Wouw Barcelona.
20 juni 2012 tot 7 juli 2012. 17 dagen onderweg met 1960 kilometer. Een memorabele tocht.
Dag 1. Dag van vertrek. Van Wouw naar Tienen. Afstand: 135 km. Het uitzwaaien was geweldig georganiseerd. In de ochtend werd in stilte van alles geregeld. Om 8.30 stapte ik op de fiets. Afscheid van vrouw, kinderen en bekenden. Het zal 3 weken duren voor we elkaar weer zouden zien. Licht bepakt, route in de Garmin en stuurtas op de fiets. De rode neuzen, omdat ik fiets in het kader van CliniClowns moesten natuurlijk op. Trouwens dit is de laatste maal dat ik de rode neus heb opgezet, fietsen met die dop op valt niet mee.
Een goede voorbereiding lijkt de helft te zijn. Mijn normaal lichte racefiets is toegetakeld met reisinstrumenten. Het anders zo overzichtelijke stuur is nu toegetakeld met GPS, extra bidonhouder en stuurtas, inclusief kaart. Later bleek dat de stuurtas voor veel problemen zou zorgen. Dat wist ik toen nog niet. Wel merkte ik dat de ruimte om mijn handen te plaatsen te klein was, waardoor er ongemakkelijke houding kon ontstaan.
De eerste dag is wennen, maar het geluk is dat de wind mee zat. De grote frustratie is dat de Garmin niet goed functioneerde. Later bleek wat het probleem was. Ik fietste de route, die was uitgezet via waypunten. Op het moment dat ik iets van de route moest afwijken en een waypoint miste, bleef de Garmin mij terug leiden naar het gemiste waypoint, terwijl al inmiddels al 15 km verder op de route lag. Gelukkig had ik de route ook op kaarten bij me en kon ik me op de ouderwetse wijze oriënteren. Al na 20 km. kwam ik er achter dat ik niet volledig kon vertrouwen op de Garmin. De eerste dag is de dag om op de Benjaminse route te komen. Tot Tienen fiets ik over de zelf uitgezette fietsroute, waarbij ik niet te veel kilometers op de eerste dag wilde maken. Al halverwege merk ik dat de ingeschatte route van 110 km langer zal worden. Het is de eerste keer dat ik er achter kom dat ik op een dag meer moet fietsen dat ik had ingeschat. Het zal niet de laatste keer zijn. Ik kom er achter dat ik tussen de middag trek heb in brood, maar het stadje waar ik ben, geen rustig terras heeft. Ik besluit broodjes mee te nemen, door te fietsen en net buiten het dorp te lunchen, met de billen op een electriciteitskastje. Culinaire versnapering. Op het kastje alle bagage die ik voor 3 weken bij me heb, waardoor Jack, de Australiër op dag X mij vol bewondering de hand schudde. De laatste meters tot Tienen zijn even heftig. Is dit de eerste aanloop naar de Ardennen? In Tienen blijkt dat mijn hotel richting St Truiden is, wat slechts betekent nog 15 km. extra en een forse bult over. Het hotel heeft een goede kamer en een bad waar makkelijk een gezin met vier kinderen in past, dus ruimte voor mij genoeg. Na aankomst was het nodig om de benen en rug een warm bad te geven. Hoewel ik nog geen zadelpijn heb, is 135 km met wat heuvels een fors begin voor een eerste dag.
Dag 2. Begin van de Ardennen? Venijn zit altijd in het laatste stukje! Van Tienen naar Dinant. 105 kilometer. De tweede dag start met het opstarten van de Benjaminse route op de Garmin. Het werkt goed, het inzoomen en uitzoomen werkt optimaal en de weg vinden lijkt kinderspel. Het enige ongelooflijke nadeel van het apparaat is dat het systeem geen signaal geeft als ik moet afslaan. Het zal ongetwijfeld iets te maken hebben met bits en bites, maar als we in staat zijn om mensen op de maan te zetten, moeten we toch ook in staat zijn een Garmin te laten werken als een TomTom, die gewoon bij elke bocht aan geeft of je naar links of rechts moet. Een euvel dat alle fietsnavigatiesystemen hebben. Fietsen is die dag geweldig. Als ik Tienen uit rijd, fiets ik een fietspad op van kilometers lang. Het loopt door tot ik tegen de Maas aan rijd. Heerlijk, geen verkeer meer, geen stijging, heerlijk rustig en geen wind. Zo mag fietsen zijn. Tussendoor kom ik door dorpjes en alles is prima uitgezet. Paul Benjaminse is in staat geweest een werkelijk fraaie route op te stellen.
Natuurlijk gaat een dergelijke route wel ten koste van comfort. De fraaie fietspaden worden afgewisseld met kasseien. Ik vraag me nu terdege af hoe de echte mannen het voor elkaar krijgen om een etappe van 200 km te rijden over deze kasseien. Ik snap nu waarom Bernard Hinault in het verleden weigerde om aan deze koersen mee te doen. Slechts een maal heeft hij volgens mij meegedaan en is anoniem in het achterveld gefinisht, hetgeen ik al bewonderingswaardig vind, want ik hoefde af en toe maar een paar kilometer, maar was dan weer blij als ik weer op de fietspaden kwam.
En op het moment dat de fietspaden saai worden rijd ik een stadje in en fiets tegen de Maas aan. Een geweldig moment, dat licht gefrustreerd wordt door wederom een kasseienpad, maar dat volledig gecompenseerd wordt door het fraaie uitzicht en rustige omgeving. De Maas blijf ik volgen tot ik in Dinant kom. Een geweldig stuk. Achteraf misschien wel een van de mooiste delen van de gehele route. Ook omdat ik hier nog niet vermoeid was en de eerste spontane ontmoeting had met andere fietsers. Jacqueline en Karin uit Nijmegen die terug kwamen uit Parijs. Zij zaten vol verhalen en kwamen bepakt en bezakt, als echte fiets kampeerders aan bij het restaurant aan de Maas. Daar waar ik alleen even een kopje koffie wilde drinken hebben we heerlijk gekeuveld.
Je ziet hierboven nog net aan de rechterkant het fietspad, dat varieerde van fraai asfalt, via klinkers tot gravelpaden met stenen. Maar het uitzicht was buitengewoon. Het liep tot aan Dinant en een geweldige route om Dinant in te rijden. Dinant is de stad waar de heer Sax is geboren. vandaar de verfraaiing van de brug.
De aankomst in Dinant was Prima, nog lekker weer en ik hier twee heerlijke sandwiches gekocht en aan het water opgegeten. Het leek nog 5 kilometer tot aan mijn hotel. Helaas was het niet te vinden en de 5 kilometer werden 35 kilometer, waarbij het inmiddels was gaan regenen. Zelfs bij het vragen werd ik de verkeerde kant op gestuurd. Vreemd, zouden de walen niet durven toegeven dat zij de weg niet wisten of stuurden ze een Hollander expres de verkeerde kant op. Uiteindelijk heeft een buschauffeur me de goede kant gewezen en wenste me “Bon courage”. Een term die ik later nog een aantal malen te horen kreeg en telkens inhield dat ik forse klimmen tegemoet kon zien. Uiteindelijk kwam ik in Gendron aan. Helaas bleek Gare de Gendron, nog 6 kilometer verder te liggen in het dal. Gelukkig waren deze kilometer 6 kilometers dalen, waarbij ik me goed realiseerde dat dit betekende dat ik de volgende dag eerst 6 kilometer mocht klimmen.
Het was een Auberge, waar ik ook kon eten. Ik kwam in gesprek met een Nederlander die met reumatische klachten in Nederland was afgekeurd en geen carrierematig uitzicht had en nu werkzaam was voor kost, inwoning en zakgeld bij het plaatselijke klooster als handyman. Ongetwijfeld katholiek. Eten was bijzonder goed, helaas brak een regenbui los, zodat ik de koffie binnen moest drinken. Ik weet nu weer hoe de Ardennen zo mooi groen blijven. Het was een dag die pas na Dinant zwaar werd. Ik was nu echt in de Ardennen aangekomen. En ik had weer beduidend meer dan 100 kilometer gefietst. ’s-Avonds in bed nam ik de dag van morgen door en realiseerde me dat het wederom een zware dag zou worden, maar ik zou eindigen in het esoterische centrum, waarbij Lydia, mijn vrouw had gezegd: “ In zo een esoterisch centrum geven ze vast massages, dus laat je daar lekker verwennen”. Dat bood perspectief. En met een gerust hart dook ik in bed.
Dag 3 Een dag zonder kaart. Van Dinant naar Viller devant Orval. 115 Kilometers. Na een ontbijt stap ik om 8.30 op de fiets voor de eerste beklimming van 6 kilometer, die ik de avond ervoor heb afgedaald. Het valt niet mee. Op je koude spieren direct stijgen, maar halverwege gaat gelukkig de telefoon. Jan belt, hoe het is en hoe het gaat. Hij belt vanuit de auto en staat in de file. Ik niet, maar ga goddikkie niet sneller dan Jan. Na Gendron komt de afdaling heerlijk, die blijft gaan, tot het moment dat ik me realiseer, dat alles wat ik daal ik hoogstwaarschijnlijk ook weer omhoog moet. En het is het begin van vele en vele beklimmingen. Vanaf de tweede helling fiets ik op het lichtste verzet. Het heeft geen zin om te proberen zwaarder te trappen. Ik weet dat ik nog een eind door moet. Als ik na 30 kilometer aan kom in Bertrix en wil kijken hoe ver ik nog moet, slaat de schrik toe. Tot op dat moment had ik op de Garmin gefietst en nog niet op de kaart gekeken. De route van elke dag had ik uitgedraaid en gelamineerd. Een geweldig backup systeem en het gaf een goed inzicht hoever ik was op een dag. Vanochtend heb ik de kaart van gister in de stuurtas gedaan en de kaart van vandaag in de prullenbak in de Auberge gegooid. Ik weet dus niet hoever ik ben, maar het ergste is dat ik weet dat ik van mijn route af moet om naar mijn esoterische centrum (en massage) te komen, maar niet weet waar ik van de route moet afwijken. Ik besluit eerst koffie te gaan drinken en na te gaan denken over een oplossing. Als ik zit, herinner ik me de dat Garmin ook kan zoeken op adres. Helaas blijkt de kaart in de Garmin Viller devant Orval niet te kennen. Ik besluit door te fietsen in de overtuiging, of de hoop, dat het zich wel oplost, of misschien we de vertwijfeling dat blijven zitten zeker niets brengt. Het is trouwens de eerste keer dat mijn lichaam Spaghetti eist, want het fietsen in de Ardennen vereist meer dan een broodje. Na 40 kilometer kom ik op een vlak fietspad. Met een zucht van verlichting draai ik het fietspad op over een fraai riviertje. Heerlijk vlak en recht.
Schijn bedriegt. Na 4 kilometer draait het pad naar links en mijn route naar rechts en draai ik weer snel de heuvel en de wind in. Inmiddels is de wind gedraaid en met name op open stukken heb ik de wind fel op kop. De heerlijke ondersteuning die ik op de eerste dag had van de wind is verandert in een soort kwaadaardige geseling, die constant op de loer ligt om mijn snelheid te temperen. Mijn oude surfervaring zegt dat ik 4 beaufort op kop heb en soms een lichte 5. Geen wind om de hele dag tegen te hebben. Langzaam word ik moe.
Het ergste is nog steeds dat ik niet weet hoe ver ik mijn route nog moet volgen en hoe ik mijn hotel, het esoterische centrum ga vinden. Deze gevoelens worden intenser naarmate ik meer energie verlies. Dit is ook de dag dat ik mijn noodrantsoen aanspreek. De eerste Snickers worden opgegeten in de verwachting dat het me meer energie geeft.
Gelukkig haal ik een jongen op een bepakte fiets in. Hij fietst samen met zijn vriend dezelfde route, maar dan volledig bepakt. Samen bekijken we de Benjaminse route in hun boek en het blijkt dat ik nog maar 15 kilometer hoef te fietsen. Na nog 5 kilometer klimmen fiets ik door een bos en besluit ik met uitzicht op het vennetje maar eens naar huis te bellen. Op mijn gemak op een stapel omgezaagde bomen met het eerste zonnetje van die dag op mijn rug en de wetenschap dat ik nog maar 10 km hoef te fietsen neem ik heerlijk rust en GENIET. Het esoterische centrum blijkt een opleidingscentrum te zijn waar op die dagen Sjamanistische cursussen worden gegeven. Deze mensen die open in het leven zouden moeten staan zijn erg naar binnen gekeerd. Ze zien slechts hun groep en op het moment dat ik een ontspannen praatje met ze wilde maken kreeg ik een blik toegeworpen alsof ik hun energetische samenzijn verstoorde. Gelukkig waren er nog 4 gasten die ook geen cursus volgden. Een meisje met haar vriend en de moeder en een dame van rond de 50, die er ouder uit zag. Het meisje had er een cursus gevolgd en liet het centrum aan haar moeder en vriend zien. De andere dame had daar ongeveer alle cursussen gevolgd maar nu even niet, ze was hier nu even om tot zichzelf te komen. Wat is het met die mensen die in die omgeving zitten. In ieder geval was het macrobiotische eten niet voor een wielrenner. Gelukkig hadden ze in de ochtend wel gewoon brood en echte koffie in plaats van de notenkoffie van de avond ervoor. Mijn esoterische massage is er nooit van gekomen. De volgende ochtend vroeg ik hoever ik nog door de Ardennen moest, want ik was per slot van rekening al bijna aan de Franse grens. Dat viel wel mee, na 3 kwartier zou ik in Montmedy zijn en dan had ik het zwaarste wel gehad. Dat waren 2 leugens bleek later.
Dag 4 De hefstigste Ardennen zijn die, die je niet meer verwacht. Van Viller devant Orval naar St Michiel 129 Kilometer Hoewel de eigenaar van het esoterische centrum een aardige man was en volledig integer, geloof ik niet dat hij ooit van zijn centrum naar Montmedy was gefietst. Want het was geen 3 kwartier, maar 2,5 uur en het was zwaar, maar nog niet het zwaarste. Ik heb daarna nog zeker 50 kilometer Franse Ardennen gezien, die net zo gemeen zijn als de Belgische.
De idyllische foto die ik maakte bij de vijver van de Abdij in Viller, was ongeveer het enige rustige dat ik die dag heb ervaren. Snel na deze vijver begon het klimmen en ik heb het gevoel dat er geen eind aan kwam. De vermoeidheid trad ongeveer na 10 kilometer mijn benen in en zou die dag niet meer weg gaan. Wel werd het weer beter. Het is vreemd, maar alles lijkt dan gelijk te komen. Het goede en het slechte. Bij Verdun werd het vlakker en het weer werd beter. Uiteindelijk kwam ik rond de lunch in Verdun aan, dat overigens absoluut de moeite waard was en aan de monumenten te zien was hier ook aardig gevochten tijdens de 1ste wereldoorlog. Verdun heeft een heerlijk kanaal waar ik in de zon mijn sandwiches op at. Hier ook het nieuwe boek gekocht, omdat ik sneller las dan verwacht. Een boek dat later indruk zou maken.
Na Verdun was het nog een fors stuk naar Saint Michiel en de vermoeidheid werd heftig. De dagen in de Ardennen begonnen hun tol te eisen en ik merkte dat mijn spieren tegenspartelde en dat ik steeds vaker dacht aan pauzes. Zelfs de muziek van mijn I-potje hielp niet meer en de kilometers leken veel te langzaam weg te tellen. Ergens bij Bouquemont moest ik nog 20 kilometer, maar mijn benen wilden niet meer en ik was bijna door het water heen. Plots zag ik 3 dames naar links de weg af schieten en keek waar ze heen gingen. Het bleek een kasteeltuin, waar ik direct in reed en als een kasteelheer op het terras me tegoed heb gedaan aan twee statige espresso’s. Nadat ik in het kasteel gebruik had gemaakt van de toilet en in pracht en praal en deels vergane glorie had rondgestruind op mijn wielerschoenen en mijn koffie, van astronomische bedragen met plezier had betaald, was ik klaar voor het laatste deel.
Toen zelfs de kasteelheer naar buiten kwam en verbaasd naar de keek wat deze half geklede fietser deed in zijn tuin werd het tijd om de kasteeltuin weer terug te geven aan de aristocraten van deze wereld en verder te gaan met mijn in zijn ogen blijkbaar onzinnige reis.
Saint Micheil is een alleraardigst stadje als ik binnen rijdt. Als ik in het leuke centrum aankom, waar het heerlijk weer is, maar na weer 129 zware kilometer gewoon even een bad wil nemen, de weg aan een oude dame vraag en ze me vertwijfeld aan kijk, Blijkbaar is het hotel niet bekend, overvalt met het deja vu gevoel van Tienen, waar ik na de zware rit getrakteerd werd op nog eens 15 kilometer extra. Nee, alles in me protesteert
als ik er aan denk dat ik nog eens een stuk zou moeten fietsen. Mijn hele lichaam vraagt, nee, schreeuwt om een bad en een biertje in de zon. Ze roept Pierre, een niet al te slim ogende man met een wat vreemde blik in de ogen en kleding die nodig gewassen mogen worden. Maar ik sta open en laat me niet leiden door uiterlijk vertoon en hij vertelde met in vloeiend en verstaanbaar Frans waar mijn Hotel is. In een rustig tempo vertelde hij dat ik net te ver ben doorgereden, dat ik terug de brug over moet en na 500 meter naar rechts moet en het dan na 300 meter aan de linkerhand vind. Hij weet vrienden te maken. Het hotel is het een soort Cash and Carry hotel, waar een A4tje ligt met nummers en namen en een stapeltje sleutels. Mijn naam staat bij nummer 10 en er ligt een hotelsleutel met corresponderend nummer. Hoewel er niemand is pak ik de sleutel en ga op zoek naar kamer 10. Hetgeen met mijn onhandige fietsschoenen, mijn fiets in de hand en stijve spieren een hele sinecure is. Het lukt me toch om boven te komen en mijn sleutel past. Ik vertrouw er maar op dat dit mijn kamer is, hoewel de kamer niet veel voor stelt, heeft de kamer een bad. Dat maakt op een dag als vandaag veel goed. Normaal mis ik een bad niet zo erg, maar na de zware dag van vandaag doet een bad wonderen. Veel beter dan een douche. Mijn kleding in de wasbak en zowel mijn kleding als ik mogen een half uur weken. Wat een weldaad aan mijn lichaam en een half uur later wordt ik pas weer wakker. Ik had het blijkbaar nodig. Na 45 minuten ga ik terug naar beneden en wordt ik gesommeerd door de hotelpatrones om mijn fiets bij de balie weg te halen, maar ze heeft er wel een andere plek voor. Na mijn middagslaapje ben ik zo soepel. Later blijkt ze toch wel aardig. Op het terras drink ik een biertje en nog een heerlijk biertje en ga daarna het stadje in. Ik koop heerlijk fruit en Yop bij Pierre en nuttig dit aan de rivier. Er liggen wel 5 jachten met Nederlanders. Wat een vreemd volk die botenmensen. Maar ja, wat zouden ze van mij denken als ze weten dat ik op weg ben naar Barcelona.
Dit kan ook alleen in Frankrijk. Op een geweldig mooie spot, aan een fraaie rivier, mag hier blijkbaar een grijze kolos worden gebouwd.
Heerlijk gegeten tussen de Fransen aan de rand van de weg. Voor het eerst Pizza en het smaakte bijzonder.
Dag 5 Veel wind, toch geen herstel. Van Saint Michiel naar Neufchateau 100 kilometer In de ochtend in het hotel spreek ik Australiërs en een Engelsman die de route volgen van de veldslagen in de eerste wereld oorlog. Er is hier wat af gevochten en er zijn wat mensen gesneuveld. Later hoor ik hen praten en filosoferen over de ontwikkeling van wapens in het licht van de historie. Ieder zijn verhaal. Morgen zal het een vlakke etappe worden, want we zijn nu de Ardennen uit. Na een zware dag van gister hoop ik op een hersteldag. Licht trappen, lekker vlak, want we zijn de Ardennen uit. Ik vertrek en zie in Saint Michiel dat Neufchateau via de grote weg maar 68 kilometer is.
Dan kan het nooit ver zijn. Ik besluit eerst te gaan fietsen en na 25 kilometer in Montsec koffie te gaan drinken. Helaas blijkt Montsec niet meer dan vergane glorie, waarbij de indruk ontstaat dat het voorheen een bloeiend stadje was. Helaas was hier niets meer van over. Alles dicht, op de kerk na, maar ik wilde koffie in plaats van wijwater. Doorfietsen tot het volgende dorpje dan maar. Uiteindelijk is er pas 40 kilometer verder in Noucouleur een restaurant. Een groep van 8 fietsers met bagagedragers zijn aan het eten. Blijkbaar werken de bagagedragers toch. Had een rugzak gescheeld, maar ik nog geen last van mijn rugzak. De fietsers zij op weg naar de Alpen, 4 dagen fietsen en de hoogste berg in de Alpen beklimmen en dan met de trein naar huis. Misschien doen zij het wel slimmer dan ik. Het begint hier te regenen. Toen ik weg fietste haalde ik de groep fietsers in, die even eerder waren vertrokken. De watjes, zelfs in een groep blijven ze me niet voor. Mijn fietsband moest ik even later oppompen. Vaak een voorteken van lek rijden. Het dorp fiets ik uit. Net als ik de fietsers lijk in te halen, gaan zij naar links en ik moet naar rechts, met de neus in de wind. Alweer met de neus in de wind. Geweldige omgeving, maar je ziet er steeds minder van als je moe bent. Op dat moment regent het ook wat. In Plungy Le Cote Blanche, waar ik trouwens geen witte kust of rand heb gezien, heb ik de weg gevraagd, omdat er een onduidelijkheid was in de route. Ik moest hier de Garmin los laten, omdat ik sliep in neufchateau, een stadje dat 10 kilometer van de route af lag. De dame vroeg of ik de grotere weg of de toeristische route wilde volgen. Natuurlijk kies je dan voor de toeristische route en natuurlijk weet je dat je dan wat verder fietst. Wat je dan nog niet weet is hoe hard het gaat waaien en hoe moe je 20 kilometer verder bent. Dus de toeristische route.
Het was een absoluut mooie omgeving. Helaas de laatste 17 kilometer gingen precies met de kop in de wind. Ik haalde 4 mannen in van rond de 65 jaar, die een band stonden op te pompen. Vroeg nog of dit de weg naar Neufchateau was. Qou, tout … Met de wind als enige tegenstander stampte ik verder en na een half uur wordt ik ingehaald door de eerste man, die helaas af sloeg. Het laatste deel gaat omhoog en fors. Ik heb wel eens moeten trappen, maar dit was zwaar, maar uiteindelijk rijd ik dan Neufchateau binnen. Nu is mijn woonplaats geen wereldstad, maar Neufchateau op zondag is troosteloos leeg.
Het zou me niets verbazen als Neufchateau het hoogste percentage zelfmoorden heeft in Frankrijk. Verder kwam ik bij het Hotel aan en daar hing een briefje met mijn naam en het verzoek om een telefoonnummer te bellen. Het hotel zelf was nog dicht. Ik belde en de vrouw vertelde dat ze dicht waren, maar dat er een foutje was geweest met mijn reservering, maar ze kwam wel even. Ik kreeg de sleutel van het hotel, hoewel er geen gasten waren, mocht ik er wel slapen. Later bleek er nog iemand in dit Adams Family hotel te zijn, want ik hoorde iemand over de gang lopen, hoewel het me niet zou verbazen als het een huisspook was geweest.
Dag 6. The day after. Van Neufchateau naar Saint Michel. 130 kilometer Vertrek uit Neufchateau is net zo grijs als het binnenlopen op zondag. In het Adams family Hotel was iets verandert, want een alleraardigste dame was me behulpzaam om de bidons met thee te vullen. Ik had de vorige avond de route van vandaag goed bestudeerd. Na de dramadag “dag 5”. Ik was al door iedereen gewaarschuwd, maar ik als geboren optimist had ik de opgewekte gedachte dat de zware Ardennen op mij geen grip zouden hebben. Het kan verkeren. Na bestudering van de route op de vorige avond zag ik dat de dag begon met een tweetal vervelende op en neer gaan paden door de bossen en heuvels en kuitenbijters en de rest zou bestaan uit ruim 100 kilometer niet nader te omschrijven, maar ongetwijfeld winderig en vol met venijnige kuitenbijtertjes. Het alternatief voor het eerste deel was de eerste 25 kilometer langs de d70 ennogeenbeetje. Toen ik wakker werd was ik stijf over mijn hele lichaam en ik kreeg pas echt beweging in het stramme lijf nadat ik een half uur in het warme bad had gelegen. Mijn fietstocht had toch minder soepel geweest als er geen warm water was geweest. Tijdens het ontbijt verkoos ik om voor het eerste deel van de route de Dhuppeldepup te nemen die direct naar Anchelot liep. Het was slechts 10 kilometer korter, maar scheelde de heftige klimmen in het eerste stuk op mijn koude kuiten. Alleen de gedachte aan de dag van gister veroorzaakte al een gevoel van kramp. De dag zat nog de vers in mijn gedachte, waarbij de stijve spieren de herinnering in stand hield. Ook zou ik door Liffol Grand en Liffol Petit komen, stadjes met deze namen prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Achteraf heb ik 35 kilometer recht door het dal naar het zuidwesten gefietst met een felle wind op kop, dus ik vraag me af of het wel de beste keuze was geweest. Ik zal het nooit te weten komen, want de gemiste klimmetjes ga ik nooit meer doen. Het gebied rond Neufchateau zal ik de rest van mijn bestaan mijden als de pest, want het stuk is slechts met een glimlach te overleven als je een snoeppot hebt met Prozac. Zonder die pot verandert het geheel in een gevoel van grijsheid. Beide Liffols stelde trouwens ook niets voor. Soms kom je door gebieden, waarvan je jezelf afvraagt wat mensen trekt om daar te gaan wonen. Tot overmaat van ramp word ik 10 kilometer na Neufchateau gewaarschuwd door dit bord. Ik word verwelkomd in de Ardennen van de Champagne. Was het niet zo dat de champagne druiven op mooie vlakke wijngaarden groeiden. Helaas, het voorspelt weer een heerlijke klimdag.
35 kilometer door het dal waar aan het begin de weergoden zich verkneukelden met de gedachte dat ze met z’n allen de wind precies in mijn gezicht lieten blazen. Had die Van der Weyden maar niet van de Benjaminse route moeten af wijken. We zullen hem leren.
Bij Anchelot buig ik scherp af naar het zuiden, het dal in nadat ik in het in de stadjes Remacourt en Anchelot tot de conclusie was gekomen dat alles gesloten was. En mijn lichaam snakte naar koffie. Zelf de dame bij Hotel de Ville, gaf aan dat ze slechts hotel waren en geen koffie konden aanbieden. Blijkbaar past de klantgerichtheid zich automatisch aan aan de sfeer in dit gebied. Het gebied dat blijkbaar mijn hart niet heeft verpand. Terug naar de route, want door de shortcut was ik van de route afgeweken. Het was een memorabel moment. Op het moment dat ik de weg af boog met een 135 graden scherpe bocht, kwam ik op een fietspad dat de diepte in dook en na 400 meter in het donker van de schaduw van de bomen als de tunnel van Alice in
Wonderland. Daarna verscheen een wonderbaarlijke mooie wereld. Inmiddels was de zon doorgebroken, had ik geen wind meer op kop en een bijna sprookjesachtige omgeving. Hier ging ik voor. Heerlijk om zo even te fietsen.
Het liep heerlijk. Het was licht glooiend, koste nauwelijks inspanning en zonder wind trapte ik mijn gemiddelde zonder problemen naar ongekende hoogte. Volop genietend trapte ik rond de 30 in het uur door het Wonderland. Tot de bossen zich om mij heen sloten. De weg werd smaller en smaller en het gladde wegdek werd vervangen door gescheurd asfalt en later gravelpaden tot uiteindelijk… Nadat fietspaden werden ingeruild voor bospaden met stenen zo groot, dat zelfs de wielen van een mountainbike zouden kunnen beschadigen, laat staan de tere wielen van mijn Raleigh. Zelfs lopen bleek een huzarenstukje op de uitgesleten paden, die als een diepen rivierboden nergens vlak waren, waarbij de wielerschoenen, met de vreemde doppen aan de onderkant zeker niet hielpen. Met slechts 1 buiteling die een vies fietstenue en wat krassen op de fiets opleverde, heb ik ongeschonden deze hindernis genomen. Nadat ik uit het bos kwam kon ik verder peddelen. Zo hoort fietsen te zijn. Later toen ik de kaart stond te bestuderen waar ik nu eindelijk koffie kon scoren, kwam een man aanfietsen. Volgepakt, dus een Benjaminse fietser. Het was de tweede echte fietser die ik tegen kwam die de route van Paul Benjaminse volgde. Het was Jack uit Australië, die de route van Barcelona naar Amsterdam fietste en daarna door zou fietsen naar zijn broer in de highlands van Schotland. We hebben in de zon een uur staan praten. Hij vertelde dat het in Spanje prima te doen was. En ik besloot de route helemaal tot in Barcelona af te maken.
Het was een geweldig gesprek en hij heeft mij voor het eerst op de foto gezet. Vereeuwigd met de rugzak op de rug. Jack moest mijn rugzak op de foto hebben, want hij was verbaasd dat ik zo licht kon fietsen. Met een jaloerse blik ging ik op de kiek. Hij maakte gemiddeld 60 kilometer per dag, hetgeen op zijn fiets, een oude Stonebreaker en volle bepakking niet eens een slechte prestatie was. Hij vertelde dat hij twee dagen terug een bord met “Carpe Diem” had gezien, zijn leidraad in het leven. Na het inspirerende gesprek kwam ik na 5 kilometer bij een klein dorpje, waar ik direct bij het kleine restaurant eens heerlijk een menu ging eten, inclusief een kaasplankje. Het menutje zelf was niet bijzonder, maar de bediening was geweldig. Carpe Diem. Jack had al verteld dat ik later langs een kanaal kwam. Ik kwam langs het Canal entre Champagne et Bourgogne. 20 km over het jaagpad. Het kanaal van 101 sluizen. Hoe kunnen die boten daar varen, met om de zoveel meters een sluis.
Net op het moment dat ik Langres in wilde fietsen reed ik lek. Het laatste stukje langs het kanaal. Eerste lekke band. Op mijn gemak naast het kanaal de band vervangen en mijn handen gewassen in het kanaal. Het had slechter gekund. Langres ligt op een berg. Een mooie stadje, waar ik een nieuwe binnenband wilde kopen en bij de supermarkt, melk en Yop en een broodje scoorde. Heerlijk in het park gegeten.
Langres is een oude vestingstad op een berg. Wel apart dat de fransen het weer voor elkaar hebben om volledig chaotisch te bouwen. Het is toch dramatisch, hoe een oud bijzonder fraai muziekprieel gebruikt wordt als opslag voor de bouw.
Het was het einde van de dag, de VVV vertelde dat er pas in St Geomos een fietswinkel was. De dame vertelde dat ik even via de d-weg moest gaan. Een drama. De kreukels uit je broek. Gelukkig kon ik het laatste stuk, nadat ik de binnenband had gekocht, gelukkig weer de Garmin-route volgen en de rust in duiken. De benen waren goed. Bij het hotel kwam ik in gesprek met John en Jel, 2 echte Rotterdammers. Hij was 81 jaar, maar erg actief. Als het moest reed hij nog steeds in 1 keer naar de Ardeche. Soms is oud worden geen straf. Desondanks graag op mijn 80ste de pil van Drion in mijn brievenbus, maar als ik me dan voel als John, bewaar ik hem nog wel even. De volgende dag zou eindelijk vlak worden. En de weervoorspellingen leken toen nog goed.
Dag 7 Regen en zand en regen en zand Van Saint Michel naar Auxanne 135 kilometer.
Als ik wakker word, dan regent het. Geweldig als je dat merkt. Er treedt een automatische vertraging in, om het moment van vertrek zo ver mogelijk vooruit te schuiven, in de hoop dat ondertussen de regen stopt. Ik sta dus langer onder de douche, zwaai John en Jel uit en ontbijt langer dan normaal. Ook een derde kop koffie gaat naar binnen. Ik voer nog een gesprek met het stel dat mij gister hoorde vertellen dat ik naar Barcelona fiets. Zij zijn op de motor, dus hebben hoogstwaarschijnlijk dezelfde gedachte als ik. Wat later als ik vertrek in mij fietstenue met korte broek, komen zij naar buiten als Michelin mannetjes. Met name de vrouw ziet er dan niet uit. 2 turven hoog en volgends mij twee lagen motorkleding aan, maar regen op je lichaam op de motor is net zo nat als op de fiets en mogelijk helpt haar dit. Wat is de reden dat motorkleding voor vrouwen niet gevormd is of juist de foute snit hebben. Elke vorm van vrouwelijkheid verdwijnt met het aan hijsen van de kleding. Moet toch een gat in de markt zijn. Voor mij zit er uiteindelijk niets anders op dan te vertrekken terwijl het miezert. Na 500 meter geeft de Garmin aan dat de batterij leeg is en valt uit. Een gevoel van paniek overvalt me, vergezelt van boosheid over het feit dat ik de oplader blijkbaar niet goed heb aangezet. Paniek, omdat ik inmiddels weet dat de route op basis van de Michelin kaarten die ik op mijn stuur heb, niet te vinden is. De route heb ik met een viltstift aangetekend op de Michelin kaarten, maar inmiddels is mijn vertrouwen in de Garmin hoger dat het vertrouwen op de kaart. En de bospaden zijn zo en zo niet opgenomen op de Michelinkaart. Maar ook de gedachte, stel dat de lader kapot is, dan moet ik nog 10 dagen door, komt in mij op. Een geweldige gedachte die goed is voor een onrustige nacht. De reservebatterijen in de Garmin en het probleem is voor die dag opgelost. Morgen zien we wel weer verder. Na 4 kilometer kom ik weer op de route. Ik bots op het kanaal en het is zo bewolkt dat ik niet eens kan zien wat noord of zuid is. Door de vele kronkelweggetjes in de eerste 4 kilometer is mijn oriëntatievermogen niet betrouwbaar, en mijn Garmin geeft het ook niet aan. Op goed geluk kies ik een richting en gelukkig de juiste zie ik bij de volgende bocht met plaatsnaambord.
Ook hier de idyllische sluisjes, die volgens mij met zelfbediening worden geopend. Toch zien ze er veel minder aantrekkelijk uit dan gister in de zon. Je ziet ook geen schipje varen. Als je een jacht ziet, dan ligt het vast en zijn de gordijntjes dicht. Het is ook het beste om met dit weer gewoon in bed te liggen en een boek te lezen.
Tot 12.00 uur fiets ik over de jaagpaden naast het kanaal. Telkens denk ik dat het droger wordt, maar na 5 minuten begint het weer. Inmiddels ben ik nat tot op de billen en blij dat ik thuis al had besloten de bepakking eerst in een KOMO zak te doen en daarna pas in de rugzak. De bagage zal dus wel droog blijven. De jaagpaden zijn wel glad en er zitten kuilen is. Het blijft dus erg geconcentreerd rijden. Ontspannend is het niet en het trapt erg zwaar. Dat wat gister droog gravel was, is nu verandert in een pad met gemene steentjes en kuilen. Hoewel ik gister nog een nieuwe binnenband heb kunnen kopen en met 3 reservebanden niet zonder zal komen, wil ik met dit weer geen lekke band of andere ongemakken. Door het ontwijken van een kuil in de glibberigheid ga ik onderuit en val languit in de brandnetels. Vies en vol rode pukkeltjes vervolg ik licht vloekend mijn weg. Ik stamp gewoon door, althans daar waar ik snelheid kan maken op het glibberige pad. Af en toe kom ik door de natte dorpjes heen. Onderweg kom ik nog een van de talrijke kasteeltjes tegen. Frankrijk moet in de middeleeuwen toch een verschrikkelijk rijk land zijn geweest. Wel vraag ik me af hoe ze in die tijd op volstrekt willekeurig plaatsen ineens tot het idee kwamen om een kasteel te bouwen. We hadden nog geen Welstandcommissie, maar hier en daar ervaar ik het als planologische dwalingen. En het blijft gewoon miezeren. Dit is het moment dat ik een greep doe in het noodrantsoen om een snickers te eten om warm te worden. Chocolade moet toch werken…. Eigenlijk is het een droevige foto, de verlaten fiets met bagage.
Ik besluit in ieder geval door te fietsen tot in Pontillac. Het einde van deel 1 van de route van vandaag. Daarna nog deel 2. Pontillac is een geweldig leuk stadje, maar in de regen verliest zelfs dit stadje haar charme. Ik ben nog net op tijd om onder het naar beneden komende rolluik van de bakker naar binnen te springen een 2 croissantjes en een gateau du Pommes te scoren. Uit een soort protest eet ik alles op de trappen van de kerk op. Later zal ik hier wel voor gestraft worden, dat zien we dan wel weer. Na een kwartier fiets ik weer verder.
Het is ongeveer 14.00 uur als ik een blik werp op mijn fiets en mijn benen. Alles is smerig. Ik heb het idee dat ik van onder tot boven onder het zand zit en dat mijn fiets zwaar te lijden heeft onder het opspattende water en zand. Mijn ketting maakt een geluid dat niet past bij een goed onderhouden racefiets. Ik olie de ketting, hetgeen wat verlichting geeft. In ieder geval is het kraken vrijwel verdwenen.
Het laatste deel van de route gaat gelukkig over de voie verts. Het grote voordeel is dat deze fietspaden is dat deze nauwelijks dalen of stijgen. Ook in dit gebied zijn het geweldige paden. Je hoeft niet elke meter te scannen in de angst door een kuil te rijden en een slag in je wiel te krijgen. Normaal loopt je snelheid op deze paden ook lekker op, maar vandaag is het koud en nat en besluit ik gewoon binnen te lopen en fiets een lagere snelheid. Gemiddeldes interesseren met zo en zo al niet meer. Dat is leuk op kleine tochtjes in Nederland, maar voor deze afstanden, dag in dag uit, let ik er niet op. Mogelijk om eigen frustratie tegen te gaan, want ik heb volgens mij nog geen dag boven de 22 gemiddeld gefietst. Geen snelheden waar je respect mee afdwingt binnen de fietsclub.
In Lamarche buig ik af naar Auxanne en verlaat hiermee de Benjaminse route. Gelukkig loopt hier ook het fietspad door, zodat ik niet verkeerd kan fietsen. Om 15.15 kom ik aan bij het hotel. De patrones staat op het punt het hotel te sluiten om haar kinderen van school te halen, maar als ze mij ziet staan, koud, nat en vies, geeft ze me de sleutel van mijn kamer en vertelt hoe ik in en uit het hotel kan met de cijfercode. Ik kom het eerste uur niet verder dan het bad. In de avond vertelt ze dat haar man ook een fietser is en ze hem ook wel eens zo thuis zag komen en wast dat hij dan ook alleen behoefte had aan een bad.
Later op de dag doe ik een rondje en ga ik langs het Office de Tourisme. Het blijkt dat ik slaap in een van de oudste panden van Auxanne. Het is wederom weer oude nostalgie, maar dit is goed gerenoveerd. Een geweldig hotel, met oude elementen en toch aangepast aan deze tijd. Ik scoor weer melk en Yop, dat mijn lijfdrank lijkt te worden
Eten doe ik hier s-avonds in rijtje met 2 vrouwen met elk een boek. Eten in je eentje is het meest trieste dat er is. Dat ga ik vanaf nu anders doen.
Dag 8. Langste etappe en Voetplaatjes. Van Auxanne naar Cluny. Totaal 170 km. Ik had me druk gemaakt over deze dag. Natuurlijk had ik wel eens 150 km gefietst, maar nog nooit als ik de dag ervoor 135 kilometer had gefietst en ook niet de dag voor de rustdag en zelden alleen en zeker niet alleen met heuvels onderweg De dag ervoor had ik al gevraagd hoe ik Auxanne moest uitrijden om zo snel mogelijk weer op de route te komen. De route bestaat uit 3 pagina´s van de Michelin kaart. Hoe heb ik ooit kunnen indenken dat ik een dergelijke lange tocht moest opnemen. Het enige antwoord was dat het zo uit kwam en dat ik in Cluny mijn rustdag wilde hebben. Maar dan nog. 3 pagina´s met 5 hokjes van 10 km betekent in een rechte lijn al 150 km. Natuurlijk was 1 pagina niet van boven naar beneden, meer het was ook geen rechte lijn naar beneden, dus maar hopen op een lichte route. Helaas al na 3 kilometer moest ik door het stijgingspercentage als flink terugschakelen. Wilfried de Jong voelt zich in zijn boeken te groot om het kleinste verzet te schakelen. Hij kan me de rug op. Ik wil zo aan het begin van de tocht nog niet forceren, dus op een licht verzet en met 14 km per uur de heuvels op, want ik krijg er nog een paar. En die Wilfried is nog nooit naar Barcelona gefietst. Zodra die dat heeft gedaan, dan mag ie weer komen praten. Ik heb me voorgenomen pas in Beaune koffie te gaan drinken. Niet te snel stoppen. Pas om 11.20 uur kom ik aan in Beaune. Na nog 30 kilometer wordt het gelukkig vlakker. Ik zie een rug van een fietser die voor mij rijdt, een heerlijk richtpunt. Niet forceren, langzaam inlopen, want we hebben dan de neiging om te snel te gaan en ik weet dat ik nog een hele tijd door mag en dat die man hoogst waarschijnlijk na een uur al weer thuis is. Het loopt, mijn benen zijn goed, ondanks de koude drama dag van gister en een nacht met minder slaap. Beaune is een mooie stad, maar helaas heb ik weinig tijd om er van te genieten.
Ik drink op mijn gemak koffie met gebak en stap weer op. Klaar voor de komende 100 kilometer. Krijn had aangegeven dat hier het steile deel achter me ligt, dat ik vanaf nu de Saone zou volgen, maar ik zie alleen nog maar heuvels. En op elke heuvel leg ik het kleine verzet op de tandwielen. Toch loopt het. Ik voel kracht en de heuvels kom ik goed op. Het is windstil, een verademing naar al die dagen tegenwind. Inmiddels is het vlakker geworden en loopt het soepel, maar elke keer als ik boven de 28 in het uur kom hou ik in. Ik moet nog een heel stuk. Dan komt de verlossing.
De Saone. Langs het water. En vanaf hier stromen de rivieren naar het zuiden, dus daalt het water. Het gaat geweldig, al peddelend draai ik tegen de 29 km per uur en bij elk sluisje een heuveltje af. Het lijkt vanzelf te gaan. Langs de Saone kom ik Frederique tegen met haar vriend Gustin. Zij zijn op weg naar Turkije en daarna fietsen ze door naar India. In totaal een heel jaar. Ze waren 2 weken onderweg. Ben benieuwd wie en wat ze nog gaan tegenkomen.
Bij Chalon sur Saone heb ik de optie om te gaan eten in Chalon of door te gaan. Ik heb nog geen honger en heb ook nog 3 appels, dus ik besluit door te gaan. Zou me dat later niet opbreken? Ik rij op een geweldig fietspad. Nog 50 kilometer te gaan en fietsers stoppen als ik mijn appeltjes zit te eten. Zij vertellen me dat het tot Cluny alleen nog vlakke fietspaden zijn. Ik maak me niet meer druk. Ik kan vandaag bergen verzetten en de laatste 50 kilometer zouden geen verassing meer geven. Althans niet in zwaarte van de route. Maar er zijn altijd andere zaken die fout kunnen gaan. Zeker als je overmoedig dreigt te worden en ik leek het gevoel te hebben dat het niet op kon.
Het is inmiddels bloed verziedend heet en ik raak snel door mijn water heen. Het is zo warm dat er niemand buiten is, maar na 30 kilometer zie ik een dame staan. Ik stop en vraag of ze mijn bidons wil vullen. Als ik mijn schoenen los wil klikken lukt het niet. Als ze uiteindelijk los zijn, blijken mijn schoenplaatjes versleten en ben ik van 1 schoen 2 van de 3 schroeven verloren waarmee de plaatjes aan de schoen zijn bevestigd. Als de laatste ook los zou gaan, kan ik nauwelijks nog fietsen. Volle bidons rijker en de angst er bij dat de laatste schroef ook los gaat besluit ik dat moment niet meer los te klikken. Als ik moet stoppen, dan klik ik de andere schoen los. Ik heb wel wat gereedschap, maar geen passende schroevendraaier. 15 kilometer verder bieden 2 Duitsers uitkomst. Ook Benjaminse fietsers met een volle bepakking, die wel gereedschap hebben. Ze draaien de schroef nog eens aan, zodat ik veilig in Cluny aan kom. In Cluny op zoek naar een fietsenmaker. Die is er, maar deze repareert ook grasmaaiers, bromfietsen en weliswaar fietsen, maar schoenplaatsjes heeft hij niet. Uiteindelijk lijkt er niets anders op te zitten dan de volgende dag ergens naar toe te fietsen. Ik ga naar mijn Chambre d’Hotes in Igé. Ik had het bord al gezien en het was nog maar 12 kilometer. Mijn water was op, maar 12 kilometer is niet ver meer. Als ik het tunneltje onder vandaan kom draai ik naar links en moet ik de berg op. Het is steil en er komt geen eind aan en inmiddels heb ik al 165 km in de benen. Van de kracht van de rest van de dag is niets meer over. Op de berg heb ik 2 x moeten stoppen. De inspanning van die dag en te weinig vocht slaat alle kracht uit mijn lichaam. Als ik over de heuvelrug ben laat ik me uitlopen. Zelfs het remmen is vermoeiend. Net voor het dorpje vraag ik de weg naar mijn Chambre d’Hotes. Het laatste wat ik wil is dat ik te ver door rij en terug moet. De fransman legt het uit en verteld dat het laatste stuk erg stijl is. Bon Courage. Heb ik dat niet eerder gehoord? Uiteindelijk valt het mee. Het stijgingspercentage was hoog, maar de lengte van de heuvel niet. Ik draai de tuin in met als enige gedachte dat ik een biertje wil leegdrinken en een liter water. Op dat moment staat Erik, een Nederlandse gast, zijn auto uit te laden en hij ziet me binnen lopen.
Na een douche, een liter water en nog een halve liter water zit ik in de schaduw met een biertje. De pijn is snel verdwenen. In de avond is er table D’Hotes op het terras. Ik voel me als een prins in Frankrijk. Erik heeft aangeboden me met de auto naar Macon te brengen, waar ik schoenplaatjes kan kopen. Dus ik hoef op mijn rustdag niet te fietsen.
Dag 9. Rustdag en fietsreparatie. Op een rustdag mag je heerlijk uitrusten, uitslapen en luieren. Het begint met een laat ontbijt, een heerlijk ontbijt. De rest van de ochtend gebruik ik om wat kleding te wassen en te drogen, mijn fiets te poetsen, want het weer en het zand van de laatste dagen was als een slijtage slag aan mijn fiets en in de middag zou ik met Erik naar Macon gaan om mijn schoenplaatjes te vervangen. Een heerlijke keutelochtend. De rit naar Macon met de auto gaat beter dan met de fiets. Macon is een aardig stadje. Erik had al een fietsenmaker gezien. Helaas bleek deze geen schoenplaatjes te verkopen, maar 500 meter verder hebben we meer geluk. Een fietsenmaker van racefietsen. Hij verkoopt schoenplaatjes, maar niet mijn type. De enige mogelijkheid is nieuwe plaatjes en pedalen te kopen. 5 minuten later heb ik nieuwe plaatsjes onder mijn schoenen, want de man was zo aardig om die er direct onder te zetten en een set pedalen onder mijn arm. Volstrekt gelukkig en vol vertrouwen stap ik in de auto. Bij de Chambre d’Hotes pak ik mijn gereedschap om de pedalen te vervangen. Met geen mogelijkheid krijg ik de pedalen los. Geweldig. Nieuwe plaatjes, maar pedalen die niet passen. Op hangende pootjes ga ik naar Erik en hij biedt aan nog even met mij naar Cluny te rijden. Ik zie dan de berg die ik gister heb genomen. Zelfs de auto had er moeite mee. Geen wonder dat ik moest rusten. Zelfs de plaatselijke fietsenmaker moest een lange tang gebruiken, maar hij kreeg het gelukkig wel voor elkaar. Op en top met deugdelijke fiets en schoon zou ik de volgende dag op pad kunnen het Centraal Massief op.
Dag 10.Centraal Massief. Van Cluny naar Roanne. 90 kilometer Na een uitgebreid ontbijt neem ik afscheid van Ann. Wat een gezellig adres. Zij draagt zelfs bij met sponsorring voor CliniClowns. De route terug over de berg was niet nodig. Ik kon via La Roche Vineusse. Ook heuvelig, maar geen 7 of 8 procent op de koude spieren. Bij vertrek om 8.30 uur was het al 23 graden. Dat zou weer een heerlijke dag worden. Letten op water.
Na La Roche kom ik een heel stuk door een tunnel. Het scheelt in ieder geval klunen en het is heerlijk koel.
Ik ben benieuwd hoe lang de bidons vol blijven. Na 35 kilometer kom ik in Motour. Ik stop in het dorpje, want er moet vulling in het lichaam. Elke dag heb ik trek in andere dingen, maar eerst koffie. Van het plaatselijke restaurant staat de voordeur open, maar als ik binnen stap voor een kop koffie verwijst hij me naar het plaatselijke café. Dat lijkt akelig dicht, want het wordt verbouwd door twee dames. Ze zijn aan het verbouwen, maar dan ook echt, maar als ik het niet erg vind om bij hen te zitten willen ze nog een kopje koffie inschenken, want zij zaten ook even aan de koffie. Er worden dozen weggeschoven en een oude stoel bijgetrokken. Als ik mijn koffie krijg, merk ik dat ik in de warmte veel inspanning heb moeten leveren. Inmiddels is het na 11.00 uur en de hitte is fors. Als ik mijn koffie op heb, komt het zweet aan alle kanten mijn lichaam uit en ik stap op voordat ik de nieuwe vloer onder water zet. In de supermarkt er naast scoor ik nog een liter water, melk en fruit. Op het marktplein bel ik naar huis, maar terwijl ik bel begint de plaatselijke koster het carillon te testen en daarna de kerkklok. Ze doen het, en hoe, dus ik beëindig het telefoongesprek en de rustperiode en stap op de fiets. Het vervolg is op de kaart een kronkelweg, dus het zal wel heftig zijn. Met een gevulde maag en volle bidons vervolg ik de weg. De beklimmingen blijken mee te vallen. In Clavette weer melk en water gekocht. Het fietsen gaat goed, maar het vocht is niet aan te slepen. Mijn lunch bestaat uit appelkoeken en een broodje. In Clavette
is het ook tijd om op mijn gemak op een terras te zitten en te genieten van een koude cola. Ook hier weer een leuk pittoresk stadje. Heerlijk als je weet dat je tocht niet te zwaar is en je voldoende tijd hebt.
Op 30 kilometer voor Roanne wordt het steeds lichter. Blijkbaar ben ik op het centraal massief. Het loopt langs de rivier en loopt dus licht af. Beetje wind mee. Geweldig. Roanne binnen fietsen is een geweldige route en het stadjes zelf heeft een heerlijk centrum.
De office de tourisme vertelde waar mijn hotel is. Het blijkt aan de rand van de stad te zijn. Eigenlijk aan de rand van een deelgemeente. 6 kilometer van het centrum.
Mijn hotel bleek een soort betonnen bunker te zijn op een industriegebied, Het was een fraaie kamer met uitzocht op een bedrijfspand. Ik heb de routeaansluiting voor de dag erna even gefietst en nog even terug naar het centrum voor een biertje. Ik heb gegeten op het industrieterrein, waar allerlei soorten lowbudget restaurants waren gevestigd. Het grote voordeel van dit hotel was dat het volkomen rustig was na sluitingstijd van de bedrijven. Dus uiteindelijk toch een prima hotel om te overnachten met een onverwachts heerlijk ontbijt In de avonduren was er niet veel meer te doen dan wat te lezen. Gelukkig was er TV met een goede voetbalwedstrijd. Dat was het voordeel van fietsen gedurende de EK. Wilfried de Jong heb ik op die avond uitgelezen.
Dag 11. Het echte Centraal Massief en onverwachtse slaapplaats. Van Roanne naar Ambert/Allanc. 140 kilometer Na een onverwacht goede nachtrust, het voordeel van het slapen op het industriegebied, dat om 20.00 uur volslagen stil is, ben ik om 8.15 uur na een heerlijk ontbijt op de fiets gestapt. Een grijze hotel op een industriegebied is eigenlijk niet wat je wilt, maar voor je nachtrust is er niets beters. Bidons gevuld, broodjes extra mee, want het wordt vandaag een lange tocht en On y va. De eerste kilometer zijn gelukkig nog redelijk vlak, want ik heb vandaag 130 kilometer voor de boeg. met op de kaart veel groen. Dat betekent in de praktijk bergen en bossen en redelijk veel bospaden, dus veel lopen en dus een heeeeel laag gemiddelde. Want een uur lopen werkt niet echt mee om op een gemiddelde van rond re 22 te blijven. De eerste 20 kilometer lopen naar het westen. 18 kilometer om mijn spieren op te warmen. Ik zie de bergen langzaam op mij af komen. Bij Renaison begint het. Klinkt als Briancon, de stad, waar in de Alpen alle cols op uit komen. Hier begint het. In het dorp een soort muur van Huy. Kleinste verzet en zuinig rijden
Het blijft gaan. Kiilloometers lang. Gelukkig is het stijgingspercentage niet zo hoog dat ik moet forceren maar het blijft gaan. De snelheid omhoog komt niet boven de 11,5 km/uur. Net voor de echte bergen beginnen kom ik langs een geweldig meer. Net te weinig tijd om te zwemmen.
In Saint Just en Chavelet drink ik koffie in een echt Frans café. Een dame van rond de 70 runt het tentje en er zijn 2 stamgasten, waarvan er 1 meubilair lijkt en net wat te weinig hersencellen heeft. Hij probeert me uit te leggen wat de makkelijkste weg naar Ambert is, want mijn kaart geeft een vreemde bocht. Hij komt er zelf niet eens uit. Gelukkig is de ander wel normaal. Een nieuw aangekomen gast vraagt waar in naar toe fiets. Naar Ambert, waarna hij zijn wenkbrauwen optrek en Bon Courage wenst. Waar heb ik dat meer gehoord. Het is niet de uitspraak die je wilt horen als je weet dat je nog 80 kilometer te gaan hebt. Ik blijk 2 cols over te moeten. Hij schrijft de route uit om 1 col te vermijden. Uiteindelijk kies ik er voor om de Benjaminse route te volgen. Dus toch 2 cols. Het gaat vanaf daar echt omhoog Als ik vraag om mijn bidon te vullen wordt ik verwezen van naar de fontijn op het marktplein. Dat is dus drinkwater. Geweldig. Onderweg zal ik mijn bidons nog regelmatig vullen bij de dorpsfontijn of zelf bij bergbeekjes. Heerlijk de ongeschonden natuur.
Af en toe is het vlak en dan gaan we weer. Is dat het Centraal Massief op gaan? En dan weer over brede wegen naar beneden. Heerlijk glijden. Het is dat ik weet dat ik dezelfde hoogte dadelijk weer moet klunen, maar anders had ik er volledig van kunnen genieten. Na zo een heerlijke afdaling en een forse kuitenbijter kom ik in Noiretable. Inmiddels is het 12.00 uur. Een klein dorpje met de wekelijkse markt, die de gehele weg inneemt. Ik stap af en rol eigenlijk zo het terras van de plaatselijke pizzeria op. Ik laat het maar gebeuren en 20 minuten later zit ik het menu op te eten. Ik merk dat de kracht weer terug komt in de benen. Blijkbaar was ik toe aan eten. Het is trouwens de enige pizzeria waar ze geen pasta op de kaart hadden staan. Dus de pasta waar mijn lichaam om vroeg, wordt biefstuk met frites. Ook eiwitten en koolhydraten. Na een goede maaltijd, die ik niet op krijg, stap ik weer op de fiets, wat is het toch dat ik tijdens de fietsdagen wel veel kan drinken, maar alleen kinderporties kan eten. Vanaf het moment dat ik de schoenen vastklik stijgt het. Al na 30 meter in het dorp en niet zomaar. Het is dan direct of je lunch dwars in je lichaam zit en de voedingsstoffen je spieren nog niet hebben bereikt. Nog hoger en ik zit bij Petrus koffie te drinken. 2 Cols, de eerste tot 1102 meter en dan dalen, dalen en dalen. Waarom stopt het niet, want ik moet er zo nog een over. Dus alles dat ik nu daal moet ik zo weer omhoog. En dan ineens draai ik naar het westen, de bergkam over naar de volgende col. Uiteindelijk kom ik over de Puy Grande een col van 1428 meter. De top hoefde ik niet te raken, maar ik kwam er verdomd dicht bij. Het enige voordeel is dat ik de laatste 20 kilometer kan dalen. Dat tot in Ambert. Het laatste punt. Omdat door de toertocht die de volgende de dag plaats vindt, Les Copains, heel Ambert vol zat, mag ik nog 20 kilometer door naar Arlanc, maar ook dat zou niet meer stijgen.
Dit was dus de enige afdaling, waar ik nie direct omhoog hoef. Het is dan heerlijk zweven door de bochten. Tussen de 40 en 45 km/uur, zonder echt te trappen. Ambert is een leuk stadje, dat al volop in voorbereiding was op Les Copains.
Kermis, muziek. Ik had slechts oog voor de plaatselijke supermarkt, waar ik een liter melk en een Yopje scoorde die ik op het marktplein verorberde. Pas halverwege drong de muziek pas echt door. De tocht bleek toch wat verder dan gepland en meer energie gekost dan verwacht. Na een uur stapt ik op de fiets voor de laatste 18 kilometer. Het laatste stuk ging toch nog vlas plat omhoog met tegenwind. Zoals Marcel al zei, ze noemen het niet voor niets vals plat. Zo werd ook vandaag het laatste stukje weer het zwaarste van de hele dag. In Arlanc vroeg ik in het plaatselijk café naar de weg naar mijn Chambre D’Hotes. De uitbater legde mij het uit, maar op het moment dat ik naar buiten stapte werd ik terug geroepen. De patron van de Chambre d’Hotes bleek aan de toog te zitten en voelde zich geroepen om op te staan. Volgens mij omdat hij anders bang was dat ik aan de patrones later zou vertellen dan manlief aan de toog zat. Hij ging voor in de oude citroen. Achteraf maar goed, want ik had het nooit in 1 keer gevonden. Als ik aankom komen er allerlei verontschuldigingen en een vaag verhaal. Het was de Chambre d’Hotes waar de bevestiging al vaag was geweest. Het blijkt vol te zitten met 2 groepen fietsers die Les Copains gaan fietsen. Ik kan er wel slapen als ik genoegen neem met de stretcher in de huiskamer. Ik vind het prima, zo lang ik maar kan slapen. Ook is er Table D’Hotes. Omdat er alleen maar fietsers slapen is het een wielrenners menu. Pasta, dessert met rijsttaart en een kaasplankje. Geweldig. De hele avond tussen de stoere fietsers, die morgen 179 kilometer over de Cols gaan fietsen. Een forse toer. Na het eten, dat we om 23.00 uur afsloten met koffie afsloten, viel ik als een blok in slaap op mijn stretcher.
Dag 12. Vertrek met regen en eindigen door regen. Van Arlanc naar Goudet. 90 kilometer Gister na de zware maaltijd met paste, rijsttaart, assiette de Fromage heb ik nog 3 minuten de dacht kunnen overdenken en ben toen in diepe slaap gevallen. Ik had het blijkbaar nodig. Les Copains stonden om 6.00 uur op. Ik werd wakker door het gestommel en het geluid van de stortregen. Ook op de stretcher geweldig geslapen. Om 7.30 uur moest ik op omdat er voor de andere fietsers vroeg ontbeten moet worden. Het kwam nog steeds met bakken uit de hemel. De mannen waren duidelijk minder luidruchtig dan op de voorgaande avond. Ik snap het, want ik heb het zelf wel meegemaakt, toen ik aankwam in Tecklenburg met regen.
De 179 kilometers van gister is verandert van een uitdaging in een gevoel van angst. Om 7.30 uur moeten de mannen weg, anders wordt het te laat. Gelukkig regent het net wat minder. Zelf pak ik een boek en plof nog even op de bank. Het is goed, ik wacht tot het droger is. Om 8.30 uur wordt het droog. Ik pak mijn spullen en spring op de fiets, nadat de gastvrouw heeft gevraagd of ik of ik in het gastenboek wilde schrijven, er een foto van mij is gemaakt en ik van haar een aantal herinneringen had ontvangen. Een vrouw die van haar gasten houdt. Aardig om te weten is dat ze in de afgelopen weken hebben meegedaan met het televisieprogramma “De beste Chambre d’hotes van Frankrijk”. Van mij mag ze winnen. De patron vraag ik of de weg naar Le Puy steil is. Het valt mee. De weg zal slechts lichte beklimmingen hebben. Dat klopt hoogstwaarschijnlijk als je de weg rijdt met de auto, dat hij hoogstwaarschijnlijk altijd doet. Paul Benjaminse is daarentegen eigenwijs. Tot Dore d’Eglise had hij gelijk. Vreemd een dorp dat kerk aan het riviertje heet.. Op mijn Michelin kaart viel dit net van de kaart af. Het leek geen probleem, de Garmin kent geen einde pagina’s. Bij Dore d’Eglise start de beklimming op 600 meter hoogte. Sinds gister het scherm van de Garmin aangepast. Deze geeft nu ook de hoogte aan. Het bleef stijgen en eindigde in Le Chaisse-Dieu op ongeveer 1150 meter. Ik maak boven een foto van de Garmin op wat ik dacht het hoogste punt. Maar daarna ging het weer verder. Het is een miezerdag. Het regent niet hard, maar het is nat, ik fiets in de wolken en het is koud. Er doemen auto’s op en ik moet denken aan de uitspraak van thuis. Neem lampjes mee!. Ik vond het toen een domme opmerking, alsof ik een aanhanger heb om alles in mee te nemen. Maar op deze dag….
De afdaling is een ramp. Koud, koud en je ziet geen hand voor ogen door de mist. Het blijft dan ook steeds weer omhoog te gaan. Pas na 20 kilometer kom ik weer onder de 800 meter en onder de wolken, maar ik ben dan al nat tot op de billen. Het is nog 20 kilometer tot Le Puy en dan nog 20 tot Goudet. Als ik lager kom en het is wat warmer, dan zie ik het weer positief in. 5 kilometer voor Le Puy haal ik een volgepakte fietser in. Ik fiets mee op en als hij vertelt dat hij in Le Puy blijft slapen, dan stel ik voor samen een kop koffie te drinken. Als we in Le Puy op het terras zitten en we drinken wat en ik eet wat, trouwens de meest smerige worst met linzen, maar ja, het zijn koolhydraten, heb ik te laat door dat het koud wordt. Inmiddels hebben we ontdekt dat ik geen 20 kilometer meer hoef te rijden, maar nog 40 en dat de laatste 20 ook nog klimmen is, met stijgingspercentages van meer dan 5 procent.
Op het moment dat de route tot me door dringt, breekt de hemel open en begint het te hagelen, zoals ik volgens mij nog niet heb meegemaakt. Hagelstenen als knikkers zo groot, die weer 80 cm omhoog stuiteren. Dan neem ik het besluit. Ik ga niet verder.
We gaan naar een office de tourisme om te vragen of ze een hotel kunnen zoeken. Onderweg daarnaar toe worden we overvallen door de volgende bui. Als verzopen katten staan we aan de balie. Als de dame een hotel heeft gevonden dat op korte afstand 2 kamers vrij heeft, kijk ik naar de vloer en zie ik dat er een plas water onder me ligt, zo nat was ik. De fietser, die inmiddels Jisse heet en ik komen letterlijk klappertandend aan bij het hotel. We gaan zo snel mogelijk naar de kamer, laten het bad vollopen en nadat ik mijn fietskleding in de wasbak heb gedaan, want je ritueel moet je wel vasthouden, laat ik me in het bad zakken. Ik heb het zo koud dat ik mijn handen en voeten niet onder water kan houden, zonder dat deze gaan tintelen. Na 10 minuten denk ik “wat is het hier stil` en kom er met schrik achter dat mijn I-potje in mijn fietsshirt zit, dat al 10 minuten ligt te weken in de wasbak. Als ik deze er uit vis, hoor ik nog 1 kraakje en dan is het leven volledig uit het I-potje verdwenen. Na een uur begin ik te ontdooien, maar de kou verdwijnt niet. We hebben afgesproken om 19.00 uur te gaan eten en als we naar beneden lopen en naar buiten kijken en de regen zien, besluiten we direct om in het hotel te blijven eten. Achteraf hebben we heerlijk gegeten, maar ook als het anders was geweest hadden ze me niet naar buiten gekregen. Om 21.00 uur taaien we af. Ik duik het bed in. Ik Whatapp wat en kijk vanuit het bed de finale EK. Ik mis alle 4 de goals en had achteraf beter gewoon kunnen gaan slapen.
Dag 13 Verjaardag met inhaalslag Van Le Puy naar Les Vans. 140 kilometer Jisse is die dag jarig, dus dat moet gevierd worden met een gezamenlijk ontbijt. Wel om 7.45uur, want ik wil op tijd vertrekken. De 40 kilometer die ik gister niet heb gefietst mag ik vandaag extra fietsen en ik weet dat er forse beklimmingen in zitten. Een dag van 140 kilometer, met gelukkig het zwaarste deel in de eerste helft. Het is een rit met de volgende opbouw hebben we bekeken. 0 tot 15 km 15 tot 34 km Op 34 km 34 tot 60 km 60 tot 68 km 68 tot 100 km 100 tot 137 km
vals plat omhoog forse beklimmingen koffiedrinken dalen en stijgen langzaam binnen lopen in Langogne weinig hoogte verschil licht dalend.
Hoe anders pakt het uit. De eerste 15 kilometer die vals plat moesten zijn, gaan over een zand/gravelpad dat door de regen van de laatste dagen volledig verzadigd is. Als ik er op fiets worden mijn banden vastgezogen. Harder dan 15 km per uur is nauwelijks mogelijk. Behalve in de tunnels, waar ik er vijf van tegen kom. Daar is de ondergrond nog hard en schiet ik vooruit. Als ik het licht aan het eind van de tunnel zie naderen begin ik me al chagrijn te voelen, omdat ik daar de in prut weer in ga en door de modder moet sleuren.
Als ik het vals plat voorbij ben, begint inderdaad het klimmen. Gelukkig komt het nergens boven de 6 procent, dus hoef ik me niet te forceren, maar hoe hoger ik kom hoe kouder het wordt. Ik vertrok uit Le Puy met 9 graden en het is nu kouder en ik fiets in een zomertenue en een windjack. Het is koud en nat. En dan begint de afwisseling, stijgen en dalen van 800 naar 1250 meter en terug. Telkens als ik op 1250 meter fiets, dan zie ik wolkjes door mijn adem ontstaan. Het idee van winter is niet ver weg en telkens als ik daal van 1250 meter terug naar 800 heb ik het op 1000 meter al zo koud dat ik hoop dat de afdaling voorbij is en dat ik mag gaan klimmen, zodat ik weer warm wordt. De eerste keer dat ik blij ben als ik mag gaan klimmen. Heeft dan niemand daar boven door dat het juli is en dat het warm hoort te zijn. Elke afdaling daalt de temperatuur tot in de vezels van mijn lichaam en protesteren mijn spieren tegen de kou. En na 34 kilometer, de plek waar ik koffie wil drinken kom ik in het dorpje dat de gewoonlijke Franse depressiviteit uitstraalt van de meest plattelands dorpjes. En alles is dicht. Als ik bij Goudet kom, blijkt het weliswaar maar 3 kilometer van de route te liggen, dat eigenlijk niets voorstelt, maar wel bijna 800 meter lager in het dal, terwijl de route over de bergkam loopt. Ben ik blij dat ik gister niet ben doorgefietst, want deze beklimming op je koude spieren is geen traktatie.
Het stuk naar Goudet met de beklimmingen en het gemene valse plat is na de tocht van gister ook reden tot zwaar protest van mijn lichaam. Dus gewoon verder en elke minuut hardop zeggen dat fietsen leuk is, maar er werkelijk niets van geloven, want vandaag is het werkelijk alleen maar afzien. Het eerste stadje dat ik tegen kom is Prodelle. Het wordt al 25 km van te voren aangegeven. 5 km voor Prodelle krijgt het asfalt een nieuwe laag. Als ik langs de wegwerkzaamheden rij, rijdt een wals over de 10 cm nieuwe warme laag asfalt. Ik rij een meter naast het nieuwe wegdek en voel de warmte. Ik voel me een soort spons die de warmte opzuigt. Ik overweeg om hier even te blijven staan, maar een passerende auto, die mij toeterend duidelijk maakt dat dat niet de handigste plaats is om me op te warmen, gooit roet in het eten. In Prodelle koop ik bij de boulangerie gebak en peuzel dat op in het zwakke zonnetje dat dreigt door te breken. Langzaam droog ik wat op. Dan begin ik aan de afdaling van Prodelle naar Langogne, van 1200 terug naar 800, waar de kou redelijk is verdwenen. Af en toe kan ik in de slipstream van een vrachtauto meekomen en blijf zo uit de wind. Langogne is een alleraardigst stadje, waar ik snel een café in stap en koffie bestel. Op het moment dat ik de koffie krijg, dan gaat achter de deur open en komt de leverancier het bier af leveren. Binnen een minuut zit ik weer te klappertanden in de tocht en reken dan maar snel af om me weer warm te fietsen.
Jisse had al gezegd dat het vanaf langogne bleef dalen. Het gaat wel goed. Het daalt minimaal, maar net genoeg om de druk van de pedalen af te halen. Heerlijk met 27 in het uur, zonder echte inspanning. Het is warmer aan het worden en de kou verdwijnt langzaam uit mijn lichaam. En dan Le Bastide, ontmoetingsplaats voor Petrus, want ik ga weer naar 1250 meter.
Het is gelukkig niet echt koud. En dan de beloning. Vanaf 1200 meter is het alleen maar dalen. Zonder dat ik echt hoef bij te remmen. Een geweldig pad langs de berghelling, dat heel langzaam daalt.
Af en toe eens wat bij trappen, maar nergens zwaar. Op 800 meter hoogte wordt de temperatuur lekker en op 600 meter doe ik mijn windjack uit, omdat het te warm wordt. De beloning is Les Vans.
Ook het centrale plein koop ik melk en mijn Yopje. Het is heerlijk hier en op een bankje geniet ik dan de temperatuur en de omgeving. Hoe heeft Benjaminse al die stadjes gevonden. Een lekker hotel en in de avond voor het eerst weer buiten gegeten. Het is ook weer tijd om de korte broek aan te doen. De kou is snel vergeten. En morgen een korte rit naar Anduze. Wat een verwennerij.
Dag 14 Voor het eerst aan het zwembad Van Les Vans naar Anduze uiteindelijk toch weer 104 kilometer. Ik vertrok voor de korte route en het zou niet zwaar zijn. Een dag met ongeveer 80 kilometer en beperkte klimmetjes en het ging naar de kust dus het zou dalen. Heerlijk uitgeslapen en op mijn gemak ontbeten. Het was heerlijk weer en als ik nog voor 9.00 uur op de fiets stap ga ik fluitend op pad. Als ik de afrit van het hotel af rij, dan draai ik zo de Garmin-route op. Alles zit mee. Wel moet ik direct een bultje nemen, achteraf een van de vele vandaag. Nergens echt hoog maar wel veel. Buiten het dorp dus het eerste bultje en direct op het lichtste verzet. Ik merk direct dat het warm is, want ik ben nog niet boven of mijn rug is al nat. Ik ben nog geen 4 kilometer van de start af. Dat beloofd wat. Gelukkig heb ik mijn Epo thee in de bidons. Net voor de vakantie vertelde Marcel dat thee met suiker en wat zout de beste dorstlesser is en het vocht vast houdt. De eerste dagen heb ik het steeds goed verzorgd, maar de laatste dagen met de vorst was dat niet nodig. Vandaag hoogstwaarschijnlijk wel.
Het eerste stuk tot St Ambrois is 27 km. Daar koffie is de planning. Maar als ik aan kom is er de jaarlijkse markt en alle terrassen zitten vol. Het is heel druk en als ik op de hoofdweg bijna van de sokken wordt gereden besluit ik door te fietsen.
Het is duidelijk dat het hier warmer is. De begroeiing en de gewassen beginnen hier duidelijk verdrogingsverschijnselen te vertonen. De lucht is vandaag strak blauw en de temperaduur doet niet denken aan de koude dagen van hiervoor. Links boven de plek waar ik de tijd neem om in de schaduw naar kantoor te bellen. Was een prima plekje.
Het is vandaag zo warm en droog dat ik sneller door mijn water heen ben. Ondanks de EPO samenstelling. Op het kerkhof, waar altijd water is, vul ik de bidons.
Ales is de volgende stad. Een geweldig stadje, waar ik in alle rust mijn 2 sandwiches kan opeten. Mijn sandwiches eet ik op in het park en de koffie neem ik op het terras bij Hotel de Ville. Een echte Hotel de Ville, want de oude decadentie schrijdt hier voorbij.
Riviertje, leuke bruggetje en steegjes en dan verder naar Anduze. Het laatste stuk is druk. Hoewel ik inmiddels weet dat de fransen heel hard worden aangepakt als ze een ongeluk veroorzaken met een fietser en ze daarom als de dood zijn en zeer grote afstand houden, is het stuk naar Anduze te druk om te genieten. Bij aankomst bij mijn Chambre D’Hotes staan Hans en Jos op het punt boodschappen te gaan doen. Ze geven me de sleutel en na het nemen van een douche verpoos ik met mijn Engelstalige boek in en om het zwembad. Keutelend en een goede start makend in mijn Boek “Summer” van Baldaci, kom ik de middag door. Een Engelstalige boek kom ik pas door als ik de eerst 20 pagina’s geconcentreerd kan lezen. Hier word ik niet gestoord. In de avond eten we onverwachts toch samen en de verhalen van hen zijn boeiend en andersom zijn zij ook geïnteresseerd. Hier doen we het ook voor. Zo rol ik in bed en na het thuisfront welterusten te hebben gewenst, duik ik in bed in de wetenschap dat de dagen die mis gaan eigenlijk leuker zijn. En toch geniet ik van deze dag.
Dag 15 De Middellandse zee en kust. Van Anduze naar Valras Plage. 150 kilometer Het zal wel weer een lange etappe worden. Op de kaart ziet het er al fors uit, maar ik heb er bij het uitstippelen dan ook rekening mee gehouden dat het terug naar de kust gaat en dus naar beneden. Dus licht trappen. Vandaag laat ik me onderweg niet verrassen, want Hans en Jos gaven aan dat het naar Montpellier 100 en naar Agde nog eens 20 zou zijn, dus minimaal 120, maar hoogstwaarschijnlijk 135, maar wel vlak. Ik stel me dus in op een lange, maar redelijk lichte tocht. De dag van gister was helemaal goed verlopen. Lekker, maar voor de geschiedschrijving abominabel. Alles verloopt goed. Ik ben op tijd wakker, het ochtendritueel is inmiddels gewend. Vanaf het moment dat het ritueel heb ingevoerd ben ik niets meer vergeten. Inmiddels heeft het wel een kaart, oplader en T-shirt gekost. Om 8 uur ontbijt in de tuin. Heerlijk tot ik op mijn telefoon zie dat het om 8.15 uur al 20 graden is. De voorspelling is 30 plus. Het komt dus goed uit dat deze etappe alleen maar naar beneden gaat en dus niet zo zwaar is. In al mijn onschuld geloof ik dat op dat moment nog. Als ik een vooruitziende blik had gehad, wist ik niet wat ik had gedaan. Anduze ligt op 300 meter hoogte, de kust is 120 meter verwijderd. Men hoeft niet briljant te zijn om te zien dat er iets niet geheel klopt, Als ik ga fietsen en ik na 2 kilometer in het dorp kom ben ik al 100 meter van de 300 kwijt. Anduze is met het riviertje een mooi dorpje.
Dit houdt duidelijk in dat er iets in de bewering niet klopt en dat blijkt al na 10 kilometer. Ik ben de bergen dan wel uit, maar de steile beklimmingen nog niet. Ze zijn alleen veel korter, maar volgen elkaar wel vaker op. Al na 30 kilometer blijkt dat de dag etappe langer zal worden. Het is geen probleem, het is niet voor niets dat ik op tijd ben weggegaan.
De hele dag fiets ik door een fraaie omgeving. Het is jammer dat het niet vlak is, maar aan natuurschoon geen gebrek. Vanaf Anduze tot aan de kust is het constant mooi en warm, tot heet. Gelukkig is het niet benauwd.
Het is een mooie streek, maar ik ben helemaal klaar met bergen en heuvels. Ik wil de horizon zien. Telkens als ik de hoogtemeter op de Garmin terug zie lopen naar een hoogte van rond de 100 mtr, hoop ik dat de heuvels voorbij zijn. Hoe kun je nu wonen in een dergelijk gebied? Overal waar je kijkt zie je bergen als natuurlijke barrière. Zo werkt het in ieder geval bij mij. Bijna claustrofobisch. Het werkt echt beklemmend en op een gegeven moment merk ik aan mezelf dat ik sneller ga fietsen om eerder uit die rot heuvels te zijn. Het werkt niet, na elke afdaling en beklimming van 50 tot 200 meter, wel net zo stijl als de bergen, begin ik de moed te verliezen dat ik voor de kust uit de heuvels zal zijn. Inmiddels is mijn humeur gedaald en de temperatuur gestegen. Ik moet denken aan het boek van Wilfried de Jong, NIET het laagste verzet. Hij kan weer de boom in! Soepel draaien werkt het beste voor mij en vandaag kan dat slechts op het watjes-verzet. Onophoudelijk blijven ze komen, de heuvels. Telkens als ik over een heuvel ben, hoop ik vlak achterland te zien en elke keer valt het tegen. Terugschakelen maar weer.
En dan slaat het noodlot toe. Op één van de heuvels wil ik terugschakelen. Mijn derailleur werkt niet meer en de ketting ligt op het bijna zwaarste tandwiel. Zou er iets vast zitten of moet er olie op de kabel of kan ik opschakelen en terugschakelen als een soort reset. Ik probeer het en kom dan tot de conclusie dat het niet helpt. Als ik alles van de fiets haal blijkt dat het stuurtasje de kabel van de derailleur heeft geknakt en er zit niets anders op om naar de fietsenmaker te gaan, die zich helaas pas 50 kilometer verder zal aan dienen.
Ik ga door in de hoop dat er ergens een fietsenmaker is. Bij elke stijging moet ik op de pedalen. Duwen en trekken. Komen de spinninglessen van Marleen toch nog van pas. Wat ze niet weet is dat ik hier telkens 50 tot 100 meter moet stijgen. Soms maar 50, soms meer hoogtemeter. Hoe meer heuveltjes ik heb genomen hoe hoger mijn hartslag wordt en hoe zwaarder mijn ademhaling is. Het is maar goed dat mijn hartslagmeter het niet meer doet, ik denk dat ik me rot zou schrikken. Inmiddels is de temperatuur boven de 30 graden aan het stijgen. Een normaal mens ligt in de schaduw bij het zwembad en ik trap in een veel te zware versnelling bulten omhoog. 30-13 voor de kenners is geen verzet om heuveltje met 5 tot 6 procent mee te nemen. Het eerste stadje is geen fietsenmaker, dus nog 25 kilometer. Inmiddels ben ik door mijn bidons heen, want met deze temperatuur en inspanning gaat het hard. Op een halve bidon fiets ik het dorpje in en zie daar de fontijn. Op het Centraal Massief kun je bij elke fontijn je bidon vullen, dat ik toen regelmatig heb gedaan. Op het moment dat ik afstap en mijn bidon pak, springt een boer die me passeert ongeveer van zijn trekker af. Het blijkt non-potable te zijn. Hij heeft me gered van de meest afschuwelijke bacteriële besmetting, maar nog niet van de dorst. Hij gebaart om hem te volgen en een kilometer verder, net buiten het dorp rijden we een stukje zijn weiland op. Daar heeft hij een kraan met een dikke tuinslang die er niet al te fris uit ziet, maar ik ben inmiddels wel wat gewend. Bewust heb ik tijdens de rit nauwelijks water gekocht en zo veel mogelijk uit de kraan gedronken. Ik vul mijn bidons. En stap weer op. Volle bidons geeft kracht. Net voor Pezenas is een echte heuvel. 150 hoogtemeters. Ik haal het niet. Ik moet afstappen en het laaiste stuk lopen de kracht is er echt uit. Een Van der Weyden geeft niet op. Het doet zeer, pijn en uit alle poriën stroom het zweet. Een Van der Weyden geeft niet op, maar mag wel een snipperdag. Gelukkig blijkt het de laatste heuvel tot aan Pezenas. In Pezenas is een fietsenmaker. Als ik vertel wat het probleem is en welke tocht ik aan het maken ben, dan haalt hij direct een fiets uit de haken en hangt de mijne op. Nieuwe kabels, remmen controleren, ketting vetten alles is gecontroleerd en afgesteld en ook 2 bouchons voor het stuurlint. Wij zijn trouwens in Nederland bang voor vet op de ketting en gebruiken siliconenspray. Hier is het toch wat anders, een dikke laag op de ketting. Het loopt inderdaad heerlijk soepel. Het feit dat ik de komende 3 dagen smerige kuiten houd door rondvliegend kettingvet neem ik graag op de koop toe.
Een geweldenaar. Dat vindt hij trouwens ook van mij. Een handdruk en € 15 euro en we zijn beide erg content. Hij verteld dat het naar Capde nog ongeveer 40 km is. Nadat mijn fiets klaar was heeft een klant mij naar het dichtbij zijnde postkantoor geloodst, dat ik inderdaad zelf niet had kunnen vinden. De overbodige bagage uit de stuurtas stuur ik direct naar huis. Dus de uitgelezen boeken en het woordenboek. Geen gebroken kabels meer! Genietend van het feit dat ik weer kan schakelen steven ik op de kust af. De laatste 40 kilometer stamp ik door.
Vreemd eigenlijk dat de fransen Valras Plage afkorten tot Vlas Plage. Als ik er aan kom en bij de VV de weg vraag naar mijn hotel staat het meisje vreemd te kijken. Dan blijkt Vlas helemaal geen afkorting te zijn, maar Valras Plage 25 kilometer verderop te liggen. Net de grens, want als het verder was geweest had ik ter plekke een hotel gepakt. Nu stapte ik op de fiets. Een voordeel: het is nu vlak. En mijn route zou langs Canal du Midi gaan, waar ik over had gelezen. In Villeneuve, vroeg ik een automobilist de weg. “C’est tres dificille, Are you fast?” vroeg hij. Natuurlijk….., na 140 km kon ik nog trappen. Ik moest hem maar even volgen. Na 4 kilometer tussen de 35 en 40 km te hebben gevlogen stopte hij en vertelde dat ik vanaf dat punt alleen nog maar rechtdoor hoefde te gaan. Ik bedankt hem en binnensmonds bedankte ik hem dat hij nu weg was en ik met 25 binnen kon rollen. Aangekomen bij het hotel heb ik na 150 kilometer de fiets tegen de muur gezet en eerst in de tuin een biertje gedronken. Ik zat nog geen 10 minuten en toen begon het te regenen. Het was ook godgeklaagd. Rij je 1500 kilometer vanuit Nederland, kom je aan bij de Middellandse zee en regent het. Het duurt slechts 10 minuten zegt de receptioniste, zeggen ze dat niet allemaal, maar zij had gelijk.
Eerst douchen en Wappen, daarna pas eten. Als ik de foto van de fietsenmaker wil doorsturen zijn de foto’s weg. Blijkbaar heeft het geheugen vol gezeten. Wel is het apparaat blijven klikken en ik maar denken dat ik foto’s maak. Dus ik heb alle oude foto’s verwijderd en zo ruimte gemaakt, kan ik toch nog fotograferen. Later blijkt dat Jack het kan terughalen, maar dat wist ik toen niet, Ik was hier even kort en heftig ziek van. Ik ben wel nog voor het eten naar de zee geweest en heb een duik genomen. Dat hoort er dan bij. Daarna snel eten en het vakantiegedruis is. Nu weet ik weer waarom ik niet naar dit soort dorpen op vakantie wil.
Ik verblijf in Hotel Modern, de naam die het hotel in 1950, toen het gebouwd werd eer aan deed, maar inmiddels het moet hebben van nostalgie, want het is denk ik al zo een 40 jaar niet modern meer. Op de kamer kan ik genieten van de muziek die op het plein onder mijn hotel wordt gespeeld door een live band. Earth, Wind en Fire, Sting, Stones, enz. Ik weet niet welke jeugd luisterde, maar ik vond het goede muziek. Trouwens deed vandaag mijn I-suffle het weer. Slapen voor 12 uur wordt niets, maar daarna is het stil.
Dag 16. De laatste dag voor de Pyreneeën Van Valras Plage naar Perpignan. 130 lilometer Ik wordt vroeg wakker. Het voordeel als je een hotel hebt aan het centrale marktplein. Daar wordt namelijk om 05.30 uur het plein ontdaan van de schade van de voorgaande avond door een orkest van veegmachines, dat in de tweede act wordt afgewisseld door het opbouwen van de marktkraampjes, waarbij de mannen de palen en planken gebruiken als een triangel, waarbij de ene na de andere valse toonladder wordt gespeeld. Dus verslapen kun je jezelf niet. Het voelt wat vroeg aan, want met de muziek onder mijn raam van de vorige avond ben ik niet voor 00.30 uur in slaap gevallen. Niet dat de muziek slecht was, maar inslapen was volstrekt onmogelijk. Na een continental breakfast, dat gelijk staat aan een croissantje met jam en een kop slappe koffie, pak ik de spullen en ga op pad. Het is de eerste dag dat ik start met zadelpijn. Blijkbaar is mijn achterwerk niet gebouwd om langer dan 14 dagen achter elkaar te fietsen. Ik moet eerst terug komen op de Benjaminse route. Een afstand van ongeveer 25 kilometer. De kaart geeft het redelijk aan, maar voor de zekerheid vraag ik af en toe de weg. Hoe kan het toch dat de uitspraak van de franse stadjes toch telkens anders is dat ik verwacht. Nu is mijn frans niet vloeiend, maar na twee weken in Frankrijk begint het toch weer goed terug te komen en maak ik me makkelijk verstaanbaar, maar de uitspraak van de stadjes is steeds weer een verrassing. Gelukkig heb ik de kaart als ondersteuning. Zonder verkeerd te rijden kom ik aan bij Poihes aan Canal du Midi, waar ik gister ook langs fietste. De gedachte is langs kanalen is het altijd vlak. Heerlijk, maar alleen de gedachte was blijkbaar de goden verzoeken, want zodra ik weer gewend ben aan het fietsen langs het kanaal buigt mijn route af en draai ik van het water af het binnenland in, dus de bergen weer in. Alleen het aanzicht is al reden om chagrijnig te worden. Het benauwde gevoel overvalt me en ik heb weer de neiging om weer sneller te gaan fietsen om eerder uit de bergen te zijn. Een volledig onzinnige actie, maar een pure reflex. Het stuk is gruwelijk, nergens vlak en nergens een stuk om lekker rond te trappen en in je tempo te komen. Hoe verder ik de dag in kom hoe minder zin ik heb. Dit helpt niet om lekker ontspannen te fietsen. De gedachte dat ik de dag erna weer een dag tussen de bergen zit om de Pyreneeën over te steken is al voldoende om mijn moraal een forse knauw te geven en de kracht uit mijn benen te rossen.
Mijn pauzes worden frequenter en langer, alsof dat zou helpen. Meneer de Spigiater, het zit allemaal tussen de oren. Er is maar 1 oplossing, Gewoon door trappen. Gelukkig doet de I-shuffle het weer en met The Scene, Live en Bram Vermeulen als ondersteuning neem ik elke heuvel. Heerlijk het nummer van Bram, “Plaats mij maar bij de onzin”. Het is mijn lijflied geworden. Af en toe zit ik hard meezingend op de fiets. Meezingen helpt, de mensen zullen wel gedacht hebben, maar als je toch met een rugzakje naar Barcelona gaat fietsen, dan is er toch een steekje los, dus wat maakt het uit.
De route bestond uit twee volledige Michelin kaarten, maar ik ben gelukkig sneller op de 2 de pagina, maar die was dan ook wel heel lang en dan moet ik aan het einde ook nog een stukje naar het westen richting Perpignan. Bij Tuchon zet er boven iemand een kraan of 2 open. Het komt werkelijk met bakken uit de hemel. In de luwte van een garagedeur kan ik schuilen tot het over is. Op 50 meter is een restaurant, maar het regent gewoonweg te hard om die kleine afstand te overbruggen zonder volledig doorweekt te zijn. Ik sta ruim een kwartier te wachten, voordat het minder wordt en ik de 50 meter alsnog neem.
Als ik in het restaurant aan de koffie zit en ik naast een van de locals zit en vertel dat ik naar Perpignan moet, kijkt hij naar buiten en zegt de memorabele woorden: “Bon Courage”. Hij vertelde dat met deze wind en wolken er nog zo een bui komt. Toch lijkt er niets anders op te zitten. Ik bestel nog een kop koffie en bestudeer de kaart nog eens. Ik moet in ieder geval naar Estagel. Daar naar het westen naar Perpignan. Toch lijkt er een alternatief. Als ik in Estagel ben kan ik ok doorfietsen naar Thuir, maar als ik vraag hoe ver het is, dan blijkt dat nog 70 kilometer. Ik besluit te gaan fietsen en in Estagel te kiezen. Ook neem ik het voornemen dat als ik voor 16.00 uur in Estagel ben ik door kan rijden, want dat is het nog maar 40 kilometer naar Thuir, en dat trap ik nog wel dicht. Wel zal ik dan daar op zoek moeten naar een hotel. Ik stap op de fiets en zet de sporen er in. Om 15.50 fiets ik Estagel in. Het begint dan te regenen en als ik naar het westen kijk, richting Perpignan is het zo zwart als de nacht, terwijl het naar het zuiden beduidend lichter is. Ook zie ik dat ik nog 30 kilometer naar Perpignan moet, die ik de volgende dag eerste terug moet fietsen om weer op de route te komen om daarna alsnog naar Thuir te fietsen. En morgen zal toch wel geen makkelijke etappe zijn, omdat ik dan de Pyreneeën over moet. Ik zie een boordje Gare. Bij de plaatselijke supermarkt koop ik water en vraag of er inderdaad een station is en of er een trein naar Perpignan gaat. Blijkbaar heeft Gare meerdere betekenissen, want er is helemaal geen treinstation.
Ik stap op de fiets dender door richting Thuir. Inmiddels heb ik er 110 kilometer op zitten en zijn mijn benen zwaar. Het eerste stuk is redelijk vlak en dan verschijnt het colletje. De eerste van de 3. Op de kaart lijkt er een shortcut te zijn. Aan de voet van de 2de beklimming komt een wielrenner naar beneden zeilen, die stopt als hij mijn ”Cry de coeur” hoort.. Ik hou hem aan en het blijkt een Amerikaan te zijn, die de buurt redelijk kent. Mijn shortcut is inderdaad mogelijk. Het is korter en het scheelt een col. Bijna fluitend neem ik nu de laatste col in de wetenschap dat het vanaf de top alleen nog maar naar beneden zal gaan tot in Thuir. Het is duidelijk te zien dat je hier Catalonië nadert, want de bouwstijl verandert en de naamborden worden tweetalig. Als ik in Thuir aankom en de office de tourisme vind, dan blijkt er 1 hotel te zijn, dat gelukkig nog plaats heeft. Aangekomen een biertje en dan een douche. Helaas blijkt de nieuwe boiler in het hotel niet te werken en rest me niets anders dan een koude douche. De loodgieter is er wel, maar als de discussie hoor, dan geef ik de moed op spoedige reparatie op en spring onder een koude douche. Morgen gelukkig een kortere etappe, doordat ik nu ben doorgefietst.
Dag 17. De Pyreneeën. Van Thuir naar L, Escala (Spanje)
Een dag die begon met een letterlijk koude douche, want het uurtje van de loodgieter is verandert in morgen. Manjana. Als ik na het ontbijt het vertel tegen de hotel eigenaar, trekt hij zijn schouders op. Het zal wel de Spaanse inslag zijn. Snel pak ik de route op. Zodra ik Thuir uit rij, merk ik dat de zadelpijn van gister intenser is geworden. Voorzichtig verzitten en niet onnadenkend op de fiets springen is het devies. Mijn billen zijn blijkbaar gemaakt om op een stoel te zitten en niet ruim 14 dagen 6 to 8 uur per dag op een racezadeltje. Een flinke lik vaseline lucht wat op, maar het verdwijnt niet. Na 4 kilometer zie ik de Pyreneeën opdoemen als een soort onneembare vesting. Langzaam nader ik de natuurlijke barrière en zie op tegen nog een dag in de bergen, het opgesloten gevoel.
Bij Llauro start de eerste echte beklimming. Het is een geweldige omgeving, het is ruim en er zijn meerdere fietsers. Ik geniet zelfs. Snel volgen de volgende beklimmingen, maar het is ruimer en ruiger. De heuvels zijn netjes oplopend, zodat ik kan wennen. Van 250, 350, 450, en bij Marrelles de hoogste van 780 meter. Het valt dus allerzins mee. Het stijgingspercentage van tussen de 6 en 8 procent is fors. Een constante druk op mijn benen. Op de laatste beklimming stop ik 2 keer om mijn benen rust te geven. De beklimming van de laatste berg gaat in een keer van 300 naar ongeveer 800 meter. Het laatste stuk vanaf 500 meter is een smal pad, dat een bijzonderheid heeft. Normaal zijn de bochten in de bergen wat vlakker, maar hier zijn ze juist steiler, elke bocht neem ik aan de buitenkant en op de pedalen, het gaat echt fors omhoog. Uiteindelijk kom ik boven en weet dat ik dan ga afdalen naar Vajol. Boven op de berg stopt het asfalt en verandert het in een bospad met grote stenen. Ik heb het als vaker gezien. Inmiddels zijn mijn nieuwe schoenplaatsjes ook al redelijk versletenen. Ik durf niet te lopen op mijn schoenen, want ik merkte vanochtend al dat ik te makkelijk inklikte en te makkelijk er uit schoot. Ik besluit dit pad op mijn sokken te nemen met de schoenen in de hand, want het laatste dat ik nu wil is mechanische problemen. Ik moet wel denken aan de opmerking van Jos in Anduze, Altijd schoenen aan voor de schorpioenen…..Ik probeer te kijken waar ik loop, maar 1 verkeerde stap met mijn schoenplaatsjes en de voorkant van mijn rechter schoen kan afbreken, want die is bijna geheel weggesleten. Statistisch is die kans groter dan geprikt worden door een schorpioen en als ik geprikt zou worden is het vergelijkbaar met een wespensteek. Altijd nog beter dan de komende 80 kilometer zonder schoenplaatjes.
Boven stopt het bospad en begint of eindigt een asfaltweg. Wat zou de reden zijn om hier ooit te zijn gestopt met asfalteren. De afdaling is geweldig. Eerst langs Vajol. Daarna Aquilana. Hier koop ik wat te drinken en te eten. Heerlijke puddingbroodjes en vers fruit. In de schaduw van een boom eet ik op het centrale marktplein mijn voorraad op.
Ik ga verder om de volgende heuvels nog te nemen. Niet hoog, maar wel steil en inmiddels is de temperatuur verder opgelopen. Bij deze hitte is elk klimmetje van 7 procent voldoende om het vocht uit je poriën te laten stromen, maar de omgeving maakt veel goed. Ik wijk bij Boedella af van de Garmin-route en ga verder op basis van de kaart in naar Figueres te gaan. Daar wil ik naar het museum van Dali. In Avionet vraag ik nog even de weg. Ze leggen het daar net zo beroerd uit als dat het is aangegeven. Na 14 dagen frans, versta ik van Spaans werkelijk niets en niemand spreekt hier ook maar een beetje buiten de deur. Geen frans, engels of duits. Uiteindelijk vind ik Fugueres, maar ik word overvallen door de drukte, de auto’s, het gekkenhuis en de smog. Ik ga niet naar het museum, maar direct door naar de kust. Inmiddels beginnen mijn benen pijn te doen en ik heb geen zin meer in die drukte. De plaatselijke VVV verteld hoe ik in L’Escala kom. Je neemt de vierde rotonde naar links, het staat aangegeven en het zijn prima fietspaden. Uiteindelijk blijk ik te fietsen op de vluchtstrook van de doorgaande rijksweg, waarbij de vluchtstrook varieert tussen de 2 meter tot maar 40 centimeter, waarbij de vrachtauto’s goede pogingen doen om de vouwen uit mijn tenue te rijden. Het is een absolute afgang na 1950 kilometer over rustige fietspaden te hebben gereden.
Naast het feit dat het niet geheel veilig is, is er gewoon niets aan. Als ik in de L’Escala aan kom vraag ik of er een trein of bus naar Barcelona gaat. Als blijkt dat er de volgende ochtend een bus gaat, weet ik dat ik in Spanje niet meer op de fiets stap. Morgen stop ik de fiets in het vooronder van de bus en zal behouden in Barcelona aankomen. Mijn fietstocht zit er op.
Is dit monument met Olympische teken voor mij neergezet?
Het voelt wel als een prestatie..
In L’Escala check ik in en ga daarna naar het strand, lees mijn boek uit en ga eten in een restaurant in de ondergaande zon. Het feit dat de kwaliteit van het eten minimaal was werd volledig gecompenseerd door het uitzicht en de ondergaande zon.
Epiloog.
Ik heb 1960 kilometer gefietst. Geweldige mooie natuur gezien, weinig pech gehad, mooie ontmoetingen gehad. Klote momenten gehad, die het heroïsch hebben gemaakt. Ik weet weer dat ik een papa papa ben en 2,5 weken weg van mijn gezin lang is. Ik bedankt een ieder die me heeft ondersteund, namens De cliniclowns bedank ik alle sponsors en Lydia, omdat ze me deze kans heeft gegund. Ik ben Paul Benjaminse dankbaar dat hij een geweldige route heeft uitgezet. Op dit moment heb ik een Garmin Dakota 20, inclusief route naar Barcelona, in de aanbieding, want het was mooi en eenmalig. Ik heb bewezen naar Barcelona te kunnen fietsen. Het was memorabel en een ervaring die ik niet had willen missen paar dagen fietsen is vanaf nu meer dan voldoende. Dus als je naar Barcelona wilt fietsen, bel me en kom de Garmin maar halen. De volgende dag rij ik langs de weg naar Barcelona. De weg die ik gister deels heb gereden. Ik leun naar achter in de wetenschap dat ik de juiste keuze heb gemaakt. Dat was niet aardig geweest. Een uurtje later zal ik in het centrum van Barcelona zijn en een biertje als traktatie kopen.