Zomaar te gaan… Kinderen en jongeren op weg naar Gods toekomst In deze dienst namen Joannieke, Bram, Pascal en Laurens afscheid van de kindernevendienst en werden Egbert, Ellen, Lonneke, Christine, Jennifer, Karel, Stef, Robin, Mellany, Annika, Anke, Manon, Esther en Annemieke uitgezonden naar Gambia Organist: Bram van Dijk Voorganger: ds. Hetty Boersma - Zingen
Psalm 121
- Welkom, Kaarsen - Groet
Vg Allen
Genade zij met jullie van God onze Vader en van Jezus Christus, de Heer amen
- Bemoediging
Vg Allen Vg Allen Vg Allen
Heer maak ons vertrouwd met uw wegen leer ons om uw paden te gaan Wijs ons de weg van uw waarheid want u bent de God die ons redt Wie wil dienen, die leidt Hij in het rechte spoor liefde en trouw zijn de weg van de Heer
Zingen
Lied 806
Zomaar te gaan met een stok in de hand
Kyrie Heer hier zijn we bij elkaar op een mooie en feestelijke dag. We vieren blij en vrolijk de eredienst, u ter eer En volg moed en vertrouwen mogen wij straks uw zegen vragen Over de kinderen en jongeren die op weg gaan Maar eerst roepen wij u aan Heer Wij smeken u om ontferming voor de nood van de wereld. zingen kyrie eleison 301j Christus u bent genade, u bent het licht inde wereld Maar er zijn landen heer, waar de mensen bang zijn waar kinderen hun ouders verliezen aan de dood waar jongeren niet naar school kunnen en dus geen toekomst hebben Wij bidden om ontferming zingen kyrie eleison 301j Heer u wilt het goede, u belooft een einde aan de strijd Maar er zijn mannen en vrouwen die niet genoeg te eten hebben er zijn jongens en meisjes ongeneeslijk ziek er zijn mensen die voor altijd achter de tralies zitten er is oorlog, ruzie, er wordt gepest en er wordt geleden O, Heer er is zoveel nood En het is daarom dat wij tot u roepen dat wij tot u smeken om ontferming zingen kyrie eleison 301j Gloria lied 303 Gebedsgroet v. De Heer zij met u g. Ook met u zij de Heer Eerste Lezing
Exodus 3, 1-11 en Exodus 4, 13-17
Verteller:
Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God. Daar verscheen de engel van de H E E R aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd.
Mozes
Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken.
Verteller
Maar toen de H E E R zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik:
Lector
‘Mozes! Mozes!’
Mozes
‘Ik luister,’
Lecotr
‘Kom niet dichterbij en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’
Verteller
Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.
Lector
‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’
Mozes
‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’
Lector
‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’
(even stil) Verteller
Maar Mozes hield vol
Mozes
‘Neemt u mij niet kwalijk, Heer, stuur toch iemand anders, wie u maar wilt.’
Verteller
Nu werd de H E E R kwaad op Mozes.
Lector
‘Je hebt toch een broer, de Leviet Aäron!’ ‘Ik weet dat hij welbespraakt is. Hij is al naar je onderweg en zal blij zijn je te zien. Vertel jij hem wat hij moet zeggen. Ik zal bij jullie zijn als je moet spreken en jullie ingeven wat je moet doen. Hij zal in jouw plaats het volk toespreken: hij zal jouw mond zijn, jij zult zijn god zijn.
En neem je staf in de hand, want daarmee moet je de wonderen doen.’
Zingen Tweede Lezing Lied
lied 168 Marcus 6, 6b-10 en vers 12 Lied 318 CANON WAVE
Kinderverhaal Kevin is 9 jaar. Hij heeft een jonger zusje Daisy van 7 en een broer Dylan. Die is bijna 12. Kevind en zijn broer en zusje wonen vlakbij school. Ze gaan altijd samen. Dat heeft mamma liever. Kunnen ze een beetje op elkaar passen. Soms vind Kevin dat wel vervelend. Daisy is zo langzaam. En ze praat steeds over die meisjes dingen. Maar ze is natuurlijk ook lief. Gelukkig loopt Dylan ook altijd mee. Hij haalt altijd leuke geintjes uit. Soms komen ze Dylans stoere vrienden tegen. Kevin doet dan net alsof hij net zo groot en stoer als die vrienden. Ze praten over voetbal en over de nieuwste games. Straks wordt alles anders. Dan gaat Dylan naar een andere school. Naar de grote school. Kevin vindt het niet zo leuk. Is hij straks zijn grote broer kwijt. Dylan praat mijn hun vader en moeder over hoe hij straks naar school moet fietsen en over hoe het zal gaan met al die verschillende leraren. Dan krijgt hij Engels en Wiskunde en biologie. In de kerk wordt het ook anders. Dylan gaat na vandaag niet meer naar knd. Hij gaat nu naar de tienerkerk en soms blijft hij gewoon in de dienst. Kevin denkt: Er verandert heel veel. Dylan is nu groot. Dylan is geen kind meer. Gisteren zag hij zijn op het pleintje, verderop in de straa. Stond een beetje sloom een bal tegen de muur te trappen. Dylan keek een somber. Helemaal niet vrolijk. Daar begreep Kevin niets van. ,,Wat is er?’’, zei hij tegen zijn broer. ,,Niks’’, zei Dylan. ,,Nou ja….weet je….ik vind het allemaal wel leuk hoor. Die grote school en dat ik niet meer naar de knd ga, maar … ik vind het ook wel spannend. Nu ben ik de oudste van de school Maar straks ben ik de jongste. En ik weet niet hoe het allemaal zal gaan…. Kevin zei niets terug. Hij was en dacht ontzettend hard na. Zijn grote stoere en sterke broer die iets eng vindt. Dat had hij niet gedacht. Maar hij zei dat niet. Hij wist niet goed wat hij moet zeggen. Daarom ging hij ook maar tegen de bal aantrappen. Ze stonden zij aan zij. Om de beurt schoten ze op het zogenaamde doel. En toen flitste het ineens door Kevin heen op. Hé Dylan, zei hij. Op die nieuwe school ben jij straks de jongste. Maar jij blijft mijn oudste broer. Voor mij blijf je dezelfde. Hé doe nog eens voor hoe je met de buitenkant van je voet de bal kan passen. Dylan grijnst. En met veel geduld doet hij de beweging aan zijn broertje voor. Zingen: lied 318 Interactieve preek Voorganger vertelt: we zijn geroepen om op weg te gaan. Eerst maar eens mijn goede schoenen aantrekken. Want op die hakken kan ik niet goed lopen. Bergschoenen aan. Nog meer belangrijk: stokken. Fijn om mee te stijgen en te dalen. Voorganger laat haar twee bergwandelstokken zien. In het oude Israel zijn stokken ook handig. bergen, dalen, hobbelig, rovers, wilde dieren, vallen. In de tijd van de Bijbel is de stok dus handig en soms zelfs belangrijk. Maar ik denk niet dat dat dat de enige reden is waarom God aan Mozes en aan de discipelen opdraagt een stok mee te nemen. En dat heeft er mee te
maken dat de stok een symbool is. een teken, een voorwerp waarmee gezegd wordt: ik ben niet alleen. God is met mij. Mozes heeft zo’n stok hard nodig. Hij moet samen met zijn broer Aaron een heel groot volk wegleiden uit Egypte. Een ontzettend grote klus. Maar de stok die hij van God meekrijgt wil zeggen dat hij er toch niet alleen voor staat. God gaat mee. En daardoor kan o zo gewone, o zo menselijke Mozes toen doen wat hij moet doen. God maakt het mogelijk. Immers met Gods stok maakt Mozes de machtige Farao bang. Met de stok zorgt hij ervoor dat er een pad komt midden in de rode zee. En als de Israelieten in de woestijn bijna doodgaan van de dorst. Dan slaat Mozes met de stok op de rots. En er komt heerlijk drinkbaar water uit. De stok is het teken dat God aanwezig is. Met God als houvast is zelfs de langste en de moeilijkste reis door de woestijn vol te houden. Met God als houvast wordt het onmogelijke mogelijk. De Farao verliest zijn macht, de zee water wijkt en uit de rots drinkbaar water. Met God als houvast komen de Israëlieten er wel. Met God als houvast komen ook wij er wel. Mellany komt met twee zware koffers en een rugzak naar voren Voorganger: Zo….jij bent zwaar beladen. Waar ga jij heen? Mellany: naar Gambia. Wij gaan daar helpen met het opknappen van een schoolgebwoue. Voorganger: dat is een lange reis met zulke grote koffers Mellany: je hebt gelijk. Ik ben nu al moe. Terwijl de reis nog moet beginnen Voorganger: Wat zit er allemaal in die koffers Mellany: in mijn rugzak zitten de kleren en mijn tandenborstel. En in deze koffers zitten eh……mijn zenuwen en de zorgen Voorganger; waar maar je je allemaal zorgen over? Mellany: Nou over alles: Over dat het misschien te warm is in Gambia en dat het werk misschien te zwaar is en dat ik heimwee krijg of niet slapen of dat ik een ziekte krijg of de mensen wel aardig zijn. Ik heb zo veel zenuwen en zorgen dat ik er krom van ga lopen…. Voorganger: Weet je wat? Laat die koffers nu maar hier. Je hebt er niets aan. Wacht….zet ze daar maar bij het kruis. We mogen onze last bij Jezus leggen. Mellany zet de koffer onder het kruis en komt terug. Mellany: Zo dat voelt een stuk lichter Voorganger: Bovendien heb je nu je handen vrij. De ene hand om de kinderen in Gambia te begroeten en de andere hand om deze stok vast te houden. Die stok heet ‘vertrouwen op God’. Daar heb je veel meer aan. Mellany: Geweldig: met deze stok ga ik op weg Voorganger Weet u, weten jullie. Verderop in de Bijbel wordt dit net zo gezegd. Dat gebeurt in psalm 23. Veel mensen vinden dat de mooiste psalm. Die psalm gaat over God die als een herder voor ons zorgt en die ons
leidt naar groene weiden en naar vredig water. En in die psalm gaat het ook over de stok: Er staat: al gaat mijn weg door een donker dal, ik geen vrees geen gevaar, want u bent bij mij. Uw stok en uw staf zij geven mij moed. God die een stok heeft die ons moed geeft. Eigenlijk gaat het hierover in deze dienst. Eigenlijk gaat het hierover in het leven. Het gaat erover wat ons houvast geeft. Het gaat erover waaraan wij ons vasthouden op onze reis naar Gambia, maar ook op onze reis in het leven. Want niet alleen de jongeren gaan volgende week op reis, wij mogen allemaal op weg…..naar Gods toekomst. Maar voor dat ik daarop verder ga wil ik het eerst nog even over die toekomst hebben. Wat is die toekomst eigenlijk: het paradijs, beloofde land, het koninkrijk van God. Allemaal andere woorden voor hetzelfde. Al die verschillende woorden willen zeggen dat God een andere wereld voor ons in petto heeft. Een wereld van vrede en recht. Een wereld waar iedereen gelukkig is. Waar kinderen elkaar niet pesten, waar jongeren geen tegenslagen hebben, waar geen terroristen zijn en voldoende geld om naar school te gaan. Als we in de kerk praten over Gods toekomst. Dan gaat het dus niet alleen om dat wat er na de dood is. Nee Gods toekomst betreft deze wereld. God heeft het ons beloofd. En nu vraagt God aan ons, aan u, jullie en mij om op weg te gaan. Naar die specifieke toekomst.. Hij vraagt aan ons om op weg te gaan naar díe wereld die hij ons heeft belooft. Want als we dat doen dan wordt Gods belofte meteen een beetje waar. En omdat dat best moeilijk is, reikt hij ons stokken aan. Weet , weet je, die stokken dat zijn vaak heel gewone dingen. Menselijke dingen. Dingen die we in het alledaagse leven tegenkomen. Maar het zijn ook goddelijke dingen. Ze komen van God. God geeft ons goede dingen als houvast, waardoor wij verder kunnen komen. Verder naar Zijn toekomst. Zo geeft God aan Mellany haar stok van vertrouwen gekregen. Zij kan daardoor die koffers vol zenuwen thuis laten. En nu heb ik in mijn ooghoek ook nog andere stokken gezien. Andere stokken met goede, positieve woorden. Goddelijke woorden zou ik bijna zeggen. Misschien willen de mensen die zo’n stok hebben naar voren komen. Om hem te laten zien. Welke stok heb jij Annemieke? Welke stok heb jij Annemieke? Annemieke: Ik heb de stok van de liefde. Ik voel nu al zo’n liefde voor die kinderen waar we naar toe gaan. Ik wil graag die liefde uitdelen Voorganger : En welke stok heb jij Karel? Karel: Mijn stok heet dankbaarheid. Kijk, ik heb hier in Nederland een goed leven. Mijn ouders hebben gelukkig genoeg geld. En ik kan studeren. Ik ben daar heel dankbaar voor. Maar in Afrika is het allemaal minder. En nu wil ik graag iets van mijn overvloed delen. Voorganger: En Nathalie en Clarinda. Jullie hebben allebei twee stokken. Dat is nogal wat. Clarinda: ja dat komt omdat we Joanieke, Bram, Pascal en Laurens alle vier een stok willen geven
Voorganger: waarom dan? Nathalie: omdat ze oo op reis gaan natuurlijk Voorganger: gaan ze ook naar Afrika? Clarinda: Nee ze gaan naar de middelbare school en naar de tienerkerk Nathalie: ze zijn geen kind meer. Ze zijn tiener. Tijd voor een volgende etappe Voorganger Nou Joanieke, Bram, Pascal en Laurens. Kom maar naar voren Voorganger: Kunnen ze zonder bagage op reis? Clarinda: Koffers hebben ze niet nodig Nathalie: ze hebben namelijk veel geleerd bij de kindernevendienst Clarinda: over de Bijbel en het geloof en over hoe je God van je houdt. De bagage voor onderweg zit in hun hoofd, hart en handen Nathalie: maar we willen toch iets meegeven. in ieder geval een stok Clarinda: en…….(de spulletjes die jullie hebben) Clarinda en Nathalie geven de stokken en de spullen. De leiding en jeugd van de tienerkerk gaat staan gewoon op de plek waar ze ook zitten. Ze maken een plek vrij voor de vier nieuwelingen en roepen Kom maar. Kom maar bij ons Voorganger: Joanieke, Bram, Pascal en Laurens Moge God met jullie gaan, alle dagen van je leven De kindernevendienst zwaait de kinderen uit. Voorganger God schenkt ons zijn stok en zijn staf. Zijn liefde , zijn geloof en hoop, zijn zegen. Daarmee kunnen de jeugd en wij op de weg gaan. Met hulp deze stokken blijven we op het spoor van God. En bovendien: de stokken laten zien dat het Beloofde Land geen fatamorgana is, maar echt bestaat. Wij zijn in het leven niet aan het dwalen. We lopen geen kringetjes. We zijn niet in een doolhof. Integendeel. Er is toekomst. Er is belofte. Gods belofte. En met onze stokken komen we dichterbij. Komen we dichter bij onze bestemming, bij de plek die God voor ons in petto heeft. Amen
Zingen Wil je opstaan en mij volgen ….. Diaken Koen Veldman schenkt namens de Oosterkerkgemeente 300 euro Lied van Gambiagangers Zegening van Gambiagangers
Egbert, Ellen, Lonneke, Christine, Jennifer, Karel, Stef, Robin, Mellany, Annika, Anke, Manon, Esther en Annemieke, jullie gaan nu op weg Weet dan dat de Heer voor jullie uitgaat Als een licht op je levensweg
De Heer is ook naast je. Hij beschermt jullie met zijn arm De Heer is achter je, wanneer gevaar jullie in de rug bedreigt De Heer is onder je, om je op te vangen als valt De Heer is in je, om je te troosten als je verdrietig bent De Heer is rondom je, als een schild, als een beschutting Zo is de heer ook boven om je te zegenen In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest amen Toezingen van jongeren Lied 416 Gebeden God u heeft uw zegen gegeven over de kinderen die naar de tienerkerk gaan En de jongeren die naar Gambia gaan Wij komen u met ons gebed Voor hen die dagelijks onderweg zijn Heer behoed hen, door uw hand Wij bidden voor wie op de vlucht is voor geweld of honger Heer bescherm hen door uw hand Voor wie het spoor bijster is Voor wie verdwaald is, in kringetjes ronddraait Heer wijs hen de opnieuw de weg, door uw hand Voor wie geen doel voor ogen heeft Voor wie het geloof in uw toekomst heeft verloren Heer, breng hen thuis door uw hand Voor wie die niet op reis gaan Voor wie wachten op de thuiskomst van hun geliefden Wees hen nabij door uw hand Heer, u gaat ons voor naar uw koninkrijk Sta ons bij met uw genade Wees onze leidsman Schenk ons uw stok en uw staf En breng ons naar het land van uw belofte Door Jezus christus Onze Heer Amen Inzameling gaven Slotlied 489 uit de Evangelische Liedbundel Wegzending en zegen