We werken eraan! Sector ondersteuning van personen met een handicap
INHOUD
Voorwoord Perspectief 2020 : we werken eraan!
Diane Serneels en Hendrik Delaruelle
DEEL 1
INCLUSIE IN DE PRAKTIJK GEBRACHT
INCLUSIE: conditio sine qua non bij het Vlaams Welzijnsverbond
7
Frank Van Rompaey en Jef Stroo
INCLUSIE IN VLAANDEREN meer dan mooie woorden alleen!
11
Partners in parenting Jo Voets en Sofie Boesmans Een gemeenschapshuis waar diversiteit troef is Jo Voets en Karel Baeten Een netwerkgroep als waarborg voor een goed leven Mieke Samyn Buurtvervlechting maakt participeren evident Joke Roels en Griet Pitteljon Inclusie ook bij doelgroepen waar dit niet onmiddellijk vanzelfsprekend lijkt Renaat Jonckheere
11
13 14 16
18
INCLUSIEF BELEID: de Vlaamse overheid zet de toon. Gisteren, vandaag en morgen. 20
Rudi Kennes Interview: Inclusie > interview met Bernadette Rutjes
- 2 -
24
PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING OVER DE GRENZEN HEEN
DEEL 4 4 DEEL
INLEIDING: schets van een veranderende context
JEAN-PIERRE VAN BAELEN en BART SABBE in gesprek over de financiering van morgen
27
Patrick Penders
PRAKTIJKVOORBEELDEN uit Europa
32
Financieringssystemen in Europa Luk Zelderloo Zweden als pionier, Nederland als rolmodel? Peter Lambreghts Ondersteuning voor personen met een handicap in Styrië – Oostenrijk Thomas Driessen Interview: Persoonsvolgende financiering > interview met Lien Van de Wiel
DEEL DEEL 3 3
32 35
37 40
VRAAGGESTUURDE ZORG: een traject op maat
INLEIDING 43
Katrien Debreuck Onderweg: van plan naar ondersteuning Ann De Roeck De nieuwe diensten ondersteuningsplan en de werking van de mentororganisatie in dit alles Geertrui Vandelanotte
PRAKTIJKVOORBEELDEN: intersectorale samenwerking in functie van de vraag
44 50
52
Intersectorale samenwerking als antwoord op vraaggestuurde zorg 52 Geert Stroobant en Ludo Timmermans Vraaggestuurde zorg door samenwerking tussen reguliere thuiszorg en handicapspecifieke zorg 54 Els Desmet Intersectorale samenwerking VAPH-GGZ volwassenen 58 Sabrine Roelandt, Noël De Rycke en Leen De Neve Interview: Kiezen waar je woont, met wie je woont en wie er je vrienden zijn. Dit is vraagsturing ten voeten uit 62 > interview met Viviane Sorée
ONDERNEMEN IN PERSPECTIEF (2020)
CONCEPT ONDERNEMEN IN WELZIJN
65
67
Het concept ondernemen in welzijn 67 Alain Nauwelaerts, Geert Bonte, Philip Vanneste en Hendrik Vandamme Reflecties op het concept en het concept ondernemen in welzijn in debat 73 Jos Theunis, Paul Ongenaert, Lief Vanbael, Mark Selleslach en Rudy Mattheus
Workshops: ONDERNEMERS IN DE ZORG
Wie zijn ze, wat doen ze en waarom? Bernadette Van den Heuvel Ondernemerschap bij Colruyt Group Ilse Bellemans Hoe ga je als ondernemers om met gebruikers: van cliënt naar klant? Erik Goubin Concullega’s: partners of concurrenten? Noel Keersebilck De rol van de bestuurders Koen Vandelanotte Interview: Ondernemen in welzijn door de bril van de gebruikers > interview met Lief Vanbael
77 77 78
79 80 80
82
Vlaams Welzijnsverbond
2 DEEL 2
- 3 -
Voorwoord
Perspectief 2020: we werken eraan! In juli 2010 lanceerde minister Vandeurzen zijn Perspectief 2020 : nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap. Het plan geeft de grote lijnen weer waar we met de sector naartoe gaan. Dit plan van de overheid kwam niet uit de lucht vallen. Het is een sluitstuk van een denkproces dat al jaren in de sector leeft. Tegelijk is het een beginpunt voor de realisatie ervan. De overheid wenst dit plan te realiseren met de medewerking van de belangrijke stakeholders. De voorzieningen voor personen met een handicap zijn daar één van. Het Vlaams Welzijnsverbond zette extra middelen en mankracht in om deze ontwikkelingen op te volgen en te beïnvloeden.
Zorgvernieuwing valt niet uit de lucht Zorgvernieuwing is een proces dat al jaren aan de gang is, zowel in de visievorming als in de praktijk. Wij streven naar vernieuwing vanuit een nieuwe visie op handicap en ons perspectief als zorgaanbieder. We vertrekken vandaag van de inclusiegedachte. Mensen met een handicap moeten niet worden geïntegreerd in de samenleving, ze maken er per definitie deel van uit. Iedereen moet gelijke kansen hebben om gelijkwaardig te kunnen participeren. Om dit waar te maken hebben mensen met een handicap extra hulp en ondersteuning nodig, soms zelfs erg veel en gespecialiseerde ondersteuning. Kwaliteit van bestaan is daarbij het uitgangspunt. We vertrekken van de noden tot ondersteuning van de persoon met een handicap. Vandaar spreken we van vraaggestuurde ondersteuning. De ondersteuning gebeurt zo inclusief mogelijk. De dichtste ondersteuningsbron is het eigen sociaal netwerk. In de tweede plaats kijken we naar de ondersteuning die reguliere voorzieningen kunnen bieden. Maar daarnaast is vaak echte gespecialiseerde ondersteuning nodig door aparte diensten of voorzieningen gespecialiseerd in ondersteuning van personen met een handicap. In 2008 schreven de gebruikersorganisaties en de koepels van voorzieningen hun visie samen neer in de “beginselverklaring”. Wij stelden toen dat er drie belangrijke hefbomen waren voor een hedendaagse ondersteuning van personen met een handicap:
✔ de ondersteuning van de persoon met handicap in functie van vraagverduidelijking en de realisatie van zijn ondersteuningsplan ✔ persoonsgebonden financiering als het basisfinancieringssysteem voor de gehandicaptenzorg, waarbij de middelen afgestemd zijn op de zorgzwaarte ✔ een deregulerend kader voor de zorgaanbieders: de regelgeving is verouderd en complex. We hebben ook teveel regels We zijn in Vlaanderen helemaal niet zo uniek in de richting die we gaan in de zorgvernieuwing. Deze evolutie kadert in de internationale tendensen. In 2009 heeft België het VN Verdrag voor gelijke rechten van personen met een handicap geratificeerd. Meer dan we misschien beseffen is dit een onomkeerbaar ankerpunt.
Perspectief 2020: twee doelstellingen Perspectief 2020 is de beleidsnota van de overheid die een antwoord biedt op de vraag vanuit de sector naar een lange termijnvisie. Perspectief 2020 zet de bakens voor de toekomst en stelt zich twee grote doelstellingen. In 2020 moet er zorggarantie zijn voor de personen met een handicap met de grootste ondersteuningsnood. Daarnaast zullen geïnformeerde gebruikers vraaggestuurde zorg en assistentie hebben in 2020. Wij hebben steeds onze schouders gezet onder de ver-
- 4 -
nieuwing in dit plan. We werken hieraan constructief mee, omdat we ons terugvinden in de grote lijnen. Dat betekent niet dat we geen kritische kanttekeningen maken, zorgen hebben of bedenkingen bij de operationalisering. Zo zijn we van mening dat Vlaanderen pas tevreden mag zijn als élke persoon met een handicap de nodige ondersteuning heeft. Dit zal nog vele jaren grote budgettaire inspanningen vragen. Er wordt veel verwacht van de vermaatschappelijking van de zorg. Het eigen sociaal netwerk is een belangrijke bron van ondersteuning. Terecht, maar we moeten oppassen dat we geen te grote druk leggen op gezinnen om de zorg te moéten opnemen. Reguliere diensten inschakelen is absoluut nodig. Maar zij moeten daarvoor de middelen hebben en de know-how kunnen verwerven. Gespecialiseerde steun door VAPH voorzieningen zal nodig blijven. Echte vraagsturing kan maar als zij als initiatiefnemers soepel op vragen kunnen inspelen en niet aan handen en voeten gebonden zijn aan regels. Een regelluw kader mag geen slogan blijven. We zijn voorstander van een persoonsvolgende financiering. De kwaliteit van de ondersteuning moet daarbij voorop staan. Het betekent dat de budgetten op maat van de zorgzwaarte en voldoende groot moeten zijn. Als we over onze grenzen kijken, zien we bijvoorbeeld dat budgetten bij onze noorderburen soms dubbel zo groot zijn. Aan ‘meer doen met dezelfde middelen’ zijn grenzen.
De toekomst zal er anders uitzien, ook voor de voorzieningen. We stellen ons voor dat we evolueren naar door het VAPH erkende dienstverleningscentra. De oude erkenningsvormen zullen verdwijnen. Dienstverleningscentra zullen een gedifferentieerd aanbod bieden aan mensen met een persoonsvolgende voucher. Ze realiseren vraaggestuurde, zo inclusief mogelijke oplossingen voor personen met een handicap, in samenwerking met het eigen netwerk, met reguliere diensten en met andere voorzieningen of diensten binnen of buiten de sector. Samenwerking met reguliere diensten en intersectorale samenwerking zal nodig zijn om echte vraagsturing waar te maken. Dit zal netwerkvorming en schaalvergroting met zich meebrengen. Zeer gespecialiseerde residentiële zorg in aparte settings zal voor een aantal groepen noodzakelijk blijven. Voorzieningen zullen meer ruimte hebben om te ondernemen. Hier zijn we nog lang niet, maar alles is in beweging. Er zullen nog veel extra inspanningen en middelen nodig zijn. Het sluitstuk is wellicht de invoering van de persoonsvolgende financiering, niet als doel, maar als middel. Daarvoor moet nog ontzettend veel werk worden verricht. De onzekerheid en onrust is vaak voelbaar in de sector. Hoe kunnen we nog op lange termijn plannen? Er is nood aan een duidelijke communicatie door de overheid. De
overheid moet een evenwicht zoeken tussen snelheid van verandering en zorgvuldigheid. Ook tussen snelheid van verandering en gedragenheid.
ger van de gebruikers aan het woord. Hét einddoel van de vernieuwingsoperatie moet immers zijn dat personen met een handicap er beter van worden.
Er nu aan werken
We ronden deze vier dagen af met deze publicatie. We hopen dat ze inspirerend kan werken. Daarmee zijn we nog lang niet aan het eind van de rit. Ook in de toekomst zullen we blijven inzetten op de zorgvernieuwing. In oktober 2012 vervolgen we al met een studiedag over de multifunctionele centra. Er volgen er ongetwijfeld nog.
Ondertussen blijven we niet stilstaan. Het Vlaams Welzijnsverbond werkt mee aan de vernieuwingen vanuit een constructieve, kritische houding. Daarom hebben we in de loop van december 2011- juni 2012 ook vier druk bijgewoonde studiedagen gerealiseerd :
✔ Inclusie in de praktijk gebracht ✔ Persoonsvolgende financiering over de grenzen
We danken van harte al de leden van onze commissies en onze medewerkers die actief meegewerkt hebben aan de vormgeving van deze dagen en al de sprekers die een bijdrage leverden.
heen ✔ Vraaggestuurde zorg ✔ Ondernemen in perspectief (2020)
Een speciaal woord van dank richten we aan Ann Degezelle, onze tijdelijke projectmedewerker die de studiedagen en ook deze publicatie in goede banen heeft geleid.
We legden telkens de focus op een ander belangrijk thema uit perspectief 2020, al zal u merken dat al deze thema’s met elkaar verbonden zijn. Tijdens deze studiedagen lag het accent op visievorming, onze blik verruimen. Maar tegelijk brachten we veel praktijkvoorbeelden waar we kunnen van leren. Met deze vier dagen bereikten we meer dan 600 geïnteresseerde deelnemers.
Brussel, augustus 2012
Aan elk thema is een apart hoofdstuk gewijd. Niet toevallig laten we aan het eind telkens een vertegenwoordi-
- 5 -
Diane Serneels Sectorcoördinator ondersteuning van personen met een handicap
Hendrik Delaruelle Sectorvoorzitter ondersteuning van personen met een handicap
Vlaams Welzijnsverbond
De voorzieningen van de toekomst ?
DEEL 1
INCLUSIE IN DE PRAKTIJK GEBRACHT - 6 -
Inclusie
Conditio sine qua non bij het Vlaams Welzijnsverbond
Inleiding Inclusie en volwaardig burgerschap zijn twee centrale concepten in het verdrag van de VN over de rechten van personen met een handicap. De Vlaamse beleidslijn betreffende personen met een handicap -uitgeschreven in perspectief 2020- hanteert eveneens het begrip ‘inclusie’ als een pijler van ons huidig en toekomstig maatschappijbeeld. De Commissie Inclusie binnen het Vlaams Welzijnsverbond stelt zich tot doel -vertrekkend van een analyse van het concept ‘inclusie’- te onderzoeken hoe we kunnen bijdragen tot de realisatie van een inclusieve samenleving. Het begrip ‘inclusie’ wordt omschreven in een beknopte visietekst. Hierin onderzoeken we -in de diepte- de betekenis van dat begrip en de gevolgen ervan voor de uitbouw van een inclusieve samenleving. Inclusie wordt gelinkt aan volwaardig burgerschap en kwaliteit van bestaan van mensen met een beperking. Je kan een mening (oordeel) hebben over inclusie, over hoe je tot een inclusieve samenleving kan komen, maar je kan geen mening hebben over ‘wat inclusie is’. Inclusie is inclusie, niet meer, niet minder. Inclusie betekent insluiting. Dat kan je dan op verschillende manieren
formuleren (wat ook gebeurt in de visietekst). Meteen verhelderen we ook de gemeenschappelijke taal die we binnen de commissie spreken als het gaat over inclusie. De visietekst maakt duidelijk dat het begrip inclusie lang niet zo complex is als vaak wordt aangenomen, maar dat de impact ervan, wil men komen tot een inclusieve samenleving, verregaande gevolgen heeft voor alle leden en geledingen van die samenleving. Inclusie wordt een verantwoordelijkheid van iedereen.
Strategische doelen en actieplannen van de commissie inclusie Zowel vanuit de invalshoek van de professionele ondersteuning als vanuit het oogpunt van de brede samenleving werden binnen de commissie inclusie strategische doelen bepaald. Realisatie van de inclusieve samenleving is immers een opdracht voor vele stakeholders: Federale en Vlaamse overheden, het lokale beleid, personen met een beperking, netwerk van de persoon met een beperking, professionele hulpverlener (ondersteuner), de georganiseerde dienstverlening, het VAPH als regelgever, ... en iedere burger van de samenleving. In het werkjaar 2012 concentreren we ons op een drietal projecten:
- 7 -
✔ Project 1: Ontwikkelen van een inclusietoets: een
tool creëren die niet normatief is, maar een hulpmiddel tot kritische analyse, reflectie en gespreksvoering binnen een organisatie die zich expliciet wil focussen op indicatoren die inclusie-bevorderend zijn. We vertrekken vanuit een verkenning van wat op dit vlak reeds voor handen is.
✔ Project 2: Competentieprofiel voor begeleiders dat aangeeft welke competenties cruciaal zijn bij het ontwikkelen van een inclusie-bevorderende ondersteuning of coaching van personen met een beperking. Deze competenties van begeleiders moeten aansluiten bij de ‘cliëntgerelateerde’ noden en verwachtingen van diverse doelgroepen van personen met een beperking, wil men hen actief ondersteunen richting inclusieve samenleving.
✔ Project 3: Regelgeving (VAPH én sector overschrijdend) doorlichten en knelpunten die inclusie-belemmerend zijn oplijsten en alternatieven formuleren.
Vlaams Welzijnsverbond
Frank Van Rompaey en Jef Stroo, in opdracht en onder redactie van de Commissie Inclusie van het Vlaams Welzijnsverbond, een interne werkgroep van leden die nadenken over inclusie.
Integrale weergave van de visietekst inclusie Uitgangspunt: VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap Uit de Preambule: ✔ b. Erkennend dat de Verenigde Naties in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de internationale mensenrechtenverdragen hebben verklaard en zijn overeengekomen dat eenieder aanspraak heeft op alle daarin genoemde rechten en vrijheden, zonder enig onderscheid van welke aard dan ook, (…) ✔ c. Opnieuw het universele en ondeelbare karakter bevestigend van, alsmede de onderlinge afhankelijkheid en de nauwe samenhang tussen alle mensenrechten en fundamentele vrijheden, en de noodzaak dat personen met een handicap gegarandeerd wordt dat zij deze ten volle en zonder discriminatie kunnen uitoefenen, (...) België heeft het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ondertekend en geratificeerd op 2 juli 2009. Hierdoor verbindt ons land er zich toe om de universele mensenrechten ook voor mensen met een handicap te waarborgen en wordt de inclusieve kaart ten volle getrokken. Ook op Vlaams en Europees niveau (Europese Commissie, Perspectief 2020, ...) erkent men het recht van de persoon met een handicap op volwaardig burgerschap. Het Vlaams Welzijnsverbond onderschrijft het ‘VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap’ en neemt de consequenties die daaruit volgen mee in de verdere ontplooiing van haar werkzaamheden.
tot uiting in de mate waarin je maatschappelijk niet verhinderd wordt je burgerschap op te nemen en de maatschappij hiertoe de nodige ondersteuning aanbiedt.
Inclusie Inclusie betekent insluiting. Anders geformuleerd, inclusie staat tegenover uitsluiting of discriminatie. Inclusie betreft de insluiting van in de samenleving achtergestelde individuen en groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten. ‘Het is het maatschappelijke proces dat vertrekt vanuit gelijkwaardigheid, antidiscriminatie en meerwaarde van diversiteit. In dit proces past men de opvattingen en structuren aan de verschillen tussen mensen aan, zodat alle burgers erbij kunnen horen en rechten en kansen hebben om evenwaardig te participeren in de samenleving. In het verlengde hiervan is een inclusieve samenleving een samenleving waar alle burgers erbij horen, ongeacht hun verschillen en met respect voor hun verscheidenheid. Iedereen geniet van gelijke rechten en kansen die het mogelijk maken om gelijkwaardig te participeren. Inclusie veronderstelt keuzevrijheid, controle en participatie.’ (Viviane Sorée, 10/12/07) Inclusie behelst ‘volwaardig burgerschap’. ‘Mensen met een handicap moeten in de samenleving een plaats krijgen als volwaardig burger. Ze hebben dezelfde rechten als iedere andere burger. Dat wil zeggen dat de behoeften van iedere burger even belangrijk zijn. Die behoeften moeten daarom het uitgangspunt zijn voor de manier waarop wij onze samenleving inrichten.’ (Van Gennep, 2001) Inclusie betekent dat je erbij hoort, niet louter dat je erbij ‘mag’ horen, maar dat je er integraal en onlosmakelijk deel van uitmaakt. Dit betekent dat je onvoorwaardelijk wordt geaccepteerd, dat je mag zijn wie je bent en dat je daarvoor wordt gewaardeerd. Deze waardering komt
- 8 -
Vertaald naar de samenleving betekent dit dat die samenleving, zonder jouw volledig ‘deel-uitmaken-ervan’, incompleet is. Wanneer jij er niet bijhoort, er geen deel van (mag) uitmaken, geheel of gedeeltelijk, om welke reden ook, is die samenleving bijgevolg incompleet, nietheel, onvolkomen. Inclusie gaat dus uit van de samenleving. Het belang van deze vaststelling valt niet te onderschatten. 1. Met betrekking tot personen met een handicap betekent dit immers dat, waar het inclusie betreft, we in ons denken niet langer mogen/kunnen uitgaan van de persoon met een handicap. Immers, hoe inclusiever de samenleving, hoe relatiever het belang van het begrip ‘persoon met een handicap’ wordt. Een inclusieve samenleving sluit namelijk niet uit, maakt geen waarde-gerelateerd onderscheid. Ze is vol van verscheidenheid, vrij van discriminatie en lijkt dus utopisch*. Binnen deze samenleving is elk lid ervan een even welkom als gelijkwaardig deel van het spectrum dat diversiteit wordt genoemd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet de mate van diversiteit bepalend is. Maar behalve de waarden, normen, rechten en plichten eigen aan de samenleving, zal aan die diversiteit geen grenzen worden opgelegd. 2. Hierin onderscheidt inclusie zich van integratie: waar er bij integratie duidelijk een appél wordt gedaan op de persoon met een handicap, waarbij er wordt verwacht dat deze de inspanning levert om zich zo goed mogelijk te integreren, sluit inclusie de persoon met een handicap in, onvoorwaardelijk. Bij integratie gaat de beweging uit van de persoon met een handicap naar de samenleving; bij inclusie gaat de beweging uit van de samenleving, die de persoon met een han-
3. De verantwoordelijkheid om tot inclusie te komen is een maatschappelijke verantwoordelijkheid die ligt bij de samenleving, bij al haar individuele burgers en alle actoren die er deel van uitmaken. * Wanneer de inclusieve samenleving als utopisch wordt gekarakteriseerd, werpt dit een licht op de pijnlijke realiteit van de tekorten eigen aan een menselijke samenleving. In een menselijke samenleving valt discriminatie namelijk niet uit te sluiten, ze is er inherent aan. Ze is echter niet inherent aan het menselijk streven naar een samenleving vrij van discriminatie en mag er dan ook geen belemmering voor zijn. De inclusieve samenleving is het ultieme doel, het ideaal waar ten allen tijde in de grootst mogelijke mate naartoe moet worden gewerkt. Het feit dat deze doelstelling utopisch lijkt, mag het streven ernaar niet afzwakken, wel integendeel. Immers, zolang het doel niet is bereikt, worden er mensen of groepen van mensen uitgesloten, en dat is onaanvaardbaar. Om tot een rechtvaardiger samenleving te komen dient de weg van inclusie bewandeld te worden. Op die manier is inclusie zowel middel als doel.
Het Vlaams Welzijnsverbond onderschrijft het ‘VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap’ en neemt de consequenties die daaruit volgen mee in de verdere ontplooiing van haar werkzaamheden.
De visietekst inclusie gelezen in andere sectoren De visietekst rond inclusie werd verspreid in verschillende sectoren met de bedoeling feedback te krijgen over hoe men vanuit andere sectoren naar deze omschrijving van inclusie kijkt. De twee centrale vragen hierbij waren: (1) wat roept deze tekst op en (2) wat betekent inclusie voor jullie? Hierna volgt een greep uit de ingestuurde reacties.
✔ Reacties uit de bijzondere jeugdzorg Lieven Saey vzw de korf
Binnen onze sector (BJZ) ondervinden wij, die werken met mensen met een sociale handicap, dat de praktijk vaak stuit op structurele, praktische problemen. Zo hebben wij momenteel een meisje met MS (in rolstoel) die op studio woont, maar moeilijk met haar wagentje alleen in een kleine –niet voor een dergelijke situatie aangepaste- ruimte kan verblijven en daarom opnieuw vaak in de leefgroep dient te verblijven. Leefgroepbegeleider vzw de koepel In deze tekst vind ik een sterk maatschappelijk uitgewerkte visie rond inclusie waarbij de verantwoordelijkheid eerder bij de maatschappij gelegd wordt dan bij individuen – een sterk punt, lijkt mij. Zorgcoördinator MFC de kering De onvoorwaardelijke acceptatie van elk individu is een prima uitgangspunt om het maatschappelijk debat te openen. De rol van de maatschappij (lees beleid) is hierbij primordiaal! Concreet houdt dit bv. in dat rol, taak en opdracht van het beleid duidelijk moet zijn: zorg voor iedereen, en dit op diverse niveaus (financieel, onderwijs, tewerkstelling, hulpverlening, …). Inclusie betekent een drastische verschuiving in ons denken. Het staat als een paal boven water dat de verantwoordelijkheid om tot inclusie te komen ligt bij ons allen; niet enkel bij een beleid. Het is wel zo dat een beleid dient te faciliteren om verschuiving in het denken van mensen te bewerkstelligen. Ik geloof niet
- 9 -
in een beweging die louter vertrekt vanuit het individu. Dit moet synchroon gebeuren met een beleid dat ruimte, kansen en faciliteiten creëert. Lid Directieteam vzw de korf Een visietekst met een prachtig uitgangspunt. Het is inderdaad niet ‘de mens met een handicap’ die zich moet aanpassen, maar de maatschappij zelf. Maar de realiteit leert ons dat dit al te vaak een utopie is. Een (gemotiveerde) jongere met een psychische problematiek een vakantiejob helpen vinden is niet altijd evident in onze maatschappij. Leefgroepbegeleider vzw de korf Toen ik de visietekst las, was ik ergens opgelucht als ik de laatste paragraaf las. Ik kan me namelijk wel vinden in de visietekst rond het thema ‘inclusie’, maar je moet realistisch blijven vind ik. Mensen met een handicap kunnen zoals iedereen naar een concert/festival gaan, maar aan de andere kant wordt er voor hen vaak een aparte zone afgebakend. Maar dat neemt niet weg dat dergelijke initiatieven niet genomen moeten worden. Integendeel! Maar streven naar inclusie is en blijft een werkwoord. Leefgroepbegeleidster vzw de koepel Bij een zo actief mogelijk leven draait het om wat personen belangrijk vinden. Zo zou iedereen moeten kunnen meedoen aan sport, werk of opleiding, reizen, vrije tijd, cultuur, openbare diensten, enz Een mooi initiatief is bv Blijf Actief VZW. Voor jongeren die begeleid wonen binnen de bijzondere jeugd-
Vlaams Welzijnsverbond
dicap beschouwt als wezenlijk deel van haar zijn. Het is de maatschappij die zich dient aan te passen (community care) en diversiteit als een meerwaarde ziet. Hindernissen voor sociale inclusie worden weggewerkt (community building), zodat iedereen naar best vermogen kan deelnemen aan het maatschappelijk leven. Of nog, de persoon met een handicap maakt de samenleving, zoals elke andere burger, tot wat ze is: een samen-leving.
zorg wordt gestreefd naar een maximale inclusie via de activering van een sociale netwerk. Leefgroepbegeleider vzw de korf De inclusiegedachte zoals ze hier geformuleerd staat slaat de nagel op de kop: op die manier zou het moeten zijn! Teamcoördinator Dagcentrum
✔ Reactie vanuit de thuiszorgsector
Caroline Hoedemaeckers socialistische mutualiteit
De tekst neemt heel duidelijk het standpunt in dat inclusie een opdracht is van de maatschappij, dat de maatschappij er is voor iedereen en dat niemand moeite zou moeten horen te doen om zich deel te voelen uitmaken van die maatschappij. Qua principe kunnen hier natuurlijk volledig achterstaan. Hoe inclusie zich concreet vertaalt in de relatie tussen de gehandicaptensector en een thuiszorginstantie en welke aandachtspunten er hierbij zijn voor zowel de gehandicaptensector en de thuiszorgsector, zijn discussiepunten die we zullen binnenbrengen op het moment dat deze dialoog opgestart wordt.
lds Scout Jamborees). Deze internationale jamboreekampen gaan 4-jaarlijks door ergens ter wereld.
In 2007 ging de WSJ door in Engeland en is er één akabe-unit gerealiseerd. Een unit bestaat uit ongeveer 30 Belgische scouts, waarvan er op dat moment ongeveer 8 afkomstig waren uit een akabetak of akabegroep en een beperking hadden. Voorbije zomer 2011 ging de Jamboree door in Zweden en konden we nog een stapje verder gaan. 2 units bestonden oa uit leden met een beperking, hierdoor konden we ongeveer 12 akabeleden de mogelijkheid bieden om aan deze scoutservaring deel te nemen. De units met akabeleden werden ondersteund met extra leiding. Maar het allermooiste van het verhaal zijn de andere leden uit
✔ Scouts en Gidsen Vlaanderen
Ann De Meulemeester, commissaris akabe
De werking van Scouts en Gidsen Vlaanderen valt te omschrijven als ‘inclusief’. Naast reguliere scoutsgroepen, heeft Scouts en Gidsen Vlaanderen eveneens scoutsgroepen waarvan één tak zich specifiek richt op kinderen en jongeren met een beperking (akabetak) én scoutsgroepen die zich integraal richten op kinderen en jongeren met een beperking (akabegroep). Hierbij willen we de duidelijk nuancering maken dat we het beslissingsrecht bij de jongere zelf leggen. Daarom biedt Scouts en Gidsen Vlaanderen zowel een inclusieve als doelgroepgerichte werking aan opdat elke jongere zich goed kan voelen binnen het spel van Scouting!!
Ann De Meulemeester vertelt: Om een echt inclusieverhaal te vertellen, refereer ik graag naar de deelname van akabe aan de WSJ (Wor-
- 10 -
hun unit. Zij konden bij hun inschrijving er zelf voor kiezen om een akabeunit te zitten en geen enkele scout of gids heeft daarvan spijt gehad. Het was een fantastische ervaring!! Zo slaagden we er zelfs in een jongen in een rolstoel met zwaar fysieke beperkingen mee te nemen. Verder konden in 2011 ook 2 akabeleden mee op jamboree als IST (International Service Team). Zij waren er volwaardige medewerkers op jamboree in een internationaal team. Hierbij werden ze ondersteund door een Belgische ‘buddy’ die hen ondersteuning bood waar mogelijk. “Echte inclusie betekent een goed evenwicht zoeken tussen het ideaal van een werking die zo gemengd mogelijk werkt en de realiteit van het concrete individu en de concrete groep waarin het terechtkomt”.
Inclusie in vlaanderen meer dan mooie woorden alleen! Partners in Parenting
Orthopedagogische Pleegzorg in verkenning
Inleiding Bethanië Genk/Hasselt (www.bethanie.be) is een behandelingscentrum voor kinderen en jongeren met emotionele moeilijkheden en gedragsproblemen. Het doel van de intensieve begeleiding (oa training in de leefgroep, ouderbegeleiding, therapie, schoolse ondersteuning) is om een terugkeer naar huis te realiseren. In de praktijk hebben we evenwel vaak te maken met kwetsbare kinderen en/of gezinnen voor wie een (volledige) terugkeer naar huis niet realiseerbaar is. Kenmerkend voor deze kinderen is dat ze een specifieke aanpak vragen en soms een blijvende nood hebben aan therapeutische opvolging. In die zin speelt Bethanië een prominente rol in hun traject. Wat we echter niet kunnen is hen een warme en stabiele thuis bieden. Een leefgroep blijft een kunstmatige context en kinderen die er te lang verblijven, dreigen van de samenleving te vervreemden.
Partners in Parenting Vandaar dat we op zoek gingen naar een manier om de samenleving deelgenoot te maken in de zorg voor deze kinderen en een tweede cirkel te creëren van pleegge-
zinnen (verder P&Pgezinnen) die de opvoeding mee behartigen. Op die basis is het project Partners in Parenting – een orthopedagogisch pleegzorgproject- uitgedacht en uitgeschreven door Jo Voets (pedagogisch directeur Bethanië). In oktober 2010 kregen we toestemming van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap om het project uit te werken en in de praktijk om te zetten. Partners in Parenting -kortweg P&P- betekent letterlijk samen, als partners rond een kind gaan staan. De eerste partners zijn uiteraard de ouders. Hun band met het kind is onverbrekelijk. Er kunnen echter omstandigheden zijn waardoor ze onvoldoende kracht in de opvoeding kunnen zetten. Om de ontwikkeling van het kind te vrijwaren wordt bijgevolg een tweede partner, een P&Pgezin tijdelijk of langdurig, voltijds of deeltijds toegevoegd. Het gaat om gewone gezinnen met een buitengewoon engagement voor kwetsbare kinderen. Gezinnen met een groot hart, veel geduld en begrip, die een extra plaatsje aan hun tafel willen vrijmaken. Gezien de eigen beperkingen van de kinderen draagt Bethanië de regie, en staat zeven dagen op zeven in voor de begeleiding en ondersteuning van het project. Zo ontstaat een geborgen, samenwerkende kring rond de kinderen, die hen een plaats geeft in de samenleving.
- 11 -
Visueel kunnen we dit voorstellen in een driehoek.
Beth. Consulent context Vraagstelling (Thema) van het kind ouders
P&P ouders
De vragen en behoeftes van kinderen zijn zeer verschillend. Een kleuter kan nood hebben aan een stabiel en warm P&Pgezin vijf dagen op zeven, maar is tijdens het weekend ook graag en goed bij zijn ouders. Voor een adolescent kan een voltijds P&Pgezin te beknellend zijn, maar is een gezinservaring twee weekends per maand en soms in de vakantie wel aangewezen. Tussenin heeft hij of zij baat bij het orthopedagogisch aanbod van de leefgroep. De thema’s liggen dus ver uit elkaar. In die zin noemen we wat we doen thematische pleegzorg. Het thema (opleiding, school, stabiele opvoeding, houvast,
Vlaams Welzijnsverbond
Jo Voets en Sofie Boesmans Bethanië vzw Genk/Hasselt
het gevoel ergens bij te horen, enzovoort) wordt zorgvuldig gedetecteerd en is richtinggevend in het volledige proces. Het werkt als een groot voordeel dat we zowel de kinderen als hun ouders goed kennen en aldus de intensieve begeleiding daarop kunnen afstemmen. De P&Pouders worden wekelijks getraind en ondersteund in het omgaan met kinderen met gedrags- en emotionele problemen. Contacten tussen ouders en P&Pouders worden steeds door ons gebufferd en geregisseerd zodat de kinderen zorgeloos kunnen genieten van de extra kans die ze in de samenleving gekregen hebben.
Het leven zoals het is Na 1,5 jaar hebben we voor 11 kinderen een P&Ptraject kunnen realiseren, variërend van zeven dagen op zeven tot enkele dagen per maand. De resultaten zijn goed. De P&Pgezinnen leveren heel mooi werk, de kinderen bloeien open en worden terug echt geïntegreerd in de samenleving. We geven twee voorbeelden. Marc is een jongen van 8 jaar. Zijn vader is overleden en zijn moeder woont in het buitenland. Drie jaar geleden werd hij in Bethanië opgenomen na een mislukte pleegplaatsing. Gezien zijn ex-pleegouders hem niet meer willen zien, en zijn moeder slechts enkele keren per jaar naar België komt, groeide hij volledig op binnen de muren van onze instelling. Beladen hechtingsmoeilijkheden verhinderen een nieuwe plaatsing via de reguliere pleegzorg. De ontwikkelingskansen van Marc waren bijgevolg beperkt. Via P&P vonden we een warm, stabiel, levendig gezin dat iets voor hem wou betekenen. De eerste contacten verliepen organisch via de leefgroep. De P&Pmoeder kwam enkele weken als kookmoeder in de leefgroep werken en bracht haar eigen zoontje mee. Op een dag vroeg haar zoontje spontaan aan Marc of
hij eens bij hen kwam spelen. Marc was onmiddellijk enthousiast en voelde zich vrij om van dit aanbod te genieten. Een dik jaar later verblijft Marc elk weekend en elke vakantieperiode in het gezin. De opvoeders beschrijven hem als een ander kind: gelukkig, dankbaar, meer open, ervaringenrijk, fysiek gezonder. Ook zelf kan hij aangeven blij te zijn met het ‘nieuwe leventje’ en stiekem te hopen in de toekomst volledig in het gezin te mogen wonen. In de buurt van het gezin is Marc helemaal geïntegreerd: spelen bij de buren, zelfstandig naar het krantenwinkeltje gaan, overnachten bij opa. Heel het dorp kent hem ondertussen. Marijke, een meisje van veertien jaar, heeft een betrokken en warme moeder. Wegens omstandigheden kan ze echter de volledige opvoeding van Marijke niet opnemen. Hoewel ze dit zou willen, blijkt het telkens fout te lopen met groot verdriet voor iedereen. Marijke is een zwak meisje met een beladen voorgeschiedenis van onveiligheid en geweld. De opvoeders weten wat ze nodig heeft van volwassenen om te kunnen functioneren. De moeder van Marijke kennen we ook al enkele jaren en er is sprake van een goede werkrelatie. In de ouderbegeleiding brachten we stap voor stap aan dat het opgroeien in een leefgroep moeilijk is voor Marijke en dat er alternatieven bestaan. Het P&Pproject werd voorgesteld en uitgelegd. Moeder kon aangeven ook te merken dat Marijke negatieve invloeden opdeed in haar leefgroep maar vond het aanvankelijk moeilijk haar dochter te delen met een ander gezin. Uiteindelijk maakte ze toch ruimte voor P&P zodat haar dochter een andere kans zou krijgen en ze op die manier ook een ‘goede moeder’ voor haar kon zijn. Marijke woont nu sinds een jaar doorheen de week in het P&Pgezin, de weekends is ze thuis bij moeder. Vakantieperiodes worden in onderling overleg opgedeeld, P&P houdt de regie. In Bethanië volgt Marijke nog steeds wekelijks een ik-steunende therapie waarin ze een plaats vindt om alle gebeurtenissen te kaderen en te ordenen. De ouderbegeleiding van moeder wordt verdergezet en om de zes maanden worden de evoluties geëvalueerd. Het P&Pgezin wordt wekelijks begeleid. Het welbevinden van Marijke nam de voorbije periode enorm toe. Ze ervaart het P&Pgezin als een veilige haven en voelt dat ze daar van haar moeder graag mag zijn. In de wekelijk-
- 12 -
se gesprekjes met haar merken we dat ze vooruitgang boekt op vlak van individueel functioneren. In haar verhalen kan ze steeds beter een rode draad vasthouden, selecteren in relevante aspecten en adequaat nadenken over oplossingen. Haar schoolresultaten zijn ook opmerkelijk gestegen.
Besluit Partners in Parenting is een mooi voorbeeld van hoe de inclusiegedachte in de praktijk wordt omgezet en hoe de samenleving bijgevolg deelgenoot wordt in de zorg voor kinderen met problemen. De korte aanlooptijd, namelijk in 1,5 jaar van de effectieve start tot momenteel elf P&P-trajecten, legitimeren nog geen harde besluiten en sterk onderbouwde resultaten. Maar toch, met zes jongeren zijn we de zogenaamde kritische innestelingsperiode van zes maanden voorbij, met weinig kleerscheuren. De toon is gezet, de verdere verbreding en verdieping kondigt zich aan. Op beleidsmatig vlak is verdere verspreiding en implementatie aan de orde, best in een toenemende samenwerking met de Reguliere Pleegzorg. Veel werk op de planken dus, maar het gegeven dat Partners in Parenting voor tientallen jongeren nieuwe competenties en perspectieven kan ontwikkelen, houdt ons in beweging.
Jo Voets en Karel Baeten Bethanië vzw Genk/Hasselt Ons huis in de Hovenstraat te Hasselt heeft vooral de bedoeling om jongeren te laten leren van elkaar en door de realiteit van het dagelijkse leven. 2 Jongeren die doorgroeien vanuit een begeleid milieu leven er samen met 3 jongeren met een werk- en/of studentenstatuut. Door de structuur van het huis is het noodzakelijk om een aantal dingen gemeenschappelijk te doen. Zo is er één living, één keuken, één badkamer enz., waardoor het belang van overleg, rekening houden met, gezamenlijk onderhoud enz. groot is. Het huis ligt midden in stad, waardoor de bewoners ook de gemeenschapsregels en afspraken moeten respecteren, ze staan zelf in voor het primaire onderhoud van het huis en de tuin, moeten zorgen dat het huisvuil geselecteerd raakt en op de juiste momenten op straat gezet wordt, in contact komen met de buurt en buurtbewoners wordt op deze manier vanzelfsprekend. Zelfs de communicatie tussen eigenaar en huurder gebeurt voor een groot stuk rechtstreeks tussen de bewoners en de eigenaar. De verankering met de voorziening is enkel nog aanwezig door 2 begeleiders die slechts een beperkt aantal uur per week aanwezig zijn om met de jongeren een aantal vaardigheden te trainen, in te gaan op hun vragen naar concrete hulp of tips. Ook hier is het belangrijk gebleken dat de begeleiders zoveel mogelijk vraaggestuurd werken en zo weinig mogelijk gaan anticiperen om ervaringen (zowel positieve als negatieve) mogelijk te maken. Het succes van de formule wordt voor een stuk bepaald door de samenstelling van de groep, het is belangrijk dat de jongeren die samenwonen met de “begeleide” jongeren zelf al een beetje maturiteit en zelfkennis hebben opgedaan, zelf behoorlijk goed met beide voeten op de grond staan. Het is ook belangrijk dat deze mensen niet 1 Fictieve naam
de taak gaan krijgen van begeleider maar zich ten volle kunnen blijven concentreren op hun dagbezigheden (studeren bvb). De voorbije jaren hebben ons geleerd dat een goede mix tussen man – vrouw, een beetje leeftijdsvariatie en voor de begeleide jongeren een gezonde basis aan sociale vaardigheden belangrijk zijn. Dagbesteding is bijna een must omdat we zien dat men anders heel snel verzandt in een passiviteit en een vereenzaming. Het opbouwen en gebruiken van een eigen netwerk is voor onze jongeren van levensbelang, vaak hebben we al gezien dat ze de basis van hun netwerk leggen bij de medebewoners om dan uit te breiden. Ook de ouders, broers en zussen of andere familieleden krijgen een andere betekenis en worden nu vaker gezien als deel van hun leefwereld. Doordat ze hun eigen traject kunnen uitstippelen wordt de relatie met het thuismilieu minder belast, worden ze minder afhankelijk en worden de relaties meer ontspannen en duurzamer. Voor de begeleiders is het zaak om wel bereikbaar te zijn maar niet alomtegenwoordig. De jongeren moeten de kans en de ruimte krijgen om dingen te proberen, te mislukken en te leren, ze moeten er wel op kunnen rekenen dat er een klankbord is indien nodig maar ze moeten vooral leren dat zelfstandig zijn ook betekent verantwoordelijk zijn voor eigen keuzes. We zien ook dat de jongeren na verloop van tijd een eigen supportsysteem beginnen uit te bouwen, ze zoeken mekaar op ook na hun verblijf, maken afspraken om samen te gaan winkelen of uit te gaan of vinden mekaar bij sociale gebeurtenissen als huwelijk, geboorte of overlijden. De indruk van Johan1, een 18-jarige jongen met een ASS-problematiek die 1 jaar in het Hovenstraatproject heeft gewoond. Hij vertelt dat het grootste verschil tussen het leven op internaat, waar hij de jaren voordien woonde, vooral lag in
- 13 -
de structuur. Op internaat waren er veel te veel leerlingen voor slechts een 2-tal begeleiders waardoor hij veel op zichzelf aangewezen was. Er was ook weinig ruimte om zelf dingen te plannen of te organiseren omdat de regels nogal strak waren. In de Hovenstraat was het veel rustiger omdat er maar 5 mensen wonen, hij kon er vrij goed opschieten met een van de meisjes. Het moeilijke van het leren samenleven is volgens Johan dat je aan de anderen hulp moet vragen, dat je samen afspraken moet maken en daarom is het wel nodig dat er toch wekelijks een vertrouwd iemand langskomt. Het moeilijkste vond hij dat de keuken en de badkamer moesten gedeeld worden, dat gaf vaak wel wat wrevel. Een gemeenschappelijke living was voor Johan wel prima omdat hij niet altijd alleen op zijn kamer zou blijven zitten. De begeleiding was soms wel wat weinig maar verplichtte wel iedereen om samen de dagelijkse problemen aan te pakken en je wist wel dat een begeleid(st)er zou langskomen op een vast moment zodat er toch nog een oplossing zou komen als het met mekaar niet zou lukken. Af en toe sprak Johan af om samen met andere kotbewoners te koken en dat was dan best leuk. Omdat iedereen een eigen agenda had, moest Johan toch ook regelmatig tijdens de vrije tijd zelf dingen plannen om te doen, terwijl er in het internaat altijd wel wat gepland was. Dit was soms gemakkelijk maar in de Hovenstraat kon hij wel altijd die dingen doen die hij zelf plande. Zelf dingen plannen, keuzes maken die thuis of op internaat niet konden, gaf Johan het gevoel dat hij ook echt zelf dingen kon en mocht beslissen en dat was een goed gevoel. Ook de vrijheid om te kunnen kiezen om eens niet bij de anderen te zijn was eigenlijk wel fijn. Het moeilijkste was wel het dagelijkse zorgen voor zijn eten. Er kruipt toch wel veel werk in het voedsel kopen en klaarmaken. Het samen koken was dan weer wel leuk, samen met kotgenoten of met een van de begeleiders. Johan gaf aan op het einde van zijn verblijf dat hij graag nog een extra jaar was gebleven maar dat dit omwille van school en werkstage te moeilijk was. Hij had het gevoel dat een tweede jaar hem echt nog een stuk verder had kunnen helpen zelfstandig worden.
Vlaams Welzijnsverbond
Hovenstraat 31: een gemeenschapshuis waar diversiteit troef is
Een netwerkgroep als waarborg voor een goed leven Mieke Samyn, Plan vzw Iedereen heeft recht op een goed leven. Een leven omringd door mensen die voor jou belangrijk zijn, waarin je iets kan betekenen voor anderen,… én een leven waar je, wanneer je door ziekte of handicap ondersteuning nodig hebt, beroep kan doen op hulpverleners, voorzieningen en diensten die zorg op jouw maat kunnen bieden. Voor veel mensen gebeurt dit tot op vandaag binnen een residentiële setting, maar de laatste jaren zien we een tendens naar een meer inclusief leven in de samenleving, waarbij beroep gedaan wordt op allerlei vormen van semi-residentiële en ambulante zorg, al dan niet in combinatie met ondersteuning vanuit reguliere diensten. Hoe dan ook is het essentieel dat er, wanneer mensen beroep moeten doen op ambulante en/of (semi)residentiële ondersteuning, een goed partnerschap tot stand komt tussen alle betrokkenen met als doel de kwaliteit van leven van de cliënt te verhogen. Eén van de strategieën om hier mee aan de slag te gaan is het samenkomen met een netwerkgroep. Wanneer hier vanuit een organisatie of dienst mee aan de slag gegaan wordt, wordt rond elke cliënt een unieke, dynamische groep gevormd met alle betrokkenen rond die éne persoon : mensen uit zijn of haar sociale netwerk (familie, vrienden) en betrokken professionelen. Het is deze groep die de kern van de ondersteuningsplanning wordt: het is daar dat het planningsproces op gang gebracht wordt, zaken geëvalueerd en aangepast worden, …
Hoewel elke groep uniek is, zijn er een aantal gemeenschappelijke kenmerken op te sommen:
terug aangehaald, vrienden van vroeger opgespoord, vrijwilligers die meestal wat op de achtergrond aanwezig zijn, krijgen een meer prominente plaats,…
✔ Een groep werkt maar goed als er regelmatig (minstens 2x/jaar) samengekomen wordt.
✔ Een groep heeft nood aan een procesbegeleider die het groepsproces bewaakt.
✔ De taal die in de groep gebruikt wordt, wordt aange-
✔ ✔
✔ ✔ ✔
past aan de persoon en de mensen van het netwerk die hem omringen. Zij hebben immers een bepalende stem bij het opstellen van het volledige plan. Er wordt een proces gegaan met de groep, wat fundamentele veranderingen teweeg brengt. Er wordt niet in de eerste plaats gezocht naar hoe de centrale persoon verzorgd kan worden en naar wat zijn leermogelijkheden zijn, maar er wordt actief op zoek gegaan naar hoe de kwaliteit van leven kan worden verbeterd en naar talenten en capaciteiten van de persoon in de context van een leven dat zich (meer) afspeelt in de samenleving. Er wordt bekeken wat goed zit en werkt en wat niet goed loopt en niet werkt. Alle acties starten vanuit de centrale persoon en afspraken worden samen gemaakt. De verslaggeving is voor elke centrale persoon uniek.
Ouders van N.: “Waarom zijn jullie niet vroeger op die manier begonnen? We voelen ons voor het eerst belangrijk. “ Procesbegeleider E.: “Vroeger werd er meer in aparte deeltjes gewerkt, door verschillende disciplines. Nu gaan we samen op weg met de familie, samen met de cliënt. Dat heeft ook een positief effect op je relatie met de familie. Je begrijpt beter waarom de familie zo denkt of doet.”
✔ Bedoeling is om niet de vraag maar de mens centraal te stellen en gaat uit van de hele persoon en zijn levensverhaal, zijn levensplan, wensen en verwachtingen én het heeft betrekking op de ondersteuning die de persoon vindt dat hij of zij nodig heeft, niet de zorg die de overheid of gelijk welke instantie vindt dat de persoon nodig heeft. Centrale persoon R.: “Bij mij heeft dat zeker indruk nagelaten. Het gaf me echt een kick om op die manier te kunnen zeggen wat ik wil, waar ik van droom en om dan mijn ouders, vriend en enkele opvoedsters mee te betrekken en samen te plannen. Ik ben heel tevreden met wat ik tot nu toe bereikt heb.”
Binnen P.L.A.N. vzw zijn we de voorbije 3 jaar in enkele organisaties in Vlaanderen met 44 bewoners op deze manier aan de slag gegaan, we zetten hier graag enkele bevindingen op een rijtje *:
Opvoeder L.: “Het is de eerste keer dat R. over een samenkomst vertelt tegen mij, vroeger werd er nooit over een overleg gepraat, nu kwam hij vertellen wat er allemaal gezegd was en wat er ging gebeuren, hij was duidelijk mee!”
✔ Het opstarten van processen heeft effect op het sociaal
✔ Het is een actiegerichte strategie: in alle processen
netwerk van de betrokkenen: familiebanden worden
komen er zaken in beweging: de contacten en com-
* Uit: ‘Beter Samen’ Geertrui Vandelanotte en Martine Boone
- 14 -
municatie met familie verbeteren, er zijn veranderingen in het leven van de centrale persoon. Procesbegeleider L: “Hetgeen dat positief is bij die manier van werken is dat er kort op de bal wordt gespeeld. Bij onze andere manier van werken heb je een jaar de tijd om je er achter te zetten en dan verwatert het redelijk snel. Perspectieven belanden op een agenda, maar worden uit het oog verloren. Hier speel je korter op de bal, omdat je meer bijeenkomsten hebt. Er zijn ook veel meer betrokkenen, die iets kunnen betekenen of iets kunnen verrichten. Je hebt dan ook de neiging om sneller actie te ondernemen.”
✔ Alle betrokkenen ervaren deze manier van werken
als verrijkend. Het valt de procesbegeleiders op dat ze met andere ogen naar de centrale personen kijken en dat ze zelfs hun team en werking vanuit een ander perspectief bekijken. Professionelen geven tijdens evaluatiegesprekken aan dat ze meer open en gevoelig worden voor de noden en de individuele rechten van de mensen die zij ondersteunen. Ook familieleden en centrale personen zijn positief.
Vlaams Welzijnsverbond
Broer van F.: “Samen met de zelfgekozen steungroep van F. kunnen we een jaar later alleen maar vaststellen dat we er allemaal betere mensen van werden. Dankzij deze doordachte strategie voelt de ganse groep zich gestimuleerd om het plan met volle goesting door te zetten en zelfs te verfijnen. Het zal je maar overkomen, je wordt 50 en krijgt plots meer inspraak in je dagelijks leven. Men vraagt: “Wat kunnen we doen om je gelukkiger te maken? Waar wil je graag nog eens naartoe gaan? Wat wil je nog meer op je bord zien? Allemaal kleine dingen waar vroeger niemand bij stil stond en die nu zomaar mogelijk worden.”
- 15 -
Buurtvervlechting maakt participeren evident
binnen iedereen behoeften én talenten heeft, waarbinnen iedereen gelijkwaardig is en waarbinnen alle mensen aanvaard worden.
✔ Het financiële en personele plaatje
Joke Roels en Griet Pitteljon TORDALE 1. Waarom buurtvervlechting? Wonen in de stad is niet hetzelfde als ‘er bij horen’! Dit stelde Tordale vanuit praktijkervaringen toch vast. Ondanks de verspreide ligging van de huizen en ateliers van Tordale bleek dat er een heel wisselende integratie was in de buurten. Waar cliënten goede contacten hebben in de buurt, horen ze er echt bij. Zij leven wel inclusief en participeren binnen hun buurt, met een grote meerwaarde voor hun kwaliteit van leven en hun zelfwaarde als gevolg. Deze vaststelling overtuigde Tordale ervan om meer toenadering te zoeken tot buurten, maar vanuit een vernieuwende visie. In plaats van te kijken hoe buurtbewoners niet-professionele hulpvragen van personen met een verstandelijke beperking kunnen invullen, kijkt Tordale in eerste instantie naar capaciteiten van de personen met een verstandelijke beperking. Concreet stellen we ons de vraag hoe een persoon met een verstandelijke beperking iets kan betekenen voor zijn buur(t) door het opnemen van een betekenisvolle rol. 2. Wat is buurtvervlechting? Buurtvervlechting wil mensen en hun buurt dichter bij elkaar brengen en vervlechten tot een warme, gezellige buurt met meer contact. Buurtvervlechting moedigt buurtbewoners aan om zorg te dragen voor en aandacht te besteden aan elkaar. Zo wordt de buurt een plaats waar de bewoners iets betekenen voor elkaar, omdat ze er betekenisvolle rollen opnemen. Dit kan door iets te doen wat je leuk vindt of graag doet voor iemand anders die dit apprecieert. Op basis van persoonlijke capaciteiten vormen de buurtvervlechters een netwerk waarbinnen goederen, diensten, activiteiten, zorg, contact, … worden uitgewisseld.
Buurtvervlechting is er voor elke inwoner van Torhout. Maar specifieke aandacht gaat naar mensen met een verstandelijke beperking (via Huize Tordale vzw) of maatschappelijk kwetsbaren (via OCMW). De cliënten van Tordale verschillen onderling qua ondersteuningsnoden, aard van de beperking, mate van zelfstandigheid, leeftijd en/of vorm van huidige begeleiding en ondersteuning. En ook de buurtbewoners vormen een diverse groep. Zo zijn er jonge en oudere mensen, mensen met een chronische ziekte, jonge gezinnen, alleenstaanden, minder-mobielen, … Buurtvervlechting vertrekt vanuit 2 belangrijke principes: ‘iedereen heeft persoonlijke talenten’ en ‘wederkerigheid’. Centraal staan persoonlijke capaciteiten: wat doet iemand graag, wat kan iemand goed, wat wil iemand doen samen met anderen? Op basis van de individuele capaciteiten leggen we contacten tussen buurtvervlechters. Dit kan zowel een contact zijn tussen een buurtbewoner en een cliënt, als een contact tussen twee (of meerdere) buurtbewoners. Buurtvervlechting biedt een breed kader: het gaat niet enkel over mensen met een beperking inclusief laten leven in de samenleving maar over het creëren van een zorgzame samenleving die open staat voor elke inwoner. Daarnaast besteedt buurtvervlechting aandacht aan wederkerigheid. Buurtvervlechting is tweerichtingsverkeer: wat kan jij doen voor iemand anders én hoe kan iemand jou helpen? Door in beide richtingen te handelen, worden de contacten steviger en is iedereen gelijkwaardig. Het idee achter buurtvervlechting is dan ook: ik doe iets voor jou, jij doet iets voor een ander en iemand anders doet eens iets voor mij. Buurtvervlechters vormen een netwerk waarbinnen ze elkaar kunnen contacteren om samen leuke dingen te doen of om hulp te vragen. Een netwerk waar-
- 16 -
Dankzij de financiële steun van het VAPH werkt er een tijdelijke fulltime projectmedewerkster rond buurtvervlechting. Zij vervult een coördinerende functie waarbij andere medewerkers geactiveerd worden, zij promoot het project, trekt nieuwe vrijwilligers aan, verzamelt de persoonlijke capaciteiten, ... Een stuurgroep draagt het buurtvervlechtingsproject binnen Tordale. Binnen de werkingen wordt buurtvervlechting verder geïntegreerd op maat van de deelnemers aan buurtvervlechting. Daarnaast is er een flankerende financiering via de provincie West-Vlaanderen. Dankzij deze projectmiddelen werd er aan het OCMW een tijdelijke medewerkster aangeworven voor het woonzorgproject. Deze medewerkster werkt o.a. ook rond buurtvervlechting. Buurtvervlechting is hierdoor gekaderd binnen een unieke samenwerking tussen de coördinerende partners van het woonzorgproject, namelijk Stad Torhout, OCMW Torhout en Huize Tordale. Dit zorgt voor een integratieve werking over de verschillende sectoren heen.
Enkele BV’s tijdens de receptie nav het 1-jarig bestaan van buurtvervlechting
✔ Welke aandachtspunten zien we? Ondanks de good practices is het niet evident om nieuwe mensen te bereiken. Voor veel mensen is het moeilijk om na te denken over talenten en behoeften, om contacten te leggen met mensen die ze niet kennen, om een instelling te benaderen, … Het is absoluut nodig dat er een spilfiguur is die het project trekt en blijft trekken. Hierbij speelt communicatie een belangrijke rol, zowel intern als extern. Intern is het nodig om buurtvervlechting blijvend in de aandacht te houden van de werkingen. Want buurtvervlechting vereist van de medewerkers dat ze andere, nieuwe accenten leggen in hun contacten met cliënten. Extern verloopt de algemene communicatie via de periodieke stedelijke infokrantjes. Deze communicatie groeit mee met het project. En naarmate de artikels concreter worden, groeit de interesse en respons van buurtbewoners. Naast het motiveren van nieuwe buurtvervlechters is het ook een grote uitdaging om ze te activeren. Weinig buurtvervlechters en medewerkers durven initiatief nemen en de eerste stap te zetten naar buurtvervlechting. De buurtvervlechters hebben nood aan een extra duwtje in de rug. Ook dit wijst erop dat buurtvervlechting niet kan bestaan zonder spilfiguur (al dan niet vanuit het beleid of vanuit de voorziening). Want coaching van medewerkers, buurtbewoners, het bestuur, verenigingen, … is een absolute noodzaak.
4. Buurtvervlechting in de praktijk Carlos: “Ik heb bij Maria gespit en geharkt. Ik heb aardappelen en ajuinen geplant, worteltjes, sla en spinazie gezaaid. Ik doe dit graag en Maria was heel tevreden met het resultaat” Maria: “Ik heb liever een moestuintje dan gazon maar ik kan het tuinwerk zelf niet uitvoeren. De hulp van Carlos was zeer welkom. Zelf heb ik bij buren een handje toegestoken met zaken die ik wel kan en graag doe: naaien, boodschappen doen, enz.”
Enkele andere praktijkvoorbeelden:
✔ Gaan helpen met de barbediening tijdens een quiz
✔ Digitale foto’s op de computer zetten ✔ Samen knutselen ✔ Postzegelverzamelingen bekijken en postzegels ruilen
✔ Lid worden van het parochiale koor ✔ Samen gezelschapsspelletjes spelen ✔ Auto’s wassen ✔ Samen naar het containerpark of de winkel gaan ✔ Bloemen aanplanten, gras afrijden, tuintips geven ✔ Samen naaien ✔ Naar de bowling gaan ✔ Helpen met een factuur ✔ Iemand met de computer leren werken ✔ Garage opruimen ✔ Een lift geven ✔…
Daisy (woonbegeleidster van Carlos): “Het is positief als Carlos iets kan doen voor anderen. Hij is terecht fier op zijn werk. Dit versterkt zijn zelfbeeld”.
Wat buurtvervlechters doen is afhankelijk van hun persoonlijke capaciteiten en/of gedeelde interesses.
Voor meer info contacteer: Joke Roels (Projectmedewerkster buurtvervlechting - Tordale)
[email protected] – 0491/ 15 73 76 Bea Nollet (Medewerkster woonzorgproject – OCMW)
[email protected]
De sla die Carlos enkele weken terug zaaide is reeds mooi gegroeid. Het is leuk als je resultaat ziet van je werk.
- 17 -
Griet Pitteljon (algemeen directeur Tordale)
[email protected] – 050/231 365
Vlaams Welzijnsverbond
3. Hoever staan we? Het project buurtvervlechting bereikt na één jaar werking ongeveer 35 buurtbewoners. Dit geeft aan dat de maatschappij openstaat voor het project. Alle contacten via buurtvervlechting worden door de deelnemers, cliënten én buurtbewoners als zeer waardevol en verrijkend ervaren. Opvallend is dat het sociale contact vaak belangrijker is dan de feitelijke ‘hulp of activiteit’ zelf. En dat bijna iedereen bereid is om iets te doen/iemand te helpen als ze daar de kans toe krijgen.
Inclusie bij doelgroepen waar dit niet onmiddellijk vanzelfsprekend lijkt Renaat Jonckheere, DVC De Triangel vzw
Situering Zo’n kleine 300 kinderen, jongeren en volwassenen met een (overwegend ernstig/diepe) verstandelijke handicap doen een beroep op de ondersteuning van het Dienstverleningscentrum De Triangel. Velen van hen vragen ook extra ondersteuning omwille van bijkomende noden (autisme, gedrags- en emotionele stoornissen, motorische problemen). In functie van inclusie is onze ligging een gigantische troef. We liggen al sedert ons ontstaan in het midden van Lovendegem centrum. Deze troef proberen we al jaren uit te spelen maar speelt ons ook parten.
de manier doen, het proces daarrond zouden we anders aanpakken. De valkuilen waarin we bij het inclusief wonen getrapt zijn, zijn samen te vatten in één woord ….
Vanzelfsprekendheid We zijn er niet blijven bij stilstaan dat de confrontatie met mensen met een handicap die voorbij wandelen ingrijpender is dan de confrontatie met een buur met een verstandelijk handicap. Wij spraken over decentralisatie en inclusie, onze buren hadden het over de zoveelste uitbreiding van de Triangel.
Einde jaren 70 werden 3 nieuwe, aaneengesloten, woningen in gebruik genomen. Deze woningen lagen niet meer op maar wel in de directe omgeving van de centrale campus. Van dan af werden er stap voor stap woningen aangekocht of nieuwe woningen bijgebouwd. We kozen al die tijd om de nabijheid van de campus te behouden. Misschien hebben we zo een evenwicht die er moet zijn in het samenwonen tussen burgers met én zonder handicap uit balans gebracht. De geschiedenis kan je niet terugdraaien.
Mensen met een verstandelijke handicap mogen bij ons zijn wie ze zijn, met hun mogelijkheden, hun eigenaardigheden, kleine kantjes, specifiek gedrag en de daaraan gekoppelde ondersteuningswijzen en hulpmiddelen. Veel van wat onze bewoners doen, zeggen en zijn, is vanzelfsprekend voor……. ons. Soms zien we deze eigenaardigheden zelfs niet meer en/of zijn we ze zo gewoon dat we er geen erg meer in hebben. De totale aanvaarding wordt dan blindheid. Zo laten we veel toe dat niet toelaatbaar is.
Efficiëntie op diverse vlakken was zeer bepalend in deze keuze (logistiek, therapeutisch, medisch, invulling vrije tijd, nachtpermanentie, ….). De gerealiseerde tijdswinst werd omgezet in directe begeleidingstijd en creëerde een inhoudelijke meerwaarde voor de bewoners. Tot zover geen probleem, alleen ….we bleven er niet bij stilstaan wat dit voor onze buren betekende.
Op die manier dragen we niet bij tot het algemene welzijn van de cliënt maar nog veel minder tot een meer inclusieve samenleving. Het voordeel van onze ligging (midden in het dorp), de specificiteit van onze doelgroep (mensen met een ernstig/diepe verstandelijke handicap) en de vele veronderstellingen (ze kennen ons) hebben ons parten gespeeld. Inclusief wonen, zeker voor deze doelgroep, vraagt veel communicatie, bewust omgaan met, tijd en verantwoording,…. en verloopt zeker niet spontaan.
Zouden we het dan nu anders doen? Onze doelgroep is nog grotendeels dezelfde, meer de tijdsgeest is veranderd en we leerden uit het verleden. Het kopen en verbouwen zouden we misschien op (ongeveer) dezelf-
Meer dan alleen maar wonen Gelukkig is inclusie meer dan alleen maar inclusief wo-
- 18 -
nen. We leveren op veel andere manieren een positieve bijdrage aan een inclusievere maatschappij. De doelgroep waarmee we werken maakt het ons niet gemakkelijk maar ontslaat ons niet van onze opdracht. Vele, allerlei kleinere initiatieven, kunnen de maatschappij besmetten met het inclusie-virus. Het vraagt wel enige inzet en bereidwilligheid. Vanuit de Triangel kiezen we bewust om AKTIEF deel te nemen aan het dorpsleven. Waar mogelijk nodigen we ons zelf uit om in gesprek te gaan met de verenigingen en initiatiefnemers. We kijken welke aanpassingen er kunnen gedaan worden om met deze activiteit een (inclusieve) meerwaarde te creëren. De stappen om onze kerstmarkt te laten samenvloeien met deze van de gemeente, onze deelname aan de bijeenkomsten van het lokaal sociaal beleid en de parkoersaanpassingen van de wandeltochten tijdens de nationale wandeldagen in februari 2012, kaderen hierin. De keuze om leefgroepen een eigen budget te geven, moet in die context gezien worden. Bijna alle leefgroepen besteden een deel van hun budget bij de lokale bakkers, slager, krantenwinkel, kruidenier en supermarkten. Vanuit economische standpunt is dit misschien niet het meest efficiënte. Toch is er winst: de bewoners wandelen niet alleen door het dorp maar ze participeren als volwaardige burgers aan het maatschappelijk leven. Ook onze infrastructuur biedt mogelijkheden en dit is meer dan alleen vergaderruimte, materiaal,….etc. ter beschikking stellen. Onze terreinen zijn ideaal gelegen om met een luchtballon de vrije ruimte te kiezen, om er wandeltochten te laten passeren,….Wanneer je de infrastructuur van de Triangel door kinderogen bekijkt, komen we dicht in de buurt van Walibi of Plopsaland. Jaarlijks komen er een aantal kleuterklassen op ….schoolreis. De Triangel is voor hen een klein pretpark waar je kunt snoezelen, paardrijden, met de dieren spelen, allerlei ongekende speeltuigen uitproberen,……. Op die manier creëren we kansen tot contact. We organiseren en/of nemen op geregelde tijdstippen deel aan eerder grootschaliger initiatieven waarbij het element inclusie heel bewust ingebouwd wordt. “Zonder Label” is onze modeshow waarbij een aantal ontwerpers kledij ontwerpen en hierbij gebruik maken van
De filmbeelden en de kledij herleefden een paar jaar later op de Gentse feesten. Met de steun van Europa organiseerden we een internationaal project waarbij 6 Vlaamse en 6 Slovaakse jongeren met een handicap samen met evenveel Vlaamse en Slovaakse leeftijdsgenoten actief geweest zijn. We kozen er bewust voor om ook personen met een ernstige verstandelijke handicap hierop te betrekken. Door middel van straattheater, sneukeltocht, stadsspel,…..werden alle lagen van de maatschappij betrokken.
Hun recht, onze plicht De non-believers kunnen zich nu de wenkbrauwen fronsen, ons een niet efficiënte inzet van personeel, tijd en centen aanwrijven en zich - terecht - afvragen wat de meerwaarde is voor de personen met een ernstig/ diepe verstandelijke handicap. Alleen…..in functie van het werken aan een inclusieve samenleving is het direct meerwaarde zoeken voor de cliënt niet de juiste vraag. Dergelijke vragen zijn eerder remmend dan stimulerend. De vraag die we ons wel moeten stellen is “Heeft de cliënt hier nadeel aan?” Wanneer er geen nadeel is voor de cliënt en een meerwaarde oplevert in functie van beeldvorming, een meer inclusieve maatschappij, dan zijn ze acceptabel en absoluut de moeite om er tijd en energie in te stoppen.
Werken aan beeldvorming “De verantwoordelijkheid om tot inclusie te komen is een maatschappelijke verantwoordelijkheid die ligt bij de samenleving, bij al haar individuele burgers en alle actoren die er deel van uitmaken”.1 Wij zijn bevoorrechte burgers en voor ons is inclusie een werkwoord. De maatschappij staat niet te wachten op onze bewoners en als de beeldvorming niet goed zit, is dit in de eerste plaats onze verantwoordelijkheid. Werken aan die beeldvorming is een volwaardig onderdeel van de job van elke medewerker. We zijn met ons allen zo gefocust op het optimaal on1 Visietekst Vlaams Welzijnsverbond
dersteunen van personen met een handicap dat we geen tijd hebben, geen tijd nemen om dit deel van onze job ter harte te nemen. Naar de toekomst toe is het dan ook aangewezen om medewerkers ook op deze competenties te selecteren (bruggenbouwer, vluchtige contacten aangrijpen om aan beeldvorming te beïnvloeden, …) Het is een recht voor onze bewoners om als volwaardige
burgers deel te nemen aan de samenleving. Het is onze plicht om onze steen daartoe bij te dragen. Een andere keuze hebben we niet, ook al kost het onnoemelijk veel tijd en energie. Grote stappen zetten en rap vooruitgaan is misschien niet mogelijk. Rome is ook niet op één dag gebouwd. Ze hebben er lang en met velen aan gebouwd en ze hebben er bijzonder hard aan gewerkt om zover te komen.
Een greep uit de reacties op de initiatieven rond inclusie vanuit De Triangel “Voor veel deelnemers aan de Nationale Wandeldag was het een eerste confrontatie met personen met een handicap. We werden er als organisatie regelmatig op aangesproken en velen gaven aan dat op het terrein van de Triangel mogen wandelen, confronterend maar ook een meerwaarde was….Het was ook voor ons erg leuk en wat ons betreft mag deze samenwerking verder groeien.” Aerens Firmin (Reigerstappers-Vinderhoute) “Naar de nationale wandeldag van de Vinderhoutse Reigerstappers waar de politici uitgenodigd zijn om een wandeling te maken samen met bewoners van De Triangel. Proficiat aan de inrichters voor dit schitterend initiatief en de goede organisatie. 4km een rolstoel voortduwen valt nog goed mee in het vlakke Lovendegem bovendien heb ik aangenaam gezelschap.” Zoals vorig jaar met “het kleine verhaal over de liefde” zorgde De Triangel dit jaar met “Zonder label” opnieuw voor een hartverwarmende avond. Gedurende een uurtje kregen we mode te zien die ontstaan is uit een samenwerking van mode-ontwerpers, studenten mode en jongeren en volwassenen met een verstandelijke handicap. De mode werd ook op de catwalk gebracht door professionele modellen en bewoners van de Triangel. Het was een spetterend avondje met een combinatie van muziek, choreografie en mode: soms rockend, soms alternatief, soms zo breekbaar dat ik er kippenvel van kreeg ...”
- 19 -
“Het is mooi te zien dat hier zoveel energie wordt vrijgemaakt. Dat dankt De Triangel volgens mij ook aan haar beleid. Als je de laatste jaren de verschillende projecten ziet en de manier waarop deze instelling op een moderne manier met zorg omgaat, dan weet je dat het er ook echt toe doet." Website Nick Mouton, Schepen Lovendegem “Ik woon hier graag. Het is hier beter dan in de instelling. Nu mag ik alles zelf doen en zelf beslissen. Ik kan zelf naar de winkel gaan of eens op café gaan. Ik werkte vroeger bij de bakker hier in de straat. Nu ben ik op pensioen." Nini, bewoner van de woning Molendreef 31 Regionaal Landschap Meetjesland werkt samen met de gemeente Lovendegem, natuurgidsen, Natuurpunt, de Triangel en de Lovendegemse scholen aan de educatieve inrichting van het gebied rond de gemeentelijke visvijver te Appensvoorde. Bedoeling is om dit nog meer om te toveren in een plek waar kinderen en jongeren zich kunnen uitleven en leren over de natuur. De Triangel bijt alvast de spits af! Nu al wordt in hun ateliers enthousiast gewerkt Educatieve beestentoren aan de onderdelen van een educatieve beestentoren”. Patrick De Deyne, Regionaal Landschap Meetjesland
Vlaams Welzijnsverbond
materialen waarin onze bewoners een bijdrage gedaan hebben (zijdeschilderen, vilten, tekeningen als kledijprint,……). Kers op de taart van dit project was een volwaardige modeshow met onze bewoners samen en tientallen andere jongeren als model.
Inclusief beleid voor mensen met een beperking in de praktijk De Vlaamse overheid zet de toon Gisteren, vandaag en morgen1 Rudi Kennes2 Inclusie ambtenaar bij VAPH en bij het departement WVG
handicap recht te doen door rekening te houden met hen als doelgroep.
Inclusie is ‘hot’ tegenwoordig: je kunt geen vaktijdschrift, overheidstekst of handboek in de sociale en gedragswetenschappen openslaan of je komt het woord onvermijdelijk tegen. Ook in Europese en internationale beleidsteksten kom je de term ‘social inclusion’ veelvuldig tegen.
Ook binnen het Vlaams Fonds ging de aandacht quasi volledig uit naar de toendertijd drie pijlers van het beleid, te weten het zorgbeleid, het tewerkstellings- en beroepsopleidingsbeleid en het hulpmiddelenbeleid voor personen met een handicap.3 De inclusieambtenaar liet men letterlijk en figuurlijk ‘in zijn hoekje’ zitten en liet men maar betijen: “baatte het niet, schaadde het niet”. Het was zelfs geen voltijdse functie, want deze was ingebed in de Stafdienst van het Vlaams Fonds en de functiehouder werd dan ook met heel wat andere, generieke staftaken belast die niet direct verband hielden met de opdracht als inclusieambtenaar.
Het is nochtans nog niet zo heel lang geleden anders geweest: exact 15 jaar geleden, in 1997, werd binnen het toenmalige Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap (het zogeheten ‘Vlaams Fonds’) door de toen nog aangestelde Raad van Bestuur, de functie van ‘inclusieambtenaar’, op voordracht van de administratie, formeel bekrachtigd. In die tijden kraaide er geen haan naar de inspanningen die vanuit het Vlaams Fonds geleverd werden om andere overheden en instanties – niet beperkt tot het Vlaamse bevoegdheidsniveau – er toe te brengen om gerichte en passende beleidsmaatregelen te nemen om personen met een
Mede onder impuls en met de onvoorwaardelijke steun van de toenmalige adjunct leidend ambtenaar – de huidige administrateur-generaal van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) – werd, vertrekkend van de al opgedane beleidservaringen bij
het opvolgen van de dossiers mobiliteit en toegankelijkheid, verder gebouwd aan kennis in andere dossiers en werd ingespeeld op opportuniteiten die zich aandienden om bij andere overheden spreekwoordelijk ‘de neus aan het raam of de voet tussen de deur’ te steken. Na amper vier jaar resulteerde dit pionierswerk in een lijvige publicatie4 met de status van voortgangsrapport waarvan de grootste verdienste was, dat de beleidspartners zelf verslag uitbrachten over de gerealiseerde voortgang en over het werk dat er nog te doen viel. Daarnaast zette dit werkstuk de toon door voor het eerst de overheidsvisie van het Vlaams Fonds te expliciteren op het voeren van een inclusief beleid ten aanzien van de doelgroep personen met een handicap. Sindsdien is er veel veranderd, en ook weer niet. Feit was dat men niet langer zomaar naast de aangetoonde verwezenlijkingen kon kijken en dat er een basis was gelegd voor verdere constructieve samenwerking op beleidsvoorbereidend vlak met verscheidene partners. Eén en ander concretiseerde zich met BBB in het nieuwe oprichtingsdecreet van 7 mei 2004 van het VAPH, waarbij in de missie zelf van het Agentschap de opdracht werd besloten ‘om mee te werken aan de uitvoering van een inclusief beleid voor de doelgroep’. Dit vertaalde zich sindsdien in de strategische beleidsdoelstellingen van het Agentschap en werd ook verankerd in de beheersovereenkomst met de voogdijminister. In de beleidspraktijk moest het Agentschap zich niet langer opdringen aan andere partners, doch werden we nu uitgenodigd aan overlegtafels in tal van beleidsdomeinen en werden we aanzien als gerespecteerde partner. Toch hadden wij de ervaring dat het door ons gebezigde inclusief beleid, geschoeid op voluntaristische leest,
1 Deze tekst is een persoonlijke hulde en eerbetoon aan wijlen Myriam Van Acker, naar wie de gelijknamige driejaarlijkse award wordt uitgereikt en met wie ik de eer en het genoegen had om als collega-assistent op de Dienst voor Studieadvies van de KUL te mogen samenwerken. Haar inzet en begeestering voor studenten met een functiebeperking bepaalt nog steeds mee mijn handelen en denken, en samen met mijn, ook dat van vele anderen. Zij inspireert ons nog elke dag. 2 Rudi Kennes is sinds 1997 aangewezen als inclusieambtenaar bij het huidige Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Vanaf 26 april 2011 werd hij deeltijds toegevoegd aan de Stafdienst van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) in de functie van adviseur-expert inclusief beleid voor de doelgroep personen met een handicap voor het beleidsdomein WVG. In 2010 werd hij op basis van een samenwerkingsovereenkomst met het beleidsdomein Diensten Algemeen Regeringsbeleid (DAR) tijdelijk ter beschikking gesteld van Gelijke Kansen in Vlaanderen voor het op de rails zetten van het gelijkekansenbeleid voor de doelgroep personen met een handicap. 3 Op 1 oktober 2008 werd in het kader van de bestuurlijke vernieuwingsoperatie van de Vlaamse overheid ‘Beter Bestuurlijk Beleid (BBB)’, de volledige bevoegdheid voor de domeinen werk en beroepsopleiding van personen met een handicap, van het VAPH overgedragen naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie (WSE). 4 Kennes, R. (Red). Inclusief beleid voor personen met een handicap. Voorbeelden uit de beleidspraktijk. Acco, Leuven/Leusden, 2001.
- 20 -
Meer bepaald op 6 december 2006 keurde de Verenigde Naties (VN) voormeld verdrag goed. Dit verdrag stelt onder artikel 1: “Doel van dit Verdrag is het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van de gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen.” Op 2 juli 2009 nam de VN akte van de ratificatie ervan door België. Dit verdrag vond vertaling in het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 en onder meer in de beleidsnota’s van Vlaamse ministers Jo Vandeurzen en Pascal Smet. Dat laatste in eerste instantie in hoofde van diens bevoegdheid op Vlaams beleidsniveau voor het gelijkekansenbeleid, doch uiteraard evenzeer in hoofde van zijn bevoegdheid voor onderwijs. Cruciaal is, dat met dit gegeven, Gelijke Kansen als bevoegdheidsdomein vanaf nu naast de thema’s toegankelijkheid, ‘gender’ en holebi/transgender, nu ook horizontale en verticale bevoegdheid kreeg om
een handicapbeleid te voeren. Wetende dat de horizontale werking zich effectueert middels de werking van een Commissie Gelijke Kansen, waarin de 13 Vlaamse beleidsdomeinen verplicht aanwezig gesteld zijn, en waarbij verplicht moet bijgedragen worden tot de realisaties door alle ministers binnen de Vlaamse regering, mag het duidelijk zijn dat dit een enorme versterking inhoudt van de beleidskracht op Vlaams niveau om op alle levensdomeinen voortgang te realiseren bij het nastreven van meer maatschappelijke participatie van personen met een handicap. Er werd als het ware ‘een ronde tafel van Koning Arthur’ op Vlaams niveau geïnstalleerd waarbij alle ‘ridders binnen de Vlaamse regering’ zich verplicht dienden te engageren om binnen welbepaalde termijnen doelstellingen te formuleren en concrete acties ter zake uit te werken. Aan de basis van deze methodiek ligt het gelijke kansenen behandelingsdecreet van 10 juli 2008. Het belang en de slagkracht hiervan onderkennend, speelde het VAPH hier op in, en werd de inclusieambtenaar in het voorjaar 2010 tijdelijk en deeltijds uitgeleend aan de dienst Gelijke Kansen in Vlaanderen om dit handicapbeleid vanuit gelijkekansenperspectief op de rails te zetten. Dit mondde in januari 2011 uit in een voorontwerp van doelstellingenkader inzake handicap en werd op 2 december 2011 door de Vlaamse regering in zijn definitieve versie goedgekeurd. Begrijp: elk minister binnen de Vlaamse regering dient voor elk van zijn/haar
- 21 -
bevoegdheden dus doelstellingen te formuleren ter realisatie van die ene centrale strategische doelstelling: het bewerkstelligen van verhoogde participatie van personen met een handicap in alle levensdomeinen. Voormelde strategische doelstelling van het doelstellingenkader inzake handicap vertaalt zich in zeven generieke operationele doelstellingen (OD), te weten: ✔ OD1: het openstellen van het reguliere aanbod in de verschillende beleidsdomeinen ✔ OD2: waar nodig voorzien in specifieke maatregelen voor PMH, zodat ze volwaardig kunnen participeren in alle domeinen van de samenleving ✔ OD3: het wegwerken van tekorten in de bestaande ondersteuning ✔ OD4: het verhogen van de kwaliteit van de bestaande ondersteuning, en het ontwikkelen van nieuwe ondersteuningsvormen ter verhoging van de kwaliteit van het aanbod ✔ OD5: het betrekken van het maatschappelijk middenveld ✔ OD6: het verhogen van het inzicht in de mechanismen die volwaardige participatie van PMH in de weg staan en het opbouwen en delen van expertise om volwaardige participatie te bewerkstelligen ✔ OD7: het stimuleren van een genuanceerde en niet-stereotyperende beeldvorming over PMH Elk minister moest dan voor elk van zijn/haar eigen bevoegdheden de beleidsdomeinspecifieke doelstelling(en)
Vlaams Welzijnsverbond
de grenzen van zijn mogelijkheden had bereikt en dat er nood was aan een nieuwe impuls om de maatschappelijke participatie van personen met een handicap verder, meer systematisch, en met meer kracht, in de goede richting te stuwen. Die impuls kwam er sneller dan verwacht, als een goedbedoelde doch niet minder overweldigende tsunami, in de verschijningsvorm van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap.
specifiëren per OD, inzoverre deze tenminste toepasselijk zijn. En nu ligt dus de opdracht voor om voor elk van deze onderscheiden doelstellingen te specifiëren welke concrete acties men zal uitvoeren voor de lopende twee werkingsjaren. Dit wordt dan uitgewerkt in het eerste concrete actieplan van Gelijke Kansen inzake handicap. We verwachten dat dit eerste actieplan van Gelijke Kansen inzake handicap dra geconsolideerd zal worden en nog voor het zomerreces geagendeerd zal worden op de Vlaamse regering. Het gelijkekansen- en gelijkebehandelingsdecreet van 2008 schrijft immers voor dat dit binnen de zes maanden na de vastlegging van het betreffend doelstellingenkader, een geïntegreerd actieplan wordt voorgelegd.
beleid voor personen met een handicap.’ En deze nota refereert expliciet aan de doelstellingen van het VN-Verdrag, inzonderheid voor wat betreft artikel 19 inzake “het recht op zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij”. Met deze nota treedt hij in de voetsporen van wijlen Rika Steyaert, die als toenmalig Minister van Welzijn haar spraakmakende beleidsnota ‘het EPOS’ publiceerde in 1985. Zij zette daarmee ook toen het gehandicaptenbeleid op nieuwe sporen en pleitte inhoudelijk voor het behoud van de persoon met een handicap in zijn eigen leefomgeving, en voor kleinschalige woonvormen. Ook toen was dit beleid mede geïnspireerd op het besef dat residentiële opvang in voorzieningen op termijn onbetaalbaar zou worden.
Voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) droegen zowel de afdeling Welzijn en Samenleving (W&S) van het departement WVG, het VAPH, Kind en Gezin (K&G), als het Agentschap Jongerenwelzijn (AJW) bij tot voormeld actieplan. In totaal betreft het 26 actiefiches als volgt verdeeld: W& S 4, VAPH 18, K&G 3, AJW 1. Het hoeft niet te verbazen dat de ‘bulk’ van actiefiches vanuit WVG in dit doelstellingenkader door het VAPH werd toegeleverd. De gehandicaptensector is immers in volle beweging en de zorgvernieuwing die zich daar aftekent (cfr. infra) geeft als het ware een ‘boost’ aan nieuwe impulsen en dit zowel binnen reguliere welzijnssectoren zoals het algemeen welzijnswerk of de inclusieve kinderopvang, als in belendende sectoren zoals wonen, tewerkstelling, onderwijs en mobiliteit.
Nieuw voor wat betreft het door het VAPH sinds kort gevoerde inclusief beleid ten aanzien van de doelgroep, is alvast dat met deze conceptnota van minister Vandeurzen niet langer uitsluitend wordt gefocust op inspanningen om andere beleidsdomeinen open te breken voor de inclusiegedachte, doch dat vanaf nu ook zwaar wordt ingezet op inspanningen om het eigen reguliere aanbod binnen het beleidsdomein WVG verder open te stellen voor de doelgroep van personen met een beperking. Binnen de conceptnota Perspectief 2020 vindt dit vertaling in strategisch project nummer 9, meer bepaald onder subtitel 9 d ‘de reguliere zorg en ondersteuning toegankelijk maken voor personen met een handicap’.
Begrijp: datgene wat zich in het licht van Perspectief 2020 en het concrete Projectplan ter uitwerking daarvan aftekent aan nieuwe ontwikkelingen, krijgt dus nu mede vertaling in aparte actiefiches die ook in het kader van het Gelijke Kansenbeleid expliciet zichtbaar worden. Bij wijze van voorbeeld kunnen we vermelden dat dus ook de uitbouw van diensten ondersteuningsplan (DOP) vermeld wordt als één van de VAPH-actiefiches ter uitwerking van OD1 binnen het doelstellingenkader. Dit, voor wat betreft de eerste tsunamigolf die het Vlaamse beleid overspoelde. Vlaams minister Jo Vandeurzen liet zich immers evenmin onbetuigd. Hij presenteerde zijn conceptnota ‘Perspectief2020. Nieuw ondersteunings-
De inclusieambtenaar van het VAPH werd deeltijds ter beschikking gesteld van het departement WVG om pistes te verkennen binnen het brede beleidsdomein WVG om concrete actielijnen uit te tekenen ter bevordering van de inclusie van de doelgroep personen met een handicap. Dat het de minister menens is mag ook blijken uit de aanstelling van een veranderingsmanager en uit de zeer concrete realisaties die intussen al het licht mochten zien. Concreet vermelden wij ook hier bij wijze van uitgelezen voorbeelden van nieuwe beleidspraktijken de nieuwe ondersteuningsvormen diensten voor inclusieve ondersteuning (DIO) en diensten ondersteuningsplan (DOP), waarbij in de concrete uitvoeringspraktijk op het niveau van de individuele cliënt zowel het reguliere welzijnsaan-
- 22 -
bod mee in het bad wordt getrokken, als rekening wordt gehouden met andere levensdomeinen, zoals de woonsituatie en de concrete vervoersmogelijkheden. Eén en ander wordt bovendien verder ‘in perspectief’ geplaatst door het opvolgen van een concreet Projectplan ter concretisatie van voormelde perspectiefnota. Dit alles klinkt dus zeer veelbelovend. Toch willen wij hier pleiten voor enige voorzichtigheid en realiteitszin. Rome is immers niet in één dag gebouwd. Het einde is dus nog niet direct in zicht. En het werkstuk van Professor Jozef Nuttin indachtig, “The illusion of attitude change”, zouden we zelfs durven twijfelen aan de verhoopte en verwachte mentaliteits- en gedragswijzigingen van diegenen die in de praktijk van elke dag, het beleid van de voorzieningen maken of dienen te maken. Het stemt ons in elk geval hoopvol dat de Europese koepelorganisatie van de ‘service providers’, de EASPD, op het Europese niveau volop de kaart trekt van een andere organisatie van de zorg. Zelf sluiten wij af met de eindzinnen die wij ook in 2001 formuleerden in ons handboek over inclusief beleid, in memoriam van Myriam Van Acker: “Vast staat dat er nog een heel lange weg afgelegd moet worden vooraleer de effectieve volwaardige participatie van personen met een handicap in alle geledingen van het maatschappelijk leven gerealiseerd zal zijn. Wij zullen daarvoor blijven ijveren.”
Myriam Van Acker
- 23 Vlaams Welzijnsverbond
interview
met Bernadette Rutjes van INCLUSIE VLAANDEREN Interview Ann Degezelle
Waar staat Inclusie Vlaanderen voor? Bernadette: Inclusie Vlaanderen vzw is van oorsprong een oudervereniging en is dit in feite nog, maar is inmiddels succesvol uitgegroeid tot een belangenorganisatie die waakt over de rechten en de levenskwaliteit van personen met een verstandelijke handicap. Niet enkel ouders, maar ook andere mensen uit het netwerk van personen met een verstandelijke handicap maken deel uit van ons huidige ledenbestand. Inclusie Vlaanderen vzw is een dochterorganisatie van de Nationale Vereniging voor Hulp aan Verstandelijk Gehandicapten en de Vlaamse tegenhanger van AFrAHM1. Inclusie Vlaanderen is een pluralistische organisatie. Het is de enige vereniging die enkel en alleen voor personen met een verstandelijke handicap werkt. Ze beschikt over een sociaaljuridische dienst en over een documentatiecentrum dat ten dienste staat van de leden. Je stelt: "Inclusie betekent dat mensen met een verstandelijke handicap een leven hebben gelijkaardig aan dat van alle burgers." Bernadette: Inclusie wordt algemeen omschreven als nog een stap verder dan integratie. Bij inclusie moet de inspan-
ning namelijk van twee kanten komen en niet van de persoon met een handicap alleen. Ook de maatschappij moet stappen ondernemen om personen met beperkingen te integreren! Voor Inclusie Vlaanderen betekent dit concreet dat personen met een verstandelijke handicap in alle geledingen van de maatschappij volwaardig aan bod moeten komen en dat ze een leven moeten kunnen leiden dat gelijkaardig is aan dat van alle andere burgers. Maar tegelijk wil Inclusie Vlaanderen erover waken dat wanneer ze dit niet aankunnen, er voldoende zorg en steun is om hen daarbij te helpen. Voeren jullie acties die inclusie bevorderen? Bernadette: Inclusie Vlaanderen ijvert voor inclusie op alle levensdomeinen: inclusief onderwijs, tewerkstelling in het reguliere circuit, inclusieve vrijetijdsbesteding, … We beseffen dat inclusief participeren niet voor elke persoon met een verstandelijke handicap weggelegd is. Voor mensen met een ernstige of meervoudige handicap zijn ‘buitengewone’ oplossingen meer aangewezen. We werken dus mee aan het op punt stellen van inclusieve initiatieven, niet om ze te promoten, maar om de keuzewaaier voor personen met een verstandelijke handicap te vergroten. Tegelijk waken we over de kwaliteit van de ‘buitengewone’ ondersteuning. We zetelen in diverse overheidsorganen om erover te waken dat inclusie aan bod komt in de wet- en regel-
1 Association Francophone d' Aide aux Handicapés Mentaux
- 24 -
geving. Wanneer wetsvoorstellen ten nadele zijn van personen met een verstandelijke handicap laten we een proteststem horen en suggereren we aanpassingen. Wanneer personen met een verstandelijke handicap in een bepaalde situatie gediscrimineerd worden, onderneemt Inclusie Vlaanderen actie. Wij mobiliseerden bijvoorbeeld de media toen in een pretpark kinderen met Downsyndroom niet op een bepaalde attractie mochten. Een ander belangrijk actiepunt is het sensibiliseren van de publieke opinie voor inclusie. Hierbij willen wij voornamelijk aantonen dat personen met een verstandelijke handicap naast beperkingen ook talenten en mogelijkheden hebben. Zo reiken wij elk jaar de Inclusieve Griffel uit tijdens de Antwerpse Boekenbeurs. Met deze Griffel bekronen we de auteur van een boek of andere publicatie waarin een persoon met een verstandelijke handicap een inclusieve rol speelt en personage naast de andere personages is, zonder dat zijn handicap daar te dominant in beklemtoond wordt. Is er een keerzijde aan de “inclusie” medaille? Bernadette: Inclusie mag nooit een excuus zijn om personen met een verstandelijke handicap te dwingen op de toppen van hun tenen te lopen. Een voorbeeld: niet in een voorziening wonen, maar in een gewone straat kan heel positief en inclusief klinken, maar niet elke persoon
Er is nog een ander schaduwpunt: het is zeer positief voor de beeldvorming rond personen met een verstandelijke handicap dat mensen als Pascal Duquenne, Kris en Yves (Man bijt hond) enzomeer in de media komen, maar daarin schuilt tegelijk het gevaar dat de goegemeente gaat denken dat alle personen met een verstandelijke handicap bekwaam en ludiek zijn.
Scandinavië is de vleesgeworden inclusie, de absolute verzorgingsstaat, alles is er gewoon toegankelijk voor personen met een handicap. Zorg voor personen met een handicap wordt er niet aanzien als gezondheidszorg zoals bij ons, maar als een vorm van sociale dienstverlening.
Is inclusie voor alle leeftijden? Voor alle doelgroepen? Bernadette: Zeker! Inclusie Vlaanderen ijvert voor de rechten van personen met een verstandelijke handicap van alle leeftijden, wat ook de oorsprong, de aard of gradatie van hun handicap is. Kennen jullie voorbeelden uit binnen- of buitenland van een geslaagd inclusieverhaal? Bernadette: Er zijn tal van geslaagde inclusieprojecten te noemen, ik denk maar aan de succesverhalen vanuit het ION-project dat gestart is in het lager onderwijs, maar inmiddels zijn vervolg kent in het secundair onderwijs. Ook de projecten in de Muziek en Beeldende Kunst Academies wil ik hier vernoemen als succesverhalen: bijvoorbeeld de Academie voor Muziek, Woord en Dans in Grimbergen en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Kortrijk. In Grimbergen wordt er individueel muziekonderricht gegeven aan leerlingen met een verstandelijke handicap, maar evenveel keer spelen ze samen met kinderen zonder handicap. En er wordt ook regelmatig inclusief opgetreden. De lesgevers hebben hiervoor een speciale opleiding gevolgd (aan het Lemmens-instituut). Verder verdienen in eigen land kleinschalige door ouders opgestarte woonprojecten alle aandacht. Het gaat hier om ouders die geen heil verwachten van de wachtlijsten of die een voorziening niet de geschikte plaats vinden voor hun kind en die zelf de handen uit de mouwen steken.
- 25 -
Ze gaan zelf een woonst bouwen of verbouwen voor hun kinderen. Het nieuw opgestarte Inclusie Invest (www.inclusieinvest.be) kan op dit vlak een belangrijke rol gaan spelen. Enkele voorbeelden van door ouders opgestarte projecten: woonproject Avalon in Herentals, woonproject Christinastraat in Oostende en Huize De Graef in Buggenhout. Voor voorbeelden op bredere schaal verwijzen wij graag naar de website van Inclusion Europe (www.inclusion-europe.org). Hier zijn talrijke voorbeelden te vinden van inclusieprojecten op vlak van toegankelijke verkiezingen, de rechten van kinderen met een verstandelijke handicap, armoedebestrijding, e.d. Los daarvan zijn ook de Scandinavische landen en hoe ze inclusie voor personen met een verstandelijke handicap in haar totaliteit hebben aangepakt een succesverhaal. Scandinavië is de vleesgeworden inclusie, de absolute verzorgingsstaat, alles is er gewoon toegankelijk voor personen met een handicap. Zorg voor personen met een handicap wordt er niet aanzien als gezondheidszorg zoals bij ons, maar als een vorm van sociale dienstverlening. Bijna alle personen met een handicap wonen inclusief in een gewone wijk. Ambulante wijkteams zorgen waar nodig voor verpleging en zorg. Voor wie meer zorg nodig heeft, zijn er geclusterde woonvormen. De bestaande voorzieningen (gering in aantal) zijn kleinschalig en wijkgericht. Nog een voorbeeld: 2 van de 3 personen met een arbeidshandicap zijn er tewerkgesteld.
Vlaams Welzijnsverbond
met een verstandelijke handicap kan dit aan, zelfs niet als er begeleiding is. Wat goed is voor de ene, is niet goed voor de andere. Het is niet de bedoeling dat mensen vereenzamen. Over deze bijwerkingen moet gewaakt worden. Inclusie mag niet betekenen dat ondersteuning wordt afgebouwd.