitgewerkt in de opdeling van Buttny (Buttny, 1997). Er werden echter ook voorbeelden van constructed speech gevonden die gebaseerd zijn op uitspraken van de eigen ingroep. Ook deze soort van constructed speech kent verschillende doelen: de eigen ingroep verdedigen, leden van de eigen ingroep waarmee men niet akkoord gaat in twijfel trekken, leden van de ingroep die negatief tegenover allochtonen staan toch rechtvaardigen, bewijs leveren voor een positie tegenover allochtonen door het citeren van medestanders, of zichzelf vrijpleiten van racistische attitudes door deze negatieve attitudes aan andere leden van de ingroep toe te schrijven (Potter en Wetherell, 1987), etc. Deze verschillende doelen zullen nu worden verduidelijkt door enkele uitgewerkte voorbeelden: (vb 4) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2 ] 145 D 146 147 148 149 150 151 152 153 […] 163 D 164 165 166 167 C 168 169 B 170
ik kan wel begrijpen da sommige mensen zo ja.. die iets minder ruimdenkend zijn als..alee als ons bijvoorbeeld.. alee kzeg ni da wij zo ruimdenkend zijn ma da die rapper in het extreme gaan gaan of zo.. bijvoorbeeld ja van.. diene vuile makak/ da ze agauw maar terug gaan naar hun land// en opt vlaams blok stemmen.. das rap gebeurd hé// alee (wa is er meer waard) we hebben der niks aan waarom kunnen ze ni gewoon daar blijven? dan hebben we hier ook geen problemen? maja dat is ni.. das onrealistische hé/ we leven in een multiculturele samenleving// das zever hé? das nu eenmaal zo// misschien hebben die mensen der geen probleem mee da die hier komen maar da ze hier dan profiteren van ons sociaal systeem.. zeggen ze dan vaak// en bijvoorbeeld/ ze komen hier doppen en profiteren van alles/en ze komen hier [op ons.. op ons belastingen [maar da zijn altijd *sommigen hé voila da wou’k just zeggen// das weeral da klein groepken da daar weer aan meedoet //
In voorbeeld 4 wordt constructed speech gebruikt om een citaat te geven van de eigen ingroep: men citeert hier een groep leden van de autochtone meerderheid in hun visie op allochtonen. Aangezien het hier gaat om negatieve positie tegenover de allochtone minderheid, zal de spreker de originele bron wel citeren (zie regels 147-148, 150-151, 163-166), maar tegelijk ook aangeven dat hijzelf geen lid is van de ‘minder ruimdenkende ingroep’. Er wordt dus aangegeven dat zulke gedachten over allochtonen wel leven bij de autochtone meerderheid, maar tegelijk distantieert de spreker ervan.
74
In voorbeeld 5 wordt ook een prototypisch lid van de autochtone ingroep (of de hele ingroep in het algemeen) geciteerd. (vb 5) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1 ] 39 A 40 B 41 A 42 43 D 44 45 46
met die.. met de banlieus daar ook met die ruzies// ja ok/ hoe da de media daar allemaal direct opsprong enzo en alle slechte dinges liet zien en mensen da dertegen reageerden// das de schuld van de media maar als gij..allee..das toch normaal als ge.. stelt da ge overvallen wordt door nen allochtoon/…ja? dan ga je toch over alle allochtonen zeggen van..ze zijn allemaal zo hé// want ja.. als ge overvallen wordt door nen belg dan ga je da nooit ni zeggen hé//
Hier heeft constructed speech tot doel de negatieve instelling jegens de uitgroep te normaliseren. Op deze manier wordt het bevooroordeelde of racistisch geïnspireerde gedrag van de eigen ingroep goedgepraat en wordt een negatieve reactie tegenover allochtonen afgedaan als een ‘natuurlijke reactie’. Zo geeft men te kennen dat er geen slechte intentie aan te pas komt wanneer men een lid van de allochtone bevolking er onterecht van beschuldigt er criminele praktijken op na te houden. Een volgend voorbeeld geeft nog een ander doel van constructed speech weer: (vb 6) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3 ] 104 C 105 106 C 107 108 109
ma tzijn ook tamzakken// ((gelach)) mijne ..nonkel heeft euh... tegen zijnen baas gezegd van ja..ik wil geen enen turk nimeer in mijn ploeg omdat ’t aal tamzakken zijn/ en euh.. hij heeft zijn goesting gekregen// want die staan daar gewoon ewa meer mè hun schipken ewa te staan en te kijken//
In bovenstaand voorbeeld wordt constructed speech gebruikt om medestanders van een bepaalde opinie aan het woord te laten. Tegelijk geldt het citaat ook als bewijs voor een eerder gedane uitspraak. Op regel 104 doet spreker C een uitspraak over allochtonen waar de toehoorders met een lach op reageren. Daarop gebruikt C constructed speech om zo een medestander aan het woord te laten, iemand die zijn mening deelt. Tezelfdertijd wordt dat citaat ook gebruikt als bewijs dat zijn eerder gedane uitspraak weldegelijk correct is, én wordt bovendien de negatieve attitude ook geëxternaliseerd (Potter en Wetherell, 1987). Er is ook nog een derde soort bron die kan geciteerd worden: soms worden dialogen geciteerd waarbij één spreker lid is van de autochtone meerderheid, terwijl de andere van allochtone afkomst is. Een voorbeeld zal dit illustreren:
75
(vb 7) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 ] 276 C gelijk op den bus ook= allee ik pak den bus altijd naar brussel hé/ en eh.. ik zat op den 277 bus= ge hebt hier een plaats naast u en dan ne zetel da dan omgekeerd naar u staat// 278 komt daar gewoon ne neger naast u zitten/ zo..in de maand mei// 279 hup doe zijn mocassinkes uit, zijn kouskes uit.. en mè zijn blote voeten op die 280 stoel// 281 … ik bezien hem azo.. en die pee vies naar mij zien ((doet passagier na)) c’est quoi 282 en wa wa wa? 283 .. kzeg gaaget ni ofzo? 284 een gans..een gans spel hé// 285 kzeg.. hup ik naar dienen buschauffeur/ diene buschauffeur zegt kom doet uw 286 schoenen maar aan dit en dat// en dan wast een gans spel hij.. diene wou zijn 287 schoenen dus ni terug aan doen hé? 288 en hebben ze hem van den bus gesmeten hé// 289 D schooin dingen//
In het bovenstaande voorbeeld wordt een dialoog weergegeven tussen de autochtone spreker zelf, een autochtone buschauffeur en een andere passagier van Afrikaanse afkomst. Dialogen als deze komen regelmatig voor in de onderzochte groepsgesprekken. Vaak hebben ze tot doel om een gebeurtenis weer te geven, waarbij de allochtone deelnemer in een slecht daglicht wordt gesteld. Het gedrag van de autochtone deelnemer in de dialoog wordt als de norm ervaren. Net zoals een citaat met een allochtoon als originele bron, heeft een dergelijke dialoog de bedoeling om bewijs te leveren voor het ‘onaangepaste gedrag’ (Hoofdstuk integratie, 6.1.2., p. 39) van de allochtone bevolking. Dit hoofdstuk toont aan dat constructed speech erg wijdverspreid is, en verschillende functies en uitwerkingen kent. Bovendien hangt deze vorm van uitspraken ook samen met het algemene idee van onderscheid tussen in- en uitgroep (Hoofdstuk wij-zij, 6.1.1., p. 11), met gebruikte stereotiepen die de definitie van integratie beïnvloeden, etc. Maar het is bovenal een argumentatieve strategie zoals er in de volgende hoofdstukken nog enkele aan bod zullen komen.
76
6.2.2. Geprojecteerde wederkerigheid
Een vaak gebruikte strategie in discours over allochtonen is de geprojecteerde wederkerigheid. De praktijk bestaat erin dat leden van de autochtone meerderheid tijdens een gesprek proberen uit te leggen hoe het voelt om een allochtoon te zijn. De praktijk bestaat grotendeels uit hetzelfde stramien: eerst is een lid van de allochtone uitgroep het voorwerp van het gesprek, maar in de zin die daarop volgt, draait de spreker de situatie om en wordt de ingroep plots het voorwerp van de conversatie. De spreker beeldt zich dan in dat hijzelf in een ander land zou terechtkomen, hij presenteert zichzelf als de ideale vertegenwoordiger én als voorbeeld van de ingroep. Deze turn wordt in de meeste gevallen gekenmerkt door de woorden ‘Als ik/wij naar daar zouden gaan…’. Natuurlijk kan geprojecteerde wederkerigheid op verschillende manieren worden geformuleerd, en op verschillende situaties worden betrokken, maar dit is wel de meest voorkomende. We illustreren even met een voorbeeld: (vb 1) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2 ] 113 C 114 115 116 117 118
ja kijk zie ik vin gewoon da.. ik heb totaal niks tegen buitenlanders en mensen die naar hier komen/ absoluut ni// maar ik vin gewoon als ge naar hier komt ..dan ist toch wel begrijpelijk da ge u *aanpast/ als wij naart buitenland gaan wij gaan daar komen gaan wij ook niks van de cultuur kennen niks van de taal.. wij gaan ons ook moeten aanpassen dus ja// das voor iedereen gelijk naar welk land da ge gaat//
Voor we overgaan tot de beschrijving van de functies van geprojecteerde wederkerigheid, moet eerst heel wat achtergrondinformatie worden gegeven. Geprojecteerde wederkerigheid moet gezien worden in het licht van vorige hoofdstukken: het is geen geïsoleerde praktijk, maar is ingebed in de structuur die zo kenmerkend is voor discours over allochtonen. Eerst en vooral moet worden gewezen op de hechte band met het denken in termen van ‘wij’ en ‘zij’ (Hoofdstuk 6.1.1., p. 11). In een eerder hoofdstuk werd aangebracht dat sprekers ‘wij’ gelijkstellen met de eigen autochtone ingroep, en dat ‘zij’ de verzamelnaam is voor de hele allochtone uitgroep (een paar uitzonderingen daar gelaten). Ook bij geprojecteerde wederkerigheid komt deze tweedeling terug, al wordt hier vooral de nadruk gelegd op de geografische scheiding. Vaak worden indexicale plaatsbepalingen gebruikt, waarbij ‘hier’ het thuisland representeert, en ‘daar’ de landen van afkomst van de allochtone minderheid. Zo wordt een groep verbonden aan een geografische plaats in de wereld: wij-hier en zij-daar.
77
Meestal wordt gewoon het woord ‘daar’ of ‘het buitenland’ gebruikt, maar af en toe wordt een specifiek land of werelddeel genoemd. Meer dan andere landen worden West-Europese landen (vb 2) gebruikt in geprojecteerde wederkerigheid: een autochtone spreker kan zich blijkbaar beter inbeelden om te emigreren naar een West-Europees land dan naar eender waar ter wereld. Toch is dit een vreemde wending, als we het in gedachten houden dat de prototypische allochtoon geen Europeaan is. Wanneer een niet-Europees land wordt opgegeven, is dat vaak Turkije (vb 3) of Marokko, en in mindere mate wordt ook Afrika (vb 4) genoemd. Enkele voorbeelden: (vb 2) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 2 ] 228 A 229 230 C 231 A 232 E 233 D 234 235 236 237 238 239 240 241 E 241 D 242
mijn mama was de enigste zwarte da hier woonde in aalst ver/ en nu in ene keer zijn der kweet ni hoeveel// ja das waar// gelijk X2 en zijn familie, aja:: X2// ik vind da wel een en*orm slecht voorbeeld want.. hij is daar op mijne verjaardag is hij geweest en hij heeft daar den helen avond in de zetel gezeten en hij heeft tegen niemand een woord gezegd// X3 ging naar de wc en ze vraagt aan mij wilde er u efkes komen bijzetten, en diene jongen..hij heeft geprobeerd van int nederlands te spreken en hij heeft tegen *niemand een woord gewisseld// hij gaat naart school en hij weigert op school van nederlands te spreken omdat hij vindt van dat is *mijn taal/ ik moet hier *mijn taal kunnen spreken// dan moeje ni naar belgië komen hé? als wij= als wij naar..pakt nu naar frankrijk of=of naar engeland gaan moeten wij toch ook ons best doen?
(vb 3) [TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 ] 169 C 170 171 D 172 173 174 175 176 A 177 C 178 179 180 D 181 C 182 183 184 185 D 186 C 187 D
en direct waa:: *racist *racist// maja ik bedoel.. bekijkt da gewoon ne keer realistisch hé// das gelijk mè carnaval hé// met carnaval ook// .. met carnaval mogen ze alleen geen dingen over moslims doen// das belachelijk hé.. hoeveel *nonnekes en *paterkes en *boeddhisten lopen der ni rond mè carnaval? Allee ja// ik heb er mè carnaval *veel tegen de moskee zien pissen zè vandejaar// en hier ze komen hun moeien met ons gewoontes en ons (xx) tis daar waar da wa’k het zou van krijgen ge moogt geen liekes maken met zulke bedoelingen/ ge moogt geen dingen= =da’s gene carnaval… carnaval is just *dadde= da iedereen mè alles lacht// we gaan wij toch ook ni naar turkije in tkleinste dorpken dat er is/ en als ze daar iets doen da wij ni (afkunnen) sturen wij toch ook geen brieven en dreigementen? mè carnaval hebben ze ook nen dingen.. nen dreigementbrief gestuurd/.. naar den bond// moh?ja? ja met zo een bom(pakket)// ze willen op alles hun mening op geven hé//
78
188
wat ist? we mogen gewoon ons (eigen mening ni geven)//
(vb 4) [ ASO, Katholiek onderwijs, groep 1 ] 151 D 152 A 153 154 155 B 156 157 A 158
wa da *wel goe is van hun is da ze voor mekaar opkomen hé// ja das wel waar// ze komen wel meer op voor elkaar als=als blanke mensen denk ik/ da ze veel meer aaneen hangen// das ook omda zezij hier als..ze weten da ze… vreemdeling zijn hé en dan gaan ze ook meer bij elkaar kruipen hé// ook waar// ma da zouden de blanken in afrika misschien ook wel doen ofzo//
In het hoofdstuk over wij-zij (Hoofdstuk 6.1.1., p. 11) werd ook de nadruk gelegd op het centrale thema van gelijkenissen en verschillen in het discours over allochtonen: Sprekers kunnen wijzen op overeenkomsten of op verschillen tussen de in- en de uitgroep, afhankelijk van het onderwerp of de ingesteldheid van de spreker ten aanzien van de allochtone minderheid. Via geprojecteerde wederkerigheid worden dan ‘praktijkvoorbeelden’ aangebracht die dienen als bewijs voor het bestaan van een gelijkenis (vb 5) of verschil (vb 6). Bovendien kunnen de meest groteske gedragingen via dit procédé als verschilmarkeerder fungeren, zoals in voorbeeld 6 gebeurt: de uitgroep wordt ervan beschuldigd dreigbrieven te versturen. Enkele voorbeelden: (vb 5) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3 ] 12 E 13 14 15 A 16 17 D 18 A
wij moeten ons toch ni aanpassen aan hun? (xxx) kom/ kziet zo al afkomen// zij komen naar hier dus zij moeten hun aanpassen// als wij naar ginder zullen gaan moeten wij ons ook toch aanpassen hé? jaa/ we zullen wij daar toch ook u eigen ding ni gaan doen hé?
(vb 6) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 ] (vervolg van vb 3) 180 D 181 C 182 183 184 185 D 186 C 187 D 188 189 190 C 191
=da’s gene carnaval… carnaval is just *dadde= da iedereen mè alles lacht// we gaan wij toch ook ni naar turkije in tkleinste dorpken dat er is/ en als ze daar iets doen da wij ni (afkunnen) sturen wij toch ook geen brieven en dreigementen? mè carnaval hebben ze ook nen dingen.. nen dreigementbrief gestuurd/.. naar den bond// moh?ja? ja met zo een bom(pakket)// ze willen op alles hun mening op geven hé// wat ist? we mogen gewoon ons (eigen mening ni geven)// ge moogt gij nog doen wa da ge wilt// da ze da doen in brussel ofzo doen..ok// .. maar toch ni in azo een dorp mè==mè hun eigen mening?
79
192 D 193 194 195 196 197 198 199 A 200 201 202 203 D 204 205 206 207
zij kiezen wa da ge wilt hé// gij moogt *daar ni mee lachen/ en en zij zijn dan nog zo stom om da ze ‘tni meer doen aja// ze zijn nog stom da ze der effenaf ni mee lachen// als ze.. als zij zeggen lacht er ni mee dan ga je der toch nog twee keer zo neig mee lachen? omda zezij u willen commanderen moet ge ze al uitlachen dus// ze zien da vanuit uw ogen ni hé// gaat gij eens naar marokko? draait da gewoon nekeer.. draait gewoon alles om en gaat gij naar marokko/ kbedoel..pff..tzou ni pakken zè peis ik// daar moete gij ni naartoe gaan en zomaar thuisblijven zè// hier kunde zeggen ik ben ziek en kblijf thuis en ik krijg congee// tzijn superveel voorbeelden aja.. hetzij marokko of in turkije gaat da allemaal ni pakken zenne// allee ja kweet ni//
De tactiek van het aanbrengen van gelijkenissen en verschillen in geprojecteerde wederkerigheid, zal later meer uitgesproken aan bod komen wanneer we het hebben over de functies van die geprojecteerde wederkerigheid. Geprojecteerde wederkerigheid vertoont ook een duidelijke samenhang met het integratie-idee (Hoofdstuk 6.1.2., p. 39). Wanneer geprojecteerde wederkerigheid in discours over allochtonen wordt gebruikt, is dat vaak om bewijzen te verschaffen die een standpunt over integratie legitimeren. Zoals in het hoofdstuk over integratie al aan bod kwam, is het leren van de taal van het gastland hier een veelbesproken onderwerp. Een voorbeeld: (vb 7) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4 ] 154 A 155 156 […] 167 C 168 A 169 C [...] 176 B 177 A 178 B 179 A 180 C 181 B 182 C 183 184 185 186 A
ik vin da ze nederlands *moeten kunnen spreken// en als ze *geen nederlands kunnen spreken..da ze tan maar naar huis gaan// da vinnekik// als=als gij naar turkije gaat gaan/ ge kent gij die taal ook ni hé? nee maar als wij daar gaan *inwonen zou kik wel turks leren zè// maja ma ze leren zij da hier toch ook de meeste? onderling spreken..spreken die toch bijna *nooit nederlands? nee// alleeja das mijn idee daarover// ma op straat spreken die ook geen nederlands// da doet er toch ni toe wa da ze op straat dat hangt er denk ik ook wel vanaf mè *wie da ze [ [ ma dat is tzelfde als gij mè uw vrienden naar ergens anders gaat/ ge praat gij onderling mè uw vrienden toch ook= da vin ik normaal zè// zo onderling// ma toch..ze moeten toch nederlands kunnen hé ?
80
187 C 188 189 A 190 191 B 192 193 194 195 A 196 B 197 198 199
ja// maja.. als ter ne waal naar hier komt dieje kan hij ook geen nederlands hé? *das just// ze zijn even slecht// ((lacht)) ma eigenlijk is da wel waar zé/ want wijlen.. want dat is ook tan weer/…wij gaan ons denk ik ook…ge gaat ergens op reis naar een ander land en ge gaat die taal leren omda ge toch zoveel mogelijk zou kunnen..verstaan/ ma op *reis gaan is iets anders als hier komen wonen hé? awelja kweet het ma ik bedoel..wij gaan dat al doen als we op reis gaan/ ze die taal gaan leren/ ma…als zij in ene keer beslissen van we gaan naar belgië en we gaan daar blijven .. ja zelfs sommigen doen da ni//
Uiteraard hangt de praktijk van geprojecteerde wederkerigheid ook samen met het taboe op racisme in het algemeen, en met het poneren van een opinie als een feit in het bijzonder (Potter & Wetherell, 1988): In geprojecteerde wederkerigheid wordt een opinie (bijvoorbeeld: ‘Allochtonen willen geen Nederlands leren’) voorgesteld als een feit. Door te stellen dat allochtonen geen Nederlands spreken of willen leren, bestaat er voor de spreker het gevaar dat hij als racistisch wordt gezien. Wanneer een dergelijke stelling echter in een verhaal wordt ingebed en als een feit wordt ‘verpakt’, lijkt het een objectief gegeven. Het gebruik van de geprojecteerde wederkerigheid zorgt ervoor dat het poneren als een feit vlekkeloos verloopt. De spreker stelt zich voor zélf een allochtoon te zijn, en gaat ervan uit dat hij en alle andere leden van zijn ingroep zich als vanzelfsprekend én in een mum van tijd zullen aanpassen aan de taal van hun nieuwe land. Voor toehoorders klinkt dit erg logisch en objectief, maar de realiteit ligt anders. Er is namelijk geen enkel bewijs dat de spreker zich de taal van zijn gastland eigen zal maken, aangezien het om een hypothetische situatie gaat: het is niet toetsbaar aan de realiteit, maar dus ook niet ontkrachtbaar. Bovendien wordt er door de spreker en zijn toehoorders vanuit gegaan dat normen universeel en algemeen geldend zijn, en houden ze geen rekening met de idee van cultuurgebondenheid van normen en waarden. Nu we meer achtergrondkennis hebben, en een overzicht hebben gekregen over de verwevenheid van geprojecteerde wederkerigheid met de andere hoofdstukken, kan worden overgegaan tot de eigenlijke functies van geprojecteerde wederkerigheid. Geprojecteerde wederkerigheid bestaat in verschillende soorten, die elk ook hele andere doelen nastreven. Zoals hierboven al werd aangegeven, kunnen de verschillende invullingen van geprojecteerde wederkerigheid worden ingedeeld aan de hand van het gebruik van gelijkenissen of verschillen. Enerzijds zijn er vormen van geprojecteerde wederkerigheid die
81
als functie hebben bewijs te leveren voor verschillen tussen in- en uitgroep. Anderzijds zijn er ook vormen van geprojecteerde wederkerigheid die nadruk moeten leggen op de gelijkenissen tussen de autochtone en de allochtone bevolking. De verschillende functies zullen worden besproken aan de hand van deze indeling. Een eerste gebruik van geprojecteerde wederkerigheid duidt op overeenkomsten tussen de autochtone meerderheid en de allochtone bevolking. Het voornaamste motief achter deze pogingen om een ‘gelijkenis’ aan te tonen, is het tonen van medeleven tegenover de allochtone minderheid. Vaak wordt deze soort van geprojecteerde wederkerigheid voorafgegaan door een negatieve uitspraak over allochtonen door spreker A, waarop spreker B dan de spreekvloer overneemt en zich in de plaats stelt van de allochtoon in kwestie. Door via geprojecteerde wederkerigheid te duiden op een gelijkenis tussen de in- en de uitgroep, roept de spreker op tot meer begrip of laat hij zien dat een allochtoon niet de absolute andere is. De gelijkenissen gaan vooral over het aanleren van de taal van het gastland, maar ook over het al dan niet ‘samentroepen’ van allochtonen, etc. Kortom: over integratie in het algemeen (Hoofdstuk 6.1.2., p. 39). Maar ook het geloof in universele gelijkenissen of principes komt steeds terug. Enkele voorbeelden : (vb 8) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 ] 16 A 17 C 18 A 19 20 21 22 B 23 C 24 25 A 26 B
langs den andere kant… ((leest de stelling)) nederlands spreken op straat/ das *erg want ..kweet ni ja als gij een dialect hebt ook/ ik bedoel..en das grat ni begrijpbaar// zoals west-vlaams/ dan begrijpte gij da ook ni hé? dus dat is..ja kijkt// ja// of als wij ergens anders tan gaan wonen/allee.. dan ist voor ons ook misschien tof da we daar ons taal nog kunnen spreken hé? ja tis da// opt school ook enzo en in openbare gebouwen//
(vb 9) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 1 ] 151 D 152 A 153 154 155 B 156 157 A 158 159 C 160
wa da *wel goe is van hun is da ze voor mekaar opkomen hé// ja das wel waar// ze komen wel meer op voor elkaar als=als blanke mensen denk ik/ da ze veel meer aaneen hangen// das ook omda zezij hier als..ze weten da ze… vreemdeling zijn hé en dan gaan ze ook meer bij elkaar kruipen hé// ook waar// ma da zouden de blanken in afrika misschien ook wel doen ofzo// ma ik vin dan ook wel..der zijn der dan *echt bij dat hun willen integreren en da dan alleeja *les volgen.. voor nederlands te leren en=en echt op zoek zijn naar werk en
82
161 162 163 164 165 A 166 167
ik vin dan ook wel…alleeja..alleeja.. proficiat voor *die mensen dan want vaak als der dan azo..een conflict gebeurt of zo worden zij dan ook bestempeld allee ja… en..chapeau voor die mensen da *wel hun willen integreren en *wel hun best willen doen enzo,…en nederlands te leren want tis ook geen gemakkelijke taal// xxxx arabisch// ik zou toch ook ni reppig zijn om arabisch te leren// stelt u voor/ tziet er toch wel een beetjen freaky en raar uit//
In voorbeeld 8 wordt op regels 16 en 17 een negatieve stelling over allochtonen voorgelezen die ze kregen voorgeschoteld om het gesprek op gang te brengen. In de stelling werd naar voor gebracht dat allochtonen verplicht zouden moeten worden Nederlands te praten op openbare plaatsen, ook wanneer ze in gesprek zijn met iemand die dezelfde moedertaal heeft. Hierop wordt gereageerd door spreker C, en die gebruikt de geprojecteerde wederkerigheid om aan te tonen dat dergelijk voorstel een onredelijke eis is. Ook voorbeeld 9 werkt volgens hetzelfde principe. Tussen de meewerkende scholen is er wel een grote differentiatie merkbaar in het gebruik van geprojecteerde wederkerigheid als blijk van medeleven: in beide ASO-scholen kwam dit veel frequenter voor dan in de twee onderzochte scholen uit het technisch en beroepsonderwijs. Er zijn echter ook vormen van geprojecteerde wederkerigheid die verschillen tussen autochtone en allochtone bevolking in de verf zetten. Ook hier wordt eerst een (meestal negatieve) uitspraak over allochtonen gedaan. Daarop wordt gereageerd met geprojecteerde wederkerigheid die als uitkomst een verschil tussen in- en uitgroep heeft. Die uitkomst bestaat erin dat de eigen groep positief wordt voorgesteld, terwijl de uitgroep een negatief rapport krijgt. Leden van de ingroep in het buitenland zijn altijd meer bereid zich aan te passen, leren sneller de taal van het land, en leven vrijwillig de gewoontes van het land na. Zo geeft de spreker impliciet of expliciet de boodschap mee dat allochtonen weigeren zich aan te passen. Uiteraard is dit een puur hypothetische vergelijking, aangezien er geen objectief bewijs voorhanden is. Voorbeeld 6 (p. 79) is een perfecte illustratie van dit soort geprojecteerde wederkerigheid, maar hieronder zullen ook nog enkele andere voorbeelden worden gegeven. (vb 10) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2 ] 239 C aah ik vin toch da ze… een taal moeten spreken da in belgië wordt euh..gesproken// 240 A ze moeten ze *kunnen spreken ma ik vin ni da ge ‘t op straat moet spreken// 241int twee allochtonen onder mekaar [ 242 C [ ja die mogen zeggen wa da ze willen/ 243 B ja da wel/..nee ma ik bedoel.. *tegen nen belg/ als ge xxxx *tegen nen belg moeje 244 toch nederlands klappen?
83
245 C 246 B 247 248 249 D 250 B
da zal wel moeten/ arabisch verston ik ni.. dus// nee maja als ge ne waal tegenkomt in aalst gaat hij tegen u beginnen frans klappen/ da *kan ni vin ik// das zoals da wij naar ginder gaan dan proberen wij altijd frans te klappen// ze zullen zij ook hun best moeten doen hé, ze zouden moeite moeten doen ma da gebeurt ni veel hé?
(vb 11) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4 ] 70 B ma kdenk=kdenk da da ook wel was gelijk da C daar int begin zei van..als=als ge 71 hier echt als kind.. geboren wordt of=of als ge naar hier komt als kind da da 72 misschien toch gemakkelijker is ook om u aan te passen// 73 A ma ik denk da ze hun ook op den duur *anders gaan *voelen hé? 74 omda..ze zijn..tis als ge *alleen ergens komt ga je u veel gemakkelijker aanpassen 75 hé// 76 als wij naar daar gaan ofzo dan ga je veel gemakkelijker... maar ze zijn hier in groep/ 77 ze *leven hier in groep hé, 78 in brussel.. zijn da hele *wijken hé// 79 C ma da ligt aan de instelling van de ouders ook hé?[ ] als zij da ni [doen gaan hun 80 kinderen] 81 A [das waar] [en van=en van de 82 maatschappij/]
In voorbeelden 6, 10 en 11 wordt via geprojecteerde wederkerigheid een vergelijking gemaakt tussen de in- en de uitgroep. Bij elk van die drie vergelijkingen wordt er expliciet een positief beeld van de ingroep geschetst, terwijl de allochtone uitgroep (Ook Walen kunnen soms tot de uitgroep gerekend worden, zoals we eerder al zagen in hoofdstuk 6.1.1., p. 11) negatief beoordeeld wordt. Deze soort vergelijking komt in de Katholieke ASO-school én in de TSOBSO-afdeling van het Gemeenschapsonderwijs veel vaker voor dan in de andere twee onderzochte scholen. Geprojecteerde wederkerigheid op basis van verschillen wordt tegelijk ook gebruikt om te tonen wat allochtonen zouden moeten doen. Hierbij zijn de autochtonen het te volgen voorbeeld. Uiteraard is niet altijd even duidelijk te zien of het om een gelijkenis dan wel om een verschil gaat. In sommige gevallen heeft een vergelijking wel de vorm van een gelijkenis tussen autochtonen en allochtonen, maar wordt impliciet de nadruk gelegd op een verschil tussen beide groepen. Voorbeeld 12 zal dit verduidelijken: (vb 12) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 1 ] 163 C 164 165 A 166 167
en..chapeau voor die mensen da *wel hun willen integreren en *wel hun best willen doen enzo,…en nederlands te leren want tis ook geen gemakkelijke taal// xxxx arabisch// (ik zou toch ook ni reppig zijn om arabisch te leren// stelt u voor/ tziet er toch wel een beetjen freaky en raar uit//
84
171 A nee maja/ der is hier toch in=in aalst azo een euh..centrum waardadde..euh 172 allochtonen nederlands geleerd wordt? 173 leerpunt// een soort avondschool/ mijn moeder is daar begeleider// 174 maar ge hebt er wel die gelijk..allee..ge hebt er da vree gemotiveerd zijn en da azo 175 kweetni hoe rap leren enzo? en ge hebt er da ni zo rap leren ma die *toch 176 gemotiveerd zijn? en da gaat dan ook wel ma ge hebt er ook die gewoon ni naar de 177 les komen enzo/ en da vinnik dan wel langs ne kant xx// 178 die mensen *doen daar dan moeite voor, en dan euh.. 179 C aja ze komen naar ons land, .. ik heb daar eigenlijk op zich geen *bezwaar tegen [ 180 A [ 181 ah maar ik ook ni aja// 182 C ma ik vin da maar normaal/ wij zouden ons *ook moeten aanpassen als we naar 183 frankrijk gaan of..naar marokko of naar engeland moeten wij ons ook wel 184 aanpassen/ en ik vin *wel…als ze hun ni aanpassen=als ze de taal ni leren 185 enzo..kheb daar toch een klein beetje problemen mee// 186 vooral met de taal//
Op regels 176-177 doet spreker A een negatieve uitspraak over allochtonen (sommigen komen niet naar de lessen Nederlands). Spreker C pikt daarop in door eerst impliciet aan te geven dat allochtonen wel Nederlands moeten leren (r. 179 en 182), en gaat daarna over tot geprojecteerde wederkerigheid (182-184): door te stellen dat Belgen die emigreren ook de taal van het gastland moeten leren, normaliseert ze en rechtvaardigt ze haar eigen integratie-eis.Tot daar de gelijkenis tussen beide groepen. Maar tegelijk legt C in feite de nadruk op een verschil, namelijk dat er veel allochtonen zijn die zich niet aanpassen, wat volgens haar een verschil is met de eigen ingroep (die zich wel moeiteloos aanpast). C ontloopt dus de stempel ‘racist’ door haar opinie af te doen als een feit, via geprojecteerde wederkerigheid. Natuurlijk zijn niet alle vormen van geprojecteerde wederkerigheid onder te brengen in één van deze categorieën; er zijn ook uitzonderlijke gevallen die ook de ingroep (of een deel ervan) negatief evalueren, maar de hierboven besproken vormen zijn wel meteen de meest voorkomende. In dit hoofdstuk zijn we ervan uitgegaan dat geprojecteerde wederkerigheid altijd een vergelijking tussen twee groepen (wij en zij) en twee geografische plaatsen (hier en daar, gastland en land van afkomst) inhoudt. Natuurlijk kan geprojecteerde wederkerigheid ook voorkomen zonder dat het geografische aspect aan bod komt. In dat geval wordt er enkel een vergelijking gemaakt tussen de autochtone en de allochtone bevolking. Dit werd hier bewust niet besproken, omdat de vergelijking tussen beide groepen voldoende werd belicht in het hoofdstuk over de indeling tussen wij en zij (Hoofdstuk 6.1.1., p. 11).
85
6.2.3. Subonderscheid binnen de uitgroep Zoals in het hoofdstuk over de categorieën ‘wij’ en ‘zij’ (Hoofdstuk 6.1.1., p. 11) al werd uitgelegd, worden in discours over allochtonen vooral de categorieën autochtoon versus allochtoon gebruikt. De uitgroep is dan een ‘melting pot’ van alle aanwezige nationaliteiten binnen België, de Belgen zelf uitgezonderd. Toch komt het vaak voor dat de besproken uitgroep wordt opgedeeld in twee (of meer) subcategorieën. De spreker erkent als het ware het bestaan van verschillende soorten allochtonen. De verschillen tussen deze subgroepen worden duidelijk gemaakt door een vergelijking die op een heel gamma aan onderwerpen (arbeid, Nederlands leren, leeftijd, sekse, etc) gebaseerd kan zijn. De gemaakte vergelijkingen zijn compleet arbitrair, net zoals de getrokken groepsgrenzen, waardoor elke spreker een andere vergelijking kan maken die de allochtone uitgroep telkens op een andere manier indeelt. Wel staan zowat alle vergelijkingen in verband met integratie. In dit hoofdstuk zullen al deze verschillende opdelingen worden besproken. De voornaamste reden waarom de uitgroep wordt ingedeeld in twee subgroepen is ook hier het vermijden van een racistische stempel. Wanneer een spreker een negatieve uitspraak doet over allochtonen als één homogene groep, bestaat het gevaar dat anderen hem als racistisch of bevooroordeeld zullen beschouwen. Het opdelen in twee aparte subgroepen gaat dit tegen: de ene categorie stelt de groep voor die door de spreker geapprecieerd, aanvaard of gedoogd wordt; terwijl de andere categorie de groep is die niet op sympathie van de spreker in kwestie kan rekenen. Met andere woorden: er is steeds een positieve en een negatieve categorie binnen de uitgroep. Wanneer de spreker zegt dat er ook allochtonen zijn met wie hij wél een vriendschap kan opbouwen, of die hij wel apprecieert, laat hij zien dat zijn afkeer voor alle andere allochtonen niet op racisme is gebaseerd, maar dat het een gevolg is van het negatieve gedrag van de allochtonen. Aangezien deze indeling vaak betrokken wordt op het onderwerp integratie, ligt het nogal voor de hand dat de gespreksdeelnemers de uitgroep indelen in mensen die zich geïntegreerd hebben of willen integreren, en anderen die zich niet integreren. Tegelijk is het indelen in twee uitgroepcategorieën ook een poging om een opinie in te kleden als een objectieve beschrijving van de wereld. Ook dit helpt vermijden dat de spreker als racistisch wordt gezien door zijn toehoorders. De tactiek die hierbij helpt, is geprojecteerde wederkerigheid (Hoofdstuk 6.2.2., p. 77) eerst gaat men de uitgroep indelen in een positieve en een negatieve subgroep, om te vermijden dat anderen de spreker als racistisch gaan zien. Om deze indeling geloofwaardiger te laten oveekomen, wordt vaak ook geprojecteerde wederkerigheid gebruikt. Via geprojecteerde wederkerigheid gaat men ook de ingroep verdelen 86
in een dergelijke positieve en een negatieve groep (‘ook in de eigen groep zijn er slechte mensen, net zoals bij de uitgroep’). Op die manier lijkt de uitspraak over het subonderscheid binnen de uitgroep een objectief feit in plaats van een opinie. Nu zal worden nagegaan hoe zulke verschillen binnen de uitgroep in de praktijk voorkomen. In eerste instantie moet worden gezegd dat deze twee categorieën niet altijd expliciet naar voor worden gebracht. Soms worden zowel de positieve als de negatieve groep expliciet benoemd, maar er bestaan evenveel gevallen waarin één van de groepen (de positieve of de negatieve) impliciet worden gelaten. Welke groep dat is, hangt af van spreker tot spreker én van de context waarin de vergelijking wordt gemaakt. Zo kan een spreker expliciet zeggen dat ‘er wel goede allochtonen zijn’, wat eigenlijk impliceert dat er ook veel slechte allochtonen bestaan. Ten tweede moet ook nog worden vermeld dat de deelnemers duiden op het bestaan van twee subgroepen, maar dat er nergens wordt gesproken over een tussencategorie of ‘randgevallen’. Men denkt eerder zwart-wit dan in grijswaarden; er heerst meer een hokjesmentaliteit dan een geloof in glijdende waardeschalen. Een eerste onderverdeling binnen de allochtone minderheid is aanpassen versus niet aanpassen. Uiteraard werd hierboven al gezegd dat zowat alle vergelijkingen terug te brengen zijn tot of in verband staan met het onderwerp integratie, maar hier wordt bedoeld dat ‘aanpassen’ expliciet naar voor wordt geschoven. Er wordt dan melding gemaakt van een groep allochtonen die zich aanpast aan het gastland (=positief), en een groep die dat niet doet (=negatief). Hieronder volgt een voorbeeld dat perfect deze tweedeling laat zien, en waarbij beide groepen expliciet worden benoemd: (vb 1) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1 ] ((lezen de stellingen over aanpassen/niet aanpassen)) 17 C ja..ik zou..*sommige passen under aan en sommige ni// 18 ja dat is azo hé? 19 A gebt= gebt *graalijke brauve en gebt graalijke smeerlappen ook// 20 tis toch just hé? 21 C slechte hé?
Deze indeling (aanpassen/niet-aanpassen) is de meest voorkomende in de onderzochte groepsgesprekken, maar ze wordt ook vaak gecombineerd met, of gelinkt aan andere indelingen zoals goed/slecht, werken/niet werken, vriendelijk/onvriendelijk, etc. waarbij de geïntegreerde groep de goede, werkende en vriendelijke allochtonen zijn; en waarbij de niet-
87
geïntegreerden worden gekenmerkt door hun slechtheid, hun onwil om te werken en hun onvriendelijkheid. Hieronder bespreek ik kort de andere indelingen die met het onderscheid aanpassen/niet aanpassen samenhangen. De tweede meest gebruikte indeling Een eerste indeling die hiermee vaak samenhangt, is die tussen de goede en slechte allochtonen. Vaak kan uit de context worden opgemaakt dat men goed en slecht in het licht van integratie moet worden gezien. Het zijn de goede allochtonen die zich aanpassen, en het zijn de slechte allochtonen die weigeren zich te integreren. Ook de woorden ‘braaf’ en ‘stout’ komen in deze context voor (zoals in voorbeeld 1 al wordt aangetoond). Vervolg van voorbeeld 1: (vb 2) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1 ] 17 C 18 19 A 20 21 C 22 23 D 24 A 25 B 26 27 C 28 B 29
ja..ik zou..*sommige passen under aan en sommige ni// ja dat is azo hé? gebt= gebt *graalijke brauve en gebt graalijke smeerlappen ook// tis toch just hé? slechte hé? en wa zegde gij dervan hé? ja::// en gij B? giene commentaar// banee das just ja/ getj slechte en getj goeie hé? ja/ meer slechte dan goei, ma das bij belgen ook zè? bij belgen eje gij ook slechte en goeie?
In dit voorbeeld wordt door spreker C eerst de indeling ‘aanpassen versus niet aanpassen’ gebruikt om de uitgroep te verdelen. Spreker A neemt de spreekvloer over om de uitspraak van C te bevestigen en gebruikt daarbij de indeling ‘goede (“brave” r. 19) versus slechte allochtonen (“smeerlappen” r. 19)’. Daarna bevestigt ook B, via de categorisering ‘goed/slecht’, maar gebruikt tegelijk ook geprojecteerde wederkerigheid om aan te tonen dat ook de autochtone meerderheid aan dezelfde categorisering kan onderworpen worden. Een derde vaak gehoorde indeling binnen de allochtone minderheid is de werkende (of werkzoekende) versus de niet-werkende (of niet-werkzoekende) allochtonen. Ook hier is het integratie-idee nooit ver weg: werkende allochtonen zijn in de ogen van de spreker meer aangepast dan niet-werkende allochtonen. Dit geldt ook voor het leren of spreken van Nederlands, een ander veel voorkomend criterium waarop de indeling van de uitgroep wordt gebaseerd. (Bereidheid tot) werken wordt vaak in één adem genoemd met de wil om
88
Nederlands te leren. Dit is niet verwonderlijk, aangezien dit de centrale integratie-eisen zijn voor de meeste gespreksdeelnemers. Een voorbeeld: (vb 3) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 1 ] 139 C 140 141 142 A 143 B 144 C 145 146 147 A 148 149 150 151 D 152 A 153 154 155 B 156 157 A 158 159 C 160 161 162 163 164
maar… alleeja… tis vaak als ter conflicten zijn ook in *aalst.. *vaak zijn der wel allochtonen..alleeja.. allochtonen bij betrokken/ vooral aant station ist er echt wel vrij veel// maja aant station=aant station *zijn der gewoon meer allochtonen// tschijnt da der al geschoten geweest is hé/ dus ja// ma tis da da ze hun samen..alleeja.. vervelen// ja en ze zitten altijd in dezelfde buurt en.. alst er dan een probleem is mè iemand ze gaan zè direct iemand gaan opbellen of zo en…dat is.. xxxx// ja das wel// ma das gewoon tfeit da de kloof tussen euh..rijk en arm te groot is hé? als als die kleiner zou zijn zouden ze in hun land blijven en dan zouden die culturen ni botsen// wa da *wel goe is van hun is da ze voor mekaar opkomen hé// ja das wel waar// ze komen wel meer op voor elkaar als=als blanke mensen denk ik/ da ze veel meer aaneen hangen// das ook omda zezij hier als..ze weten da ze… vreemdeling zijn hé en dan gaan ze ook meer bij elkaar kruipen hé// ook waar// ma da zouden de blanken in afrika misschien ook wel doen ofzo// ma ik vin dan ook wel..der zijn der dan *echt bij dat hun willen integreren en da dan alleeja *les volgen.. voor nederlands te leren en=en echt op zoek zijn naar werk en ik vin dan ook wel…alleeja..alleeja.. proficiat voor *die mensen dan want vaak als der dan azo..een conflict gebeurt of zo worden zij dan ook bestempeld allee ja… en..chapeau voor die mensen da *wel hun willen integreren en *wel hun best willen doen enzo,…en nederlands te leren want tis ook geen gemakkelijke taal//
In voorbeeld 3 wordt door spreker C eerst een negatief beeld van allochtonen in het algemeen opgehangen (r. 139-141: ze raken vaak betrokken in conflicten, en zorgen voor hogere criminaliteitscijfers). Op regels 142-150 worden enkele verklaringen gegeven voor het negatieve beeld dat eerder werd geschetst: aan het station vind je de meeste allochtonen en de meeste criminaliteit omdat er net meer allochtonen zijn, omdat ze zich samen vervelen, of omdat de kloof tussen arm en rijk te groot is. Men gaat dus eerst de allochtone uitgroep negatief evalueren, om daarna oorzaken te zoeken voor deze verklaring, waar de groep in kwestie weinig aan kan veranderen. Daarna schrijft spreker D een positief kenmerk toe aan allochtonen, namelijk dat ze voor elkaar opkomen (r. 151), en krijgt daarbij bevestiging van A en B. Om te vermijden dat ze het etiket ‘racistisch’ opgekleefd zou krijgen, gaat C echter over tot het maken van een subonderscheid, wat haar helpt die stempel te ontwijken. Één groep wordt expliciet naar voren gebracht: de geïntegreerde (de volgens haar positieve) groep. De kenmerken die aan deze groep worden toegeschreven op regels 159-160 zijn: een groep die 89
zich geïntegreerd heeft, die Nederlands lessen volgt, die op zoek gaat naar werk, en haar best doet. Hierdoor schetst C een positief beeld van (een deel van) de allochtone minderheid. Wat echter impliciet blijft, is de negatieve groep, de groep die zij nog steeds als de regel ziet: allochtonen die zich niet willen integreren, geen Nederlands les volgen, niet op zoek zijn naar werk en niet hun beste beentje voor zetten. De hier beschreven groep is net hetzelfde beeld als dat van de prototypische allochtoon uit het hoofdstuk over de categorieën ‘wij’ en ‘zij’ (Hoofdstuk 6.1.1., p. 11). Expliciet legt C dus de nadruk op de ‘goede’ groep, die in haar ogen echter een minderheid binnen de allochtone bevolking is, en daardoor bevestigt ze tegelijk ook het beeld van de prototypische allochtoon, die tot de niet-geïntegreerde meerderheid behoort. Een vijfde gemaakt onderscheid binnen de uitgroep is de oudere versus de jongere allochtonen. Vreemd genoeg wordt ook deze indeling betrokken op integratie, al hangt ook dit af van spreker tot spreker: In zowat negentig percent van de gevallen waarin de indeling jong/oud wordt gebruikt, wordt ervan uitgegaan dat de oudere allochtonen beter geïntegreerd zijn, meer op zoek zijn naar werk, etc. Kortom: er wordt een positiever beeld geschetst van de ouderen dan van de jonge allochtonen (vb 4). In ruim tien procent van de gevallen echter, wordt net het omgekeerde gesteld: jongeren zouden zich beter aanpassen dan oudere allochtonen (vb 5). Dit is een perfecte illustratie van de arbitrariteit van de aangehaalde kenmerken en stereotiepen: deze kunnen namelijk verschillend worden aangewend naargelang de context, zélfs in eenzelfde gesprek. Bovendien is ook de scheidingslijn tussen jong en oud erg vaag en willekeurig, want wie bepaalt wat jong en wat al oud is? Enkele voorbeelden: (vb 4) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 1 ] 114 B 115 C 116 B 117 118 119 120 121 122 123 A 124 125 B
ma of da ze… veel aan=aanpassen? de oudere bevolking zal hun aanpassen maar de jongeren ni/ awel ik denk da ook// die willen nog goe zijn tegenover de ander mensen/ willen nog ne goeie naam hebben of zo// ma de jongeren trekken hun daar/… *onze jeugd in feite is zelf ook al: trekt zich ook al minder aan van hunne goeie naam/ tegenover de andere/…laat staan… de allochtonen// grotendeels toch// ma ik vin da ze bij oudere groepen meestal neig veranderen enzo..meer verantwoordelijkheid enzo/ da ze..minder dinges gaan uithalen// naarmate van tijd hé//
(vb 5) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2 ] 6 A alee, ja kweet ni// sommigen denken zo en anderen denken anders ma.. tis moeilijk 7 omda zo//
90
8 C tis meestal.. de mensen azo van de extremen enzo ietksen/ ge kent der zo een paar 9 en ze veralgemenen da dan altijd en das eigenlijk vrij verkeerd// 10 allee D ge zijt zo stil? 11 D euhm.. ja ge hebt daar de goeie en de slechte zeker? Ik denk over ’t algemeen de 12 jongeren.. da die zich veel beter aanpassen.. tegenover de ouderen alee de eerste 13 generatie en zo… ja ik heb ne vriend en zijn vader kan ook geen nederlands maar hij 14 kan dan wel nederlands/ das ook misschien omdat hij naar ‘tschool gaat? 15 Bijvoorbeeld.. aja als ge meer betrokken wordt int culturele leven en sociale leven da 16 ge u meer gaat aanpassen/… en die iemand dan bijvoorbeeld..ja iemand die vijftig jaar 17 is en die komt hier aan/ da da veel moeilijker is om volledig te integreren//
De zesde indeling binnen de uitgroep is de ‘zichtbare’ versus de ‘onzichtbare’ allochtonen. Hiermee wordt bedoeld dat volgens de spreker één groep allochtonen veel meer gezien wordt in het straatbeeld, veel meer in de media komt, en zich in het algemeen meer laat opmerken. Deze groep is wat de spreker de ‘slechte’ groep noemt. Ook hier komt het aspect integratie weer terug. Het algemeen idee hier is dat geïntegreerde, goede allochtonen veel minder opvallen net omdat ze geïntegreerd zijn. De niet-geïntegreerde groep valt meer op in het straatbeeld, komt meer op een negatieve manier in de media. Zoals hierboven al werd aangegeven kan een allochtoon zichtbaar of onzichtbaar zijn op verschillende manieren. Enkele voorbeelden illustreren dit: (vb 6) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1 ] 103 A 104 105 106 107 108 E 109 110 D 111 112 113 A 114 D 115 B 116 117 A 118 119 D 120 121 A
wij kennen allochtonen en die zijn hier al vijf jaar die mensen das ne man met zijn twee kinderen en zijn vrouw/ en diene mens wilt zo graag werken enzo maar hij heeft gewoon geen vergunning om belg te worden// diene kan perfect nederlands spreken hij spreekt perfect frans die past hem aan [ [ das erg ] daar heb ik respect voor maar als ze geen goesting hebben om te werken of… gewoon willen profiteren van de staat en hun te schoon voelen voor nederlands te leren/ mah.. ze zijn toch allemaal ni zo? nee tot*aal ni/ ma ik denk da wij wel meer in contact komen met zulke mensen als mè mensen da ge hier nu azo/ waarschijnlijk ja omda ge die alleen maar *ziet hé// die andere komen ni bij u om te zeggen “wilde mè mij trouwen” hoor// ja nee inderdaad ni/ ma dat ist just hé? ge hebt maar één visie// kweet ni/ ge hebt toch ook al veel mensen gezien die ook hun best doen?
(vb 7) [ ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1 ] 186 A en ook tis ook ni gemakkelijk om als allochtoon binnen te komen in ons land mè al 187 *zoveel vooroordelen da ge al hebt tegenover... alle belgen hebben vooroordelen
91
188 189 B 190 D 191 B 192 193 A 194 195 D 196 197 198 199 200 A 201 202 203 D 204 A
tegen u als ge hier toekomt/ maar dan moede gij hier ook ni mè vooroordelen toekomen als buitenlander hé? das waar// als gij als buitenlander mè vooroordelen naar hier komt dan moeje ni naar hier komen hé// ma die mensen *komen waarschijnlijk ni mè vooroordelen naar hier hé? ze gaan gewoon peizen mè tvlaams belang dat hier al [ [ ma ge hebt er ook.. tzijn ni alleen politieke vluchtelingen da hier zitten hé? (der zijn der ook dat op ons kap leven) als ge ’t azo beziet/… ik geef u compleet gelijk da ge ni moogt zeggen da ze allemaal…allee.. negatief zijn/ maar ze zijn ook ni allemaal positief zè// ma tuurlijk ni/ ma bij ons ook// das ook bij onze cultuur zo hé// ik blijf erbij da we gewoon alleen de slechte mensen zien// ja ma..dat is zo maar da gaat ook nooit ni veranderen// die problemen worden totaal verkeerd aangepakt hé//
(vb 8) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 2 ] 410 B 411 412 413 414 415 C 416 B 417 418 A 419 420 421 422 C 423 424 425 426 427 428 A 429 C
jama ik vin ook wel, ze komen hier dan eigenlijk als vreemdeling toe ma dan beginnen ze hun eigen politieke partij op te richten en zo en da vin ik er bij tijd ook wel over// als ze zo echt hun eigen rechten gaan aankaarten en al want das altijd de blanke precies da de slechterik zijn en da intolerant en racistisch zijn/ maar soms zijn er mensen da der gewoon om *vragen da ze scheef bekeken te worden// zijn der andere die der eigenlijk *ni om vragen? ja// tzijn eigenlijk vooral die rebels jongeren die de slechte naam veroorzaken hé// ja tis da// moest da ni zo..overal euhm.. besproken worden en overal bekend zijn dan zou dat helemaal ni opvallen en zou niemand een probleem hebben mè die typische soort marokkaan of afrikaan// ma gelijk de moord op Joe hé? dus die mensen wonen ook naast moslims en ze=ze zijn ni racistisch geworden doorda hunne zoon vermoord is door die polen/ euh.. en ik vin da wel goe=alee want eens da je met die mensen omgaat enzo..dan..alleeja hebde daar ook een ander gedacht over/ en dan weten zij ook da der zowel slechte als goeie mensen zijn hé// dus ze gaan ni al die polen over dezelfde kam scheren vanaf da ogenblik// da moeten meer mensen doen hé? minder mensen over dezelfde kam scheren// ja//
(vb 9) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 2 ] 259 C 260 261 262 263 A 264 B 265 266 267 268 269
ma das al..allee zo van..dak altijd eigenlijk meer sympathie heb gehad voor afrikanen als voor turken/ en ik weet da da komt gewoon omda die meer in tnieuws komen en al…en afrikanen da zijn zo.. lieve mensen// ja kweet ni/ ik daar altijd zo al een idee van gehad// ik denk da ge romantiseert// das ze misschien ook zo..da maken der ook veel meer films over zwarte mensen die onderdrukt worden en da da eigenlijk goeie zwarte mensen zijn… alleeja die mensen…das gene stront hé waar da ge mè omgaat// ma tan aan den andere kant over marokkanen en turken doen ze da ni en dan *blijft dat ook allemaal rondhangen enzo// ik ga t ook ni gaan goepraten..ik ga t ook ni gaan goepraten.. alleeja..der zit hier
92
270 soort..dat is algemeen gekend/ 271 D das waar// 272 E maar der zijn ook wel slechte belgen hé//
Voorbeelden 6 en 7 geven aan dat bij de ingroep enkel de ‘slechte’ allochtonen in het oog springen, terwijl de ‘goede’ allochtonen helemaal niet opvallen. In voorbeelden 8 en 9 wordt vooral een oorzaak gezocht voor dat beeld. Die oorzaak blijkt uiteindelijk vooral de media te zijn: het is de media die de slechte groep laat zien, waardoor de allochtonen die wel hun best doen buiten beeld blijven. Zo een tweedeling is evengoed een strategie om een racistische stempel te ontlopen: men gaat als uitleg voor een eerder gegeven negatief beeld, achteraf oorzaken zoeken voor die gehanteerde negatieve perceptie. Die oorzaak is volgens de sprekers uit voorbeelden 6 en 7 het gedrag van de allochtoon zelf, of onbewuste psychologische processen die ervoor zorgen dat ‘slechte’ allochtonen langer worden herinnerd. In voorbeelden 8 en 9 is men ervan overtuigd dat de media een grote (ook onbewuste) invloed uitoefent op de percepties die de ingroep heeft over de allochtone minderheid, waardoor een globaal negatief beeld wordt gecreëerd over de uitgroep. Al de oorzaken die de sprekers hier voorstellen, zorgen ervoor dat de toehoorders geloven dat de ingroep helemaal niet verantwoordelijk kan worden geacht voor een dergelijk racistisch beeld. Het is namelijk een samenloop van onbewuste processen. Bovendien worden racistische praktijken en uitspraken nog te vaak beoordeeld en veroordeeld aan de hand van de intentie van de dader. Pas wanneer racisme gedeïntentionaliseerd wordt, valt het excuus van ‘het onbewuste’ weg. Alle indelingen van de uitgroep die hierboven werden opgesomd zijn meteen ook met voorsprong de meest voorkomende. Uiteraard zijn er ook nog vele andere subonderscheiden die wel het vernoemen waard zijn. We sommen even op: Vriendelijke versus onvriendelijke allochtonen; Allochtonen die rustig zijn en ‘normaal’ doen versus allochtonen die proberen op te vallen; Allochtonen in steden versus allochtonen op het platteland; Een onderscheid naargelang de nationaliteit van de allochtoon; Een onderscheid in de leeftijd waarop men naar België is gekomen (als kind of als volwassene) of de lengte van het verblijf (eerste generatie of langer); Politieke vluchtelingen versus allochtonen die zijn geëmigreerd voor andere motieven; etc…
93
Natuurlijk zijn dit niet de enige mogelijke indelingen, maar de onderscheiden die slechts één of twee maal voorkwamen werden niet in deze lijst opgenomen. Ook alle hierboven opgesomde subcategorieën hebben een duidelijke of minder duidelijke link met het integratieonderwerp. Algemeen kan worden meegegeven dat er altijd één negatieve en één positieve groep is (zonder tussencategorie), waarbij zowat alle toegeschreven kenmerken van de negatieve groep ook voorkwamen bij de constructie van de prototypische allochtoon. Vaak wordt dan ook de negatieve groep nog als de regel gezien, terwijl de positieve groep eerder een uitzondering is.
94
6.2.4. De uitgroep en hun geografische plaats in de wereld: een subonderscheid In het vorige hoofdstuk (Hoofdstuk 6.2.4., p. 86) werd al uitgelegd dat de allochtone minderheid vaak wordt ingedeeld in twee aparte categorieën, als gevolg van een arbitraire vergelijking binnen de uitgroep. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op een speciaal subonderscheid. In de geanalyseerde groepsgesprekken over allochtonen kwam ook vaak de indeling ‘allochtonen in België’ versus ‘de bevolking in het land van afkomst’. Ook hier wordt een grens getrokken binnen de leden van de uitgroep, maar in dit geval komt er ook een geografisch aspect bij kijken: men gaat mensen van andere nationaliteiten in België vergelijken met de mensen uit datzelfde land die achterblijven. Ook hier worden er aan één groep positieve en aan één groep negatieve kenmerken toegeschreven, net zoals bij alle andere vergelijkingen uit het vorige hoofdstuk. In alle onderzochte gevallen werd de uitgroep in het land van afkomst verbonden met positieve kenmerken, terwijl allochtonen in België negatiever beoordeeld werden. Vaak werden de termen ‘goed’ en ‘slecht’ ook in deze context gebruikt. Een voorbeeld: (vb 1) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4 ] 22 A 23 24 25 26 B 27 A 28 29 30 30 B 31 A 32 B 33 A 34 35 36 C 37 A 38 39 40 41 B 42 A
ik vin ieder…allee als..wij moeten wij ons pet ook afzetten in de klas waarom zouden zij dan ni hunnen doek van hun hoofd moeten doen? kversta wel da da in hunne cultuur zo is en da da daar..allee da daar veel.. waarde aan wordt gehecht.. ma uiteindelijk// wij worden ook.. als wij naar [ zelfs al gaan we daar op reis/ [jah, als wij naar ginder gaan… wete gij wa da wij allemaal moeten doen? vrouwen? gelijk hoe da wij gekleed zijn? gedecolleteerd? [da mag ni zè// [awelja ma gij gaat u aanpassen hé? [gij gaat] u daaraan aanpassen [ahja//] en..da gaan zij daarom ni altijd doen// maja..wie *krijgen wij ook? naar hier, tzijn al de slechte hé// de goei [van ginder] [allee//] allee ni allemaal maar toch de meeste zè// zijde gij ooit al eens naar turkije geweest? wetegij wa vriendelijke mensen da daar zijn? das=das ni normaal? xxxx/ waarom=waarom ga je anders?..alleeja/ *daar maken die mensen geen probleem van=van=van kweet ni wa zè//
Al wordt impliciet wel vaak het onderscheid goed/slecht meegegeven, toch komt dit niet altijd expliciet naar voor. Het gebeurt wel eens dat de spreker een negatief kenmerk dat aan 95
de uitgroep wordt toegeschreven (zoals in hoofdstukken 6.1.1., p. 11 en 6.1.2., p. 39) al aan bod kwamen: onvriendelijkheid, agressiviteit, etc.) naar voor schuift om daar vergelijking op te baseren. De negatieve groep is de groep die het genoemde negatieve kenmerk (dat meestal onderdeel is van de prototypische allochtoon) bezit, terwijl de positieve groep wordt gekenmerkt door net het tegenovergestelde kenmerk. Ook dit illustreren we even met een voorbeeld: (vb 2) [ TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 4 ] 201 A 202 D 203 204 A 205 D 206 A 207 208 C 209 B 209 C 210 D 211
die zijn veel te agressief ah// kvraag mij af waarom// moesten wij ook zo nekeer zijn hé maat.. tzou wel cool zijn zè dan// das echt..allee qua karakter is daar gewoon.. ma soms zijn die wel braaf zè..ma soms zijn die// awel ja tis te zien wa voor..als ge echt iemand van turkije zelf hebt..of echt iemand van marokko/ die zijn ni agressief zè? ma in under eigen land zijn die cool hé/ aja die zijn echt cool// ma in marokko zijn der wel veel rijke mensen zè// veel moeten hier ni zijn aja// ik stel eigenlijk voor da ze terug gaan aja//
In voorbeeld 2 gaat men ook uit van een positieve en een negatieve groep, maar doet men dit niet in termen van ‘goed’ en ‘slecht’. Men gaat zich eerder baseren op de context: op regel 201 doet spreker A een negatieve uitspraak over de hele uitgroep (‘ze zijn veel te agressief’), en doet dit af als een feit via geprojecteerde wederkerigheid (Hoofdstuk 6.2.2., p. 77). Daarna maakt spreker D een subonderscheid waarbij hij een positieve groep vermeldt (‘soms zijn die wel braaf’). Voor hij zijn turn kan afmaken, neemt A de spreekvloer over en gaat de vage indeling die D gaf concreter maken: hij maakt een subonderscheid tussen uitgroepleden in hun land van afkomst en uitgroepleden in België, waarbij deze laatste groep impliciet blijft. Expliciet schrijft hij de uitgroep in het thuisland de kenmerken ‘cool’, ‘niet agressief’ toe, terwijl impliciet ook wordt meegegeven dat de allochtonen in België wél agressief zijn, waarmee hij de uitspraak van A op regel 201 bevestigt. Wanneer we het hebben over het geografische aspect van het subonderscheid, kan worden gezegd dat niet erg veel variatie bestaat in het benoemen van de twee plaatsen in kwestie. Meestal worden gewoon de plaatsbepalingen ‘hier’ en ‘daar’ gebruikt, zonder dat er een specifiek land naar voor wordt gebracht. Wanneer dit wél gebeurt, komen in de onderzochte data enkel de landen Turkije (zie vb 1 en 2) en Marokko (zie vb 2) voor. Niet zelden worden beiden landen in één adem genoemd. 96
De functie van dit subonderscheid binnen de uitgroep is dezelfde als bij het vorige hoofdstuk: het vermijden van een racistische stempel. Door niet de uitgroep als geheel negatief te evalueren, maar de groep te verdelen in ‘goede’ en ‘slechte’ leden, krijgen toehoorders het idee dat wat de spreker zegt een objectief gegeven is. De spreker kent immers ook allochtonen die hij wel positieve kenmerken toeschrijft, waardoor het idee dat hij racistisch zou zijn, vervalt. Hij lijkt immers waarheidsgetrouw weer te geven dat leden van de uitgroep in België zich minder conform de regels gedragen dan hun vroegere landgenoten die zijn achtergebleven. Om deze ‘objectiviteit’ kracht bij te zetten, gaat men vaak redenen geven waarom precies de ‘slechte’ groep emigreert. Enkele voorbeelden zullen dit illustreren: (vb 3) [ TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 ] 80 C allee ja.. en de mensen da naar hier komen/ waarom komen die naar hier? 81 ik bedoel.. da’s ook iet hé// 82 ik ken iemand da naar turkije.. naar turkije op reis geweest is.. hij zegt da zijn 83 fantastische (mensen) .. niks op aan te merken/ en wie komt er naar hier, die da’t daar 84 moeilijk hebben// 85 A en die da van den boerenbuiten komen// 86 da daar lastig (xxx)// 87 D aja tis da/ tzijn de slechte da naar hier komen // 88 maar dan moogde der *nog niks op zeggen hé//
(vb 4) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4 ] 118 A 119 120 121 122 123 C 124 A 125 126
das just tzelfde als bij ons/ bij ons zijn der è toch ook veel ambetanterikken die hun ni aanpassen? en dan zijn der de goei// en dan hebde daar even=even=even hard// maar ik peis da *wij wel […allee] tgrootste deel… allee…euhm de ( [tss]) meest..meest..mindere gekregen hebben// anders zouden ze ni naar hier komen hé? da vinnekik//
(vb 5) [ ASO, Katholiek onderwijs groep 4 ] 310 C 311 A 312 313 C 314 A 315 316 B 317 318 A 319 B 320 321 C 322 A
die omstandigheden da hangt allemaal ewa aaneen zé// ik denk ook t*milieu waar dag ge in leeft// als ge van de *rijkere zijt of van de ander= of van een mindere/ ma meestal als ze naar hier komen ist euh..ist alleeja.. om werk of zo hé? bah [ge weet gij da ni hé? [allee *echt rijke die=die blijven tzou moeten zijn da ze… poli*tieke problemen of zo hebben/ maar meestal gaan de euh gaan de rijkere toch ni zeggen van/ ma toch// kweet ni// maja ge moet er natuurlijk ook nog tgeld voor hebben voor naar hier te komen ook hé? da wel// tzijn der toch *ook hier die hier rijk geworden *zijn?
97
323 C 324 B 325 C 326 B 327
aja da zeg ik ni ma ja ma zal [ook… [ma die *vluchten toch? als ze=als ze dan *ni rijk geworden zijn wil het ook alleen maar zeggen da ze der geen moeite hebben willen voor doen hé?
In bovenstaande voorbeelden zien we enkele redenen die worden gegeven om te ‘bewijzen’ dat het de ‘slechte’ leden van de uitgroep zijn die emigreren. Meestal wordt deze tactiek gebruikt om zich in te dekken tegen eerder gedane negatieve uitspraken over de allochtone minderheid: men gaat het onderscheid als het ware gebruiken om die negatieve uitspraak te legitimeren (de ‘slechte’ uitgroep zit hier dus mogen we gerust onze negatieve gevoelens uiten.) De redenen die worden gegeven variëren van voorbeeld tot voorbeeld. In voorbeeld 3 wordt gesteld dat enkel mensen die het in hun thuisland al moeilijk hebben, die op het platteland woonden en in hun land ook al geen beste reputatie hadden, wegtrekken. Ook voorbeeld 4 gaat uit van dezelfde gedachte dat enkel de ‘slechte’ uitgroep emigreert omdat ze ook daar niet worden aanvaard. In voorbeeld 5 gaat men de uitgroep verdelen tussen rijken en armen: de armen komen naar Europa voor een beter leven, terwijl de rijken geen reden hebben om hun machtspositie en rijkdom te verlaten. Hier gaat men ervan uit dat het economische gelukszoekers zijn die emigreren, met uitzondering van de politieke vluchtelingen. In de gegeven voorbeelden lijken de aangebrachte argumenten erg objectief en samenhangend, maar het valt uit elkaar als we dit van naderbij bekijken. Ook deze constructie van subonderscheiden is puur hypothetisch: het valt niet te bewijzen of allochtonen in België echt zo slecht zijn als de sprekers aangeven, en omgekeerd kan men ook niet bewijzen dat alle achtergebleven uitgroepleden in het thuisland even vriendelijk zijn, aangezien de meeste van de sprekers en toehoorders het land in kwestie nog niet hebben bezocht. Er zijn echter enkele overeenkomsten wat bovenstaande voorbeelden betreft: men deelt de uitgroep in een positieve en een negatieve groep in, waarbij de slechte groep emigreert omdat ze geen andere mogelijkheid hebben (ze staan onderaan de sociale, politieke of economische ladder), en de goede groep in het thuisland blijft omdat ze hun bestaande machtspositie niet willen verliezen. Bovendien geven de sprekers vaak impliciet aan dat de uitgroep in het thuisland niet erg verschillend is van de eigen ingroep. Hen worden enkel positieve kenmerken toegedicht, die volgens de sprekers ook op de eigen ingroep van toepassing zijn (vriendelijk zijn, niet agressief zijn, etc.). De uitgroep die naar België is verhuisd, wordt wel gezien als de absolute andere, gekenmerkt door negatieve eigenschappen. Deze negatieve eigenschappen kunnen volgens de ondervraagden enkel worden weggewerkt via integratie. Daarom zien we 98
ook hier steeds dezelfde onderwerpen terugkomen die ook centraal staan bij de definitie van integratie.
99
7. Discussie
In dit onderzoek werd een antwoord gezocht op de vraag : ‘hoe zit (racistisch) discours over allochtonen precies in elkaar? Hoe komt racisme tot uiting in alledaags taalgebruik?’. Het antwoord werd gegeven in twee delen: enerzijds werd het gebruik van enkele conceptuele termen gezocht waarvan de betekenis veranderde naargelang de context. Anderzijds werden enkele vaak terugkerende argumentatieve strategieën besproken die typisch bleken te zijn voor discours over de uitgroep. Na het lezen van het hoofdstuk ‘Analyse’ (Hoofdstuk 6, p. 10) kan worden gezegd dat het antwoord op deze onderzoeksvraag niet in één scriptie kan worden vervat: het (racistisch) discours over allochtonen is uitgebreid en divers, maar het is bovenal ook niet deterministisch te noemen: een argumentatieve strategie of een conceptuele term als ‘integratie’ heeft niet in elke context dezelfde betekenis of dezelfde uitvoering. Binnen alledaags interactie over de allochtone minderheid bestaan er nog veel meer termen die moeten worden besproken, en persuasieve strategieën die moeten worden herkend en uitgewerkt. Toch zijn uit het antwoord dat deze scriptie geeft al wat ‘algemene tendenzen’ te ontwaren die erg kenmerkend zijn voor racistisch discours. Eerst en vooral is de indeling wijzij steeds en op elk vlak aanwezig. De kernen van deze groepen blijven doorheen alle geanalyseerde gesprekken stabiel, maar de ‘randgevallen’ die niet perfect in deze dichotomie passen, verschuiven naargelang de spreker of de context nogal eens van groep. Bovendien zien sprekers zichzelf meestal als het schoolvoorbeeld van de eigen ingroep: de autochtone meerderheid wordt dan ook systematisch positiever geëvalueerd dan de uitgroep. Het toeschrijven van negatieve kenmerken aan de allochtone minderheid wordt vooral pijnlijk duidelijk wanneer we het beeld reconstrueren van de prototypische allochtoon, de allochtoon die de sprekers voor ogen hebben terwijl ze over de uitgroep praten. Een andere (min of meer) constante is de functie die argumentatieve strategieën hebben: in essentie zijn ale besproken strategieën een poging om te vermijden dat toehoorders de spreker als racistisch gaan zien. Elke spreker probeert deze stempel te ontwijken door objectief over te komen, door te doen alsof hun opinie een feit in de wereld is. Uiteraard kent een argumentatieve strategie als constructed speech of geprojecteerde wederkerigheid wel nog andere functies, zoals in het hoofdstuk ‘Analyse’ uitgebreid werd besproken, maar het voornaamste reden voor het gebruik van deze talige constructies is wel het vermijden van een racistisch etiket.
100
Deze bevindingen liggen in de lijn van heel wat andere discoursanalytische onderzoeken naar racistisch taalgebruik. Veel inspiratie voor deze scriptie kwam dan ook uit de bevindingen van Potter en Wetherell (Potter & Wetherell, 1988), Blommaert en Verschueren (Blommaert & Verschueren, 1991), Buttny (Buttny, 1997), etc. Toch werd de redenering van deze onderzoekers niet blindelings gevolgd: er werd uitgegaan van de eigen data en eigen bevindingen, om deze daarna kritisch te vergelijken. Toch is een dosis zelfkritiek hier op zijn plaats: een onderzoeker stuurt zijn onderzoek steeds in een bepaalde richting. Door zich daar bewust van te zijn, kan deze ‘observers paradox’ al drastisch worden ingeperkt. Desalniettemin werden de gesprekken beïnvloed door de kaartjes met stellingen die dienden voor het op gang brengen van het gesprek: deze brachten immers enkele onderwerpen naar voor, zoals integratie. Toch geloof ik dat discours over allochtonen vaak impliciet of expliciet over integratie gaat, ook zonder de gebruikte stellingen. Dit kan worden onderzocht door het analyseren van andere, natuurlijke data in plaats van groepsgesprekken rond één thema.
101
8. Conclusie
In dit hoofdstuk proberen we een korte samenvatting te geven van het antwoord op de hoofdonderzoeksvraag: ‘Hoe zit discours over allochtonen in elkaar? Welke grote lijnen komen steeds terug in alledaagse (racistische) interactie over allochtonen?’ In deze scriptie komen enkele grote lijnen steeds terug die typisch blijken te zijn voor discours over allochtonen. Ten eerste worden altijd de categorieën ‘wij’ en ‘zij’ gebruikt. Deze termen hebben een vastliggende kern, maar de grenzen ervan zijn vaag en verschuiven naargelang de context. ‘Wij’ wordt gelijkgesteld aan de ingroep, de spreker ziet zichzelf en zijn naaste omgeving vaak als het toonbeeld (of de prototypische kern) van de autochtone meerderheid. ‘Zij’ komt in de perceptie van de sprekers overeen met de allochtone uitgroep, waarvan de prototypische allochtoon de kern vormt. Ten tweede is ook de conceptuele term ‘integratie’ nooit ver weg in de interactie tussen autochtonen over allochtonen. Zowat elke spreker kent de integratiedefinitie zoals die werd opgesteld door Paula D’hondt en het Koninklijk Commissariaat voor Migranten. Er is echter een verschil tussen het zich bewust zijn van die definitie, en de definitie die de spreker voor zichzelf maakt. Doorgaans komen dezelfde integratieaspecten steeds terug, zoals het leren van de taal van het gastland, het zoeken of verrichten van arbeid, het veranderen van de eigen instelling en gedrag, en het overnemen van de normen en waarden van het gastland. Deze aspecten komen in elk gesprek bovendrijven, maar niet elke spreker zegt akkoord te gaan met deze integratie-eisen. In dat geval maakt de spreker (expliciet) een onderscheid tussen de eigen definitie en de definitie die andere ingroepleden hanteren, waarbij hij zichzelf ziet als de meest toegeeflijke, tolerante en niet-racistische subgroep binnen de autochtone meerderheid. Een derde kenmerk van discours over allochtonen, is het ontwijken van de racistische stempel (als gevolg van het taboe op racisme). In deze scriptie worden vier argumentatieve, persuasieve strategieën onderzocht, die elk hun methode hebben om te vermijden dat de spreker als racistisch wordt gezien. Een eerste dergelijke strategie is het gebruiken van ‘constructed speech’: het (al dan niet letterlijk) citeren van een andere bron, om op die manier bewijsmateriaal te leveren voor een standpunt. Een tweede persuasieve strategie is het gebruik van ‘geprojecteerde wederkerigheid’, een constructie waarbij de spreker zich luidop voorstelt hoe het is om zelf te emigreren. De rollen worden als het ware omgedraaid, vaak met de
102
bedoeling om verschillen en gelijkenissen tussen in- en uitgroep te ‘bewijzen’ of om te wijzen op volgens hen universeel geldende principes. Vaak wordt geprojecteerde wederkerigheid ook ingezet om de eigen integratie-eisen te legitimeren, en heeft het als resultaat dat de spreker objectief overkomt (en een waarheidsgetrouw beeld schetst) in plaats van subjectief te lijken. Een negatieve uitspraak over de allochtone minderheid wordt op die manier gelegitimeerd. Een derde strategie die in dit onderzoek wordt uitgewerkt, is het maken van een subonderscheid binnen de uitgroep. De allochtone minderheid wordt ingedeeld in een groep met positieve toegeschreven kenmerken, en een groep die negatief geëvalueerd wordt. De positieve subgroep binnen de allochtone bevolking is volgens de spreker beter geïntegreerd en bevat meer positieve kenmerken die ook bij de autochtone meerderheid terug te vinden zijn, terwijl de negatieve subgroep wordt voorgesteld als de absolute andere. Ook deze strategie zorgt ervoor dat een negatieve uitspraak over (een deel van de) allochtonen wordt voorgesteld als een feit in plaats van een opinie. De spreker lijkt een objectieve mededeling te doen, waardoor hij geen racistisch etiket krijgt opgekleefd, ondanks zijn negatieve uitlatingen over de uitgroep. De vierde en laatste strategie die in dit onderzoek wordt besproken, is in feite een toepassing van het opdelen in subgroepen dat hierboven al werd uitgelegd, namelijk het verdelen van de uitgroep in een subgroep hier in België en een subgroep die in de landen van afkomst is achtergebleven. Ook hier schrijft men aan één groep (vaak zijn dat de achterblijvers) positieve kenmerken toe, terwijl de uitgroep die naar België is geëmigreerd wordt gekenmerkt door negatieve aspecten. Net zoals bij andere gemaakte subonderscheiden wordt alles nogal zwartwit voorgesteld door de spreker, en is het resultaat (objectief lijken en een racistische stempel ontwijken) gelijkaardig. Al deze strategieën en conceptuele termen werken op elkaar in en komen vaak samen voor. Een racistische uitspraak kan immers niet als een geïsoleerde praktijk worden gezien, maar moet altijd in zijn context worden bestudeerd. De context beïnvloedt een uitspraak, een spreker of een discours, en tegelijk geven deze ook vorm aan de context. Uiteraard is het onderzoek naar (racistisch) discours over allochtonen hiermee niet afgelopen: er zijn nog tal van conceptuele termen en argumentatieve strategieën die kenmerkend zijn voor racistisch discours die nog moeten worden onderzocht. Bovendien evolueert het taalgebruik constant, wat leidt tot steeds nieuwe vormen van racistisch taalgebruik.
103
9. Bibliografie
Balibar, E.; Is there a Neo-Racism?, in: Balibar,E. & Wallerstein, I.; Race, Nation, Class: Ambiguous Identities, 1992, London, Verso, p. 17-28. Billiet, J. & Waege, H. (eds.); Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek, 2003, Antwerpen, De Boeck. Blommaert, J. & Verschueren, J.; The pragmatics of minority politics in Belgium, 1991, Language in Society 20, p. 503-531. Blommaert, J. & Verschueren, J.; The rhetoric of tolerance or, what police officers are thaught about migrants, 1993, Journal of Intercultural Studies 14 (1), p. 49-63. Brehm, S.S., Kassin, S.M., Fein, S., Mervielde, M.; Sociale Psychologie, 2000, Gent, Academia Press. Brown, G. & Yule, G.; Discours Analysis, 1983, Cambridge, Cambridge Textbook in Linguistics. Bulcaen, C. & Blommaert, J.; De constructie van ‘klassieke gevallen’: Case management in de interculturele hulpverlening, in: Glastra, F. (ed.); Organisaties en diversiteit, 1999, Utrecht, Lemma. Buttny, R.; Reported speech in talking race on campus. In: Human Communication, Vol. 23(4), 1997, p. 477-506. D’hondt, P.; ‘Integratiebeleid: een werk van lange adem’, 1992, 3 vols., Brussel, Commissariaat voor het Migrantenbeleid. D’hondt, S.; Over ‘authenticiteit’ en ‘cultuur’: Multiculturalisme als lifestyle voor linkse bourgeois, 1998, Etcetera 16(65), p. 35-37.
104
D’hondt, S. Others on trial: The construction of cultural otherness in Belgian first instance criminal courtrooms, manuscript, 1996. Essed, P.; Racial intimidation: Sociopolitical implications of the usage of racist slurs, in: Riggins, S.H. (ed.); The Language and politics of exclusion: Others in Discourse, 1997, London, Sage, p. 131-152. Hoechsmann, M.; Benetton Culture: Marketing difference to the new global consumer, in: Riggins, S.H. (ed.); The Language and politics of exclusion: Others in Discourse, 1997, London, Sage, p.183-202. Independent Studies 2005-2006; Discursive dissertation guide: Doing your research, 20052006, University of Derby, Department of Psychology. Mamdani, M.; Culture Talk; or, how not to talk about Islam and politics, in: Good Muslim, Bad Muslim: America, the Cold War and the Roots of Terror, 2004, New York, Pantheon, p. 17-62. Meeuwis, M.; Leniency ad testiness in intercultural communication: Remarks on ideology and context in interactional sociolinguïstics, 1994, Pragmatics 4(3), p. 391-408. Muteba Rahier, J.; Métis/Mulâtre, Mulato, Mulatto, Negro, Moreno, Mundele Kaki, Black,... The wanderings and meanderings of identities, in: Hintzen, P.C. & Muteba Rahier, J. (eds.); Problematizing blackness: Self-ethnographies by black immigrants from the United States, 2003, London, Routledge, p. 85-112. Myers, G.; Matters of opinion – Talking about public issues, 2004, Cambridge, Cambridge University Press. Pommerantz, A. & Fehr, B.J.; Conversation Analysis: An approach to the study of social action as sense-making practices, in: Van Dijk, T.A. (ed.); Discours as social interaction, 1997, London, Sage Publications – New Delhi, Thousand Oaks, p. 64-91.
105
Potter, J.; Discourse Analysis; in: M. Hardy & A. Bryman (eds.); Handbook of Data Analysis, 2004, London: Sage, p. 607-624. Potter, J. & Wetherell, M.; Accomplishing attitudes: Fact and evaluation in racist discourse, 1988, p.51-68. Tannen, D.; New York Jewish conversational style, in: Jaworski, A. & Coupland, N. (eds.); The Discourse Reader, 1999 [1981], London, Routledge, p. 459-573 Tuchmann, G. & Levine, H.G.; New York Jews and Chinese food: The social construction of an ethnic pattern, 1993, Journal of Contemporary Ethnography 22(3), p. 382-407. Vonk, R. (red.); Cognitieve sociale psychologie – Psychologie van het dagelijks denken en doen, 2003, Utrecht, Lemma. Wallerstein, I.; The construction of peoplehood: Racism, nationalism, ethnicity, in: Balibar,E. & Wallerstein, I.; Race, Nation, Class: Ambiguous Identities, 1991, London, Verso, p.71-85. Wodak, R. & Reisigl, M.; Discours and Racism: European Persectives, 1999, Annual Review of Anthropology, Vol. 28, 1999, University of Vienna, p.175-199.
106
10. Appendices 10.1. Transcriptiesleutel Het transcriptiesysteem dat doorheen mijn data werd gebruikt, is het systeem dat ons werd aangereikt in de cursus Etnolinguïstiek, gedoceerd door Professor S. D’hondt, en is in grote lijnen gebaseerd op de transcriptiesleutel van John Gumperz. tekst/
kleine daling in pitch
tekst//
sterke daling in pitch, finale stop
tekst,
kleine stijging in pitch
tekst?
Sterke stijging in pitch, vaak geassocieerd met een vraag
*tekst
accent, nadruk
te::kst
verlenging van een klank (het aantal dubbelpunttekens geeft intuïtief aan hoe lang deze duurt)
..
pauze korter dan 0.5 seconden
…
pauze langer dan 0.5 seconden
((stilte))
pauze die langer dan enkele seconden duurt (wanneer het gesprek stilvalt)
((lacht))
wanneer één of meerdere participanten lachen
tekst==tekst
geeft te kennen dat de uiting in kwestie zonder pauze aan de vorige uiting werd gekoppeld (“latching”)
tek[st tekst] [tekst t]ekst
overlappende uitspraak tussen verschillende sprekers
107
(tekst) (xxx)
moeilijk transcribeerbaar segment, (“reasonable guess”) onverstaanbaar segment (het aantal kruisjes stemt overeen met het aantal lettergrepen
((snel)) tekst
geeft te kennen dat het daarop volgende fragment sneller,
((langzaam)) tekst
langzamer, luider,…is dan de nabije omgeving
((stil)) tekst ((luid)) tekst 45
regelnummering
A,B,C,..
elke deelnemer aan het gesprek wordt aangeduid met een letter om de anonimiteit te verzekeren
108
10.2. Aantal allochtonen in Aalst, per nationaliteit op 01/01/2005 Aantal allochtonen in Aalst per nationaliteit op 01/01/2005 Land van afkomst Albanië Duitsland Oostenrijk Bulgarije Spanje Finland Frankrijk Groot-Brittannië Griekenland Hongarije Ierland Malta Polen Portugal Roemenië Zweden Zwitserland Italië Nederland Servië-Montenegro Letland Litouwen Tsjechië Slowakije Wit-Rusland Oekraïne Rusland Kroatië Macedonië Bosnië-Herzegovina Joegoslavië Unie d. Socialist. Sovjetrep. China-Taïwan India Indonesië Japan Laos Maleisië Nepal Filippijnen China Volksrep. Kazachstan Oezbekistan Thaïland Bangladesh Armenië Afghanistan
aantal mannen 9 23 7 2 62 1 38 38 25 0 1 0 16 14 1 3 3 62 116 19 0 3 0 3 0 1 5 0 13 0 6 0 0 4 2 3 0 1 2 13 14 0 2 3 0 1 13
aantal vrouwen
Totaal 5 22 1 3 48 3 57 13 9 1 2 1 26 8 6 2 2 33 63 11 1 1 2 6 3 6 9 2 14 2 1 1 2 2 9 4 1 0 1 16 14 4 3 19 2 2 1
14 45 8 5 110 4 95 51 34 1 3 1 42 22 7 5 5 95 179 30 1 4 2 9 3 7 14 2 27 2 7 1 2 6 11 7 1 1 3 29 28 4 5 22 2 3 14
109
Georgië Irak Iran Jordanië Libanon Pakistan Syrië Turkije Burundi Kameroen Congo (D.R.) Congo (Rep.) Ivoorkust Benin Ethiopië Ghana Guinea Liberia Senegal Nigeria Madagaskar Zuid-Afrika Sierrra Leone Somalië Tsjaad Togo Kenya Angola Swaziland Algerije Egypte Marokko Mauritanië Tunesië Canada Verenigde staten van Amerika Cuba Honduras Jamaica Mexico Nicaragua Dominicaanse republiek Argentinië Brazilië Ecuador Venezuela Australië Onbepaald van Russische herkomst van Rwandese herkomst van Zaïrese herkomst van Libanese herkomst van Syrische herkomst van Turkse herkomst
0 0 3 1 8 4 6 103 0 1 19 3 1 0 0 3 3 1 1 5 0 3 3 4 1 2 1 2 1 6 4 91 1 11 5 4 0 0 1 2 0 1 2 1 1 0 0 0 7 11 2 1 15 0
1 1 3 0 5 1 2 135 2 4 36 4 0 1 1 7 2 0 0 12 1 4 1 1 0 1 1 1 0 11 2 97 0 7 1 6 4 1 3 1 1 4 2 3 3 2 1 1 4 8 0 0 13 1
1 1 6 1 13 5 8 238 2 5 55 7 1 1 1 10 5 1 1 17 1 7 4 5 1 3 2 3 1 17 6 188 1 18 6 10 4 1 4 3 1 5 4 4 4 2 1 1 11 19 2 1 28 1
110
van Iraanse herkomst van Somalische afkomst van Congolese afkomst Vaderlandsloos Nog niet definitief bewezen Onbepaald Algemeen totaal
2 1 0 1 0 2
2 0 2 0 2 0
4 1 2 1 2 2
884
870
1754
111
10.3. Transcripties 10.3.1. Technisch- en Beroepsonderwijs, gemeenschapsonderwijs, groep 1 tot en met groep 5 10.3.2. Algemeen Secundair Onderwijs, gemeenschapsonderwijs, groep 1 tot en met groep 5 10.3.3. Technisch- en Beroepsonderwijs, Katholiek onderwijs, groep 1 tot en met groep 4 10.3.4. Algemeen Secundair Onderwijs, Katholiek onderwijs, groep 1 tot en met groep 5
112
10.3.1. TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 1 1 A oeioei ik kan der ni op antwoorden hé op die vraug// 2 B ik zou ook zwijgen// 3 A ze gaan’t oppakken en a:l zè// 4 ((gelach)) 5 B ik zeg daar niks op hé/ ik verkeer *wel mè nen turk hé/ dus ja// 6 C mag ik da na al zeggen? 7 int ja doe maar// 8 C ga je da filmen hé? 9 ((gelach)) 10 B diene camera staat daar azo voor de show azo, 11 C komt da..komt da op tv of azo iet? 12 of ni? 13 int dat is gewoon.. moest mijn dictafoontje blokkeren dat ik nog iets op waar da’k uw 14 stem op kan horen// 15 B das voor ’t *school zeker? 16 is da voor tschool? 17 C ja..ik zou..*sommige passen under aan en sommige ni// 18 ja dat is azo hé? 19 A gebt= gebt *graalijke brauve en gebt graalijke smeerlappen ook// 20 tis toch just hé? 21 C slechte hé? 22 en wa zegde gij dervan hé? 23 D ja::// 24 A en gij B? 25 B giene commentaar// 26 banee das just ja/ getj slechte en getj goeie hé? 27 C ja/ meer slechte dan goei, 28 B ma das bij belgen ook zè? 29 bij belgen eje gij ook slechte en goeie? 30 A mo toch, 31 ge moetj ze zien lopen/ 32 eigenlijk ist toch just hé? 33 C ze peizen da ze meer zijn dan een ander/ ma ja// 34 A en ze kunnen a begaupen hé? 35 das toch just? 36 C ja// 37 dat est hé? aja, 38 A oké/ (das gezegd//) 39 ((B lacht)) 40 C en wa vinde gij dervan mevrouw ? 41 int ik mag daar niks over zeggen// 42 C aja// 43 B zij moet dat aan ons vragen// 44 C uhum/ ja// 45 ja dat ist hé? 46 ik kan der ni meer over zeggen/ kweet het ni aja// 47 A gau je nou nekeer iet zeggen ? 48 B éh? 49 ma ik vin da eigenlijk nor*maal da die altijd zo *kwaad en agres*sief doen/ 50 as ge gijlen atijd op hunne kap zitj is da toch normaal in feite? 51 das toch just? 52 getj der altijd commentaar op en dit en dat/ das toch normaal da ze weer reageren?
113
53 of ni? 54 D (tis da gewoon eigenlijk da we op hun kap zitten//) 55 C ja// tis dat hé// 56 B ma doorda je gijlen op hunne kap zit beginnen zijlen tegen u hé? 57 A en eje mè *enen ambras, dan komt der in ene keer vijfhonderd man af// 58 C ja das toch waar als ge gij [ 59 B [ ja das just ze *komen voor elkanderen op ma… als a: 60 vriendin of.. kweet ni wie ambras heeft of zo [ 61 C [ a: vriendin ma dat is dikke zjiever hé 62 dadde? 63 als ge na meiren.. als ter na meiren nen turk is da mè enen of mè a tweeën ambras 64 heeft… komen zij van hier.. komen ze direct naar daar om te helpen/ awel.. da eje bij 65 belgen ni hé? 66 ja das waar// 67 B ma dat is gewoon voor mekanderen opkomen/ dat is è ni miejr? 68 C xxxnog ni goe ook// 69 B ((lacht)) 70 ik zwijg al// 71 lotj da stoan jong want sebiet blokkeer het/ tèn est op de video te doen// 72 C da was’t… mevrouw// 73 int da was’t? 74 B ssjt zwijgt jongen dan blijven we nog wa zitten// 75 int en wat vind je over het algemeen? 76 heb je veel problemen met allochtonen of kom je der juist goe mee overeen? 77 B ah ik ver*keer ermee// 78 ((lacht)) 79 A en komde er goe mee overeen? 80 B ((lacht)) 81 soms// 82 C kzal ekik goeiendag zeggen tegen die zolang da die *mij gerust laten laat ekik die 83 ook mè rust hé? 84 ktrek ekik mij da ni aan// 85 ik=[ik ben voor tmijn 86 A [ die da altijd een bees] geven das ook ambetant/ 87 vraagt da nu nekeer aan elk mèsken hé, allee da..gelijk da ge zag da... allee een 88 schoein mèsken hé gelijk X1…wa da ze zeit// 89 kmoe der toch ni va weten zè alst er enen bij mij komt/ ((lacht)) 90 ik bijt hem af// ((lacht)) 91 B gij zegt wel ni veel hé gij? 92 D nee ik ben stil hé? 93 A zeg nekeer *aa mening op *die vraug// 94 D eigenlijk just tzelfde wa hier gezegd is geweest// 95 A aja// 96 en op dedie? 97 B en *daar emmen we nog ni op geantwoord// 98 A ((leest de stelling)) nieje// ((lacht)) 99 of da ze hun goed aanpassen? aan de cultuur// 100 B ma da vin ik ook wel ni// 101 gelijk die mè hunnen *doek en al op// 102 C ze emmen een an=een ander geleuf hé? ja da/ 103 A ma ni van da geleuf/ die=die *kleden hun toch ook wel anders? 104 azo ewa.. kmoen der ni va weten// 105 B ja:// 106 D tis da// 107 C ma daar trek ik mij niks van aan zè//
114
108 D ik trek mij daar niks van aan// 109 C ik ook ni// 110 B ja ma ik vin da wel dom// 111 en kben tegen die mè nen doek enzo op/ da vin ik eigenlijk wel ma dom// 112 we zouden’t wij in hun land ook ni moeten doen hé? 113 A ma die meiskes zijn azo ni=ni neig hé? 114 ze moeten luisteren hé? 115 B nee ik vin da dom dienen doek/ ik kan der ni aan doen// 116 C gunder zou da beter ook doen/ luisteren// 117 D ((lacht)) 118 ((stilte)) 119 int zouden ze de hoofddoek dan over ‘t algemeen moeten verbieden? 120 A ja ge zie ni of da ge lank of kort hoar hebt// 121 C awel ik heb da wel..op één dingen heb ik der wel problemen mee hé? 122 ik ben nekeer op reis geweest/… en euh..ten zat er ook azo een vrouw voor mij gans 123 gesl=gesluierd hé, … en alleen haar ogen zagde// 124 hoe kunde gij da na weten wie da daar onder zit? 125 B ja ze megen da ni af doen hé// 126 en ze mogen u ni nakijken eh.. allee ze=ze *kijken u ni aan hé? 127 echt waar die had niks=niks.. geweun haar ogen koste zien// 128 awel da kon na even goe= allee kweet na ni ja/.. nen terrorist of azo iet/.. ja da kan 129 hé? 130 B ej= eje naar spoed gekeken? 131 A nee// 132 wanneer is da nu weer? 133 B ma euhm.. zaterdag ? of maandag ?.. ja vandaag// 134 C op wa peisde gij na allee? 135 B maja verleden week of over twee weken was ter toch ook een vrèmde da 136 binnengebracht wierd en die mocht ni verzorgd worden door ne mannelijken 137 verpleger of zoiet// 138 A mo da vinnek na oek zjiever hé? 139 das..da vin ik azo..*oeh// 140 B das just da was op tv// 141 ik weet da zeker want *ik em nog gelachen tèn// 142 want die is nog gestorven// 143 C ja// 144 B veur wa doeje gij da na eigenlijk in drei? 145 A kem=kem nog ene zè thuis/ 146 B ((lacht)) 147 ma ge kunt da toch knippen? 148 maja ge kunt da daaraf knippen// 149 ((stilte)) 150 A allee kom zeg gij nekeer iet// 151 D nee ik *zeg ook ni veel/ 152 B tmoe wel in totaul e kottier dieren hé? 153 int da moet ni hé/ 154 A allee kom we gon zingen// 155 ((gelach)) 156 int de vorige hebben wel een half uur aan één stuk gebabbeld// 157 B de vorige? 158 A ik em daar niet over te zeggen die maanen interesseren mij ni// 159 das toch just? 160 B oh gij vuile racist da ge dor zitj// 161 A ik *ben gene racist mo da ze mo gewoon..*wegblijven// 162 ik moen da ni weten zè//
115
163 ((stilte)) 164 C ja ze moeten hun gewoon aanpassen aan ons land aja// 165 kvin ekik da ook// 166 A als ze gewoon nekeer normaal klappen hé en vriendelijk doen hé? 167 B ma sommigen=sommige *doen da toch? 168 ah/ gijle klapt atijd int algemeen// 169 sommigen *doen da toch? 170 C jaxxxxxxx// ((lacht)) 171 B eje da ni gehoord in nieuwerkerken dieje grote moorddingen daar van=van die.. 172 C twas weer nen turk// ((lacht)) 173 A tzal wel zijn// 174 B aja das ook just// ((lacht)) 175 maar der is een moord gebeurd da tnen belg was// 176 ik weet het zeker// 177 A ma *gij hé.. kunt alleen maar goeklappen hé.. maar kheb u al veel ambras zien 178 maken zè mè hem na tschool en alles//[ 179 B [ ja da wel ja//] 180 A [ en dat hij nekeer op aa wou 181 slaun, en=en dat hij nekeer kweet ni wa= wa da der gebeurd was? 182 B maja *das nen *turk hé? 183 ((gelach)) 184 C voila aja aja/ na zemmen der// 185 A maja ze zegget ni ma *tis toch azo hé? 186 ((stilte)) 187 int dus ge vindt over ’t algemeen.. over ’t algemeen passen ze hun.. ni aan? 188 A nee// 189 C nee// 190 D nee// 191 B ((stilte)) ja// 192 C ze::g? tzijn twee xxx// 193 B ik vin è da der veel te veel commentaar op gegeven wordt// 194 A jomme das een beke normaal hé? 195 gebt altijd commentaar tegenover ne vreemden hé? 196 C da ze tzelfde doen als ons hé? 197 en ja… ik kan der nit van zeggen// 198 B ma als gij naar hun land gotj, go je gij tan direct..azu [… 199 A [ die gon è oek int turks 200 klappen zè?] 201 B [de taul da ze zijlen spreken en de.. gewoontes da ze emmen? 202 ge gotj gij toch oek zeggen.. kijkt ik em mijn dingen lotj mij doen? 203 A mo wij gon voor een week op reis no daur/ dei maanen zitten hier giejle doagen? 204 die blijven hier een joar// 205 B allee das *mijn gedacht hé// 206 ((stilte)) ((einde gesprek))
116
10.3.1. TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
A is da de bedoeling da wij.. *nu beginnen spreken? int ja het is de bedoeling da je daar gewoon je mening over geeft// wa vind je van die stellingen? A euhm..// B alee A// A tzit tussen de twee zeker? nja/.. voor mij toch// tzijn der da der hun niks van aan trekken/.. hier tveirken komen uithangen/ en der zijn der da… weirken en doen gelijk ne gewonen belg// nja// alee tis aan u// B ist aan mij? ((stilte)) B tis een beetjen gelijk da A zegt/ tzit tussen de hé? ter zijn goeie en ter zijn slechte/ sommigen zullen da…euh naleven en sommigen zullen da ni naleven/ nenen (voelt èm allochtoon) en nanderen (voelt èm belg)/ das voor iedereen iets anders denk ik// ((stilte)) C njah..euhm/ ((gelach)) C ja ik volg toch ook hun antwoord zè// aja gebt ter azo in sommige steden da ze… da ze *niks doen/… en…bah over talgemeen denk ik toch wel da ze proberen/ en dan eje der ook sommigen da ni eens pro*beren de taal of zo te leren kennen// of de moeite ni eens doen// ((stilte)) ((alle deelnemers kijken naar D )) D aja just tzelfste zeker aja? ((gelach)) D ik èm daar ni veel commentaar over zè/ int mm? D dak daar ni veel commentaar over èm dus// mij interesseert dat eigenlijk ni// ((stilte)) das è altijd wel een discutabel onderwerp hé die allochtonen? maja/ nenen heeft er iet tegen en nanderen heeft ter è niks tegen/ ik bedoel// ik èm er niks tegen zolang da ze ni in mijne weg loeipen/ zo simpel ist// ((stilte)) A da is waur// ((stilte)) int en wa bedoel je met ‘in de weg lopen’? D ja: lastig vallen enzo ja// A u uitdagen// ((stilte)) int en heb je er veel last van? A nee ik heb veel kameraden da allochtonen zijn… van verschillende.. werelddelen// B der zit è in ons klas toch ook nen allochtoon, X1//
117
53 A 54 B 55 56 57 58 A 59 D 60 C 61 B 62 63 B 64 65 66 A 67 B 68 69 70 71 72 73 int 74 B 75 A 76 int 77 B 78 79 80 A 81 82 83 84 85 86 87 B 88 int 89 A 90 91 92 int 93 B 94 C 95 96 A 97 98 B 99 100 C 101 102 B 103 A 104 C 105 106 B 107 C
aah en.. X2// hah X2// X2 das nen dommerik// diejen tel ni mee// das maar nen halven// ja ma diejen doet toch wel zijn best// ja// ja// diejen doe zijn best en hij kan het dan nog ni// ((gelach)) aja serieus// ja ni dak er iet tegen èm maar soms krijgde het er toch op aa zenuwen van// als ge zo samen moe werken ofzo// ge verstot èm ni hè? ge verstot èm ni ma als tem iets moet doen ook aja/ ge moogt hem vragen wa da ge wilt hé? hij doe tnooit ni goed// ge moet het altijd hernieuw doen// ma X1/ das nen toffen// ((stilte)) en is da algemeen da je da bedoelt van dat ze niks goed doen? bah nee/ sommige vakken/ vooral praktijk// zijje nu int algemeen over allochtonen bezig of gewoon tegen [? [ja// nee gewoon over X1// als ge twieë linkerpoeiten etj/ ja// ((lacht)) tèn xxxxxxxxx// jama dat is gelijk bij elke bevolking zeker? der zitten goeie tussen/ der zitten slechte tussen/ der zitten domme tussen/ der zitten slimme tussen// ((stilte)) aja tis da da xxxx// anders valt er toch ni veel over te zeggen? feitelijk// en *uw mening moet da der ni op? nee/ da mag ni// ook ni als we de camera afzetten? ((gelach)) ((stilte)) zal ik nog een andere stelling geven ? ja// baja// ((stilte om stellingen te lezen)) das weer tzelfde? ((stilte)) X2 xxx hé jongens, ((gelach)) ja da vin’k toch wel slecht zè/ van..da de regering ze de euh..voorrang wilt aan= bij sollicitaties// ja// hmhm// omda tzomaar..ze moeten maar studeren en wie da de slimsten is ja..dieje wint hé? ge kunt toch moeilijk zeggen diejen heeft meer rechten als den anderen, ze moeten zij geen enen bevoorrechten,..allemaal gelijk// en eigenlijk..emmen ze minder rechten want ze komen van hier ni//
118
108 ah..tzijn nog altijd belgen hé dat hier euhm..zitten.. dus// 109 ma kheb er niks tegen zè// 110 A als ge hier geboren zijt/ 111 C aja dan vin ik zeker ni da ze die moeten../ ze *krijgen al heel veel// 112 B als ze hier *wonen en ze werken hier volgens den belgische nationaliteit ma da 113 vinnekik (ook ni erg) zè// 114 tis ni omda ge hier woont en werkt.. da ge nen belg zijt hé? 115 ge kunt gij ook= kannekik ook evengoed den dag van morgen naar dosjland gaan en 116 daar ook gaan werken zè// 117 aja/..kben ekik tan oek genen dosj hé? 118 ((gelach)) 119 kzou ni willen/ fucking moffen// 120 ((stilte)) 121 int je vindt dat het niet zou mogen dat allochtonen eerst voorrang krijgen op sollicitaties? 122 A nee// 123 C nee/ zeker ni// 124 alst er *enen voorrang krijgt ist toch nen belg? 125 A dat is voor iedereen toch gelijk? 126 ofda da nu nen allochtoon is of.. nen belg? 127 C nja// 128 ((stilte)) 129 B alst hij bekwaam is en hij *kan wat dat hij *moet doen, 130 C aja als=als diejen allochtoon slimmer is dan den belg, ja/ 131 B aja wa gaan ze doen? 132 nen *dommen allochtoon voorlaten op nen belg? 133 en als ’n tan zijn werk doet en tis ni goed, 134 aja da gaat ook ni hé? 135 C omgekeerd=omgekeerd eje tzelfde hé? 136 B omgekeerd kundegij dat ook emmen hé aja? 137 ((stilte)) 138 int dus ze zouden gewoon de slimste er moeten uithalen? 139 C ja// 140 B de meest be*kwamen// 141 A de meest [bekwamen ja// 142 D [de meest bekwamen// 143 C ja ter is een deel da ni eens ga studeren ofzo, 144 xxxxx// 145 A die emmen dan meer geen werk als wel// 146 C gelijk X2/ diejen..ik ken diejen al lang// 147 diejen doe wel zijn best want hij heeft nog genen ene keer blijven zitten// 148 B ja/ toch serieus chance gehad// 149 ze bevoordelen hem wel hé? 150 want vorig jaar had hij vier buizen, en dan geven ze= hij=hij had niks gehad/ 151 en tèn geven ze X3 ook mè drie buizen herexamens// 152 C ja ik denk wel da ze hem een klein beetjen bevoorrechten// 153 B ze zeggen dat hij veel doet thuis.. maja.. tis ni omda ge veel doet thuis da ge ’t 154 allemaal kunt hé? 155 C jamaar da zal tees jaar nimeer zijn// 156 ((stilte)) 157 D xxxxx voor weirk te zoeken// 158 B ma..getj gij der die da *wel zoeken, 159 ma getj er ook da niks doen hé aja? 160 D ja wa moeje daarover zeggen? 161 C wah tzijn der wel da de moeite doen hé? 162 tzijn der da zich goed aanpassen//
119
163 B maar aant zwembad eje daar ook nog een buurt waar da allemaal vreemdelingen 164 wonen, 165 ge moogt er ni passeren of ze kijken vies naar u// 166 C nja// 167 B of ze doen van allerlei rare bewegingen/ 168 ((gelach)) 169 B gelijk da één meisken=da één meisken.. soms als we daar passeren/ en ge rijdt gij 170 daar rond/ jah/ 171 ((stilte)) 172 B is da bandjen nog ni op? 173 int er kan nog een half uur op..dus// 174 B dju// 175 en..voor wat is da just? 176 int dat is voor mijn thesis// 177 B alo// 178 A ah tis allemaal voor mè ons muil te lachen, ((lacht)) 179 int mm? 180 A ge gaat daar allemaal mè ons=mè ons=mè ons..gezicht lachen,…in de klas// 181 hé? gelijk apen in e koeiken// 182 int nee helemaal ni// 183 A wa was ter tan nog hé? 184 C nemen plaatsen in van de vlaamse bewoners// 185 A da worden afgepakt? 186 das ook ni waar hé? 187 op=op d’ een manier ga je tan zeggen.. ze zoeken geen werk en als ze tan werk 188 emmen tan ist ook ni goe want dan pakken ze uw werk af// 189 aja? 190 B der is veel in opgeblazen geweest hé? 191 kvin da dan nog erger mè die *walen/ 192 alee…die leven daar in=in=in den *hemel of wat is da daar// 193 die mogen dor doen wa ze willen, 194 ze emmen daar geen *flitspalen en al, 195 die zijn nog *erger als die allochtonen// 196 C ja/ der zijn wel *belgen da erger zijn// 197 B nee ma hebt gij bij elke soort slechte hé aja? 198 ((stilte)) 199 ((gelach)) 200 int nog iemand iets? 201 A nee/ geen commentaar meer// 202 B nog ander stellingen? neje? 203 int als je er graag nog één hebt mag dat// 204 B ja breng nog maar één// 205 ((stilte om stellingen te lezen)) 206 D mmm? 207 nee// 208 A ah ze mogen zij frans spreken ook he in belgië? 209 D in elke taal da ze willen? 210 ge moet mekaar toch kunnen verstaan? 211 als gij chinees ga beginnen klappen [ 212 A [ als gij ergens op reis gaat dan gaje gij toch ook 213 ni? [ 214 D [aja tuurlijk aja// 215 zien da ze a verstoon hé, 216 B nee ma ga gij naar frankrijk.. en ge moe gij ook frans praten hé (int openbaar)// 217 A ma als ge gewoon op straat loopt tegen mekaar te spreken [
120
218 C [jama belgië is drietalig// 219 B jama ge hebt gij nog landen mè drie talen ma ge gaat gij daar ni/ xxx de hoofdtaal 220 nemen maja// 221 A op straat tegen mekaar klappen moeje toch ni spreken in de taal [ 222 B [ik vin da wel/ 223 ik vin da ge moet als ge in belgië rondloopt op straat..*moeje nederlands klappen// 224 ((gelach)) 225 C nja/ der zijn è veel belgen da geen nederlands klappen zè// 226 B overtlest verlejen week in een kebabzauk/ zaten azo tegeniejn te klappen en zo vies 227 naar mij te zien/ 228 ik pees ja tis hier gedaun è mè mij aja// 229 kben deraun// 230 kwas ekik dor rap weg mè mijne kebab// 231 ((gelach)) 232 aja// 233 maja das toch just als ze tegen aa beginnen te klappen in een ander taal// 234 das ni echt.. beleefd vin ik// 235 C ja da vink ik oek// 236 ik ken iemand van=van mijn familie da daar nekeer heeft mee.. omgegaan/ 237 en die haar kinderen die praten ook elke keer in..in een taal da ge toch ni begrijpt// 238 dan kunnen ze u evengoed uitschelden voor u gezicht, 239 aah ik vin toch da ze… een taal moeten spreken da in belgië wordt euh..gesproken// 240 A ze moeten ze *kunnen spreken ma ik vin ni da ge ‘t op straat moet spreken// 241int twee allochtonen onder mekaar [ 242 C [ ja die mogen zeggen wa da ze willen/ 243 B ja da wel/..nee ma ik bedoel.. *tegen nen belg/ als ge xxxx *tegen nen belg moeje 244 toch nederlands klappen? 245 C da zal wel moeten/ arabisch verston ik ni.. dus// 246 B nee maja als ge ne waal tegenkomt in aalst gaat hij tegen u beginnen frans klappen/ 247 da *kan ni vin ik// 248 das zoals da wij naar ginder gaan dan proberen wij altijd frans te klappen// 249 D ze zullen zij ook hun best moeten doen hé, 250 B ze zouden moeite moeten doen ma da gebeurt ni veel hé? 251 A ma der gaat toch geen enen marokkaan tegen u int marokkaans beginnen hé, alst hij 252 iets wilt vragen? 253 B ja neje/ ma X4 die zou wel int marokkaans klappen// 254 A ja da ga rap hé? 255 ((stilte)) 256 int maar in nederland hebben ze voorgesteld allochtonen moeten altijd nederlands 257 praten ook op straat tegen elkaar// 258 wat vinden jullie daar dan van? 259 C nee da nu ni// 260 maar in gezelschap van iemand wel vin ik// 261 als ze bevoorbeeld als ze… u uitnodigen thuis of zo dan vin ik het wel// 262 D onder elkaar doen ze wa da ze willen aja// 263 C tis als gegij daar tan aan tafel zit mè hun..mè die mensen …ge verstaat der gene klop 264 van// 265 D das ook ni als gij ergens bevoorbeeld naar frankrijk gaat en ze praten daar frans ga je 266 toch ni onder elkaar euh.. frans beginnen klappen als ge nederlands kunt, 267 ((gelach)) 268 D das tzelfde hé? 269 aja das just hé? 270 B da zou belachelijk= da zou een beetje stom zijn// 271 en zeker alleeja..opt werk= op hun werk zouden ze toch moeten kunnen nederlands 272 klappen//
121
273 get gij veel mensen da int engels moeten tegen elkaar klappen// 274 A ma op uw werk is da meestal een vereiste peis ik hé? 275 nederlands spreken// 276 B ma in de sport moe=moe da dan ook wel// 277 in een teamsport ofzo/ 278 da da toch ook moet hé// 279 A in een voetbalploeg// 280 B ja want der zit nu ne mexicaan bij ons… en die moet è van iedereen ook nederlands 281 klappen aja// 282 want hij int mexicaans begint te klappen pass, pass, ..en we verston èm ni, dan weten 283 we ni wa da we moeten doen// 284 k bedoel euh…de taal xxxxxxx// 285 das toch een vereiste// 286 ((einde gesprek))
122
10.3.1. TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 3 1 ((stilte)) 2 int met welke van de twee stellingen komt je mening tmeest overeen? of zijn ze alletwee 3 slecht? of zijn ze alletwee een beetje waar? 4 (( stilte)) 5 int de allochtonen die in aalst rondlopen/ passen die hun goed aan of ni? 6 A sommige// 7 B sommige wel ja// 8 int en is da de meerderheid of de minderheid? 9 B de minderheid// ((lacht)) 10 de meerderheid euh..lopen tèn dor aal in hun xxx *ebedebewe.. aal in hun eigen 11 taalken aant klappen// 12 en ge zegt alènsj nit ge zitj gewoon vooren aa te kijken/der passeert daar ne groep ge 13 kijkt gewoon vooren aa en tèn ist zo van allee jongen en euteuteuteuteut// 14 (van den eerste minuut eje) eigenlijk ambras al/ mè carnaval oek aal tzelfde af// 15 tis al verschillende kiejren ambras geweest/…mè die *alloch*tonen// 16 allee zegt oek isj iet? ((lacht)) 17 ((stilte)) 18 int vind je iets goed aan de stellingen? of iets waar uw mening mee overeenkomt? 19 C euh…ik vin ze alle*maal slecht aja/ ikke// 20 int alle allochtonen of alle stellingen? 21 C alle allochtonen aja// 22 da zijn..de meeste zijn toch smeerlappen da naar hier komen// 23 aja// 24 (die brave zullen ni naar hier komen)/ aja? 25 B en voor wadde? 26 C aal die xxx die komen naar hier jong// 27 aja// 28 ((stilte)) 29 ((iemand van de begeleiders komt binnen)) 30 B zetj a// 31 beg ik kom gewoon eens kijken// 32 B zegt gij u gedacht nekeer// 33 allee doe voesj, 34 C tis on aa// 35 ejej// 36 ((stilte)) 37 B een ander stelling hé? 38 int wil je een andere hebben? 39 B ja// 40 C go::h/ *nog? 41 ((stilte)) 42 B hmm// 43 ((stilte)) 44 B das just// 45 ((de bel gaat)) 46 B ja tis gedaan// 47 beg ma doe nog vijf minuutjes voort// 48 hoe sneller da je doorwerkt hoe sneller heb je gedaan// 49 C ik kan het ni// 50 C kijkt..ik verston der mij ni meer uit// 51 B ((lacht)) allee jongen/ 52 C sommige//
123
53 B *sommige// 54 *sommige zoeken werk// 55 int de meerderheid of de minderheid zoekt werk? 56 B jaa.. de *minderheid van de *goeie zoeken werk// 57 ((gelach)) 58 int en wat doet de rest? 59 B gewoon ambras zoeken en gaan doppen// 60 xxxxx/xxxx// 61 tèn rijden ze dor rond mè *dikke mercedessen en *bmw’s en al/.. allemaal 62 van den *dop// 63 das toch just? 64 ej mo da van hier van die vlaamse regering da snap ik ni zè? 65 int ze geven..als ze nieuwe mensen aannemen op een bedrijf..de regering stelt voor om 66 drie weken meer allochtonen de kans te geven om te solliciteren// 67 vind je da een goed idee? of een slecht idee da ze die drie weken voorrang krijgen? 68 B ik vin da geen goed idee// 69 nee/ in feite ni aja, 70 ze zitten altijd amb..allee in hun eigen land ook.. *boel te zoeken en=en waarom da 71 ze tan naar hier komen.. weet ik ni.. want tis daar altijd goe weer bij die mannen/ 72 en hiere..regen en aal..en sniejen..en=en wa gaan ze hier tèn komen doen? 73 wa vinde gij daarover? 74 int ik mag da ni zeggen hé// 76 C aja/ 77 B ja// 78 ((onverstaanbaar stuk)) 79 ((stilte)) 80 beg allee jongens? 81 allee kom A// 82 A xxxxxx/ xxxxx// 83 B X1 mijne kameraad is daarvoor gekost hé voor xxxx// 84 ((stilte)) 85 B ma das wel een feit da ze geen moeite doen aja/..voor werk te zoeken// 86 int en zijn ze allemaal zo of? 87 B neuh ik=ik ken er ook= ik geef da toe ik ken er ook een paar en da zijn=da zijn echt 88 wel..die zitten aan den unif en aal/.. en die emmen xx en die spreken volledig vloeiend 89 nederlands en die zijn gewoon en al ma die ander die volgen geen les en die doen è 90 geen moeite, 91 als ze daar isj mè beginnen hé, 92 en tèn misschien maja/ 93 tis toch just? 94 zo zijn der ook tussen zè/ 95 ((stilte)) 96 int en wa vind gij daarvan? 97 B ja wa vinde gij daarvan? 98 C ja gij/ 99 A ja ik vin ook da sommigen…de moeite doen voor werk te zoeken en sommigste ni// 100 ((stilte)) 101int en wat doen de meesten? 102 A gaan doppen, 103 B ((gelach)) 104 A aja? das toch just? 105 ((stilte)) 106 ((einde gesprek))
124
10.3.1. TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 1 A: ((leest voor)) allochtonen passen zich goed aan aan onze cultuur/ waa:: ik vin van ni// 2 ik vin van ni// 3 we verschillen veel te neig.. eigenlijk// 4 ik versta da da moeilijk is en zo voor u/ ma.. ze doen toch ni hun best vin ik// 5 da’s mijn mening// 6 int: mijn mening doet er niet toe hé// 7 B: allochtonen zich goed aan aan onze cultuur? 8 ik vind da ze hun wel voor een deel aanpassen/ maar dat er… der is altijd een bepaald 9 deel da wij zien// 10 wij zien altijd tdeel da .. da zich ni aanpast maar der is wel een groot deel da zich 11 *aanpast/ en daarbij… ja kweet ni.. cultuur da voegt ook iets toe aan *onze cultuur/ da 12 verruimt onze geest ewa dus// 13 aja geloof ekik// 14 A: ja schoon gezegd// 15 B: ja kijkt=geef gij uw mening dan // 16 C: ja ik ken.. ik ken mensen da… vreemdelingen.. alee da…gelijk X1 ne kameraad van 17 mij dat hier op school zit/.. ne marokkaan.. dienen heeft zich supergoed aangepast en 18 daar kan eigenlijk niks op.. niks op aanmerken/ ja../ ma gelijk da A zegt/ der zijn der 19 veel dat er eigenlijk.. geen moeite voor doen// 20 de meerderheid hé// 21 B: kben daar eigenlijk ni zo zeker van /dus// 22 A: nja// 23 C: ik wel// 24 B: tis gewoon ja..[xxx] 25 D: [ da’t de] meerderheid is dattem (xx) op de dingen van een ander hé// 26 A: we verschillen gewoon neig hé// 27 aja/ kweet ni/ ja// 28 tis moeilijk he// 29 C: ge wordt dan zo rap als *racist genoemd enzo// 30 tis wel neig de lesten tijd// 31 B: kheb da eigenlijk nog nooit voorgehad/ da ze mij racist noemen// 32 A: ga ne keer int park mè mij mee// 33 B: wa? wa? 34 A: ga ne keer mè (xxxxx) zitten// 35 B: kweet ni/ ik denk..dan nog ni// 36 C: ik pakte met X3 op den bus/ en ik zei van een meisje da ze een schoon negerin 37 was/ en ik kreeg onder mijn voeten omda’k zei het woord negerin// 38 A: jama hij is ook ne neger he// 39 C:der liep daar een ganse reeks meisjes/ en tzat daar één negerin tussen/ en ik zei van 40 azo een mooi negerinneken/ en die bekijkt mij zo echt scheef he/ alleen omda het de 41 nadruk was op *negerin/der liepen daar alle*maal meiskes/ maar omda’kwou zeggen 42 da’t *die is/ die negerin// 43 allee ja// 44 A: kpeis da ge gewoon moest zeggen die zwèrte// 45 da’s tzelfste hé// 46 A&C&D: ja// 47 C: ik vind da eirg de lèsten tijd da ge zo rap ne stempel van ooh ge zijt ne racist// 48 ge hebt dan ook van die mensen dat dan.. ook allochtoon zijn// 49 gelijk X4 ook/ met diene kan ik dan *wel goe klappen// 50 omda dienen dan ook.. allee dienen heeft hem beter aangepast/ met diene kan ik dan 51 wel… goe klappen// 52 D:die dan hun dan wel aanpassen daar komt ge dan wel beter mee overeen//
125
53 die dat hun ni aanpassen.. de meerderheid.. die doen wa da ze zeir peizen he// 54 C: ge loopt gewoon op straat… en der passeren der u wel een stuk of vier vijf azo.. wa: 55 tegen u lopen en (durft ni nog) eens omkijken he/ want dan hebt ge iets voren hé// 56 en verschieten de mensen da ge racistisch wordt omda ge..aja..pff.. altijd commentaar 57 hebt op nen bepaalden bevolkings*groep// 58 D: ja maar zij mogen wel zeggen over ne blanken wa da ze willen dan// 59 zij mogen wel zeggen ooh vuilen bleken gij ga voor mij werken en ik mag thuis .. en ik 60 mag incasseren en als gij (daarover dan iets zegt) dan ebt ge ambras hé// 61 B: (xxxxxx) das ne (kleine) groep he…(xxxxxxxxxxxx) daar zijn echt veel goeie bij zè// 62 D: das gelijk met die tekeningen.. met die cartoons overlaatst..da‘s daar toch een 63 supergoe voorbeeld van// 64 B: oeh? Ja/ 65 D:ge geeft uw mening over iet waar da gij wel moogt mee lachen maar omda zij daar ni 66 mogen mee lachen zoude gij da ook ni mogen// 67 .. das be*lachelijk gewoon// 68 A: twas te denken he// 69 B: da was oorspronkelijk anders bedoeld die cartoons dus ja// 70 C: ja in zedenleer hebben we dat ook besproken hé/ tis de bedoeling dat er achterzit// 71 D: maar tis ni omda zij der ni mogen mee lachen da gij der ni moogt mee lachen // 72 tis ni omda zij geen veirken mogen eten da gij da ni moogt eten hé// 73 B: nee// 74 C: ej/ ma=ma tstraffe was.. een paar maand tervoren wast iets over ’t christendom enzo 75 en da mocht er dan ni inkomen// 76 tzijn gewoon de bedoelingen da derachter zitten// 77 ge kunt da zeggen voor te lachen bedoelen/gelijk de X1 ook/ een mop over 78 marokkanen hij kan hij daar ook mee lachen/ maar ge kunt da op een manier 79 brengen.. weet ge.. en hij weet da van mij ook da da voor te lachen is// 80 allee ja.. en de mensen da naar hier komen/ waarom komen die naar hier? 81 ik bedoel.. da’s ook iet hé// 82 ik ken iemand da naar turkije.. naar turkije op reis geweest is.. hij zegt da zijn 83 fantastische (mensen) .. niks op aan te merken/ en wie komt er naar hier, die da’t daar 84 moeilijk hebben// 85 A: en die da van den boerenbuiten komen// 86 da daar lastig (xxx)// 87 D: aja tis da/ tzijn de slechte da naar hier komen // 88 maar dan moogde der *nog niks op zeggen hé// 89 das gelijk dienen turk da daar veroordeeld is van de week ook// 90 dienen is (gaan lopen) maar ge moogt der wel niks over zeggen, want dan krijgt ge wel 91 de turkse regering tegen u/ maar zij mogen wel belgië uitmaken/ maar wij mogen ni 92 zeggen da zij (in’t terrorisme zitten) 93 B: ja zij zeggen ge zou hem beter aan ons uitleveren dan krijgt hij de doodstraf// 94 das toch ook geen oplossing hé// 95 D: ik zou da doen aja/ hier aja kweet ni.. twintig jaar houden en dan naar ginder van kant 96 maken.. hup// 97 jamaar dat is toch? 98 C: met uw extremistische ideeën// 99 D: zij mogen het wel dus/.. als ze zij mogen? 100 ((instemmend gemompel)) 101 D: zij mogen aanslagen plegen en ambassades in brand steken maar gij moogt uw 102 gedacht ni zeggen hé// 103 dan krijgt gij onder uw voeten en en zijt gij ne racist// 104 B: ge moogt gij da toch ook doen? 105 aanslagen plegen? 106 ma ik denk da hun wetgeving daarin nog achter staat tegenover ons wetgeving// 107 dus//
126
108 D: jamaar das wel nog iet/ ge kunt ook besch*aafd uw mening zeggen en ge kunt dan 109 ook wel handelen gelijk als een *beest en ambassades in brand steken// 110 B: awelja maar kijk/..da zijn altijd bepaalde groepen hé// 111 D: maar ja dan nog/ze*zijn der toch hé B? 112 B: ja ze zijn der/.. 113 D awel voila// 114 B:maar in Belgïe zij der ook zo groepen // 115 D:noemt mij eens nen belg da da gedaan heeft? 116 B: aanslagen plegen? 117 D: ja// 118 B: aanslagen da weet ik ni maar.. ge hebt ook slechte belgen enzovoort hé? 119 D: ja ge hebt slechte belgen ge hebt gij slechte turken en slechte marokkanen ge hebt 120 gij vanalles// 121 maar geen bevolkingsgroepen da gans slecht zijn hé? 122 da zijn alle moslims die in die stad da da echt wel doen hé// 123 B: da is *ni waar// 124 D: ah nee? 125 C: tnegentig procent allee// 126 D: ja// 127 tnegentig procent hé// 128 B: en hoe weetegij..allee= 129 D: =als ge da op den tv zag? 130 ik denk ni da daar maar vijfhonderd man stond of maar dertig man hé? 131 daar stond wel misschien meer als achtduizend man hé? 132 B: kijkt dan ne keer naar de ganse bevolking die daar zit/ ik denk.. ge ziet der misschien 133 maar *duizend ..laat ons zeggen tweeduizend.. maar der is nog een *andere 134 bevolking die daar woont ook hé// 135 ..allee een andere.. nog andere mensen die daar wonen/ die gewoon *thuis blijven/ 136 die gewoon/= 137 D: = die daar van hunnen tak maken/ das just// 138 maar dan hebt ge der ook wel die euh.. 139 A: (we hebben der daarjust ook over geklapt hé)ik vin da..moslims hé..die zitten precies 140 achter qua ..godsdienst/ 141 D: en die zijn zo= 142 A: =die zijn drie-vierhonderd jaar blijven stilstaan// 143 tegenover tchristendom allee ja.. gelijk die vrouwen zo van.. allee die vrouwen.. als 144 ze die rechten zouden geven da zou veel beter zijn// 145 allee.. zo zuur in hun gezicht smijten enzo? ((maakt gebaar dat ze gek zijn)) 146 D: ge moogt uw gedacht ni zeggen maar zij mogen da wel doen// 147 B: da moet geleidelijk aan worden gedaan// 148 kijk naar tchristendom/vroeger was da ook kweetniwa// 149 da was ook/ ..daar mocht ge ook uw gedacht ni tegen zeggen// 150 da was allemaal= 151 A: =ketterij da..da.. en hekserij en al// 152 B: twas ook geleidelijk aan gestopt/ en nu moogt ge daar eigenlijk *ook uw mening 153 tegen zeggen// 154 D: kzie daar wel geen verandering in zè/ in diene godsdienstz è// 155 just ni/ twordt slechter// 156 ja en diene mekka en al// 157 en die vrouwen.. allee kbedoel.. kweet ni// 158 A: kvind da echt gewoon belachelijk// 159 D: moesten ze da al veranderen hé// 160 A: das precies of da ge u schaamt over uw vrouw omda ze een moustache heeft ofzo// 161 en daarom ne boerka over trekken// 162 *hop kapken over//
127
163 ((gelach )) 164 A: tis toch waar? 165 C: in oostende of zoiet.. azo een paar schepenen da een voorstel hadden binnengedaan 166 voor het verbieden van boerka’s of zoiet omdat der zoveel gepikt wordt in de winkels// 167 en die mannen daar direct op maar dat is ni waar en natuurlijk direct// 168 D: aja daar kan kweet ni hoeveel eten onder// 169 C: en direct waa:: *racist *racist// 170 maja ik bedoel.. bekijkt da gewoon ne keer realistisch hé// 171 D: das gelijk mè carnaval hé// 172 met carnaval ook// 173 .. met carnaval mogen ze alleen geen dingen over moslims doen// 174 das belachelijk hé.. hoeveel *nonnekes en *paterkes en *boeddhisten lopen der ni 175 rond mè carnaval? Allee ja// 176 A: ik heb er mè carnaval *veel tegen de moskee zien pissen zè vandejaar// 177 C: en hier ze komen hun moeien met ons gewoontes en ons (xx) tis daar waar da wa’k 178 het zou van krijgen ge moogt geen liekes maken met zulke bedoelingen/ ge moogt 179 geen dingen= 180 D =da’s gene carnaval… carnaval is just *dadde= da iedereen mè alles lacht// 181 C: we gaan wij toch ook ni naar turkije in tkleinste dorpken dat er is/ en als ze daar iets 182 doen da wij ni (afkunnen) sturen wij toch ook geen brieven en dreigementen? 183 mè carnaval hebben ze ook nen dingen.. nen dreigementbrief gestuurd/.. naar den 184 bond// 185 D: moh?ja? 186 C: ja met zo een bom(pakket)// 187 D: ze willen op alles hun mening op geven hé// 188 wat ist? we mogen gewoon ons (eigen mening ni geven)// 189 ge moogt gij nog doen wa da ge wilt// 190 C: da ze da doen in brussel ofzo doen..ok// 191 .. maar toch ni in azo een dorp mè==mè hun eigen mening? 192 D: zij kiezen wa da ge wilt hé// 193 gij moogt *daar ni mee lachen/ en en zij zijn dan nog zo stom om da ze ‘tni meer 194 doen aja// 195 ze zijn nog stom da ze der effenaf ni mee lachen// 196 als ze.. als zij zeggen lacht er ni mee dan ga je der toch nog twee keer zo neig mee 197 lachen? 198 omda zezij u willen commanderen moet ge ze al uitlachen dus// 199 A: ze zien da vanuit uw ogen ni hé// 200 gaat gij eens naar marokko? 201 draait da gewoon nekeer.. draait gewoon alles om en gaat gij naar marokko/ 202 kbedoel..pff..tzou ni pakken zè peis ik// 203 D: daar moete gij ni naartoe gaan en zomaar thuisblijven zè// 204 hier kunde zeggen ik ben ziek en kblijf thuis en ik krijg congee// 205 tzijn superveel voorbeelden aja.. hetzij marokko of in turkije gaat da allemaal ni 206 pakken zenne// 207 allee ja kweet ni// 208 alee met dingen ook… met die negerin da ge daar zei? 209 C: ga gij naar afrika en ter loopt daar ne schonen blanken =kzeg nu maar iets…gaat 210 diene zwarten ook zeggen ziet daar nen blanken// 211 D: das precies da ze er hun voor schamen da ze zwart zijn// 212 C: in feite zijn we hier baas.. allee ja in feite… en dan mogen wij nog ni zeggen een 213 negerin/ dan krijgen we nog altijd onder ons voeten//wij moeten ons tong hier nog 214 altijd dubbel draaien/ en ne keer zien hoe// 215 D: ge zijt hier ni in feite baas, ge zijt hier wel baas// 216 …dedie da naar hier komen die hebben hier eigenlijk grat niks te zeggen hé// 217 C: gelijk X6 hier opt school ((doet stem van X6 na)) vuil vlamingen vuil vlamingen .. wa
128
218 zijde gij X6? wa staat er op uwe paspoort? ((doet X6 na)) woehuhuhu///.. en twas 219 gedaan hé// 220 D: ai ai toch..das tstomste da ge kunt doen hé? 221 A: en tverbetert er ni op hé/ kpeis da men nog iet gaan voorhebben// 222 kweet ni// 223 da da allemaal uit zijn voegen gaat barsten// 224 kpeis da men iet gaan voorhebben// 225 echt waar// 226 D: tvlaams belang aan de macht hé mannen// 227 C: ja kdenk het ook// 228 B: kdenk da ze al aan de macht zijn// 229 D: als ekik moe gaan stemmen (xxx)// 230 A: kweet het ni zè tzal kampen zè// 231 C: langs ne kant vin ik ze superdom tvlaams belang.. maar langs den andere kant 232 kbedoel.. tkan azo toch ni meer voesj gaan hé, kvin ze superdom langs ne kant 233 tvlaams belang/ echt (xx) respect/ maar tkan tkan nimeer voesj// 234 B: kijkt naar engeland … daar geraakt ge ni zomaar binnen daar moet ge echt een goeie 235 reden hebben// 235 D: (als ze aan de macht zijn)gaan ze vlaanderen en wallonië splitsen en gaan ze alles 236 buiten..*kegelen da hier ni moet zijn en dan moeten ze weer van de macht af hé aja/ 237 en dat ist// 238 en tis opgelost / ge zijt er vanaf// 239 C: met tvlaams belang zou twel beteren zè// 240 allee ze zullen meer stemmen krijgen zè// 241 zij maar zeker// 242 B: meer stemmen ja/ maar… kweet ni of het zoveel beter zou zijn// 243 D: ge moet doen gelijk als stalin hé/ 244 C: gelijk stalin? 245 D: alles van kant maken dat u ni aanstaat// 246 héhé // 247 maar der was geen enen da stalin tegensprak// 248 C:(xxxxxxxx)da die allemaal naar hier komen zeggen tis daar slecht enzo/.. maar mè 249 naar hier te komen ga je het toch ni oplossen? 250 ze zijn beter da ze[dan] 251 B: [maar//] 252 C: gelijk X1 (arthur) zijn pa diene is tandarts/ dienen is slim hé/ dienen heeft hier 253 gestudeerd en al// 254 awel diene mens die zou juist moeten weergaan naar zijn land// 255 om *daar (xxx) in plaats van hier// 256 B: der zijn der ook wel veel die we naar hier gehaald hebben hé// 257 in den tijd met de mijnen // 258 D: da waren de italianen// 259 .. maar da waren de italianen// 260 de italianen zijn naar hier gebracht voor te werken en die hebben nu die hebben nu 261 *nog werk// 262 maar de marokkanen da komen naar hier om van u te profiteren// 263 …ni allemaal he..ni allemaal// 264 B: maar de zitten der hier tussen marokkanen.. die hier al generaties lang zitten// 265 C: aja turken ook // 267 D :ja kzeg het ze zijn ni allemaal zo// 268 ik ken ekik der ook en daar kom ekik supergoe mee overeen// 269 … ik kan er gewoon ni tegen dat er zoveel naar hier komen en da die op u *kap 270 leven// 271 en da ze= en da gegij moet gaan werken voor *dedie te kunnen onderhouden waar da 272 ge ni eens mee te maken hebt//
129
273 C: (xxxx)tot daar toe// 274 als ze dan wa vriendelijk zijn// 275 da ze dan toch *iet weerdoen// 276 gelijk op den bus ook= allee ik pak den bus altijd naar brussel hé/ en eh.. ik zat op den 277 bus= ge hebt hier een plaats naast u en dan ne zetel da dan omgekeerd naar u staat// 278 komt daar gewoon ne neger naast u zitten/ zo..in de maand mei// 279 hup doe zijn mocassinkes uit, zijn kouskes uit.. en mè zijn blote voeten op die 280 stoel// 281 … ik bezien hem azo.. en die pee vies naar mij zien ((doet passagier na)) c’est quoi 282 en wa wa wa? 283 .. kzeg gaaget ni ofzo? 284 een gans..een gans spel hé// 285 kzeg.. hup ik naar dienen buschauffeur/ diene buschauffeur zegt kom doet uw 286 schoenen maar aan dit en dat// en dan wast een gans spel hij.. diene wou zijn 287 schoenen dus ni terug aan doen hé? 288 en hebben ze hem van den bus gesmeten hé// 289 D: schooin dingen// 290 C: jama ik [bedoel pff// 291 D: [da’s toch maar normaal hé aja// die kommen naar hier en die peizen ik mag 292 hier alles op zijn kosten leven en we gaan’t hier es goe van pakken en smijten ze mij 293 buiten.. ik heb niks te verliezen// 294 C:gelijk op den bus van den ene kant naar den anderen ((luid)) smeerlappen // 295 altij roepen naar mekanderen// 296 en gewoon..en u op straat bezien als een stuk stront hé// 297 brussel is ons hoofdstad en ge zou schrik hebben van naar brussel nekeer te gaan 298 voor nekeer te bezoeken of zoiet// 299 A: brussel? bwei azo een scheftige stad// 300 D: ge zegt gij bij die bruine daar gaan ekik ni zè// 301 aja en voor wa? voor da hè aja? 302 C: ge zou moeten zeggen ik voel mij goed in mijn hoofdstad= ik voel mij goed in mijn 303 land/ en tein komde daar toe in (xxx) en tèn loopte daar ni op u gemak// 304 D: nu verschiet ge deraf als er ene marokkaan in de regering geraakt/ binnen een paar 305 jaar verschiet ge deraf als ter nog ene bl..enen..bl.. ene vlaming in de regering zit// 306 C: en dan gaan ze nog promoten hé.. jongens toch..en da begint te komen hé// 307 der zijn van die allochtonen int *nieuws / allochtonen .. vanalles hebben die mannen// 308 en binnen twintig jaar is da den helft den helft / en dan ga je niks nemeer moeten 309 zeggen// 310 dan ist gedaan// 311 D: aja da zit overal hé/ ge kunt gij da nimeer tegenhouden// 312 manee dat is toch? 313 B: gewoon een paar aanpassingen in de wetgeving doen// 314 D: kvind erg maar tis zo// 315 B: da is ook wel een beetje ons eigen dingen hé// 316 allee kijkt naar..degenen die thuis zitten en zogezegd op ons kosten leven/ daar kan 317 iets aan gedaan worden/ alee.. der zitten der ook= der werkt ook een groot deel// 318 kijkt naar sommige bedrijven/ 319 C: die krijgen daar subsidies voor// 320 bij ons is dat ook op (xx)/die werken daar twee maand en dan vliegen die buiten// 321 twee maand.. dan heeft da bedrijf subsidies gehad en die mannen ze hebben der toch 322 ni veel aan want die doen toch ni veel// 323 das nu ni voort een of tander maar/ 324 D: al ze hun na twee maand laten buitensmijten krijgen ze nog euh..premies omda ze 325 ontslagen zijn van dit en van dat// 326 C: en da bedrijf krijgt ook premies hé,… erg hé… en ze zijn eigenlijk superveel 327 bevoordeeld terwijl da ze eigenlijk//
130
328 ja kweet ni// 329 D: ent ergste is ge moogt er nog niks over zeggen want// 330 C: ja dat is..da ligt supergevoelig// 331 D: ik woon in een straat waar dat er tzeventig procent van al dat er woont is genen belg / 332 C: ma hij woont naast de moskee // 333 A: hebt ge der al ne sticker opgehangen?.. hier spreekt men vlaams? 334 D: dat hebben der echt al veel opgehangen maar die worden altijd geript aja// 335 C: da vin ik gewoon ambetant aja op den bus gewoon zo en al tegen mekanderen 336 arabisch te klappen// en dan naar u zien en terug naar mekanderen en vollen bak 337 lachen hé// 338 D: wa voor een laffe veirkens zijn da voor iet? Nog zoiet schaft die hun taal af aja// 339 ma ik heb overlaatst gehoord da ze da als vierde landstaal van belgië zouden willen 340 maken// 341 ik zweeret u als da gebeurt ik (xxxx)// 342 C: zie je ons al in marokko? kom nederlands kom nederlands/ ’t toppunt van al is da.. 343 meer als den helft is analfabeet in marokko// 344 B: tis daarom da ze ook naar hier komen hé// 345 D: dan komen ze hier den analfabeet uithangen// 346 B: nee om hier te leren= om hier een degelijke opleiding enzo te krijgen// 347 C: X1 zijn pa hé.. X1 zijn pa dienen heeft *koten van huizen staan in marokko/ die zijn 348 daar supergoeiekoop aja// (xxxxxxxx) 349 D: ze komen hier op de kosten van van ons leven en dan sturen ze iedere maand zoveel 350 geld op naar ginder/ ze blijven hier zoveel jaar en ze vertrekken dan naar ginder en ze 351 zijn binnen hé aja ginder// 352 A: (xxxx) mè hun sjiek auto’s en al (xxx)en ze werken hier een jaar of tien en ze kunnen 353 ginder de grote sjeik uithangen hé// 354 D: ik ken der hier twee hé/ ze waren hier drie jaar ze kochten hier een kweetni hoe groot 355 *huis/ ne *bmw/ hunne *zoon reed mè ne bmw/ maar zelf ..ge zag die nooit om vier 356 uur opstaan om te gaan werken gelijk als nen andere mens dus// 357 en dan begint ge u af te vragen waar halen ze het? 358 (xxx xx) da die naar hier kwamen// 359 C: hier op school was der hier ook enen die werd geholpen door tstad aalst enzo hé.. die 360 vluchtelingtoestanden// 361 die werd geholpen enzo.. da heeft peis ik zelfs in de streekkrant gestaan/ maar ge ziet 362 die pee wel met de laatste nieuwe mac’skes trainingsken.. ditte datte alles supersjiek 363 ..mp3spelerken// da’k peis van.. allee..ete gij dan ni thuis of wa? als ge tan geholpen 364 wordt/ allee kbedoel kverstaan da ni// 365 .. die mannen hebben dan geen sengen/ ge moet ze hier tan zien lopen// 366 pff..kweet ni zè// 367 D: gelijk als (xx) en ze zijn tan nog zo stom van die hier te houden, stuurt da terug van 368 waar da’t komt hé// 369 A: waarom kunnen ze dan ni? 370 C: kom nu ist gedaan kom/…da ga ni hé? 371 B: maar ze kunnen tegenwoordig ni weigeren hé/ ze kunnen van buiten europa.. van 372 buiten europa kunnen ze gemakkelijk zeggen (da ze een goeie reden hebben)// 373 maar binnen europa..de grenzen zijn open hé// 374 D: alst van mij afhangt hé allemaal buiten zè// 375 of da ze nu van europa komen of van derbuiten// tkan mij ni schelen van waar// 376 C: kvind gewoon erg voor de mensen da dan wel eigenlijk goe..goe eigenlijk hun leven 377 leiden// 378 vroeger hebt ge uw eigen land gekregen.. blijft daar dan hé/ wat ist?// 379 ook voor vlamingen da naar tbuitenland gaan/ blijft hier hé aja/ ge hebt gij ginder niks 380 te zoeken// 381 ga der op vakantie gaat er op reis maar gaat er ni gaan wonen / wat ist? 382 C: der zijn der superveel da trots zijn op hun eigen land enzo/ en echt waar vollen bak
131
383 hé.. ze houden der ni over op hé// 384 waarom..waarom zitte hier tan? 385 D: ja en ge hoort zoveel zeggen in marokko is da beter en in turkije is da beter en ginder 386 is da beter, wa wa zit ge hier dan te doen alst ginder beter is? 387 C: ja// 388 de X1.. bij diene ben’k es binnengeweest hé/ da’s gewoon normaal// 389 D: gelijk X1 dat is nen brave jongen maar [als // 390 C: [dienen] heeft hem superaangepast hé/ ik 391 bedoel// 392 daarvan hebde grat gene last hé aja// 393 D: da’s nen [bienne// 394 C: [ik vind da erg voor hem ik vind erg voor hem.. diene krijgt dan ook ne 395 stempel van marokkaan// 396 kvind da dan erg voor die mensjen da dan eigenlijk.. supergoe hun aanpassen en 397 eigenlijk supervriendelijk zijn en waar da ge niks op aanmerkt// 398 D: diene valt echt goe mee hé// ik ken der zo nog een paar..maar een stuk of drie vier/ 399 maar dan hebt ge der ook da tni waard zijn om hier [te mogen komen// 400 C: [ah voila en daar heeft X1 dan ook 401 de dingen van.. van die mannen// 402 stom hé? 403 B: da is stom// 404 ge hebt altijd profiteurs hé// 405 gelijk da der ook veel goeie zijn// 406 C: hebde gij daar azo geen gedacht over? 407 gij zegt hier niks hé maat? 408 A: ja kweet het gij hebt het hier al aal gezeit wa da ‘k ik peis hé // 409 D: hij zegt altijd ja dus// 410 C: maar tzal wel ni gemakkelijk zijn om u aan te passen als ge zo naar hier komt// 411 D: ge moet u ni aanpassen/(xxxxx) 412 B: als ge naar hier komt/ der zijn ..der zijn cursussen voor/.. die zitten meestal *vol/daar 413 ben ik van op de hoogte want// 414 D: gewoon om da die vollen bak kweken van tien negen// 415 ze hebben allemaal zeven jongeren, ((gelach)) en da ga ni werken en dan kan die nog 416 onderhouden// 417 ik bedoel...da moeten ze mij toch eens dringend uitleggen want…// 418 allee..dan is mijn pa ook direct binnen want diene mensj staat altijd om vier uur op om 419 te werken.. maar// 420 C: da vind ik altijd wel raar/ wij werken allemaal in een fabriek vollen bak hé/ vollen bak 421 krabben enzo, opt einde van de maand ah shit en zit ze daar te schriejn voor 422 rekeningen enzo// 423 en tan zie je die marokkanen daar gewoon lopen .. nen bmw en boenke boenke 424 boenke met de radio op// 425 D: zie je daar ne gast van achttien jaar passeren mè de nieuwsten bmw/ 426 C: en dan sta je daar echt wel van *stommen turk mè uwe *sjieken bmw // 427 allee… da frusterend hé// 428 B: ja da heb ik mij soms ook al eens afgevraagd// 429 C: kga da nekeer vragen.. hoe doeje da hé? 430 kga da echt nekeer vragen/ hoe doeje da? 431 D: daarvoor moeje verkopen zè.. want da kan ni anders// 432 en u zwart shminken peis ik/ 433 C: en een stuk in uwe meilen drinken// einde gesprek
132
10.3.1. TSO-BSO, Gemeenschapsonderwijs groep 5 (int.= interviewer) 1 A: wie begint er eerst mè zijnen uitleg hè? 2 B: ja../ 3 A: ik luister eerst zè/ en dan zal ik mijn mening zeggen// 4 C: ja, ik ook/ 5 int: ah nee hé/… ge moet da ni op elkaar afstemmen hé/ zeg gewoon uw gedacht// 6 A: tis *da da’k nog ni weet ? 7 ((gelach)) 8 int: awel maar is er een stelling waar ge het *tmeest mee eens zijt? 9 of of zijn ze alle*twee stom? 10 of hebben ze alle*twee iets van … waarheid? 11 A: ja/ alle twee iets hé/ 12 B: ja/ 13 int: wat zit er dan in waar da ge het .. eens mee zijt?.. of?.. wa is er fout aan? 14 B: ja/ tis gewoon azo hé/ze voelen hun beter als ons hé/ 15 A: jaa// 16 …s*ommige/… (xxx ((gemompel))) ze voelen hun belangrijk… vindekik/ 17 B: ze voelen hun *boven ons/ azo.. he? 19 int: en allemaal? 20 B: nee nee nee / 21 A: de X1 (naam) hè, 22 B: dat is==dat is een geval apart// 23 ((gelach)) 24 int: de meesten wel? 25 A: ja kdenk het wel/ die ouderen azo ni maar … / 26 B: de jongeren wel// 27 A: ze moeten altijd kunnen opvallen enzo ook hé// 28 int: dat heb ik nog al gehoord/ tgroepke hiervoor zei dat ook/ de ouderen passen hen wel 29 aan maar de jongeren ni// 30 A&B: ja// 31 int: aan wa?[xx] 32 A: [ja der zijn der ..ze proberen azo.. op een andere manier bij de groep te 33 passen he.. met onnozelheid te verkopen hé/ en op te vallen azo/ van ik bent hier enzo 34 ofzo/ van *die toestanden hé// 35 … tis gelijk X2 hé? 36 B: jaa .. X2 // 37 int: en past die in de regel of?… [Is dat een uitzondering?] 38 A: [dienen trekt..] [die past eigenlijk in die tweede regel/ hij 39 trekt hem niks aan van onze normen// 40 (xxxxxx/ xxxx//) 41 ((stilte)) 42 ((gelach)) 43 A: allee, wij moeten dat hier aal doen/ kom/ wat is dat hier he? 44 hehe den C zit daar met ne rode kop? 45 C: maja wa moet ik zeggen aja? 46 ze zijn mij hier aant filmen en al? 47int: het staat af// 48 ((stilte)) 49 C: wa moe’k zeggen? 50 Int: met welke zijt ge tmeest van de twee eens? 51 C: ’t onderste/ alee.. tees// 52 int: en hoe zie je da bijvoorbeeld? Da ze [zich/]
133
53 C: [das wel bij sommigen.. want alee/… ge hebt 54 sommige mensen die hun wel aanpassen en dan sommigen da niks== allé da’t hun 55 aal ni aantrekken..en.. dan..de man willen zijn// 56 A: da ligt ook eigenlijk wa aan hun kledij vind ik/ 57 B: ja// 58 A: hun leren fraksken en.. hun klak zo.. ((gelach))… ja ge ziet dan wel direct..wa voor 59 enen dat’t is// 60 ((gelach)) 61 int: en da leren fraksken.. zijn dat kenmerken van zich aanpassen? of ni? 62 A: da valt te zien maar.. die da we kennen dat hun ni aanpassen dedie hebben altijd een 63 trainingsbroek aa::n/.. leren fraksken.. // 64 B: en hun broek met hun kousen derover// 65 A: en die (lopen) precies alsof da ze een mankement hebben// 66 B: en hun broek in hun kousen// 67 A: ja/.. hun broek in hun kousen// 68 B:die lopen tèn azo rond ((gebaar)).. en die fles wijn onder under arrem enzo// 69 (xxxxxxx)// 70 A:ja…kheb er zelf ook ni veel problemen mee.. zolang da ze mij gerust laten// 71 aleeja.. ken er nu ook wel zè.. waarmee da’k omga// 72 D: zolang da ge er maar kunt mee lachen is’t goed hé/ 73 B: ge moet er iet tegen kunnen zeggen// 74 da’s bij den X1 ook hé// 75 D: maar wij zijn tegen==voor hun zijn me *wij dan anders hé// 76 da’s eigenlijk wel zo hé? 77 A: ja da’s een feit// 78 int: en hoe ga je op straat om met allochtonen? 79 A: gewoon als tegen een ander aja// 80 int: want ja.. sommigen zeggen ja ik kom daar goe mee overeen.. ik heb veel kameraden.. 81 en anderen zeggen op het station word ik altijd lastiggevallen/ 82 A: ja da’s wel een feit// als ge daar uwe gsm bovenhaalt moet ge hem goed vast hebben 83 zè// 84 ik heb ‘t al voor gehad// 85 … da ze één van die(xx) uit mijn hand proberen te pikken// 86 B: maja dan maken ze hunnen eigen naam slecht ook hé/ 87 A:aja ik vind da ze er dikwijls zelf iets kunnen aan doen// 88 B: sommigen zijn niet te betrouwen en sommigen wel // 89 … den enen tegen den anderen hé/ maar ge hebt da met gewone ook hé// 90 A: aja// 91 B: gelijk naa ne gewone mens dat da ni is/ (xxxx) is ook ni te vertrouwen hé// 92 dus.. da’s den enen tegen den anderen// 93 int: en zijn het dan altijd allochtonen die daar aan het station staan? 94 B: ja/ meestal wel/ of white niggers// 95 A: ja ((lacht))/ 96 B: (het slaat rap door) bij die mensen// 96 C: zo rap efkes ambras maken ook tschijnt// 97 D: en rap op hun tenen getorren// 98 B: zij mogen alles tegen u zeggen/ maar als gegij dan iets weerzegt ist van vuilen 99 blanken/ kende da? 100 A: en racist// 101 D: (ge moogt nog niks gezegd hebben) ge zijt ne racist)// 102 int: en vind je dat overdreven dat ze altijd zeggen ge zijt ne racist?[ Of kunt ge da] wel 103 verstaan lang ene kant? 104 C: [ja/ overdreven//] 105 B: als ze nu mindere punten in de klas hebben ook.. of (xxxx) dan ist direct ge zijt ne 106 racist//
134
107 A: (xxxx..xxxx) 108 B: ja// 109 C: X2 zegt dat ook veel hé// 110 als ‘em gebuisd is op een vak azo/ direct ge zijt ne racist..en// 111 ((gemompel)) 112 B: soms ist te neig hé/ die mensen// 113 A: hij heeft er meer last van// 114 hij heeft er veel meer last mee// 115 D: (zoals X4 op school hé) 116 B: (xxxxxx)// 117 voor dienen is da nu wel overdreven// 118 A: ja/ dienen heeft hem goed aangepast hé// 119 B: en met diene kunt ge wel echt nog.. nog klappen// 120 hoe hij hem gedraagt enzo// 121 ge moet met dienen genen ambras maken ofzo/ dus/ gewoon..hij is anders dan ons 122 maar tis toch.. enen da bij ons past ook/ allee// 123 kzalt zo zeggen// 124 .. hij is echt zo tussen de twee azo// 125 A: hij komt hier alleen (xxxx)// 126 B: hij is ook anders maar tegen de mensen da precies anders zijn wel// 127 A: hij is eigenlijk tegen dezelfde als da wij.. tegen die da ons zo behandelen// 128 en tis zelf ne marokkaan// 129int: en zijn er veel denkt ge.. veel allochtonen die tegen dat klein groepke [zijn?] 130 A: [ja/ ik ]denk da 131 wel// ik denk da wel dat dat de oudere generatie is// 132 want die jongeren..doen da..(samenhokken)allee ja (xxx)..die komen hier precies toe 133 met de brievenbus.. allee met de post wil ik zeggen// 134 B: maja.. tzijn ook mensen hé/ 135int: en zijn die allochtonen allemaal tzelfde vind ge? 136 de allochtone jeugd? 137 B: iedereen is verschillend bijna/.. tegenwoordig toch// 138 ze hebben allemaal andere manieren azo hé..// 139 en ander gedrag hé / 140 ((stilte)) 141int: zal ik nog een andere stelling geven? 142 A: oh da mag// 143 ((pauze om stellingen te lezen)) 144 A: dat eerste vind ik wel ni eerlijk azo hé/ da ze drie weken.. krijgen// 145 da vind ik.. kweet nie// 146 kvind da ze gewoon iedereen tzelfste moeten doen/ en ni den ene meer als den 147 anderen omdat hij anders is als den anderen// 148int: dus ze zouden geen 3 weken voorrang mogen krijgen? 149 A: ja// 150 ja/da vind ik toch// 151 ze moeten gewoon dezelfste wetgeving krijgen als ons// 152 als de nor*male mensen// ((lachje)) 153 D: da van da werk afnemen da denk ik ni// 154 B: neuh/ 155 D: ter is genoeg werk werk zè// 156 A: ge moet toch maar nekeer zoeken en gèt iet hé/ 157 A: ge moet just maar doorzetten hé/ werk vinde altijd hé dus// 158 of da ge nu [xxx] 159 C: [en da] ze geen moeite doen voor te werken.. alè sommigen misschien ni 160 maar tzijn der toch mensen da hier toekomen en da willen werken enzo// 161 A: ja ge ziet der wel veel zè//
135
162 B: azo meer bij wegenwerken en al/ en bij da soort/ 163 C: ja// 164int: en kunt ge da verstaan, da zijn stellingen die ik opt internet gevonden heb, da 165 mensen denken.. die pakken ons werk af? 166 C: ja// 167 A: ja// 168 … soms wel hé// 169int: of zeg je dat zijn racisten die dat zeggen? 170 C: maar zijn doe wel de jobkes da wij ni moeten hebben/ 171 A: ja/ zij doen feitelijk…mm… de *vuile jobkes hé/ 172 C: en zij zijn daar content mee hé// 173 A: ja zij zijn content mè wa da ze kunnen krijgen hé/ gelijk sommigen willen altijd ietske 174 meer hé// 175 B: kdenk da wij meer carrièrregericht zijn// 176 A: ja// 177int: da zij de dingen doen die wij ni willen? 178 B: ja kdenk da wij altijd *beter en beter willen/ ge zult da misschien wel doen voor.. een 179 jaar misschien.. of twee jaar maar da ge dan zegt van.. 180 A: wij willen altijd meer en meer/ hè? 181 en zeir.. / als als ze als ze maar *iets hebben// 182int: er was hier een vorig groepje dat zei: die profiteren hier allemaal van ons/ en ze doen 183 hier gene klop// 184 A: ja zo hebde der ook hé/ maar gebt ook azo ge*wone mensen hé// 185 B: (xxxxxxxx)alle weken mè ne nieuwe gsm// 186 A: ja// (op dat moment komt het volgend groepje binnen en stopt het gesprek)
136
10.3.2. ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 1 1 A in ons klas..X1 is voort vlaams belang enzo// 2 B als enige in onze klas eigenlijk// 3 C da staat wel op video hé// 4 A ah oei// 5 ik heb niks gezegd// 6 int: das alleen voor mij hoor// 7 A ja ja// 8 A das ni waar// ((wijst naar een van de stellingen)) 9 B welk is ni waar? 10 A hoe? Is da ni alletwee een beetjen tzelfde? 11 B nee tees ist tegenovergestelde// 12 A aja tuurlijk ja// 13 khad het ni goe gelezen// 14 B dat hangt van de persoon zelf af ge (kunt da ni in een groep doen)/ 15 sommige mensen passen zich wel volledig aan onze andere cultuur en waarden en 16 normen en andere.. passen zich ni aan// 17 A ma ik denk wel ni da ze hun volledig aanpassen// 18 D ma da moet ook ni// 19 B degenen dat hier al jaren zijn/ 20 van wie da de grootouders hier al geboren zijn/ 21 D das iets anders he// 22 A ja ok maar die besch=die beschouwen we ook ni echt nimeer als=als allochtonen// 23 D (zelfs die ook in belgië geboren) 24 A ma kvind ook.. ze zitten daar veel te veel op bezig allemaal/ 25 want.. ze zien alleen maar de slechte van da=van ons ..land/ 26 de mensen die zich *ni aanpassen maar der zijn zoveel anderen die zich *wel 27 aanpassen hé// 28 ik bedoel ter zijn *veel die moeite doen om nederlands te leren en om werk te vinden 29 en al// 30 B ja das wel waar// 31 A maar tzijn der ook heel veel da gewoon.. reclameren over tfeit da ze niks krijgen en 32 doen ni echt de moeite om nederlands te leren// 33 B ja alleen maar zeggen da wij racistisch zijn en da wij [ 34 A [ awelja da zijn de *slechte 35 maar das maar een klein groep en de media speelt daar dan ook op in om die te 36 laten zien enzo/ 37 ze gaan nooit *goei mensen gaan filmen hé? 38 en euh..allee van tijd toch/ 39 met die.. met de banlieus daar ook met die ruzies// 40 B ja ok/ 41 A hoe da de media daar allemaal direct opsprong enzo en alle slechte dinges liet zien 42 en mensen da dertegen reageerden// 43 D das de schuld van de media maar als gij..allee..das toch normaal als ge.. stelt da ge 44 overvallen wordt door nen allochtoon/…ja? dan ga je toch over alle allochtonen 45 zeggen van..ze zijn allemaal zo hé// 46 want ja.. als ge overvallen wordt door nen belg dan ga je da nooit ni zeggen hé// 47 B zoals ze hier doen das echt overdreven/ zoals die daar staan die marokkanen// 48 D ja das waar// 49 A maar die doen toch niks? 50 allee ja..die staan daar to[ch maar]? 51 B [ die doen niks?] passeert daar nekeer int weekend 52 s’avonds?
137
53 D ik moen bekan elk weekend mijn trein hebben om naar antwerpen te gaan en ik kan 54 daar echt ni passeren zonder dat er enen mè mij wilt trouwen hé// 55 das echt..irritant// 56 A oh nee..mij laten ze gerust// 57 ((gelach)) 58 D ge zijt daar nog nooit int weekend gepasseerd waarschijnlijk// 59 A ja ma..als ge in brussel loopt ofzo..allee// 60 dan vliegen ze toch ook ni direct op u of zo in brussel? 61 D jawel// 62 B als we mè (tschool) geweest zijn jawel/ we waren daar twee minuten [ 63 D als ekik mijnen trein moe pakken in brussel noord dan zittekik toch schoon in mijn 64 hoeksken/ 65 C van? 66 D van..van schrik// 67 ni omda ze allochtoon zijn want da interesseert mij ni ma gewoon omda *die 68 mensen..da klein groepken hoe da die dan doen// 69 en ge gaat da automatisch overpakken op iemand anders// 70 C (ja wa moeten ze dan doen?) 71 D zich aanpassen/ ge hebt mensen da zeggen..mè hunnen hoofddoek enzo ma..ma das 72 misschien een deel van de cultuur/ 73 B ik vind ni da ze da moeten afzetten// 74 als een vrouw da zelf wilt dragen[ 75 A [ tis da maja..hoe ga je da bepalen als ze da zelf wilt 76 dragen? 77 B? kzie het nut ni in van da te verbieden/ oke moogt geen hoofddeksels dragen 78 maja..das een deel van/ 79 D ma ik snap da ni.. den islam zo conservatief en dit en dat/dan zie je een meiske van 80 achttien met nen hoofddoek rondlopen.. zie je een meisken van achttien gelijk een slet 81 rondlopen hé… met een kort roksken en hoge botten en nen diepen decolleté// 82 A ge hebt ook een verschil bij ons hé// 83 in belgië zijn der ook mensen da heel conservatief zijn [ en…] 84 D [manee ma] 85 A en heel natuurgericht en al// 86 E ge hebt daar ook onderscheid in waarschijnlijk/ gelijk da ge bij katholieken hebt 87 en bij andere godsdiensten// 88 D ge hebt ook slechte katholieken en veel/ maar ik zie tnut ni in van nen hoofddoek te 89 dragen maja das mijn mening// 89 E maja wij zien alleen wa da we tegenkomen hé/ 90 D het enige da mij interesseert is da ze op zijn minst nederlands leren// 91 B ja das waar// 92 E ja das wel tbelangrijkste// 93 B en ze moeten iets doen om werk te zoeken ook// 94 ik bedoel ze komen hier toe en ze krijgen cengen ze krijgen geld=euh krijgen eten/ 95 A das ni *zo gemakkelijk hé/ 96 B weet ge hoe gemakkelijk da da is om de belgische nationaliteit over te nemen? 97 A bah ik weet ni zè of da da zo gemakkelijk is/ 98 ge moet eerst veel procedures doorlopen enzo// 99 ze geven u ni direct als ge binnenkomt ..”ah hier nog nen belg.. alstublieft”// 100 B xxxxxx die zei binnen een jaar hebben meer vreemdelingen de procedures 101 doorlopen// 102 E ge hebt ook geen zekerheid hé/ ze kunnen u elk jaar uitleveren aan hun land hé// 103 A wij kennen allochtonen en die zijn hier al vijf jaar die mensen das ne man met zijn 104 twee kinderen en zijn vrouw/ 105 en diene mens wilt zo graag werken enzo maar hij heeft gewoon geen vergunning 106 om belg te worden//
138
107 diene kan perfect nederlands spreken hij spreekt perfect frans die past hem aan [ 108 E [ das 109 erg ] 110 D daar heb ik respect voor maar als ze geen goesting hebben om te werken of… 111 gewoon willen profiteren van de staat en hun te schoon voelen voor nederlands te 112 leren/ 113 A mah.. ze zijn toch allemaal ni zo? 114 D nee tot*aal ni/ 115 B ma ik denk da wij wel meer in contact komen met zulke mensen als mè mensen da 116 ge hier nu azo/ 117 A waarschijnlijk ja omda ge die alleen maar *ziet hé// 118 die andere komen ni bij u om te zeggen “wilde mè mij trouwen” hoor// 119 D ja nee inderdaad ni/ ma dat ist just hé? 120 ge hebt maar één visie// 121 A kweet ni/ ge hebt toch ook al veel mensen gezien die ook hun best doen? 122 D ((lacht)) 123 A gelijk X2 van ons klas ook azo die doet toch ook haar best? 124 B ik vind da die *voorgetrokken wordt gewoon omda die buitenlands is// 125 A vinde da? 126 da vind ik *absoluut ni// 127 B ze krijgt frans op het niveau van het *eerste middelbaar hé// 128 en tan ja.. ze gaat=ze wil naar der universiteit gaan daar gaan ze geen rekening mè 129 haar houden hé? 130 A kvin da normaal als wij naar een ander land gaan en.. nooit die taal gezien dan gaan 131 die ook waarschijnlijk gezegd hebben[ 132 B maar dan moet ze ook geen dromen hebben om kleuterjuffrouw te worden hé? 133 A maar da gaat ..ge hebt daar geen frans voor nodig hoor// 134 B ik vin da gewoon geen eerlijke behandeling// 135 A ik vind juist van wel// 136 E ma die kan ook geen frans die kan nooit meevolgen mè ons =ik vind.. ze heeft het 137 al kweet ni hoe moeilijk mè engels ook// 138 ik bedoel tis haar tweede jaar dan kan zij toch moeilijk dingen zien die wij nu zien// 139 en ze doet echt haar best hè/ ze doet twee uur in de week doe ze ook nederlands 140 les hé/ euh twee avonden in de week// 141 A ze doet echt haar best om om..bij te benen enzo// 142 D tis ni da ze haar best ni doet da hebben wij ni gezegd maar tis gewoon… wij hebben 143 zoiets van ze moet tzelfde niveau kunnen// 144 A maar da gaat toch ni dan moeje haar terug naart eerste middelbaar sturen? 145 ze is hier nog maar twee jaar of drie jaar of zo hé? 146 ze spreekt al perfect nederlands en ze is al mee mè alle andere vakken// 147 maja xxxxxxxxx/ maja kom// 148 ja kweet ni zè// 149 D kent=kende X3 nog? 150 wel die is… hoelang is die hier nu al?die is nu al negen=negen jaar in belgië/ en int 151 begin kon die ook geen echt [ 152 A [die kwam uit rusland zeker? 153 D ja// 154 die kon geen *reet echt *niks van nederlands// 155 en die heeft da ook allemaal op haar eigen moeten leren/ en als ge dan ziet waar da 156 ze zij nu staat// 157 voor die mensen alle respect want ni alleen maar turken en marokkanen [ 158 A [ maar 159 negen jaar? 160 hoe jong was ze dan? 161 D euh pff
139
162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216
A als ze hier toekwam? dan gaat da al veel gemakkelijker om u aan te passen als= dan da ge hier toekomt op uw zestien hé// ge hebt al heel uw lager onderwijs gevolgd in uw land/ [en nog jaren derachter/ D [ma ik vin da ge u sowieso moet aanpassen aan onze cultuur/ ge moet hem ni overnemen ma ge moet u B aanpassen// D wa da ge wel veel ziet hè/ en dat is ni alleen van..van degenen die wij zien als xxxx is da ze gewoon hun eigen…voor*uit willen steken// A ja ..vooruit? kweet ni zè// D allee ja.. da we ons..als als als/ B da wij de slechte zijn// D wij hebben de slechte cultuur/ wij hebben de slechte [ A [maja als ge ziet da tvlaams belang zeventig= ja misschien zijn zij ook in fout hé… maar als ge ziet da tvlaams belang zeventig..percent ofzo? nee in aalst hier alleen al/ D da vlaams belang daar ben ik sowieso radicaal tegen// en ik heb ook niks tegen die mensen/ ma ik vind wel da ze een...[ A [ ja tuurlijk ze moeten zich proberen aanpassen ma ..ik denk da we te veel de *slechte kanten zien/ D das waar// A en ook tis ook ni gemakkelijk om als allochtoon binnen te komen in ons land mè al *zoveel vooroordelen da ge al hebt tegenover... alle belgen hebben vooroordelen tegen u als ge hier toekomt/ B maar dan moede gij hier ook ni mè vooroordelen toekomen als buitenlander hé? D das waar// B als gij als buitenlander mè vooroordelen naar hier komt dan moeje ni naar hier komen hé// A ma die mensen *komen waarschijnlijk ni mè vooroordelen naar hier hé? ze gaan gewoon peizen mè tvlaams belang dat hier al [ D [ ma ge hebt er ook.. tzijn ni alleen politieke vluchtelingen da hier zitten hé? (der zijn der ook dat op ons kap leven) als ge ’t azo beziet/… ik geef u compleet gelijk da ge ni moogt zeggen da ze allemaal…allee.. negatief zijn/ maar ze zijn ook ni allemaal positief zè// A ma tuurlijk ni/ ma bij ons ook// das ook bij onze cultuur zo hé// ik blijf erbij da we gewoon alleen de slechte mensen zien// D ja ma..dat is zo maar da gaat ook nooit ni veranderen// A die problemen worden totaal verkeerd aangepakt hé// door tvlaams belang gaat dat hier nog meer gewoon escaleren en.. da gaat alleen maar erger worden zo hé// D das waar// maar als ’t vlaams belang aan de macht komt hé.. dan ist compleet om zeep// A aja *tuurlijk ma da gaat er gebeuren… één van dees jaren// waarschijnlijk wel hé? D waarschijnlijk wel// A mensen zijn zo dom om derop te stemmen// D maja de meeste zijn zo beïnvloedbaar gewoon omda ze alleen de slechte punten zien// ((onverstaanbaar stuk)) B ik vin ook da ze mè serieuze oplossingen naar voren moeten komen om de beide
140
217 kanten een beetje gerust te stellen// 218 maar da kunnen ze ni// 219 D ma da moe ni alleen tvlaams belang zijn/ als=als gans de regering…aja.. ge hebt 220 daar de cd&v xxxxxxxx// 221 kdenk da ge nooit tevreden ga kunnen stellen/ da ge nooit gaat samen kunnen 222 werken 223 B das waar// 224 A das juist// 225 D ma as ge dan ziet in werkverband.. diegenen da mè allochtonen werken die 226 hebben geen problemen/.. juist om*da ze 227 werken// 228 B en ik denk da de media hun ook zouden moeten aanpassen// 229 als de media ook beelden zou tonen van kijkt (ze kunnen ook zo zijn) en ze zijn 230 allemaal zo ni/ 231 A ma langs den andere kant.. ja..zich aanpassen als ze alleen maar de taal leren.. 232 oké en misschien wel een beetje onze cultuur overpakken ma..mij stoort da ni als 233 ze hun eigen cultuur ook behouden// 234 D banee ma ze moeten zij hun eigen cutuur ni verwerpen..zeker ni als ze streng 235 gelovig zijn// 236 A tuurlijk da ze da ni moeten doen// 237 B ma ik denk nu ook mè die cartoonisten enzo hè dat er terug veel.. kritiek gaat 238 komen [ gericht aan allochtonen// 239 D [aja tuurlijk] ze slaan hun eigen ruiten in daarmee// 240 B ze laten terug die beelden zien van..kijkt europa heeft niks geleerd van 241 A maja das nu al extremer hé// 242 der zijn nog zoveel anderen die zeggen van we *gaan daar ni mee akkoord/ 243 E die komen ook ni op straat hé// 244 A ok *tis extreem hoe da ze reageren enzo hé/ en ik vind wa da der in die 245 gevangenissen gebeurd is [ 246 D [ in die gevangenissen wa der daar gebeurd is das.. 247 irritant das verschrikkelijk/ 248 A die gevangenissen daar da vin ik veel erger da ze *daar tegen protesteren..*das 249 normaal ma… 250 ja misschien zijn die zo… radicaal 251 D tis dat hé// 252 ze hebben altijd al willen bekeren hé/ sinds=sinds de kruistochten// 253 A maja das tkatholicisme ook hé// 254 de paus enzo// 255 D ma da moeje wel toegeven ze beschouwen hunne godsdienst als dominant// 256 ze hebben zoiets van wij hebben het hier.. vele beter/…vinnek ik// 257 B der is ook nog altijd maar *één god en dat is allah// 258 D ja// 259 voor mij geen probleem da ge uw geloof beleidt da=da kan mij ni schelen/ 260 (ik vin da wel zever) ma das *mijn mening… 261 ma.. leg het ni aan iemand anders op en da proberen ze wel te doen// 262 B mm// 263 A ja..misschien wel ma [ 264 D [ den echte moslimwereld.. alleeja 295 A ze proberen het toch ni aan ons op te leggen hé den islam toch? 296 D ma tbotst gewoon… super..mè ander godsdiensten// 297 A alle godsdiensten weg kom/ tis al opgelost bekeer u allemaal// 298 D we zijn der zeker? 299 A ja ik denk het ook// uitgebabbeld// ((einde gesprek))
141
10.3.2. ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 2 1 A: ja.. tis ook wel wa te zien hé?…hé? 2 B: hmm? 3 A: da da zo ni voor alle allochtonen is hé? 4 B: ja da hangt af van persoon tot persoon// 5 C: ik vin eigenlijk da die stellingen totaal ni kloppen// 6 A: alee, ja kweet ni// sommigen denken zo en anderen denken anders ma.. tis moeilijk 7 omda zo// 8 C: tis meestal.. de mensen azo van de extremen enzo ietksen/ ge kent der zo een paar 9 en ze veralgemenen da dan altijd en das eigenlijk vrij verkeerd// 10 allee D ge zijt zo stil? 11 D: euhm.. ja ge hebt daar de goeie en de slechte zeker? Ik denk over ’t algemeen de 12 jongeren.. da die zich veel beter aanpassen.. tegenover de ouderen alee de eerste 13 generatie en zo… ja ik heb ne vriend en zijn vader kan ook geen nederlands maar hij 14 kan dan wel nederlands/ das ook misschien omdat hij naar ‘tschool gaat? 15 Bijvoorbeeld.. aja als ge meer betrokken wordt int culturele leven en sociale leven da 16 ge u meer gaat aanpassen/… en die iemand dan bijvoorbeeld..ja iemand die vijftig jaar 17 is en die komt hier aan/ da da veel moeilijker is om volledig te integreren// 18 A:da valt ook wel wa te zien welke vrienden da ge hebt hé? 19 als er nen allochtoon alleen maar allochtone vrienden heeft.. dan gaat hij hem 20 waarschijnlijk minder goed aanpassen dan dat hij ne gansen hoop vrienden heeft.. 21 alee die eigenlijk gewoon.. belg.. of euh belgen zijn// 22 C: ja ma ik kan dat ook wel begrijpen da da voor die mensen ook ni direct het 23 gemakkelijkst is om nederlands te leren/ ma ge ziet ook eigenlijk van.. mensen die 24 kunnen ni veel nederlands.. ma ze proberen dan toch.. om hun best te doen/ en da 25 vind ik dan wel..tof// 26 dus ja// 27 D:(xxx) da ge zo gettovorming krijgt/ kweet da ni.. kdenk da da eigenlijk soms normaal 28 is// 29 we moeten da natuurlijk proberen tegengaan ma.. als gij naart buitenland zou gaan en 30 ge weet waar dat er ergens veel belgen wonen,.. ik kan wel aannemen da ge daar 31 dan ook wel zou gaan wonen// 32 C: ma das ni voor iedereen hé? 33 D: we hebben ook misschien minder de cultuur om zo te gaan samentroepen en op 34 straat samen te gaan lopen,.. das hier minder en dan daarom da die da hier ook wel 35 misschien meer doen, 36 C: mja ook als ge de laatsten tijd ..ik vin da wel spijtig zeker als ge naar brussel gaat of 37 naar grote steden/ dan ziet ge da zo..wel duidelijk van ja.. daar wonen der belgen en 38 en daar is da meer azo..allochtonen dat er wonen// 39 kvin da eigenlijk wel spijtig want dan.. aja der gebeurt er één ding en die buurt die krijgt 40 dan ne slechte naam// (xxxxxx) 41 D: maar das wel raar want... in limburg bijvoorbeeld hebt ge ook veel allochtonen= 42 italianen en ook veel turken enzo en daar.. daar hebben ze dan… kunnen ze..alee 43 precies wel beter met elkaar vinden// 44 daar hebde veel minder vreemdelingenproblemen.. en in brussel en de grootsteden 45 hebben ze daar veel hardere dingen// 46 doordat het daar ietske meer verspreid is.. ook omdat er ook veel minder gettovorming 47 is= allee getto is een groot woord/ da ze meer bij elkaar gaan allemaal wonen// 48 en da ze zich meer afsluiten van [de andere bevolking] 49 B: [ ja nu ook in liedekerke (xxxxxxx) wonen allemaal in 50 dezelfste straat en *elk huis da nu te koop komt bij ons.. is altijd van (familieleden) (xx) 51 op de kouteren// 52 da valt *op gewoon bij ons omda.. vorig jaar wast alleen hé= wast allemaal gewoon en
142
53 nu wonen der rechtover ons ..zwarte wonen der twee huizen van ons weer zwarte [en 54 D: [ 55 komen die naart klein moleken? 56 B: ja maar[… dan pikken] ze gewoon/ dan pikken ze gewoon// 57 D: [ aja dan ist goed hé B?] 58 B: nee ma.. kweet da ni en.. kvind da dan eigenlijk (die mensen ni slecht) hé maar int 59 weekend krijgen we dan opeens euh..twee allochtonen.. twee allochtone zwarten 60 ofzo.. of allochtonen uit brussel/ en tegen savonds hebben ze dan één of ander 61 geweer meegepikt da we de politie moeten bellen en dan peisde zo van ja 62 C: awel (xxxx) *enen die verprutst da natuurlijk voor al de rest// 63 D: B heeft ne wapenwinkel hé// 64 B: ja ik zit ’t zaterdags iedereen in ’t oog te houden in tstraat want tis ons al twee keer 65 overkomen [en 66 D: [da kan toch ni? kunde daar gewoon een wapen meepakken? 67 B: nee maar da zit achter een traliewerk ..en onlangs hebben ze zo ons deur openge*rukt 68 en da traliewerk verwrongen helemaal/ da zat zo helemaal scheef/ en daarachter 69 kunde met u hand dan[ 70 D: [terwijl da ge in de winkel waart? 71 B: nee dat ist hem just ge moet van boven komen en tegen dienen tijd zijn ze erin 72 geslaagd maar we weten zeker da ‘t*zwarten zijn geweest/.. twee keer achter een// 73 ..en op sommige momenten begint ge dan toch af en toe ne keer te peizen van ja.. 74 en.. ge houdt ze wa meer int oog/ ik zeg ni da’k (xxxx) *haat ma gelijk wie.. ge begint 75 daar op te letten en te zeggen van.. 76 D: ja das normaal hé// 77 B: en da werkt da gewoon een beetjen tegen// 78 D: ge gaat vooroordelen krijgen// 79 elk dingen da die mannen fout doen wordt uitvergroot/… en euh.. elke keer alst er iet 80 gebeurt (xxxx) dan ga je veralgemenen// 81 en de politie controleert ook veel meer buitenlanders// 82 A: ik kan de politie eigenlijk wel op da gebied zeker begrijpen omda [als ge 83 D: [maja das wel 84 frustrerend als ge nen brave zijt en ze controleren u dan vijf keer en ge hebt vijf keer 85 niks misdaan// 86 dan is da wel frustrerend// 87 A: awel ja.. ja tuurlijk ik kan da goe begrijpen da da frustrerend zou zijn kzou da 88 natuurlijk( ook ni graag hebben)/ maar als ge da uit de ogen van de commissie ziet 89 dan is da wel begrijpelijk/ omda… euh.. als ge naar sommige plaatsen kijkt veel 90 dingen die daar gebeuren heeft dan te maken met allochtonen maar das natuurlijk 91 azo.. ja een handjevol/ daar wonen kweet ni hoeveel mensen dervan.. en dat 92 handjevol die verprutst het dan voor al de rest// 93 C: awel dat is met die stellingen tzelfste// 94 A: tis da// 95 der staat daar zo.. da allochtonen hun niks aantrekken of juist wel maar dat is 96 gewoon.. een *paar die da doen en daar baseert ge u dan op hé// 97 en ja// 98 C: tis da// 99 der zijn belgen naar frankrijk gaan wonen zeker? en die zouden het ook vertikken om 100 frans te leren en om under aan te passen enzo/ dan zullen die waarschijnlijk ook wel 101 een beeld krijgen dan zullen die waarschijnlijk ook wel zeggen ja die belgen// 102 maja das natuurlijk weer een beperkte hoeveelheid// 103 B:das ni alleen met allochtonen das eigenlijk met iedereen da naart buitenland gaan/ 104 ofwel past ge u aan ofwel zijt ge in de mind= alee ofwel zijt ge langs den andere kant 105 en past ge u ni aan en denkt ge ik blijf wat ik ben// 106 ...dan werkt ge u integratieproces tegen// 107 D:der is echt wel= der is echt wel in belgië een probleem met de vreemdelingen/
143
108 gelukkig nog ni zo hard als in nederland daar ist nog veel erger// 109 tis wel moeilijk natuurlijk// 110 ik weet er *ook geen antwoord op ma… wat de extremistische partijen dan alee 111 tvlaams blok enzo willen doen das vind ik ook geen oplossing// 112 … das ni gemakkelijk// 113 C:ja kijk zie ik vin gewoon da.. ik heb totaal niks tegen buitenlanders en mensen die naar 114 hier komen/ absoluut ni// 115 maar ik vin gewoon als ge naar hier komt ..dan ist toch wel begrijpelijk da ge u 116 *aanpast/ als wij naart buitenland gaan wij gaan daar komen gaan wij ook niks van de 117 cultuur kennen niks van de taal.. wij gaan ons ook moeten aanpassen dus ja// 118 das voor iedereen gelijk naar welk land da ge gaat// 119 B:en iedereen heeft zo zijn eigen gewoonten hé? 120 en ik bedoel..ik vin.. en soms *passen ze hun dan ni aan en dan passen ze gewoon 121 hun land toe bij ons en dan vinden wij dat *onbeleefd= ja voor *hun is da ni onbeleefd 122 maar voor ons wel// 123 ze *beledigen ons// 124 C:ik zou ni willen da ze alles moeten vergeten wa da ze geleerd hebben maar hun een 125 beetje *schikken naar euh.. naar onze normen// 126 B:kvind da ook// als ge dan toch verkiest om naar dit land te gaan dan moe je der ook 127 voor kiezen om toch wel een beetje naar de gewoontes te leven// 128 D:ik vind eigenlijk raar= alee der zijn waarschijnlijk wel verklaringen= maar waarom da 129 bijvoorbeeld veel turken en marokkanen naar hier komen? 130 ik bedoel.. alee das zo raar das daar geen oorlogsgebied niks ofzo? 131 binnekort gaan we dat echt nekeer zien// 132 ik vraag mij dat echt wel af// 133 C:ja kheb mij dat ook al afgevraagd// das daar goedkoper, 134 D:kheb ne vriend uit kosovo ja das normaal/ diene zijn huis is platgebrand/ die..die 135 gast..die hebben daar verschrikkelijke dinges meegemaakt/ ik kan da echt wel 136 begrijpen da die hier willen blijven// 137 tleven *is hier natuurlijk wel beter// 138 de levensstandaard is hier vree goe// 139 ja..pff eigenlijk een moeilijke stelling// 140 C:ja kvind eigenlijk ook wel// 141 A:ja tis een beetje moeilijk// 142 C:vanuit da standpunt kan ik da ook wel begrijpen waarom da ze weggaan// 143 ik denk voor die mensen da ‘t ni gemakkelijk moet zijn/ want pas op die komen naar 144 hier die laten volledig under familie daar achter en zo// 145 D:ik kan wel begrijpen da sommige mensen zo ja.. die iets minder ruimdenkend zijn 146 als..alee als ons bijvoorbeeld.. alee kzeg ni da wij zo ruimdenkend zijn ma da die 147 rapper in het extreme gaan gaan of zo.. bijvoorbeeld ja van.. diene vuile makak/ da ze 148 agauw maar terug gaan naar hun land// 149 en opt vlaams blok stemmen.. das rap gebeurd hé// 150 alee (wa is er meer waard) we hebben der niks aan waarom kunnen ze ni gewoon 151 daar blijven? dan hebben we hier ook geen problemen? maja dat is ni.. das 152 onrealistische hé/ we leven in een multiculturele samenleving// 153 das zever hé? das nu eenmaal zo// 154 B:we zouden da ook kunnen projecteren op de moment da *gij zo kunnen naar turkije 155 gaan omda ge zegt ja ik moet daar gaan werken voor mijn werk// 156 en ze voeren daar zo ook een reglement in van gij zijt nen buitenlander gij moogt hier 157 niks// 158 D:jama? 159 B:en dan zeg ik altijd je moet zien.. ge moogt nooit iemand anders iets aandoen wa da 160 ge zelf ni wilt hé// 161 D:da is nu eenmaal zo hé// 162 A:als gij nu zegt van ik zou heel graag in turkije willen gaan wonen//
144
163 D:misschien hebben die mensen der geen probleem mee da die hier komen maar da ze 164 hier dan profiteren van ons sociaal systeem.. zeggen ze dan vaak// 165 en bijvoorbeeld/ ze komen hier doppen en profiteren van alles/en ze komen hier [op 166 ons.. op ons belastingen 167 C: [maar 168 da zijn altijd *sommigen hé 169 B:voila da wou’k just zeggen// 170 das weeral da klein groepken da daar weer aan meedoet // 171 D:ja das stom he maja/.. dat is altijd wel denk ik// 172 C:den eerstkomenden tijd zal daar ni veel aan veranderen denk ik// 173 D:da zal *ooit wel// 174 C:ja *ooit ma..toch nog ni direct da ge zegt van..alee da da gedaan is// 175 D:tbest is gewoon om da gewoon allemaal zo goe mogelijk proberen op te vangen/ 176 zoveel mogelijk ..verdraagzaamheid// 177 ik denk da ’t in belgië nog allemaal meevalt als ge tziet in frankrijk en in ..in nederland/ 178 in nederland is de situatie *veel erger// 179 C:daar ist helemaal uit de hand gelopen hé// 180 D: daar ist al een paar keer echt verradicaliseerd// 181 ((stilte)) 182 D:ik heb der..persoonlijk geen problemen mee maar ik denk blonde meisjes ofzo, da 183 die daar veel meer problemen mee hebben// 184 A:waarom? 185 B:ge moet nekeer naar de cirque gaan man// 186 D:als ge mè X2 nekeer opt straat loopt euh.. gegarandeerd.. elke keer wordt die lastig 187 gevallen.. door.. door vreemdelingen gewoon omda die blond haar heeft// 188 A:tzal tof zijn in turkije/hah// 189 C:jamaar ik ben al naar turkije op reis geweest// 190 en ik zweer het… ik denk dak..ik ga waarschijnlijk mijn haar laten kleuren(xxx) voor 191 dak naar daar ga// 192 D:zot// 193 C:ja// 194 manee ik wou het al lang doen ma gewoon..argh ik vind (xxxxx)// 195 B:ma das ni alleen bij blonde meiskes// 196 ge moet zo nekeer zien naar meisjes die iet aan hebben zonder mouwkes/ zo wa..wa 197 sexy gekleed/ ze *hangen daar gewoon rond hé? en dan zeggen ze van (xx) weeral 198 vijf stappen verder// 199 D:en dan zegt gij kom maar nekeer bij mij// 200 ((gelach)) alee B/ volgende keer als ik u zie (xxxxx) kzal mij een snorreke laten 201 groeien// ja met( carnaval had ik een snor opgeplakt// 202 … der zit zelfs nen allochtoon in onze carnavalgroep// 203 alee hij is eigenlijk nog genen=ist nu ne kosovaar? alee dit geheel terzijde// 204 dienen heeft hem wel goe geïntegreerd dus hij doe nu aan carnaval mee// 205 C:ik ken ook buitenlandse mensen zè alee ondertussen hebben die wel al de belgische 206 nationaliteit// 207 ik heb daar totaal geen problemen mee/ ik kom daar goe mee overeen// 208 D:X3// 209 C:maja van sommige mensen/ die hebben daar geen oog voor da ze hier al lang zijn// 210 das gewoon van..die hebben daar nen andere kijk op hé// 211 A:maja wa was da? 212 die kameraden van X4 over die filippijnse vrouwen? 213 C:ja ma da vond ik wel neig zè// 214 A:die stonden daar bezig van in de filippijnen zijn alle vrouwen hoeren ofzo// 215 en dan zo direct van gij verkeert daar mee// 216 D:ja mijn nonkel heeft ook een vrouw van (xxxx)// 217 ik snap da echt ni hé//
145
218 die had een huis die had een huishoudster// 219 die had zelfs twee huizen/ werk/ die had een hoge job alee/ echt goe werk// 220 en dan komt die naar hier// 221 bij zo ne zieligaard als mijn nonkel// 222 superklein huizeken// 223 tis hier altijd slecht weer/ hoe dom kunde nu zijn? mijn nonkel is echt ne 224 verschrikkelijke pé// 225 B: liefde hé D? 226 D: liefde? 227 B: maar alee D dat is familie// 228 D: familie, ge moet toch ni al uw familie plezant vinden? 229 ik ontken tenminste niet da da mijn nonkel is//
146
10.3.2. ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 3
1 A waarom zouden allochtonen eigenlijk geen ..moeite doen om werk te zoeken? 2 alleeja kbedoel… anderen zeggen dan weer da ze ons werk *inpakken/ 3 da ze onzen..job afnemen of zo/ 4 allee ja…kvin da ni *waar? 5 B ja das eigenlijk alleen ni bij allochtonen da ge da eigenlijk kunt opmerken da ze geen 6 moeite doen om werk zoeken ? 7 ik denk da je da gewoon bij de twee groepen hebt… zowel bij de belgen als bij de 8 allochtonen// 9 bij hen ist zo al moeilijk om werk te *vinden// 10 ze moeten ten eerste ons taal al leren.. eer da ze die kennen..da duurt toch wel 11 gemakkelijk.. *meer dan een jaar/ ik denk zelfs twee tot drie jaar/ 12 dan moeten ze nog aan werk geraken/ en meestal *worden ze wel gediscrimineerd 13 waarop da ze rap de etikette krijgen van.. ja ge wil geen werk/ dus ja..leef maar van de 14 staat/ 15 ma eigenlijk doen die mensen denk ik wel vrij veel moeite// 16 en als ze dan inderdaad aan werk geraken dan worden ze nog eens uitgemaakt over 17 tfeit da ze ons job inpikken// 18 dus wa da ze eigenlijk ook doen tis nooit goed in ons ogen, 19 een beetje grof// 20 C ma tkan ook zijn da ze daardoor…allee doorda ze zoveel moeite hebben om werk 21 te..vinden daardoor ook..allee.. gedemotiveerd geraken en dan uiteindelijk geen moeite 22 meer doen// 23 A njaa/ 24 B da zou wel kunnen maja..want tzijn veel *belgen dat ook zeggen van.. kga ni gaan 25 werken want weete twerk dak krijg..daar verdien ik minder mee dan dak op den dop 26 sta dus kga gewoon ni op zoek/ 27 der zijn veel mensen da gewoon weigeren omda ze…twerk da ze moeten doen te laag 28 vinden voor hun status/ dus ja// 29 A nja..da ga ni perse over allochtonen..alleeja ze worden wel sneller geweigerd enzo 30 ma..ja.. 31 ((gefluister)) 32 ((gelach)) 33 ((stilte)) 34 B en wa dat hier staat van die vlaamse regering…bwa: gedurende *drie *weken…ik vin 35 da wel grof… waarom=waarom binnen drie weken? 36 ik vin gewoon da ze iedereen gelijke kansen moeten geven/ allochtonen..alleeja als 37 ze bekwaam zijn voor een job dan moeten ze die gewoon *geven en ni *belgen 38 voorrang geven gewoon puur omda ze nen belg zijn omda ze de taal misschien iets 39 beter kunnen omda ze ermee opgegroeid zijn// 40 ja als nen belg toevallig wel beter bekwaam is dan vin ik het wel logisch dat hij die job 41 wel moet krijgen// 42 tis gewoon.. naargelang uw diploma..da ze daar wel een beetje moeten naar zien..en 43 zien of da je *gemotiveerd zijt om te werken, 44 of da je uw werk *goed doet,..ofda je u inzet, ik vin da ze daar allemaal rekening 45 moeten mee houden// 46 en ni gewoon zeggen ..ja we zullen ze drie weken voorrang geven.. de rest vant jaar 47 ja.. ze hebben hun drie weken gehad hé? 48 ((gelach)) 49 B manee ja..zo komt dat over hah// 50 D maar ze moeten daarom ook ni allee..de allochtonen dan voorrang /da moet ook ni 51 hé/
147
52 B awelja ma da vin ik ook ni ze moeten gewoon zien hè naar bekwaamheid hè? 53 tmoet gewoon gelijk zijn..heelt jaar door altijd// 54 ((stilte)) 55 B tis en blijft een moeilijke discussie hé/ 56 ge kunt der ni eigenlijk omgaan da der eigenlijk veel mensen in belgië en in andere 57 landen de laatsten tijd racistischer worden/ vind ik toch/ ge kunt er echt ni meer 58 omheen// 59 een racistische opmerking is vré rap gebeurd hé? 60 A ja kvind da ze meer individueler worden/ zo meer aan hun eigen denken en al// 61 de maatschappij wordt ook euh..individueler// 62 da ze daardoor zeggen ge pikt mijn job in// 63 B ja waarschijnlijk hé// 64 tleven is ook nimeer zo gemakkelijk hé? 65 alleeja/ 66 ((gelach)) 67 kweet da van mijn ouders/ den economie dat is zo mè ups en downs en al de 68 fabrieken verdwijnen uit ons land…omda men eigenlijk.. teveel kosten de werknemers 69 en die verdwijnen allemaal// 70 en vroeger trokken wij allemaal de buitenlanders langst hier en nu zijn die hier en nu 71 willen we ze eigenlijk weg omda we zelf geen werk nimeer vinden/ 72 dus tis eigenlijk moeilijk.. en daardoor worden wij misschien wel egoïstischer/..en 73 vandaar dus da ze allemaal misschien rapper racistische opmerkingen maken// 74 ((eerst korte stilte daarna gelach)) 75 B ge moogt mij altijd tegenspreken / ((lacht)) 76 zeg maar uw mening hé// 77 C bij een moderne discussie ist er toch xxx? 78 A bij een moderne discussie zijn der toch zo twee groepen? ((lacht)) 79 B nee ik denk dat bij een andere groep wel iets gemakkelijker zal zijn// 80 A X1// ((lacht)) 81 B bij andere groepen gaat er veel rapper een discussie zijn denk ik// 82 D maja tis ook moeilijk om mè mekaar te discussiëren omda we nogal overeenkomen// 83 denk ik// 84 B nee maja..gelijk as die allochtonen…alee ja misschien ben ik nu wel alleen ma mè 85 carnaval dat op komst is?…ik denk da ze te ver gaan gaan// 86 ik denk da ze.. de mensen vooral de moslims.. veel te neig gaan uitmaken en dat 87 gewoon carnaval een en al vechten gaat worden// 88 C ma da was verleden jaar ook wel al da der kweet ni hoevee[l.. ] wagens waren 89 B [ja ma ik vin] 90 C zo mè ..azo..op allochtonen enzo// 91 B maar tverbetert ni hé met de jaren? 92 C ah kweetni ja// 93 B ik weet.. ze trekken der meestal de meeste geloven door maar ik denk wel da ze hun 94 voornamelijk specifiek richten op de moslims// 95 C maja die strip was ook wel tegen hen bedoeld hé// 96 B ja das waar 97 ik vin da ze der een beetje mee moeten opletten// 98 D ? vorig jaar heeft het carnavalbestuur ook een brief gekregen van het AEL dat ze niet 99 mochten spotten met de islam en er geen hoofddoeken in de stoet mochten// 100 B aja ik vin wel..(spotten met geloof) da mag wel maar ge moet nen bepaalde grens 101 trekken/ ni alle groepen mogen zich echt daarop richten vin ik// 102 tmoet een beetje evenredig zijn// 103 als ge mè elk geloof spot dan valt da wel mee ma..ik denk da tvoornamelijk over de 104 moslims vooral gaat// 105 ja ze halen der de paus ook wel eens door zè// 106 C maja de paus ook//
148
107 kweet ni ik denk ni da da echt evenredig is// 108 xxxxxxxxxxxx 109 D tslaat vooral op tgeen dat opt nieuws is geweest// 110 A B ja// 111 B waar dat iedereen mee bezig is enzo/ 112 het ander wordt misschien eerst opgemerkt xxxxxxx// 113 ((stilte)) 114 ((gesprek wordt beëindigd))
149
10.3.2. ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
A jah// B die stelling van alle allochtonen in vlaanderen moeten nederlands spreken op straat zoals in nederland werd voorgesteld,.. vin ik maar belachelijk want das ni haalbaar// want euh.. die zijn ook tweetalig omda ze hier.. walen naar vlaanderen komen die dan ook nederlands spreken// [ik vin da compleet belachelijk//] A [ma ik vin wel]… da ze voor die.. documenten enzo..kunde bevoorbeeld alleen int frans en int nederlands… eigenlijk/ C is dan ni mè engels ook? A kweet het ni/ C in een ander taal xxxxx die mensen da dan ..mee moeten verder werken die gaan da zelf ni verstaan/ dus ja// B da kan gewoonweg ni hé? in..in *alle talen da da zo…((lacht))beschikbaar is// A maja/ ja// langs den andere kant… ((leest de stelling)) C nederlands spreken op straat/ A das *erg want ..kweet ni ja als gij een dialect hebt ook/ ik bedoel..en das grat ni begrijpbaar// zoals west-vlaams/ dan begrijpte gij da ook ni hé? dus dat is..ja kijkt// B ja// C of als wij ergens anders tan gaan wonen/allee.. dan ist voor ons ook misschien tof da we daar ons taal nog kunnen spreken hé? A ja tis da// B opt school ook enzo en in openbare gebouwen// A maja..in *openbare *gebouwen das dan ook weer azo van…tvalt te zien nog tegen wie hé? C (mè nen blinddoek azo hè) ((lacht)) A ma…als ge…kweet ni.. als ge tegen uw kameraden of zo…da=dan vin ik da allemaal ni erg ma als ge tegen iemand anders moe praten/ ja.. moeje *zelf maar zien hé? C aja tis da/gelijk die gasten van hier op tschool die zitten ook altijd tegen elkaar bezig int frans// B awelja maar tmag ni hé// C ah da mag toch wel? B das ni waar ze hebben daar nekeer nen brief voor mee gekregen/ da de voertaal nederlands moest zijn// C ja das toch echt wel= das toch zever allee? als da nu gemakkelijker spreekt? oké ja [in de les B [ (ze krijgen zij ook geen lessen hé) int frans? C als gegij da graag doet waarom ni ? tot zolang da je in de klas nederlands spreekt/ B ma tmag ni zogezegd// A aja als ge tegen de leerkracht maar nederlands praat en tegen [ C [ tan ist in orde eigenlijk hé? A alhoewel ja..als ge een taal praat in de klas..en de leerkracht kan’t ni begrijpen, C ja/ ((lacht)) A kzou ’t toch ook ni graag hebben zè? C ((lacht)) A ja..da weet ik ni eigenlijk/ …wa da ge daarmee moet doen//
150
53 B belangrijke documenten.. zijn die ook beschikbaar int engels? 54 A kweet da ni, 55 B ma in principe [ 56 C [ da zou toch moeten hé? 57 B ma vier talen das genoeg hé eigenlijk? 58 als ge engels..frans nederlands en duits hebt// 59 A ma da zijn ook *ons talen dan weer hé? 60 B awelja… das toch genoeg? 61 ma tis toch wel (graalijk als ge) [de taal 62 C [ ((begint te lachen bij het zien van de camera)) 63 khad het nog ni gezien// ((lacht)) 64 A ik ook nog ni// 65 int dat is alleen voor mij hoor// 66 C voor wie da wa zegt/ ja oké// 67 A moeten wij daar lang nog over vertellen? 68 int als je graag een andere stelling hebt? 69 B oh ja// 70 ((stilte om stellingen te lezen)) 71 A kvin da een moeilijke// 72 C ja/ da is// 73 xxxxx volledig mee akkoord is// 74 A ma langs ne kant ist wel waar da der=da der=da ge hier zo misschien...ja kweet da 75 eigenlijk ni/ 76 C ma..ja.. als we wij ’t ergens anders beter zouden kunnen emmen zouden we toch ook 77 tof vinden moesten we aanvaard worden hé? 78 A ja tis da// 79 B persoonlijk vin ik da de wereld vrij is.. ma da ge nog vrij zijt om te gaan en/ 80 C zonder grenzen/ ((lacht)) 81 A ma eigenlijk is da ook wel zo hé? 82 want..allee nee ik bedoel..da da zo is want wij hebben da gewoon maar bepaald zo 83 van.. *hier ..grenzen// 84 B en dan ebde een visum nodig om ergens naartoe te gaan// 85 ((stilte)) 86 A awelja// 87 B ge kunt ni gaan en staan waar da ge wilt// 88 A maja// 89 kweet ni ja/ da zijn moeilijke dinges// 90 B maja wie bepaalt da wie da der mag blijven en wie ni? 91 A aja tis da// 92 ((stilte)) 93 ja voor ons ist eigenlijk wel gemakkelijk om ergens anders naartoe te gaan// 94 B maja wie zegt da? 95 A als ze= als ze da allemaal geregeld worden dan kunde gij gemakkelijk ergens gaan 96 wonen// 97 C zelfs voor op reis ofzo te gaan hebde één of andere toelating nodig// 98 A maja ma we krijgen ze toch gemakkelijk hé? 99 D xxxxpaspoorten xxx binnen de EU moe je zelfs ni /xxxxxxxxxxx ma das 100 alleen binnen de EU// 101 A en vreemdelingen kunnen da dan = allee mensen *uit de EU die kunnen da toch ook 102 tan? 103 D nee// (de polen kunnen nog naar hier komen/) 104 B ma wa *zijn de regels nu..wanneer da der iemand *hier mag komen wonen? 105 A kweet da ni/ toch ni gans// 106 ((stilte)) 107 int begrijp je bevoorbeeld dat er mensen *tegen zijn dat er nog altijd nieuwe allochtonen
151
108 109 D 110 111 112 113 114 115 A 116 C 117 118 119 120 121 122
bijkomen in aalst? ja ma das azo een dingen van ja..die mensen die weten da ni da de mensen hier voor de economische belangen komen en euh.. de economische belangen eigenlijk alleen maar..allee… da wij dan eigenlijk dan andere mensen *uitbuiten da die naar hier komen voor..het *beter te hebben// ge hoort veel mensen zeggen ja ge moogt hier ni komen/ (die da uitsluiten)da vin ik gewoon belachelijk// das misschien omda ze *zelf gewoon ni beter weten// schrik hebben da ze tzelf slechter gaan hebben of zo// da zijn gelijk ja..kansen da zij zogezegd zouden kunnen hebben/ als ge al ni veel kansen hebt en dan zie je die *ook nog nekeer.. bevoorbeeld opt werk of zo/ ..kunde daar mis*schien..aan ergeren// allee ja// ((stilte)) ((einde gesprek))
152
10.3.2. ASO, Gemeenschapsonderwijs groep 5 1 2 A 3 4 B 5 A 6 7 B 8 9 C 10 11 12 13 14 A 15 D 16 17 18 C 19 D 20 21 22 23 24 25 A 26 27 28 29 30 B 31 32 A 33 B 34 A 35 B 36 D 37 A 38 39 int 40 A 41 42 43 44 C 45 B 46 A 47 48 49 C 50 51 B 52 D
((lange stilte)) ja ik ben ’t er alleszins mee eens da ge moogt *kiezen in welke godsdienst da ge gelooft/ ja// want ik ben zelf jehova’s getuige dus/… kvin da wel belangrijk da ge daar de keuze in krijgt// ik vin da iedereen… mag uitkomen voor hun godsdienst// waar=*waar da ze ook wonen of zo// ma tprobleem is…sommige godsdiensten hebben nogal..redelijk grote en..zo ritueel te *veel.. echt *veel plaats in beslag nemen// kweeni/ da ga ni altijd// daarmee kun je misschien mensen *hinderen/ mensen da der tegen zijn tegen da geloof, njah/ awelja ik vin da…ze mogen hier allemaal doen wa ze willen ma..bevoorbeeld euhm..de vraag…euhm…van da gebedshuis.. da ze da allemaal moeten krijgen.. da vin ik allemaal euh…ik vin da da ni verplicht *moet// der zijn=aja der zijn zoveel godsdiensten// der zijn zoveel godsdiensten en bevoorbeeld jehova’s getuigen als ze daar zelf voor instaan vin ik da oké// ma da de staat da moet beta=da de staat da moet betalen..of euh..da ze da effectief krijgen da vin ik da da ni moet// euhm..ge weet daar ook hoe da’k ik daar tegenst=daar tegenoversta// kvin da maar een..euh sektarische beweging// ma ik vin da ook wel da godsdiensten eigenlijk geen subsidies zouden moeten krijgen/ dus ook geen gebouwen..zouden moeten krijgen/ da ze daar zelf zouden moeten voor instaan// natuurlijk ja als ze geen subsidies krijgen dan worden ze meestal ook ni erkend als godsdienst/ zoals bij ons// ma hier is het toch ook ni da..boeddhistisch of zo? krijgen ze toch ook geen subsidies? nee maar ik denk/ of wel? kweet het ni// en den islam ofzo? den islam krijgt wel subsidies hé/ ja// protestanten..ook/ en kun je verstaan da mensen daartegen zijn [dat er een moskee staat ofzo? [tegen dat iemand..voor zijn godsdienst uitkomt? ah nee da kan ik ni begrijpen// allee ja kvin da// ma ge hebt veel mensen da schrik hebben [ [ja// [ja awelja da zalt eerder zijn denk ik// ma ook ..clichématig// da da..allemaal cliché’ is van..euh ja moskee dus// das ni erg da der ne moskee staat in elke provincie ofzo maar ni.. in elke stad gelijk aalst ofzo, hier staat er wel ene zè// jawel das wel n= tis nodig hé?
153
53 anders krijgde ook..tzijn zoveel moslims hé? 54 B maar ik vin da ’t eigenlijk ni opvalt/ 55 A nee da valt ni op hé? 56 ma da zijn geen moskee’s gelijk..in hun eigen land ofzo hé? 57 zolang da da ni teveel opvalt vin ekik da/ 58 B das toch geen probleem, 59 C jawel in aalst staat er echt wel ne moskee// 60 A nog nooit gezien// 61 D ma ge hebt daar toch gene last van? 62 A nee ik toch ni/ dus// 63 ((stilte)) 64 int maar er zijn nu zo allemaal discussies aan de gang van..hoofddoeken ja of nee, 65 euhm..dat alle religieuze symbolen zouden moeten uitgewist worden, wa vinden jullie 66 daarvan? 67 C kheb er een dingen moeten voor schrijven.. een euh..een werkstukske voor 68 zedenleer en da was zelfs een religieus symbool voor ne man een zwaard dragen en 69 al/ das ook een religieus symbool// 70 twas dan ook de vraag of da da zou moeten verwijderd worden of niet/ 71 tis wa een religieus symbool *is hé? 72 A tis da// 73 ik denk da ter ook vanaf hangt/ allee..zolang da ge.. er niemand mee kwetst, 74 D [in de 75 samenleving= in de samenleving.. tmoet in de samenleving passen hé? 76 A ma gelijk nen hoofddoek? 75 als daar nu niemand iets tegen= ge kunt daar toch weinig tegen hebben hé? 76 ge kunt dan nog zeggen ja kmag geen pet dragen in de klas maja dat is nu ni echt 77 een religieus symbool// 78 ma zolang da ge niemand anders geen… geen..da ge der iemand anders ni mee 79 kwetst ofzo,[ ] vin ik ni..da ze da zouden moeten verbieden// 80 C [mm//] 81 D ma kheb da nu weeral euh..*als ge tzou verbieden dan zou je wel.. *boel krijgen mè 82 die meisjes da da zouden moeten dragen op school/…van euh..thuis da ze hem wel 83 moeten dragen// 84 B ma tprobleem is da..mè hun godsdienst..als ze voor hun godsdienst uitkomen, mag 85 het wel ni discriminerend zijn// 86 want in..in den islam of zo, 87 D ja..tis wel neig vrouwonvriendelijk/ da kunde nu wel ni ontkennen// 88 awelja [ 89 A [ ze zouden hun wa meer mogen aanpassen// 90 D de euh de euh..de katholieke godsdienst is è ook vrouwonvriendelijk ma ja da komt 91 zo ni tot uiting/ 92 A das ni zo..ni zo fana*tiek als die.. boeddhisten=euh..moslims// 93 ((gelach)) 94 ((stilte)) 95 D allee A.. ervaringsdeskundige// 96 A ikke? 97 D aja, 98 A zoveel wetekik ni over ander godsdiensten/ 99 D ja..spreekt dan over u eigen// 100 improvisatie// 101 int ik wil gerust nog een andere stelling geven ook hoor? 102 D doe maar// 103 A da mag// 104 int als je nog zin hebt/ 105 D maar wat is eigenlijk het onderwerp?
154
106 int da zal ik later zeggen// 107 ((stilte)) 108 B kvin der eigenlijk geen goei bij/ 109 kvin da tnu zo denk ik goe is// 110 C tis alletwee een stereotype hé// 111 ge hebt vreemdelingen die..die naar hier komen en die echt wel nederlands willen 112 leren en echt wel werken [ 113 A [ en echt hun best doen// 114 en ge hebt er tan die van tdingen profiteren xxxxxxxxx en hier komen zitten/ 115 aja ze moeten hier niks doen hé? 116 B politieke vluchtelingen ofzo wel// 117 A ja da wel// 118 D ja die mogen der echt komen van mij/ maar van..allee..werk…als ze van ’t ocmw al 119 dertig jaar leven,… daar zouden ze toch veel strenger op moeten zijn// 120 A ni alleen voor vreemdelingen gebeurt da zè ma// 121 D en ook de..de *taal da ze hier spreken ofzo/ da vin ik wel da ze moeten kunnen// 122 A in denemarken is da verplicht/.. binnen de zoveel jaar [ 123 C [binnen de twee jaar ofzo,] da 124 die nederlands moeten kunnen// 125 A ja/ moeje de taal goe beheersen// 126 B ma moeten ze nu ni zo een examen doen ofzo? 127 D mensen da hier al=al dertig jaar wonen bevoorbeeld en da nog geen euh..nederlands 128 of frans kunnen [ 129 C [ ge hebt er echt da tvertikken om te leren hé// 130 D waarom komde dan naar hier? 131 A ah gewoon voor te profiteren aja// 132 D a=a=als ge de taal ni kunt/ hoe kunde u dan euh..integreren in de maatschappij van 133 hier? 134 A meer aan de regels aanpassen ook hé? 135 ze komen van ginder en ze denken..allee daar zijn de regels zo streng ze denken 136 [hier ist 137 [ tis precies azo da ze=da ze hier zo de mentaliteit hebben we zijn int buitenland dus 138 mogen we gewoon doen wa we willen// 139 A ze komen eigenlijk ook van landen waar da tstrenge regels zijn en dan komen ze hier 140 en dan doen ..[dan breken ze den boel af// 141 D [ ma dat is=ma dat is tzelfde mè de nederlanders als dedie op 142 vakantie gaan hé/..int buitenland..dan denken die ook da ze mogen zè.. wa ze 143 willen? 144 A da is…misschien ook omda hun cultuur zo soepel is hé? da ze denken 145 B ma..strengere wetten, ..ik denk da tnu ook goed is mè die regels/ da ze een examen 146 moeten doen [enzo.. allee… ]of nen taalcursus of zo// 147 C [ja een soort examen//] 148 D hier in aalst val het denk ik nog goe mee// 149 als ge da tan in brussel bekijkt, 150 B hier is da=hier zijn der ni zo van die=die weigeren nederlands te leren// 151 D tis wel weinig controle op hoor/.. ofda ze zich aanpassen// 152 das te zien in de omgeving of ter veel controle op is// 153 wa vinde gij daar feitelijk van? 154 da die allemaal naar hier komen, en ge zou zeggen ja turkije dat is een superarm 155 land en.. niemand verdient daar iets, dat is daar hongersnood, ma das ni waar/ 156 A ma dat is de reputatie da belgië heeft/ 157 D ja/[ xxx sociale zekerheid/ 158 A [xxxxxxx ge krijgt daar geld voor niks te doen// 159 ((stilte)) 160 A mah kzou ni wel ni direct zeggen da ze ge*makkelijker toegang moeten krijgen tot
155
161 vlaanderen/ 162 tenzij da ‘tnatuurlijk..een noodsituatie is ofzo/ gelijk xxx ofzo// 163 ma gewoon (als ze tbeter hebben) in hun land,…da vin ik geen goeie reden// 164 C of da ze dinges uitgestoken hebben da ze moeten gaan lopen? 165 A ja tis da// 166 ((stilte)) 167 D ma ik snap da ni hé? 168 dat is toch? 169 *waarom komde nu naar hier omda tzo goed [ 170 A [ waarom gaan der zoveel naar 171 monaco, 172 D njah, 173 A of waarom zitten der zoveel rijken in zwitserland? 174 D jaja maar ja.. als ge daar woont in monaco…al uw vrienden..gewoon voort geld, 175 A ahja voort geld// 176 D ik begrijp [da ni/ 177 [ en ze laten zè ook hun vrienden achter daar, 178 om hier te kunnen leven, 179 D da denkte/ ze brengen ze mee naar hier// ((lacht)) 180 A mè buskes// 181 D dan moeje kijken naar da probleem.. ofwel lig het hier, 182 ofwel ligt het *daar, ..da der daar iets scheelt? 183 A misschien is da daar toch *zo dictoraal da ze dan toch naar hier willen komen? 184 D in turkije of in marokko da zijn toch ni *zo? 185 nochtans.. is dan ni waar da euh..in den top vijf van euh.. vreemdelingen in belgië.. 186 op één de italianen staan? 187 zou da kunnen? 188 A xxxxxx// 189 D wel in de buurt van luik en al/ 190 A xxxxxxx// ((gelach)) 191 D nee das waar// 192 A alst er int stad iets voorvalt..dan meestal..dat is toch altijd een beetjen tzelfde volk// 193 ma dat is de mentaliteit hé? 194 D dat is gewoon de mentaliteit// 194 A mè zwarte hebde da ook hé? 195 geen marokkanen of turken maar echt *zwarte,…afrikanen// 196 D afro’s// 197 A die=die hebben wa de mentaliteit van wa:h we zullen tmorgen wel doen/ 198 ma da gaat *hier ni hé? 199 en daar zouden ze zich toch ook wel ewa moeten aanpassen? 200 B mah das ook ni allemaal hé? 201 A neeneenee, 202 D ma tis natuurlijk een cliché dat em zegt hé/ maja..sommige [ 203 A [ als ik hier=hier ebde 204 aant station.. die turken en die marokkanen da dan een beke meer azo [ 205 D [ gluiper// 206 alst er natuurlijk *enen iet uitsteekt/ altijd iets uitsteekt dan mogen de rest..dan heeft 207 peis ik de rest ook iet voren hé? 208 ((stilte)) 209 ((einde gesprek))
156
10.3.3. TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 1
1 A hm hm// 2 B we moeten sebiet één van die twee stellingen of zo? 3 A neje/ tis gewoon alletwee.. de stellingen/ wa da juist is// 4 C ze *zeggen da ze hun aanpassen maar euh..[ 5 D [ik denk van ni/ 6 A allee ik vin da..eigenlijk ook ni zo neig zè ja// 7 kweet ni/ die doeken op hunne kop en zo/…kweet ni neje..neje// 8 A ma da is gewoon hun cultuur hé van waar da ze komen, 9 E tzijn der wel sommige dat hun aanpassen ma toch ni allemaal zè// 10 C ze maken ons da *wijs da ze hun aanpassen maar int echt, 11 E ma pas op zè ik ken er een paar// 12 B ja ik ook in feite// 13 E tzijn der bij die *echt nederlands spreken en echt de nederlandse taal volgen// 14 B tzijn der bij die nog altijd goe zijn hé? 15 C da zijn der wel.. ni veel// 16 da wel ja.. nee tzijn der ni veel maja// 17 E die moe je weer ni ..afjakkeren mè die=mè die andere hé? 18 A ma xxx da ze hun echt totaal ni aanpassen/ 19 *sommige.. maar andere, 20 sommige da’k hier ken…da zijn dan kameraden van mij en die..die hebben hun wel 21 aangepast/ die doen gewoon mè de rest// 22 die gaan hun ook ni gaan afzonderen of..alleen mè hun eigen euh…*soort 24 (gaan optrekken en zo)// 25 die gaan..die praten mè de rest/ ik heb daar niks op tegen// 26 B ik vind da nu toch da ze.. algemeen..die normen en waarden… ze zouden misschien 27 wel *willen maar ni *kunnen ofzo, 28 of ja 29 C ni proberen/ 30 gewoon geen moeite doen// 31 B geen moeite doen ja.. da kan ook// 32 A misschien ewa schrik emmen ook om contact te leggen mè ons en daarom bij 33 hunnen eigen groep azo een beetjen blijven/ 34 B hmm-hmm// 35 ja kijkt// 36 ((stilte)) 37 int past de meerderheid zich *wel of juist *ni aan? 38 E das nu juist punt [ 39 C [ik vin da.. allee de meeste *zeggen wel da ze tgaan doen ma ze 40 doen’t ni// 41 A ja/…ma misschien *kennen we de meerderheid nog ni ook? 42 B jama tis misschien ook te zien welke plaats…en de meerderheid/…want euh..ik 43 denk..in de steden de meerderheid… zal zich *minder aanpassen// 44 omda ze daar mè *meer zijn en omda ze hun *daar euh.. hun meer op hun gemak 45 voelen dus da ze hun in feite ni moeten aanpassen// 46 maar als ter ni te veel zijn…in euh[.. de steden] 47 A [opt platteland enzo] 48 B [denk ik wel da ze euh..da 49 *die meerderheid hun wel aanpast// 50 azo denk ekik// 51 A ik vin da je da= ik vin da je der in aalst ook al veel tegenkomt.. en zeker in
157
52 brussel,… is da echt …*groepkes da rondhangen/ 53 E (nu noemt ge wel) grootsteden hé// 54 A jamaar in aalst ebde da ook al hé? 55 ik zeg het/ aant station zijn der ook// 56 E bij mij in de gemeente… daar zitten italianen.. die spreken *perfect nederlands die 57 spreken *perfect duits perfect *frans? 58 ge kunt er zelfs niks op *zeggen// 59 dus..ge kunt er echt niks over zeggen zè// 60 A ja da wel// 61 ma ik ken ook iemand da euh.. ne marokkaan da..da hier ook euh hem neig 62 aangepast heeft/ en diejen heeft zijne weg gevonden diejen heeft eerst een café 63 geopend en ondertussen is hij een restaurant begonnen enzo/ ma dat is ne neig=neig 64 vriendelijke mens/ ne neig plezanten/ 65 ma…allee..tzijn der maar weinig zè da ik=dak echt zo ken// 66 ma tan zijnt wel neig vriendelijke mensen// 67 C der zijn è veel xxxx alst er veel gemeenschappen tesamenwonen hé/ dat is typisch 68 hier// 69 A xxxxx reacties van vroeger/ hoe da de blanken op hun reageerden en da ze nog altijd 70 zo [ 71 B [ ik denk da de ouderen hun *wel neiger aanpassen zè? tzijn alst veel jongeren bij 72 mekaar is denk ik 73 A ma ik denk euh=da de mensen…da ge van de blanken eigenlijk… minder kunt 74 zeggen da ze..naar euh… euh..allee.. ze zijn ni racistischer als ge tmij vraagt/…de 75 rollen zijn aant omdraaien denk ik// 76 en euh…ja/ 77 ik denk da de belgen..allee zo een beetje te *veel toelaten van tijd// 78 als ge..als ge bevoorbeeld ambras hebt mè ne.. marokkaan of mè nen turk ja, ga je 79 gans de turken…één bende op uwe kop krijgen/ als ge da hebt mè ne vlaming en als 80 ge een beetje kameraden hebt die u helpen, die beginnen al schrik te krijgen/ die 81 trekken hun terug// 82 ma da is..ma als ge ni oplet pakken ze ne revolver/ en tan euh.. ja xxxxx 83 waarschijnlijk xxxxxxx// 84 B tga tgaat veranderen hé? 85 da verandert altijd hé? 86 tmoet veranderen hé, als ze st=stout zijn? 87 A ik vin da ge een deel moogt toelaten ma ge moogt ze ni..tmag ni tmerendeel van de 88 bevolking worden hé? 89 tja// 90 C in de grote steden ist de meerderheid van de bevolking// 91 B ja das waar// 92 D (ik vin da oek da we die zeker moeten domineren//) 93 kijkt naar irak,.. wa zijn da daar voor..? 94 da zijn toch oek geen mensjen? aja? 95 hoe da dedie doen? 96 ah da zijn precies beesten? 97 alleen maar *vechten/ 98 en..das precies allee/…schieten// 99 E ma das ni de bevolking zelf hé? 100 D ni over de bevolking zelf/ alleeja// 101 C als we ne keer over ’t vti emmen, daar doen ze alleen maar/ 102 D ja// 103 C mm// 104 B allee kom/ 105 C nee ge moogt gij voort doen// 106 B ma int vti toch ook.. toch nog ni…tis pas als ze binnen beginnen vechten/ twee
158
107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161
broers// ma zijn die aangepast of ni? die die euh..zijn beginnen vechten? C die spraken geen nederlands// A (en zouden ze hun best doen of zouden ze,) C (ze spraken ni direct nederlands//) A en twas tan nog ne onschuldige x da heeft er niks mee te zien/ mè ons onderwerp//) B ma of da ze… veel aan=aanpassen? C de oudere bevolking zal hun aanpassen maar de jongeren ni/ B awel ik denk da ook// die willen nog goe zijn tegenover de ander mensen/ willen nog ne goeie naam hebben of zo// ma de jongeren trekken hun daar/… *onze jeugd in feite is zelf ook al: trekt zich ook al minder aan van hunne goeie naam/ tegenover de andere/…laat staan… de allochtonen// grotendeels toch// A ma ik vin da ze bij oudere groepen meestal neig veranderen enzo..meer verantwoordelijkheid enzo/ da ze..minder dinges gaan uithalen// B naarmate van tijd hé// ((stilte)) int en wat is aanpassen voor u? iemand die aangepast is wat doet die? A ik vin da ze moeten uw taal spreken/ ze moeten… uw taal een beetje leren zo? allee..als ge=als ge ze soms bezig ziet zijn ze constant tegen elkaar frans aant praten of zo/ …en trekken ze er hun weinig van aan vin ik,.. van tijd// en ja..soms ist omgekeerd ook hé? want tzijn der een paar da ‘k goe ken dat echt neig aangepast hebben/ en die doen da wel/ die spreken nederlands tegeneen die klappen gewoon mè u/ en..allee da zijn toffe gasten// maar andere die…die zien daar ni naar// B das een beetje dezelfde ja/.. dezelfde maatschappij,..zelfde ingesteldheid,..dan ons da.. aanpassen// ja.. wat is da cultuur? cultuur mogen ze nog altijd in feite/…hunnen eigen cultuur [ C [ ze moeten een beetje ons gewoontes overpakken// B ja gewoontes ja// taal is dan.. tgrootste denk ik// C taal en werkuren werkdagen// ze moeten hun een beetjen aan *ons werkweek ook houden// de meeste doen da ni// B xxxxxx// mmm// xxxxx// B of da ze=als ze..w=w=werk zoeken dat is zich toch ook aan=aanpassen hé? C dat is de *ingesteldheid// A kdenk wel da tni gemakkelijk is om=om u azo maar aan te passen altijd/ da wel// en euh..ge moet er moeite voor doen/en zeker als ge de taal ni bez=ni.. kunt praten ofzo..en tan tussen allemaal nieuwe mensen azo/ om daar efkes mee te communiceren… das ni gemakkelijk denk ik// E ja/ B daarom lijkt tgemakkelijkst zijn toch de jongeren hé? dat hun aanpassen/ tegenover de [ouderen/ A [ tis voor jongeren gemakkelijker/ als ge ouder zijt en ge moet dan nog.. moe gaan integreren ofzo/ ik denk da da tan moeilijker is//
159
162 ((stilte)) 163 B xxxxx een chineesjen in ons klas zat da hij nog maar zes maanden in belgië was en 164 dat hij al goe nederlands [ 165 C [ hij verstond ons al na zes maand// 166 A zeker voor een=voor een..voor iemand van chinese afkomst/ 167 als ge=als ge dan int nederlands.. moet leren is da veel moeilijker// 168 C hij verstond toch al tmeeste=de meeste woorden/ op zes maand tijd// 169 A tschijnt als ge nederlands praat da ‘t tan veel gemakkelijker is om=om frans of een 170 ander taal te..te leren als omgekeerd// 171 B en tijdens speeltijden enzo ja…dan was’t hij in de klas…xxxxxxx ja hij was ewa stil 172 enzo ma/ 173 A maja dat is tzelfde hé// 174 B ja tis da// 175 ((stilte)) 176 int een taal leren is eigenlijk het belangrijkste voor u? 177 B ik [denk ] het wel//[ 178 A [nee//] [ja..en=en mè=mè de ander *bezig zijn ook/ en *proberen.. iets 179 tegen te zeggen ook al… slaag het op ni veel// 180 das bij die jongens een beetjen tprobleem// 181 euh ja… tegen te communiceren ofzo/…ergens over te praten ofzo/ 182 ma ni zo..bijeen blijven als ge hier bevoorbeeld mè een aantal…xxxxxxxxxxxxxx// 183 B ja das in feite ook de oorzaak// 184 alst er een probleem is…da ist meestal omda ze..*samen blijven, 185 A xxxxxxx// 186 B ja/ dat is dan de steden/ 187 A ja ik denk ook wel da de maatschappij waar da zij… zitten/ da da anders is als hier// 188 da=da de criminali*teit daar ook wel ewa hoger is dan hier// 189 kweet da ni/ ofwel is da omda ze hier zitten da ze meer (peizen) de mensen hebben 190 schrik van ons ze kunnen ons toch ni=we kunnen toch doen wa da we willen// 191 want.. ze zien dat ook wel hé als ze=als ze ambras emmen mè iemand..dan..euh 192 staan ze de volgenden dag mè=mè dertig man.. voor uwe neus/ en..(u eigen) 193 kameraden die=die emmen schrik en die peizen we gaan ons ni bemoeien en 194 tan..emmen zij alleen maar een *groter machtsgevoel en denken ze van ja kom.. we 195 kunnen ons hier toch alles permitteren dus we gaan nog een beetje meer euh..// 196 B ma..a=a=ambras maken… is da nu..bij aanpassen of ni? 197 wij kunnen toch ook wel ruzie hebben? (lacht)) 198 C ja tuurlijk/ 199 A dat is waar// 200 ma ik ga ni al mijn kameraden gaan gaan vragen voor mijn probleem op te lossen, ik 201 doen da zelf// 202 maar euh *zij doen da wel// 203 en dan.. de blanken die tegeneen/ 204 die=die gaan toch azo voor elkaar ni, 205 ((stilte)) 206 A dus ja// 207 ((stilte)) 208 int over het algemeen zei iedereen ik heb schrik van die mannen in groepkes/ is da dan 209 alleen omda ze in groep zijn? waarom is da juist? 210 C nja// 211 A ja ma dat is zo ni/ dat is.. soms als ze alleen zijn zijn ze neig vriendelijk 212 tegen u/ maar…allee ja zoals da bevoorbeeld ne kameraad is van u..en =en (ge ziet 213 hem) mè ne groep van zijne cultuur en weet ik wa/ en ik heb toevallig ambras mè den 214 diejen dan gaat hij..dan gaat hij ni direct voor u gaan.. opnemen of zo/ in tegendeel// 215 D dat is ook wel.. alst er euh..alst er ne=nen allochtoon.. op straat ambras heeft zitten 216 der direct *superveel allochtonen rond en dat is bij de belgen azo ni/ da
160
217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268
A B
A B A B A C A B A B C B A
C B A B A B A B A
groepsgevoel// dat hebben die allochtonen wel kweetni hoe neig// awelja tis da// misschien omda ze..omda ze in de minderheid zijn da ze denken da ze mekaar meer moeten helpen ofzo? jah// ((stilte)) (kweet ni ma kvin da zo wa raar da ge kunt verwachten als ge problemen hebt da ge direct kunt zeggen helpt mij daar nekeer mee//) alleeja als ge mè iemand boel ebt xxxxxxxx// hoe zouden ze da ginder doen? als ze ambras hebben mè mekaar? wadde? moesten ze..va=van hun afkomst..van hun land.. moesten ze *daar mè iemand ruzie emmen/ zouden ze dan ook directeuh..helpen of zouden ze elk apart euh? ik weet het ni, ik denk het wel// da zit gewoon in diene cultuur in// xxxxxxx// kweet da ni/ ma da wilt ni zeggen da da bij ons zo ni is hé? xxxxxxxxx/xxxx// en da zo rap euhm..toch wel rap iets uitlokken (van ambras maken/)/ das dan die da hun ni aanpassen// mm? da zijn dan die da zich ni hebben aangepast / ja die da zo ewa in groep blijven hé? ma..andere.. gelijk [ [stoer doen of zo// ja ma ne kameraad van mij van kta 1 dat is è ook ne marokkaan dat is ne neig vriendelijken en.. heeft veel vrienden enzo/ en ik kan daar zo bij gaan bij zijn vrienden enzo zonder da’k..euh..zonder da ze zeggen van kom gij hoort er ni bij ofzo/ die zijn dan ook vriendelijk tegen u om=omda ze weten da gij ne goeie kameraad zijt van hem// maar euhm..xxxxxx? kweet da ni, (is da bij iedereen azo ?) ((stilte)) ma de meeste agenten emmen der ook schrik van/ en daarmee… durven ze..allee durven ze meer in *groep uitsteken// ze weten toch da de agenten der ni gaan tussen komen// mekaar een beetjen opstoken ofzo// ik em ook al gezien.. da diejen agent echt gewoon...der niks durft tegen doen/ en dat die gewoon een franke muil zitten tegen op emmen// dat is ook wel wa een probleem// mm? als da gebeurt da da ook wel wa een probleem is// awelja inderdaad// tgeeft hun een machtsgevoel hé? als ze een machtsgevoel emmen dan gaat ’t toch zeker ni meer xxxxx om hun aan te passen// ja ik denk da ook// ((stilte)) ((einde gesprek))
161
10.3.3. TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
A ja/ sommigste wel hé? ((stilte)) B da is waar// A de meeste wel hé? die passen hun *wel aan// C ja ma der zijn der zo af en toe wel een paar bij zè/ da euh.. tzijn è altijd slechte bij hé? das bij iedereen zo hé, ? xxxxxxx ? xxxxxxxx C als ze eir aanpassen ist goed hé? als ze eir ni aanpassen ja/ A toch aan ons dinges/ aan ons xxxx// C da ze aan eire godsdienst [ B [ als ze naar hier willen komen moeten ze de regels van *hier volgen hé? C ma da ze van eire godsdienst… volgen.. da trek ik mij zo niks aan// B ja *da wel/ ma da ze hun gedragen gewoon gelijk da tmoet hé? C en da ze ni van den dop leven/ A ma tis te zien..ja [ C en ook.. gaan weirken// da ze weirk vinnen// A maja// B als ze een diplom emmen, B als wij naar daar gaan moeten wij daar ook ni (tveirken gaan uithangen) gelijk da ze zij hier doen hé? ((stilte)) int en past de meerderheid zich juist *wel of *ni aan? D das fifty-fifty hé? de ouderen passen hun meer aan/ allochtonen.. thangt ervan af dewelke// C der zijn meer turken dan marokkanen da hun rapper aanpassen aan onze levensstijl// vergeleken mè ..negers dan ook/ A hmhm// C of=of…of van andere landen ofzo// A ma die op mijn ma haar werk die pff.. da zijn allemaal turken// en die emmen gans da bedrijf= die bakkerij over gepakt/ en da zijn allemaal xxxx// B nevvest mij wonen der ook..en da zijn...zwètte// ma kweet ni just van waar/ma … die doen è voor mij gewoon tzelfde als ons// (ik em daar geen problemen mee zè,) C ge hebt er *veel dat hun aanpassen ma tzijn der echt wel veel die tkot komen afbreken aja// D jaah/ jonge gasten// C baah jonge gasten, A ook al/ C da zou bij ons tzelfde zijn zè? der zou è ook= als we weir mè honderd man naar daar gaan der zou è ook vijftig man tkot géér gon afbreken en vijftig da tproper aagen// B xxxxxxx hunne cultuur/ die hangen allemaal goed aaneen tegenover [
162
50 C [ vergeleken mè 51 bij ons? alst er bij ons iets is gaan we=gaan ze allemaal gaan lopen, 52 B alst er 53 A en die maanen blijven allemaal// 54 ((stilte)) 55 B tja// 56 xxxxxxxxklein groepken/ 57 (als wij naar daar gaan zullen wij ook als groep/) 58 C kem er echt niks op tegen hé? 59 tot*aal ni// 60 als ze hier komen werken en als ze eir goed aanpassen enzo// 61 dan mogen die hier van mijn part zijn zè? 62 ma..als ze hier tkot komen afbreken dan em ik liever da ze..erges anders// 63 kem er tot*aal niks tegen/ 64 in ons klas zit er ook enen/ 65 A die zat er verleden jaar ook al// 66 C verleden jaar ook al// 67 dus/ 68 A twee zelfs// 69 B ma die mannen die passen hun aan want ze komen naar tschool, ze doen eir best/ 70 A ah tzal wel// 71 X1 die kan mè ons gemakkelijk meeklappen zè// 72 C absoluut/ dieje werkt ook hé? 73 ((stilte)) 75 B ze peizen van we zijn hier *nieuw, we krijgen hier *alles, 76 en tis azo ook aja? 77 als we ieveranst naartoe gaan… ’t ocmw of iet/ 78 tegenover nen belsj/ als dedie problemen emmen, 79 ((stilte)) 80 B foert// 81 (na doe ‘k *niet nemeer)// 82 ((stilte)) 83 C ja..als ze zeir... *ons respecteren gaan we weir hen… misschien *ook beter beginnen 84 respecteren// 85 B das waar// 86 ma dat is= zij bekijken mij azo van…(ieder in zijn land/ of da wij in hun land zijn//) 87 en da mag ni hé? 88 A nee// 89 C liefst ni aja// 90 ((gelach)) 91 C ma voor de rest ist er echt wel ni veel nimeer van te zeggen toch? 92 B da ze der a:l veel schrik van emmen hé? 93 C ja// 94 B dat ist// 95 maja X1 xxxxxxxxxx 96 omda ze weten da ze t*mogen doen dus/.. omda ze der *toch niks tegen doen// 97 alst er iet gebeurt mè ..dingen zijn’t de flikken da dervan gaan lopen of emmen der 98 schrik af da ze mè te weinig zijn// 99 tèn geven ze de macht af hé// 100 ((stilte)) 101 int: en waarom heeft iedereen er eigenlijk zoveel schrik van? 102 C omda ze altijd in groep blijven// 103 A ze hangen.. direct altijd samenspannen ook al kennen ze mekaar ni// 104 C das waarschijnlijk door dieje godsdienst// 105 das direct als *één massa da ze verenigen//
163
106 da zijn alleen moslims // 107 D moest er nu één van hen pakt nu.. ineengeslagen worden en ze passeren, die gaan 108 ze direct helpen// 108 A zie nu naar die tekeningen alleen al/ hoeveel da der daar ni op straat gekomen zijn// 109 B tzal wel// 110 mè die cartoons// 111 C tis misschien ook omda *zij sterker als groep aaneenhangen da wij daar azo een 112 béken tegenover staan ook/ van..nee liever ni// 113 A omda wij da ni gewoon zijn// 114 C da wij da ni gewoon zijn// 115 tis daarom da wij ze ni direct appreciëren/ 116 want als ge ze over de koer ziet lopen.. ja wij doen da nu ook wel.. ma bij hun valt 117 da nu wel neig op altijd hé? 118 B bij ons is da..azo ..ne man of vijf per groep ma daar is da direct..gans de nest 119 bijeen// 120 en tkomen der altijd maar meer en meer bij hé? 121 C ik em er geen problemen mee als ze eir aanpassen// 122 xxxxx meer kan ik er ni meer over zeggen// 123 A (same over here//) 124 ((stilte)) 125 int zal ik nog een stelling geven? 126 A ja// 127 B doe maar// 128 C (dan moeje mij wel mee laten zien hé zot?) 129 A jach// 130 ((lezen stellingen)) 131 B (ni gelegans//) 132 C neje// 133 ((stilte)) 134 A neje// 135 C nee// 136 tis hier te..als ge wilt veranderen van x..vloms//punt ander lijn// 137 A want in de walen moeje ook al ni afkomen mè vloms te klappen want dan bezien ze a 138 isj schaa// 139 C in wallonië=in wallonië krijgende opt school ook geen frans hé// 140 vloms is na wel geen *wereldtaal maar in belgië moeje na wel vloms kunnen klappen 141 ook hé? 142 da brussel tweetalig is, oké bon/ das de hoofdstad van belgië en daar zitten wel veel 143 …belangrijke dingen daar// 144 mor ja// 145 B frans is nu wel één van de grote talen da gesproken wordt overal// 146 C jamaja// 147 B tis da hé aja? 148 in wallonië..oké/ 149 maar hiere... vloms aja als ge naar hier komt// 150 C ja// 151 opt school ook/ tis ni omda ze *zeir naar hier komen…da ze tan in wallonië gaan 152 wonen hé? 153 als ze willen frans klappen// 154 A of tleren? 155 C oft leren/ oft vloms *leren en ewa moeite doen// 156 A liever da als tan te verhuizen hé? 157 B tja da moeten wij ook doen hé als we naar wallonië gaan wonen? 158 C das mè die vorige stelling ook/ die vorige stelling was ook azo// 159 als ze alhier komen en ze doen ewa moeite gaat da voor hen geen probleem zijn
164
160 om te zeggen kijkt we gaan vlaams leren// 161 of als ze geen moeite willen doen…, 162 ze kunnen nog altijd tegen mekander als ze tegen elkaar.. praten gaan ze toch nog 163 altijd.. turks/ marokkaans/ afrikaans/.. spreken/ 164 dus..ze kunnen toch een beetje de moeite doen om.. als ze iets tegen ons 165 zeggen…da..int vlaams is// 166 al ist ma mè stukken en brokken/als ze eir kunnen [ 167 A [ ma da doen de meeste wel// 168 B als thuis= da ze thuis eir taul spreken das *niet mo…[ 169 C [ dat is mè iedereen azo aja? dat 170 is..of da ge na [ 171 A [ de meeste toch hiere// 172 C alst er nen duitser in belgië komt wonen dieje moet ook vloms klappen hé? 173 A xxx spreken toch nog altijd nederlands/ tkan wel gebrekkig zijn hé? 174 C als ter ne spanjaard zegt van kgaan efkes nor belgje gon wonen,..moet diejen ook 175 vloms klappen hé? 176 A dat is azo/ 177 C kem=kem ekik ook ne kameraad/ diejen is van roemenië/ diejen is hij ook alhier 178 gekomen en diejen heeft hij ook vloms moeten leren// 179 A xxxx/ 180 C kem ekik daar geen problemen mee// 181 dingen/..X2 van de euh dierenkliniek/.. da zijn ook *walen/ die hemmen ook 182 vlaams moeten leren want ze emmen der hier hun beroep van gemaakt// 183 ge kunt toch moeilijk naar een dierenkliniek stappen en zeggen van..kijkt mijnen hond 184 is ziek//..ja… kverston geen vloms// 185 alleeja// 186 ja// 187 B als ge hier euh=zeker als ge *hier werkt moe je tzeker al *kunnen/ 188 C tan moeje ’t al kunnen// 189 B moeste nog naar wallonië gaan werken of iet da ge tèn…(beter frans spreekt,) 190 C ma die stelling vin ik wel..alle allochtonen in vlaanderen moeten nederlands spreken 191 op straat/ ..gelijk als in nederland// 192 das beter want als ge azo over straat loopt= als ge zo over straat loopt en ze komen 193 u zo tegen zo...en.. ze zeggen iet tegen elkanderen eje zo altijd tgevoel azo..ze 194 begapen u *altijd want als ge in eir ogen ziet.. eje iet *vooren? jommeja das een feit 195 hé ja? 196 en tan gaan..gaan ze u beginnen begapen en…zeggen ze eigenlijk wa da ze tan 197 in=int turks, marokkaans, o::f weet ik veel wa of int frans en…ge verstotj ter tan niks 198 af/ 199 dus kvin dat ook wel..goed.. da ze vlaams zouden spreken opt straat ook, 200 da ze thuis doen wa da ze willen ((stilte)) der zijn der zoveel waar da ze thuis frans 201 spreken// 202 we spreken wij thuis ook euh..ook frans dus // 203 ((stilte)) 204 B zijn der nog dinges? 205 int maar vinde da ze..op straat tegen..als het twee allochtonen zijn die één 206 gemeenschappelijke moedertaal hebben da ze..tegen mekaar ook nederlands 207 moeten spreken? 208 C aja/ op straat vin ik ni zo neig ma..als ze tegen ons= mm? 209 A ik vin van wel// 210 B ma als ter niemand in de omgeving is [ 211 C [alst er in de omgeving niemand is om.. naar te 212 luisteren of ’t één of ’t ander..dan pff.. lotj ze ma doen aja/…ma meestal =ge gaat ze 213 toch ni kunnen verplichten zè? 214 precies of da..ja..alleeja..als ter ne poliesje-agent passeert en ze zeggen van.ja kijkt
165
215 ge moet vlaams tegeneen beginnen te praten en als ge tni doet eje iet voren,..ze 216 zullen hun gaan hosten/ 217 tan zouden ze der veel in den bak moeten steken zè? 218 hoeveel zijn der hier ni allochtonen dat hier al jaren zijn en [da nog 219 B [ nog geen *woord 220 [ nederlands kunnen/ 220 C [ nog geen=nog geen a voor een b klappen? 221 A op openbare plosjen tèn hé? 223 C en als ze naar de winkel moeten gaan ist (kloppen xxxxx) en nekeer goe zien naar 224 ‘tmeterken hoeveel da tkost aja en tèn ist gewoon betalen// 225 B als ze dan al uitdrukkingen *verston= ni da da genoeg is ma ..da ze tèn toch.. 226 proberen tenminste? 227 C ja ma ze moeten tèn *wel nen basis emmen hé? 228 B awel*ja ma ..als ze da *willen dan kunde da hé? 229 ma als zezij de moeite der ni willen voor doen, 230 ((stilte)) 231 int en doen de meeste moeite om nederlands te leren of juist ni? 232 C ik vrees van ni/ 233 A ik vrees ’t ook ni// 234 C als ze= alst jongeren zijn..en ze zitten op een school of zo, dan geen probleem/[ 235 B [dan 236 kunnen ze niks anders] 237 C [ dan kunnen ze ni= ze kunnen genen andere weg op en da vin ik 238 *goed/ ma oudere..die gaan *zeker niks proberen om=om vlaams te spreken// 239 *zeker ni// 240 als ze hier werken ja.. dan wel// 241 A *als ze werken// 242 C *als ze werken/ ..en tis door hunnen baas opgedragen *da ze moeten vlaams 243 spreken int bedrijf..dan is da geen probleem// 244 maar euh… ik denk ook ni alst er veel de moeite ni gaan doen *om te willen 245 proberen en ze komen ergens toe op een bedrijf of zo om werk te gaan vragen en 246 ze komen alleen maar mè frans toe of zo… da diejen..diejen baas van zijn werk ook 247 ni gaat zeggen van kijkt.. als ge alleen maar frans kunt.. moeje ni gaan beginnen 248 ook// 249 dus als ze een beke moeite doen zouden ze toch ook rapper aan werk kunnen 250 geraken denk ik// 251 B tèn zouden ze dieje naam ook ni emmen van.. *soort en *crapuul en al hé? 252 aja tis tzelfste als hier bij de belgen/ de goei moeten ‘t bekopen omda de 253 slechte..verkeerde dinges doen// 254 ((stilte)) 255 C das tzelfste mè die walen da naar vlaanderen komen hé? 256 ze moeten zeir ook hun aanpassen hé? 257 en als we weir naar wallonië gaan èh.. en ge zegt daar tegen ne waal iet int vloms 258 hé? ze bezien a in a gezicht van alee wa zegt den dienen hier na? 259 ge moetj gij a overal een beken aanpassen zè? 260 tis tan nog int zelfde land hiere/ ..als ge tan nog naar tbuitenland gaat/ 261 als da op vakantie is moe je ook zien da je gij a ewa kunt behelpen hé? in a eigen 262 taal moeje daar…als ge daar in spanje ergens naartoe gaat in a eigen taal.. moe je 263 ook ni gaan beginnen/ dan moeje engels of ewa spaans kunnen ofzo// 264 als ge daar *blijft *moeje= zijje verplicht om spaans te leren want anders geraakte in 265 spanje peis ik nergens ni zè? 266 ze verstaan engels al mè moeite// 267 ((stilte)) 268 B zoals bij de vorige xx/ aanpassen hé// 269 C als ze eir aanpassen…geen probleem//
166
270 271
((stilte)) ((einde gesprek))
167
10.3.3. TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 3 1 A (leest eerste en tweede zin voor: eerste zin niet op band) allochtonen trekken zich niks 2 aan van onze normen en waarden en willen die waarden ook niet leren kennen/ 3 B das wel waar hé? 4 C Ik ga akkoord met ’t eerste? 5 D maja da verschilt van persoon tot persoon hé? 6 ge hebt gij altijd die..ge hebt goeie en ge hebt slechte// 7 B ze hebben ook hunnen eigen cultuur hé? (xxxxx) 8 C ze moeten hun wel aanpassen aja/ 9 D ze mogen under eigen..eigenheid behouden ma/ (iemand komt het lokaal binnen om iets op te halen) 10 B ge kunt wel..aleeja.. als ze zeggen van da tni mag (xxxx) da ge ni moogt zeggen 11 van..da ze hun ni aanpassen// 12 E wij moeten ons toch ni aanpassen aan hun? (is erg hees) 13 (xxx) kom/ 14 kziet zo al afkomen// 15 A zij komen naar hier dus zij moeten hun aanpassen// 16 als wij naar ginder zullen gaan moeten wij ons ook toch aanpassen hé? 17 D jaa/ 18 A we zullen wij daar toch ook u eigen ding ni gaan doen hé? 19 D das waar ma ge kunt toch ni alles veranderen hé? 20 tis misschien ook wel belangrijk voor hun eigen normen te behouden? 21 allee een beetje toch.. om hun goed te voelen// 22 E ja ma als ze beginnen met dienen abu jahjah en al/ 23 (xxxxxx) 24 B tprobleem is da die mannen..da die allemaal samentroepen en wij zijn meer wa.. 25 individueler// 26 kvin da da nu neiger opvalt/ 27 da ze altijd samenhangen/ 28 in wijken beginnen samen… ganse straten allochtonen// 29 (xxxx) krachtig hé/ 30 D das misschien wel wa normaal he da ze samentroepen// 31 B jamaja..ja// 32 ergens is da normaal ma//da geeft hen dan wel de kracht om ons een beetjen te 33 domineren hé// 34 ((lange stilte)) 35 int.: Past de meerderheid zich wel of niet aan? 36 B ik [denk het ni// 37 [ ik denk het ni// 38 D ge kunt daar geen antwoord op geven vind ik// 39 B de vrouwen (xxx) want die hebben toch niks te zeggen/ 40 en..ja de venten.. als ge ze al ziet/ 41 gelijk mè die dingen ook..met die cartoons// 42 da was al nimeer… 43 da draaide totaal ni meer om die cartoons/ da was gewoon 44 C ambras maken// 45 B ambras maken ja// 46 C een beetjen extreem// 47 E ze maken wel tekeningen over jezus en al in die landen/ 48 waarom zou da dan ni mogen van heur? 49 B en dan nog.. tis vrije meningsuiting ook hé//
168
50 D ja das wel waar// 51 E (xxxxx) 52 dat heeft er niks mee te maken// ((stilte)) 53 int.: waaraan.. wat is uw belangrijkste criterium om te zeggen ze passen hun aan of ni? 54 wat is voor u het belangrijkste in het aanpassen voor u? 55 D misschien gewoon een andere ingesteldheid/ 56 als ze naar hier komen euh ..gewoon.. om geld of een beter leven in gedachten… of da 57 ze naar hier komen voor euh…de boel hier op stelten te zetten of zo..of hun totaal niks 58 aan te trekken van.. euh hoe da de samenleving is dan is da misschien een verkeerde 59 ingesteldheid// 60 B nu op tschool ook// 61 iedereen heeft er schrik van// 62 als ze ja..ze troepen gewoon samen en.. dan moogt ge er niks tegen zeggen want dan 63 gaan ze nog vriendjes halen van op ander scholen enzo/ 64 vant stad lopen ze der ook allemaal/ 65 (xxxx)// 66 tis zowel turken als negers/ alleeja tis..per cultuur azo (bijeen)// 67 D (xxxx)als den enen ..alleeja zo doet dan(xxx) en dan krijgt ge zo ne stempel op under geplakt/ 68 B ja// 69 D van iedereen is azo en dat is dan wel spijtig voor die mensen/ ((stilte)) 70 C ma ze hebben altijd wel nen uitleg//… 71 ze hebben nooit niks gedaan// 72 D ja dat is misschien een beetje de mentaliteit ook// 73 A (ze verdedigen hun) mè hun vuisten// 74 B ja dat is wel(xxxx)// 75 D ja misschien ook omdat die cultuur wa primitiever is ofzo? 76 ((gelach)) 77 B das grof// 78 D kweet ni ja.. ze staan misschien nog dichter tot de natuur? 79 B das grof hé// 80 D (xxxxxx) wij zitten hier in ons gebouwen/ 81 onze steen.. onze vier muren/ 82 en ginder hebben ze misschien nog meer in contact met euh..met dieren ..met natuur 83 enzo// 84 B neje neje neje// 85 das gewoon..ook met da geloof enzo/ 86 die putten daar allemaal krachten uit// alles is goed/ alles is verklaarbaar met diejen.. allah enzo// 87 E (xxx)oorlog (xxx) blijven broeien// 88 B tis ook wel een beetjen de media da ..als ge da zo hoort met da extremisme enzo// 89 we hebben daar diene film gezien van fahrenheit/ twas dan eigenlijk den amerikaan da 90 de slechte is en ni 91 D tis één..opgezet spel hé// 92 B tgaat dan ook over (xx) enzo hé// 93 ja// 94 dus ja// (onverstaanbaar stuk) ((gesprek valt stil)) 95 int.: sommige mensen zeggen ik heb veel problemen met allochtonen op straat en op 96 school en sommigen hebben er helemaal geen problemen mee/ Hoe staan jullie
169
97 daartegenover? 98 C opt school…[neuh// 99 B [neje// 100 (xxxxx) kweetni / we laten ze mè rust/ kzalt zo zeggen// 101 nja// 102 in plaats van te (schelden)/ ge hebt altijd zo ewa… schrik dervan// 103 maja ge kunt da ni wegsteken// 104 C ma tzijn ook tamzakken// 105 ((gelach)) 106 mijne ..nonkel heeft euh... tegen zijnen baas gezegd van ja..ik wil geen enen turk 107 nimeer in mijn ploeg omdat ’t aal tamzakken zijn/ en euh.. hij heeft zijn 108 goesting gekregen// 109 want die staan daar gewoon ewa meer mè hun schipken ewa te staan en te kijken// 110 B ja ma tan..als ge ziet (xxx) kabel trekken enzo… en waterleidingen leggen/ da zijn 111 amaal.. allemaal turken en marokkanen// 112 tis geen enkelen belg da da wilt doen// 113 D (xxxxxx) van de regering hé om die naar hier te halen? 114 B aja ze zijn naar hier gekomen om in de kolen te werken// 115 D tis da/ we hebben dat ergens wel zelf uitgelokt een beetje he// 116 tis wel wa grof om te zeggen ma..tis azo/ 117 ((instemmend)) mmm ((gesprek valt stil)) 118 zal ik nog een andere stelling geven? ((leg andere stellingen op tafel)) 119 A ((leest voor)) allochtonen in aalst nemen de werkplekken in van de vlaamse 120 bevolking// 121 D daar kan ik ni op antwoorden/ ik weet da ni// 122 C (xxxxxx) 123 D ( tkwam daarjust op he) da de regering da wel wa promoot hé// 124 C waarom moeten wij ons plek afgeven voor zij (te kunnen)? 125 E er zijn hier al genoeg werklozen// 126 D nja/ das wel waar// 127 B tprobleem is gewoon dat er te weinig jobs zijn ..peis ik// 128 ze moeten gewoon die=dienen… dop afschaffen// 129 da moeten ze doen// 130 (da ze hier de dinges) ni uitbuiten en werk beginnen zoeken// 131 ((instemmend mmm)) 132 C die mannen die profiteren van den dop// 133 B maja das mè belgen ook he? 134 der zijn è belgen genoeg ook/ 135 bij ons ook.. allee ewa verder eje azo een hele ..gebuurte/..da zijn ten geen 136 marokkanen maar allemaal doppers// 137 das ook een probleem hé// 138 D hmm// 139 B (xxxx)sociale zekerheid/ 140 en ja.. ge moet ni veel doen/ als ge ewa kinderen kweekt…moeje.. moeje al ni gaan 141 werken// 142 E (xxxx) de wet (xxx) voor naar hier te komen// 143 allemaal..allemaal die europese grenzen dat open zijn en alles/ 144 dan moeje der rekening mee houden dat er poolse ..poolse werknemers toekomen// 145 (als ge ni moogt buitenkomen en al//) 146 (xxxxxxxxx) 147 D ik vind ook dat er een gelijkheid moet zijn/ alee ja als je da nu bekijkt/…da ze 148 voorrang zouden moeten hebben[..] iedereen moet de kans krijgen zowel wij als zij// 149 ((enkelen reageren)): [neuh] 150 B nee/..voorrang ni /…voorrang…normaal …gene voorrang//
170
151 iedereen zit hier zelf werk te zoeken/ 152 eigenlijk zouden die mannen zelf achter werk moeten *vragen// 153 in plaats van daar azo…altijd die behandelingen..en en derachter zitten// 154 en ook ja..iedereen moet toch werk hebben? Da ze er tan achter zoeken? 155 D (xxxxxxx) 156 B neje da ni// 157 D ja..een beetje teveel 158 B (tgedacht van) ze zullen tmij wel voorschotelen/ dat ist// 160 C (wij moeten toch wel voorrang hebben zè) ge zijt hier in uw eigen land en als zij naar hier komen/ 161 B ja da wel waar… maar langs den andere kant zeggen ze tan..als ze tan ni werken… 162 van..ze doen gene klop// 163 dus ik vin wel..minder op den dop zetten/ 164 of of lager ..da ze= da ze wel moeten werken// 165 C of gewoon aal buiten// 166 ((lachje)) 167 D (da kunde ook doen//) 168 B de die dat er naa bijkomen ..dedie kunde (remmen)/ 169 ma ge hebt altijd achterpoortjes// 170 D (wordt er ni naar gestreefd) in de europese unie/ vinde ni? 171 tussen al de landen.. volkeren? 172 C ge zult er ver mee komen// 173 D tis just da..al die culturen tesamen/ al die gewoontes// 174 B die idealen//… 175 ja…das ook zoiet// 176 D ter zullen altijd problemen blijven he op da vlak// 177 B ja dat ist misschien he (olie enzo) 178 C da zit er altijd wel tussen// 179 B tis altijd met tgeld// uhu// 180 D der zijn ook twee *kampen/ 181 aleeja .. wij de.. inwoners van hier.. en dan..de mensen die naar hier *komen/ 182 zolang da die kanten der gaan zijn dan gaat er misschien altijd een soort van strijd 183 zijn// 184 B da zijn de gevolgen da ge ten..da de regering ten moet bijpakken/ buitenlanders 185 dat hier tan ..naar hier kunnen komen..enzo/ 186 D ja/…wa dak mij afvraag?..wat gebeurt er dan in die multi..culturele steden azo waar 187 da der nen helen hoop van alles door mekaar en?[ 188 B [da zijn ook allemaal wijken he 189 aparte wijken// 190 D da zal nog wel ..erger zijn misschien? 191 B aja… da noemen ze dan de bronx// 192 C chinatown// 193 B samenhokken// 194 D ja// ((stilte)) 195 int: en vinden jullie dat de meesten hun best doen om werk zoeken of zeggen jullie die 196 zoeken gewoon geen werk? 197 B tis zo van.. als ge op den dop staat..aja want de meesten die..zullen daar wel op 198 staan.. dan moeje u gaan aanbieden.. ofwel ja krijgde nen brief van euh..da ze hun 199 moeten aanbieden// 200 en dan bellen die zo van..ja ik kom van de vdab ..moest ik mij hier komen 201 aanmelden..maar zeg maar al op voorhand.. da’k euh.. ni goe genoeg was voor da 202 werk te doen of zo ..want ik wil toch ni ..ik wil toch ni komen werken// 203 aleeja/.. als ze zo al beginnen/
171
204 E dan kunnen ze beter teruggaan zè naar hun land// 205 B awelja/ ze kunnen zij dan maar… als ge gij daar..als ge gij zegt van ..kwil hier ni 206 werken ze komen zij der goe vanaf zè// 207 D ah// 207 ze blijven zij ten op den dop staan// 208 E waarom komen ze naar hier? omda wij hier beter leven hé// 209 D (vreemdelingen werken samen) ik vin da da wel moeilijk is misschien maar ..ge weet 210 toch zowieso op voorhand da ge u zult moeten aanpassen da je tgaat moeten doen? 211 en ni kunnen blijven zeggen van euh… 212 E voor eer is dat hier tparadijs op aarde// 213 C volgens mij verdienen die mannen hun geld mè vuil zaakskes hé// 214 D hoe komen die zo rap aan al die sjieke auto’s? 215 C verkopen hé..drugs// 216 B ja..werk zoeken (zucht)// 217 A der zullen der wel zijn zè/ der zullen wel goei zijn//..ma[ 218 C [ma ni veel // 219 A ge kent die (cultuur) ni/ 220 D ja uiteindelijk overwinde da toch ook allemaal een beetje? 221 B zijle komen allemaal naar hier dus zijle moeten der zelf maar tbeste van maken// 222 voor hier aan werk te geraken en voor hier tan te leven/ 223 maar ik vin.. wijle moeten ze effenaf aant werk zetten..als ge da ziet// 224 ge moe maar nekeer.. op ..op ne weekdag als=alst schoolvakantie is of zo/ 225 iedereen is aant werken/ en..en als ge dan nekeer doort stad rijdt…mè een 226 camionette of zo.. wie loopt er daar tan langs de kant? 227 aja..of gepensioneerden// 228 ((stilte)) 229 D das jammer da die eigenlijk zo be*oordeeld worden// 230 kweet wel als da zo is da da zo zal zijn ma.. da die mensen ook een kans krijgen// 231 misschien worden zij er ook wel toe(gepest) door hun gevolg of door hun familie die 232 hier al was ma 233 B maar die krijgen kansen zè// 234 C kansen genoeg// 235 B kpeis.. iedereen =iedereen kan werken he// 236 iedereen kan werken als ze da willen// 237 C ma ge moet goesting emmen// 238 D kheb het da ni echt over da werken ma..meer over hoe da ze *zijn// 239 want uiteindelijk als uw ingesteldheid verwrongen wordt door mensen die dezelfde 240 ingesteldheid hebben om.. kwil ni werken en met de duimen te draaien ..en de boel op 241 stelten te zetten// 242 dat uw leven een beetje verwrongen wordt door die mensen zodoende da je ook zo 243 wordt hé? 244 *da vind ik jammer// 245 B iedereen moet zijn eigen leven maken hé// 246 ge gaat toch ni naar een ander luisteren om..om geld te verdienen// 247 aja..geld verdienen doe je zelf..en hoeveel da ge wilt hé// 248 maja tis natuurlijk wel.. die hangen allemaal neig aan mekanderen/ die luisteren 249 allemaal neig naar mekanderen// 250 en geld dat is voor die mannen .. da speelt allemaal gene rol hé/ 251 als die maar nen auto emmen.. ne slechten auto enne..enne een huizeken waar da ze 252 kinderen in kunnen kweken// 253 maja *meer waarde emmen die.. alee als ge da ziet// 254 wel altijd schoon gekleed/ da wel// 255 daar kunde niks op zeggen// 256 dat hareken is altijd geknipt bij die mannen// 257 tegenover als gij hier gaat.. aja..ne coiffeur dat is hier ook direct twintig euro zè//
172
258 D ja die zijn misschien nog ewa ambachtelijker? ((gelach)) 259 C ha/ hij is daar weeral..ambachtelijker// ((stilte)) ((einde gesprek))
173
10.3.3. TSO-BSO, Katholiek onderwijs groep 4
((onverstaanbaar stuk)) 1 A ter zijn der die hun aanpassen maar de meeste die lopen hier die lopen hier gewoon 2 rond gewoon rond van.. gewoon mensen *uitdagen en ze werken ni dus// 3 B (xxxxxxxx) 4 C bepaalde landen he// 5 D vooral die marokkanen// 6 B ((gelach)) 7 D neje.. marokkanen en turken op zichzelf.. allee.. tzijn die da daar tussen zitten ..die 8 (russen) die zijn ewa braver// 9 ma dat is toch? 10 tzijn allemaal die *turken// 11 A eigenlijk begint da hier over allochtonen en wij peizen hier direct op marokkanen en 12 turken// 13 ((gelach)) 14 D ma das toch norm*aal zeker? 15 C van die (gewone) hoorde gij toch niks van// 16 D gelijk de maandag hé// 17 C de maandag hé (hadde hier moeten zijn) int school// 18 A dan had ge direct een vraag op uw antwoord// 19 int: wa was er misschien? 20 A (vollen bak ambras) 21 B die trekken hun alleen iet aan van hun eigen dinges he// 22 int: en wie? 23 B tis enen doodgeschoten// 24 C twee marokkanen// 25 A hehe doodgeschoten// 26 D eigenlijk passen ze hun tan wel aan hé want.. kem daar enen doodgeschoten// 27 ((gelach)) 28 C da wordt hier echt veel te veel è met al die mannen? 29 A ma ik ken der ook dat hun aanpassen zè// 30 ma ik ken der ook die hun voll*edig aanpassen/ 31 die dragen altijd nen hoofddoek ma voor de rest/ 32 kweet ni.. als ge hier komt wonen als allochtoon eender van wa land da ge zijt/ vin ik 33 wel da ge hier..echt hè.. eerst en vooral uw nederlands leert? 34 want… meestal zijn ze dan nog zo achterbaks om u te verwijten in hun eigen taalken 35 waarin da ge ze ni kunt verstaan// 36 B als ekik naart buitenland ga hé dan ga ik mij ook ni aanpassen, 37 C ma ge gaat wel de taal spreken hé? 38 B xxxx 39 C bij u ist maar voor tijdelijk hé? 40 die blijven hier wel leven hé? 41 B kzou kik mij ook ni aanpassen zè voor een week of twee/ 42 kzou kik ook ni neig veranderen hé/ 43 maar als ge hier gaat wonen moeje toch ietsken doen hé? 44 D ja das ook die cultuur hé// 45 A de die dat hun aanpassen allee die da hun *ni aanpassen en zo den boel verbrodden 46 verbrodden eigenlijk ook wel ..allee..de naam van de rest hé// 47 D vlaams belang (aan de macht komt) xxxxxxxxxxxen tan mogen wij niks nimeer// 48 B ma dat heeft daar niks mee te maken// 49 D is da mè die avondklok en al? 50 A ma die avondklok is allang al weg jongen hé wa peisde//
174
51 iedereen zit te roepen wa een avondklok? 52 wa de vrouwen moeten binnenblijven? 53 ma das allemaal ni waar zè// 54 xxxxxxxxxxxxxxxx 55 iedereen heeft vroeger van hun ouders nekeer gehoord van een avondklok…oehoe een 56 avondklok// 57 ze kunnen zij da ni en da ga ni// 58 B da ze maar doen hé/ das ni meer to the point hé// 59 D de point is hé..da ze hun ni aanpassen// 60 allee sommigen// 61 A allee ..de meesten// 62 ((gelach)) 63 A tkomt er gewoon op neer.. dedie da hun ni aanpassen ..allee..ze verbrodden gewoon 64 ook tgene voor de die da hun wel aanpassen want die krijgen ook ne slechten naam.. 65 ooh tis ne marokkaan of tis nen turk tis ne pool of kweet ni wa// 66 B ma de polen kunnen goe werken// 67 A ja ze kunnen misschien goe werken ma krijg nekeer ne pool tegen u? 68 D ja dat is wel// 69 C de maffia hé// 70 A ma trouwens.. belgië heeft ze uitgenodigd dus// 71 belgië heeft vroeger zo van die brieven..van die brieven verstuurd van ja..kom naar ons 72 land aja// 73 C (gij gaat zeker) politieker worden? 74 A ja.. als ge bij één punt..als ge bij één punt begint dan weet ge (xxxx) 75 xxxxxxx 76 B ikke? 77 hier mijn mening geven? 78 die passen hun ni aan onze cultuur aan en ze houden under eigen godsdienst en als ze 79 naar hier komen/..akkoord maar dan moeten ze da ni ..openbaar maken hé// 80 ze moeten da in under eigen kot houden// 81 ((gelach)) 82 A ma? 82 B aja hier toch? 83 B volgende? 84 A nee serieus/ 85 als ge da tegenkomt hé mijn zuster die verkeert altijd mè allochtonen hé/ tis eender van 86 wa land da ze komen// 87 want tis altijd zo hé ze verkeren mè..mè.. blanke meiskes/ ze dumpen die.. achteraf 88 dumpen ze ze toch automatisch want van hun ouders mogen ze der ni met trouwen / 89 die worden..die moeten dan trouwen mè de een of de andere marokkaanse of andere 90 turkse dus// 91 gewoon.. ze kruipen in bedde mè ons maskes maar wij mogen ni naar de hun zien zè 92 maat// 93 ook al zijnt felle da der soms es tussen lopen hé/ kijkt ernaar en ge krijgt slaag op uw 94 gezicht hè// 95 D xxxxxx 96 A ma ge moet gij daar gene schrik van emmen// 97 D ja daar em ik wel schrik voor// 98 C (allee nu ist aan u//) 98 B ikke? 99 A ja ge had het beloofd dus ja// 99 B awel hé… nee die passen hun ni aan// 100 ((gelach)) 101 A dus dat is dees stelling ((lacht)) 101 C ze willen zij da ni leren kennen want ja//
175
102 kijkt maar naar die cartoons dat daar waren// 103 hoeveel moppen gaan der ni over god? 104 A olaa// 105 C ze klappen over dienen allah precies of da de wereld ga vergaan// 106 ze zitten daar.. *allah.. *allah// 107 A xxxxxxxx 108 kvin da toch// 109 C das hier ook zè// 110 A ja mè carnaval hè/ als ter nog ene dinge..alst er nog ene… praalwagen ging zijn waar 111 da der wordt gespot mè marokkanen gingen ze hem gewoon afbreken// 112 tzijn der daar kweet ni hoeveel da mè de kerk lachen ma geen kat da der op ingaat// 113 dan passen ze hun op da vlak ni aan/ in de koran staat der zelfs da ze iedereen mogen 114 afschieten die ni in hun geloof gelooft// 115 B wij zitten der gewoon minder mee in aja// 116 ze moeten van kleinsaf aan/ ze moeten het doen=ze moeten dadde.. en als ze groot 117 zijn dan doen ze da gewoon// 118 wij gaan ni naar de kerk zè// 119 A hier is ter toch niemand da naar de kerk gaat// 120 B bah neje// 121 (( onverstaanbaar stuk)) 122 A wie gaat der nu nog naar de kerk? 123 B gij gaat zeker ni naar de kerk// 124 nu toch ni meer// 125 A ebde zo nog van die vragen? 126 int: ja ik heb er nog// 127 A geef maar// 128 B geef maar geef maar// 129 C voor wat is da eigenlijk? 130 int: voor mijn eindwerk// 131 A kwil ekik u mè alles helpen in uw eindwerk zè// 132 B we willen der ook *goei dinges in steken zè/ zegt ons gewoon wa// ((lacht)) 133 A ((leest volgende stelling)) ah/ tis weer over allochtonen hè! 134 C ge wilt ons uitdagen hé! 135 A ((leest voor)) allochtonen mogen vrij kiezen in welke godsdienst zij geloven en elke 136 godsdienst zou zijn eigen gebedshuis moeten hebben// ((lacht)) 137 B héhé.. grappig// 138 A der staat hier al ne moskee maar hij trekt op niks/ tis precies nen discobal// 139 ((gelach)) 140 A eje da nog ni gezien jongen? 141 azo ne groten bol ..en der staan azo torekes.. in aluminium!// 142 kunde da geloven? 143 awel het trekt echt op niks// 144 ej/ weete gij wa da der daar binnen staat? 145 der staan kweetni hoeveel biljaaren in/ ..van die huiskamerstellekes/ 146 B en dan noemen ze da ne moskee// 147 C ja dan noemen ze da hun moskeeken// 148 ((gelach)) 149 A in de binnestraat// 150 B wa..tzal wel zijn da ze ni mogen voor hunne godsdienst uitkomen// 151 C wel =wel.. ze mogen zij ..uitkommen? 152 ja da wel hé..ma ze moeten der ni mee overdrijven hé/ 153 als ge vraagt wa geloofde gij? 154 dan moogde gij zeggen den islam/ 155 ca va/ ik begrijp het ni ma/ 156 ma ze moeten hier ni voor hun geloof gaan..gaan..
176
157 B strijden// 158 C ja// 159 A ma tvalt op.. hoeveel allochtonen eje gij al over uw geloof horen praten? 160 ni veel hé? 161 die smeerlappen..ze zijn meer bezig over uw zuster en hoe da ze ze gaan pakken// 162 ((gelach)) 163 C nog zo mannen.. die van jehova/ 164 wa is da eigenlijk van jehova he? 165 die zijn eigenlijk te zalig he// 166 A een camionetjen met (flosjkes) aan// 167 C jehova’s kunde herkennen aan hun blauw voeten he? 168 aja van tussen de deur te steken hé// haha: 168 D jaande ze:g hij zal ook nekeer lachen zè mè../ 170 B welkom int vti// 171 A jehova’s die gaan gewoon bij elkaar thuis tupperware gaan verkopen// 172 B he..he..he// ((plagerige toon)) 173 ((onverstaanbaar stuk)) 174 ((kijken terug naar de stellingen)) 175 D ja.. eigenlijk wel zè ma ze moeten da gewoon voor under eigen houden// 176 maja ze zijn der wel hé// 177 A zolang da ze niemand beginnen afknallen ist goed hé? 178 D ma da doen ze al dus ja// 179 tis da// 180 A te laat// 181 D ze zijn te fars hé 182 xxxxxxxxxxxxx 183 C tis dat hé? 184 D moesten ze gewoon vriendelijk zijn hé in plaats van altijd mè vier of vijf in nen auto zo 185 fars zitten zien hé/ geen probleem ..maja/ 186 C beter ne vriend dan ne vijand hé/ 187 A als ze zij hun mening.. als ze zeir..als ze zeir mogen uitkommen voor hun dingen hé.. 188 zeir mogen uitkomen voor .. zij mogen hé maar ze hebben mijne kameraad 189 ineengeslaan omdat hij mè zijn kameraden uitging mè een gabbervestjen 190 aan// 191 gewoon azo.. een kort zwart vestjen azo// 192 hij luistert naar dienen hardcoredingen azo/ maar diene jongen luistert daar gewoon 193 naar/ …. qua politiek is da ne socialist// 194 ze beginnen die daar gewoon overhoop te slaan omdat em die *frak aan heeft/ diene 195 jongen heeft niet misgedaan// 196 C ja dienen enen jongen// 197 die luistert naar (xxxx)/ ik ken diejen// 198 diejen..diejen (xxxxxxxxxxx)// 199 dienen heeft er veertien dagen ni goe van geweest dienen// 200 helegans in mekanderen ge..geslagen// 201 A die zijn veel te agressief ah// 202 D kvraag mij af waarom// 203 moesten wij ook zo nekeer zijn hé maat.. tzou wel cool zijn zè dan// 204 A das echt..allee qua karakter is daar gewoon.. 205 D ma soms zijn die wel braaf zè..ma soms zijn die// 206 A awel ja tis te zien wa voor..als ge echt iemand van turkije zelf hebt..of echt iemand van 207 marokko/ die zijn ni agressief zè? 208 C ma in under eigen land zijn die cool hé/ 209 B aja die zijn echt cool// 209 C ma in marokko zijn der wel veel rijke mensen zè// 210 D veel moeten hier ni zijn aja//
177
211 ik stel eigenlijk voor da ze terug gaan aja// 212 C (ze moeten neiger) werken hé// 213 ma..ma sommigen zijn politiek vluchteling ma tzijn der hier ook veel ..den boot op hé// 214 D waarom zouden we ze ni allemaal.. allee ja..ik vin da iedereen in zijn eigen land moe 215 blijven aja// 216 A tegenwoordig zie je da in voetbalploegen genoeg/ 217 ja voila/ kijk..bij dingen.. bij de nationale ploeg, *twee belgen, 218 D bij beveren// 219 xxxxxxx in het voetbal hebben// 220 A als ge ze allemaal gaat overkopen.. ik bedoel dan moeje ni gaan klagen da ze hier 221 allemaal zitten hé// 222 ge geeft ze cengen voor ..voor te voetballen aja// 223 C das tzelfste mè wallonië ook hé/ 224 (dan hemmen ze hier gevochten) in belgië// 225 D ist just? 225 C op werchter.. diejen fransen da zo voor ons stond// 226 D ik weet dan ni meer// 227 ((korte stilte)) 228 D ebde nog iets? (tegen int.) 229 int: ik heb er nog ja// 230 A geef maar// 231 D we zeggen thier a:::l// 232 C ma een ander onderwerp hé// 232 D zeg gewoon allochtonen// 233 B ja toevallig doe mijn zuster ook iets over allochtonen// 234 C ja mè haar *benen zeker// 235 D zijje racist mevrouw? Zije ne racist? 236 B ist daarom da ge al die meerkeuzevragen stelt? 237 A ga je gij voor zedenleer of psychologie of? 238 int. zou kunnen// 239 C ma.. waarom mogen wij niks weten? 240 A ((leest voor)) allochtonen doen geen moeite om werk te zoeken// 241 tzal wel zijn// 242 C nee nee da moogde ni zeggen// 243 ze zoeken wel werk hé allochtonen// 244 A ja wegenwacht// 245 ((gelach)) 246 D geen moeite? 247 ja soms toch// 248 ge hebt der bij die.. willen werken zo..werk da echt op niksken trekt (xxxxx) op de 249 autostrade enzo// 250 A ej.. ((leest voor)) allochtonen in aalst nemen de werkplekken in van de autochtonen// 251 C wa is da? ((wijst naar derde stelling)) 252 int: er is een voorstel gedaan van de regering dat allochtonen de eerste drie weken bij 253 sollicitaties voorrang krijgen dat er meer allochtonen worden gezien op die dagen// 254 C ahzo// 255 B nee nee// 256 C ik vin da ni goe aja// 257 xxxx naar marokko of naar algerije// 258 xxx in marokko is dat ook zo// 259 B twerk da wij ni moeten doen doen da doen zij wel he// 260 D maja dan nog/ 261 A waarom krijgen die voorrang hé? 262 C((leest voor)) allochtonen in aalst nemen de werkplekken in van de vlaamse bewoners/ 263 A de meeste daarvan emmen al meer werk dan.. dan wij emmen//
178
264 der staan meer vlamingen op den dop omda ze nimeer aan den werk geraken omda 265 ze allemaal marokkanen aanpakken// 266 zie naar wegenwerken.. tzijn allemaal marokkanen da der aan werken// 267 B maja zie naar die werkomstandigheden.. da willen d’ons gewoon ni doen aja// 268 C mijn vader..mijne pa die *vroeg naar werk maar dieje krijgt gewoon geen nimeer// 269 A ze zeggen ja.. we zullen wel iemand anders vinden// 270 xxxxx xxxxxx// 271 C maja die mannen die..die kosten te veel hé/ echte goeie// 272 is *uw vader al aan werk geraakt? 273 A mijn pa neje// 274 B maja als ge zo oud zijt// 275 A tja dat heeft er ook wel mee te maken// 276 wa: dander doen geen moeite om werk te zoeken? Da kunnen *wij.. da kunnen 277 we ni weten hé// 278 da kunde ni weten// 279 B ik heb nooit enen horen zeggen ik zoek werk allee// 280 A waarom zouden ze werk zoeken? ze kunnen toch dealen? 281 B kweet da ni// 282 C maja jongen// 283 A in euh.. de safir komen der ook altijd zo van die..hoe noemde da? Gewoon kroaten// 284 die komen daar elken dag iet drinken/ 285 ma die zitten daar elken dag// 286 en iedereen vraagt waar halen die hun cengen? 287 da zijn zeker dealers of iet? 288 ma ne kameraad van mij die daar ook werkt dienen begost daarmee te klappen omdat 289 hij daar ene van kost/ ma die doen allemaal avondwerk enzo.. die werken è ook 290 allemaal// 291 C ajama der werken der è veel, 292 B euheu:: veel? 293 C die ouderen die.. die werken ma die jongeren/ 294 A ma in aalst nemen ze weldegelijk werkplekken van vlaamse bevolking in// 295 D gelijk welk? 296 A opt tstad wel hier aja// 297 de groendienst beginnen ze hier al over te pakken/ 298 D werken gelijk ..schilder of zo da ge? 299 A ja tuurlijk *ni ma..veel marokkanen xxxx kweet ni meer wa da twas.. (twas ook zo iet 300 groot)// 301 gewoon in den *bouw kunnen ze// 302 D xxxx hé in den bouw// 303 A (binnenkort gaan) ze gezag voeren hé in den bouw? dan zijn’t allemaal moskee’s/ 304 C ik ken ..enen in zijn land hé diejen mens had een hoog diploma van ingenieur en al// 305 maar hier is da niks hé// 306 hier mè hunnnen diplom zijn..zijn die niks// 307 xxxxxx hij heeft een ingenieursdiploma hé xxx en nu ..nu moet diene jongen vloeren 308 leggen// 309 aja.. blijft ginder// 310 A das mé X1 ook/ 311 C is da een vreemden? 312 A nee das geen vreemde/ ma das overal zè? 313 die heeft hier gestudeerd voor euh..voor euh.. geneeskunde/ze heeft haar dingen..haar 314 laatste jaren heeft ze allemaal moeten herdoen in engeland.. en dan ..euh..tan komt ze 315 in amerika en tan krijgt ze te horen da ze ze nog es moet herdoen omda dedie..omda 316 der een verschil was gekomen tussen die in engeland en die in amerika// 317 heeft ze er nog es zeven jaar moeten bijdoen// 318 C hoe oud is die nu?
179
319 A die is nu..euh.. zevenendertig// 320 C die gaat haar ganse leven naar tschool gaan? 321 ((onverstaanbaar stuk)) 322 C wa da raar is..in amerika kunnen die *wel overeenkomen en ier ni jongen/ 323 in amerika ebde daar zo een getto/ the getto è/ 324 B ((zingt)) in the getto/ 325 A ge ziet daar dan ook wel geen blanken lopen hé// 326 B die hebben hun eigen stuksken land// 327 C manee tuurlijk ni ma dan weet ge da ge daar moe wegblijven/ 328 A hier in brussel ebde wel ne getto zè// 329 C ma natuurlijk// 330 xxxx/ eje da ni gezien? 331 A ma ze bekijken u daar wel..tis wel zo..als ge daardoor loopt mè kameraden/ 332 B in de getto? huuh ((verschrikt)) 333 A xxxxxxx ze bekijken u daar van kzal u gaan emmen ma/ 334 als ge daar zo ziet ..ge ziet daar gewoon camionetten gans herspoten worden/ 335 dan denkte wel ja kom kben hier weg want// 336 gewoon xxxxxx// 337 C welkom to the getto// 338 A gewoon gepikt aja// 339 B hehe welcome to the getto// 340 C en die mannen die (stelen) alles hé? 341 B xxx mè diejen van bush dieje neger da daar xx// 342 xxxxxx bush jongen// 343 ((onverstaanbaar stuk)) 344 A we moeten doen gelijk as die mannen..alst er euh een nieuwe familie van euh..van 345 allochtonen in een wijk komen wonen hé/ dan wordt da overlegd mè de mensen da 346 daar in de *buurt wonen// 347 C voila// 348 B dan ist altijd nee.. nee.. nee// 349 A nee ma.. stel hé..der woont al één zigeunerfamilie dan gaan ze daar geen tweede 350 bijpakken omda die altijd ambras maken// 351 nee ma serieus da is daar zo/ da is daar gewoon zo// 352 bij mij in de wijk woont er geen enen allochtoon/ die worden daar gewoon 353 buitengepest// 354 B allochtonen worden buitengepest? das ook een goei da// 355 C een beetje verder bij mij woont er ook ne marokkaan/ 356 dingen..jamal noemt diejen// 357 D meendet? 358 B jamal// 359 D ja cool hé? 360 C (die rijdt altijd mè mij mee naar school)// 361 B jamal// 362 A van waar zoude ze diene naam toch hebben? 363 C nee serieus die noemt echt hé? 364 A marokkanen noemen mohammed en.. ali en// 365 C als in brussel nekeer mohammed roept dan ebde der direct tien marokkanen aan uw 366 been/ ja? ja? ja? 367 die noemen allem*aal mohammed// 368 en dan..dan ebde daar nekeer nen anderen tussen.. ali/ mohammed ali// 369 A gelijk hier..die geven mekaar precies allemaal namen van dranken// 370 das precies de naam van een bier ofzo// 371 B das wel xx hé/ das een medicament// 372 A …bikkembergs// 373 D das wel geen onderwerp van hier hé?
180
374 B we hebben ze allemaal al besproken// 375 A we hebben ze allemaal vermeld// ((einde gesprek))
181
10.3.4. ASO, Katholiek onderwijs groep 1
1 A awel ik vind da de meeste..die in aalst toch precies redelijk goe...in onze cultuur zitten 2 want gelijk..wa da X1 zei gelijk (in lille) da.. der daar.. bevoorbeeld veel meer 3 hoofddoeken van die xx en al in brussel ook ebde da toch meer// 4 B bwah// 5 hier zie je toch ook veel hoofddoeken zè/ als ge over straat loopt// 6 ma zeker..al..langs dieje kant van de moskee// 7 daar euh…lopen der wel veel// 8 C ja ik vind tbelangrijkste punt gewoon ze moeten zich echt wel *aanpassen want ik 9 woon nu in de buurt van die moskee/ op de moorselbaan en tvalt wel op da der daar 10 echt wel veel meer allochtonige mensen lopen.. ma… tzijn der echt wel dat hun echt 11 goed aanpassen maar tzijn der dan ook enkele da dan heel vaak conflicten gaan 12 opzoeken enzo// 13 en...allee ja..tzijn echt wel heel veel problemen in die buurt/ ook heel veel diefstallen/ ik 14 ga ni gaan zeggen dat *zij dat allemaal doen maar…allee ja tvalt wel op da t daar 15 meestal [ 16 B [ das ook toevallig da tdaar 17 C ((lachje)) ja// 18 D zijje nog ni lastiggevallen? 19 C wa? 20 D zijje nog ni lastiggevallen? 21 C nee// 22 ma ik vin ook wel da der een verschil is.. alee allochtonen daar behoren ook de 23 chinezen en zo tot toe hé// 24 E ja? 25 B das iedereen da genen belg is// 26 C awelja en. overlaatst ik zat in de muziekschool en das azo..hoe noemde da? een 27 freinetschool? 28 en..twaren twee chineesjes..euh een afrikaantjen en dan nog..drie van..alleeja 29 dingen..turkije ofzo/ 30 en tzijn daar drie van die kinderen dus de twee chinezen en den afrikaan da 31 goeiendag zeggen en de andere die doen gewoon heel arrogant// 32 dus..kvin wel da der een verschil is tussen azië en afrika en dan..de moslimlanden, 33 A nja// 34 das (te zien) hoelang da ze hier al zijn want gelijk die chinezen die wonen hier soms 35 al.. langer bevoorbeeld en die zwarten ook dan die euh ...marokkanen// 36 B ma de chinezen [ 37 D [ tis ni omda ze hier al lang wonen da ze hun echt aanpassen hé? ze 38 willen hun geschiedenis en hun waarden en normen behouden// 39 A ja das ook waar/ ma da helpt toch hé als uw ouders en uw grootouders hier al wonen? 40 B ma de chinezen zijn over talgemeen vanuit hun eigen uit al vriendelijk// 41 A ja das ook waar die zijn wel vriendelijk// 42 B ja ze lachen altijd// 43 A ja das wel waar// 44 D in aalst is da wel meer maar in andere steden? 45 A ja gelijk in=in 46 B xxx islamieten// alhoewel ja dan nog// 47 A en tis ook wel waar da die hun in groepen verplaatsen enzo// 48 aant station=aant station is da neig// 49 D tval meer op da… *zij conflicten hebben ook al..onderling zijn der bij ons ook wel 50 conflicten ma als zij ons lastig vallen dan xxx // 51 A ja dan wordt da meer euh.. direct een (spel van gemaakt)//
182
52 B zij bezien ons als racisten en=en.. wij bezien hun als racisten// 53 C ja ik denk da het de fout is van de twee partijen/ allee iedereen veralgemeent da zij 54 denken da wij racisten zijn en wij denken da zij slecht zijn// ma tzijn der echt wel bij da 55 hun neig goe aanpassen en de taal willen leren ma ik vin wel da echt wel best is da 56 ge de taal moe leren want… ter zijn der heel veel ook op euh..vooral op die 57 freinetschool daar ook da gewoon de moeite ni doen/ ze spreken wel frans en=en..ja 58 *hun taal dan maar nederlands…kan der vaak nogni af// 59 en ik vin wel als ge in vlaanderen woont [ 60 A [ ja das wel waar] 61 C want ook=ook als ge van frankrijk komt of van engeland [ 62 A [als ge naar hier komt 63 wonen moeje ook nederlands leren hé// 64 D ma tzijn der ni zoveel da da doen zè// 65 A nee maar heel weinig// 66 D en als wij naart buitenland gaan.. mogen *wij dat altijd leren// 67 C awelja ik vin dat ook// 68 zij passen hun =allee wij passen ons aan als we naar daar gaan bevoorbeeld..in 69 turkije zijn der heel veel moskee’s en daar moeje uw schoenen dan ook uitdoen 70 enzo/ dus ik vin wel da zij hun hier ook kunnen aanpassen// 71 B ma zijn gaan ons kerken ni bezoeken hé? 72 aja want ze krijgen *hier ne moskee// 73 dus ja// 74 A ma geeft eens een voorbeeld da ze hun ni moeten aanpassen// 75 D xxxxxxxxx// 76 A jommeja als ter veel allochtonen zijn moe je toch zien.. da die mensen naar de 77 moskee kunnen gaan? 78 D ze doen zij da voor ons toch ook ni? 79 C ma [ik vin wel 80 B [daar zijn toch geen kerken enzo? 81 A tzijn è toch wel kerken in marokko of zo? 82 C ja// 83 A ja hé? 84 B ja? toch ni veel// 85 A ik weet het ni// 86 B ma da interesseert mij eigenlijk ni die kerken/ want ik ga ni naar de kerk// 87 A awelja voila// 88 dus ge hebt da ni nodig/ 89 die mensen hebben da adikkes *wel nodig// 90 B ma de gepensioneerden enzo/ 91 A aja voila zè/ katholieke immigranten..die dan toch naar de kerk gaan// 92 maja tzijn ook wel weinig mensen van hier die naar marokko emigreren en wel meer 93 die.. van marokko naar hier emigreren// 94 B & C ja// 95 D omda wij een rijk land zijn// 96 A ah voila// 97 B * daarom da ze naar hier komen// 98 C ma ik vin ook wel da ze xxx/ 99 ma da komt ook omda ze dan in *groepen…enzo… ze vormen groepen 100 en=en..zeker aant station enzo// 101 en=en ge *kijkt nog maar efkes en ze voelen hun direct aangevallen en ze 102 reageren..ze reageren ook.. direct agressiever vin ik dan… dan belgen// 103 A langs den andere kant als ze=als ze zich direct aangevallen.. voelen moet het toch 104 zijn da ze soms aangevallen *worden hé? 105 C ma ik denk meer mè *woorden, 106 A ja ik denk het ook//
183
107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161
D geen woorden maar daden hé? B haha ja// A xxxxxxxxxx// D xxx die persoon da daar neergestoken is voor zijn MP3speler da da weer nen allochtoon was// C zoals X2 zei/ ik denk ook wel da ze da vooral in de media brengen omda.. da een allochtoon iemand is maar inderdaad [ D [ ik denk da ze..als iemand anders da zou doen kdenk da da ook in de media zou komen// B ja// C ja da wel maar ik denk echt wel da ’t benadrukt is dat hij.. van waar is’t hij? noorwegen? B polen// C *polen, *polen, A noorwegen/ aaaah// C ma ik denk gewoon da belgen daarvoor..alleeja ni zo ver gaan gaan… op da vlak// ik denk da ze misschien wel= allee het mag ook ni hé slaan enzo… maar bij hen ist direct al een moord en da vin ‘k wel ver// A ja..ma das een groot verschil da dedie… armer zijn en da ze daardoor verder gaan gaan// C ma da moe je toch ni doen? A ja kweet het ma tis wel..tis wel de *reden waarschijnlijk hé? als gegij weet als ik hem ni krijg dan kan ik hem altijd op de een of andere manier kopen dan ga je ni steken hé// B (maar moorden?) (hij kan dan wel) terug naar zijn land vluchten// C ik denk wel da der een rechtspraak voor= allee ja ik bedoel..ik denk ni da ze hem direct vrij gaan laten als ge da zo hoort// B nee maar hij gaat euh (rechtszitting) krijgen in zijn land/ dan moet hij langer zitten// C of da da nu nen allochtoon is of nen autochtoon ik vin da ge dezelfde straffen moe krijgen, A aja natuurlijk maja/ C maar… alleeja… tis vaak als ter conflicten zijn ook in *aalst.. *vaak zijn der wel allochtonen..alleeja.. allochtonen bij betrokken/ vooral aant station ist er echt wel vrij veel// A maja aant station=aant station *zijn der gewoon meer allochtonen// B tschijnt da der al geschoten geweest is hé/ dus ja// C ma tis da da ze hun samen..alleeja.. vervelen// ja en ze zitten altijd in dezelfde buurt en.. alst er dan een probleem is mè iemand ze gaan zè direct iemand gaan opbellen of zo en…dat is.. xxxx// A ja das wel// ma das gewoon tfeit da de kloof tussen euh..rijk en arm te groot is hé? als als die kleiner zou zijn zouden ze in hun land blijven en dan zouden die culturen ni botsen// D wa da *wel goe is van hun is da ze voor mekaar opkomen hé// A ja das wel waar// ze komen wel meer op voor elkaar als=als blanke mensen denk ik/ da ze veel meer aaneen hangen// B das ook omda zezij hier als..ze weten da ze… vreemdeling zijn hé en dan gaan ze ook meer bij elkaar kruipen hé// A ook waar// ma da zouden de blanken in afrika misschien ook wel doen ofzo// C ma ik vin dan ook wel..der zijn der dan *echt bij dat hun willen integreren en da dan alleeja *les volgen.. voor nederlands te leren en=en echt op zoek zijn naar werk en ik vin dan ook wel…alleeja..alleeja.. proficiat voor *die mensen dan want vaak als
184
162 163 164 165 A 166 167 168 D 169 A 170 B 171 A 172 173 174 175 176 177 178 179 C 180 A [ 181 182 C 183 184 185 186 187 B 188 C 189 A 189 C 190 A 191 192 193 C 194 A 195 196 197 C 198 A 199 B 200 D 201 A 202 203 D 204 205 B 206 A 207 B 208 A 209 210 D 211 A 212 213 D 214 A 215 C
der dan azo..een conflict gebeurt of zo worden zij dan ook bestempeld allee ja… en..chapeau voor die mensen da *wel hun willen integreren en *wel hun best willen doen enzo,…en nederlands te leren want tis ook geen gemakkelijke taal// xxxx arabisch// (ik zou toch ook ni reppig zijn om arabisch te leren// stelt u voor/ tziet er toch wel een beetjen freaky en raar uit// xxxxx? xxxx// oh joy// héhé héhé// nee maja/ der is hier toch in=in aalst azo een euh..centrum waardadde..euh allochtonen nederlands geleerd wordt? leerpunt// een soort avondschool/ mijn moeder is daar begeleider// maar ge hebt er wel die gelijk..allee..ge hebt er da vree gemotiveerd zijn en da azo kweetni hoe rap leren enzo? en ge hebt er da ni zo rap leren ma die *toch gemotiveerd zijn? en da gaat dan ook wel ma ge hebt er ook die gewoon ni naar de les komen enzo/ en da vinnik dan wel langs ne kant xx// die mensen *doen daar dan moeite voor, en dan euh.. aja ze komen naar ons land, .. ik heb daar eigenlijk op zich geen *bezwaar tegen [ ah maar ik ook ni aja// ma ik vin da maar normaal/ wij zouden ons *ook moeten aanpassen als we naar frankrijk gaan of..naar marokko of naar engeland moeten wij ons ook wel aanpassen/ en ik vin *wel…als ze hun ni aanpassen=als ze de taal ni leren enzo..kheb daar toch een klein beetje problemen mee// vooral met de taal// ma ze zijn ni allemaal zo hé? *nee *nee ik veralgemeen ni / ge hebt er veel da moeite doen hé// ge hebt er ook veel da nederlands kennen hé// ma de meeste van de zwarte mensen spreken wel (redelijk goe) nederlands/ maar das ook wel…als frans uw moedertaal is ..moeje gij ook ni *altijd nederlands spreken ma.. op school of zo… gelijk X3 haren X4// ja// die jongen spreekt echt geen nederlands// denk ik// spreekt die nederlands? ik denk het ni// ja alleen maar frans// en die gaat hier naart school? naart vti// ja maar hij spreekt geen nederlands// engels spreekt hij en..en ewa frans// kvraag mij tan af wa dattem hier komt doen? alle lessen worden gegeven int nederlands/ ja die kan toch ni echt veel lessen volgen? kweet ni hoe da tzit mè zijn lessen// ma int vti/ wa gaat em volgen? ma hij is hier nog ni zolang// een jaar denk ik? xx moeilijkheden int school? ja hij heeft moeilijkheden int school/ ma daarmee slaan ze dan ook hun eigen ruiten in hé// tis beter da ze tleren hé? ja…ja…moet ook ni gemakkelijk zijn// (terug naar ’t eerste// )
185
216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 267 268
A
xxxxxx// allee B zeg nog iets// B jamaar ik pik in op wa da gij gezegd hebt// D zijje gij racist? A hah direct vragen beginnen stellen// B ba:h echt racist ni, omda...sommige..gelijk euh.. X5 enzo/…die kan ik tan wel af// ma…zo sommige..als ze zo ambetant beginnen doen/ dan voel ik mij wel racist ja// ((gelach)) A jama gelijk X6 hé? diejen is hier ook al redelijk lang en die spreken echt kweet ni hoe goe nederlands/ en dan…ge merkt da daar eigenlijk ni aan da die nog ni zo.. *heel lang hier zijn// D xxxxxxxxxxxxxxx// C ja ma=ma ik blijf erbij da volgens mij..van=van waar is hij? A rwanda// C rwanda/ ik ik vin da der toch wel een verschil is tussen *afrika en *azië en dan..de islamitische landen/ ik kan daar echt ni aan doen// zo ook mè hun geloof hé? zij geloven echt da der *één god is en ze staan *echt voor *niks anders open hé? A ja das wel waar// C en ik vin da wa *eng eigenlijk// B veel islamieten zeker die jonge islamieten moeten nekeer hunne koran lezen want… A ja ...[maja B [sommige weten echt ni wa da der daar allemaal instaat// C ja da wel maja, A zij kunnen dat ook zeggen hé? ze zouden ook hunnen bijbel nekeer moeten lezen hé? ahja? nee maar ik denk [ D [ zo gelijk die islamieten als ze dan…zeggen da ze sterk geloven,…dan moete ze er ma dinges genoeg van weten hé? A ook waar// ma ik denk da da geloof ook wel ga verminderen zè.. da da al verminderd is de laatste drie generaties// C ma tgrootste probleem is..ik denk echt wel da ze hun wa vijandig opstellen tegenover alles/ oké wij hebben ook fouten en wij veralgemenen ook ma…// A ja ge hebt gij altijd…ge moet gij [ C [ zo mè carnaval ook mè die deense vlaggen..was da zo? ja mè die deense vlagskes da ze allemaal uitdeelden, A ja// C en wij stonden op straat en waar da der twee alleeja..vrij..agressief op gereageerd hebben, xxx da zou misschien ni echt (gelukt hebben) om die vlagskes uit te delen maja twas ook wel [ B [tis carnaval hé// C awelja/ en ze lachen mè=mè guy verhofstadt en mè=mè koning albèr dan ook / en..tis da..ze snappen dan..den humor van de aalstenaars ni en dan nemen ze da op hun en dan beginnen ze agressief te doen/…en dan beginnen ze uit te dagen en dan zijn der heel veel van..alleeja van aalst dan dat hun ook ni laten doen en dan zoeken ze ambras en beginnen ze te vechten hé? A ? tis da.. van die cartoons da vin ik ook wel overdreven// ma gelijk in=in duitsland is ter nu azo ne cartoon geweest van jezus/ en jezus staat daar mè gaten in zijn handen en der staat een leeg kruis achter hem en daaronder staat dan zoiet van..have fun and don’t just hang about of zoiet//
186
269 C ja// 270 A en xxxx maakt hij daar ook geen spel van// 271 de paus heeft daar op gereageerd zeker, maar voor de rest kan da eigenlijk 272 niemand schelen// 273 C tmoe zijn da ze neig *neig geloven [ 274 A [ ja da ze neiger geloven als wij// 275 C ma ze moeten dan ook verstaan wij geloven dan ni in=in ((lachje)) den islamcultuur 276 enzo/ en…ze moeten ook wel verstaan.. alleeja..als ze da..ze doen’t over jezus ook 277 en…dan moeten ni zo heftig reageren vin ik// 278 ik neem mij da direct azo.. das precies alsof da ze hier den derde wereldoorlog 279 gingen verklaren ofzo, 280 A ja/ das ook omda ze minderheidsgroep zijn hé da ze automatisch da gaan…en 281 alleeja..ik kan mij da wel voorstellen da ge u bedreigd voelt maar toch// 282 D tsja// 283 ((stilte)) 283 A kan der hier nog iemand iets inspirerend zeggen? ((lacht)) ((einde gesprek))
187
10.3.4. ASO, Katholiek onderwijs groep 2 1 A : ((leest voor)) allochtonen trekken zich niets aan van onze normen en waarden en 2 willen die waarden ook niet leren kennen/ dat is *fout, 3 B : ma..gebt daar twee soorten in hé? 4 C : ja// 5 B : alleeja.. ge hebt allochtonen […] die zich perfect aanpassen en dan eigenlijk kunt 6 D: [ er zijn er die zich aanpassen,] 7 B : beschouwen als *belgen juist van een andere kleur en ne rare naam/…ma da die voor 8 de rest hun aanpassen zelfs aan=aan ons *geloof en al/ da die ni echt niemeer burka’s 9 en al die toestanden ni meer dragen/ 10 C : ma tzijn ook vooral de mensen die dus euh.. eigenlijk illegaal naar hier zijn gekomen? 11 als die bijvoorbeeld onder druk staan euh van de staat da ze dus euhm..ah.. 12 terugkeren naar hun land binnen euh dit en een aantal jaar bevoorbeeld?.. als die 13 onder druk staan dan gaan die zich zo goed mogelijk.. nog *beter proberen aan te 14 passen om toch hier te kunnen blijven,… en euh meestal=meestal gebeurt da dan 15 ook wel en da vin ik wel goe want als=als ze zich goed aanpassen aan onze cultuur en 16 onze taal vin ik wel da ze hier mogen blijven// 17 A : als ze hier illegaal zijn... tan.. moeje daar eigenlijk geen rekening mee houden 18 aangezien da ze hier illegaal zijn dus moeten ze hier ni zijn en (moeten ze terug) van 19 waar da ze komen/ ma.. ge hebt verschillende soorten allochtonen hé? der kan iets 20 anders bedoeld worden mè allochtonen,.. ge hebt gij ook *spanjaarden da naar hier 21 komen wonen hé? zijn da dan ook allochtonen? 22 C : aja da zijn ook allochtonen// 23 A : en *polen zijn ook inwoners van de europese unie dus, 24 C : ma tis ook te zien natuurlijk als=als ze hier voor een korte tijd blijven dan moeten ze 25 hun natuurlijk ni aanpassen/ als ze hier twee jaar blijven ofzo, 26 B : ja ze moeten hun toch een *beetje aanpassen hé? 27 : tis ni omda ze naar hier komen en binnen twee jaar terug weg van ja jongens kmag 28 hier tkot eens afbreken he? 29 C : ja ze moeten hier geen rel komen schoppen ook ma..allejaa voor zo een kortere 30 periode/ 32 D : ze moeten toch een *beetjen hun best doen om onze taal te kennen?en hoe da wij 33 leven? 34 A : ja vooral onze taal kennen// 35 B : absoluut/ ze kennen wel frans meestal.. ma nederlands, enfin dan moeten ze maar in 36 brussel of wallonië gaan wonen/ ((lacht)) 37 diegenen die hier wonen in aalst bevoorbeeld die kennen mè moeite nederlands/allee= 38 A : =dat is ni waar// 39 C : vooral de turken//= 40 A : =dat is ook ni waar// 41 ((gelach)) 42 B : haha/ direct een veroordeling// 43 A : neje dat is echt ni waar/ 43 D : der zijn ook veel turken die nederlands spreken// 44 A : die wonen al.. de meeste da hier wonen wonen allemaal in die wijk rond de moskee/ 45 en die spreken allemaal.. bijna allemaal nederlands// 46 de meeste wonen hier zelfs al= die=die hebben hier ouders en grootouders// 47 C : jama gelijk die aant station/ 48 B : jama aan alle stations hebde zo van die marginale mensen// 49 : wa da raar is is da die hier opt tschool zitten en da da dan naar brussel teruggaat naar 50 huis maar die spreken echt geen *woord nederlands// 51 : zo op den bus zitten der eigenlijk.. kweet ni en da ze dan een ver*staanbare taal 52 : praten maar die zitten daar te *brabbelen in een of de ander taal/
188
53 A : dat is toch alleen maar als ze tegen elkaar praten? 53 B : maja kweet het maar die hebben zo een houding..zo..zo..ik zat nekeer in gent op de 54 m::etro denk ik/ nee daar is geen metro/ 55 op den tram en in ene keer komen der zeker *vijftien marokkanen of wat dan ook en 56 die komen dan azo naast u zitten en kweet ni hoe.. stoer u dan te bezien/ sorry zè 57 ma.. 58 C : ja en ik ben in brussel nekeer.. ik was mè X1 gaan winkelen en euh..we kwamen van 59 den trein en we zijn gevolgd door vier turken/ ((gelach)) en we hebben dan moeten 60 *lopen hé, 61 A : en hoe wete gij da da turken zijn? 62 C : jama omda ge da toch ziet aan hun uiterlijk? 63 en de manier waarop da ze praten/ 64 A : ni waar/ turken kunde ni over ene= over eenzelfde kam scheren// 65 in turkije zie da verschil ni tussen euhm..gelijk da gullen (xxxx) mensen zijt, daar zieje 66 tverschil ni tussen hoor// 67 tzijn mensen die meer naar tzuiden toe wonen da gullen denkt da zijn turken want [ die 68 hebben een 69 C: [ 70 xxxxxx] ((lacht)) 71 A : want.. der gaan veel mensen vanuit da kik ne marokkaan ben/ ben ekik ne 72 marokkaan? 73 B&C: nee// ((lachen)) 74 A : ah voila// 75 C : nee ma da zie je toch allee? 76 B : das ni waar/ tzijn der veel da da zeggen maar in mijn straat [ 77 A : [ das omda ge mij kent 78 moeste gij turken kennen of wa da ’t ook mag zijn dan zou je gij ook ni direct zeggen 79 das ne marokkaan// 80 B : ja ge hebt daar wel veel bleke bij ook// 81 A : der zijn der een kwart da der gelijk u uitzien/ ze kunnen even goe van u zeggen da ge 82 een turkse zijt// 83 C : ikke? neje// 84 B : in mijn straat wonen der azo hé en da waren een groot gezin he, die hebben zeker vijf 85 zes zeven kinderen en die waren allemaal zo bruin hé/ en da was ooh da zijn turken 86 da zijn turken/ en eigenlijk waren da geen turken maar ‘t waren gewoon mensen die 87 lang in frankrijk hebben gewoond/ maar int begin waren die echt zo megabruin en 88 ondertussen zijn die hier zeker al vijf jaar en da zijn gewoon fransmannen en ik dacht 89 dat ook eerst maar da zijn dus nu ook wittekes// 90 A : voila/ probleem opgelost// 91 daarmee da der..der moet gewoon een beetjen een mentaliteitsverandering komen 92 zowel bij allochtonen int algemeen als bij ons/ 93 want… wa da wij..aanduiden als allochtonen is ni altijd juist// 94 der zijn allochtonen van *alle soorten// 95 B : ja als wij naar amerika gaan zijn wij dat ook hé? 96 A : als wij naar amerika gaan dan zijn wij ook.. buitenlanders hé/ 97 C : jamaar we hebben het wel over allochtonen in=in belgië hé// 98 D : als wij ergens naartoe gaan persoonlijk is het toch veel gemakkelijker hé// 99 A : ja maar als wij ergens naartoe gaan dan gaan we ook nooit naar (xx)landen// 100 B:wij zijn ook een *rijk land/ en.. we voelen ons zo wa aangevallen door de mensen die 101 uit al die armere landen komen en die kunnen hun dan soms ni opwerken en die 102 komen dan..in de marginaliteit terecht weet ik veel wa/ en dan hebben we zo schrik en 103 we peizen da al die buitenlanders en zo da daar [zitten// 104 A: [ das gewoon ne te groten drempel 105 om= om naar..ja..om naar de westerse samenleving.. en de..de gewoontes daarvan [ 106 D: [ja
189
107 kmoet zeggen dak mij toch even goe bedreigd kan voelen als ik ne marginalen *belg 108 zoals (Dewinter) tegenkom/ dan kan ik mij evengoe bedreigd voelen hoor, als ge 109 azo enen tegenkomt// 110 E: ma die zijn meestal *alleen// 111 de meeste vreemdelingen lopen..lopen in = 112 B: =die troepen samen hé? 113 E: ja/ wel ja/die staan altijd aant station mè kweetni hoeveel// 114 C: mijn ma heeft ni graag dak ik euh..’s avonds den trein pak omda ze=omda ze weet= 115 en zeker dieje keer da diejen exhibitionist daar stond/ 116 ((gelach)) ik mocht den trein nimeer pakken// 117 A: jamaar was diejen exhibitionist nen allochtoon? 118 C: da weet ik ni// 119 A: waarschijnlijk ni// 120 C: manee ma ik zeg da ook ni hé? ik heb toch ni gezegd da da nen allochtoon was/ ik 121 zei gewoon nen exhibitionist van ik weet ni wa// 122 B: als ge geen allochtonen wilt zien dan moet ge gewoon nimeer buitenkomen aja/ 123 A&C: ja// 124 B: want als ge=als ge naar een pretpark gaat ofzo komde ze daar ook tegen/ awel ja dat 125 is het volste recht van die mensen van daar naartoe te gaan/ zolang da die zich.. 126 gedragen gelijk da.. thoort en geen rel schoppen en toestanden heb ik daar ni echt 127 iets tegen// 128 E: ik peis wel da ze soms wel..alee nu mè diejen MP3-moord wa dan ook/ 129 B: ja ze maken daar allemaal zo een spel van// 130 E: alee normaal alee moesten da nu allocht=alee twaren allochtonen maar moesten da 131 nu marokkanen of zo geweest zijn/ deze keer zouden ze ni op straat gekomen zijn en 132 wanneer da der iets anders mis gebeurt me de marokkaanse maatschappij komen ze 133 allemaal massaal op straat en ze pleiten allemaal voor euh [ 134 A: [ alee/ massaal? 135 E: jama wacht efkes/ ((lacht)) sorry// 136 ze pleiten allemaal voor euh...wat ist? tolerantie enzo maar zelf hebben ze= alee zijn 137 ze eigenlijk maar weinig tolerant// 138B : tees waren nu wel polen ook hé// 139 A: da zijn jongeren ten eerste/ jongeren zijn al veel minder tolerant..dan volwassenen// 140 ge moet nekeer naar volwassen marokkanen… die..da zijn *normale mensen hé/ 141 die gaan geen mensen aanvallen voor hunnen MP3 te stelen/ hoewel da da polen 142 waren en *toch.. *toch verdacht werd da’t allochtonen euh.. allochtonen waren van 143 noord-afrikaanse afkomst// 144 wa da zoveel gebeurt, alles direct wa da der mis is moet der ne zondebok zijn/ 145 vroeger wast misschien ni zo da ’t direct op de marokkanen of wa dan ook of de 146 noord-afrikanen gestoken werd/ maar alles wa da der misloopt da wordt direct op 147 die=die gemeenschap gestoken// 148 D:terwijl da der evengoe veel zijn die zich hier gewoon..gelijk ons zijn// 149 B: =jamaar als ter iets= als ter iets voorvalt mè bevoorbeeld marokkanen of turken da 150 komt direct int nieuws en dan zeggen ze direct *door turkse jongeren aangevallen of 151 zo/..en als da een bende is van hier gaan ze gewoon zeggen aangevallen door een 152 bende// 153 ze gaan da zo wat opblazen ook hé// 154 A: in wallonïe ist er ene mè ne koevoet tot… 146 D: moes geslaan// 147 A: ja tot moes geslaan inderdaad/ ook voor zijnen MP3-speler en da was ni door 148 allochtone jongeren zè/ maar daar hebde niks van gehoord int nieuws// 149 C: hmm// maar da komt hier dus weer over of da’k ik ne racist ben hé? ((licht 150 verontwaardigd)) 150 A: manee/ 151 ((iedereen begint onverstaanbaar door elkaar te praten))
190
152 C:jamaar mag ik efkes iets zeggen? 153 ((haar collega’s horen haar niet en praten nog steeds door elkaar)) 154 C:*jamaar mag *ik efkes iets zeggen? 155 B:ama *zeg het gewoon// 156 dat is gewoon omda..ik zie wa da’k alee..*zie en ik=ik..gelijk mijn broer is al nekeer 157 ineengeslagen door turken/ zonder reden// 158 da was int park= int park van aalst hier/ da ze allemaal rond hem kwamen staan hij 159 was daar mè twee meiskes op gang en hij werd gewoon ineengeslagen dat hij een 160 tijken bewusteloos lag, 161 sorry maar da vinnekik er ook over/ en ik zeg da der even goe mensen zijn gelijk 162 turken of marokkanen of wa dan ook da zich hier aanpassen hé? 163 maar der zijn der ook gewoon een aantal da zich gewoon ja/ 164 B:das gewoon direct ook *argwaan// 165 alee ik vind da= alst er azo als er aant station zo mensen passeren en ze *trekken dan 166 toch op marokkanen of zo…ben ekik toch ook ni echt op mijn gemak zè// 167 D:maar ik denk over ’t algemeen ook als ge die..die jongens ook zo/ gelijk aant station 168 staan der dan veel en dan zie je allemaal mensen *kijken tot als da ze door de *grond 169 zakken die mannekes/ das voor die ook ni leuk, ik denk da da voor hen.. okee der 170 zitten ook slechte tussen= 171 A:das ook een *schild om mè zoveel rond te lopen/ da gewoon een= 172 D:ik denk da da voor hen als ze hier toekomen, alee stelt u nekeer voor ge komt als=als 173 pakt nu da wij naar afrika gaan ofzo en da ge daar als enigste blanke gaat tussenlopen 174 da gaat direct zijn van ojee die heeft veel geld en dat is een westerse en blablabla/ en 175 dan gaat ge mè veel samenscholen en dan is da zo als wij daar gaan naar kijken da 176 ze hun gaan ook bedreigd voelen en da da dan ook een manier is om te zeggen wij 177 zijn ook wel mensen hé// 178 C:ma kijk ik denk da da ook is als die turken bevoorbeeld naar hier komen hé.. dan 179 worden ze eigenlijk door de meeste mensen al mè argwaan bekeken, en=en ook al 180 zijn da goeie mensen sommigen gaan zich dan gewoon rebelleren en in groepjes 181 lopen omda ze zich zelf ook gewoon ni veilig voelen// 182 omda..zij worden al direct zonder da ze iets mispeuterd hebben gewoon omda ze er 183 turks uitzien al mè argwaan bekeken/ en dat is ook *daarom da ze zich zo sterk willen 184 opstellen/ terwijl da da eigenlijk ook gewoon ..alee mensen zijn/=alee mensen ja oké/ 185 maar ik bedoel.. ze=ze worden direct al beoordeeld door iedereen, 186 E:door hunnen afkomst meer// 187C:door hun afkomst en hun uiterlijk/ 188A: ma we hebben ‘t nu alleen over=over noord-afrikanen en turken/ maar..mijn mama..die 189 is *zwart// 190 als we naar brussel gaan begint iedereen *frans tegen haar te spreken// 191 ma mijn mama verstaat geen woord frans hé? maar echt *niks hé? 192 ((gelach)) 193 dus..ze vindt da echt ambetant want..jah der zijn zeer veel afrikanen in brussel, en die 194 worden ook anders bekeken/ jah.. mijn mama kan geen afrikanen af// 195 ((gelach)) 196 hoewel da ze honderden jaren geleden ook wel van afrikaanse afkomst is.. *maar die 197 kan ze ni af want die zijn *gans anders van mentaliteit// 198 en da vind ze ook wel da moet veranderen/ want.. ik vind da afrikanen nog *meer dan 199 noord-afrikanen en turken hun=hun een beetje te veel afschermen van de [… blanke 200 wereld] 201 B: [hun 202 tradities houden en/= 203 D:=ik heb zo den indruk als ge int stad loopt en ge passeert turkse of marokkaanse 204 jongeren als ze er zo uitzien/ dan=dan let ik daar eigenlijk gewoon ni meer op dan 205 denk ik gewoon ja ze passeren u en als ge daar iemand van kent dan zegde daar 206 goeiendag tegen, want tegenwoordig *kende der zo wel een paar, maar als ge dan
191
207 soms= want in de vrijheidsstraat viel het mij de vrijdag enorm op.. der kwam daar zo 208 een afrikaanse mevrouw en die liep zo in .. knallende kleuren [ en nen hoofddoek] 209 E: [zoals altijd] ((lacht)) 210 D: en mè haar gatje zo en dan haar slippers, en dan ik dacht van.. oké:: we lopen hier ni 211 aant strand of zo, en..da vind ik dan ook= alee das hun eigen ding ze mogen kiezen 212 wa da ze aandoen ma ik vind da da..overdrijf ni hé// 213 E: ja das soms wel neig ja// 214 A: ma.. tgebeurt wel veel meer da..da afrikanen= tegenover turken dan ofzo da die echt 215 zo hun eigen waarden en hun eigen gewoontes blijven euh..blijven …hanteren// 216 ja ge moet maar nekeer naar de matongé gaan.. dat is een stad in afrika int klein// 217 da…ze spreken daar allemaal hun […] 218 D: [volkstaaltjes azo//] 219 E:hun dialect// 220 A:hun dialect ja gewoon hun eigen taal van die streek vanwaar da ze komen/ en.. 221 dan=*dan voel ekik mij ook zo van..ja ik versta hier helemaal niks en wa::=wa… tis da 222 juist bij de meeste afrikanen die komen wel naar hier dan omda ze zo.. *frans meestal 223 wel kunnen/ maar in brussel is da echt..iets helemaal apart// 224 tegenover=tegenover noord-afrikanen.. en…euh ja.. hoe moeje da noemen? turken 225 hé/ ((gelach)) 226 die vin ik wel nog=nog iets apart/ en da’s ook verschillende soorten allochtonen// 227 gelijk mijn mama *was ooit allochtoon nu is zij belg van nationaliteit// 228 mijn mama was de enigste zwarte da hier woonde in aalst ver/ en nu in ene keer zijn 229 der kweet ni hoeveel// 230 C:ja das waar// 231 A:gelijk X2 en zijn familie, 232 E:aja:: X2// 233 D:ik vind da wel een en*orm slecht voorbeeld want.. hij is daar op mijne verjaardag is hij 234 geweest en hij heeft daar den helen avond in de zetel gezeten en hij heeft tegen 235 niemand een woord gezegd// 236 X3 ging naar de wc en ze vraagt aan mij wilde er u efkes komen bijzetten, en diene 237 jongen..hij heeft geprobeerd van int nederlands te spreken en hij heeft tegen *niemand 238 een woord gewisseld// 239 hij gaat naart school en hij weigert op school van nederlands te spreken omdat hij 240 vindt van dat is *mijn taal/ ik moet hier *mijn taal kunnen spreken// 241 E:dan moeje ni naar belgië komen hé? 241 D:als wij= als wij naar..pakt nu naar frankrijk of=of naar engeland gaan moeten wij toch 242 ook ons best doen? 243 als we naar=als we naar griekenland op vakantie geweest zijn hadden we zo een 244 reisboekje da ge op zijn *minst goeiemorgen en goeienavond kunt zeggen in hun taal/ 245 da ge zo een beetjen uw moeite doet want ge zijt en blijft daar misschien wel toerist 246 ma..tis voor die mensen ook hun inkomen en.. ge moet daar ook een beetjen in 247 aanpassen ma ik vin wel= gelijk X2 en zo ik bedoel ge komt hun dan tegen int stad en 248 dan willen ze u ni kennen/ dan staan ze daar mè groepjes n.. zwarte mensen/ ik vin da 249 helemaal ni erg ma.. das zo precies van..aja nu ben ik bij mijn vrienden en nu ken ik u 250 nimeer en staan ze daar allemaal in hun taaltje te praten en dan verstade da ni en ik 251 denk da da= ik vin da wel een beetje beangstigend gewoon omda ge die ni verstaat en 252 da ge ni weet wa da ze zeggen en ik denk da da voor hen ook *omgekeerd zo is// 253 als wij dan over hen bezig zijn en ze verstaan ons ni// 254 B:maar we zijn der ni over bezig hé? 254 C:op mijn werk is er ook een.. turkse, alee een euh= wacht hoe noemt die nu weer?.. X3 255 of zoiet? en ik kom ekik daar ook goe mee overeen/ das echt een hele leuke enzo// 256 van tijd verstade ze wel soms ni omda der zo van die… turkse klanken inzitten/ dan is 257 da zo van *wat hebde gezegd? wilde da nog es herhalen? 258 ma meestal= dat is een leuke en ik kom daar echt goe mee overeen// 259 ma das al= alee dat is zo van.. dak eigenlijk altijd meer sympathie heb gehad voor
192
260 afrikanen als voor turken// 261 kweet ni hoe da da komt=gewoon omda die meer int nieuws komen enzo/ en afrikanen 262 alee=da zijn zo..lieve mensen// 263 ja kweet ni/ kheb daar altijd zo een idee van gehad// 264 A:ik denk da ge romantiseert// 265 B:ma das misschien is dat ook zo= ze maken der ook veel films over zwarte mensen die 266 onderdrukt worden en da da eigenlijk goeie mensen *blijken te *zijn/da ge der echt 267 *medelijden mee krijgt// 268 da ge om den duur vraagde u af alee.. tis gene *stront he waar da ge mee omgaat, 269 ma tan aan den andere kant.. over marokkanen en turken doen ze da ni/ en dan blijft 270 dat ook allemaal rondhangen enzo// 271 ik ga het ook ni gaan goepraten= kga ’t ook ni gaan goepraten…aleeja… der *zit hier 272 soort/..dat is algemeen gekend/ 273 D: das waar// 274 E: der zijn ook wel slechte *belgen// 275 A: (xxx) da der ooit ook buitenlanders.. en dan bedoel ik mensen van andere.. rassen en 276 culturen naar hier kwamen// 277 da was è ook ja/ 278 kijk naar wa da der woont daar…euh…kga ni zeggen over ’t water want daar woon 279 ekik/ 280 ma…euhm gewoon ja..dat is ook helemaal iets anders/ die [.. zo=zo] 281 B: [daar in de binnenstraat 282 enzo] 283 A:ge zou zelfs bijna kunnen zeggen da ze geen nederlands praten/ 284 omda ze *zo plat spreken da ge tni meer verstaat/ en dat is ook iets waar da rekening 285 moet mee gehouden worden// 286 en tzijn *veel van die jongeren uit *die euhm..middens da euh..echt ook veel misdaden 287 plegen zoals da veel verwacht wordt van allochtone jongeren// 288 en tzijn vooral *die mensen die ..ja..samen dan met die allochtone mensen die 289 geen=geen euhm.. ni hogerop willen geraken/ die zitten daar samen mee 290 opge..opgescheept// 291 B:ja tis azo lotgenootjes een beetjen/ ze klampen hun vast aan mekaar// 292 en de dingen da ze doen worden altijd erger en erger hé/om hun te bewijzen ook hé// 293 A:ja// 294 C:njah::// 295 B:ma ik denk wel ni da ge ze moogt veroordelen op de kleur alleen want// 296 B:jamaja ge zegt da nu altijd/ ma ik denk toch..alee we hebben de mentaliteit wel hé// 297 E:ma we *doen da wel een beetjen// 298 dat zit er ingebakken hé/ gelijk tvlaams blok en al// 299 C:ik vin da een..*stomme partij// 300 B:jama *toch/ gebt toch altijd wel ewa een voorgevoel over// 301 C:ja ge *hebt een voorgevoel/ ik heb dat ook azo= ja turken/ 302 A:vooroordelen zullen altijd blijven bestaan// 303 C:gelijk in brussel// 304 ja ma dat is onbewust hé? dat is, en iedereen moet da toegeven dat is azo// 305 ma euhm..gelijk tvlaams belang ook alee/ ze zeggen altijd de slechte dinges in hun 306 boeksken en al// 307 ik peis moest die partij winnen dat er radicale hervormingen zouden gebeuren// 308 iets *te radicaal// 309 A:(dat is omda we vooroordelen) hebben hé? want wie stemt daarop? juist de mensen 310 da zoveel vooroordelen hebben da ze hun bedreigd voelen// 311 mijn eigen tante heeft er zelfs op gestemd/.. en= 312 C:=en die is blank of wa? 313 A: ja// 314 dus..das ni omda ze=omda ze geen buitenlanders afkan, das gewoon om da de *soort
193
315 dat hier binnenkomt/da ze *da ni wilt// 316 C:ja// 317 ma ik peis da vlaams belang moesten die winnen hé, da die wel veel verder zouden 318 gaan als alleen// 319 B:nu zijn der ook veel polen hé/ en nu da die baltische staten daarbij gekomen zijn 320 komen der van die landen ook veel=veel illegalen af enzo hé// 321 nu staan de grenzen *open in feite hé// 322 dus dat is ook wel een slechte zaak// 323 en dan zijnt meer..*die mensen da gaan komen/… en die zullen misschien wel nog 324 erger worden als die turken enzo// 325 A:ik denk da ze…da=da de regering misschien zich *daar een beetje meer moet op 326 richten/ om dat een beetjen tegen de houden da der daar ook euhm..zo..= 327 C:enkel mensen die *echt problemen hebben in hun eigen land/ en ni alleen= want ook 328 *nu behoren die tot de europese unie/ ma da wilt toch ook zeggen dat hunnen 329 economie der *normaal gezien der toch op moet vooruitgaan// 330 toch da ze een enkele voorwaarden hebben moeten voldoen om tot de europese unie 331 te behoren, 332 E:(xxxx) van duitsland komen/ èh? gelijk als diejen enen, ((lacht)) 333 C:ze denken ook altijd belgië utopia èh, werkgelegenheid/ maar als ze hier dan 334 [aankomen wordt hunnen droom verbroken he// 335 B:[ ma das ni alleen in belgië hé? in duitsland frankrijk nederland enzo.. das eigenlijk al 336 de europese landen da zo ewa welvarender zijn/ *daar komen ze naartoe hé? das ni 337 alleen naar belgië waar da ze naartoe komen// 338 C:neeneenee ma we spreken nu enkel over belgië// 339 B:want in duitsland en zo zitten der ook *heel veel zè// 340 C:ja/ natuurlijk// 341 B:maar de mensen ergeren der hun ook aan zè ginder// 342 dus dat is è overal een beetjen tzelfde probleem// 343 we voelen ons bedreigd zeker? 344 A:nee ma..wa zou een afrikaans land denken moesten der in ene keer mas*saal blanke 345 mensen toestromen en da daar gans overnemen? want dan zou het eigenlijk wel 346 omgekeerd zijn// 347 E:dat is al gebeurd geweest/ congo// ((lacht)) 348 C: aja ja natuurlijk// 349 A: jamaar ik bedoel ni gewoon/ ni voor al hun rijkdom te pikken en daarmee hun eigen 350 land voeden// 351C:moesten wij armer zijn hé, dan zouden wij ook naar ginder gaan hé? dan zouden wij 352 ook bestempeld worden door=door de inwoners eigenlijk hé? 353 jamaja dat is azo hé? moest het omgekeerd zijn wij zouden het ook doen hé? 354 B:jama ik peis..nu met dieje geschiedenis enzo hé.. ik denk ook da die zwarten wel wat 355 hebben van ja die blanken..da zijn monsters/ en blablabla// 356 allee zo toch in *diep-afrika bevoorbeeld zullen er toch ook wel vooroordelen over ons 357 hebben// 358 A:ma tussen rassen zijn der altijd al… 359 van=van heel vroeg al/ het gevoel van de blanke mens= alee niks tegen de blanke 360 mens natuurlijk want ik ben half-blanke mens/ ..het gevoel geweest van da da een 361 superieur ras is// 362 en..die=die mentaliteit blijft derin zitten/ hoe klein da da overblijfsel mag zijn da *blijft 363 daarin zitten// 364 en…ja hoeveel da ge daar ook probeert aan te denken, gelijk bij mensen die in 365 ontwikkelingslanden gaan helpen dat is *ook nog altijd een beetjen een gevoel van..wij 366 zullen die daar nekeer gaan helpen/= 367 C:=ja das waar//= 378 A:=wij gaan dat hier nekeer goemaken// 379 C:ma ook een deel van..da ze echt *meeleven mè die mensen//
194
380 alleeja das ook ni alleen van superioriteit zo van oké zij hebben wel de kennis enzo en 381 het materiaal/ 382 A:dat is bij alle rassen natuurlijk hé/ 383 want euhm in… een ander voorbeeld// 384 in turkije zijn de koerden ook massaal uitgemoord// 385 de koerden zijn ietske meer perzisch en de turken zijn ietske meer naar de noord386 afrikaanse kant// 387 en die zijn massaal uitgemoord en dat is juist tzelfde als da de blanken met de 388 indianen bevoorbeeld gedaan hebben in=in amerika// 389 das..dat is..da zijn dan twee totaal andere rassen als blank=blank en zwarte mensen// 390 en..da zal er altijd wel een beetjen inzitten da.. een bepaald ras hem *beter voelt dan 391 andere// 392 D:ma ik denk als tzo gaat blijven voortgaan als=als wij dan ook gaan zeggen van..we 393 willen geen allochtonen nimeer en we gaan ze hier allemaal… uitmoorden of 394 buitensteken of wat dan ook// 395 ik denk da we dan= 396 A:=da zou moeilijk worden denk ik// 397 D: jaja ma kwil maar zeggen= 398 E: =ja azo den helft van de bevolking azo// ((lacht)) 399 D:jamaar dan gaan we weer tzelfde krijgen want dan…gaan we achteraf ook 400 weer…omgekeerd gebeuren die toestanden// 401 een straatje zonder einde// 402 B:ik vin da ze de gevangenissen moeten ruimen// 403 E:we hebben plaats tekort? stuurt ze allemaal terug naar hun land// 404 A:maja, dan zouden velen een hand afgekapt krijgen voor wa da ze gedaan hebben// 405 dan zou der veel minder misdaad zijn misschien hé? want daar worden ze veel 406 strenger bestraft als hier// 407 C:gelijk erdall ook/ die moest ook naar turkije gedeporteerd worden// 408 E:ja maar dat is dan ni meer ons probleem// ((lacht)) 409 A:ja dat is wel gemakkelijk stampt ze der maar bij ze zien da daar wel// 410 B:jama ik vin ook wel, ze komen hier dan eigenlijk als vreemdeling toe ma dan beginnen 411 ze hun eigen politieke partij op te richten en zo en da vin ik er bij tijd ook wel over// 412 als ze zo echt hun eigen rechten gaan aankaarten en al want das altijd de blanke 413 precies da de slechterik zijn en da intolerant en racistisch zijn/ maar soms zijn er 414 mensen da der gewoon om *vragen da ze scheef bekeken te worden// 415 C:zijn der andere die der eigenlijk *ni om vragen? 416 B:ja// 417 tzijn eigenlijk vooral die rebels jongeren die de slechte naam veroorzaken hé// 418 A :ja tis da// 419 moest da ni zo..overal euhm.. besproken worden en overal bekend zijn dan zou dat 420 helemaal ni opvallen en zou niemand een probleem hebben mè die typische soort 421 marokkaan of afrikaan// 422 C:ma gelijk de moord op Joe hé? dus die mensen wonen ook naast moslims en ze=ze 423 zijn ni racistisch geworden doorda hunne zoon vermoord is door die polen/ euh.. en ik 424 vin da wel goe=alee want eens da je met die mensen omgaat enzo..dan..alleeja hebde 425 daar ook een ander gedacht over/ en dan weten zij ook da der zowel slechte als goeie 426 mensen zijn hé// 427 dus ze gaan ni al die polen over dezelfde kam scheren vanaf da ogenblik// 428 A:da moeten meer mensen doen hé? minder mensen over dezelfde kam scheren// 429 C:ja// 430 maar ook, gelijk …als die..die krant lachte met de profeet mohammed was’t zeker? 431 dan kwamen die ook massaal op straat en dan vin ik..ge moet da ni doen/ ge moet da 432 zo ni overdrijven/ ge moet azo ni op straat komen// 433 E: wij lachen wij toch ook mè jezus en mè god? 434 C:ja da vin ik ook//
195
((einde gesprek))
196
10.3.4. ASO, Katholiek onderwijs groep 3
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51
A B C A
B C D B D C D B C B A C D C C D B C B C B C D C B C B C B C
das wel moeilijk// [ja// [ja// der zijn *vele allochtonen/ ge kunt ze ni allemaal (int zelfde kot steken hé?) ja ma dat is toch? der zijn der veel da zo nederlandse lessen en al volgen/ maar der zijn der ook veel da…het hun inderdaad ni aantrekken// ja// ja/ en dat hier werk zoeken// en hun aanpassen// tzijn der die geen werk zoeken ook// wadde? [ ik zou der ni van] verschieten// [zoveel zijn der ni]// manee jongen// (schrik emmen voor te) werken ja// kvin da..der zijn è ook veel *belgen.. belgen van *hier,= =wa doen die van ne helen dag? niks// da valt op als ze zo..als de marokkanen daar int stad lopen en die werken ni, ze doen misschien ni de..de *hogere jobs// als ge tzo nekeer ziet in de wegenwerken, twerken der *veel zè// tzijn der veel da hun *wel aanpassen hé// ja ik denk wel tmerendeel// ja ze spreken wel ni allemaal nederlands ma der spreken der wel veel frans hé? en frans is ook wel één van ons twee talen hé? allee// ma tzijn der ni veel die nederlands spreken of *willen spreken hé? ma ze spreken wel frans hé? ne waal kan è ook ni goe nederlands aja? das toch just? ja// tzijn der gewoon [ [ gewoon opt gebied van godsdienst ma da vin ik maar normaal// ja/ da moet ook ni hé// daar kunnen ze=da kunnen ze toch moeilijk veranderen hé// ge ziet da bij ons ook/.. iedereen is toch godsdienstig// ja// ja ma ni zo hevig// ((stilte)) een stilteken// kweet ni// ja..normen en waarden/..wat is da nu ? ((stilte)) mm// die worden toch gemakkelijk.. onder dezelfde kam geschoren/ in ene groep// ja dat is wel// ma kvin da eigenlijk ni =kheb daar geen problemen mee// ook al passen die hun eigenlijk ni aan/..en…als die mè een doekske lopen..kvin da echt ni erg// nee das ni erg// ((lacht))
197
52 D tis vant weekend weer int nieuws geweest/ vier allochtonen// 53 ((gelach)) 54 C allee kom// 55 D dat ’t opt nieuws is/ vier allochtonen die iemand overvallen hadden maar kweet ni 56 meer waar da twas// 57 A ma ja da gebeurt è..bij ons ook hé? 58 C ja// 59 gewone belgen/ 59 tzijn toch ook gewoon blanken die op mekanderen slaan? 60 B skinheads da nen allochtoon in elkaar hadden geklopt en dienen is nog altijd in 61 levensgevaar dus…ge hebt gij da altijd omgekeerd ook// 62 A tvalt gewoon meer op hé? 63 D ma als ge da hoort.. der wordt meer aandacht op gevestigd// 64 xxxx ne gewone mens xxxxxxxxx// 65 C mè da dingen= mè die moord ook hé, tzullen wel marokkanen zijn/twaren tan 66 zigeuners// ((lacht)) 67 B ja da vond ik wel belachelijk/ da die marokkanen da zo erg vonden een paar.. da da 68 werd bestempeld// 69 das op zich ni zo erg da ge u vergist hebt? 70 C da één méken zo..was zo echt aant overdrijven// 71 D tis ni plezant voor die mensen da ze direct beschuldigd worden ma tis wel logisch.. 72 na tgeen wa der gebeurd is/… mè allochtonen// 73 ((stilte)) 74 C zijn der nog stellingen? 75 int ja// 76 jullie zijn zo stillekes? 77 C das omda thier zo stil is/.. dan durft er niemand luidop babbelen// 78 ((stilte om nieuwe stellingen te lezen)) 79 C ja// 80 B ze moeten nederlands praten// 81 D ja ma tegen elkaar moeten ze toch geen nederlands praten? 82 B ja ma tegen elkaar da moe ni/ da vin ik ni erg// 83 D als ge vlamingen aanspreekt tan..toch in vlaanderen// 84 in brussel kunde tnog verstaan// 85 B ze moeten da ewa leren vin ik, nederlands praten/ ma…tegen elkaar mogen ze toch 86 gerust spreken// 87 C (ma als ge azo begint,) wanneer moeten ze nederlands kunnen en wanneer ni? 88 we kunnen wij ook geen frans// 89 pff ik kan geen frans zè// 90 D ik kan mijn plan trekken// 91 C als gij naar frankrijk gaat, kunde gij u zo goed expliqueren? 92 D ja// 93 A ma als ge naar frankrijk gaat [ 94 B [ma ja als ze gewoon den basis al kennen, en ze doen 95 hun best om het te leren, 96 ik vin da ze da moeten aanleren// 97 ma gewoon den basis is goed// 98 A ik ook// 99 ((stilte)) 100 C ik vin da..nederlands of frans tan/ één van de twee// 101 A we spreken hier wel *nederlands hé? 102 C awel precies of ter zijn der hier geen da frans spreken// 103 B maja das toch ook tzelfde, die moeten toch ook nederlands leren tan? 104 A tis hier wel ni franstalig hé? tis wel alleen nederlands// 105 B ik vin da.. die da hier wonen frans spreken..die zouden ook beter nederlands leren?
198
106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160
B das toch tzelfde? C wa? ((gelach)) C wa zei je gij nu? B da die… da hier frans spreken en geen nederlands kunnen en ze wonen in vlaanderen moeten ook maar nederlands kunnen, C kweet da ni// A das toch hatelijk als ge in brussel komt/ en ge wilt ergens gaat eten/ ..ge je gij da dan int frans uitleggen? ik vertik het gewoon int frans// C dan moeten zij da maar verstaan hé? A awelja voila/… tan moeten ze toch nederlands kunnen? ((stilte)) D toch in vlaanderen? ma die documenten da moet zeker xxx int nederlands// belangrijke documenten/…ja paspoort hebben ze wel in alle talen// B ja tuurlijk// D gewoon gemengd een papier misschien maar alleen maar int frans hé? C ja da vin ik ook wel// D ergens anders ga je dat ook ni in een ander taal vinden// ((stilte)) C ma…das ook wel waar hé? iedereen moet nederlands leren.. maar hier staat er… iedereen moet de taal kunnen spreken die hij zelf verkiest/ dat is ook wel waar hé? B bah kvin da toch,[ C [jawel// B bah/ tegen elkaar wel ma als ze in aalst gaan wonen moeten ze tmaar kunnen hé? C awelja/ ze moeten nederlands kunnen maar ze mogen nog altijd kiezen welke taal ..da ze spreken// D als ze zij hun tan willen verstaanbaar maken in vlaanderen tan moeten ze maar vlaams kunnen// want ni iedereen kan euh..frans of...een ander taal// C das wel waar// D maja ge gaat het gemakkelijker aanvaarden alst er iemand int engels tegen u begint dan int frans// C xxxxx om belg te mogen worden// B wadde? C ni echt een reden om belg te mogen worden, D ge moet toch de taal van uw land kennen? ge gaat toch nooit in marokko gaan wonen als ge de taal ni kunt? B of eerst belg worden en *tan leren hé// C jah/ tan moe je da ni meer leren hé? aja ge moet het eerst leren hé? tan ist ni meer nodig aja voor hun? tan zijn ze der zeker van [ D [ mah..die da zelf eigenlijk ni willen/ als gij da zou willen zou je da toch zelf gewoon? C maja da wel/ ma ge kunt ze moeilijk verplichten hé? B ja ik vin van wel// D en ze *passen hun ook wel aan hé? maar ni aan vlaanderen/ want de meeste kunnen wel altijd frans// C boussoufa das den enigste marokkaan da..da=da nederlands kan en geen frans// A wie? C boussoufa//
199
161 D das toch nen hollander? 162 ((gelach)) 163 D dieje komt uit holland/ hoe kan dieje tan frans klappen? 164 A hier spreken we allemaal *vlaams// 165 D awelja/ nederlands hé/ da kan toch ook? 167 tis toch geen verschil tussen nederlands en vlaams? 168 C manee jongen// 169 D ebde gij ne vlaamsen woordenboek en ne nederlandse woordenboek misschien? 170 C wel de *uitspraak hé jongen? 171 ((stilte)) 172 int in nederland is er een voorstel gedaan dat zegt alle allochtonen nederlands moeten 173 praten ook tegen mekaar op straat// 174 wa vind je daar dan van? 175 C da vin ik ni goe// 176 B da vin ik ni nodig// 176 D da vin ik ook ni nodig// 177 B nja..nja..als gij tegen uw vriendin iets zegt op straat dan ist toch ni de bedoeling da 178 iedereen da..da hoort/ dus..of da da nu in een ander taal is of ni? 179 C of in uw dialect spreken// 180 B ja// 181 C dan versta je gij da toch ook ni? 182 als ge naar west-vlaanderen gaat dan versta je da toch ook ni? 183 D op school xxxxxx best nederlands tegen elkaar hé/ 185 B op school veranderen of wa? 186 D ma..ga je gij A.N. spreken tegen ons? 187 C op school is da waarschijnlijk tegen de leerkrachten en zo/ ze gaan da toch ni [ 188 D [ nee 189 op de koer ook// 190 C manee da kan ni// 191 xxxxxxx// 192 awelja xxxx/ da kan ni// 193 B kben der ook wel tegen.. in hun eigen taal praten// 194 C ja? 195 B ja// 196 want das ambetant soms/..ge weet ni wa da die zeggen// 197 C mja// 198 das tan voor ons ook hé? 199 A ah nee want ze moeten nederlands kunnen hé// 200 ((stilte)) 201 B mja// 202 C nee da vin ik geen goeie stelling/ die dat hier ligt// 203 B oeh?..en dat is al..bedacht of zo?of is da? 204 int het is maar een voorstel natuurlijk// 205 C ze kunnen zij da ni controleren hé? 206 als ge gij thuis zegt, 207 int zij willen overal camera’s op straat en als de politie iemand hoort die geen 208 nederlands spreekt [ 209 B [ da echt derover zijn// 210 stelt u voor/ 211 ze doen nu zo al belachelijk die flikken// 212 ((stilte)) 213 C hmhm// 214 ((einde gesprek))
200
10.3.4. ASO, Katholiek onderwijs groep 4
1 A 2 3 B 4 C 5 6 7 int 8 9 A 10 11 12 13 D 14 B 15 16 C 17 18 A 19 20 21 22 23 24 25 26 B 27 A 28 29 30 30 B 31 A 32 B 33 A 34 35 36 C 37 A 38 39 40 41 B 42 A 43 B 44 45 46 A 47 48 49 C 50 A
amai// ((lacht)) ja/..das te zien dewelke hé? ja das wel waar want sommige [ [da wordt gefilmd ofzo? oh my god, voor wa gaat da gebruikt worden? dat is voor mijn thesis maar das alleen voor mij/ das voor het geval da mijn dictafoon uitvalt dat ik nog iets heb waar het gesprek op staat// aja ok// dus euhm...jah.. ik *denk da ge ze ni allemaal over dezelfde kam kunt scheren maar eigenlijk feitelijk.. ze passen hun toch ni goed aan hé? hoe da ge da nu draait of keert// ja: das waar// kweet dan ni// ik denk da sommigen echt nog wel..hun best willen voor doen om hun… aan te passen, maar anderen dan [ni ik denk als ge van kleinsaf ..euh..naart school gaat enzo da da gemakkelijker is ..euh om de taal te leren enzo/ tegen als da je.. als volwassene naar [ nja..nja das wel waar/… ma ik vind wel da ze bevoorbeeld mè nen hoofddoek..bij ons= bij mijn mama opt werk die willen da dus *ni afdoen// dat is..dat is dus *vreselijk/ die doen daar vanalles voor// das echt *schandalig vinnekik// ik vin ieder…allee als..wij moeten wij ons pet ook afzetten in de klas waarom zouden zij dan ni hunnen doek van hun hoofd moeten doen? kversta wel da da in hunne cultuur zo is en da da daar..allee da daar veel.. waarde aan wordt gehecht.. ma uiteindelijk// wij worden ook.. als wij naar [ zelfs al gaan we daar op reis/ [jah, als wij naar ginder gaan… wete gij wa da wij allemaal moeten doen? vrouwen? gelijk hoeda wij gekleed zijn? gedecolleteerd? [da mag ni zè// [awelja ma gij gaat u aanpassen hé? [gij gaat] u daaraan aanpassen [ahja//] en..da gaan zij daarom ni altijd doen// maja..wie *krijgen wij ook? naar hier, tzijn al de slechte hé// de goei [van ginder] [allee//] allee ni allemaal maar toch de meeste zè// zijde gij ooit al eens naar turkije geweest? wetegij wa vriendelijke mensen da daar zijn? das=das ni normaal? xxxx/ waarom=waarom ga je anders?..alleeja/ *daar maken die mensen geen probleem van=van=van kweet ni wa zè// ma das ook..kweet ni of da ze hier allemaal zoveel problemen maken zè? ik denk da da ook gewoon is.. als ter hier iets gebeurt mè..mè bevoorbeeld turken ofzo ist allemaal direct van..ooh kijkt tzijn turken da tweer gedaan hebben// ja ma tis ook wel zo.. as ge bevoorbeeld uitgaat.. wie zijnt da boel komen zoeken? ge moet er nog maar nekeer dertegen komen.. en tis al van..è wat ist? zoekte boel? en in ene keer staat daar ne groep van kweet ni hoeveel bij// ik denk da tsoms wel overdreven wordt ook zè/ das waar//
201
51 C gelijk als..had diejen..diejen joe van holsbeeck nen turk geweest da had allemaal… 52 zo erg ni geweest// 53 B das waar// 54 A ja das waar// 55 C het had gewoon een afrekening geweest in een milieu terwijl da tnu// 56 A ja…das wel waar/ maja …kvin toch… ja..ze zouden misschien..ja…*sommige wel hé 57 kzeg ni iedereen ma toch// 58 tzijn der die hun echt *goed aanpassen want allee… hier op school zijn der toch ook 59 C gelijk X1 ook// 60 A ja// 61 indertijd al toch// 62 C nochtans zijn der veel van zijn klas da der azo tegen zijn// 63 A [ja? 64 B [ja? 65 A da weet ik ni// 66 B ja kweet da ook ni// 67 da lijkt nochtans ni zo// 68 alleeja/… ma kweet da nu ook ni echt// 69 A ja:h// 70 B ma kdenk=kdenk da da ook wel was gelijk da C daar int begin zei van..als=als ge 71 hier echt als kind.. geboren wordt of=of als ge naar hier komt als kind da da 72 misschien toch gemakkelijker is ook om u aan te passen// 73 A ma ik denk da ze hun ook op den duur *anders gaan *voelen hé? 74 omda..ze zijn..tis als ge *alleen ergens komt ga je u veel gemakkelijker aanpassen 75 hé// 76 als wij naar daar gaan ofzo dan ga je veel gemakkelijker... maar ze zijn hier in groep/ 77 ze *leven hier in groep hé, 78 in brussel.. zijn da hele *wijken hé// 79 C ma da ligt aan de instelling van de ouders ook hé?[ ] als zij da ni [doen gaan hun 80 kinderen] 81 A [das waar] [en van=en van de 82 maatschappij/] 83 allee/…nja.. en tanook nog mè tvlaams blok daarbij/ da der ook nog zitten op te 84 jutten// 85 B das wel just// 86 die maakt da alleen maar erger hé// 87 want uiteindelijk denk ik da… wij op zich..tegenover…pakt nu da der hier nog *meer 88 turken of zo..allee of allochtonen zouden zijn van onze leeftijd hier op school da we 89 daar op zich minder problemen gaan mee hebben/ maar door tfeit da ge dan zo.. 90 de: …ja..zo de kritiek enzo van tvlaams belang krijgt da je dan ook gaat denken 91 van.. oeioei misschien zijn die mensen toch wel..ja pf daarom ni ge*vaarlijk maar 92 zijn zij.. slecht/ en daardoor gade misschien [toch ook 93 A [ ma ik vin toch wel da ze soms een 94 beetje groffe eisen stellen// 95 gelijk…allee..ja/.. ik ben daar nu geen goei in omda ‘k ni goe in actualiteit ben maar 96 euh…ik weet da toch nog da wij allemaal zeiden zo van…euhm…ja en…kweet ni 97 meer wa da twas..iets da ze=da ze.. iets moesten krijgen ofzo/ iets van de 98 verzekeringen of ikkenweet nimeer wa/ en ik dacht ja..als ge ni werkt, 99 ((stilte)) 100 A ze willen *veel// 101 allee/…ze willen een eigen *dingen en een eigen *dat/ 102 kweet ni// 103 ik ben..ik ben gene *racist ma moest ekik thuis afkomen mè ne moslim…ik peis da 104 tkot te klein is// 105 C aja?
202
106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160
A echt waar/ die doen mij dood// C oh bij mij ni peis ik// A oeioeioeioeioei/ dan ist er een bom gevallen// B ik denk da ze bij ons ook wel ni zo positief… das allemaal geen probleem bij anderen maar als ga der uiteindelijk// A als ge uiteindelijk C ist echt? A ja want euh.. ze hebben daar dan al verhalen van gehoord als ge mè ne moslim *trouwt en dan…tis allemaal goed tot as ge getrouwd zijt en dan beginnen ze allemaal azo raar te doen/ allee… ze leest daar dan *boeken van// ((gelach)) tis ook maar een rare zè// maja… *tis te zien van wie da tis hé// das just tzelfde als bij ons/ bij ons zijn der è toch ook veel ambetanterikken die hun ni aanpassen? en dan zijn der de goei// en dan hebde daar even=even=even hard// maar ik peis da *wij wel […allee] tgrootste deel… allee…euhm de C ( [tss]) A meest..meest..mindere gekregen hebben// anders zouden ze ni naar hier komen hé? da vinnekik// als ze het in hun eigen land..ja..das hier volgens mij tparadijs hé? we geven hen *alles hé? allee tis just/ X2 zei mij dat ook… in belgië kunde *ni *arm zijn// C ma jawel// B ma jawel// C hier leven der ook op straat hé// A ja ::/ maar ge moet het zelf ook een beetje willen hé? ge kunt=ge kunt toch *altijd als ge geen geld hebt gaan *kuisen of gaan doen of// C maar ik denk als ge ene keer in dieje cirkel zit..daja daar..ja/ A da ge daar ni uitgeraakt// C alst er u echt iets erg overkomt en da je alles kwijt zijt/ A nja// ja ik denk da da ne regel op de uitzondering is// ja// C hoelang moeten wij zo praten? int zolang als ge zelf wilt// A krijgen we nog andere onderwerpen? int als ge wilt wel ja// A ja// ik weet ni wa da we nog moeten zeggen// C ik ook ni// ((int legt andere stellingen op tafel)) int tgaat over hetzelfde hé? A ok// ((stilte om stellingen te lezen)) A jah// dat is natuurlijk wel een *kwestie// ik vin da ze nederlands *moeten kunnen spreken// en als ze *geen nederlands kunnen spreken..da ze tan maar naar huis gaan// da vinnekik// en die documenten…ja oké daar kunde nog een uitzondering op maken maja..dan nog hé/ da ze tni kunnen *lezen… ma ze moeten ’t toch kunnen spreken hé? D elk document in de taal da ge wilt.. da..da zou te veel kosten hé?
203
161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215
B A B C A C A C A B A C B A B A C B C
A C A B
A B
A C A C A
ma uiteindelijk… pakt da ge… uit tbuitenland naar hier komt,…[is da misschien [int engels ofzo? nee? awelja da dan wel/ ma zo gewoon… voor=voor tbegin voor da ze dan tenminste toch de moeite *willen doen om dan… als ze van plan zijn om hier te blijven.. om dan nederlands te leren// als=als gij naar turkije gaat gaan/ ge kent gij die taal ook ni hé? nee maar als wij daar gaan *inwonen zou kik wel turks leren zè// maja ma ze leren zij da hier toch ook de meeste? nja:h:? tis te zien ja hoe/ ja maar euh… [ma=ma wacht efkes hé//] [ma *ofze leren het wel maar uiteindelijk als ze dan] op..op straat// ja..ma onderling is natuurlijk onderling spreken..spreken die toch bijna *nooit nederlands? nee// alleeja das mijn idee daarover// ma op straat spreken die ook geen nederlands// da doet er toch ni toe wa da ze op straat dat hangt er denk ik ook wel vanaf mè *wie da ze [ [ ma dat is tzelfde als gij mè uw vrienden naar ergens anders gaat/ ge praat gij onderling mè uw vrienden toch ook= da vin ik normaal zè// zo onderling// ma toch..ze moeten toch nederlands kunnen hé ? ja// maja.. als ter ne waal naar hier komt dieje kan hij ook geen nederlands hé? *das just// ze zijn even slecht// ((lacht)) ma eigenlijk is da wel waar zé/ want wijlen.. want dat is ook tan weer/…wij gaan ons denk ik ook…ge gaat ergens op reis naar een ander land en ge gaat die taal leren omda ge toch zoveel mogelijk zou kunnen..verstaan/ ma op *reis gaan is iets anders als hier komen wonen hé? awelja kweet het ma ik bedoel..wij gaan dat al doen als we op reis gaan/ ze die taal gaan leren/ ma…als zij in ene keer beslissen van we gaan naar belgië en we gaan daar blijven .. ja zelfs sommigen doen da ni// jama *da wast/ ik *weet weer wa da twas van daarnet// da *is da ze *wouden da der in *scholen int ar*abisch..da ze int *arabisch les kregen of azo iets// a:hja// *man jongen/ da vin ekik er nu toch wel echt over? ma das toch direct afgevoerd? ja das wel direct af= ma... ge moet u nekeer voorstellen da da der nekeer *doorkomt hé? dan gaan *ons kinderen dus *arabisch moeten gaan leren hé?= allee oké tgaat altijd wel nog nederlands zijn/ ma bevoorbeeld..kijkt stelt u al voor derde taal.. arabisch pff// ja amai// alst *zo ver komt hé kweet ni zè/ kpeis da kik dan ga verhuizen// da vin ekik echt erg// kzou da erg…allee kweet ni…want uiteind…da ga=da ga *zo..allee..ze krijgen altijd hun..ze krijgen altijd ietske meer//
204
216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270
D A B A B A
B A B A
B A B A
C A
C B A
B
en oké tvlaams bok=tvlaams blok is slecht hé, kweet dat ook hé? ma…ge gaat ze toch moeten inkorten?…allee…tmoet ni… ma da kan toch ni da der voor elk.. voor elke taal hier een school ofzo gaat opgericht worden? nee das just natuurlijk/ maja// banee da kunde ni doen hé// pas op ze zijn..in brussel zijn ze in de goeie meerder=in de goeie meerderheid zè// jama uiteindelijk… ge zit nog altijd in.. in belgië hé/ ik bedoel ze gaan zij ni/… ge kunt gij wel..tot=tot op een bepaald punt meegaan ma ge kunt ni *blijven zeggen van..ja kom tis goe? awelja tis..aja op da bepaald punt..en waar=waar da de mensen nu zitten,… der zijn *veel mensen da nimeer kunnen/ die da..die da nimeer goe vinnen// en waarom *denkt de da tvlaams blok zoveel=zoveel=zoveel scoort? das daar*mee hé? omda der zoveel *zijn die da vinden da da nimeer kan// maar op tvlaams blok stemmen is ook geen oplossing zè? ma da is gewoon allemaal veel te extreem/ ik bedoel ge kunt daar.. [ [ uren over zagen// ((lacht)) ja das wel waar ma… ge kunt gij nu wel zeggen da ge wilt da ze nederlands leren ma om dan nu gewoon zo direct te gaan zeggen van.. ik ga stemmen voor tvlaams belang want iedereen *moet nederlands spreken enzo, ..alleeja ma de *ander *doen der niveel aan zè? die=die doen alleen maar..ja tis=tis goed en tis dit//…*allemaal mè doekskes derrond// vlaams blok zijn gewoon tegen/ en das *t’enigste waarom da ze stemmen krijgen/ zij gerust// voor al hunnen andere zever ni zè? omda..ze hebben niks anders hé? ik bedoel das just// daar gaat het em alleen maar om da ze[ [ jama wete da die vrouwen aan de haard willen? *wete da? da staat op hun dingen hé? vrouwen aan de *haard/ ma..da=da *lezen de mensen ni hé? die lezen alleen..*aja..de*die..de euh..de euh allochtonen deruit// xxxxx// das ni waar ma... kweet ni..bij ons thuis…allee..we hebben der zo één iemand die..allee mijn zus…aja kmag da misschien ni zeggen want mè die camera ma.. mijn zus die had gezegd ja ik heb voor tvlaams blok gestemd// [en toen [bij ons was dat ook..alleen voor die.. allochtonen// ja bij ons is [da [en toen is da *boel geweest bij ons thuis/ en mijn vader ..*aja ma als gegij voor tvlaams blok stemt..awel dan..dan../ oh twas echt= twas verschrikkelijk/ hij was daar *zo *tegen da mijn zus zei jamaja hoe krijgde ze anders buiten, en=en da gaan der altijd *meer en *meer worden om te geven/ en ik zeg tan jamaja en dan zitte gij daar zo tussen.. tis daarmee dak da zo een beetje/ ja ge moet u da bij ons eens voorstellen// mijn neefken zit in=int tweede leerjaar… en als mijn nonkel hem een..hem een belgische vlag laat zien dan zegt hij direct da rood moet der af//
205
271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325
A da rood moet eraf? C wa? da rood moet eraf? B maja..van.. euh..de socialisten zeker? en dan azo ook direct voor tvlaams belang en al en dan heb ik azo iets van oo::w// maja ik bedoel uiteindelijk..da lijkt misschien onnozel ma…da zijn zo allemaal dingen/… da meer worden altijd zo// A daarmee onze..de jongeren *nu da wordt daar al ingepompt hé.. bij ons// B tuurlijk ja// A ma kvind wel als doelstelling..ik vin da ze nederlands moeten kunnen spreken/ op zijn *minst hé// oké misschien ni de eerste euh..de eerste maand ma toch… das/ ma eigenlijk… *matilleken en al..ons *koningshuis.. wel dat is een *schande// ik vin dat echt… dus eigenlijk ja/ B ma eigenlijk ge kunt moeilijk zeggen..alleeja vanuit da standpunt kunde dan moeilijk verwachten da ze nederlands kunnen spreken als ge bevoorbeeld.. een voorbeeld hebt als… tkoningshuis da dan zelf ni eens zo..heel goe nederlands kan spreken// C ma ik vind ook wel tmoet ni nederlands maar gewoon.. frans mag ook// A frans ja// maar als ze in *vlaanderen wonen zouden ze misschien *best nederlands kunnen en als ze in wallonië wonen.. misschien *best frans// B das wel just// A dus ja// C maja ge moet da alleeja.. ge moet ze wel= ze moeten hun tijd krijgen ook hé om da te leren? B awelja da wel// A ma wete wa dak ik daarvan altijd= wete wa dak ik dan altijd raar vin? allee.. twas daar= wie was da? da was iemand… die xxxx ik weet ni van wa/ en die kwam..van waar kwam hij? ik peis van australië/ en diene woonde hier een jaar/ awel.. en diene sprak *nederlands.. gelijk..gelijk ons// snapte? en *die kunnen da dan wel// C da hangt af van de omstandigheden ook/ als ge euh werkt int nederlands, ge hebt uwen baas da u daar ook op,… A das wel waar// B ja// C als ge in brussel werkt.. ja kweet ni// A tis te zien hé// C die omstandigheden da hangt allemaal ewa aaneen zé// A ik denk ook t*milieu waar dag ge in leeft// als ge van de *rijkere zijt of van de ander= of van een mindere/ C ma meestal als ze naar hier komen ist euh..ist alleeja.. om werk of zo hé? A bah [ge weet gij da ni hé? [allee *echt rijke die=die blijven B tzou moeten zijn da ze… poli*tieke problemen of zo hebben/ maar meestal gaan de euh gaan de rijkere toch ni zeggen van/ A ma toch// kweet ni// B maja ge moet er natuurlijk ook nog tgeld voor hebben voor naar hier te komen ook hé? C da wel// A tzijn der toch *ook hier die hier rijk geworden *zijn? C aja da zeg ik ni ma B ja ma zal [ook… C [ma die *vluchten toch?
206
326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353
B
als ze=als ze dan *ni rijk geworden zijn wil het ook alleen maar zeggen da ze der geen moeite hebben willen voor doen hé? A nja// ((zucht)) B allee ja.. hah// A ((lachje)) weete… ik ben *voor het nederlands// ze moeten kunnen spreken// en schrijven? ja na een jaar/ moeje da toch kunnen// B ja desnoods…ja ze kunnen int begin toch zeggen da ze da [ A [ ma ik zou da= zou je da ni erg vinden? Ik zie da vaak zo van da die kinderen dan aan hun mama moeten zeggen wa da der gezegd is// C maja voor die kinderen is da gemakkelijker om te leren ook hé? A ja..maja// pff kweet ni zè// B ma zij zouden da dan eigenlijk aan hun ouders toch kunnen leren? C maja ook …als ge op een jaar die taal wilt kunnen spreken volgens mij moeje daar wel veel tijd in steken zè? en als ze naar hier voor te werken hebben ze daar ook geen tijd voor hé? A maja die zitten hier geen één jaar, ze zitten hier geen twee jaar, maar ze zitten hier waarschijnlijk wel *tien jaar hé// pas op.. voor hun heel *leven zitten ze hier// dus/ ze *zullen het uiteindelijk wel leren zeker? B nja/ da zal wel sowieso// A ja// was da goed?
((einde gesprek))
207
10.3.4. ASO, Katholiek onderwijs groep 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51
A B C B A B C B A B C A C A B A C B
A B A C B C B
B A C B A B A B A B A B
wa vinde gij? ik vin da ze alletwee ni waar zijn// tis tussenin hé// aja.. das toch extreem da? das zo van [ [ja tis wel] extreem// ]ni *alle allochtonen, ma toch wel de meeste hè,… trekken hun niks aan [ ja toch veel// ma ni allemaal zè/ want ik ken er ook die..ne cursus nederlands *willen volgen ma da der gewoon geen plaats nimeer is// ja das wel waar// ((stilte)) en van die waarden ook, …ze hebben zij toch ook hun waarden? vooral (als ze ni willen veranderen)// ((lacht)) maja, ma..de meesten passen hun toch ni aan dan? maja..wete…wa bedoelde mè ni aanpassen? van taal// en..ja cultuur da ge da wil behouden da kan ik nog verstaan [ [ma van taal zijn der wel nog *vrij veel zè..die toch [ [ ja ge moet rekenen tzijn veel walen da geen vlaams praten/ ja ((lacht)) ja ma..da ze tan naar wallonië gaan hé, die mensen spreken frans.. en komen dan naar hier in vlaanderen// als ze dan al frans kunnen,…da die zo alleen maar afrikaans praten/…wa? ba:h// ma das ook..eigenlijk zoveel allochtonen kennen wij toch ni? ik bedoel opt school zitten der toch ni veel en kunnen *wel allemaal frans// juist omda ze hier geboren zijn hé// kennekik er geen da verhuisd zijn naar hier, eigenlijk ni// ma ge hebt er toch wel in aalst/ jama ik ken die ni// xxxxxxxxx// vandemorgend ook/ der wou enen oversteken en die flik zei.. ga terug/..en hij zei quoi? hij verstond hem ni/ dus..hij past hem ni aan hé? ((stilte)) en toch zijn ze alletwee ni waar// tzit er tussenin// das waar// das toch veel te algemeen// ja zoals da X1 zegt.. alle allochtonen zijn slecht en al die in hun land zitten zijn de goei// ja ((lacht)) da was wel grappig// ma tis wel ni waar hé? maja..misschien als ge daar verder bij nadenkt *wel hé? ma ge gaat mij toch ni zeggen dat al die [ da daar nog zitten [ tis wel neig veralgemeend/ da wel ma// ah voila/ zieje twel?
208
52 C ze heeft wel een punt/ denk ik// 53 B ma ze heeft wel een punt da die mensen daar veel= die mensen komen allemaal naar 54 hier en stelt da ze daar geen nederlands verstaan/ kzou mij ook ni op mijn gemak 55 voelen zè// 56 ge gaat naar een land en niemand verstaat u daar// 56 A ja ok// 57 C aja dan moeje ni naar da land gaan hé? 58 ((gelach)) 59 B ge weet ook die reden ni hé? 60 (da kan nu ook ni) da daar zouden zeggen hé kom we gaan eens naar belgië, 61 C (ge moet gij ook ni) [naar daar gaan// 62 A [ik denk nu wel ni da wij naar daar zouden gaan/ 63 B nee ik peist ook ni// 64 C als uw xx hier xx zijn en daar ist goe.. tleven/ 64 B tis daar wel beter weer hé// ((lacht)) 65 A voor tweer/ kom we zijn weg// 66 B njah// 67 ((stilte)) 68 A ma.. daarmee wordt daar ook mee bedoeld zoals nen hoofddoek enzo? 69 B da trek ekik mij ni aan zè// 70 A ik vin wel da ge da dan ni zo echt/ 71 B daar hebde toch gene last van? 72 A awel ja juist daarmee/ 73 maja da daar sommige mensen daar *wel last van hebben hé? 74 C das zever zé? 75 A ja/ das waar// 76 B ideaal voor als uw haar es ni goe ligt hé// 77 A hah azo altijd vettig..*ja vlug/ 78 B af en toe als ze da nu willen dragen moeje da ni gaan afzetten// 79 A tis da// 80 kvin erg da mensen daar zo soms tegenop zien// 81 C ’t enigste probleem vin ik die taal// 82 A ja/ das alles// 83 ma alhoewel… wij kunnen ook frans/ 84 kvin da eigenlijk ni erg om daar frans tegen te spreken// 85 B tut=wij waren hier eerst// 86 A ((lacht)) wij waren hier eerst// 87 B ja neje (we kunnen ook al vanalles zeggen hé)// 88 aja al die afrikanen ofzo of marokkaans land da naar hier komen/ 89 en wij moeten dan turks leren om hun te verstaan// 90 A ma neje= ma nee/ jah.. *da nu ook weer ni hé// 91 B en hunne cultuur…voor mij moeten die geen biefstuk mè frieten eten zè// 92 C ja voor mij ook ni katholiek zijn ofzo// 93 B kben ekik ook ni katholiek, ((lacht)) 94 C awelja/ tis da// 95 A ge zit wel op een katholieke school ma [ 96 B [ ma*ja ik geloof ni in god// 97 ((stilte)) 98 B ma tis tan te zien of da ’t echt allochtonen zijn/ 99 zo..gelijk X2 das ook nen turk ma dienen is hier geboren hé/ ik noem dieje wel ni 100 allochtoon hé// 101 of wel? 102 C ma dieje kan [ toch nederlands 103 B [ diejen is grappig// 104 hoe da diejen praat/.. dieje kent zijn lidwoorden zo ni goed hé?
209
105 A dan zegt diejen zo *de paard// 106 maar dienen heeft da wel neig want X3 bevoorbeeld die kan da dan *wel// 107 B die spreekt dialect ook/ 108 A ja/ die spreekt echt…zo echt.. goe nederlands en dialect// 109 B ja wete..ons ministers hé, praten ook allemaal geen vlaams/ dus ja// 110 A ((lacht)) 111 B tis zo hé? 112 en zo..dieje=dieje jongen dat euh= da van profvoetballer vant jaar gewonnen heeft 113 das toch ook nen allochtoon,..dieje kon kweetni hoe goe zijn nederlands/..en hij kon 114 *geen frans// 115 C neje? 116 B nee/ kdenk het ni// 117 ((stilte)) 118 A ja toch..*te algemeen// 119 B alletwee// 120 C te extreem// 121 ((stilte)) 122 int wat is voor jou aanpassen? als je zegt ze moeten hun aanpassen wat bedoel je daar 123 dan mee? 124 C euh..van taal hé/ 125 A ja vooral *daar dan// 126 C dus.. hun=hun cul*tuur da mogen ze behouden van mij/…en hun normen en hun 127 waarden ook// 128 B aja daar emmen we toch gene last van/ ma als ze u ni verstaan ofzo das wel...das 129 ambetant// 130 C jah..das ook aangenaam voor *hun hé? 131 als ze iets willen vragen of/ weet ik veel// 132 A ja ma kvin nu wel ni, bevoorbeeld.. als ze zij nu ne cultuur hebben,..sommigen gaan 133 daar wel dan extreem in/ 134 ik kan nu wel ni direct op een voorbeeld komen// 135 B burka’s? 136 A ((lacht)) 137 C [van hun feestdagen of zo? 138 B [daar hebde toch gene last van? 139 A *neje..gewoon da..bevoorbeeld van normen en waarden/..voor *hun is da zo/…ma da 140 ze da echt zo aan de wereld willen duidelijk maken// 141 da ze daarvoor= pakt da ze daarvoor op straat willen komen ofzo// 142 B mah..ge hebt gij daar toch ni= ik bedoel [ 143 A [ ma tees ist er toch over? 144 B ja da wel ma/ 145 ((stilte)) 146 A ma bevoorbeeld een voorbeeld mè da nu in brussel hé? 147 stel nu da da euh..ne marokkaan was/…eh? 148 tis zoals da euh..wie zei da overlaatst? van euh..mè da debat… moest het ne 149 marokkaan of zo geweest zijn da der dan nen optocht was van alle marokkanen/ 150 moest het door nen belg geweest zijn// 151 B ja/ das waar// 152 ma da was ook zo mè die=diejen joe van holsbeeck/ 153 zo van..twaren dan uiteindelijk *polen, en eerst wast van...tzijn van die afrikanen// 154 da ze gewoon direct die aandacht vestigen opt feit da ‘t [ 155 A [ ja da wel// 156 C mah da maakt toch niks uit// 157 B ja kweet het maar moest het nen belg geweest zijn dan was da toch nog even erg? 158 nu wast zo van..twaren *buitenlanders// 159 A kdenk da da choquerender zou zijn/..moest da nen belg zijn//
210
160 B *nee/ ik denk da ze der veel *minder over zouden babbelen// 161 C ja// 162 ni waar ikke juist *ni/ 163 ik zou zo denken *nen *belg, 164 B dan zouden ze gewoon zeggen der is enen neergestoken voor zijnen mp3-speler en 165 nu ist zo van der is enen neergestoken voor zijn mp3-speler door nen *buitenlander// 166 C ja de kans is…eigenlijk…der zijn meer allochtonen dat hier in de criminaliteit zitten 167 hé? 168 A ja da wel// 169 B toch meer waarvan we ‘tweten// 171 A ja// 172 da wordt meer getoond gewoon// 173 B ze zeggen van ne pool kunde da ni echt zien ofda tnen buitenlander is// 174 A ja twas es op man bijt hond// 175 azo..ofda ge da ziet/ 176 ze waren elke keer= er zaten twee mensen hier en twee mensen daar en dan zo..ik 177 *denk da gij van *rusland zijt en gij va::n...oké ja afrika ma ja da zou je direct zien hé/ 178 ma snapte? 179 compleet dernaast zo// 180 B ma bevoorbeeld ne nederlander is toch ook nen buitenlander? 181 ge praat toch ook ni tegen diejen van gij vuilen buitenlander? 182 A ja ok das wel waar// 183 B ik heb int lager ook mè ne rus= allee nen oekraïner eigenlijk ma..das ne rus èh/..we 184 hebben diejen ook in ons klas gehad en ja ge zag gij da daar ook ni aan zè// 185 alleen ja..zijnen tongval was zo.. russisch// 186 ma diejen heeft hem eigenlijk ook aangepast want hij heeft twee.. keer zijn vijfde jaar 187 gedaan en nederlands geleerd en hij kan veel beter al die spellingsregels vanbuiten 188 als wij// 189 C ja wij letten daar ni op hé// 190 A neje totaal ni// 191 ((stilte)) 193 int uitgebabbeld? 194 B ja kdenk het// 195 int zal ik nog een stelling geven of ga je liever schrijven? 196 B ik praat liever// 197 A ja ik ook// 198 ((stilte om stellingen te lezen)) 199 B das ook wel stom hé? 200 waarom krijgen die voorrang? 201 A ((lacht)) jah, 202 C positieve discriminatie// 203 B eigenlijk wel hé/ ze krijgen *voordeel// 204 C aja dan krijgen wij nadeel hé/ 205 dan worden *wij gediscrimineerd// 206 A aja// 207 das wel ni zo xx// 208 B en da ze die werkplekken innemen…jah.. da vin ik nu ni/ want anders ga je weer..als 209 ze dan *geen werk zoeken dan ga je weer zeggen van eej ge zoekt geen werk hé// 210 C als ge echt werk zoekt en..tis allemaal tzelfde wa da ge hebt ma..xxxxxxxxxx// 211 B of als ze geen moeite doen// 212 der zijn è toch ook belgen da geen moeite willen doen? 213 A ja *zeker// 214 B theeft zo in de flair gestaan echt zo van die vrouwen die buitenlands waren en 215 die=die waren zo ingenieur en al in hun land en ze kwamen naar hier en ze waren 216 allemaal kuisvrouw of werkloos//
211
217 ja ik heb efkes euh..da stond daarin// 218 want die één was zo uit euh.. uit roemenië ofzo// 219 die had ne kweet ni hoe hoge graad van ’t een oft ander/ en ze kwam naar hier en ze 220 zeiden da da ni goe was omda da uit roemenië was// 221 ze is hier kuisvrouw geworden// 222 A jamaja/ ze kunnen zij zeggen wa da ze willen hé// 223 B ma als gij uw diploma hebt, 224 A kweet het// 225 ah/ 226 C ma daarvan xxxxx op europees vlak zo// 227 A ik denk da *zij wel nog meer moeite doen dan belgen zè/ 228 C das waar// 229 A voor werk te zoeken// 230 C xxxxxxxxxxx// 231 B ja juist da// 232 daarbij.. da ze die werkplekken *innemen/…ge kunt toch zeggen..da ander vlamingen 233 uw werkplek innemen ook// 234 A ma..wete.. die twee zijn wel zo negatief want..allee ik bedoel [ 235 B [ ik van *da erger// 236 ik vin ’t erger/..ik versta da da ze die.. vreemdelingen zo...meer werk willen geven// 237 maar ik vin toch ni da ze tegen ons moeten zeggen [ van ge moet een beetjen 238 A [nee we hebben afgesproken 239 *eerst die// 240 B jamaar dat is toch? 240 en als ge dan alletwee tegelijk gaat solliciteren,…ja oké ze moeten dan ook ni zo.. 241 zeggen van gij moet hier ni komen werken want gij zijt ne vreemdeling/ 242 A tkan wel negatief uitdraaien hé? ((einde gesprek))
212
10.4. Stellingen Bij elk gesprek, enkele gesprekken van de ASO-school van het Gemeenschapsonderwijs uitgezonderd, werden steeds dezelfde kaartjes met stellingen gegeven om het gesprek op te starten, namelijk: 1a) ‘Allochtonen passen zich perfect aan onze cultuur aan.’ 1b) ‘Allochtonen trekken zich niets aan van onze normen en waarden.’ Wanneer een groepsgesprek voortijdig stil dreigde te vallen, werd soms nog een tweede of een derde paar stellingen gegeven: 2a) ‘Alle allochtonen in Vlaanderen moeten Nederlands spreken op straat, zoals in Nederland werd voorgesteld.’ 2b) ‘Iedere persoon moet de vrijheid hebben om de taal te spreken die hij zelf verkiest. Belangrijke documenten zouden dan ook in elke taal beschikbaar moeten zijn.’ Of: 3a) ‘Er moeten allochtonen bijkomen in Aalst, ik hou van al die verschillende culturen.’ 3b) ‘In Aalst zijn er al te veel allochtonen.’ Of: 4a) ‘ Allochtonen mogen niet openlijk uitkomen voor hun godsdienst wanneer die verschillend is van het Christendom.’ 4b) ‘Allochtonen mogen vrij kiezen in welke godsdienst ze geloven, en elke godsdienst zou een gebedshuis moeten krijgen in Aalst.’ Of: 5a) ‘Allochtonen nemen de werkplekken in van de Vlaamse bewoners.’ 5b) ‘Allochtonen doen geen moeite om werk te zoeken.’ 5c) ‘ De Vlaamse regering keurde onlangs een banenplan goed waarbij allochtonen drie weken voorrang moeten krijgen bij sollicitaties. Dit vind ik een zeer goed idee / Dit vind ik positieve discriminatie.’ Deze stellingen werden van internetsites en uit krantenartikels geplukt, en in de mate van het mogelijke beter begrijpbaar gemaakt.
213