KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
WE DON’T NEED NO EDUCATION Onderzoek naar de muzikale kennis van rockers
Promotor : Prof. Dr. G. DE MEYER Verslaggever : Prof. Dr. D. GELDERS
VERHANDELING aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Licentiaat in de Communicatiewetenschappen door Anton FANNES
academiejaar 2006-2007
Inhoud
Lijst van tabellen
1
Lijst van figuren
2
Voorwoord
3
START ME UP – Inleiding
4
1. Doelstellingen
4
2. Rechtvaardiging van het rockonderzoek
5
3. Vraagstelling en hypothesen
7
SONG TWO – Onderzoek
9
1. Kritiek op voorgaand onderzoek
9
1.1. Kwalitatief onderzoek bij Green 1.2. Kwantitatief onderzoek in Vlaanderen en Vlaams-Brabant
9 11
1.2.1. Jolien De Boodt
11
1.2.2. Filip Libin
14
2. Een andere kijk
15
3. Begrenzing
15
3.1. Leeftijd
15
3.2. Rock
17
3.3. Instrumentatie
17
3.4. Plaats van opleiding
18
4. Sneeuwbalsteekproef
18
4.1. Keuze van de beginpunten
19
4.1.1. Mathias Moors
20
4.1.2. Stef Rawoe
20
4.1.3. Yves Peeters
20
4.2. Verloop van de sneeuwbal
21
4.2.1. De tak Moors
24
4.2.2. De tak Rawoe
25
4.2.3. De tak Peeters
27
5. De interviews
28
COME TOGETHER – Literatuur vs. interviews
30
1. Indeling
30
1.1. De commerciële of industriematige muzikant
32
1.2. De originele of creatieve muzikant
32
1.3. Twee verschillende rassen
34
2. Rock in het onderwijs?
36
3. Muziekonderwijs in Vlaanderen
37
3.1. Het officiële muziekonderwijs
37
3.2. Het onofficiële muziekonderwijs
43
3.3. De vergelijking
47
4. Muziekeducatieonderzoek
49
4.1. Filosofisch kader
49
4.2. Formeel vs. informeel leren
51
4.2.1. Notatie
53
4.2.2. Luisteren en repertoirekeuze
59
4.2.3. Kijken
64
4.2.4. Hoe een rocker leert
65
4.3. Effectiviteit van het leren 4.3.1. Motivatie 4.3.1.1. Volwassenen
66 67 67
4.3.1.1.1. Ouders of familie
67
4.3.1.1.2. Leraars
70
4.3.1.1.3. Ouders en leraars
72
4.3.1.2. Leeftijdsgenoten
74
4.3.2. Andere factoren
75
4.3.2.1. Beginleeftijd en jaren ervaring
75
4.3.2.2. Persoonlijkheid 4.3.3. Gedreven, ongedisciplineerd, autodidact 4.4. Besluit
80 82 83
5. Songwriting
84
ARE YOU EXPERIENCED? - Eigen ervaringen
87
1. Organisatie JMA De Notenboom
88
2. Problemen met de filosofie
90
3. Bevindingen voor elektrische gitaar
92
3.1. Muzikaal begrip
92
3.2. Instrumentale techniek
92
3.3. JMA tegenover onderzoek
93
4. Aanbevelingen
95
THE FINAL COUNTDOWN – Besluit
97
1. We don’t need no education
97
2. Another brick in the wall
99
Referenties
101
Exit music – Bijlage
105
Bijlage 1. Interview met Philip Bruffaerts
105
Bijlage 2. Interview met Kurt Lelièvre
111
Bijlage 3. Interview met Jeroen Jullet
120
Bijlage 4. Interview met Michael Liekens
124
Bijlage 5. Interview met Daan Vounckx
129
Bijlage 6. Interview met Frederik Meeuwis
134
Bijlage 7. Interview met Jade Van Ussel
138
Bijlage 8. Interview met Stef Caers
142
Bijlage 9. Interview met Enzo Cloetens
148
Lijst van tabellen
Tabel 1. Leeftijd steekproef De Boodt
12
Tabel 2. Amateur/professioneel continuüm
30
Tabel 3. Beginleeftijd, beginleeftijd lessen, jaren ervaring en status
78
Tabel 4. Gemiddelde beginleeftijd voor professionele en niet-professionele muzikanten
78
1
Lijst van figuren
Figuur 1. Samenstelling van het totaal geconsumeerde pakket naar populaire en hoogculturele onderdelen en geboorteperiode, Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder, 1983 en 1999
6
Figuur 2. ‘History of jazz’
13
Figuur 3. Sneeuwbalsteekproef
22
Figuur 4. Bereik ‘Reminisce’
25
Figuur 5. Aantal leerlingen aan het Deeltijds Kunst Onderwijs (DKO) tussen 1999-2004 (in absolute cijfers)
41
Figuur 6. Relatieve participatie Vlaams-Brabant
42
Figuur 7. Profiel van muziekcentra
44
Figuur 8. Profiel van alternatieve muziekscholen
44
Figuur 9. Profiel van Deeltijds Kunstonderwijs
45
Figuur 10. Notenschrift voor Kurt Lelièvre
54
Figuur 11. Guitar Pro editor
57
Figuur 12. Interactie van menselijke variabelen binnen een muzikale context
73
2
Voorwoord Contacten: Mathias, Stef, Yves Correctie: Mam Richting: professor De Meyer Humor: Rebekka Informatie: Gillis, Luc, Vincent Schema: Pieter Steun: een hoop vrienden Vriendelijkheid: Daan, Enzo, Frederik, Jade, Jeroen, Kurt, Michael, Philip, Stef X: iedereen die ik vergeet
Less is more
3
START ME UP - Inleiding
Een schrijver schrijft mooiere boeken als hij een uitgebreide woordenschat gebruikt. Een schilder kan beter de werkelijkheid weergeven naarmate zijn techniek beter is. Een cineast kan betere films maken als hij iets kent van beeldcompositie. Maar hoe zit het met de rockmuzikant en zijn theoretische kennis en zijn technisch kunnen? Het is geweten dat Picasso of Mondriaan hun penseel behendig konden gebruiken maar toch kozen voor het abstracte lijnenwerk waar schijnbaar niet zoveel techniek voor nodig is. Mocht deze gedachtegang door te trekken zijn, dan kan men verwachten dat rockmuzikanten eveneens instrumentaal technisch en muzikaal theoretisch onderbouwd zijn maar kiezen voor less is more: strofe, refrein en misschien een brug. Majeur of mineur. Dit onderzoek peilt naar de kennis en het kunnen van de Vlaams-Brabantse rockmuzikant. Wat kunnen zij, waar en hoe hebben zij muziek leren spelen en zijn zij tevreden met hun prestaties. Zoeken zij zich te perfectioneren in de muziek en kan het muziekonderwijs hen daarbij helpen?
1. Doelstellingen
Het onderzoek naar het leerproces van een rockmuzikant wordt in vijf delen besproken. Het eerste deel omvat de relevantie van het onderzoek en formuleert enkele hypotheses over rockmuzikanten. In het tweede deel wordt een overzicht van gelijkaardig onderzoek gegeven en daarin wordt dit onderzoek gepositioneerd. Door een andere werkmethode te gebruiken, kan deze thesis ander onderzoek aanvullen. De piste bestaat uit een kwalitatieve steekproef, gebaseerd op interviews en op een functionele begrenzing van de onderzoeksgroep. Deel drie, het grootste deel van dit onderzoek, bestudeert hoe in Vlaanderen en in VlaamsBrabant de muziekscholen zijn georganiseerd. Naast de droge cijfers worden de muzikanten aan het woord gelaten. Meningen van de negen muzikanten die van begin februari tot midden april 2007 werden geïnterviewd worden vergeleken met Vlaams en internationaal onderzoek. We proberen te achterhalen wie of wat bijdraagt aan het succes van de rockmuzikanten. In het onderdeel ‘Are you experienced?’ wijd ik uit over de werking van een alternatieve muziekschool in Vlaams-Brabant, namelijk het jeugdmuziekatelier ‘De Notenboom’ in Tildonk. We vragen ons meer specifiek af hoe lessen elektrische gitaar onderwezen worden. 4
Tot slot wordt in het laatste deel een overzicht gegeven van de factoren die het leerproces van de rockmuzikanten beïnvloeden. De werking en het nut van muziekscholen wordt bekeken vanuit de ogen van de rockers. Daardoor kunnen we aanbevelingen doen voor toekomstige rockcursussen.
2. Rechtvaardiging van het rockonderzoek
De rock- en popmuziek wordt door musicologen en muzieksociologen vrijwel steeds minachtend benaderd. Adorno was de voortrekker van deze kritische benadering en benadrukt het eenvoudige, voorspelbare karakter van deze muziek. Hij zegt dat deze muziek de mensen dom houdt door bijvoorbeeld steeds dezelfde structuren te hanteren (DeNora, 2003, p 23). Ongetwijfeld zit er hier een deel waarheid in. De gemiddelde rocksong steekt op vlak van structuur, melodie en harmonie minder gecompliceerd in elkaar dan een klassiek werk. Toch lijkt het onverantwoord om hiervoor alle populaire muziek te weren uit het officiële muziekonderwijs. Vandaar dat uit verschillende hoeken kritieken worden geformuleerd op Adorno. Zo beschrijft Tia DeNora in ‘After Adorno – Rethinking music sociology’ (p. 23) de eenzijdige benadering van Adorno: de kritische denker heeft nooit populaire muziek bestudeerd en baseerde zijn theorie op een rits vooroordelen. Eveneens in het voorwoord van ‘How popular musicians learn’ (Green, 2001) nuanceert Robert Fripp de stelling van Adorno. Hij geeft toe dat er inderdaad afstompende massacultuur is, waarvan de ‘schlager’ het typisch voorbeeld is maar merkt op dat populaire cultuur toch iets anders kan zijn. In deze cultuurvorm gaat een zanger proberen te zingen in de taal van zijn publiek zodat de massa zeer direct bereikt kan worden. Pop- en rockmuziek is volgens Fripp dus muziek voor de ‘gewone’ mens en neemt afstand van de ‘hoge cultuur’, die enkel voor de elite bedoeld is. Naast de theoretische weerlegging van Adorno’s kritiek, valt de empirische realiteit niet te negeren. Pop- en rockmuziek maakt deel uit van de muziekgeschiedenis. Als we aannemen dat de rockmuziek in 1954, bij het debuut van Elvis Presley doorbrak (De Meyer & Trappeniers, 2003, p. 268), dan zijn we nu toch al meer dan een halve eeuw verder. Deze muziek is niet monotoon gebleven maar evolueert snel (Stuyck, 2003, p. 31). Rock is ook belangrijk omdat het zoveel mensen aanspreekt en dus een massamedium is. Als voorbeeld hiervan kan een muziekfestival zoals Rock Werchter, dat over vier dagen
5
ongeveer 300 000 mensen lokt (Redactie telecomwereld, 2004, z.p.), een grote publieke invloed hebben. Tot slot valt nog de belangrijke opmerking te maken dat populaire muziek telkens gezien wordt als tegenhanger van hoge cultuurmuziek. Volgens Peterson en Simkus (De Haan, Knulst & Van Eijck, 2002, p. 154) is de tweedeling tussen klassieke muziek en rockmuziek een fout en gaan steeds meer mensen die twee werelden vermengen tot één geheel. Volgens hun notie van ‘culturele omnivoor’ blijkt dat consumptie van lage cultuur niet uitsluitend bestemd is voor de lage klassen en ook omgekeerd dat hogere klassen niet uitsluitend hoge culturele muziek beluisteren. Dit is een recente trend want jonge mensen luisteren vaker dan ouderen naar zowel lage als hoge cultuur. De babyboomers luisteren zowel naar de muziek die hun ouders beluisterden als de muziek uit hun jonge jaren. Uit figuur 1 kunnen we zien dat de populaire muziek de bovenhand neemt op vlak van consumptie althans in Nederland.
Figuur 1. Samenstelling van het totaal geconsumeerde pakket naar populaire en hoogculturele onderdelen en geboorteperiode, Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder, 1983 en 1999.
Bron: De Haan, Knulst & Van Eijck, 2002, p. 161
Het heeft dus geen zin genres esthetisch te gaan vergelijken want elk genre heeft zijn eigen karakteristieken, zijn eigen functie, zijn eigen publiek en zijn eigen geschiedenis. Langs de andere kant is het onmogelijk de genres helemaal los van elkaar te zien. Zo zijn de bouwstenen van elk muziekgenre hetzelfde. Het gebruik van barokke akkoordprogressies
6
komt veelvuldig al dan niet bewust voor in rocksongs. Middleton (1990, pp. 30-31) wijst op de bachcantate die als basis stond voor Procul Harum’s wereldhit ‘A whiter shade of pale’. Dezelfde formule wordt toegepast in Percy Sledge’s ‘When a man loves a woman’. Sommige critici noemen enkel Bach hoge cultuur en de populaire hits niet. Uiteindelijk gaat het in beide gevallen gewoon over muziek.
3. Vraagstelling en hypothesen
In ons onderzoek worden hypotheses geformuleerd die berusten op de literatuur. Zo wordt er verondersteld dat rockmuzikanten minder les krijgen dan klassiek geschoolde muzikanten. De eigen weg zoeken en origineel zijn, wordt in het rockmilieu hoger in het vaandel gedragen dan in het klassieke milieu waar vooral op bestaande partituren van klassieke componisten wordt gewerkt. Toch moeten rockmuzikanten evengoed naar informatie speuren om hun instrument te beheersen. Een tweede hypothese veronderstelt dat hoe hoger de muzikant op de trap van de professionaliteit zit, hoe meer muziekkennis en techniek hij heeft. Toch lijkt aan de oppervlakte van een rocksong weinig moeilijks te zitten, zowel qua taalgebruik als qua melodie, harmonie of structuur. Zo is herhaling, zowel van tekst in het refrein, als van melodieën, harmonieën en structuren schering en inslag (Middleton, 1990, p. 290). Het is moeilijk om deze muzikale ‘stijlfiguur’ als complex te zien. We kunnen ons dan afvragen of uitgebreide muzikale kennis wel echt vereist is om een geslaagd rockmuzikant te zijn. De Meyer & Trappeniers (2003, p. 14) wijzen wel op de factor geluk in het doorbreken binnen het populaire muziekveld. Naast enkele ‘lucky stars’, wordt verondersteld dat de meeste rockmuzikanten hardwerkende mensen zijn met een aardige dosis muzikale achtergrond. De derde hypothese betreft de beginleeftijd waarop de muzikant zijn of haar lessen aanvat. Logisch lijkt dat hoe vroeger men begint met muzikaal onderricht, hoe hoger men op de professionele ladder eindigt. Natuurlijk hangt niet alles af van de scholing. Afkomst, talent, motivatie, geluk zijn maar enkele factoren die ook een sterke invloed hebben op de muzikale toekomst. Een laatste hypothese heeft te maken met de aard van het instrument dat men bespeelt. Verwacht wordt dat zangers en zangeressen minder geschoold zijn dan andere muzikanten omdat er schijnbaar minder techniek voor nodig is en omdat vele van nature uit kunnen
7
zingen. Toch wordt er verondersteld dat zangers en zangeressen die een scholing krijgen een rijkere stijl ontwikkelen dan ongeschoolden.
8
Opmerking [*1]: is het niet beter om als titel 'onderzoek' te nemen met een onderdeel over uw onderzoeksmethoden?
SONG TWO - Onderzoek
Vooraleer te beginnen aan de onderzoeksmethoden is het belangrijk even stil te staan bij voorgaande onderzoeken. Lucy Green schreef in ‘How popular musicians learn’ (2001), uitgebreid neer hoe rockmuzikanten hun instrument en het rockgenre aanleren. Dichter bij huis maakten zowel Jolien De Boodt als Filip Libin in 2006 een thesis over hoe geschoold respectievelijk Vlaamse en Vlaams-Brabantse muzikanten zijn. Men kan zich dan ook afvragen waarom nog zo een onderzoek nodig is. We bespreken eerst waar vorige onderzoeken te kort kwamen en dan mijn visie in hoofdstuk 2.
1. Bedenkingen bij voorgaand onderzoek
1.1.
Kwalitatief onderzoek bij Green
Lucy Green is waarschijnlijk de onderzoeker die het nauwkeurigste de leermethoden van populaire muzikanten onderzocht. Aan de hand van kwalitatieve interviews bij muzikanten uit Londen tussen 15 en 50 jaar onderzocht ze welke materie de muzikanten krijgen onderwezen, hoe techniek en kennis worden vergaard, hoe populaire muziek aangeleerd wordt, welke gedragingen en waarden de muzikanten hebben, hoe populaire muzikanten leren uit het traditionele onderwijs en hoe ze leren uit de nieuwe onderwijsvormen. Uit haar resultaten kunnen voornamelijk conclusies getrokken worden voor de situatie in het Engeland en minder voor die in Vlaanderen. De Engelse bevolking én het educatiebeleid verschillen wezenlijk. Green (2001, p.2) spreekt over een dalend aantal leerlingen binnen het muziekonderwijs. In Vlaanderen zien we bijna een explosie van muzikanten binnen de onderwijssystemen (Poppunt, 2006). Op vlak van het educatiebeleid in Engeland zijn er voor het muziekonderwijs twee doelen, namelijk ‘performing and composing’ en ‘listening and appraising’ (Lanckmans & Preckler, 2003, pp. 56-57). Hieruit blijkt dat het Engelse muziekonderwijs wel nadruk legt op bijvoorbeeld composing, terwijl aan het Vlaamse Deeltijds Kunstonderwijs (DKO) daar geen of weinig aandacht voor is. Naast het verschil tussen het Britse en het Vlaamse muziekonderwijs zijn er nog andere bedenkingen bij Greens’ onderzoek. Green selecteert haar respondenten op een weinig wetenschappelijke wijze. Ofwel verwittigt ze collega’s en vrienden dat ze bezig is met het onderzoek, of hangt ze een briefje op in de muziekschool waar ze lesgeeft met de vraag of er 9
mensen geïnteresseerd zijn of ze interviewt haar leerlingen. De enige beperking is dat de respondenten elkaar niet kennen (Green, 2001, pp. 11-13). Mensen laten kiezen of ze wel of niet willen participeren aan een interview kan een vertekening veroorzaken. Ook doordat ze via de muziekschool haar data verzamelt, komt ze waarschijnlijk voornamelijk met geschoolde populaire muzikanten in contact. Vermits respondenten vooraf wisten dat het onderzoek de leermethoden van muzikanten betrof, ontstaat het vermoeden dat de best geschoolden eerder zullen reageren dan minder geschoolde muzikanten. Op deze manier is er weinig kans dat een muzikant geselecteerd wordt die op onconventionele wijze te werk is gegaan en die in alternatieve milieus zijn ding probeert te doen. In mijn onderzoek probeer ik via een sneeuwbalsteekproef deze problemen te omzeilen (zie 4.). Op een tweede vlak maakt Green sluitende conclusies moeilijk doordat ze een evolutie probeert te zien van eerder formeel naar informeel leren bij haar respondenten. Haar jongste muzikant is 15 jaar en de oudste is 50 jaar. Op een steekproef van 14 muzikanten is het echter moeilijk om conclusies te trekken over een leeftijdsverschil van 35 jaar. Het is namelijk mogelijk dat haar oudste muzikant bijvoorbeeld niet representatief is voor zijn leeftijdscategorie. Uiteindelijk vindt Green geen grote verschillen op vlak van leermethoden bij de rockers van verschillende leeftijd. Om deze fout te vermijden wordt in ons onderzoek de leeftijd begrensd (cfr. hoofdstuk 3.1.). Tenslotte maakt de Londense onderzoeker geen onderscheid wat de instrumenten betreft. Er zijn negen gitaristen, zeven drummers, slechts één leadvocal en twee backing vocals in haar steekproef. Het is echter mogelijk dat muzikanten anders te werk gaan naargelang hun instrument. In het onderzoek van Green gebruikt de professionele zangeres Nanette wel degelijk een afwijkende methode om haar zang aan te leren. Bij haar was namelijk dyslectie vastgesteld. Zij moest met haar gehoor werken en had mindere theoretische onderbouw (p. 40). Men kan zich afvragen of enkel professionele vocalisten zich kunnen permitteren om geen noten te kunnen lezen. Hierover kan Green geen besluiten trekken.
10
1.2.
1.2.1.
Kwantitatief onderzoek in Vlaanderen
Jolien De Boodt
In ons onderzoek komen deels dezelfde vragen aan bod die De Boodt (2006) onderzocht in haar studie over het profiel van de Vlaamse popmuzikant. Ons en haar onderzoek zijn perfect complementair omdat de Gentse vorser een kwantitatieve methode gebruikt. Toch kunnen hier en daar vraagtekens geplaatst worden bij de methodes die De Boodt gebruikt. De studie kampt met problemen waar elke internetenquête mee te maken heeft. Het medium internet schiet op verschillende vlakken te kort, zoals een hoge non-respons of een groot deel van de muzikantenbevolking dat buiten de steekproef valt. De Dillman’s ‘Total Design Methode’ (TDM) tracht de hoge non-respons te verhelpen via een aantrekkelijke vormgeving, een vriendelijke aanspreking en een follow-up om de respondenten te motiveren de vragenlijst in te vullen (Billiet & Waege, 2003, p. 310). Ook heeft De Boodt via incentives de respondenten proberen te overtuigen haar enquête in te vullen. Mede dankzij deze inspanningen kwam het totaal aantal responsen op 1.467. Dit is ongeveer 41% van de steekproef (De Boodt, 2006, z.p.). Deze cijfers zijn volgens Billiet & Waege (2003, pp. 308311) eerder laag, vermits hij spreekt over een non-respons tussen de 30 en 50%. Hij wijst in verband met de non-respons op het niet toevallige karakter van de weigeraars. Deze mensen behoren vaak tot dezelfde groep. Het is dus mogelijk dat er een vertekening ontstaat in het onderzoek van De Boodt. Dat maar een deel van de muzikantenbevolking geselecteerd is in de steekproef komt doordat de respondentenlijst berust op de database van Poppunt en op een aantal managementbureaus. De Boodt (2006, pp. 52-53) beseft weliswaar dat de database van Poppunt problemen kan veroorzaken omdat ze enkel bedoeld is voor de actieve muzikant. Twee opmerkingen ivm met het gebruik van deze database: eerste opmerking is dat de adressenlijst bestaat uit een groot aantal Vlaamse artiesten, waaronder ook rappers en dj’s. Mijns inziens vallen deze artiesten niet onder het bestek van haar studie. Volgens Green (2001, p. 10) gaan deze muzikanten anders te werk om muzikaal te leren. Deze artiesten werken voornamelijk met op vinyl gedrukte samples. Daardoor kunnen ze de muziek hooguit bewerken met effecten of mixen met andere platen. Of de muzikale vaardigheden daardoor minder zijn is voer voor een ander onderzoek. Een tweede kritiek op het gebruik van de database van Poppunt is dat er zeker en vast een vertekening zal zijn van de niet-professionele artiesten. De missie van Poppunt (2007, z.p.) 11
luidt: Poppunt werkt aan het maximaliseren van kansen voor beginnende en semiprofessionele muzikanten en DJ’s uit pop, rock, dance en aanverwante muziekgenres. Dit betekent dus dat er hoogstwaarschijnlijk onder die beginnende muzikanten amper oudere nietprofessionelen te vinden zullen zijn. Dit toont volgende grafiek duidelijk aan (zie tabel 1). In deze tabel zien we dat het percentage amateurs begint te zakken vanaf het 25ste levensjaar. Er is echter geen reden om te denken het percentage amateurs zo drastisch daalt in de oudere leeftijdscategorieën. Interesse voor muziek en het spelen op instrumenten is van alle leeftijden. Wat oudere artiesten niet meer doen, is zich inschrijven op websites omdat zij zich geen illusies meer maken wat betreft het sterrendom (Green, 2001, p.54) en enkel muziek spelen voor hun eigen plezier. Poppunt is dus een medium voor jonge artiesten.
Tabel 1. Leeftijd steekproef De Boodt Amateur*
Semi-prof*
Professioneel*
Vlaming
14-17
7,0
3,4
3,4
5,6
18-24
40,0
23,3
36,2
10,3
25-34
34,8
49,5
36,2
15,8
35-44
13,7
17,5
22,4
19,2
45-54
4,0
5,1
0,0
16,4
55-64
0,4
1,2
0,9
13,4
65-74
0,0
0,0
0,9
12,0
75-85
0,0
0,0
0,0
7,2
%
100,0
100,0
100,0
100,0
(N)
889
412
116
2845
Bron: De Boodt, 2006, p. 75 + eigen bewerking
Daarenboven kan een artiest zich op de database van de vzw Poppunt op volstrekt vrije basis inschrijven. Bij de professionele muzikanten gebeurde de aanspreking onrechtstreeks, namelijk via de managementbureaus. Dit bracht met zich mee het onduidelijk was hoeveel professionelen nu uiteindelijk werden ondervraagd. Volgens de onderzoekster ligt het aantal dat gereageerd heeft tussen 100 en 300 personen. Verder plaatst de Gentse onderzoeker de genres jazz en blues onder één categorie. Hoewel dit vaak onder één noemer wordt geplaatst zijn deze genres zeker verschillend. De oorsprong van beide speelstijlen heeft wel dezelfde basis, zoals de ‘History of jazz’ door Mary Lou Williams aantoont (zie fig. 2). Aan de basis van de jazzstamboom vinden we de roots en de spirituals terug, die ontstaan uit
de droevige mood van de zwarte bevolking op de
katoenplantages. Toch komt er op een bepaald moment een duidelijke splitsing tussen de twee 12
genres. Er komt een fusie tussen blues en ragtime die jazz wordt genoemd. Ragtime betekent letterlijk ongelijke maat. Deze kenmerkt de jazz. Herkenbaar zijn het gesyncopeerd spelen en de beats op de 2de en de 4de tel. De bluesmuziek bleef meer de 12-matenstuctuur, het strakke ritme met nadruk op de eerste en de derde tel en zijn drie akkoorden (I-IV-V) (Fordman, 1993, p.13).
Figuur 2. ‘History of jazz’
Bron: http://www.ratical.org/MaryLouWilliams/HistoryTree.jpg
De blues slaat een tweede kloof wanneer een deel muzikanten in het begin van de jaren ’50 verhuizen van de mississippidelta naar Chicago, waar de Chicagoblues ontstaat (Byron, 07.03.2006). Deze bluesvorm wordt gekenmerkt door luide vervormde elektrische gitaren. De bekendste vertolker is Muddy Waters, die een enorme invloed had op de Rolling Stones.
13
Uit deze korte geschiedenis blijkt dat jazz en blues wel een gemeenschappelijke voorhistorie hebben maar toch voor een andere weg hebben gekozen. Jazz is zeer vrije muziek, zowel in ritme als in melodie. Gealtereerde akkoorden zijn schering en inslag (Levine, 1995), wat voor ‘ingewikkelde’ muziek zorgt. Blues is daarentegen meer gefocust op herhaling en een ritmische trance. In ons onderzoek is dit onderscheid wel degelijk van belang. Zo kunnen we verondertsellen dat een rockmuzikant normaal gezien kennis heeft van het repertoire van de Rolling Stones omdat dit een van de grootste rockbands ooit is. Onrechtstreeks kennen ze dus de Chicago blues. In contact komen met jazztoonladders en -ritmes lijkt op het eerste zicht minder gemakkelijk omdat deze niet manifest in rockmuziek voorkomen. Doordat De Boodt naar jazz óf bluesmuziek vraagt, ziet ze over het hoofd dat elke serieuze rockmuzikant blues moet kennen maar daarom geen jazz. Toch kan De Boodt via haar kwantitatieve bevraging heel wat muzikanten ondervragen. Vervolgens
kan
ze
met
de
resultaten
extrapolaties
maken
naar
de
volledige
muzikantenbevolking. Hoe muzikanten hun 'vak' leren en wat hun mening is over hun opleiding, wordt verder door ons onderzocht.
1.2.2.
Filip Libin
Naast het zeer brede werk van De Boodt maakt in 2006 een andere student, Filip Libin, een thesis aan de Vrije Universiteit Brussel over de muziekeducatie van jonge popartiesten in Vlaams-Brabant. Hoewel onze thesis en de zijne inhoudelijk schijnen overeen te komen, zijn er toch enkele wezenlijke verschillen. Ten eerste spreekt hij niet over professionele muzikanten, zijn focus ligt op de amateur popmuzikanten (Libin, 2006, p. 29). Ten tweede werkt Libin, net zoals De Boodt, met een kwantitatieve vraagstelling en worden ook hier de gegevens verzameld via de databank van Poppunt, maar wel aangevuld met de gegevens van Kunst-stukjes, de verzamelsite van jong Vlaams-Brabants talent. Zijn onderzoek verliep via een vragenlijst die werd rondgestuurd op het internet. Zijn antwoordpercentage bedroeg slechts 18%, wat tegenover het onderzoek van De Boodt vrij laag lijkt. Libin (2006, p.31) geeft zelf aan dat het lage percentage best te wijten kan zijn aan het gebrek aan herhalingsmail. Toch beweert Libin (26.02.2007) dat zelfs 10% al een goed percentage zou zijn. Desalniettemin moeten we in het achterhoofd houden dat als er conclusies getrokken worden, deze slechts op 1/5 van de muzikanten in de databank 14
betrekking hebben. Vandaar dat Libin ook weinig significante resultaten bekomt en zich dus behoudend moet opstellen tegenover de verbanden die hij vond.
2. Een andere kijk
Ons onderzoek probeert de problemen in vorig onderzoek te omzeilen door het te laten evolueren via een sneeuwbalsteekproef. In Vlaanderen zijn verschillende kwantitatieve onderzoeken terug te vinden. De onderzoekers berekenen hoeveel Vlamingen aan kunsteducatie en -participatie deelnemen of wat de muzikanten van de initiatieven vinden. Bij hun methodes wordt iedereen op een hoop gegooid waardoor de onderzoeker statistisch significante resultaten kan vinden. De mening van de meerderheid wint. Diegenen die een afwijkende mening hebben tegenover de mainstream worden als onbelangrijk beschouwd. Het is echter belangrijk deze muzikanten ook een gezicht te geven. Vandaar dat mensen uit onze steekproef worden onderworpen aan een kwalitatief interview. Daarin kan er dieper worden ingegaan op de attitudes die muzikanten hebben over hun opleiding(en). Meer dan in kwantitatief onderzoek kan bekeken worden wat rockmuzikanten hebben aan hun opleiding of uit hun zelfstudie. Hierdoor krijgen wij hopelijk een even diepgaand beeld van de muzikanten in Vlaams-Brabant als de Engelse Green in ‘How popular musicians learn’ krijgt. Met onze methode gaat echter meer toeval gepaard vermits wij niet weten wie onze respondenten gaan selecteren (cfr. hoofdstuk 1.1.). Toch kan niet zomaar iedere muzikant geselecteerd worden. Vandaar dat er een begrenzing wordt ingevoerd.
3. Begrenzing
3.1.
Leeftijd
In ons onderzoek wordt een leeftijdsbegrenzing ingesteld van minimum 16 jaar en dit omwille van twee redenen. Ten eerste krijg ik via mijn ervaringen in het jeugdmuziekatelier (JMA) te Tildonk zicht op de leerervaringen van kinderen van 11 tot 17 jaar. Niet enkel hoe de leerlingen in de klas leren, kom ik zo te weten, maar regelmatig vraag ik tijdens de lessen wat en hoe ze thuis studeren. Hoewel men de representativiteit van de gegevens van het JMA in Tildonk kan betwijfelen, kunnen er toch enkele tendensen gezien worden van jonge populaire 15
muzikanten en hun waarden en attituden tegenover het lesgeven. In ‘Are you experienced?’ wordt over dit muziekatelier verder uitgeweid. Ten tweede wordt er een minimumleeftijd ingesteld omdat de leeftijd waarop de meeste rockmuzikanten voor het eerst in een groep spelen ten laatste 16 jaar is. Dit blijkt althans uit twee onderzoeken. Bij Green (2001, p. 79) is er slechts één persoon die later in een band begint te spelen omdat hij vrij laat was begonnen met het aanleren van een instrument. In Vlaanderen vindt Libin (2006, p. 51) dat 40% van zijn respondenten al vóór 16 jaar in een muziekgroep speelden. De leeftijd wordt geplafonneerd op 30 jaar. Dit is vooral uit pragmatische overwegingen, omdat het aantal gevolgde opleidingen, inclusief workshops, hoog kan oplopen. Dit zijn namelijk korte cursussen die je op eender welke leeftijd kan volgen. Door deze limiet te stellen, wordt er wel vanuit gegaan dat een muzikant nooit stopt met leren en steeds op zoek blijft gaan naar nieuwe informatie. Ook theoretisch valt er iets voor te zeggen. In je twintiger jaren wordt het namelijk duidelijk welke kant je gaat opgaan met je leven en zou het duidelijk moeten worden of je een (semi-)professionele carrière aankan. Dit zou zich normaal moeten vertalen in een rits van zeven kenmerken die door Hutchison en Feist zijn bepaald (De Boodt, 2006, z.p.). Deze zijn: inkomen uit muzikale bezigheden, muzikale ambities, de tijd die de muzikant aan muziek besteedt, de status van het muziekgenre dat de artiest bespeelt, de hoeveelheid ervaring en welke artistieke benadering de muzikant heeft. Tot slot spreken de onderzoekers over muzikale opleiding als laatste kenmerk voor professionalisme. Door de steekproef qua leeftijd ten hoogste te laten variëren over 14 jaar wordt het geheel overzichtelijk. Nieuwe muziekopleidingen steken namelijk tegen een snel tempo de kop op en het deeltijds kunstonderwijs kende grondige veranderingen in 1996 en recenter in 2001. Indien er geen leeftijdsbeperking zou zijn, dan is het mogelijk dat een deel van de respondenten een bepaalde opleiding niet heeft gevolgd omdat die gewoon nog niet bestond. Vergelijking binnen de groep muzikanten wordt dus gemakkelijker op deze manier. Vergelijking tussen generaties, wat Green in ‘How popular musicians learn’ (2001) wel probeert, zal in ons onderzoek bijgevolg niet mogelijk zijn. Daarenboven is op een kwalitatieve steekproef van negen personen veralgemening moeilijk als de leeftijdsverschillen ook nog eens groot zijn. Bij generatieverschillen moet men nog eens rekening gaan houden met socio-economische en culturele situaties. Tot slot is deze indeling ideaal om een vergelijking te maken met het onderzoek van Filip Libin. Zijn kwantitatieve steekproef was gericht naar muzikanten van 15 tot 30 jaar. 16
De vooropgestelde leeftijdsbeperking wordt nochtans niet té strik genomen omdat professionele muzikanten niet zo gemakkelijk te vinden zijn. Voor hen wordt mogelijk een uitzondering gemaakt als ik via mijn sneeuwbalsteekproef een professionele muzikant tegenkom die qua leeftijd net buiten de begrenzing valt.
3.2.
Rock
Rockmuziek is een zeer breed en weinig gedefinieerd begrip. Het genre kan blues, folk, country, funk, metal en andere omvatten. Het enige wat alle rockgenres bindt is de instrumentatie. De standaardbezetting is gitaar, basgitaar, drums en zang. Omdat iedereen zijn eigen indelingen maakt, gaan de contactpersonen in mijn sneeuwbalsteekproef niets opgelegd krijgen in verband met de definiëring van het genre. Wat voor hen een rockmuzikant is, is er voor mij ook één. Wel probeer ik mijn eerste drie contactpersonen mainstream rockmuziek te laten spelen om mij niet vast te pinnen binnen één wereldje. In hoofdstuk 4.1. wordt de selectie van de beginpunten nader verklaard. Rockmuzikant zijn is niet genoeg. Het is cruciaal dat de artiesten in een band spelen omdat dit specifiek is voor rock (Green, 2001, p. 9). Andere genres, zoals klassiek of jazz, worden vaker solo gespeeld. Akoestische versies van rocknummers bestaan wel, maar deze zijn meestal afgeleid van de elektrische nummers.
3.3.
Instrumentatie
Op het vlak van de instrumentatie is het nuttig om het aantal instrumenten te beperken. Zo kunnen conclusies gemakkelijker getrokken worden. In bovenstaande paragraaf werden de basisinstrumenten van een rockgroep reeds weergegeven: zang, basgitaar, gitaar en drum. In dit onderzoek wordt bas en gitaar als één instrument beschouwd. Het spreekt vanzelf dat beide instrumenten wel degelijk een andere techniek vereisen maar toch is het in het belang van het onderzoek verantwoord deze samen te brengen onder één categorie. Basgitaristen zijn regelmatig gitaristen die in het belang van hun band de bas leerden spelen. Zelfs als de muzikanten bas als eerste instrument kozen, dan zullen ze waarschijnlijk toch nog gitaar kunnen spelen, of toch het systeem begrijpen. Beide instrumenten behoren tot dezelfde familie. 17
3.4.
Plaats van opleiding
Een criterium om opgenomen te worden in de steekproef is dat de muziekopleidingen gevolgd werden in Vlaams-Brabant. Ook hier stel ik, net zoals bij de leeftijd, de afbakening niet te strak en laat ik de mogelijkheid op uitzonderingen. Deze begrenzing is te verantwoorden omwille van de vele verschillende educatiemogelijkheden in Vlaanderen. Er schieten namelijk meer en meer kleine initiatieven uit de grond om muzikanten op te leiden. Deze zijn meestal vrij kleinschalig en soms zelfs onzichtbaar door het extreem locale karakter. Indien rockers bereikt worden die in lokale muziekscholen les hebben gevolgd, is veralgemening moeilijker. Het lijkt dus handiger op zoek te gaan naar verbanden binnen één provincie die dan uiteindelijk nog geëxtrapoleerd kunnen worden naar heel Vlaanderen.
4. Sneeuwbalsteekproef
Volgens Billiet & Waege (2003, p. 219) moet de keuze voor een theoretische steekproef theoretisch te verantwoorden zijn. Met een aselecte steekproef kan een onderzoeker onbevooroordeeld respondenten selecteren. Hierdoor krijgt de bevraging een schijnbaar neutraal karakter maar vaak is de vraagstelling sturend en is de non-responsgraad hoog waardoor vertekening toch nog mogelijk is. Een kwalitatief onderzoek echter heeft als nadeel dat het misschien minder neutraal is want het is niet gebaseerd op toeval, maar het kan dieper op de feiten ingaan. Statistische analyse of veralgemeningen zijn dan weer niet mogelijk omdat met kleinere steekproeven wordt gewerkt. Toch kan een bepaalde consistentie in de antwoorden een relatieve zekerheid geven over de juistheid van de resultaten. Bij de sneeuwbalsteekproef vertrekt men vanuit één persoon die via zijn connecties andere personen binnen een netwerk kan aanduiden. Zo zou de onderzoeker via een netwerk van kennissen binnen kunnen dringen in een weinig toegankelijk milieu. Er wordt namelijk aangenomen dat het professionele muzikantenmilieu eerder gesloten is en connecties er uitermate belangrijk zijn. Dat beweerde Piet Maris ook al tijdens mijn stage bij het platenlabel Choux de Bruxelles. Vandaar dat een ‘chain referral sampling’ wordt genomen, te beginnen
18
met een aantal verscheiden subjecten. Deze mogelijkheid wordt weergegeven door Billiet & Waege (2003, p.221). In volgend onderzoek wordt gekozen voor een sneeuwbalsteekproef met drie beginpunten. Indien er maar met één beginpunt gewerkt zou worden, dan zou er binnen één milieu gezocht worden. Dit zou een vertekening kunnen veroorzaken omdat het onderzoek in éénzelfde geografisch gebied blijft en omdat ‘dezelfde soort’ mensen bereikt worden. Dat wil zeggen dat mensen met hetzelfde soort kapitaal elkaar opzoeken1. Ten tweede lag de keuze voor drie beginpunten aan het verschil in professionaliteit waarop de geïnterviewde muzikanten zich bevinden. De meest logische indeling is de indeling volgens amateur, semi-professionele muzikant en professionele muzikant (zie ‘Come together’, hoofdstuk 1). Andere keuzecriteria worden in volgend deel besproken.
4.1.
Keuze van de beginpunten
Bij de keuze van de beginpunten heb ik mij laten leiden door een aantal factoren. Ten eerste moesten mijn contactpersonen niet in dezelfde buurt wonen. Dit om te vermijden dat ze allen naar dezelfde muziekschool zijn gegaan of dezelfde kennissen zouden doorgeven. Ten tweede werd ervoor gezorgd dat de contactpersonen elk een ander instrument spelen. Men kan namelijk verwachten dat een muzikant meer contact zoekt met iemand die hetzelfde instrument speelt. Ten derde moesten de contactpersonen op een verschillend niveau muziek maken. Toch is het niet zo dat ik een amateur, een semi- en een professionele muzikant heb. De reden daarvoor is dat ik geen professionelen ken en dat indien de steekproef zou beginnen met amateurs, ik niet heel hoog op de professionele ladder zou kunnen geraken. Vandaar dat de drie contactpersonen eerder in de categorie semi-professioneel geplaatst kunnen worden, maar wel een groot verschil in muzikaal niveau hebben. Concreet betekent dit dat ik bij Mathias Moors, Stef Rawoe en Yves Peeters uitkwam.
1 Bourdieu legt de oorzaak van de hoeveelheid en het soort kapitaal dat iemand heeft bij de ouders. Zij geven hun cultureel kapitaal zodanig door dat er culturele reproductie is (Nagels, 2004, pp. 104-105). Bijgevolg zou het in dit onderzoek mogelijk zijn dat ik in een netwerk verzeild geraak van mensen met enkel hoog cultureel kapitaal, terwijl het mogelijk is dat een rocker niet zoveel cultureel kapitaal heeft.
19
4.1.1.
Mathias Moors
Mathias Moors werd geboren in een muzikaal gezin in 1982 en woont momenteel in Leuven. Hij is mijn contactpersoon die het verste op de professionele ladder staat. Hij speelt als bassist twee maal op Marktrock. Een eerste keer met het ondertussen ter zielen gegane Queensize Quagmire in 2003 (Voets, 2003, z.p.), een tweede keer met Les Talons Gitans in 2004. Het muziekgenre waarin hij vooral actief is, kan omschreven worden als folkrock of bluesrock. Momenteel is hij als muziekpsycholoog werkzaam aan de Katholieke Universiteit Leuven. Zijn huidige muziekgroepen zijn de Talons Gitans, de groep rond Alain Louie die het bescheiden hitje ‘Anni versaire’ scoorden in 2006. Verder speelt Mathias bij P. Van Sant en Francorchamps. P. Van Sant komt uit Leuven en speelt bluesfolk. De andere band bestaat uit een groep met getalenteerde muzikanten die bekend zijn via hun werk bij onder andere Zita Swoon, Arsenal, Stash of Arno. Frontman van Francorchamps is de Gentse singer-songwriter Olivier Malfroidt. Via Mathias verwacht ik het snelst tot een hoog professioneel niveau te geraken omdat hij samenwerkt met professionele muzikanten. Mathias kon mij het telefoonnummer van de professionele gitarist Philip Bruffaerts doorgeven (zie 4.2.1.).
4.1.2.
Stef Rawoe
Stef Rawoe (°1987) is een talentvolle drummer uit Neerwinden met heel wat ervaring maar in een ander genre dan Moors. Hij begint op 10 jaar met drummen en op 15 jaar speelt hij bij 40 wayz from Sunday. In de metalgroep Prowler speelt Stef anderhalf jaar en hij treedt er verschillende keren mee op. Tussendoor doet hij verschillende stand-ins bij onder andere The Scarrots, Jesse’s Diet en Mcc Lovers. Momenteel is hij aan het werk bij 1666. Via Stef kwam ik aan het telefoonnummers van Michaël Liekens (zie 4.2.2.)
4.1.3.
Yves Peeters
Yves Peeters is een 21-jarige zanger-gitarist uit Bierbeek. Van de drie contactpersonen heeft hij het minste muzikale ervaring. Dankzij zijn warme bluesstem steekt hij op zijn eentje geslaagde folk-, blues- en rockliedjes in elkaar. Die liedjes heeft hij een hele tijd gespeeld in 20
een rockduo met drummer Egon Loosveldt. Later heb ik met hen Jesse’s Diet opgericht. Momenteel ligt de rockgroep stil om aan een audiovisueel project te beginnen omdat Yves aan een audiovisueel project werkt in het kader van zijn regisseursstudies aan St-Lucas te Brussel. Yves gaf mij het telefoonnummer van Jeroen Jullet door (zie 4.2.3.).
4.2.
Het verloop van de sneeuwbal
21
Figuur 3. Sneeuwbalsteekproef
22
In bovenstaand schema staat de sneeuwbalsteekproef weergegeven. Naast de naam en de leeftijd wordt het of de instrument(en) van de rockers vermeld. Wanneer iemand gestopt is met een instrument staat het niet meer vermeld. Tenslotte wordt de opleiding genoteerd, met het aantal jaren gevolgde les in kleur. Hierin worden volgende categorieën gehanteerd: minder dan één jaar les, tussen één en zes jaar les en meer dan zes jaar les. De begrenzing 'na zes jaar' heeft als reden dat aan de muziekacademie een student na zes jaar naar de hogere graad overstapt. In deze graad gaat de leerling verder dan het technische aspect van het instrument en gaat hij zich meer bezig houden met muzikaliteit. De sneeuwbalsteekproef ontrolde zichzelf gedurende de periode van eind februari tot midden april. Hoewel het oorspronkelijke plan was om aan de geïnterviewde telkens drie namen te vragen waaruit ik één zou kunnen kiezen, gaven de respondenten echter regelmatig slechts één persoon door. Van hem of haar waren de contactpersonen dan vrij zeker dat hij of zij een interview wou doen. Dit maakte mijn werk gemakkelijker vermits de muzikanten eigenlijk meestal al hadden toegestemd voordat ik hen contacteerde. Sommigen gaven wel drie namen door zoals ik eerst voorzien had. Hierdoor kon ik wel niet zo dikwijls kiezen wie ik ging interviewen. Ik liet mij volledig leiden door de richting die mijn respondenten mij wezen. Daardoor kwam ik één maal terecht bij iemand die buiten de begrenzing van de steekproef valt: Kurt is namelijk 35 jaar oud en afkomstig uit Limburg. Verder moest ik slechts twee maal het natuurlijke verloop van de sneeuwbal licht bijstellen. De eerste maal was dat toen Kurt per mail een hele lijst contactgegevens van professionele muzikanten doorstuurde. Hieronder waren slechts een beperkt aantal dat paste binnen mijn steekproef. Een groot aantal contacten was te oud en viel dus buiten de leeftijdsbegrenzing. Uiteindelijk werd gekozen om Stef Caers te contacteren. De tweede maal gaf ik richtlijnen aan Frederik over de leeftijd van mijn laatste contactpersoon. Na mijn achtste interview was duidelijk dat de professionele muzikanten ook gewoon de oudste waren en bijgevolg ook de artiesten met de meeste ervaring. Om vertekeningen te vermijden vroeg ik Frederik een muzikant door te geven die eerder achteraan de 20 was. Uiteindelijk wees hij zonder veel problemen de weg naar Enzo Cloetens, zanger van Soon.
23
4.2.1. De tak Moors
Zoals eerder vermeld wordt verwacht dat Mathias contacten heeft met de professionele muziekwereld. De eerste contactpersoon die hij aangaf was Philip Bruffaerts, een professionele gitarist, bekend van bij onder andere Roxane, Helmut Lotti, Erik & Sanne, Jo Vally, het VTM-orkest en andere (klassieke) projecten. Ik ontmoette de 29-jarige muzikant in zijn appartement in Vorst op 26 februari 2007. Philip is een volledig klassiek geschoold muzikant. Hij begint aan de muziekschool in Stokkem, waar hij door twee leraars wordt onderwezen. Onmiddellijk na zijn secundair onderwijs begint Philip een opleiding aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel, dat hij 5 jaar later afmaakte. Aansluitend studeert hij twee jaar flamenco aan het conservatorium in Rotterdam. Tijdens zijn tienerjaren leert Philip pop- en rockmuziek voornamelijk autodidactisch aan. Zijn rockende oom is daarbij het grote voorbeeld. Het streefdoel van de gitarist is om de elektrische gitaar zo goed onder de knie te krijgen als hij. Tijdens zijn hogere muziekstudie verliest Philip een hele tijd de rockmuziek uit het oog maar nadien pakt hij zijn elektrische gitaar terug op. Momenteel geeft de gitarist half-time les aan het DKO, richting klassieke muziek. Philip leert in het orkest van Helmut Lotti Kurt Lelièvre kennen, een professionele drummer. Kurt zegt mij een interview toe op 5 maart. We spreken af op de grote markt te Aarschot. De drummer leert zijn metier via de formele weg, maar dat wil niet zeggen dat hij enkel klassiek slagwerk onderwezen krijgt. Zijn lessen aan het deeltijds kunstonderwijs blijken uiterst manipuleerbaar te zijn. Een nummer kan gemakkelijk samen met zijn leraar geanalyseerd en bestudeerd worden. Na zijn opleiding aan het deeltijds kunstonderwijs stopt Kurt met het nemen van formele lessen. Jarenlang komt Kurt rond van zijn inkomen als muzikant bij onder andere Helmut Lotti, Roxane en Natalia. Momenteel werkt Kurt als drumexpert bij Adams in Diest om wat meer inkomenszekerheid te hebben. Binnen het professionele commerciële circuit had ik ten slotte nog een zanger nodig. Vermits Kurt eigenlijk boven de leeftijdsbegrenzing van ons onderzoek valt en ook niet afkomstig is uit Vlaams-Brabant, zijn de kennissen van Kurt die voldoen aan de voorwaarden beperkt. Uiteindelijk kom ik terecht bij zanger-pianist-drummer Stef Caers. Hij is afkomstig uit Aarschot maar woont in Gent. Stef volgt eerst een opleiding aan het deeltijds kunstonderwijs voor drum, zang en piano. Vervolgens volgt hij hoger muziekonderwijs aan 24
het Muziekconservatorium van Gent, waar hij zijn kandidatuur producer volbrengt en na twee jaar een licentiaat in zang, jazz en lichte muziek behaalt. De muzikale duizendpoot bekijkt zichzelf het meest als songwriter en krijgt al op 18-jarige leeftijd de mogelijkheid een platencontract bij BMG-Aeola te tekenen. Datzelfde jaar behaalt hij de radio 2 zomerhit en een bekroning voor beste nieuwkomer. Momenteel is de 26-jarige muzikant zelfstandige en verdient zijn kost onder andere bij Natalia, Sandrine, het VTM-orkest, Lalalover, Moiano. Toch wil hij vooral zijn eigen liedjes maken en normaal gezien komt Stef in het voorjaar van 2008 op de proppen met een eigen full-cd. Op speelplaatsrock, een schoolfestival in Leuven, trad Lalalover op. Ondanks geluidsproblemen werkte de groep een perfecte set af. Stef kreeg meerdere solomomenten en betoverde het publiek met zijn magistrale stem. Tijdens het nummer 'Reminisce' gaat zijn Prince-achtige solo van een lage mi mol tot een hoge fa: een gigantisch bereik.
Figuur 4. Bereik ‘Reminisce’
4.2.2.
De tak Rawoe
Stef Rawoe speelde vroeger in de metalformatie Prowler, waar Michael Liekens bij speelt. In het begin was Michael zanger-gitarist bij Prowler, nu focust hij zich er nog enkel op gitaar. Toch is Michael niet gestopt met zingen omdat hij een aanbieding kreeg van de hard rock band Rovic, die zonder zanger was gevallen. Michael is nu 24 jaar en heeft ‘slechts’ 8 jaar ervaring. Hij is op late leeftijd begonnen met gitaar maar is wel van jongs af aan bezig met muziek; op jonge leeftijd luisterde hij al zeer gepassioneerd naar muziek en in het gezin zijn zowel moeder als zus geschoolde pianisten. Buiten tien initiatielessen heeft Michael nooit gitaarlessen gevolgd maar hij kon rekenen op zijn vriend en leeftijdsgenoot Stoffel om het instrument onder de knie te krijgen. Samen onderzoeken ze zeer gedreven en perfectionistisch hoe het instrument in elkaar zit. Hun onderlinge concurrentie is daarbij een grote motivatie om steeds beter te worden. Voor zang
25
heeft Michael nooit enige les gevolgd, maar hij schreeuwt wel heel het kot volledig bijeen om zijn stem te smeren (Liekens, 07.03.2007). Op 7 maart ontmoet ik hem in het repetitiekot van Prowler te Tienen. Nadien woon ik nog een optreden van Rovic in Aarschot bij. In het Aarschotse jeugdcentrum ‘De Klinker’ werken ze een loeiharde en strakke set af. Michael neemt de rol van bandleider en entertainer op zich. Zijn stem wordt niet gebruikt om te zingen, maar door zijn geschreeuw kwam er een mooi contrast met de melodieën van de vrouwenstem. Via Michael kom ik terecht bij Daan Vounckx, een gevorderde en zeer gemotiveerde drummer die momenteel aan het Lemmensinstituut zijn eerste jaar klassieke drum afwerkt. Omdat hij aan het deeltijds kunstonderwijs eerst een jaar klassieke gitaar volgt, kan hij de muziekacademie niet afmaken vooraleer aan het Lemmens te beginnen. Van zijn hoger twee (H2) kan hij echter overstappen naar het hoger kunstonderwijs. Daar zit hij nu als enige in de richting klassiek slagwerk. Een grote stimulans komt van Daan’s vader die vindt dat muziek altijd al iets voor hem is geweest. Hij luistert regelmatig naar zijn oefenende zoon. Maar ook zijn moeder is artistiek bezig. Ze is lid van een accordeonfanfare. Voor Daan kan klassiek perfect naast rockmuziek bestaan. Hij speelt dan ook sinds zijn 15 jaar in rockbands. De eerste noemde Fusion, nadien speelt hij bij Your Name Here en momenteel is hij lid van de emocore groep Funeral Pyre. Sinds de aanvang van zijn studie aan het Lemmens krijgt hij steeds vaker aanbiedingen van verschillende orkesten die een stand-in zoeken voor percussie. Dit is een mooie bijverdienste voor Daan. Vermits we beide in Leuven studeren spraken we op 15 maart af op mijn op kot. Daan zag ik later opnieuw in ‘De klinker’. Funeral Pyre speelde vóór Rovic. Ze verzorgden een set vol snelle metalnummers die zonder veel problemen werden doorgespeeld. Opvallend was het oorverdovende volume, het niveauverschil tussen de twee elektrische gitaristen en uiteindelijk ook de niet foutloze set van Daan. Blijkbaar is het voorlaatste jaar aan het deeltijds kunstonderwijs bereiken en slagen in de toelatingsproef aan het Lemmensinstituut geen garantie om foutloos in een metalband te spelen. Tot slot ging ik nog op zoek naar een zanger(es). Michael is wel de zanger bij Rovic maar zijn hart tikt toch bij zijn gitaar. Daan toonde mij de weg naar het enige meisje uit dit onderzoek, Jade Van Ussel. Zij wordt geboren in 1989 en begint met piano op tien jaar. Vervolgens stapt ze over op gitaar en zang aan de niet-erkende stedelijke muziekschool van Aarschot. Ze geeft gitaarles aan jonge kinderen en zingt momenteel in twee groepen. Beide groepen, Network Daisy’s en Local District, spelen vrij mainstream rock. Jade heeft zangambities en deed ingangsexamen voor de rockschool in het Nederlandse Tilburg. Daar 26
werd ze toegelaten tot de beste 30 maar geraakte uiteindelijk niet bij de ‘happy few’ die mochten beginnen. Ik sprak af met Jade op 21 maart ’07. Network Daisy’s heeft sinds het voorjaar van 2007 zijn eerste demo-cd uit. Na beluistering van de drie nummers blijkt dat de groep aanvoelt hoe een song in elkaar moet steken maar nog niet helemaal weet hoe het catchy te verwoorden. De stem van Jade klinkt fijn, gevoelig en kan in het refrein krachtig uit de hoek komen. Door zowel tekstuele als instrumentale herhalingen en een beperkt aantal onverwachte melodieuze haken blijven de nummers, volgens mij, vrij oppervlakkig.
4.2.3.
De tak Peeters
Yves kent via de filmopleiding aan Sint-Lucas Jeroen Jullet. Jeroen is een 23-jarige zangergitarist-bassist-toetsenist maar misschien nog meest van al componist. In het verleden speelt hij bij Almost Home, Third Season en In arm’s reach. Hij tourt enkele keren in het buitenland en geeft optredens in Spanje, Noorwegen en Engeland. Toch minimaliseert Jeroen deze prestatie. De emocore/screamo wereld is blijkbaar zo klein dat je optredens in het buitenland moet gaan zoeken om te vermijden dat je wekelijks in dezelfde tent speelt voor dezelfde mensen. Momenteel heeft Jeroen geen actieve groep maar hij barst wel van ideeën en regelmatig zet hij zich achter de computer om nummers te schrijven. Jeroen krijgt amper onderricht, buiten een lessenreeks voor gitaar van ongeveer een jaar bij muziekwinkel Music Center te Leuven. Hierover spreekt Jeroen echter niet met veel enthousiasme. Op jonge leeftijd begint hij te spelen met vrienden in een Nirvana-covergroep, waarin hij zingt en gitaar speelt. In deze band is het een gezamenlijk zoeken naar hoe een nummer in elkaar steekt en hoe je die speelt. Jeroen is geen technische muzikant, noch op gitaar noch achter de microfoon. Hij moet het hebben van zijn eeuwige zoektocht naar originaliteit en creativiteit. Theoretische kennis is zo goed als afwezig, maar toch kan hij knappe, afgewerkte rocknummers in elkaar boksen. De drummer bij Almost Home was Frederik Meeuwis. Jeroen zegt van hem dat hij ongeveer de beste drummer is die hij kent. Frederik is nu actief als bassist bij het broedercollectief The Sedan Vault. Deze groep bestaat uit de drie broers Meeuwis en drummer Johan Buyle. Ze releasen in 2006 de full-cd ‘Mardi Gras of the Sisypha’, uitgegeven door Funtime Records. Uit die cd wordt het lied ‘Are Burning Walls a Hologram?’
27
geselecteerd voor beste lied bij de ZAMU-awards. The Sedan Vault doet ongeveer dertig optredens per jaar in binnen- en buitenland. Toen ik de groep live in kunstencentrum het STUK ging bekijken, vielen de energieke set, de perfecte afwerking van de songs en de wall of sound in stereo op. Het album van de groep is een kort geheel van zes uitgesponnen nummers. De songs behandelen de verstikking van de stad bekeken door de ogen van drie personages. Hoewel de nummers van The Sedan Vault veraf staan van de mainstream songstructuur, klinkt de muziek toch vrij toegankelijk. Het allerlaatste interview wordt afgenomen van Enzo Cloetens, zanger van de rockgroep Soon, dat net zoals The Sedan Vault een stek heeft bij Funtime Records. Dat interview wordt afgenomen op 16 april in Leuven. Enzo is afkomstig van Erps-Kwerps en begint toevallig in een rockband te zingen op zijn 16de. Sindsdien zingt hij al 12 jaar onafgebroken. Hij speelt in zijn prille jeugd bugel in de fanfare en volgt daar ook notenleer. Enzo heeft dus een zekere muzikale basis maar daar herinnert hij zich niets meer van. Voor de rest leert Enzo door te zingen in verschillende groepen en door hier en daar tips op te vangen van collega-zangers. Enzo zingt nu al zeven jaar bij Soon, een rockgroep die toch al wat successen heeft gekend. In 2002 spelen ze in de finale van Humo’s Rockrally. Ze spelen op Pukkelpop en brengen twee full-cd’s uit. Hun laatste, ‘Under the Wire’, verkocht circa 2000 exemplaren en het mooie nummer ‘Serenade the City’ kreeg airplay op Studio Brussel. In de zomer van 2007 beginnen ze de opnames voor de volgende langspeler. De muziek van Soon is strak maar laat ook ruimte voor langere instrumentale stukken. De gitaren doen soms denken aan de new wave van de jaren ’80. Toch is de muziek minder zweverig, mede dankzij de gedefinieerde uitspraak van Enzo. Soms lijkt de zanger wel problemen te hebben met zijn hoge, krachtige uithalen. Die klinken genepen maar dit heeft anderzijds ook een effect. In ieder geval horen we op ‘Under the Wire’ uit 2005 een meer gedoseerde stem dan op ‘Please Accelerate’ uit 2003.
5. De interviews
De interviews verlopen volgens een halfgestructureerde vragenlijst. Die bevat enkele punten die absoluut gesteld moeten worden. De indeling bestaat eerst uit een deel persoonlijke vragen, waardoor zowel persoonlijke als familiale kenmerken worden besproken. In een tweede deel bespreken we de muzikale opleidingen die de artiest genoot. Het derde deel handelt over de persoonlijke leermethodes. Hierin komt zowel bewuste studie als onbewuste 28
kennisvergaring ter sprake. Het vierde deel gaat over het luisteren met betrekking op de studie om daarna dit luisteren te combineren met hoe een muzikant zijn eigen partij uitschrijft of componeert. Tenslotte spreek ik nog over de werking van de muziekband en ik sluit het interview luchtig af met vragen naar zowel de persoonlijke als de groepsambities. Nadien worden de interviews nauwkeurig uitgeschreven. Er worden enkel fragmenten weggelaten als ze niet relevant zijn voor het onderzoek. In de tekst worden moeilijk leesbare of foute zinsconstructies verbeterd als ze geciteerd worden, om de leesbaarheid van de thesis te vergroten. De letterlijk uitgetikte interviews zijn in ‘Exit music’ te vinden. Vermits ik mijn respondenten niet heb gekozen en op voorhand niet wist met wie ik te maken ging hebben, zijn er binnen mijn steekproef wel meer muzikanten binnen het ‘hardere’ rockgenre. Zo speelt of speelde één derde (Daan, Michael, Jeroen) van de respondenten in metal-trash-hardcore-achtige groepen. Enzo en Frederik spelen ook zeer energieke alternatieve rock. Dit hoeft zeker geen vertekening te veroorzaken. De vijf hebben namelijk een volledig andere muzikaal profiel en muzikale achtergrond. Opvallend tijdens al mijn interviews was de openheid van de artiesten. Daardoor heb ik geen enkele weigering gehad. Terwijl ik voor het onderzoek twijfels had over de gesloten, professionele muziekwereld, bleek iedereen zeer spontaan en alle muzikanten spraken vol enthousiasme over hun muzikale hobby/leven. De motivatie van de rockers was treffend. Bijkomend onderzoek is nodig om op zoek te gaan naar muzikale kennis van ongemotiveerde rockmuzikanten. Daar kan ons onderzoek weinig over zeggen.
29
COME TOGETHER – Literatuur vs. interviews
In volgend hoofdstuk wordt de theorie en de praktijk in verband met het aanleren van (rock)muziek beschreven. We beginnen met een vraagteken te plaatsen bij het nut van het onderwijs voor de rockmuziek. De situatie in Vlaanderen wordt bekeken en geëvalueerd aan de hand van de meningen van de negen rockers, samen met wat er recent gevonden is in Vlaams onderzoek. Vervolgens wordt gekeken naar wat anderen schreven over educatie in (rock)muziek. Maar voor te beginnen moet een belangrijke opmerking worden gemaakt in verband met de amateurs, de semi-professionele en de professionele muzikanten.
1. Indeling
Waar het oorspronkelijk idee was een indeling te maken volgens amateur en (semi-) professionele muzikanten naar Hutchison en Feist (zie tabel 2) bleek na enkele interviews dat deze indeling uiterst moeilijk te hanteren is. Ook in haar thesis concludeert De Boodt (2006) dat een semi-professionele muzikant empirisch moeilijk te onderscheiden is.
Tabel 2. Amateur/professioneel continuüm Amateur
Professioneel
negatief inkomen uit kunst
inkomen
volledig inkomen uit kunst
zelfstudie
opleiding
professionele training
onbelangrijk
artistieke ambities
hoog
vrije tijd
gespendeerde tijd
voltijds
niet als ernstig bekeken beperkt nabootsing recreatief
statusvorm van de kunstvorm in de maatschappij ervaring inhoud en stijl algemene benadering
bekeken als een beroepsbezigheid aanzienlijk origineel creatief en zakelijk
Bron: De Boodt, 2006, z.p.
30
De professionele muzikanten uit mijn steekproef zijn wel gemakkelijk te herkennen doordat hun volledige inkomen uit muzikale activiteiten komt. Daarbij hebben zowel Philip als Kurt als Stef Caers hun opleiding aan het deeltijds kunstonderwijs afgemaakt (zie 3.1.). Moeilijkheden komen er echter als we bijvoorbeeld gaan kijken naar de tijd die een muzikant spendeert aan muzikale bezigheden. Bij Kurt is die bijvoorbeeld niet zo hoog als bij de nietprofessionelen Michael of Daan. Kurt vertrouwt grotendeels op ervaring, waar de anderen nog midden in een leerproces zitten. Nog een grotere onduidelijkheid is er bij de categorie inhoud en stijl. De professionele muzikanten getuigen namelijk dat ze zich juist eerder concentreren op het perfect kopiëren dan op de originaliteit van het nummer. Hutchison en Feist beweren precies het tegendeel. Langs de andere kant is volgens de schaal Jeroen een amateur omdat hij geen enkel inkomen heeft uit zijn muzikale activiteit, hij nooit gestudeerd heeft en hij er helemaal niet zakelijk mee bezig is. Dit demonstreert volgend uittreksel, waarin hij zeer lang moet denken om de uitkoopsom te schatten voor een optreden in Engeland: En wat vroegen jullie dan van prijs? … dat hing er ook vanaf waar we gingen spelen. Dat is ook het eigene aan die scène. Dat zijn mensen die shows doen met weinig middelen. Soms geraken die zelf niet uit de kosten. Als je daar deel van uitmaakt, dan begrijp je dat wel. We deden dan ook shows voor die bands die voor ons in België kwamen spelen. Maar de prijs… minstens 200 euro. En dan bleven we meestal bij die mensen thuis slapen. Een soort vriendendienst? Ja… doordat wij zo een muziek speelden, werden wij geboekt. (Jeroen Jullet)
Toch speelde Jeroen in het buitenland en heeft platen en demo’s opgenomen bij het label Funtime Records. Hij is mijns inzien een getalenteerde songwriter met een creatieve geest. Daarbij beschikt hij op podium over een aardige dosis zelfvertrouwen. Daardoor kan hij zich laten gaan. Muziek is voor hem méér dan een hobby en hij hoopt wel ooit door te breken zodat hij er van kan leven. Vermits de resultaten maar ten dele passen binnen de schaal van Hutchison & Feist en het onderscheid tussen professionele, semi-professionele en amateurmuzikant moeilijk te bepalen is, lijkt een andere indeling veel interessanter namelijk deze tussen de commerciële en de originele muzikant (De Meyer & Trappeniers, 2003, pp.11-12).
31
1.1.
De commerciële of industriematige muzikant
De commerciële muzikanten (ook sessiemuzikanten) zien het muziekspelen binnen een band als werk. Bijgevolg vereist alles wat te maken heeft met dat werk, een vergoeding. In dit onderzoek komen muzikanten aan bod die bij Roxane, Natalia, Helmut Lotti, Sandrine, Erik & Sanne, de VTM-band, Udo en dergelijke speelden. Deze muzikanten hebben geen artistieke functie in hun band, maar zorgen voor de begeleiding van de frontman of – vrouw. Vandaar dat ze gemakkelijk in verschillende bands kunnen spelen. Ze beschouwen wat ze doen als vervangbaar door iemand anders. Dit betekent echter niet dat ze hun stempel niet op de muziek drukken of dat er geen creativiteit aan te pas komt, want na groepsoverleg kunnen sommige stukken veranderd worden. Toch bestaat de compositie meestal voordat de band begint te spelen. Vermits hits maken de bedoeling van de industriematige bands2 is, wordt het zowel door het management, als door het publiek waarschijnlijk niet geapprecieerd als de songstructuren omgegooid worden. De artiesten zijn dus minder vrij in hun doen en laten, maar dit betekent niet dat ze dit zo ervaren. Zowel Philip, Kurt als Stef Caers
kunnen zich vinden in het spelen van de
commerciële liedjes. Toch weten zij dat er betere en meer uitdagende muziek bestaat en kijken dus ook uit naar andere projecten waar ze zich artistiek kunnen uiten. De splitsing industriematige – originele muzikant moet dus niet als het één of het ander worden gezien. De ambities van de ‘naspelers’ komen vaak erop neer om in de toekomst zich enkel te engageren in projecten die ze graag doen. Vaak kunnen ze dit niet doen omdat dat financieel niet haalbaar is.
1.2.
De originele of creatieve muzikant
De originele muzikanten zijn in tegenstelling tot de commerciële muzikanten meer variabel qua niveau. Waar de commerciële muzikanten het zich niet kunnen veroorloven technisch iets niet aan te kunnen of fouten te spelen, is het voor de creatieve muzikant een uitdaging met een beperktere kennis een vergelijkbaar eindproduct te maken. Technisch is niet iedereen even sterk, maar toch zijn er originele muzikanten te vinden die niet moeten onderdoen voor de professionele muzikanten. De artiesten die minder techniek bezitten proberen dit gemis op te 2
Industriematig wil volgens De Meyer en Trappeniers (2003, pp.11-12) zeggen dat bij het scheppingsproces van een song, de componist zich laat leiden door de kennis van de markt.
32
lossen door creatief te werk te gaan. Zowel Enzo als Jeroen, de muzikanten die uit de interviews de minste theoretische kennis en instrumentale techniek bleken te hebben, waren helemaal geen slechte muzikanten. Zowel Jeroen, Enzo, Michael (voor zang) als Frederik (op bas) werkten op de tast en volgens hun gevoel. Als het goed klinkt, dan moet je het zo goed mogelijk proberen te onthouden en een paar keer opnieuw spelen tot het erin zit. Waarom de stukken die ze spelen goed klinken is ongewenste (theoretische) achtergrond voor hen. Door dergelijke houding kunnen ze soms tot zeer originele stukken komen. Ze zijn ‘vrij’. Toch moet worden opgemerkt dat door de westerse muziekgeschiedenis die in onze genen is ingebakken en door de songstructuren die we van kinds af aan op de radio beluisteren, de nummers uiteindelijk nog logisch in elkaar steken. Dit wordt door Green (2001, pp. 77-186) enculturation genoemd. Het doelt op het feit dat rockmuzikanten onbewust de muziek begrijpen, zelfs zonder enige theoretische kennis. Dit komt doordat cultuur door de generaties heen wordt doorgegeven (Folkestad, 2006, p. 139) maar ook doordat muzikanten eindeloos bewust en onbewust naar platen of radio luisteren. Daardoor worden van bepaalde principes zoals subdominant, dominant en tonica niet afgestapt. Spanning en ontspanning klinken blijkbaar zo natuurlijk dat zelfs Jeroen met zijn hardcore groepen bij zeer logische en verstaanbare nummers uitkomt. Daardoor zijn ook de progressieve rock van The Sedan Vault of de tegendraadse metalrifs van Prowler binnen een logisch kader te plaatsen. Op financieel gebied werken de artistieke groepen in deze steekproef altijd met een groepspot. Geen cent uit optredens gaat naar de persoonlijke zak. Enkel de vergoedingen van Sabam gaan dikwijls naar de eigen portefeuille. Zelfs groepen die op heel hoog niveau muziek maken, houden bijna niets over omdat er veel geld in voornamelijk opnames wordt gepompt. De zeskoppige band Rovic, waar Michael in zingt, verdient per jaar ongeveer € 8.325 op 37 optredens. Voor hun album uit 2007 betalen ze ongeveer € 7.000 3. In het geval van The Sedan Vault worden ook instrumenten door de groep aangekocht, maar vooral omdat ze als vzw er fiscale voordelen uit halen. Voor de rest legt Frederik uit wat er met de financiën van de groep gebeurt : Wij krijgen nu een dikke 500 € voor een show maar daar komt dan een geluidsman bij: 100€ weg. De lichtman: 100€ weg, benzine en dan moeten wij van die 500 nog BTW betalen want we zijn een vzw. Dan nog boekingsfees. Het enige wat we verdienen aan The Sedan Vault is Sabam, maar dat is niet enorm veel; als we op Stubru worden gedraaid, als we een optreden spelen en op drukrechten. We staan op 3 Aangezien Rovic nog heeft geïnvesteerd in merchadise (T-shirts, truien en stickers) kost de opname meer dan wat ze op één jaar verdienen.
33
een compilatie-cd in Amerika en in Holland en die moeten geld betalen. Ik denk dat we alle vier nog maar 150€ Sabam hebben gekregen. We moeten wel nog veel krijgen want dat is nog niets van de cd, dat is enkel van de demo’s. Die 150 is maal vier he. Dus we verdienen daar niet veel aan. Ik denk dat we max. per jaar daar 400 € per man aan overhouden. Dat is wel cool he, maar je bent dat wel kwijt aan snaren, drumvellen, drumstokken, dus we verdienen daar niets aan. En de cd-opnames, dat is ook van de groepspot of is dat Funtime? Nee. Dat komt van ons. Funtime betaalt alleen de mastering. Dat is bij elk platenlabel anders. Als je bij PIAS gaat, dan betalen die wel iets. Wij betalen wel alles van de cd. Funtime betalen de druk van de cd’s en wij krijgen in ruil 15%. Als er 1000 cd’s worden verkocht, dan krijgen wij dus 150 cd’s. We kunnen dat in geld vragen ook maar wij doen dat in cd’s omdat we dan zelf de cd’s kunnen verspreiden. (Frederik Meeuwis)
Uit mijn bevindingen vind ik dus geen semi-professionele muzikant, vergelijkbaar met een halftime job. Ofwel verdient de artiest zo goed als niets, ofwel heeft de muzikant een loon waar hij kan van leven. Enkel Daan, die in zijn eerste jaar Lemmens zit voor klassieke drum klust hier en daar bij in klassieke orkesten. Hij wordt dan ingehuurd om een vervanging te doen. De vergoeding die hij daarvan krijgt is wel voor eigen zak, maar is zeker niet te vergelijken met een vaste job.
1.3.
Twee verschillende rassen
De commerciële – artistieke tweedeling moet genuanceerd worden. Binnen het milieu van de professionele muzikanten bestaan twee circuits waarin dezelfde mensen circuleren. Stef Caers, die vaak gevraagd wordt voor backing vocals binnen het muziekindustriegerichte milieu, beweert dat hij met iedereen binnen dat milieu al eens gezongen heeft. Er is echter ook binnen de professionele wereld een groepering van muzikanten die eerder op originaliteit gericht is. Stef Caers is in beide milieus actief door zijn werk bij enerzijds Sandrine, Natalia, het VTM-orkest en anderen en anderzijds bij het toegankelijke Lalalover en bij Moiano. Hij zegt dat er een latente discussie is waar de artistieke pro’s verwijten dat de commerciëlen niet creatief zijn en waar de commerciëlen beweren dat de artistieken nooit het werk zouden kunnen doen dat zij doen. Ook Vincent Pierins, sessiemuzikant en bassist, merkt dit op en wijt de kritiek op jaloezie (De Potter, 2007, p. 40). Het is dus niet zo dat professionelen altijd commerciële artiesten zijn maar het spreekt voor zich dat bands die muziek maken voor de markt een groter publiek kunnen bereiken en bijgevolg meer geld kunnen uitbetalen aan hun muzikanten. Het is dus ook niet zo dat niet-
34
professionelen altijd nieuwe en baanbrekende muziek maken, maar vaak hebben de artiesten het gevoel dat ze wel met iets speciaal bezig zijn. Dit zou echter ook met de leeftijd te maken kunnen hebben. Green (2001, p. 53) zegt dat jonge muzikanten vaker expliciet de nadruk leggen op het maken van originele muziek. Volgens haar gaan bands zich pas profileren als ze op het punt komen dat ze regelmatig geboekt worden. Toch zijn zowel Soon als Rovic, twee niet-professionele bands met leden van rond de 30 jaar, nog origineel bezig. Het verschil ligt misschien daarin dat zowel Enzo als Michael veel muzikale ervaring hebben, zodat originaliteit een relatief begrip wordt. Origineel zijn kan pas als bestaande formules gecombineerd worden tot iets nieuws. Tussen de twee artiesten is wel een duidelijk verschil: Enzo met Soon denkt aan een afzetmarkt, Michael met Rovic wil juist het omgekeerde van de hypes doen. [Het maken van songs,] dat is volgens de klassieke rockregels? Meestal komen we bij iets klassiek uit. We proberen wel vaak iets experimenteels maar op één of andere manier werkt dat niet bij ons. Meestal komen we uit bij stroferefrein-strofe-refrein-brug-refrein. Als het aan mij ligt, zou ik wel eens iets avontuurlijker willen doen. Het lijkt alsof een goed nummer dicht bij dat traditionele ligt. Maar je stoort je daar niet aan? Nee. Het is misschien omdat onze strofes en refreinen zo klassiek klinken dat het niet werkt. Jullie zijn daar bewust mee bezig? We willen zeker geen baanbrekende muziek maken. Het is ook gevaarlijk om dat te willen. Je moet het kunnen. Je kan maar vernieuwen in de mate dat je een klein stapje in een andere richting zet. Dat is geen complex? Voor mij nu niet meer maar vroeger misschien wel. Uiteindelijk komt het er gewoon op aan uw basisdingen goed te krijgen. (Enzo Cloetens)
Hier tegenover staat de mening van Michael Liekens uit de band Rovic: We zijn er hard mee bezig om zowel van soort klank als van soort riffs iets nieuws te brengen. Zowel bij Prowler op gitaar als bij Rovic als zanger. We zijn sterk op zoek naar dingen die nog niet zoveel zijn gedaan en die niet zo voor de hand liggen. Het mag bekend klinken maar het mag nog niet gedaan zijn, het mag niet te duidelijk zijn. Je hebt nu een metalstroming waar alle bands hetzelfde doen (…). Wij proberen ons daar een beetje van af te zetten, op zoek naar een eigen klank. Ben je er zakelijk mee bezig? Ten dele wel. (…) [Je bent daar wel zakelijk mee bezig] als je gaat schrijven naar commerciële afzetmarkten toe. Op dat vlak zijn we daar niet zakelijk mee bezig omdat we ons afzetten tegen wat hot en trendy is. Zouden we dat wel doen, dan zouden we de nieuwe trend van Engelse metal maken. Die hebben een gemeenschappelijke klank en looks. Met Rovic zitten we ook ertussen omdat we
35
langs de ene kant niet hard genoeg zijn om tot de metalcore te horen maar voor pop vinden de meeste mensen het net iets te hard. Dat is natuurlijk ook onze keuze. Dus niet speciaal naar markten [gericht]? Niet speciaal. Het is uw ding. Moesten we echt aan markten denken, dan zou het meer in een hokje moeten kunnen passen. (Michael Liekens)
In de thesis wordt verder gesproken over commerciële muzikanten en originele muzikanten4, hoewel geen enkele muzikant strikt het ene of het andere is. Toch lijkt het nuttig om dit verschil te hanteren om een onderscheid tussen de muzikanten te kunnen maken. Het rudimentaire verschil tussen professionele en niet-professionelen, of ze nu creatief zijn of niet wordt eveneens besproken.
2. Rock in het muziekonderwijs?
Het probleem in onderzoek naar muziekonderwijs is dat men het bestaan van rockmuziek over het hoofd ziet en gefocust blijft op de klassieke en formele aanpak van muziekeducatie. Heel lang werd gedacht dat dit duivels genre beschadigend was voor de mens en meerbepaald voor de jeugd. Maar sinds het postmodernisme en de post-structuralistische visie van Jacques Derrida wordt er meer belang gehecht aan de vele stemmen in een samenleving (Jenks, 2005, pp. 196-197). Hoe langer hoe meer wordt duidelijk dat elk muziekgenre zijn eigen manier van spelen en zijn eigen standaarden heeft. Zo werd al vroeg in de jaren ’70 gereageerd op de kritiek op de rockmuziek. Fowler (1970) weerlegt in ‘The case against rock: a reply’ drie gangbare kritieken tegen de rockmuziek. Ten eerste wordt vaak beweerd dat rock een inferieur genre is. Fowler reageert: deze visie gaat uit van de superioriteit van de Westerse kunstmuziek. Hij wijst op de eigen set van ingewikkeldheden in de rockmuziek. Hij voegt eraan toe dat zelfs als het gemakkelijkere muziek zou zijn, dit nog geen reden is om het volledig te weren uit het onderwijs (Fowler, 1970, p. 39). Ten tweede wordt wel eens geponeerd dat rock beschadigend is voor de jeugd. Volgens hem wordt dit enkel zo gepercipieerd door ouders omdat de jeugd telkens anders naar muziek luistert en breekt met het ouderlijke genre. Ten derde, weerlegt Fowler de stelling dat de leraars op school hun tijd niet moet verdoen aan een genre dat je op informele manier kan leren. Fowlers mening is dat eender welk ander 4
In het vervolg ook creatieven of artiesten genoemd.
36
genre dan de Westerse cultuurmuziek de moeite loont om te leren als het de student tot dieper inzicht brengt in de muziek (Fowler, 1970, p. 42). Op het einde van zijn betoog besluit de muziekpedagoog echter dat lessen die enkel rockmuziek belichten evengoed tekort komen dan lessen die enkel over hoog culturele muziek gaan. Birrer vult Fowler aan: hij weerlegt dat populaire muziek minder goed is dan klassieke muziek (Middleton, p. 4, 1990). Zo zou ‘cultuur’muziek uit zichzelf complex, moeilijk en veeleisend zijn, rockmuziek toegankelijk en simpel. Toch vindt een liefhebber van klassieke muziek de eenvoudige melodieën vaak het mooiste (zie Hallelujah Chorus van Händel) en gaat rockmuziek dikwijls verder dan de gewone popstructuur (zoals het werk van Frank Zappa). In Vlaanderen werd pas in het academiejaar 2001-2002 aan het deeltijds kunstonderwijs (DKO), het officiële en gesubsidieerde muziekonderwijs, aandacht besteed aan lage cultuurmuziek of rock in de optie jazz en lichte muziek (JALM). Dat er vraag is naar dergelijke opleidingen in Vlaanderen, leidt geen twijfel (Vastesaeger, 27.03.2006).
3. Muziekonderwijs in Vlaanderen
Het muziekonderwijs is Vlaanderen kan worden opgesplitst in twee soorten scholingen. Het deeltijds kunstonderwijs wordt door de overheid gesteund en docenten zijn er gebonden aan een open leerplan. Langs de andere kant is er een groeiend aantal alternatieven waar geïnteresseerden een instrument kunnen aanleren. Hun leermethoden zijn minder gereglementeerd, maar ze zijn vaak aangepast aan de wensen van de leerlingen. Onderling verschillen alternatieve muziekscholen sterk.
3.1.
Het officiële muziekonderwijs
Het deeltijds kunstonderwijs heeft een leerplan en moet deze bijgevolg volgen. Het leerplan wordt opgesteld door het onderwijssecretariaat van de steden en gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG). Toch houden ze vast aan open leerplannen waar veel vrijheid wordt gelaten aan de individuele academie en de leraar. Hoewel in vorige paragraaf (2.1.) wordt gewezen op de minimale aanwezigheid van populaire cultuur in het DKO, raadt het onderwijssecretariaat wel aan dat er wordt gewerkt met oefeningen uit het repertoire van de 37
leerling (OVSG, p. 5). Dit vertaalt zich ook in de richting jazz en lichte muziek, dat in 1996 in tien academies een optie was (De Meyer & Vandeput, 1998, p. 44), dat sinds het academiejaar 2001-2002 officieel is opgenomen in de structuur van het DKO en dat vanaf 2005 intensief wordt uitgebouwd. Binnen deze optie, die slechts mogelijk is vanaf de middelbare graad (minimum 12 jaar), stijgt het aantal leerlingen en het aantal scholen die deze richting aanbieden elk jaar. Waar Poppunt in 2004 nog sprak van 2059 leerlingen over 59 academies, is dat aantal nu gestegen tot 2500 leerlingen in 70 academies. De samenstelling van de leerlingen bestaat uit 1473 volwassenen en 1027 jongeren. In Vlaams-Brabant gaat het aantal scholen dat de optie JALM aanbiedt van 11 scholen in 2004 naar 12 in 2007 (De Loof, 04.05.2007). De manier van lesgeven binnen de optie jazz en lichte muziek verschilt grondig van de klassieke. Improvisatie krijgt een belangrijke rol en dus wordt van de muzikanten verwacht dat ze loskomen van de muzieknotatie. Leraars krijgen een andere functie binnen de lessen, namelijk die van coach en voorbeeld. Daarnaast kunnen leraars open staan voor rocksongs die hun leerlingen graag willen leren. Het DKO doet dus serieuze inspanningen voor een modernere aanpak (Lanckmans & Preckler, 2003, p. 97). Om dit goed te laten verlopen wordt verwacht van de docenten dat ze bijscholen via een ingroeibaan (Vandenbroucke, 2004, pp. 55-57). Dit toont aan dat het onderwijs toch zeker ook de noden en de interesses van de student in acht neemt. Aangezien de studie jazz en lichte muziek nog maar sinds kort een optie is binnen het deeltijds kunstonderwijs zou men kunnen vermoeden dat voordien iedere leerling enkel klassieke stukken kreeg. Toch blijkt dat ook al vóór het bestaan van deze studierichting rekening gehouden werd met de wensen van de leerlingen. Dit is vooral te merken uit de reactie van de drummers aan het DKO (Daan, Kurt, Stef Caers). Kurt Lelièvre, die aan het kunstonderwijs vanaf begin jaren ’80 tot begin jaren ’90 drumlessen volgde, zegt het volgende: Op een bepaald moment ga je anders spreken met de leraar: “Hé, ik heb dat gehoord …” Gingen de leraars daarop in? Ik heb het geluk gehad dat ik een switch heb gehad qua leraar. Dat eerste jaar had ik een oubollige leerkracht die met fanfaretechnieken bezig was. Dan is een nieuwe leerkracht gekomen die bezig was met wat toen modern was. Ik heb heel veel te danken aan hem omdat hij een heel andere manier van lesgeven had. (Kurt Lelièvre)
38
Let wel dat dit eigenaardig is want slechts vanaf het muziekdecreet van 1998 werd de basis gelegd voor een beleid voor populaire muziek (De Boodt, 2006, p. 34). Vanaf dan werd er ook aan het deeltijds kunstonderwijs meer mogelijk. Toch was er blijkbaar voor het decreet nog voldoende plaats voor de individuele leerkracht om de leerstof aan te passen. Over het leerplan zegt Kurt het volgende: [Die leraar] kon u ook die populaire dingen geven? Kon je met een nummertje afkomen om dat te leren? Ja, die moest zich ook aan het leerplan houden [met] opgelegde stukken die je voor je examen moet kennen maar dat waren gasten die naar moderne stuff begonnen te luisteren (…). Dan wou je bijvoorbeeld een nummer van Toto samen ontleden en dan doet hij dat. (Kurt Lelièvre)
Het lijkt logisch dat drumlessen eerder gericht zijn op populaire genres, jazz en LatijnsAmerikaanse muziek, want in deze muziek heeft drum een meer dragende rol dan bijvoorbeeld in klassieke muziek. Maar ook binnen het vak klassieke gitaar staan leraars wel open voor populaire songs. Philip Bruffaerts was zeer positief over zijn leraars aan de muziekacademie. Zowel de focus op het klassieke als de excursies naar de populaire muziek om de jonge leerling te bekoren, vielen goed mee. Toch waren de lessen formeler en klassieker dan bij Kurt die een deel technische oefeningen had maar verder de les vaak kon manipuleren en aanpassen aan zijn eigen wensen. Die eerste leraar was daar zelf veel mee bezig. Die gast heeft mij wat dingen laten spelen van Creedance Clearwater. Dat vond ik dan wel tof. Dat is bij die tweede leerkracht niet meer het geval geweest. Dat was een mevrouw. Zij was heel klassiek en dat was heel goed. Maar dat was enkel klassiek. Dus dan heb je op DKO toch wat rock gekregen? Ja, dat was iemand met een open geest. Hij vond dat zelf fantastisch. En hij vond dat blijkbaar ook wel belangrijk dat zijn leerlingen dat kenden als ze er interesse voor toonden. Werden de lessen aangepast aan uw noden? Nee. Die eerste zag dat ik rock speelde dus hij gaf mij zo een dingetje maar dat was wel sporadisch. Hij volgde wel redelijk strikt het minimum leerplan. (Philip Bruffaerts)
Het is wel de vraag of de inspanningen om stukken uit het repertoire van de leerling te kiezen, voldoende zijn om de tevredenheid over de opleiding te vergroten. Deze tevredenheid ligt volgens Libin op een schamele 61% (Libin, 2006, p. 42). Negenendertig procent van de Vlaams-Brabantse leerlingen had dus hogere verwachtingen van de opleiding. Daarbij antwoordt 44% van de respondenten dat ze niet opnieuw voor het deeltijds kunstonderwijs zouden kiezen indien ze een tweede kans zouden krijgen. Volgens Libin (ibid., p. 43; p. 49) 39
geloven de leraars enkel in het klassieke beschavingideaal en staan ze veraf van de leefwereld van de jongeren. Mijn respondenten kunnen dit niet bevestigen en waren zeer tevreden over hun academische opleiding. Toch ondervindt de adviesgroep cultuur een lage tevredenheid binnen het deeltijds kunstonderwijs en geeft een andere mogelijke verklaring. Ze noemen de opleiding op vlak van didactiek ideaal omdat het naast een uitgebreide theoretische basis ook een algemene culturele bagage doorgeeft. Ze wijzen er echter op dat de school hoge eisen stelt voor amateurkunstenaars die muziek als hobby bekijken. De amateurkunstenaars willen zo snel mogelijk praktijkgerichte kennis en ervaringen opdoen. Hier legt het DKO de lat misschien wat te hoog. Langs de andere kant groeit maar één op drie van de DKO-afgestudeerden door naar de beroepswereld (Adviesgroep cultuur, 2004), waarschijnlijk omdat de opleiding niet veeleisend genoeg is. Ook Philip, lesgever aan een kunstacademie wil juist schoolser te werk gaan met zijn leerlingen, met het risico dat amateurkunstenaars afhaken: En waar ligt de focus [als jij lesgeeft]? Techniek of praktijk? Nu praktijk. In mijn opleiding heb ik veel meer techniek gekregen. Het was strenger vroeger. Is dat beter? Ik denk dat wel. De teloorgang van het DKO is ingetreden. Er zijn wel meer studenten. Het is goed dat er zoveel mensen worden bereikt maar kwalitatief is het achteruit aan het gaan. Toen ik begon had iedereen 45 minuten les. Nu hebben ze maximum twintig minuten. (Philip Bruffaerts)
We moeten dus oppassen om het deeltijds kunstonderwijs zomaar te veroordelen omdat het minder aandacht besteedt aan genres die buiten de hoge cultuur vallen of omdat ze vrij streng en schools werken. Ze hebben eenmaal een traditie van formeel lesgeven en ze doen dit goed. Dit komt doordat de lesgevers aan het DKO een diploma op zak hebben, dat zowel een diploma muziek van het hoger kunstonderwijs omvat als een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Het zijn dus competente leerkrachten én muzikanten. Voor deze kwaliteitsgarantie heeft de Vlaamse overheid € 148,6 miljoen subsidie over. Dit is 1,89% van de totale onderwijsbegroting (Thiers, 2006, p. 6). Het mag duidelijk zijn dat het officiële kunstonderwijs wel werkt, want ze merken de laatste jaren een gestage stijging van het aantal muzikanten. Volgens Poppunt (2006) telt de aangroei in het Vlaamse muziekonderwijs, vanaf 1999 tot 2004, 8,3%. In absolute cijfers stijgt het aantal leerlingen van 66.527 tot 72.092 (zie figuur 5). Als we deze cijfers aanvullen
40
met die van Elias en Verté (2002) en Thiers (2006), dan kunnen we zien dat de trend al van 1995 bezig is en dat het leerlingen aantal nu gestegen is tot ongeveer 75.000. Daarvan zijn een kleine 60.000 jongeren en ongeveer 15.000 volwassenen (De Loof, 04.05.2007). Andere opleidingen zoals beeldende kunst, woordkunst en dans hebben trouwens ook een stijgend aantal leerlingen (Elias & Verté, 2002, p. 20). Voor Vlaams-Brabant stond het aantal leerlingen aan het DKO voor de richting muziek in 2005 op 11.819 (Thiers, 2006, p. 20).
Figuur 5. Aantal leerlingen aan het deeltijds kunstonderwijs (DKO) tussen 1999-2004 (in absolute cijfers)
leerlingen in DKO 80
aantal leerlingen
70
72,098
70,058
68,558
66,927
66,527
60 50 40 30 20 10
aantal leerlingen
20 04 20 03 -
20 02 -
20 03
20 02 20 01 -
20 01 20 00 -
19 99 -
20 00
0
schooljaar
Bron: Poppunt, 2006, pp. 10-15 + eigen bewerking
Over heel Vlaanderen zijn er 101 muziekacademies (Thiers, 2006, p. 11). Daarvan liggen 25 onderwijsinstellingen voor het deeltijds kunstonderwijs in Vlaams-Brabant (Libin, 2006, p. 23). In Vlaams-Brabant bezit 70% van de 65 gemeenten een academie (Lanckmans & Preckler, 2003, p. 176). Over heel Vlaanderen is de participatie aan het kunstonderwijs 2,5%. Binnen het kunstonderwijs, is muziek veruit de populairste richting. In figuur 6 staat de verdeling van het kunstonderwijs in Vlaams-Brabant weergegeven.
41
Figuur 6. Relatieve participatie Vlaams-Brabant.
Bron: Thiers, 2006, p. 17
Ondanks deze mooie cijfers zijn er toch ernstige kritieken over het beleid. Deze hebben meer te maken met het gebrek aan overleg tussen het cultuurbeleid en het onderwijsbeleid dan over het onderwijs zelf. De splitsing tussen cultuur en onderwijs werd in het begin van de jaren ’60 doorgevoerd om het cultuurbeleid efficiënter te laten werken ten behoeve van de cultuurspreiding en omdat het de professionalisering ten goede zou komen (Bossuyt, 2001). Om toch samenwerking en overleg te stimuleren tussen cultuur en onderwijs heeft de Vlaamse overheid in 1995 de cultuurcel Canon ingevoerd. Lanckmans & Preckler (2003, pp. 170-182) beweren echter dat deze onderverdeling van het departement onderwijs zijn effect mist door gebrek aan vertrouwdheid en bekendheid tussen beide actoren. Maar ook de splitsing tussen cultuur en onderwijs heeft geen eenheid onder de kunsteducatieve organisaties kunnen veroorzaken (ibid., p. 309). Het is nu zelfs mogelijk dat muziekeducatie onder verschillende regelingen valt. De ene muziekopleiding kan door de Vlaamse overheid gesteund worden vanuit jeugdwerk, zoals bijvoorbeeld Mooss en Piazza del Arte, ... Een andere opleiding valt binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk, zoals kunsteducatieve vormingsinstellingen in de aard van Wisper, Amarant, Halewynstichting, ... Verder zijn er negen landelijke kunstdisciplinaire organisaties voor amateurkunsten (AK), waar de Vlaamse amateurmuziekorganistatie (Vlamo) zich inzet voor instrumentale muziek, Koor&Stem voor de vocale muziek, Poppunt voor de lichte muziek en Muziekmozaïek voor volksmuziek en jazz. Hun werk bestaat erin hun leden te helpen door het geven van opleidingscursussen, projectwerk, begeleiding op maat, hulp en advies met betrekking tot
42
repertoire,…(vzw Forum voor Amateurkunsten, z.d., z.p.). Ook heel wat provincies en steden hebben kunsteducatieve activiteiten. Binnen de kunsten worden daarnaast enkel de muziekeducatieve organisaties via het muziekdecreet gesubsidieerd. Met de komst van het nieuwe kunstendecreet is er een veel ruimer kader voorzien om alle kunsteducatieve organisaties de mogelijkheid te geven subsidies aan te vragen (adviesgroep cultuur, 2004, p. 11). Het mag dus duidelijk zijn dat het Vlaamse onderwijs- en cultuurbeleid niet bepaald transparant is. Dit wordt ook erkend door minister van cultuur Anciaux, die enerzijds voor meer integratie pleit, maar anderzijds ook een positieve evolutie opmerkt in zijn beleidsnota 2004-2009 (Anciaux, 2004, p. 39): Voor de amateurkunsten (…) moet de aandacht in deze beleidsperiode gaan naar (…) het stimuleren van een grotere zichtbaarheid, diversiteit en spreiding van het aanbod. (…). De herordening van de versnipperde sector in één enkele organisatie per kunstdiscipline is gerealiseerd. Het decreet bracht een nieuwe dynamiek teweeg. Toch blijven er voor de sector van de amateurkunsten nog een aantal uitdagingen. Zo is er nood aan meer gegevens over het veld en aan ruimte voor verbreding- en vernieuwingsprojecten. Met verwante sectoren – kunstonderwijs, professionele kunsten – zijn de dwarsverbindingen nog te sporadisch en disciplinegebonden. (Anciaux, 2004)
3.2.
Het onofficiële muziekonderwijs
Ondanks het onduidelijke beleid dat de Vlaamse overheid voert inzake subsidiëring en categorisering van muziekeducationele initiatieven, is het lessenpakket aan het deeltijds kunstonderwijs globaal wel goed te overzien. Dit wordt anders als we naar de alternatieve opleidingen gaan kijken. Poppunt (2006) noemt dit een zeer onbekende ‘sector’. Uit onderzoek van Elias en Verté (2002, p. 63) blijkt dat 55% van alle steden en gemeenten in Vlaanderen en Brussel instaan voor maar liefst 3.317 alternatieve kunstopleidingen. De sector heeft dus een aanzienlijke omvang. De opleidingen zijn voorzien voor beginnende muzikanten die zonder schoolse technische dril willen werken (Elias & Verté, 2002, p. 63). De muzikanten hebben meestal heel wat muzikale ambities maar wensen flexibel te zijn (Libin, 2006, p. 25), zowel in genre als in hun time-management. De doelen van het onofficiële en het officiële onderwijs zijn dus over het algemeen hetzelfde maar de middelen verschillen grondig. Zo verschillen de lessen op vlak
43
van vraaggestuurdheid, de creatiegerichtheid, nadruk op de muziektheorie, kostprijs en duurtijd van de lessen (Steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid vzw, 2006, z.p.). Een overzicht in volgende figuren5:
Figuur 7. & figuur 8. Profiel van alternatieve muziekscholen en profiel van muziekcentra.
Muziekcentra
Individueel 10 9 8
Vraaggestuurd (repertoire)
Instrument beheersing
7 6 5 4 3 2
Zakelijkheid
Langdurig
1 0
Creatie
Tot prof niveau
Theorie
Met examens (verplichte groei)
Bron: Poppunt, 2006, pp. 25-31.
5
Merk op dat wat Poppunt (2006) muziekcentra noemt, anderen rockscholen noemen.
44
Figuur 9. Profiel van deeltijds kunstonderwijs DKO
Individueel 10 9 8
Vraaggestuurd (repertoire)
Instrument beheersing
7 6 5 4 3 2
Zakelijkheid
Langdurig
1 0
Creatie
Tot prof niveau
Theorie
Met examens (verplichte groei)
Bron: Poppunt, 2006, pp. 25-31.
Het is niet zo gemakkelijk om een overzicht te krijgen over alle muziekscholen die naast het deeltijds kunstonderwijs bestaan. De scholen zijn ontstaan doordat het ten dele historisch is gegroeid als alternatief voor het DKO en ten dele vrij recent gecreëerd is als ‘ad-hoc’ oplossing voor de onvoldoende flexibele onderwijsstructuur van het DKO (Thiers, 2006, p.
141). Thiers maakt een onderscheid binnen deze educatiesector tussen jeugdmuziekateliers (zie deel ‘Are you experienced?’), amateurkunstenorganisaties, privé-muziekscholen, onafhankelijke muziekscholen en de rockscholen die worden ondersteund via het kunstendecreet. Vlaams-Brabantse voorbeelden van laatstgenoemde zijn het Depot, Muziekcentrum Nijdrop en Studio Noise Gate. Verder zijn er ook nog initiatieven zoals Apropo in Kortenberg, jeugdhuis ’t Paenhuys in Hoegaarden en De Klinker in Aarschot (Libin, 2006, p. 26). Uit figuren 7, 8 & 9 blijkt dat alternatieve muziekscholen wel degelijk op vlak van aanbod een plaats kunnen veroveren naast het DKO. Frederik Meeuwis, die les volgde van zijn 12de tot zijn 18de aan het jeugdmuziekatelier (JMA) van Sterrebeek, noemt zichzelf een drummer op professioneel niveau. Over zijn opleiding zegt hij het volgende:
45
Was je positief over die leraars? Ja, super. Die eerste die deed toffe dingen. Die tweede ook maar daar heb ik minder bij geleerd omdat ik zelf al zoveel kende en hij wist niet hoe ver ik stond. Toen had ik ook weinig tijd omwille van school. Ik kon thuis niet meer oefenen en ik ging gewoon naar de les om daar te spelen, maar dat was zo stom. Toen wist ik ook niet juist wat ik wou leren. Hij bereidde ook niets voor? Nee. Ik was toen al 18 en dan weet je wel wat je wil kunnen en wat niet. Maar ik wist het zelf niet meer. Toen ik zei: ‘Volgend jaar ga ik het niet meer doen.’, dan zei hij: ‘Ja, ik snap het.’. Ik kon al heel veel. (Frederik Meeuwis)
Frederik was dus tot een professioneel niveau geraakt, weliswaar dankzij zeer veel zelfstudie, maar kon op een bepaald moment niet meer worden verder geholpen door zijn leerkracht. Enerzijds omdat de leraar niet zoveel afwist van het kunnen en de interesses van Frederik, anderzijds omdat er niet intensief gezocht werd naar uitdagende stukken. Het is toch het vermelden waard dat het voor een leerkracht helemaal niet gemakkelijk was om voor Frederik nog gepaste stukken te vinden. Dit zegt hij namelijk over het niveau dat hij op zijn 14de had: Als uw leraar je moeilijkere muziekstukken had gegeven, had het je dan verder gebracht?
Hij gaf wel altijd dingen boven mijn niveau. Toen ik 14 was, gaf hij stukken die hij in het eerste jaar conservatorium deed. Hij zei: ‘ Je kan nu je ingangsexamen doen en je zou binnengeraken.’. Hij zat altijd boven mijn niveau bezig. Wat goed is want de makkelijke dingen kan je. (Frederik Meeuwis)
Op muzikaliteit kan wel altijd gewerkt worden maar toch kan een leerling volgens Swanwick & Tillman al beschikken over een muzikale metacognitie vanaf 15 jaar (Bremmer, 2005, p. 18). Frederik gaf de voorkeur om te stoppen met lessen. Hij kon dan eindelijk op zoek gaan naar de drummer die hij wil zijn. Het kan dus zijn dat de kennis die aan alternatieve muziekscholen wordt doorgegeven een plafond heeft. Dit zal minder snel voorkomen bij lessen aan het deeltijds kunstonderwijs. Dit plafond zal niet zozeer aan het muzikale niveau van de leraars liggen, want dat kan ook aan alternatieve scholen zeer hoog zijn. Het ligt eerder aan het gebrek aan didactische kennis over de stof. De leraars kennen de praktische toepassing van muziek maar hebben nooit geleerd deze kennis over te dragen. Dit wordt lekenpedagogie genoemd, wat wil zeggen dat iedereen die muziek wil onderwijzen een natuurlijke kennis heeft van hoe hij het moet aanbrengen (De Schipper, 2003, z.p.). Die kennis is voor een groot stuk gebaseerd hoe de leraar ooit zelf is 46
onderwezen. Hoewel de lekenpedagogie goede resultaten kan opleveren voor bepaalde leerlingen, komen die leraars volgens Schulman toch wat te kort. Volgens hem bestaat de minimale kennisbasis van leerkrachten uit volgende zeven categorieën: vakinhoudelijke kennis, algemeen pedagogisch-didactische kennis, kennis van het curriculum, kennis van leerlingen en hun kenmerken, kennis van onderwijscontexten, kennis van onderwijsdoelen en vakspecifieke pedagogisch-didactische kennis (Bremmer, 2005, p. 8).
3.3.
De vergelijking
Het deeltijds kunstonderwijs en de alternatieve muziekscholen bouwen momenteel hun onderwijsvisie uit. Indra De Keyser vergelijkt het officiële kunstonderwijs met de jeugdmuziekateliers. Ze merkt op dat beide systemen naar elkaar toegroeien. Logischer zou zijn dat ieder één deel van de markt inneemt, namelijk dat het DKO eerder de professioneel ingestelde muzikanten aantrekt en dat de JMA’s eerder de kaart van de amateurkunstenaars trekken. Het DKO geeft echter toe inzake strengheid en wordt meer flexibel, terwijl de JMA’s juist strenger en meer star worden (Thiers, 2006, pp. 148-149). In het deel ‘Are you experienced?’ wordt hier verder op ingegaan. Ironisch is dat een opleiding notenleer en instrument aan het DKO voor een student jonger dan 18 tussen de €33 en de €51 euro kost en in JMA’s varieert dat van €120 tot €200. Privéscholen en muziekcentra geven eveneens dure lessenreeksen. Andere muziekscholen die vaak
samenwerken
met
de
HAFABRA-wereld6
vragen
dan
weer
vaak
weinig
inschrijvingsgeld om mensen naar de harmonieën, fanfares of brassbands aan te trekken (Thiers, 2006, pp. 8-148). De prijs die iemand betaalt voor een lessenreeks hangt niet noodzakelijk samen met de kwaliteit van die lessen. Toch houdt dit weinig muzikanten tegen om allerhande lessen aan te vatten. Mijns inziens lijkt het echter logischer dat het officiële- en het onofficiële onderwijs terug afstand nemen van elkaar. Het deeltijds kunstonderwijs kan kiezen voor een strengere aanpak waardoor minder leerlingen worden aangetrokken, maar die hebben dan tenminste zekerheid over de kwaliteit van hun lessen. Geen enkele DKO-student uit mijn interviews klaagde over de moeilijkheidsgraad, buiten die van het inleidende jaar notenleer. De onofficiële scholen kunnen zich dan van hun kant meer richten op de amateurkunstenaars om zo meer leerlingen
6
harmonieën - fanfares - brassbands
47
te bereiken. Dit wil absoluut niet zeggen dat er een niveauverschil moet zijn op het vlak van lesgevers of lesmaterie, maar in alternatieve muziekscholen hangt het meer van de leerling zelf af welk niveau hij bereikt. Het gesubsidieerd onderwijs zou mijns inziens dus kost wat kost kwaliteitsonderwijs moeten blijven geven. Indien het deeltijds kunstonderwijs voornamelijk voor een kleine groep muzikanten bedoeld is, dan kan men weer gaan twijfelen of er zoveel subsidiegelden naar toe mag gaan. Gesubsidieerde cultuur moet altijd aansluiting proberen te krijgen bij een breed publiek (Lanckmans & Preckler, 2003, p. 117). Ook Laermans (2002) bekijkt de subsidies die de Vlaamse overheid verleent aan culturele initiatieven vanuit dit democratische standpunt. Als ondersteuning uit belastingsinkomsten komt, dan moet het ook terugkomen naar de steunende mensen. Hij tempert dit standpunt door te zeggen dat de hogere cultuurvormen behouden moeten worden. Indien er geen enkele onderwijsinstelling in Vlaanderen verantwoordelijk is voor die hoge cultuurvormen, bestaat de kans dat die langzaam maar zeker gaan verdwijnen. Dit wil evenwel niet zeggen dat rock of populaire muziek daarbuiten moet vallen. Repertoire moet deels aangepast worden aan de keuze van de leerling. Het is anderzijds zeker ook een taak van muziekscholen om de leerlingen te laten kennismaken met andere muziek en in de vroege stadia de jongeren te leren audiëren (zie 4.2.1.). Green (2001, pp. 214-215) zegt echter dat enkel het rockrepertoire onderwijzen niet volstaat. Ook de informele leermethoden moeten in het onderwijs overgenomen worden. Vraag is of een rockmuzikant wel geschoold moet worden. Dit is zeker een relevante vraag in het licht van de oprichting van een nieuwe rockschool aan de Provinciale Hogeschool Limburg in het academiejaar 2008-2009. Geen enkele respondent heeft zich negatief uitgelaten over rockonderwijs al hebben sommigen slechts een minimum aan scholing gehad Velen waren wel negatief over rockers die afgelikt, geschoold en niet ‘wild’ klonken. We vergelijken het met het jazzonderwijs. Jazz deed net, zoals rock, ooit de overstap7 naar het muziekonderwijs. Het verschil tussen jazz aangeleerd op school en jazz zonder scholing werd in Engeland onderzocht door Beale (2005). Hij vindt talrijke verschillen waaronder een klassiekere aanpak van jazz, meer notatiegerichtheid en een grotere gerichtheid op reproductie dan op improvisatie bij geschoolde muzikanten. Ook het extreem technische genre bebop kreeg veel aandacht. Anders gezegd verdwijnt ten dele de vrijheid, het ‘wilde’ in de jazz van zodra het wordt onderwezen.
7
In de USA gebeurde dit al in het begin van de jaren ’60 (Green, 2001, p. 4).
48
Ook het rockonderwijs mag de basis van de rock niet verliezen. Net zoals jazz is rock ontstaan vanuit de spontaniteit van ‘gewone’ mensen die zich wilden uitdrukken. Te veel theoretische achtergrond is niet aangewezen want dit doodt de vrijheid en de creativiteit van de muzikanten.
4. Muziekeducatieonderzoek
In dit hoofdstuk wordt besproken hoe (rock)muziek het beste kan worden aangeleerd en hoe negen Vlaams-Brabantse rockers dit concreet doen. Er wordt aangevat met een kort overzicht van een aantal filosofische gedachten over muziek. Vervolgens worden de manieren van lesgeven en les nemen algemeen besproken en enkele belangrijke onderzoeken en begrippen uitgelegd. Muzikanten kunnen op formele en informele wijze onderwezen worden. Deze begrippen worden nader bepaald in hoofdstuk 4.2. In hoofdstuk 4.3. wordt nagegaan wat er naast scholing nog kan bijdragen tot het slagen van een muzikant. Dit hoofdstuk eindigt met een korte samenvatting.
4.1.
Filosofisch kader
Muziekpedagogie is een onderzoeksveld dat al eeuwenlang bestaat. Stamou (2002) maakt dit duidelijk in haar artikel over de filosofische leer van Plato en Aristoteles met betrekking tot muziekeducatie. Buiten de geschriften van deze Griekse filosofen die leefden in de 4de en 5de eeuw voor Christus, bestudeert ze nog andere en zeer hedendaagse meningen zoals deze van Maarten Luther (1483-1546) en van filosofen uit de baroktijd (1600-1750). Twee belangrijke strekkingen tekenen zich af. Langs de ene kant zijn er filosofen die vertrekken vanuit de vraagstelling of muziekeducatie externe gevolgen heeft voor de muzikant. Volgens Koopman (1997, p. 136) gaat het hier o.a. over de ontwikkeling van de cognitie, de senso-motorische vaardigheden en de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Koopman zegt dat deze vermoedens niet bewezen zijn en dat ze daarom geen reden zijn om muziek te onderwijzen. Plato was er echter van overtuigd dat muzikale vorming zorgde voor cultivatie van de ziel en daarom verplicht moest worden voor elke mens. Ook Aristoteles zag muziek als mediterende kracht: het zou door iedereen moeten worden beoefend. Opvallend is dat hij al het onderscheid maakte tussen een
49
amateur, die voor zichzelf speelt, en de professionele muzikant, die voor een publiek speelt (Stamou, pp. 11-12). Dat muziek op zich vormend en dus belangrijk is voor de mens komt ook in deze eeuw duidelijk naar voor in de leermethode van Suzuki. De methode baseert zich op de filosofie van de Japanner Shin’Ichi Suzuki die beweert dat muziek door ieder kind bespeeld kan worden en niet samenhangt met aangeboren talent. De muziek levert een positieve bijdrage tot het worden van een gedisciplineerde persoon met goede gewoonten en een mooi karakter. Daarom moet elk kind zich vanaf zeer jonge leeftijd omringen met tonen en muziek (Meyer, 2003, p. 4). Binnen deze filosofie komt notatie pas later aan bod. Deze Suzuki-methode is eigenlijk logischer dan de methode die aan het kunstonderwijs wordt gegeven. Daar leert men eerst lezen en schrijven, terwijl in de Suzuki-methode eerst geluisterd, gesproken en gememoriseerd wordt. Als we muziek als taal bekijken, dan lijkt de Suzuki-methode beter. Koopman vindt ook dat kinderen eerst muziek moeten begrijpen en kunnen plaatsen alvorens gelezen kan worden (Bremmer, 2005, p. 16). Meer informatie over de muzieknotatie kan gevonden worden in 3.3.2.1. In het debat of muziek wel of niet een extrinsieke waarde heeft, ligt tegelijkertijd het debat of muziek al dan niet in het gewone dagonderwijs onderwezen moet worden. Mijn onderzoek houdt zich enkel bezig met specifieke muziekscholen of andere leervormen. Langs de andere kant zijn er onderzoekers die dieper ingaan op de manier van lesgeven. Niet het waarom van het lesgeven staat centraal maar hoe dat dan wel moet gebeuren. In ons onderzoek worden deze ideeën meer uitgewerkt Wat betreft de techniek van het aanleren van muziek zijn Reimer en Elliot de twee belangrijkste muziekpedagogen van de 20ste eeuw. De eerste heeft een interne kijk op muzikale opvoeding. Muziekeducatie moet zorgen voor het vermogen om muziek te ervaren en te creëren (Koopman, 1997, pp. 139-141). Bij Elliot daarentegen draait de opvoeding veel
minder rond de denkprocessen, maar des te meer rond de praxis. Muziek heeft voor Elliot een extern doel, namelijk komen tot zelfgroei, zelfbegrip en vreugde. Dit kan bekomen worden door het spelen (performing) van muziek en helemaal niet door het beluisteren ervan, zoals in de leer van Reimer. Koopman besluit echter door te kiezen voor de gulden middenweg: beide filosofieën vullen elkaar aan (ibid., pp. 94-109).
50
4.2.
Formeel vs. informeel leren
Het is niet altijd even gemakkelijk om een onderscheid te maken tussen formeel en informeel leren. Het is zeker niet zo dat het onderwijzen van populaire muziek automatisch informeel is. Het is eerder de manier waarop de stof wordt aangeleerd. Bij formeel onderricht wordt de les geordend door de leraar die toeziet op het eindresultaat. Bij informele lessen staat de interactie tussen leraar en leerling centraal. Er is geen vast doel vooropgesteld maar het doel wordt duidelijk naarmate de les vordert. Het grootste verschil tussen de twee leermethodes is dat formeel leren meer gericht is op het leren over muziek, terwijl informeel leren gericht is op het spelen van muziek (Folkestad, 2006, pp. 141-142). Green (2001) legt de focus op de informele kennisvergaring in haar boek ‘How popular musicians learn’. Volgens haar zou deze vorm van leren voornamelijk toegepast worden door populaire muzikanten. Zij leren muziek niet op de conventionele wijze: eerst noten lezen, dan een instrument bespelen en ten slotte samenspelen. Rockmuzikanten leren door partijen van hun idolen op gehoor te kopiëren. Ze noemt dit onbewuste oefening omdat muzikanten dit zelden beschouwen als een studie. Green (2002, p. 25) wijst op het nut van de informele leermethode: ze heeft de grootste populaire, traditionele, jazz en klassieke muzikanten voortgebracht. Deze leermethode speelt zich voor het grootste deel af bij de rocker thuis en niet in een klaslokaal. Het gehoor van de rockmuzikant wordt door deze manier van oefenen uitgebreid getraind. In uw lessenloopbaan was er dus geen gigantisch verschil tussen wat je thuis deed en wat je in je lessen deed? Toch wel. Enerzijds heb je de oefeningen die je moet doen voor de school: technische dingen uit een studieboek. Roffels… je hebt een studieboek over fills spelen. Zo wordt alles bij elkaar gebracht en uiteindelijk kom je tot drummen. Daarnaast speel je thuis veel met platen of met nummers mee. (Kurt Lelièvre)
Omgekeerd aan Green’s informele kennisvergaring is Jørgensen’s (2001, p. 228) bewuste training of ‘deliberate practice’. Deze term omvat een zeer gestructureerde activiteit met expliciete doelen om sommige aspecten van de uitvoering te verbeteren. Hoewel dit niet
meteen geassocieerd wordt met de werkwijze van een rocker, studeert vooral metalgitarist Michael gedisciplineerd: En wanneer was dan de eerste groep?
51
Dat was dan ook op 17 jaar met Stoffel. We zijn tegelijk elektrisch beginnen te spelen. We hadden het geluk dat we vijftig meter van elkaar woonden en we speelden elke avond een uur en half. Wij skaten toen nog en dat was een uur skaten, stoppen, naar huis en dan elke avond gitaar spelen. Dat was zo gedisciplineerd? Ja, ik denk dat we dat twee-drie jaar hebben volgehouden. (…) Hoeveel tijd ben je daar per week mee bezig? Als ik een goede dag heb dan speel ik een uur of twee, drie gitaar. Dat steekt niet zo strak? Dat is nu minder strak. Als je begint te werken dan heb je niet altijd dezelfde uren. Toen ik studeerde was dat wel strak. Als ik thuis kwam, dan had ik tegen half zeven gegeten en dan kon ik van zeven tot negen gitaar spelen. Dat was zo strak? Nee, als ik nog zin had, dan deed ik nog wat door. Het was nooit korter? Die goesting was er altijd. Die twee uur altijd vol? Ja. De ene keer wat zinvoller als de andere keer. Je hebt van die momenten dat je geen zin hebt om puur een toonladder te doen of puur techniek en dan heb je zin om iets creatiever te doen. Dan ben je uiteindelijk ook aan het oefenen maar dat is minder doelgericht. Natuurlijk ook wel voor een eindproduct. (Michael Liekens)
De Zweed Folkestad (2006, p. 142) ontkent dat populaire muziek altijd wordt aangeleerd door te luisteren en dat formeel leren gebaseerd is op westerse klassieke muziek die in muzieknotatie wordt uitgeschreven. Beide liggen op een continuüm, waar het formele en het informele leren aan weerzijde zijn, maar die elkaar perfect kunnen overlappen. Toch gebeurt formeel leren vaker tijdens een les en gaat informeel leren vaker gepaard met zelfstudie. Vermits populaire muziek niet zo frequent op langdurige basis wordt onderwezen, moet de rockmuzikant zelf op zoek gaan naar zijn informatie door te luisteren naar muziek en deze proberen na te spelen. In volgende paragrafen worden twee leermethodes besproken: het leren door te lezen en het leren door te luisteren. Het ene wordt eerder als formeel gezien, het andere eerder als informeel. Lilliestam wijst op het wezenlijke verschil tussen beide leermethodes en beweert dat rockmuzikanten een aversie hebben tegen muziektheoretische kennis (Folkestad, 2006, pp. 137-138). Calissendorf (2003) beweert dat kinderen die op jonge leeftijd een instrument spelen eerder visueel of eerder auditief onthouden. Uiteindelijk is er geen reden om het ene als superieur te zien tegenover het andere. Er wordt aangevat met een bespreking van muzieknotatie bij populaire muzikanten. Vervolgens bekijken we hoe muzikanten luisteren en of onderwijs het repertoire aanpast aan
52
de voorkeursgenres. Tot slot onderzoeken we hoe het visuele medium internet de muzikanten kan helpen.
4.2.1.
Notatie
Muzieknotatie staat centraal in lessen aan het deeltijds kunstonderwijs. Dit is duidelijk vermits er een inleidend jaar notenleer wordt ingericht. In deze lessen algemene muzikale vorming wordt aan kinderen vanaf acht jaar of aan volwassenen vanaf 15 jaar de basis van het notenschrift aangeleerd. Notenleer duurt vier jaar voor jongeren, voor volwassenen slechts drie jaar (Vlaamse Overheid, 2007, z.p.). Het vak notenleer is ongetwijfeld wat een massa geïnteresseerden weerhoudt om muziek te beginnen aan het DKO. Kinderen zien er tegen op om na school nog eens drie uur per week achter de banken te gaan zitten. Ze begrijpen ook de moeilijke en abstracte theorie niet. Vooral het gebrek aan een concrete toepassing, doordat de jongeren pas het tweede jaar kunnen beginnen met hun instrument, maakt dat de theorie moeilijk te begrijpen is. Toch wordt de functie van notenleer erkend hoewel de band tussen theorie en praktijk duidelijker zou mogen. Jade beweert zelfs dat ze omwille van het ontbreken van dat verband met haar lessen gitaar aan de onofficiële muziekschool van Aarschot is gestopt. Liedjes kon ze even goed zelf leren maar de theoretische achtergrond niet. De professionele muzikanten Stef Caers en Kurt8 hebben hun eerste jaar notenleer opnieuw moeten doen. Met de steun van hun ouders hebben ze toch doorgezet. Ondanks het belang van de notenleer aan het deeltijds kunstonderwijs blijkt dat muzieknotatie in rockmuziek niet zo vaak gebruikt wordt, zelfs niet door klassiek geschoolde muzikanten. Zij gebruiken de notatie wel regelmatig als tussenfase om de muziek beter te
kunnen onthouden of om ze beter te kunnen uitleggen. Van zodra de muzikant het nummer kent, wordt de notatie weggegooid (Green, 2001, p. 38). En meestal als je speelt werk je met die notatie? Ja. Als je veel te onthouden hebt, dan schrijf je rap schema’s en je leest dat snel. Je kan dat niet onthouden. Dat raad ik ook de meeste mensen aan. Ik heb keihard moeten knokken voor die notenleer maar ik vind dat wel een pluspunt. Eén, je kan voor jezelf iets noteren, twee het geeft de mogelijkheid om te onthouden. Als je notatie kent dan 8
Beide zijn als drummer begonnen. Ze waren dus meer ritmisch ingesteld maar melodisch dictee maakt een grote brok van het notenleerpakket uit. Voor Kurt althans was het melodieuze iets waar hij niet zoveel aanleg en interesse voor had. Het is echter niet duidelijk of dit de rede is voor het bisjaar.
53
kan je dat altijd ontcijferen. Je weet altijd over wat het gaat en dat laat je toe om verder te gaan in je studie. (Kurt Lelièvre)
Toch wordt door Kurt niet altijd de officiële notatie gebruikt maar eerder verkorte symbolen om het efficiënter te doen verlopen. Niet elke maat wordt uitgeschreven omdat in rockmuziek grote stukken herhaald worden. Zelfs fills, die van partij tot partij verschillen, worden niet dikwijls uitgeschreven. Deze zijn vaak inspiratie van het moment, gemengd met standaard breaks. Ook Green (2001, p. 71) merkt in haar onderzoek op dat rockmuzikanten zelden het standaard notensysteem toepasten. In onderstaande figuur schrijft Kurt op de eerste lijn zijn schematische notatie neer. Vlak daaronder geeft hij weer hoe één maat er in officieel notenschrift zou moeten uitzien. De vereenvoudiging kan hij toepassen omdat hij al zo vaak het officiële notenschrift heeft gelezen.
Figuur 10. Notenschrift voor Kurt Lelièvre
Bron: Lelièvre, K., 05.03.2007
54
Hetzelfde verhaal komt van Philip, die het volgende zegt over notatie: Zou je het een pluspunt vinden als er een partituur zou bestaan? Dat zou alleszins gemakkelijk zijn. Maar meestal moet je het zelf uitschrijven van de cd. Je wil jezelf zo veel mogelijk werk besparen dus je schrijft enkel de grote lijnen uit. De moeilijke dingen die je gaat vergeten schrijf je dan uit met noten. Welke rol speelt notatie in de rockgroepen? Dat hangt ervan af in welk project je terecht komt. Je moet ergens een vervanging doen, dan staat het allemaal uitgeschreven. Maar meestal is het allemaal met de akkoordsymbolen en als er een melodie is dan schrijf je die uit. Maar bijvoorbeeld bij de Talons Gitans komt er geen partituur aan te pas. De zanger zegt wat de akkoorden zijn. Dan musiceer je anders. En als je zelf een gitaarpartij vindt, schrijf je die dan uit of memoriseer je die? In die popgroepen moet je je gewoon aan het akkoordenschema houden maar je bent wel redelijk vrij. Als het een jobke is en je mag op het podium staan met uw partituren, dan schrijf ik iets op. Maar… ik schrijf ze meestal wel ergens op. De grote lijnen he. De akkoordsymbolen… tenzij er ergens een heel bizar lickske in voorkomt die ik niet kan onthouden. Dan schrijf ik er 5 lijntjes naast. Maar je gaat er vanuit dat je de meeste dingen kan onthouden. Ja, als ik de cd krijg, dan ga ik er vanuit dat ik het auditief onthoud. (Philip Bruffaerts)
Daan Vounckx, een klassiek geschoolde drummer vult aan door te wijzen op het gemak van notenkennis. Sinds hij zijn studie aan het Lemmensinstituut begon wordt hij gevraagd in klassieke orkesten waar hij op basis van zichtlezingen invalt voor slagwerk. Daan gebruikt de kennis die hij leert aan de muziekschool ook voor zijn rockstudie. En hoe deed je dat dan thuis? Met koptelefoon of zelf uitschrijven of opzoeken waar dat instaat. Dat is het handige van een opleiding aan muziekacademie, je kan een partij lezen en je kan daar ook op verdergaan. Anders moet je alles op het gehoor doen en dan moet je er langer aan werken. (Daan Vounckx)
Het notenschrift is een handig communicatiemiddel dat gebruikt kan worden wanneer er iets geleerd moet worden voor een repetitie of optreden. Het is eveneens een leermiddel dat schematisch en grafisch intervallen weergeeft. Analyseren en theoretiseren vanuit notenschrift is soms gemakkelijker dan vanuit het gehoor (Bremmer, 2005, p. 14). Frederik, die geen klassieke scholing heeft genoten maar toch gelijkaardig te werk ging, deelt deze mening. Hij
leerde aan het jeugdmuziekatelier van Sterrebeek vakkundig het notenschrift. Gebruik je notatie in drum? Ik heb wel dingen opgeschreven maar dan meer een ritme van Tool. ‘Hoe zit dat hier nu eigenlijk?’ Dan heb ik dat uitgeschreven en als ik het had uitgeschreven dan had
55
ik iets van: ‘Ah, zo speelt hij dat’. Maar in de groep niet. Dat is een andere manier van werken. (Frederik Meeuwis)
Hoewel kennis van het notenschrift dus zeer handig is, wijst Bremmer (2005, pp. 14-15) op de beperkingen. Over klanken, feeling, frasering en dergelijke kan het communicatiemiddel
weinig zeggen. En hoe geperfectioneerder het notenschrift, hoe kleiner de kunst van het improviseren. Een andere kritiek op het aanleren van noten aan kinderen is dat zij die nog niet kunnen plaatsen in de context. Muziek moet eerst begrepen worden door de beginnende studenten. Gordon en Sloboda noemen dit ‘sound before image’. Daarmee bedoelen ze dat leerlingen eerst betekenis moeten geven aan de interne structuren van de muziek vóór de confrontatie met het notenbeeld (Bremmer, 2005, pp. 14-17).
In ‘Music Learning theory’, een boek uit 2003, gaat Gordon verder op het thema dat hij al onderzocht met Sloboda. Hij zegt dat muziekonderwijs niet mag beginnen met het leren van noten want de leerling moet eerst een ‘readiness’ ontwikkelen. Deze term houdt in dat een beginnende leerling eerst moet leren ‘audiëren’, d.w.z. dat hij betekenis geeft aan een muzikaal patroon binnen verschillende muzikale contexten (Bremmer, 2005, pp. 22-26). Als
de leerling dit stadium heeft bereikt, wordt het leren van noten begrijpelijker want hij weet al hoe een eindproduct kan klinken. Verbanden kunnen dan gemakkelijker worden getrokken. Uiteindelijk is de kennis van noten niet vereist om muzikant te zijn, laat staan rocker. Aansluitend bij Gordon zegt muziekpsycholoog Mak dat muziek wordt begrepen door wat hij ‘aangeboren groeperingregels’ noemt. Zonder ‘kennis’ wordt toch betekenis gegeven aan
muziek door middel van vijf regels. Tonen worden namelijk gegroepeerd als ze elkaar met een bepaalde regelmaat opvolgen (regel van nabijheid), als ze gelijkenis vertonen (regel van gelijkheid), als ze in dezelfde richting evolueren (regel van de goede vooruitgang), als ze op eenzelfde wijze veranderen (regel van gemeenschappelijk lot) en ten slotte als eerder waargenomen toonconfiguraties wederkeren (regel van herhaling) (Bremmer, 2005, p. 20). Zonder formele kennis kunnen muzikanten toch muziek begrijpen. Nochtans leren verschillende ongeschoolde maar ook geschoolde muzikanten met een notatie stukken spelen: de tablatuur. Het is een schematische notitiewijze voor gitaristen en drummers die gratis van het internet kan worden gehaald. Deze notatiewijze moet echter gebruikt worden met de opname erbij vermits er geen ritmische notatie is. Recent zijn er computerprogramma’s ontworpen die de tablaturen omzetten in MIDI, zodat de muzikant gemakkelijk kan meespelen met de tablatuur én op ritme. De bekendste programma’s voor gitaar zijn guitarpro en powertab. Zij zijn gebruiksvriendelijk en kunnen helpen bij het
56
aanleren van nummers. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de afspeelsnelheid te vertragen of één maat te loopen zodat deze ingeoefend kan worden. Het handige en leerrijke aan het systeem is dat de speler kan kiezen in welke notatie hij het stuk wil spelen. Ook gemengde notatie is mogelijk (zie figuur 11.) zodat een gitarist heel gemakkelijk verbanden kan leggen tussen zijn greep en de noten die hij speelt.
Figuur 11. Guitar Pro editor
Bron: http://www.guitar-pro.com/en/index.php?pg=product
Ondanks het leervriendelijke van deze programma’s is enkel Michael intensief bezig met deze manier van werken. Jade werkt ook met internet om nummers aan te leren maar gaat vooral op zoek naar akkoordenschema’s. Jeroen gebruikt dan weer amper notatie maar neemt
57
meestal een nieuwe compositie op op zijn computer. Als hij echter toch eens een notatie gebruikt, dan is het een tablatuur, zonder te veel in detail te gaan. Hij onthoudt meestal hoe het nummer klinkt en welke grepen hij daarvoor moet gebruiken. Terwijl er bij commerciële muzikanten soms live muzieknotatie wordt gebruikt, gebeurt dat bij originele muzikanten nooit. Af en toe wordt er in groep een akkoordenschema uitgeschreven om de structuur van een nieuw nummer te onthouden maar het is altijd de bedoeling er snel van af te stappen. Van zodra iedereen het nummer gememoriseerd heeft, kan het échte spelen en het rocken beginnen. Elke rocker ervaart het noten lezen als beperking tijdens het spelen. Verrassender echter is dat veel originele muzikanten helemaal niet wisten wat ze spelen. Ze spelen ‘vanuit hun buik’: Als wij nummers maken, dan jammen wij (…). Ik weet nog dat we speelden in Antwerpen en dat een professionele violist die les gaf op een officiële muziekschool vroeg: ‘Hoe schrijven jullie die dingen? Dat is zo complex. Schrijven jullie dat allemaal uit op partituur?’. Ik verschoot daar echt van. Dat uitschrijven is zo een totaal andere wereld. We hebben nog nooit iets uitgeschreven. Iemand vroeg dat eens aan ons, een leerkracht muziek die op school – het 5de middelbaar ofzo – The Sedan Vault geeft aan zijn leerlingen als les. [Hij gaf] ook aan de leerlingen als culturele uitstap dat ze naar het STUK naar The Sedan Vault konden gaan kijken. Dat was één van de opties. Die gaf les muziek ontleden. Hij vroeg aan Rutger: ‘Kan je dat uitschrijven wat je speelt?’. Dan zei Rutger: ‘Nee, ik zou bijgod niet weten wat we spelen.’. Hij weet niet welke noten hij vastheeft? Hij kan dat wel achterhalen als hij heel lang zou zoeken, maar dat is gewoon op het moment een riff maar dat hij zelf niet weet ‘Welk ritme is dan nu?’. Noten uiteraard wel, hij kan dat wel zien he), maar om dat uit te schrijven, geen idee. Dat is dus een totaal andere wereld. Bij ons is het gewoon spelen en als het goed klinkt, dan is het goed. Jullie onthouden dan altijd alles? Ja. We werken altijd met mini-disc. We nemen dat op en we beginnen te spelen en dan beluisteren we dat tezamen. Als we iets cool hebben, dan zien we dat we het zeker hebben opgenomen tegen het einde van de repetitie. (Frederik Meeuwis)
Rockmuzikanten met weinig formele kennis vertrouwen dus op hun geheugen (zie hoofdstuk 4.3.2.2.). Bij de commerciële muzikanten wordt het geheugen zeker ook gebruikt maar op een andere manier. De logische verbanden zijn meestal aangeleerd op de muziekschool en die worden toegepast. De formules hebben namelijk een eenvoudige toepassing in de populaire muziek. Subdominant-dominant-tonica is bijvoorbeeld een zeer logische stap omdat daarin de spanning wordt opgedreven van de vierde tot de vijfde trap om vervolgens volledig te ontspannen in de eerste. Ritmisch wordt bijvoorbeeld spanning gecreëerd door eerst een ritme
58
van zeven maten en dan een fill van één maat te spelen, waarna de groove terug wordt ingezet. Originele muzikanten werken daarentegen meer op hun geheugen en denken meer aan hun eigen nummers in plaats van op zoek te gaan naar andere nummers met dezelfde structuur. Ook komt veel kennis uit het intensief luisteren naar songs (zie 4.2.2.). Daardoor worden populaire structuren zo logisch dat er niet over nagedacht moet worden. Op dat moment wordt muziek een ‘feeling’ (Green, 2001). De conclusie is dat het gebruiken van een notatie helemaal niet vereist is om in een rockband te spelen. Zelfs klassiek geschoolde muzikanten willen soms gewoon spelen. Het is nochtans zo dat amateurs of semi-professionelen hierdoor veel tijd ‘verliezen’ met het spelen en met het zoeken naar ‘het juiste’. Bij klassiek geschoolde muzikanten staat hetgeen wat ‘juist’ is ook wel ergens in een theorieboek geschreven en worden de regels gewoon toegepast. Creatieve muzikanten gaan meer op zoek naar wat kan en niet kan. In het geval van onder andere The Sedan Vault worden hierdoor soms originele combinaties gevonden. Toch kan het ook anders. Creatieve muzikanten kunnen uiteindelijk ook zeer conventionele structuren gebruiken, bewust of onbewust. Jonge muzikanten denken namelijk vaak dat ze origineel zijn, omdat hun ervaring met muziek nog niet zo uitgebreid is (Green, 2001, p. 53). Langs de andere kant kunnen industriematige muzikanten ook beslissen om de regels naast zich neer te leggen en een nieuw pad kiezen. Volgens sommige muzikanten, zoals Frederik en Philip is hiervoor echter evenveel oefening9 vereist als voor het beginnen van een muziekstudie.
4.2.2.
Luisteren en repertoirekeuze
Met het luisteren begint alle interesse in muziek en volgens Elliot (2006, p. 6) is elke muzikant ook een luisteraar. Gordon zegt dat een beginnende muzikant eerst moet leren ‘audiëren’ (cfr. 4.2.1). Aan het deeltijds kunstonderwijs wordt luisteren op twee manieren gegeven. In de eerste graad wordt ritmisch en melodisch dictee aangeleerd, in de volgende graad wordt in het vak algemene muziekcultuur (AMC) partituuranalyse gegeven. De muziekstudent gaat dus altijd luisteren in relatie met de notatie: dictees in de lagere graad, partituren in de middelbare graad.
9
En je moet ook de wil en de durf tonen om nieuwe paden te bewandelen
59
Bij instrumentlessen beweert Green (2001) dat er zelden iets wordt voorgespeeld en dat de muzikant het muziekstuk van het papier moet aflezen. Toch zegt Delanghe (2007, 04.04.2007) dat er verbetering op komst is. Er wordt getracht de lessen in AMC zo veel mogelijk toe te spitsen op het repertoire van de instrumentles. Door de uitbreiding van de richting jazz en lichte muziek wordt het nu ook mogelijk muziekcultuur van de jazz en van de lichte muziek te krijgen. Tot nu toe bieden slechts tien academies10 deze optie aan. Volgens Green (2001) gaat een rockmuzikant veel op informele basis leren. Zoals in vorig hoofdstuk al werd aangegeven wordt zowel formele- als praktijkkennis geleerd uit de beluistering van nummers. Bij rockmuzikanten ligt het zwaartepunt bij het beluisteren en bij
de kennis die ze halen uit eigen ondervinding. Zelden zal iemand hen zeggen wat klinkt en wat niet, maar door het kopiëren van platen krijgen zij een aardig beeld van hoe een goede song in elkaar zit. ‘Play-along’ is dus de meest gebruikte manier om populaire muziek te leren (Green, 2001, p. 61). Door deze manier van liedjes leren spelen, wordt het gehoor van de muzikant uitgebreid getraind, zeker wanneer er geen leidraad is voor het lied in de vorm van notatie. Zelfs een ongeschoolde muzikant doet op dat moment een oefening melodisch en ritmisch dictee, maar dan zonder notatie. Deze leertechniek krijgt weinig erkenning en zowel de muzikanten zelf als ouders en leraars beseffen vaak niet hoeveel een muzikant hier uit leert. Jongeren worden dan ook zelden hierin gesteund. Luisteren moet ook niet altijd doelgericht zijn. Door gewoon te luisteren kan een muzikant ook muzikale vormen aanleren. Zowel het aandachtig als het onaandachtig luisteren is leerrijk (Green, 2001, pp. 61-76). Zo repeteert de professionele drummer Kurt niet meer zoveel thuis, maar beluistert en bestudeert hij zijn partij onderweg naar de repetitie in de auto. Alle andere respondenten verklaren eveneens dat ze zowel doelgericht als 'gewoon' luisteren. Vaak zelfs konden muzikanten moeilijk niet luisteren naar muziek als die opstond. Zeker wanneer het eigen instrument iets opvallend doet, wordt er aandachtig geluisterd. Ga je die [luister]invloeden gebruiken? We gaan die allemaal proberen erin te brengen. Onbewust doe je dat. Het gebeurt dat je zit te zoeken op melodieën en opeens heb je een kei goede gevonden. Dan ben je aan het nadenken: ‘Ik ken dat. Damn, dat is van Bloc Party,’ omdat je al twee weken naar die cd luistert. Onbewust nestelt zich dat in u. Dus ook op bas kunnen er dingen insluipen die je nog nooit hebt gespeeld?
10 Academies in Aalst, Berchem, Grimbergen, Heist-op-den-berg-, Hoboken, Lebbeke, Mol, Sint-AgathaBerchem, Turnhout en Wilrijk.
60
Ja. Teksten bijvoorbeeld ook. Dat zijn dingen uit boeken die Marius leuk vindt. Je kan overal onze invloeden gaan terugvinden maar dat is juist cool, daardoor is het interessant om naar heel veel stijlen te luisteren. (Frederik Meeuwis)
[Als je luistert, dan is dat] ook gefocust op de drumpartij? Ja, dat is onbewust. Ik betrap mij daarop dat als ik in de auto zit, ik mee zit te drummen op het stuur. Mijn ouders worden daar soms gek van. Je voelt het opkomen en dan moet het eruit. (Daan Vounckx)
[Mijn rockstudie is] minder gedisciplineerd. Ik heb daar nooit bewust aan gestudeerd. Aan klassiek wel. Ik heb in de zetel rock geleerd. Plaat opzetten en alleen als ik goesting had. Ik heb mij nooit verplicht gevoeld dat te oefenen. (Philip Bruffaerts)
Een ander voordeel van het naspelen van je lievelingsmuziek is de motivatie die dat teweeg brengt. Bij elke studie heb je een intrinsieke en een extrinsieke motivatie nodig. Bij de intrinsieke gaat een leerling voor zichzelf studeren en bij de extrinsieke gaat er gestudeerd worden voor iets dat buiten de persoon zelf ligt, zoals een beloning of een straf. Beide elementen zijn nodig om door de vele oefen-uren te komen. Renwick en McPherson (2001, pp.175-181) toonden aan dat het spelen van zelfgekozen stukken de intrinsieke motivatie kan bevorderen en de beginnende leerling kan aanzetten tot een gevorderde manier van oefenen. Concreet voor hun onderzoek betekent dit dat een klarinettiste veel nauwgezetter een stuk met jazzarticulatie oefent. Bij dat nummer doet ze zelf de zoektocht naar de noten die de leraar heeft voorgespeeld. Wanneer er interesse is gaat een student meer gerichte aandacht vertonen, beter cognitief functioneren, meer doorzettingsvermogen vertonen en meer emotioneel betrokken zijn. Een leraar kan het gemakkelijkst interesse opwekken door zijn leerling repertoirekeuze te bieden. Het nadeel daarvan is dat Clarissa, de klarinettiste, een voorkeur had voor nummers met eenvoudige melodieën, waarbij snel resultaat geboekt kon worden. Toch gaat ze hoe langer hoe meer ook uitdagende stukken appreciëren. Renwick en McPherson (2001, pp. 174181) besluiten: de meest succesvolle muzikanten zijn diegenen die een balans vinden tussen het speelplezier dat ze krijgen bij het spelen van nummers naar keuze en het inoefenen van het technische repertoire dat door de leraar opgelegd wordt.
Dit is terug te vinden in de interviews. Philip getuigt over de populaire stukken die hij voorgelegd kreeg tijdens zijn studie aan het DKO. En de populairdere nummers, was dat voor u een verademing? Ik vond dat wel tof.
61
En werden die dan uitgeschreven. Nee, dat was niet uitgeschreven. Alle klassieke nummers wel. De lessen waren over het algemeen heel gestructureerd: boeken en partituren en alles. Maar af en toe, dat was precies een pauze in de lessen: “Nu ga ik jullie eens iets anders leren.” Op dat moment laat hij u dat zien en speel jij het na? Ja, dat is zo een beetje speeldictee. Hij speelt iets voor en ik probeer het na te doen. Dus eigenlijk een heel informele aanpak? Ja. (Philip Bruffaerts)
Ook de voorkeur voor meer eenvoudige nummers lijkt eigen aan de formeel geschoolde rockmuzikant. Zowel Philip, Stef als Kurt verkiezen eenvoudige liedjes en variaties op dingen die ze kennen. Ze laten zich eerder negatief uit tegenover abstracte stijlen zoals free jazz en avant-garde. Het publiek moet de muziek altijd kunnen begrijpen. Kurt, één van de drummers die aan de academie les volgde, werd reeds geciteerd in verband met de repertoirekeuze binnen de lessen drum (cfr. 3.1.2.). Het is namelijk opvallend dat drummers hun lessen meer kunnen manipuleren en richten naar wat zij willen spelen. Dit werkt motiverend terwijl opgelegde stukken demotiverend werken. Kurt wou zelfs opgeven omwille van de verplichte melodische percussie-instrumenten. Hij was enkel geïnteresseerd in ritmes en drum. Daarbij had Kurt niet de juiste methodiek om melodieën te leren omdat hij alles fotografisch onthield. Uiteindelijk heeft zijn leraar voor hem een uitzondering op het leerplan gemaakt: Hij heeft voor mij de mogelijkheid gecreëerd om enkel percussie, pauken en drum te doen. Vroeger waren die melodische instrumenten ook verplicht. Meer op het einde had hij wat meer vrijspel gekregen, die drie laatste jaren moest ik dat niet meer doen. Ik heb trouwens een tijd willen opgeven omwille van die melodische instrumenten omdat ik examen had en ik zag dat niet meer zitten (…). Op een gegeven moment ging dat zo ver dat ik wou stoppen en dan heeft hij [de leraar] mij wel over de streep getrokken. Hij kon u dan ook motiveren? Absoluut. Hij heeft ook eens zwaar van zijn kloten gemaakt. En dan heeft hij de mogelijkheid gecreëerd om enkel de ritmische instrumenten te doen en dat is ook zo gegaan. Gelukkig maar… (Kurt Lelièvre)
Jade daartegenover gaf haar zanglessen op omdat ze haar voorkeursnummers niet mocht spelen. En werd het repertoire aangepast aan je noden? Die klassieke stukken was in het vierde of vijfde leerjaar toen ik nog niet echt met rock bezig was. Toen was ik heel verlegen dus ik had het niet gedurfd om dat te vragen. [Later] Die [dirigent] van dat koor is eigenlijk niet echt mee geëvolueerd en
62
bleef haar eigen oude liedjes opleggen. Maar de anderen waren van haar leeftijd en vonden dat wel tof. Daarom ook dat ik ermee gestopt ben. (Jade Van Ussel)
Vroeger was de kunstacademie stijf, klassiek en notatiegericht. Uiteindelijk is het inzicht gekomen dat lessen dicht bij de leefwereld van studenten moet blijven om de motivatie niet te hard te doen zakken. De optie jazz en lichte muziek is hiervoor een mogelijke oplossing. Leerlingen kunnen hier gemakkelijker nummers of technieken aanvragen. Hoewel dit niet expliciet in de leerplannen wordt weergegeven, groeit dit besef toch bij individuele leraars. Deze blijven zeer vrij in wat ze geven. Vanuit het ministerie van onderwijs wordt gepleit voor een bijscholing van de afgestudeerde docenten om ook binnen andere muziekgenres hun weg te vinden. Vandenbroucke (2004, pp. 22-55) wijst in zijn beleidsnota van 2004-2007 op het belang van levenslang leren. Toch wijzen wij op het nadeel om enkel één genre te beluisteren en te bespelen. De formules worden clichés en artiesten worden elkaars kloon. De Boodt (2006, z.p.) toont statistisch aan dat 97% van de pop- en rockmuzikanten ook die muziek beluisteren en veel minder andere genres. Ook ons onderzoek wijst uit dat rockmuzikanten voornamelijk rock, met al zijn varianten, beluisteren. Men zou kunnen denken dat de rockmuziek meer vernieuwend kan worden als muzikanten naar meerdere genres luisteren. Harmonieën, ritmes en structuren verschillen wezenlijk van genre tot genre. We willen nogmaals het onderscheid tussen de originele en de commerciële muzikant benadrukken. Als de eerste een nummer maakt dat vergelijkbaar is met een ander, begint hij te sleutelen tot er een ‘nieuw’ origineel nummer gevormd is. Ben je dan bezig met gelijkenissen te zien tussen uw nummers en andere nummers? Soms valt het wel op dat je ineens iets hebt van: ‘Ai, dit ken ik van ergens’ maar meestal is dat niet bewust. En dat vind je ook erg dan? Ja, als dat identiek dezelfde rif is dan zit je natuurlijk wel met een probleem. Denk je dan aan de rechten of denk je aan, dat is niet origineel geweest? Ik wil niet echt als een kloon omschreven worden. Het moet toch een beetje zijn eigen leven hebben en als het dan identiek hetzelfde is, dan is dat niet echt plezant. Als dat dan nog een keer een kei goede rif is, dan is het helemaal om zeep. Maar het is natuurlijk ook mogelijk -maar dat heb ik nog niet echt gedaan- van gewoon baslijnen over te nemen en dan een andere leadguitar er over te zetten zodat je een nieuw nummer hebt. Dat probeer ik af en toe wel eens te doen. Onze andere gitarist schrijft ook en komt soms af met iets identiek en dan vraag ik toch of we daar niets anders kunnen doen. (Jeroen Jullet)
En gebeurt het soms dat een nummer u heel hard doet denken aan een ander?
63
Dat is verschrikkelijk he. Ik zou dan proberen een totaal andere melodielijn te zoeken. Er is een liedje dat heel hard lijkt op een liedje van Xink maar ik denk niet dat je het nu nog hoort. (Jade Van Ussel)
De commerciële muzikanten van hun kant hebben er helemaal geen probleem mee om clichés te spelen. Ze zijn ervaren en nuchter genoeg om te weten dat echte originaliteit niet meer bestaat. Alles is al ooit gespeeld. Dit is toch een serieus mentaliteitsverschil tussen de twee ‘soorten’ muzikanten. Je bent dan zelf creatief bezig [in de commerciële bands]? Ja, want je geeft er je eigen toets, je eigen draai aan. Maar in hoeverre kan je nog origineel zijn want alles is al ooit eens ergens gedaan. Negentig percent van de nummers die je doet zijn wel al ooit eens gespeeld. (…) Je kan je dus in populaire dingen vinden? Absoluut. Er zijn dingen waarvan je zegt: “Dit moet het gewoon zijn.” Je hebt ook muzikanten die dat direct kunnen vertalen en dat is een kunst en zeker als sessiemuzikant. Je voelt zo wat die muziek vraagt. Want je kan ook die muziek naar de kloten spelen. Je kan te veel spelen, te veel techniek. Bruno Meeus doet bijvoorbeeld de meest freaky dingen maar hij is ooit eens auditie gaan doen bij de Kreuners en na twintig maten hebben ze het stilgelegd. ‘Met wat ben je bezig? Dit beantwoordt niet aan wat we wensen.’ Less is more. De grootste hits zijn ook geschreven met twee akkoorden. ‘Hoe komt dat en waarom zijn dat de grootste hits…?’ Omdat dat het makkelijkste is om te luisteren. En vind je dat jammer? Nee. (Kurt Lelièvre)
4.2.3.
Kijken
Kijken is een informele leermethode. Er kan geleerd worden uit een houding of uit een techniek. In traditioneel muziekonderwijs kunnen muzikanten elkaar van kortbij bekijken in het klaslokaal. Leraars spelen echter zelden stukken voor, zoals blijkt uit de interviews, maar demonstraties van leerkrachten zijn wel uiterst efficiënt (Mills & Smith, 2003, p. 16). Aan de alternatieve muziekscholen krijgt het voorspelen en het kijken naar de leraar een grotere rol, vaak omdat leerlingen minder notatiekennis hebben. Eveneens op optredens kan er van op een afstand aandachtig naar groepen worden gekeken (Green, 2001, p. 82). Recent wordt er een arsenaal aan educatieve video’s vrijgegeven via youtube en andere virtuele locaties.
64
Ongeveer de helft van de geïnterviewden maakt gebruik van de moderne technologieën om bij te leren. Frederik, Jeroen, Kurt, Jade en Enzo zijn daar helemaal niet vaak mee bezig maar de anderen bekijken wel eens een video van andere artiesten via het internet. Ja, filmpjes bekijken op het internet, dat is echt vaak. Drumsolo’s van andere mensen. Hoe kijk je daar dan naar? Je luistert en je slaagt dat op en je probeert dat later na te spelen. Als ik in de zetel zit, ik heb zo een oefenpad, dat is wel interessant om te doen. (Daan Vounckx)
En op internet? Nu doe ik dat wel. Filmpjes enzo. Lessen niet. De grote bekendheden. Dat is gemakkelijk. Dat is iets wat wij vroeger niet hadden. Maakt dat het gemakkelijker of kan dat ook dingen kapotmaken? Ja, dat is het gevaar. Dat is onderwijs in feite he. Er schuilt altijd een zeker gevaar in. Maar als je het verstandig gebruikt dan is het wel een zegen dat je zoiets hebt. Zo een massa aan informatie. Maar het is waar; vroeger had je een plaatje, desnoods draai je het honderd keer tot je wist hoe het ging. Maar ik denk uiteindelijk dat het een voordeel is. Het zal meer goed doen dan kwaad. Anders zou het misschien zes jaar duren voor dat je door had hoe het nummer nu echt in elkaar zat. (Philip Bruffaerts)
Volgens Clarke (2004) vereist het gebruik van e-learning wel meer discipline omdat er geen controle is van een leraar. Daardoor wordt het leergedrag ook informeel. Er bestaan wel formele internetlessen die vaak tegen betaling worden aangeboden. Onder de respondenten is niemand die daar mee werkt.
4.2.4.
Hoe een rocker leert
Een rockmuzikant kan op verschillende manieren muziek leren. Green (2001) vermoedt dat de rocker zich eerder gaat distantiëren van de formele methodes maar uit ons onderzoek blijkt dat hij geen afkeer heeft van scholing. Als de muzikant afhaakt, komt dat door lessen die niet aangepast waren aan zijn noden. Lezen, luisteren en in mindere mate kijken zijn de wegen waarlangs rockmuzikanten leren. Het zwaartepunt voor de instrumentalisten ligt voornamelijk bij het luisteren, hoewel het lezen belangrijk is om flexibel en snel een partij aan te leren binnen industriematige bands (Green, 2001, p. 40). Zangers gaan dan weer meer hun eigen gevoel volgen en bootsen zelden letterlijk een zanger na. Ze leren meer van de frasering van een zanger of halen inspiratie van
65
de 'présence' van een frontman. Zo haalt Enzo zijn opvatting over een krachtige zanger van de band Quicksand: Ik heb eigenlijk nooit heel bewust een bepaalde zanger willen imiteren. Bij Bloc Party is dat minder de stemtechnische manier maar eerder de manier waarop hij zingt: heel hoekig. Dat is niet uit ondervinding? Nee, dat is bij beluistering. Toen ik pas bij Soon begon te zingen had ik de neiging alles te veel te lengen. Het is veel interessanter om de dingen kort te houden. Dat doe je nu wel? Ik probeer dat. Dat is dan iets wat je hebt geleerd van Bloc Party? Eerder vanuit tips van anderen. Ik had de neiging om alles af te buigen. Dan hebben groepsleden mij daar op attent gemaakt. Maar bijvoorbeeld de zanger van Quicksand, die zong heel hoog met een heel krachtige stem. En toen dacht ik: ‘Zangers moeten krachtig zijn.’. (Enzo Cloetens)
Contradictorisch is wel dat rockers informeel en autodidactisch het genre leren maar wanneer rockmuziek onderwezen wordt door rockmuzikanten, de lessen heel formeel worden gegeven (zie ook ‘Are you experienced?’, hoofdstuk 3.). Rockmuzikanten hebben dus een beeld van hoe onderwezen moet worden, terwijl het informele leren evenveel resultaten kan boeken (Green, 2001, pp. 178-180). Zoals dikwijls is de gulden weg het best: een combinatie van een schoolse en niet-schoolse opleiding.
4.3.
Effectiviteit van het leren
We hebben zonet gezien dat de formele en de informele aanpak van elkaar verschillen. Het is fout om informeel als de juiste manier te zien en de formele aanpak als fout (Folkestad, pp. 143-144). Beide verschillen en hebben hun positieve en negatieve kanten. Een rockmuzikant leert meestal op informele manier. Er zijn echter andere elementen die zorgen voor de effectiviteit van lessen of het succes van zelfstudie. Volgens psycholoog R.B. Cattell moet een student over drie eigenschappen beschikken om een goed muzikant te worden (De Schipper, 2003, z.p.). Ten eerste is de motivatie belangrijk, ten tweede het karakter of de persoonlijkheid van de muzikant en ten slotte zijn is vaardigheid of leercapaciteit belangrijk. In hoofdstuk 4.3.1. bespreken we de intrinsieke en extrinsieke motivatie en vervolgens bekijken we welke factoren nog kunnen bijdragen tot het worden van een goed muzikant.
66
4.3.1.
Motivatie
Motivatie is de drijfveer die een muzikant ervaart om veel te studeren. In het hoofdstuk over luisteren en repertoirekeuze (4.2.2.) werd al vermeld dat lessen die overlappen met de interesses van muzikanten sterk motiverend werken. In datzelfde hoofdstuk werd ook gesproken over intrinsieke motivatie, waarbij de leerling geboeid is door de muziek zelf, en extrinsieke motivatie. Hierbij wordt geoefend omwille van aanmoedigingen die buiten de muziek liggen. Dat de muzikanten uit mijn steekproef geboeid zijn door muziek en klanken spreekt voor zich. Intrinsieke motivatie heeft iedere muzikant want ze spelen zo goed als dagelijks muziek. Geen enkele respondent beweerde van thuis uit verplicht te zijn een instrument te bespelen. Muzikanten worden vaak ook door iemand anders gemotiveerd en aangespoord tot het spelen en repeteren. Onderzoek wees uit dat volwassenen veel invloed kunnen uitoefenen op beginnende muzikanten. Zowel ouders als leraars worden als belangrijkste motivators vermeld (Davidson, Moore, Sloboda & Howe, 1998, p. 141) maar volgens Green (2001, p. 90) is de informele studie voor rockmuziek volledig gebaseerd op zelfdiscipline en niet zozeer een gevolg van ouderlijke aansporing. Ouders staan wel meer achter de formele studies die hun kinderen volgen. In ieder geval is er een krachtige mix van intrinsieke en extrinsieke motivatie nodig om de vele uren studie door te komen (Renwick & McPherson, 2002, p. 174) In volgend hoofdstuk wordt de steun die volwassenen bieden nader bekeken . Muzikale ouders of familieleden zetten jongeren aan met muziek te beginnen. Leraars begeleiden muzikanten in het verbeteren van techniek en kennis maar hebben eveneens een functie als motivator. Ik ondervind echter ook dat bandleden en vrienden de muzikanten kunnen stimuleren om nieuwe dingen te leren.
4.3.1.1.
4.3.1.1.1.
Volwassenen
Ouders of familie
Uit voorgaand onderzoek blijkt dat jongeren in hun jeugdjaren een leerethiek krijgen aangeleerd van hun ouders (Davidson, e.a., 1998, p. 142). Zeker voor jonge kinderen zijn ouders van groot belang (Jørgensen, 2001, p. 236). Daarenboven is er bewezen dat 67
betrokkenheid van ouders in de eerste leerstadia rechtstreeks verband houdt met wat hun kind op muzikaal gebied zal bereiken. Creech & Hallam (2003, pp. 30-32) beweren zelfs dat het waarschijnlijk is dat een muzikant niet tot het hoogste niveau kan geraken zonder ouderlijke betrokkenheid in de studie. Het succes van een muzikant hangt dus duidelijk samen met de steun van zijn gezin. Als instrumenten in huis aanwezig zijn, is het een bijzonder kleine stap voor het kind om met spelen te beginnen. Vaak wordt in de interviews vol bewondering gesproken over een muzikale ouder of familielid. Zij motiveren en stimuleren de kinderen in een vroeg stadium. Ouders geven de kinderen hun eerste instrument en leren hen vaak de basisbeginselen. Philip en Frederik spraken meermaals over hun rockende onkel. Bij Stef Caers stond een drumstel thuis en bij Daan een gitaar. Zowel de zus als de moeder van Michael zijn klassiek afgestudeerde pianisten. Bij Jade thuis speelt of heeft iedereen muziek gespeeld. Moeder en vader Van Ussel speelden respectievelijk gitaar en viool, haar twee broers zijn ooit begonnen met basgitaar en drums maar zijn ondertussen gestopt. Jade’s zus speelt wel nog gitaar. De vader van Enzo was in het begin van de jaren ’60 zanger-gitarist in een popgroep en pakt thuis af en toe nog eens zijn gitaar vast. De ouders van Kurt, die geen muzikanten zijn, gingen heel ver in het steunen van hun zoon. Kurt kreeg op zijn twee jaar een drumstel cadeau en zijn vader onderwees hem: Was je dan van in het begin gemotiveerd om [drums] te spelen? Ik heb gespeeld van mijn twee tot mijn zes want voordien kon ik nog geen muziekacademie doen. Ons vader gaf destijds les en hij had eens nagevraagd: “Wat moet ik daarmee doen? Mijn zoon wil dat echt wel doen.” en die had dan direct gezegd: “Stuur hem naar een muziekschool en daar zie je wel of het iets wordt.” En dat ben ik dan altijd blijven doen. Dus het begin van de muziekschool was de beslissing van uw vader? Ja. Die wilde dat eigenlijk een beetje kanaliseren. (Kurt Lelièvre)
Enkel Jeroen beweert niemand in zijn familie te hebben die muzikant is, laat staan muzikaal aangelegd. Zijn motivatie komt voort uit de grungemuziek die hij beluisterde. Een kind komt dus heel gemakkelijk in contact met muziek en met instrumenten als er thuis een muzikale sfeer is. Het effectief motiveren van de muzikant is echter ook iets waar ouders of familie zich mee bezig houdt. Uit een studie van Brokaw blijkt dat de tijd dat een ouder de studie van hun kind superviseert rechtevenredig staat met de prestaties (Creech & Hallam, 2003, p. 32). Het is dus belangrijk dat er tijdens het spelen iemand effectief luistert. Daardoor lijkt elke repetitie op een optreden. Folkestad (2006, p. 138) haalt het belang van het
68
spelen voor publiek aan en verklaart dat het een element is dat onderwijs vaak uit het oog verliest. Bob Dylan ging zelfs zo ver dat hij nooit zónder publiek speelde. Zijn repetities gingen door in kleine clubs in Greenwich Village, New York, waar hij constant feedback kon krijgen van de luisteraars. Onderzoeken stellen dat betrokkenheid van de ouders zelfs van meer waarde is voor de beginnende muzikant dan de expertise van een leraar (Creech & Hallam, 2003, p. 32). Daan wijst op het belang van zijn vader die komt luisteren en hem zo sterk kan motiveren. Ook de controle die de vader uitoefent opdat Daan zijn les leert, valt niet te onderschatten. Voor hem is dat een stimulans om zijn les te kunnen. Uw moeder was dus muzikaal. Was uw vader dat ook? Mijn vader is totaal amuzikaal. (…) Hij zet mij aan, ook al heb ik geen goesting. Hij kan mij motiveren. Hij luistert echt naar mij. Hij vraagt of ik niet nog wat zou spelen als ik ’s avonds voor tv zit. Zelfs als je 2 à 3u per dag speelt? Ja maar die ziet dat niet als hij later thuiskomt. Dan speel ik voor hem wat ik aan het spelen ben op school en dan is hij content. Hij luistert daar ook echt naar. En dat was van kinds af? Ja, hij is daar altijd mee bezig geweest. Hij vond dat muziek echt iets voor mij was, hij heeft mij ook gesteund in de keuze om dat te gaan studeren. (Daan Vounckx)
Ook bij Stef Caers werd regelmatig geluisterd naar wat hij speelde. Hij was vooral geïnteresseerd in de meningen van anderen over songs. Hij begon al op jonge leeftijd liedjes te schrijven. Rond zijn 11 jaar begon Stef regelmatig op te treden met eigen materiaal en voordat hij echt ging optreden gaf hij miniconcertjes voor zijn familie. Zelfs nu dat hij afgestudeerd is aan het conservatorium van Gent, vraagt de muzikant naar de mening van zijn vriend, die zelf geen muzikant is. Luisteren er soms mensen als je speelt? Mijn vriend komt vaak wel eens luisteren. Ik vraag ook soms dat hij eens komt luisteren als ik iets gemaakt heb. Buiten hem niet veel. En vroeger? Mijn ouders kwamen heel veel luisteren. Soms vroeg ik zelf ook: “Kom eens luisteren, ik heb iets nieuws geschreven”. Dan kwamen ze altijd luisteren. Mijn pa was vroeger mijn eerste indicator of een nummer goed of slecht was en nu is dat mijn vriend. (Stef Caers)
Ouders kunnen hun kinderen ook ontmoedigen of niet expliciet steunen bij hun rockcarrière. Over het algemeen blijken ouders hun kinderen te steunen maar bij de autodidacten Michael
69
en Jeroen kwam er niet zoveel steun van thuis uit. Volgens Michael ging de familievoorkeur naar een klassieke opleiding. Michael was enkel bezig met metal. En boden uw ouders steun? Niet echt. Zij hadden er harder achter gestaan als ik een klassieke opleiding gevolgd zou hebben. Dat is, denk ik, met veel ouders het geval. Dat is een te begrijpen reactie omdat ze ervan uitgaan dat een klassieke opleiding een zekere steun en houvast biedt en u een verplichting geeft om te oefenen. Dan heb je zogezegd meer bereikt met uw muziek want je kan een stuk naspelen. (…) Waarom waren uw ouders er niet echt mee bezig? Het genre natuurlijk. Mijn ouders zijn eerder popgericht. (Michael Liekens)
Jeroen kreeg ook geen onvoorwaardelijke steun omwille van zijn schoolresultaten die volgens zijn ouders leden onder zijn muzikale hobby. Ook bij Jeroen werd het harde emocore-genre dat hij speelt misschien als negatief ervaren door zijn ouders.
4.3.1.1.2.
Leraars
Leraars zorgen ook voor motivatie van de kinderen. Er zijn wel verschillen tussen de invloed van een leraar op een kind en de invloed van een leraar op een tiener. Onderzoek wees uit dat iemand die pubers (13-16 jaar) succesvol onderwijst vooral zijn eigen persoonlijke talenten ten toon spreidt terwijl jongere kinderen eerder aangetrokken worden door de persoonlijkheid en vriendelijkheid van de leerkracht (Davidson, e.a., 1998, p. 143). Hoe studenten de persoonlijkheid van de leraar percipiëren hangt volgens Jørgensen (2001, p. 236) waarschijnlijk samen met de punten die ze behalen. De leerlingen gaan meer moeite doen voor een leerkracht die ze graag hebben. Bijgevolg halen ze betere punten. Hoewel het onmogelijk is om in ons onderzoek causale verbanden te leggen, bleek dat de studenten aan het deeltijds kunstonderwijs zeer tevreden waren over hun leerkrachten en zij behaalden ook zeer hoge punten (meer dan 80%). Dit resultaat zou dus het onderzoek van Jørgensen kunnen bevestigen. Leraars moeten dus anders te werk gaan naargelang de leeftijd van hun leerlingen (Davidson, e.a., 1998, pp. 142-143). Janet Mills en Jan Smith (2003, p. 9) toonden aan dat dát besef ook wel aanwezig is bij leraars in Engeland. Zo bepaalden de leraars in hun steekproef
70
dat het enthousiasme van een onderwijzer voor jonge kinderen de belangrijkste eigenschap zou moeten zijn, terwijl voor oudere leerlingen eerder de kennis van de leraar moet primeren. Belangrijk binnen het lesgeven is een goede communicatie tussen leraar en leerling. Vaak gaat de rockstudent eerder informeel, op gehoor en zonder notatie, een nummer aanleren, terwijl de leerkracht meestal vast zit in het formele. De leraar moet zich kunnen inleven in de leefwereld van de leerling (De schipper, 2003, z.p.). Dit kan hij doen door bijvoorbeeld zelf eens een nummer aan te leren op een informele basis. De leraar kan op gehoor iets instuderen of via tablaturen werken (Green, 2001, pp. 214-215). Een leraar moet ook durven leren van zijn leerlingen. Dit gebeurt echter zelden (De Schipper, 2003, z.p.). Non-verbale communicatie speelt bij een muziekles ook een grote rol. Zo moet een leraar niet enkel letten op wat hij zegt, maar zijn totale gedrag controleren. Volgens Wubbels (De schipper, 2003, z.p.) is dit namelijk het eerste waar een student op let. De docent moet dus letten op zijn gebaren, zijn gelaatsuitdrukkingen, zijn intonatie en zijn stemgeluid. Al deze bevindingen zijn te koppelen aan jonge en ongeschoolde lesgevers, die steeds meer lesgeven aan alternatieve muziekscholen omdat er een zeer grote vraag is naar lessen en omdat geschoolde muzikanten vaak niet te betalen zijn (zie deel ‘Are you experienced?’, hoofdstuk 1.). Op didactisch vlak zijn jonge leraars te verantwoorden als ze zorgen voor motivatie, een goede communicatie en als ze veel enthousiasme uitstralen naar de leerlingen. Dit is het geval voor Jade, die beweert geen goede gitariste te zijn maar toch wekelijks instrumentles geeft aan vijf beginnende muzikanten: En wat doe je met notatie [tijdens die lessen]? Akkoorden en dan ook pickings: dat als ik een snaar zet, de leerlingen weten welke snaar ze moeten spelen. En theorie? Niet echt. En hebben ze notenleer? Nee. Dat is het Hama, het Hagelands alternatief muziekatelier. En technische oefeningen? Nee. En werk je met notennamen of akkoorden? Akkoorden. Maar ik zit in het eerste jaar en ik vind dat niet zo belangrijk dat die heel hun theorie kunnen. Ik vind gewoon dat ze wat plezier moeten hebben en hun gitaar leren kennen en van die dingen. Daarna gaan ze door naar andere leerkrachten die dat wel kunnen. Het is niet zo dat jij die leerlingen houdt? Nee, ik wil dat ook niet. Zo goed ben ik niet in gitaar. Van mij gaan ze niet zoveel kunnen leren. Het is ze vooral motiveren. (Jade Van Ussel)
71
De lessen van Jade brengen de leerlingen misschien instrumentaal-technisch niet zoveel bij, maar het hoofddoel is de leerlingen te motiveren.
4.3.1.1.3.
Ouders en leraars
Volwassenen, ouders en leraars, hebben een grote impact op de jonge muzikant (Calissendorff, 2003) en de beste resultaten worden dan ook bekomen wanneer beide met elkaar in interactie komen. Hulsebosch ondervond dat leraars die een grote betrokkenheid met de leerlingen hebben, dit wil zeggen dat ze in zowel het muzikale leven als het leven buiten de school interesse tonen, een grotere motivatie teweeg brengen (Creech & Hallam, 2003, pp. 33-34). Omgekeerd, als de ouders niet volledig achter de leraar staan of vinden dat hij niet goed werk levert, zijn zij ook vaak diegenen die hun kinderen van school of leraar laten veranderen (Davidson, e.a., 1998, p. 154). Ideaal om meer te weten te komen over de muzikale doelstellingen van zowel leerling als ouder, is contact te hebben met ouders. De muziekdocent moet weten van zijn student waarom hij les komt volgen. De muzikant kan hiervoor verschillende drijfveren hebben, zoals de nieuwsgierigheid naar een instrument, de wens om een instrument te beheersen of de wil om zich emotioneel te kunnen uitdrukken. De manier van lesgeven verschilt wezenlijk naargelang de motivatie (De Schipper, 2003). Indien de leraar muziek kan plaatsen binnen het leven van de leerling, is het gemakkelijker om de leerstof aan te passen aan zijn of haar noden. In het muziekonderwijs is echter zeer weinig plaats voor ouder-leraar communicatie. Deze communicatie komt er wel wanneer de leraar goed werk levert, met als gevolg een grotere effectiviteit van de leraar. Eens de leerling, zijn ouders en zijn leraar een goed contact hebben, kan de leerling in een opwaartse spiraal terechtkomen. Alle actoren binnen het schema zijn dus afhankelijk van elkaar, zoals aangeduid wordt in figuur 12 (Creech & Hallam, 2003, pp. 35-40). Andersom kan men verwachten dat een slechte leraar of communicatie met een slechte leraar het kind niet vooruit helpt. Het is dan ook beter om zo vlug mogelijk een aangepaste docent te zoeken (Standring, 15.02.2007).
72
Figuur 12. Interactie van menselijke variabelen binnen een muzikale context
Bron: Creech & Hallam, 2003, p. 40 + eigen bewerking
In bovenstaand schema zien we de factoren die zorgen voor de vorming van een goede muzikant. Het is logisch dat de leerling zelf centraal staat in het schema want ondanks goede intenties van leraars en ouders, kan hij of zij nog altijd kiezen hoe de informatie verwerkt wordt. Het karakter en de persoonlijkheid van de leerling wordt besproken in hoofdstuk 4.3.2.2.
73
4.3.1.2.
Leeftijdsgenoten
Naast de motivatie door volwassenen, kunnen leeftijdsgenoten ook zorgen voor motivatie maar eerder in de vorm van een competitie. Zo wil een beginnende muzikant vaak opscheppen tegenover vrienden. Als de muzikanten hun tienerjaren inkomen, hebben volwassenen minder invloed op hen. Leeftijdsgenoten gaan dan samen groepen opstarten. In groepsverband wil een jongere niet onderdoen tegenover de anderen en zeker voor een optreden is de druk groot om geen afgang te maken tegenover een publiek. Hieruit gaat elke muzikant veel leren, want ieder groepslid gaat zich voorbereiden en intensief zijn partijen instuderen. Onderzoek van McPherson (2005, pp. 5-35) bevestigt evenzo dat buitenschoolse muzikale activiteiten voor extra motivatie zorgen. Ook tijdens repetitie wordt er veel geleerd. Green (2001, p.76) omschrijft groepsleren als leren door interactie met peers maar zonder expliciet onderricht. Er wordt gesproken over
muziek, geluisterd, gekeken, gezocht naar noten en er wordt veel gespeeld. Hoewel weinig muzikanten het samenspelen als een studie beschouwen, zijn alle vermeldde activiteiten uiterst leerzaam. Zeker in de eerste bands zijn de technische vaardigheden en kennis van akkoordenprogressies zo klein, dat trial and error dé leermethode bij uitstek is (Renwick & McPherson, 2002, p. 180). Volgens Green is het leren binnen de band, samen met de informele kennisvergaring via luisteren en dergelijke, de centrale componenten van de rockstudie (2001, pp. 76-84). Ook aan het DKO bestaat de optie samenspel, maar de actieve zoektocht naar nummers binnen rockgroepen maakt het proces leerrijker (zie ook hoofdstuk 5.). De twee manieren van samenspelen zijn niet te vergelijken. Binnen de band peppen de leden elkaar op om te presteren. Het meest frappante voorbeeld komt van Michael, die pas op zijn 16de begon gitaar te spelen, samen met zijn vriend Stoffel. Elke dag oefenden ze samen anderhalf uur en legden zo de lat telkens hoger. Als de ene iets kon, moest de andere dat ook kunnen. Omdat het beide perfectionisten zijn, oefenden ze totdat ze het konden. Omdat we lang met twee hebben geoefend was er wel een beetje concurrentiedrang. “Kijk, dit kan ik.” Dju… dan begin je tegen elkaar op te boksen. Zijn jullie snel naar een hoog niveau gegaan? We hebben veel mensen voorbijgestoken (…). Hoe komt het dan dat jullie die zijn voorbij gestoken? Omdat we meer oefenden waarschijnlijk. Iets gemotiveerder ermee bezig. (Michael Liekens)
74
Uit de interviews blijkt dat muzikanten het meest leren van de oudere leden van hun band. Als jongste is de muzikant bang om onder te doen voor de ervaren ouderen. Daarom gaat hij extra zijn best doen om te presteren. Zo speelde Stef Caers al van zijn 15de in een covergroep waar hij veruit de jongste was. Philip was ook 15 jaar toen hij in zijn eerste band begon. Het leeftijdsverschil met de drummer was 12 jaar. Frederik, de jongste van de drie broers Meeuwis, keek steeds naar hen op. Van jongs af aan spelen de drie samen, hoewel Frederik in zijn tienerjaren bij Wayne speelde en zijn broers bij Mawkish. Ze musiceren nu opnieuw samen in The Sedan Vault. Wat was je leeftijd bij je eerste band? Ik was 14. Toen hebben wij op Mater Dei gespeeld met MB-Schurft. (…) Maar ik ben altijd de kleine patotter geweest. Ik was 14 en de rest zat in het 6de middelbaar. Nu ben ik ook eigenlijk de kleinste van The Sedan Vault. Dat is eigenlijk cool dat ik mee kon met de grote mannen. Dat is eigenlijk een voordeel voor mij als muzikant, dat ik bij de oudere betere muzikanten kon spelen. Daar heb ik veel van bijgeleerd. (Frederik Meeuwis)
Samenvattend kunnen we poneren dat motivatie één van de belangrijkste factoren is voor de vorming van een goede muzikant. Maar er zullen ook ongelooflijk veel gemotiveerde muzikanten zijn die het niet ver zullen brengen. Er moeten dus andere factoren zijn…
4.3.2.
Andere factoren
Verschillende factoren dragen ertoe bij om een goede muzikant te worden. Wat het leerproces van de muzikanten beïnvloedt wordt in volgend hoofdstuk besproken. Belangrijk om weten is dat volgende factoren nooit een verplichte, noch een voldoende voorwaarde zijn voor het worden van een goed muzikant.
4.3.2.1.
Beginleeftijd en jaren ervaring
‘Hoe vroeger je begint, hoe beter je wordt’, is een vaak gehoorde uitspraak. Reeds in het oude Griekenland wordt door Plato beweert dat muzikale opvoeding moet beginnen in de belangrijke eerste drie levensjaren. De moeder wiegt het kind ritmisch, begeleid het met haar
75
gezang. Ritme en harmonie zijn volgens Plato zo belangrijk omdat ze de ziel sterk verroeren. Formele muzikale scholing begint dan verplicht op zes jaar (Stamou, 2002, pp. 4-7). Veel recenter onderzoekt Harald Jørgensen of er wel een link is tussen het vroeg beginnen met een muziekstudie en de latere resultaten. Zijn onderzoeksgroep betreft voornamelijk klassiek geschoolde conservatoriumstudenten. Heel belangrijk in die studie is het verschil dat de Noor vindt tussen de aanpak van zangers en die van instrumentalisten. Vocalisten beginnen volgens hem gemiddeld later met het nemen van lessen. Zoals één van mijn
hypothesen al aangaf, krijgen rockzangers niet al te vaak les. Van de zes contactpersonen die zingen, hebben slechts twee lessen gekregen in zang. Stef kreeg klassieke zang aan de muziekacademie in Heist-op-den-Berg en later aan het conservatorium van Gent. Hij volgde ongeveer 15 jaar zangles in totaal. Jade volgde zangles in Aarschot maar de lessen vielen tegen en daardoor heeft ze slechts twee jaar onderricht genoten. Daarna heeft ze nog even in een klassiek koor gezongen. Frederik zingt backing vocals bij The Sedan Vault zonder lessen te hebben gevolgd. Michael en Jeroen zijn screamers die alles uit zichzelf hebben geleerd, waarbij ze zich lieten leiden door hun gevoel. Enzo is een melodieuze zanger, die eveneens zijn eigen stem heeft gevormd door ervaring 11. Jørgensen (2001, p. 238) legt de reden voor de late start voor zangers bij de zangleraars. Zij raden kinderen aan pas te beginnen met zanglessen als hun stem volgroeid is. Voordien kunnen ze zingen in een (kinder)koor. Wetenschappelijk onderzoek wees echter uit dat zanglessen al mogelijk zijn vanaf vijf jaar. Toch is een rockzanger vermoedelijk nog het minste geïnteresseerd in deze lessen. Rockers steken veel tijd in het beoefenen van een instrument maar gaan vaak volledig onvoorbereid zingen (Van Der Plas, 1997, p. 12). Zangers oefenen onbewust door mee te zingen met platen. Een goede stem denken ze heb je of heb je niet en daarom moet je er niet veel op oefenen. Dikwijls beginnen muzikanten ook te zingen omdat de groep een zanger zoekt en is ieder bandlid wel eens achter de micro beland. Ze worden zanger vanaf het moment dat ze in een groep spelen.
11
Jeroen vermeldt daarbij dat hij zijn stembanden ongetwijfeld schade aanbrengt. Tijs Vastesaeger vertelde me echter dat bijvoorbeeld Peter Evrard volledig geschoold screamt zodat de stembanden niet belast worden. Ook Michael beweert dat je net moet beletten dat je stem pijn doet door vanuit je buik te zingen. Dit doet Jeroen ook maar toch kan hij regelmatig na optredens niet meer spreken. Ook Enzo heeft moeite om zijn stem enkele shows na elkaar op hetzelfde pijl te houden. Zijn hoogste bereik vlakt dan af. In het geval van Jeroen en Enzo lijkt een minimum aan scholing wel aan te raden.
76
Ik zat op de speelplaats van de humaniora en ik was aan het zingen. Er kwamen twee jongens naar mij toe en die zeiden: “He gast, we zoeken een zanger, je moet eens afkomen.” Ik heb dat gedaan. (…) Die vonden dat ik een leuke stem had. (…) Oefen je zelf op zangtechniek? Ja, maar niet genoeg. Dat is meestal met gitaar en dan mijn stem wat los zingen maar ik ben daar heel onbewust, heel natuurlijk mee bezig. (Enzo Cloetens)
Enkel Stef heeft via zijn studie aan het conservatorium zijn stem geoefend maar benadrukt dat hij tijdens zijn lessen eerder op de interpretaties van nummers was gefixeerd dan op het technische aspect van het zingen. Stef zoekt eerder zichzelf dan het virtuoze in de nummers die hij zingt. Uiteindelijk besluit Jørgensen (2001, p. 235) dat hoe vroeger iemand begint, hoe meer kans dat hij succesvol wordt, maar dat er grote individuele verschillen zijn. Ook De Boodt (2006, z.p.) ondervindt dat een Vlaamse professionele muzikant gemiddeld vroeger begint dan een semi-professionele. Volgens deze onderzoekster beginnen klassiek geschoolde muzikanten ook eerder dan rockmuzikanten. Uit de resultaten van ons onderzoek kunnen we moeilijk sluitende resultaten geven vanwege de kleine steekproef. Toch valt op dat zelfs de niet-professionele muzikanten relatief vroeg beginnen, met uitzondering van Michael en Enzo12 die pas op 16 jaar begonnen met muziek spelen (zie tabel 2). Jørgensen ondervindt uit zijn studie dat klassiek geschoolde muzikanten pas gemiddeld met hun lessen beginnen op een leeftijd van 12,8 jaar. Voor instrumentalisten is de beginleeftijd ongeveer 11 jaar en voor zangers 14 jaar. In Jørgensen’s onderzoek wordt wel niet nagegaan of de muzikanten al muziek spelen voordat ze formele lessen namen. In tabel 2 zien we dat de rockers gemiddeld op tien jaar met lessen beginnen, zowel aan het deeltijds kunstonderwijs als aan alternatieve muziekscholen. Dit is opmerkelijk in vergelijking met het onderzoek van Jørgensen. Rockers lijken dus vroeger te beginnen met hun muzikale vorming dan klassieke muzikanten.
12
Enzo heeft als kind wel drie jaar bugel gespeeld in een fanfare. Binnen deze school kreeg hij ook lessen notenleer. Hij was die lessen helemaal vergeten en zegt ook dat hij er zich niets meer van herinnert. Later is hij autodidactisch beginnen te zingen. Hij is van plan binnenkort zijn stemtechniek bij te schaven door lessen te nemen. Omdat dit een speciale situatie is, is onderstaande tabel voor Enzo anders dan voor de andere muzikanten. Hoewel hij op ongeveer 10 jaar begonnen is met lessen te nemen, kunnen we toch zeggen dat hij ‘slechts’ 12 jaar ervaring heeft. Enzo heeft het gevoel dat zijn bugelstudie hem niet heeft geholpen bij zijn rockof zangcarrière.
77
Tabel 3. Beginleeftijd, beginleeftijd lessen, jaren ervaring en status. In jaren Naam
Beginleeftijd
Leeftijd nu
8 16 6 10 10 2 16 8 3
Beginleeftijd lessen 8 10 10 10 11 8 16 8 8
18 28 21 18 23 35 24 29 26
Jaren ervaring 9 12 11 8 12 33 8 22 23
Daan Enzo Frederik Jade Jeroen Kurt Michael Philip Stef Gemiddeld
8,7
9,8
24,6
15,3
Status Niet-pro Niet-Pro Niet-pro Niet-pro Niet-pro Pro Niet-pro Pro pro
Voor de professionele muzikanten is het markant dat twee op drie zeggen dat ze al heel vroeg bezig waren met muziek (zie tabel 3). Zowel Kurt als Stef vertellen dat ze altijd met muziek bezig waren. Het intensief muziekspelen kwam weliswaar pas wanneer ze zich inschreven aan de muziekschool. Niet-professionele muzikanten geven geen blijk van al zo vroeg bezig te zijn met muziek, hoewel Frederik zegt dat hij op zes jaar zijn broers ritmisch ondersteunde door op ijspotten te kloppen. Ijspotten vallen niet te vergelijken met een echt drumstel maar het zegt wel iets over de ritmische ingesteldheid van Frederik. Hij zegt dat hij nooit iets anders heeft gedaan. De Boodt (2006, z.p.) ondervindt ook bij haar onderzoek over het profiel van de Vlaamse popmuzikant dat professionele muzikanten significant vroeger beginnen dan nietprofessionelen.
Tabel 4. Beginleeftijd voor professionele en niet-professionele muzikanten. In jaren Pro's Niet Pro's
Aantal 3 6
Minimum 2 6
Maximum 7 16
Gemiddeld 4,3 11
De beginleeftijd mag ook niet overschat worden. In vorig hoofdstuk hadden we het over het belang van motivatie en in volgend hoofdstuk bekijken we wat bepaalde persoonlijke eigenschappen kunnen doen aan de prestatie van een muzikant. In verband met leeftijd is echter het aantal jaren expertise, het aantal jaren dat een muzikant al op een hoog niveau presteert, belangrijk. Volgens Ericsson, Krampe & Teschrömer zijn er vier stadia van
78
beginneling tot expert. Om tot het niveau van expertise te komen is er op zijn minst tien jaar studie nodig (Jørgensen, 2001, p. 235). Ten slotte is de intensiviteit van de studie en de hoeveelheid studie belangrijk. Volgens Jørgensen (2001, pp. 236-237) is het aantal jaren instrumentale ervaring belangrijk maar zijn het aantal uren die een muzikant wekelijks speelt en de doelgerichtheid, de deliberate practice tijdens het studeren, minstens even belangrijk. Hierin ligt het niveau verschil tussen muzikanten die evenveel jaren ervaring hebben maar toch op een verschillend niveau musiceren. Er is een groot concentratieverschil tussen rockmuzikanten tijdens hun rockstudie. Velen vinden het zelfs helemaal geen studie en spelen gewoon wat. Het verschil in concentratie wordt binnen ons onderzoek besproken onder volgend hoofdstuk dat handelt over persoonlijkheid (cfr. 4.3.2.2.). Wel wordt het aantal uren dat de respondenten spelen vermeld en het is opvallend wat het verschil is tussen de gepresteerde uren. Hieronder zijn enkele citaten van muzikanten die nooit écht hebben gestudeerd. Wekelijks zit ik wel achter mijn computer wat te schrijven of met mijn gitaar. Dat zal wel dagelijks gebeuren. Maar het is niet echt gedisciplineerd? Nee, dat niet. Het is wanneer het er is. (Jeroen Jullet)
Ik doe dat op kot niet zoveel maar thuis doe ik dat wel bijna elke dag. Dat is ook echt met periodes. (Jade Van Ussel)
Hoeveel uren ben je daar mee bezig per week? Gemiddeld één uur per dag. Ik ben daar niet elke dag mee bezig. Wij hebben twee repetities per week van twee uur en half. Soms zing ik heel bewust voor een optreden om mijn stem warm te zingen, maar ik zit soms thuis uren te klungelen en soms zing ik daarbij en soms niet. Maar daar echt bewust mee bezig met repetities bij, maar zeven uur. Maar als je het nummers schrijven en het pingelen meerekent, dan meer. (Enzo Cloetens)
Hiertegenover staan vijf rockers die wel degelijk een strak oefenschema hebben waarbij ze zichzelf verplichtingen opleggen: Hoeveel tijd was je er dan toen mee bezig? In die tijd was het thuiskomen [van school], direct een half uur à een uur gaan drummen, gaan werken [voor school], eten en dan terug spelen. Ik wou elke dag een uur à anderhalf uur spelen. In het weekend dan optreden en repeteren. Ik was daar echt wel fel mee bezig. Een beetje geobsedeerd zelfs als ik daaraan terug denk. (Frederik Meeuwis)
79
Wat is de gespendeerde tijd per week? Dat kan uiteindelijk nog veel zijn hoor. Ik denk een gemiddelde van 2 à 3 uur per dag, zonder dat lesgeven. Tijdens die klassieke studie wou ik 6 uur per dag spelen. (Philip Bruffaerts)
En hoeveel speel je, repeteren en thuis spelen? Laat ons zeggen dat je elke week wel één à twee repetities hebt waar je dan ook een uur of vier mee bezig bent. Dat zijn 8 uur per week… (Kurt Lelièvre)
Hoeveel uren ben je echt aan het spelen? Per dag een uur of vijf - zes. Misschien twee of drie uur op school en de rest thuis. Kan je die twee – drie uur oefenen eens schetsen? Dat varieert van dag tot dag. Ik doe meestal eerst leesoefeningen. Ik heb van mijn leraar ‘reading text’ gekregen. Dat zijn ritmes die op verschillende manieren zijn uitgeschreven. Dat is een boek dat altijd ingewikkeldere ritmische structuren toont en ik moet dat van hem doen. Je wordt daar volgens hem ongelofelijk beter van om dan dingen op het zicht te gaan spelen. Ik begin meestal met een pagina of drie en dan doe ik trommelstudies. Een ander uur gewoon marimba spelen. Ik speel dan de moeilijke passages eruit totdat het lukt. (Daan Vounckx)
De meeste rockmuzikanten hebben dus een periode gekend van zeer intensieve studie. Dat peil blijft meestal niet behouden en muzikanten vallen bij het spelen in rockgroepen terug op de techniek en kennis van die periode. Ze hebben geen topniveau nodig om een rocksong te kunnen brengen.
4.3.2.2.
Persoonlijkheid
Onderzoek doen over de persoonlijkheden is moeilijk want er zijn oneindig veel factoren die bepalen wie iemand is. Zoals eerder vermeld zegt Cattell dat de leercapaciteit van de muzikant belangrijk is. Uit een interview van ongeveer één à twee uur, is het niet mogelijk om de capaciteiten van mensen in te schatten. Kurt sprak wel over zijn fotografisch geheugen en over de moeite die hij had om melodieën te onthouden. Zijn melodische capaciteiten zijn dus eerder beperkt, maar dit heeft hem niet gehinderd in zijn loopbaan als drummer. Frederik zegt dat hij een aanleg heeft om een instrument te leren spelen. In het algemeen zou men kunnen vermoeden dat de leercapaciteit van rockmuzikanten vrij hoog ligt omdat er heel vaak beroep wordt gedaan op hun geheugen. Vermits rocksongs zelden worden genoteerd slagen de muzikanten de informatie in hun hersenen op. Volgens
80
Steven Johnson (2005) is het verwerken van complexe boodschappen echter wat mensen intelligenter maakt. Artiesten die complexe muziek maken zouden dan een hogere leercapaciteit hebben. Daarnaast gebruiken ze een andere manier leren, gebaseerd op een soort feeling (Green, 2001, pp. 32-34). Michael vertelt: Die nummers heb je dus vanbuiten geleerd? Ja. En de allereerste nummers die je hebt gespeeld in een groep, die ken je ook nog? Ja. Op het gehoor onthoud ik ze, minder melodisch en meer ritmisch. Je weet het gewoon. Je voelt het fysiek aan. (Michael Liekens)
Een andere reden die kan verklaren waarom rockmuzikanten zo goed onthouden is dat ze thuis vaak nummers van hun groep spelen. De partijen worden een automatisme. Bas was eigenlijk puur praktijk. Gewoon die lijnen spelen. Ik heb enkel dáár op geoefend. Mijn ene broer speelde dan gitaar en mijn andere bas dus die hebben mij wel veel geholpen. Maar vraag mij niet om iets te spelen op bas wat ik niet ken. Als ik iets speel is het ofwel iets van The Sedan Vault, ofwel iets van op de radio dat ik eens heb gespeeld. Ik kan niet zomaar iets spelen. (Frederik Meeuwis)
Jullie studeren dat dan thuis in en op repetitie plakken jullie die aan elkaar? Ja. Het denkproces gebeurt wel meestal samen. Iemand zegt: “Deze rif heb ik gevonden” en de andere denkt: “Dan kan ik dat daar op doen.”. Eens we zo een idee hebben dan gaan we het thuis oefenen. Je verwacht van uw muzikanten dat ze daaraan werken? Ja. (Michael Liekens)
Het karakter van de muzikant is volgens Cattell eveneens belangrijk. Ook dit is niet volledig te achterhalen uit een ‘kort’ interview, maar toch zijn er duidelijk enkele persoonlijke eigenschappen die niet anders dan positief kunnen zijn voor het leren. In 4.3.1. werd al over intrinsieke motivatie gesproken, dus komen wij er niet op terug. Daarnaast viel het doorzettingsvermogen en het perfectionisme op van enkele artiesten. En speel je dan technische dingen? Dat kunnen technische dingen zijn. Als je juist een nieuw rifje hebt, dan speel je dat duizend keer opnieuw. Zelf gevonden rifjes? Ja. Dat is mijn probleem: ik vind soms rifjes die ik technisch niet kan spelen. Dan speel je dat opnieuw en opnieuw. Je werkt naar de rest toe. Dan kan je op repetitie zeggen: “Ik heb dat en dat gevonden.”. (Michael Liekens)
81
Muzikanten die hoger muziekonderwijs volgen, moeten doorzetten want leerkrachten verwachten veel inzet van hun studenten. Technische oefeningen en toonladders moeten dagenlang herhaald worden zodat de instrumentale techniek nooit meer een barrière kan zijn. Toch kon Stef met zijn leerkracht Sofie Verbruggen aan het conservatorium van Gent techniek voor een stuk links laten liggen. Ze oefenden op interpretatie van jazzstandards en andere stukken. Dit kwam doordat Stef niet echt geboeid is door het technische maar zich eerder aangetrokken voelt tot zangers en zangeressen die hun gevoel laten spreken. Stef kan goed een nummer met flair spelen maar kijkt al gauw naast de details. Dit heeft hem zeker niet beperkt in zijn professionele carrière. Langs de andere kant zijn Jeroen, Kurt en Jade misschien iets mindere doorzetters maar ze behalen toch een schappelijk niveau. Kurt is zelfs professioneel met muziek bezig maar kon toch niet door de studie van de melodische percussie-instrumenten heen bijten. Jade studeerde vooral gedisciplineerd wanneer ze ingangsexamens ging afleggen aan de rockacademie in Tilburg. Die studie was voornamelijk bedoeld om haar gehoor bij te schaven en duurde uiteindelijk slechts een maand. Nu doet Jade die oefeningen nog amper. Jeroen heeft nooit gestudeerd. Als hij gitaar is aan het spelen, komen er soms plots goede dingen naar boven en zo begint hij aan het nummer te werken. Echt intensief werken is het echter niet: Ik zit niet altijd te werken aan een nummer. Ofwel werkt het ofwel niet. Anders word ik er zot van. Dan laat ik dat even rusten. (…) De gedachten voor een nummer komen tijdens het spelen. Je speelt een paar dingen in en soms werkt het. Zo ontstaat een nummer. En ben je met toonladders en techniek bezig? Nooit mee bezig geweest. (Jeroen Jullet)
4.3.3.
Gedreven, ongedisciplineerd, autodidact
Uiteindelijk kunnen we besluiten dat muzikanten in hun rockstudie over het algemeen niet gedisciplineerd zijn maar wel gedurende bepaalde periodes gedreven en autodidactisch met een instrument omgaan. Geschoolde muzikanten gaan studeren als de school hen daartoe verplicht, vooral wanneer examens in het zicht zijn. Het spelen van rockmuziek verloopt volledig vrijblijvend en vanuit een intrinsieke motivatie, hoewel bandleden, ouders en lesgevers een grote druk leggen om een bepaald niveau te halen. Dankzij motivatie en steun kunnen de rockers toch een hoog niveau bereiken.
82
Beginleeftijd, jaren ervaring, intensiteit van de studie en leercapaciteit hebben allemaal een invloed op de student.
4.4.
Besluit
De formele opleidingen houden relatief weinig rekening met de rocker, zowel op vlak van genres die bespeeld worden als op vlak van werkwijze. Vandaar dat verwacht kan worden dat ze eerder autodidactisch hun eigen weg zoeken binnen het genre, wat originele vondsten kan genereren. De keerzijde van de medaille is dat een rockmuzikant bijna uitsluitend rock speelt, wat mogelijk de originaliteit inperkt. Er zijn andere interessante genres die rockers vaak niet kennen. Onderwijs kan muzikanten in contact brengen met minder gekende muziek. Philip en Stef hebben tijdens hun studie avant-garde stukken gespeeld, maar toch is dat niet echt bagage dat ze meenemen om te spelen in hun groepen. Vandaar dat we kunnen stellen dat als een rockmuzikant enkel naar rock luistert, dit niet speciaal voor artistieke inteelt moet zorgen. Hij kan binnen de regels van het muziekgenre creatief genoeg zijn. Daarbij is het volgens Green (2001, voorwoord) een bewuste keuze van de rockmuzikant om verstaanbare muziek te maken en dicht bij het publiek te blijven. Dit is ook duidelijk terug te vinden bij zangers die geen tekstuele inspiratie zoeken in poëzie maar zich in hun teksten laten leiden door hun dagdagelijkse leven. In het kader van lessen lijkt het dus beter als de formele lesgevers ook eens een kijkje gaan nemen bij de informele leermethodes van rockmuzikanten. Deze muzikanten hebben vaak een goede feeling, een groot improvisatievermogen en weten zeer creatief om te gaan met klanken. Anderzijds kan het voor niet-geschoolde rockers handig zijn als ze wat meer inzicht krijgen in de werking van muziek om minder tijd te verliezen bij de uitwerking van standaard rocksongs of om meteen de juiste toon te vinden bij een lied. Voor sommige screamers zou een minimum scholing verplicht moeten zijn om te beletten dat ze hun stem breken. De autodidacten kunnen het heel ver schoppen maar dit doen ze niet op eigen houtje. Ouders of familieleden zorgen voor steun en motivatie, voornamelijk als de muzikanten nog jong zijn. Later wordt die taak overgenomen door bandleden, die elkaar oppeppen en via competitie de motivatie stimuleren.
83
Tot slot heeft niet elke persoon dezelfde leervaardigheden en een gemotiveerde muzikant kan dus toch ter plaatse blijven trappelen. Een mogelijke oplossing om verder te geraken, is er vroeg mee te beginnen.
5. Songwriting
Het schrijven van liedjes is in populaire muziek zo belangrijk dat er een extra hoofdstuk wordt aan gewijd. Het wordt niet in vorig hoofdstuk besproken omdat het minder een vorm van kennis is maar eerder een uiting daarvan, gecombineerd met creativiteit en muzikale feeling. Muzikanten die klassieke, jazz, blues, folkmuziek en dergelijke spelen ‘coveren’ of interpreteren andermans werk regelmatig. Binnen de rockwereld worden covergroepen onderaan de creativiteitshiërarchie geplaatst (De Meyer & Trappeniers, 2003, p. 39). Ze worden minachtend bekeken in vergelijking met originele bands die waardevoller worden geacht. Waar in klassieke muziek één componist alle partijen schrijft van een werk, componeert een rockband vaak samen of geeft minstens ieder groepslid de invulling van zijn partij. Hierbij merken we dat groepen democratische structuren hebben waarin ieder een inbreng heeft. Er is een duidelijk onderscheid tussen de werkwijze van commerciële en originele bands. In de commerciële bands bestaan de songs al en verlopen repetities meestal gestructureerd. Ieder geeft zijn instrumentale invulling op basis van een akkoordenschema. Als er twistpunten zijn, wordt uiteindelijk beslist door een musical director (MD). Hoe verloopt een repetitie? Hoe langer hoe meer zijn er geschoolde muzikanten. Zij kunnen allemaal lezen. Dus ofwel maken ze snel thuis hun partituren van wat ze gaan spelen ofwel zijn er partituren. Dan kan dat heel snel gaan, heel efficiënt. Je speelt dat nummer door en dat is meestal goed na één of twee keer. (Philip Bruffaerts)
Daartegenover staan de repetities van de originele bands. Ze zijn veel arbeidsintensiever en de leden zoeken gezamenlijk naar een nummer. De ene groep werkt op basis van een uitgewerkt nummer van één bandlid, een andere groep plakt verschillende ideeën samen tot één coherent geheel en nog een andere groep creëert een nummer op basis van jamsessies (Green, 2001, pp. 79-81). Teksten worden ook vaak ter plekke door de zanger/es gezocht, soms op basis van
84
genoteerde losse ideeën zoals bij Jade, soms op basis van slagzinnen die de zanger toevallig tijdens het jammen zingt. Onze liedjes worden geschreven door onze gitarist. Ik moet dan eerst voelen of dat een positief of een negatief liedje is, of die melodie zo klinkt. Ik heb mijn ideeënboek, maar soms voel ik ook: ‘Daar moet dat op’, ook al heb ik daar nog niets van. Anders kijk ik welke ideeën daarbij passen. Maar die teksten die moeten echt wel kloppen. (Jade Van Ussel)
Hoe worden tekstuele ideeën gevormd? Meestal zing ik tijdens een repetitie dingen en dan denk je: “Met dat woordje kan ik wel iets doen”. Of je komt op een thema, je komt op een zin. Vanwaar komen die woorden dan? Vrije associatie zeker. Je bedenkt een aantal slogans die goed klinken. Rockmuziek gaat niet over… je hebt natuurlijk wel waanzinnige songwriters. Mijn houvast is iets dat goed klinkt en daar bouw ik de rest van mijn tekst rond. (Enzo Cloetens)
Stef geeft de samenvatting door zijn ‘creatieve’ groep Moiano te vergelijken met het commerciële project rond Idool-ster Natalia. Is er een verschil tussen een repetitie bij Natalia en bijvoorbeeld bij Moiano? Bij Moiano is dat Peter, de frontman, die alle nummers schrijft. Hij neemt dat mee naar de repetities en hij speelt dat voor. Wij zijn allemaal mannen die gemakkelijk kunnen spelen dus dan beginnen we dat op ons gevoel wat te spelen. En in die repetities, die daardoor heel lang duren, wordt er iets gecreëerd. Dat is dus meer creatief zijn. Bij Natalia is het eerder: “Hier zijn uw partituren, we repeteren die en die dag. Die dag is de première”. Dan ga je veel gerichter werken, meer zien dat alles afgeraakt en zien dat je alles weet. Je gaat soms wel eens zeggen: “Ik wil dat eens proberen”, maar toch minder. Dat gaat meer naspelen zijn. (Stef Caers))
Tot slot kunnen we poneren dat bij originele muzikanten, net zoals bij het leren van een instrument, het songschrijven geen bewust proces is. Een feeling, iets wat in de muzikanten opkomt is genoeg om samen een uitweg te zoeken en de impulsen te kanaliseren. Dat gebeurt door veel te repeteren, trail and error en vervolgens te onthouden wat goed klinkt. De rockers zoeken minder een theoretische uitleg achter een melodie of een opeenvolging van akkoorden. Hierdoor kan het schrijven van liedjes zeer lang duren. Vanwaar creativiteit dan precies komt, is een boeiende vraag die de geïnterviewden niet konden beantwoorden. Sullivan & Willingham (2002, z.p.) beweren dat creativiteit zich enkel kan ontplooien tussen vakmanschap en verbeelding. Het lijkt echter dat de meest onconventionele partijen worden gemaakt door de muzikanten die de minste instrumentale techniek bezitten. Frederik kan amper bas maar haalt er wel fascinerende lijnen uit. Jeroen 85
schreeuwt zijn stem kapot. Enzo haalt de hoge noten moeilijk zonder zijn stem te forceren maar die klank draagt bij tot de muziek.
86
ARE YOU EXPERIENCED? - Eigen ervaringen
Muziekles geven in het onofficiële circuit is geen gemakkelijke taak. De leraar of lerares komt namelijk in contact met heel verschillende personen, die zowel op muzikaal als op persoonlijk vlak andere achtergronden hebben13. Aan het deeltijds kunstonderwijs is dit waarschijnlijk anders omdat de jongeren al geselecteerd worden voor aanvang van de richting. De schoolse muziekacademie zorgt ervoor dat enkel gemotiveerde kinderen de opleiding beginnen en volhouden. Dit wil wel niet zeggen dat aan alternatieve muziekscholen enkel ongemotiveerde leerlingen zitten. Verdere informatie over motivatie is terug te vinden in het deel ‘Come together’, hoofdstuk 4.3.1. Een ander verschil tussen de alternatieve muziekscholen en het officiële onderwijs is het gebrek aan indeling. Aan het DKO moet op het einde van het jaar een bepaalde doelstelling bereikt worden en zo kan of moet de leerling telkens weer vooruitgang maken. Leraars aan het DKO zijn gebonden aan een minimum leerplan om ervoor te zorgen dat de vooruitgang er effectief komt. Poppunt (2006) noemt dit terecht verplichte groei. De functie van een examen mist zijn effect niet. Als de doelstellingen niet gehaald worden doet de leerling zijn jaar opnieuw, zodat hij weet waar hij staat en wat zijn niveau is. Toch moet er hier gewezen worden op de stress die kinderen hebben bij het afleggen van die examens en niet iedereen heeft dat er voor over. Zo was mijn allereerste ervaring met een leerling typerend. ‘Je gaat toch geen toetsen doen, he?’ vroeg ze gevreesd, toen ik zei dat haar basistechniek beter moest.
Momenteel wordt er in het jeugdmuziekatelier (JMA) van Tildonk, waarover volgend hoofdstuk gaat, sterk gedacht aan een invoering van een strikter beoordelingssysteem, hoewel dit de instapdrempel verhoogd. Gillis Winderickx, bestuurslid van het JMA verklaart: Er zijn wel vijf jaren notenleer maar vermits niemand gebuisd kan worden, kan een leerling op één jaar evenveel leren als een andere op 3 jaar. Een leerling weet dus ook niet hoe goed hij is op het einde van het jaar omdat hij geen examens heeft. (Gillis Winderickx)
De alternatieve opleidingen zitten dus qua filosofie in een moeilijk schuitje omdat ze niet dezelfde piste volgen als het DKO want leerlingen komen juist naar de alternatieve scholen om niet te formeel les te krijgen. Anderzijds is er het besef dat het heel moeilijk is om muziek aan te leren zonder enige vorm van theoretische basis. Misschien zien leerlingen niet zoveel graten in het aanleren van muziek op een alternatieve manier maar voor leraars aan
13
Cultuurparticipatie is volgens De Boodt (2006, z.p.) terug te voeren tot sociale klasse
87
alternatieve scholen is dit vaak wel een hele opgave. Zij hebben vaak een formele scholing genoten en hebben moeite met de informele lessen. In het volgende hoofdstuk wordt kort uitgelegd hoe het muziekatelier ‘De notenboom’ in Tildonk georganiseerd is, waar de problemen zich bevinden bij het zoeken naar een alternatieve aanpak en hoe de elektrische gitaarlessen, die ik aan het jeugdmuziekatelier geef, eruit zien. Er valt nog te bemerken dat in volgend hoofdstuk weinig gezegd kan worden over de werking van andere jeugdmuziekateliers of over andere leerlingen elektrische gitaar. Toch valt te vermoeden dat sommige problemen ook aanwezig zullen zijn in andere JMA’s. Misschien hebben zij wel andere oplossingen dan diegenen die ze in de school in Tildonk hebben gevonden.
1. Organisatie JMA De Notenboom
Hoewel het deeltijds kunstonderwijs goedkoper is en gediplomeerde leerkrachten aanbiedt, wordt niet steeds gekozen voor deze onderwijsinstelling. Vaak worden kinderen afgeschrikt door het inleidende jaar notenleer, de formele aanpak of de focus op klassieke muziek. Een alternatief is lessen te gaan volgen bij het jeugdmuziekatelier de Notenboom in Tildonk. Eén van de redenen om te kiezen voor de alternatieve muziekschool is dat het korter bij de woonplaats ligt. Op 12 kilometer van Tildonk, een hele afstand voor kinderen, ligt de muziekacademie van Leuven. De omgeving is wel bezaaid met organisaties die muzieklessen geven. In Herent, Bonheiden en Kampenhout zijn er jeugdmuziekateliers. In Wakkerzeel is er een fanfare die notenleer geeft en in Haacht zijn er twee harmonieën die ook lessen geven (Winderickx, 06.04.2007). De muziekscholen uit de HAFABRA-wereld, de harmonieën, fanfares en brassbands, richten lessen in vanuit de behoefte om genoeg jonge muzikanten in het orkest te kunnen laten spelen. Hun lessenpakket heeft niet de bedoeling om een alternatief te bieden voor het DKO, maar is vooral praktisch gericht op het inzetten van de jongeren in de fanfare, harmonie of brassband (Thiers, 2006, pp.152-153).
Ondanks de grote dichtheid van educatiecentra binnen de omgeving is er geen samenwerking tussen de scholen. Ze hebben allen hun eigen publiek. Zo komt ongeveer 80% van de leerlingen van het JMA uit Tildonk zelf en 10% uit de aanpalende gemeente Wespelaar. De school bestaat 22 jaar en telt in het totaal 120 tot 140 leerlingen. Daarvoor zijn
88
er 15 leerkrachten en sinds vorig jaar 6 bestuursleden, die onbezoldigd werken. De jaren daarvoor moest het atelier het meestal stellen met slechts twee tot drie kernleden. Op het vlak van de financiën kreeg het jeugdmuziekatelier vorig jaar €12.870 uit inschrijvingsgelden, €1285 uit activiteiten en €315 subsidie van de gemeente. Vermits er les wordt gegeven in de gebouwen van de gemeente moet het jeugdmuziekatelier jaarlijks ongeveer €2.030 huur aan de gemeente betalen. Daarbij moet de school nog zijn leraars betalen. Dit kwam in het jaar 2005-2006 neer op €9.260. Uiteindelijk haalt het JMA hieruit een positief cijfer van €3180. Van dat geld moeten de verzekeringen en administratiekosten betaald worden, alsook de verfraaiing van de lokalen en het onderhoud van instrumenten en de randanimatie rond de klasconcertjes. Het is ooit voorgekomen dat de school op het einde van het jaar met een negatieve balans zat en dat de bestuursleden het tekort op de balans als overbruggingskrediet voorschoten, aangezien een feitelijke vereniging op haar bankrekening niet in het rood kan gaan. Dergelijke problemen kunnen vermeden worden als de feitelijke vereniging overgaat naar een vzw. Dat is het JMA momenteel van plan te doen. De feitelijke vereniging heeft voornamelijk problemen bij het zoeken naar leerkrachten. Enerzijds wil de school goed onderwijs bieden en door goed opgeleide leerkrachten in dienst nemen. Anderzijds is de vergoeding voor de leerkrachten - omwille van hun vrijwilligersstatuut - wettelijk beperkt. Er kan enkel een onkostenvergoeding betaald worden. Die bedragen zijn geplafonneerd op €27,92 per dag en €1.116 per jaar. Hierdoor worden vaak studenten van het Lemmensinstituut gevraagd, die wel heel wat muziekkennis hebben maar de job eerder zien als een bijverdienste en als praktijkervaring in het muziekonderwijs. Afgestudeerde lemmensstudenten zijn niet geneigd te blijven vermits ze gemakkelijk aan een officiële en beter betaalde muziekschool kunnen lesgeven. Hierdoor is er weinig continuïteit in de leerkrachten en bijgevolg in de leerstof. Daarbij zijn de leraars zeer vrij in de didactiek van de stof. Dit zorgt ervoor dat bijna elk jaar de leerlingen geconfronteerd worden met een andere aanpak en leraar. Dat kan uitval veroorzaken. De overstap naar een vzw brengt een wettelijk kader binnen de vereniging. Hierdoor krijgt het atelier een professioneler uiterlijk en kan het betere leraars aantrekken, waardoor weer meer leerlingen worden aangetrokken. Verder zorgt de overgang ervoor dat er wettelijke druk is om het papierwerk af te werken. Dit maakt dat minder dossiers links kunnen worden gelaten. Op financieel vlak is ‘De Notenboom’ nog op zoek naar een subsidie voor het jaar 2007-2008. Het JMA hoopt die te vinden bij de provincie maar de bestuursleden die vroeger de contacten en de kennis hadden omtrent deze materie zijn enkele jaren geleden gestopt. 89
Anderen zullen nu een weg moeten zoeken binnen de wereld van de subsidies. Ook binnen het bestuur is er dus een continuïteitsprobleem. Het JMA werkt momenteel onder de paraplu van Musicerende Jeugd (Winderickx, 2007). Zij halen hun inspiratie uit de leer van de muziekpedagogen Orff en Kodàly (Musicerende jeugd vzw, 2006, z.p.). Maar de muziekschool uit Tildonk is al enkele jaren geen lid meer. Wel blijft de filosofie parallel lopen. Zo wordt er gewerkt met Orff-instrumenten en wordt notenleer en muziek spelen sterk verweven in de notenleerlessen (Winderickx, 2007). Toch hangt, net zoals aan het deeltijds kunstonderwijs, zeer veel af van de lesgevers aan het muziekatelier. Zij bepalen namelijk zelf hoe ze de lessen aanpakken. Er wordt wel gevraagd dat de monitoren rekening houden met de individuele capaciteiten van de leerlingen. Enkel voor de lessen notenleer is sinds vorig jaar opnieuw een handboekenreeks overeengekomen dat gebruikt moet worden door alle leerkrachten van de vijf notenleerklassen om toch enige continuïteit in het lessenpakket te verzekeren. Dit was de voorbije jaren, gezien het beperkte bestuur zonder muziekpedagoog, overgelaten aan de lesgevers zelf, met als gevolg dat het gebruikte leerboek mee veranderde met de leerkracht. Voor de instrumentlessen liggen de verwachtingen van het bestuur binnen de filosofie van het JMA (zie volgende paragraaf) en er is geen controle op de gegeven stof. Er wordt vertrouwd op de inventiviteit en het talent van de leerkracht om de verwachtingen van de leerlingen in te vullen.
2. Problemen met de filosofie
Zoals eerder vermeld is het grootste dilemma waar alternatieve muziekscholen mee te kampen hebben, dat ze verplichte groei via toetsingen en examens afzweren maar dat geweten is dat niemand een goed muzikant kan worden zonder regelmatige training en aansporing. Uit interviews met onder andere Daan, Frederik en Kurt blijkt namelijk dat toetsingen en strenge aansporingen om te oefenen motiverend werken. Hoewel dit voor enkelen het geval zal zijn, kan men er niet van uit gaan dat elk kind er zo over denkt. Het JMA wil dus een lage drempel stellen voor kinderen, jongeren en volwassenen in het kader van vrijetijdsbesteding. Het wil zoveel mogelijk rekening houden met de individuele mogelijkheden van de leerlingen (Jeugdmuziekatelier de Notenboom, 05.02.2007, p.7). Muziek leren en spelen zijn voortdurend met elkaar verweven in de lessen. Het JMA heeft niet de ambitie een muziekschool of muziekacademie te zijn. Als door het JMA
90
leerlingen muziekbeleving op hun maat vinden en sommigen de weg naar muziekschool of muziekacademie vinden, zijn onze doelstellingen bereikt. (JMA, 05.02.2007)
Onderzoeker Indra De Keyser komt bij haar vergelijking tussen de muziekacademie en het jeugdmuziekatelier tot de conclusie dat beide naar elkaar zijn toegegroeid. Het DKO is niet meer zo elitair en er wordt aandacht besteed aan speelvreugde en repertoirekeuze. De JMA’s hebben langs hun kant veel werkmethoden overgenomen van het DKO, vooral omdat de leerkrachten vaak aan dezelfde muziekscholen zijn gevormd (Thiers, 2006, pp. 148-149). De jeugdmuziekateliers hadden, in de tijd dat ze opgericht werden, een troef in handen vanwege de stroefheid van de kunstacademies, maar nu hinken ze achter op de kunstacademies. Deze laatste gaan meer en meer op zoek naar vernieuwing (Thiers, 2006, p. 149). De JMA’s hebben noch de infrastructuur, noch de financiële middelen om echt te kunnen concurreren met het DKO. Daarom vermijden ze de vergelijking met het DKO en leggen de nadruk op het speelplezier. Dit is een geslaagde differentiatie van de alternatieve muziekscholen. Toch zou men zich kunnen afvragen of een leerling wel degelijk speelplezier beleeft als hij niets leert en steeds op eenzelfde niveau blijft hangen. Nog meer frustrerend voor een gemotiveerde leerling is als hij wel wil leren maar tegengehouden wordt door een klas die geen verplichtingen heeft omdat de leerlingen toch naar een volgend jaar overgaan. Zo getuigt Gillis dat tijdens de les notenleer het wel eens de spuigaten uitliep, zonder enige sanctie voor de leerlingen. Wel werden de betreffende leraren op het einde van het schooljaar ontslagen uit hun opdracht. Frederik, die aan het jeugdmuziekatelier van Sterrebeek les volgde, klaagde ook over het niveau van de notenleerlessen: Ik weet niet wat we daar deden. Stomme dingen. Niemand was echt gemotiveerd om dat te leren. Die leerkracht zag dat ook wel in. Bart [drumleraar] moest mij nog heel veel uitleggen. (Frederik Meeuwis)
Toch kan men de lessen notenleer niet zomaar laten vallen aangezien ze de ruggengraat van ‘De notenboom’ vormen. Muzikaal begrip via theoretische lessen en praktische technieken via instrumentlessen zijn de peilers van ieder muziekonderwijs (Cavalieri Franca e Silva, z.d.). Voor de elektrische instrumenten bas en gitaar is notenleer, het muzikale begrijpen, niet verplicht. Er wordt verwacht dat een leerling de instrumenten ook kan aanleren aan de hand van tablaturen (zie ‘Come together’, hoofdstuk 4.2.1.). Het bestuur beseft dat dit een zwak punt is in het onderwijs.
91
3. Bevindingen voor elektrische gitaar
3.1.
Muzikaal begrip
Nadat ik twintig lessen van gemiddeld drie uur aan beginnende gitaristen tussen 11 en 17 jaar heb gegeven, heb ik mij een idee kunnen vormen over de manier waarop een gitaarles er zou moeten uitzien. Aangezien voorkennis zo goed als onbestaande is (sommige leerlingen hebben enkele jaren notenleer gevolgd) geef ik een inleiding op het gitaarspelen. Maar ook de leerlingen die notenleer hebben gevolgd, zijn beginners. Ze leggen geen verband tussen de theorie en de praktijk. Sommigen hebben dus wel kennis van noten en hun volgorde in een toonladder maar kunnen die niet spelen op gitaar. Meer nog: ze weten niet hoe ze eraan moeten beginnen. Concreet betekende dit dat de greep van een C-akkoord door enkele leerlingen gekend was maar ze niet begrepen dat dit de drieklank op do was. Mijn uitleg over de opbouw van een akkoord dat slechts bestaat uit drie noten (tonica – terts – kwint) werd niet echt begrepen. ‘Ik slaag toch vijf snaren aan, dus ik speel toch vijf verschillende noten?’ Hieruit kunnen we afleiden dat de leerling een minimale muziekkennis moet hebben opdat de leerkracht zinvol les kan geven. Uiteindelijk kan iedereen een muziekinstrument leren bespelen. Muzikaliteit gaat echter verder dan het technische aspect. Een leerling kan dit muzikale aspect zelf verwerven door beluistering van muziek maar dan moet hij al kunnen audiëren (zie ‘Come together’, hoofdstuk 4.2.1.). Dit wordt best aangeleerd vóór er begonnen wordt aan een instrument.
3.2.
Instrumentale techniek
De jongeren menen dat hun techniek goed is als er ‘klank’ uit hun instrument komt. Reflectie op de eigen houding lijkt zo goed als afwezig te zijn. De saaiere maar zeer handige technische vingeroefeningen die ik soms tracht op te leggen worden meestal niet geoefend en leerlingen blijven dezelfde fouten maken. Het is duidelijk dat jongeren nummers willen spelen die ze horen op de radio, op cd’s of op hun computer. Meestal zijn deze partijen te hoog gegrepen voor hun vaardigheden en moet ik hen teleurstellen. Dit is het dilemma van de volledige vraaggestuurdheid van de lessen. De jongeren gaan ervan uit dat de leraar hen wel een nummer kan aanleren en deze wil wel 92
toegeven omdat dat motiverend werkt. Zonder technische basis heeft het echter weinig zin om een moeilijk nummer aan te leren. Wel kunnen via gemakkelijke (populaire) nummers technieken geoefend worden. Het oefenen gebeurt bij de meeste leerlingen echter te weinig. Een les duurt slechts 20 minuten. Die tijd wordt meestal gebruikt om oefeningen tegen de komende week op te leggen of om stukken te demonstreren aangezien notatie in lessen niet zo vaak gebruikt wordt. De leerlingen oefenen tijdens de les dus amper. Thuis vinden de meeste gitaristen bovendien niet de tijd om enkele minuten per dag hun instrument vast te pakken. Dit komt mogelijk door de ZAPP-mentaliteit. De Schipper (2003) gebruikt deze term voor de mentaliteit van jongeren die op korte tijd veel informatie willen opnemen die tot snelle psychische en emotionele bevrediging leidt. Het is logisch dat sommige muzikanten met deze mentaliteit afhaken als ze
niet meteen resultaat behalen. Natuurlijk zijn er enkele uiterst gemotiveerde leerlingen. Zij spelen vaak de (te) moeilijke nummers thuis. Dit is vanzelfsprekend positief. De lat wordt hoog gelegd. De wijze waarop de songs worden aangeleerd is echter problematisch. Via zelfstudie, met behulp van tablaturen en met weinig reflectie leren de muzikanten de stukken aan. Hoewel er functionele computerprogramma’s bestaan voor tablaturen (zie ‘Come together’, hoofdstuk 4.2.1.), blijven veel leerlingen vertrouwen op tabs van websites. Die vertonen drie problemen; ten eerste bevatten ze vaak fouten want eender wie kan zijn versie via het internet uploaden. Ten tweede heeft deze notatiewijze geen ritme geïntegreerd. Ten slotte en veruit het ergste: de leerlingen staan niet kritisch tegenover de notatie. Ze leggen weinig linken met de plaat en horen de verschillen niet. Dit komt ongetwijfeld door het gebrek aan melodische en ritmische kennis en feeling. Hiermee komen we terug bij vorig deel, waar werd gezegd dat men geen goede muzikant kan worden zonder te kunnen luisteren.
3.3.
JMA tegenover onderzoek
De voorgaande bevindingen staan pal tegenover het onderzoek van Green (2005). Zij zegt dat kinderen door natuurlijke leerprocessen heel veel gaan leren. In die visie dient een leraar enkel om de muzikanten te sturen. Het grootste deel zouden ze autodidactisch kunnen aanleren door het spelen van hun geliefde muziek samen met de cd of met vrienden. Bij de leerlingen elektrische gitaar aan het JMA te Tildonk schijnt dit niet te lukken.
93
Volgens Green (2001) onderscheidt een populaire muzikant zich van een klassieke muzikant doordat de ene vooral luistert en de andere vooral leest. Mijns inziens lezen de jonge gitaristen evenveel tablaturen als een klassieke muzikant noten. Het verschil is echter dat het notenschrift een veel duidelijkere notatiewijze is dan het tablatuurschrift. Hierdoor kan een klassieke muzikant een geslaagde interpretatie geven van een muziekstuk zonder het te begrijpen of op zicht. De onderzoekers Creech & Hallam en Davidson e.a. wezen op het belang van een interactie tussen leraar en ouders (zie ‘Come together’, hoofdstuk 4.3.1.1.). Uit eigen ervaring heb ik een duidelijk verschil gemerkt tussen een les waar een ouder wel of niet bijzat. Het gebeurt wel uiterst zelden dat een ouder meekomt in het lokaal maar voor de concentratie van de leerling betekent dat wel een groot verschil. Een leerling luistert meestal weinig geconcentreerd naar wat en hoe ik iets speel. In het bijzijn van een ouder is hij aandachtiger. Ik stel daarom voor dat ouders binnenkomen maar dat gebeurt zelden. De ouders van de leerlingen zitten meestal twintig minuten in de auto te wachten terwijl hun zoon of dochter les krijgt. Erg comfortabel zouden de ouders wel niet zitten in de oefenruimte. Het lokaaltje waarin elektrische gitaar wordt gegeven, is eigenlijk een omgebouwde opbergruimte. De infrastructuur van het jeugdmuziekatelier heeft nergens een centrale plaats waar leerlingen of ouders voor of na de les elkaar kunnen ontmoeten. Dit kan echter wel nuttig zijn omdat door te praten, de muzieklessen niet enkel een activiteit van de kinderen zijn, maar ook ouders zich betrokken gaan voelen. Dit kan vervolgens goede ouder-kind communicatie én ouderleerkracht communicatie stimuleren. Het belang hiervan werd geduid in ‘Come together’, hoofdstuk 4.3.1.1. Ook aan leerlingen heb ik voorgesteld om twintig minuten vroeger te komen zodat ze hun voorganger kunnen horen spelen zodat ze wekelijks wat langer bezig zijn met instrumentlessen. Aan het DKO is dat ook de regel. Het nut van luisteren en kijken naar andere gitaristen is heel leerzaam, zoals in ‘Come together’ hoofdstuk 4.2.2. en 4.2.3 werd aangetoond. De enkele keren dat studenten door vergissingen in het uurrooster, tegelijk in het klaslokaal zaten, waren niet echt een succes te noemen. In plaats van te luisteren, lazen sommigen een boekje of gingen ze wandelen. De keren dat er werd besloten om samen te spelen, was het eerder zo dat de studenten aan elkaar lieten zien wat ze al konden dan dat ze een poging deden om een muzikaal nummer te produceren. Ik pleit wel niet voor groepslessen. De beste resultaten worden voor muziekstudenten bekomen via een één-op-één interactie met de leerkracht. Toch is waarschijnlijk een 94
combinatie van groeps- en privélessen het leerzaamste (Davidson, e.a. 1998, p. 157). Vermits instrumentlessen aan het jeugdmuziekatelier van Tildonk slechts 20 minuten duren, kan er eens nagedacht worden hoe die tijd verlengd kan worden en dan lijkt het bijwonen van elkaars lessen nog het efficiëntste.
4. Aanbevelingen
Een leraar aan een jeugdmuziekatelier moet het moeilijke evenwicht vinden tussen de vraaggerichtheid van de lessen en formele (technische) oefeningen. Het eerste wordt door de leerlingen gevraagd, het tweede brengt beginnende muzikanten een vocabulaire bij die nodig is om de muzikale taal te spreken. Zolang de basistechniek niet aanwezig is, kan een leerling niet vooruit komen. Ideaal voor de leerlingen is de techniek proberen te verkrijgen via populaire en bekende nummers. ‘Sweet home Alabama’ kan zo de plectrumtechniek bijschaven, ‘House of the rising sun’ kan akkoorden met bindnoten aanleren of ‘Enter sandman’ kan gitaristen palm mute aanleren. Het muziekatelier zou een forum of website kunnen voorzien om dergelijke nummers onder de leerkrachten te kunnen delen. Zo wordt dubbelwerk vermeden. Twintig minuten les per week is weinig, zeker als de elektrische (bas)gitaristen geen verplichte lessen notenleer krijgen. Vanuit de school zou er naar oplossingen gezocht kunnen worden om op bepaalde tijdstippen eens een groepsles te geven. Hiervoor moet wel een bepaalde gradatie worden gemaakt tussen de leerlingen om op éénzelfde niveau les te kunnen geven. Om de lessen nog minder monotoon te maken, kan ook eens gedacht worden over masterclasses of workshops. Mills & Smith (2003, p. 16) tonen aan dat zo een les vaak een sterke indruk nalaat op leerlingen. Eventueel zou er per trimester een gelegenheid gecreëerd kunnen worden waar informeel wordt lesgegeven voor een grotere groep door een docent van buiten de school. Een bijkomend voordeel is dat iedereen daarvoor kan samenkomen. In het geval van het JMA van Tildonk is de anonimiteit van leraren én leerlingen een probleem vanwege de beperkte infrastructuur. Noch de leraars, noch de leerlingen kennen elkaar. Tot slot moet er de nadruk worden gelegd op het muzikaal luisteren, dat zo belangrijk is voor beginnende muzikanten. Dit kan eventueel aangeleerd worden in lessen notenleer, maar ook instrumentlessen zijn daarvoor geschikt. Leerlingen moeten gewoon worden aan de klank van hún instrument en minder aan de klank van de neutrale piano in de notenleer lessen. 95
Formele dictees zoals het onderscheiden van mineur en majeur akkoorden, zijn daarvoor handig. Maar ook informele, play-along oefeningen zijn geschikt. Volgens Green (2001) is dit de voornaamste leermethode van rockmuzikanten. Net daarom moet deze leermethode ook binnen het klaslokaal begeleid kunnen worden. Herhaaldelijke fouten kunnen zo vermeden worden.
96
The final countdown - Besluit
In deze studie werd via kwalitatieve interviews bestudeerd hoe negen muzikanten het rockgenre leren. Zij werden via een begrensde sneeuwbalsteekproef geselecteerd. Het oorspronkelijk plan was om de artiesten in te delen volgens amateur, semi-professionele en professionele muzikant. Deze indeling volgens Hutchison en Feist bleek echter ongeschikt. Daardoor leek zowel de tweedeling commerciële/originele- als professionele/nietprofessionele muzikant nuttig. De resultaten werden gekoppeld aan de literatuur uit dit onderzoeksveld. Vaak werd gewerkt met bronnen die niet specifiek afkomstig waren uit onderzoek naar rockeducatie. Specifieke onderzoeken over populaire muziek, zoals dat van Lucy Green of dat van Jolien De Boodt, bleken handig.
1. We don’t need no education
Rockmuzikanten hebben minder technische vaardigheden en theoretische achtergrond dan klassieke- of jazzmuzikanten. Vanzelfsprekend zijn er ook wel muzikale virtuozen binnen het rockgenre. Virtuositeit is echter geen vereiste voor het rockgenre aangezien muzikanten zonder scholing regelmatig op een podium staan. Een rockmuzikant heeft wél oefening nodig. De muzikant bereikt enkel en alleen iets door hard te werken en te studeren. Daarbij staat de informele leermethode centraal. Dit wil zeggen dat rockers tegenover klassiek geschoolde muzikanten stukken leren zonder notatie: ze leren onbewust, individueel en autodidactisch door mee te spelen met en aandachtig te luisteren naar hun lievelingsplaten. De rocker specialiseert zich in één stijl die hij zich eigen maakt. Muzikanten met weinig achtergrond kunnen er toch komen, maar dan eerder door creatief hun eigen weg te zoeken. Verder wordt geleerd door in het repetitiekot liedjes te produceren. In de democratische groepsstructuren heeft ieder zijn inbreng door de eigen partijen te zoeken, eventueel gebaseerd op een bestaand, gememoriseerd akkoordenschema. De vondsten worden echter telkens onderworpen aan het kritische oor van de groepsleden. De band stuurt zichzelf bij en zoekt zo naar een afgewerkt nummer waarin elke muzikant zijn rol speelt. Zowel professionele als niet-professionele muzikanten komen via individuele en gemeenschappelijke studie tot een praktische kennis van het genre. 97
Formele kennis wordt belangrijk wanneer, zoals De Boodt al besloot, een populaire muzikant in Vlaanderen voltijds met muziek wil bezig zijn. De professionele instrumentalisten behalen minimaal een diploma aan het deeltijds kunstonderwijs, waardoor zij notenschrift en muzikaliteit beheersen. Op die manier kunnen geschoolde muzikanten zich gemakkelijk aanpassen aan verschillende genres en stijlen, zowel binnen de rockmuziek als daarbuiten. Door de flexibiliteit kunnen ze verschillende jobs aannemen. Die zijn vaak artistiek en muzikaal minder interessant maar ze zorgen wel voor een inkomen. Professionele vocalisten zijn op dit vlak een uitzondering. Zij zijn vaak theoretisch minder of ongeschoold. Ook niet-professionele zangers hebben weinig formele kennis. Zij gebruiken hun stem om gevoelens op natuurlijke wijze over te brengen. Stemtraining en uitbreiding van het stembereik is geen bezigheid van autodidacten. Indien een stem verbetert, komt dit door ervaring. Het tekstschrijven hebben zangers meestal wel in handen maar die activiteit beperkt zich vaak tot het repetitiekot. Vlaanderen telt steeds meer muziekopleidingen die hun stek vinden naast het deeltijds kunstonderwijs. Die opleidingen zijn over het algemeen meer vraaggestuurd. Toch evolueert ook het traditionele kunstonderwijs mee met de eisen van de markt. Muziekacademies worden minder streng en meer flexibel. Het schoolse van het deeltijds kunstonderwijs zien rockers niet als een barrière. Dit is tegen de verwachting van Green en Vlaams onderzoek in. Docenten motiveren de leerlingen niet enkel door klassieke composities aan te brengen maar ook door aandacht te hebben voor het populaire repertoire. Voornamelijk drummers schijnen hun lessen gemakkelijk te kunnen manipuleren. Wel blijven de leermethodes in het DKO gebaseerd op notatie. Rockmuzikanten volgen meestal een bepaalde tijd lessen. Hoewel ze het nut erkennen van de opleiding, stoppen ze om een eigen pad te verkennen of omdat de lessen tegenvallen. Origineel zijn en formeel onderricht genieten blijkt voor de artiesten een contradictie. Onderwijs wordt erkend als nuttig voor de techniek maar de ervaringen in groep worden minstens even waardevol geacht. Het is niet de bedoeling van dit onderzoek bepaalde muziekscholen of -ateliers met de vingers te wijzen. Minder ‘goede’ scholen kunnen geschikt zijn voor studenten want zij kunnen altijd terecht komen bij een goede leerkracht die hen muzikaliteit bijleert. Veel hangt af van de motiverende samenwerking tussen leerling, leerkracht en ouders. Toch vielen minpunten over bepaalde cursussen op. Lessen notenleer aan niet-officieel kunstonderwijs blijken zwak te worden gegeven. De band tussen theorie en praktijk zou door leraars vooral dáár duidelijker aangehaald moeten worden. Ook aan het deeltijds 98
kunstonderwijs is het inleidende jaar notenleer abstract voor jonge kinderen. Zonder steun van de ouders zal een aantal kinderen vroegtijdig opgeven, zelfs al hebben ze talent. In scholen moet de didactiek van rockleraars meer aangepast worden aan de leermethoden van de leerlingen. Vermits rockmuzikanten informeel en praktijkgericht leren, is aan te raden dat deze muzikanten voornamelijk praktische en weinig theoretische les krijgen. Lessen moeten dus gericht zijn op het spelen van songs, zonder technische oefeningen. Hoewel een theoretische les nooit de band met de praktijk mag verliezen, is formele kennis handig. Binnen bands kan er tijd bespaard worden bij het produceren van nummers. Deze zijn namelijk regelmatig gebaseerd op logische formules. Kennis van notatie kan repetities ook geordend en snel laten verlopen. Lessen zouden anderzijds leerlingen in contact moeten brengen met genres en partijen waar ze anders niet mee in contact zouden komen. Dit kan ervoor zorgen dat het rockgenre verder evolueert. Tot slot zijn er nog een aantal factoren die bijdragen tot de succesvolle toekomst van de muzikant. Intrinsieke en vooral extrinsieke motivatie zijn belangrijk. Een muzikaal gezin stimuleert kinderen om een instrument aan te vatten. Ook bandleden of vrienden zorgen ervoor dat een rocker zin heeft om te oefenen. De beginleeftijd en de jaren ervaring hebben ook een invloed. Tenslotte kunnen persoonlijke factoren zoals de leercapaciteit en de persoonlijkheid bijdragen tot de kennis van een muzikant.
2. Another brick in the wall
Onderricht kan nooit kwaad want het musiceren kan efficiënter verlopen. Of kan onderwijs toch spontaniteit of originaliteit beknotten? Rock moet ‘vuil’ en ongeschoold klinken maar ook origineel. Die originaliteit kunnen lesgevers formeel aanleren indien ze de leerling met verschillende genres in contact laten komen. Leraar en student gaan samen op zoek naar muzikale verlangens waarbij leraars moeten durven leren van hun leerlingen. Zo zou begeleiding bij het schrijven van songs in bands zijn nut kunnen bewijzen. Het is echter interessant om te zien dat autodidacten vaak origineler uit de hoek komen dan geschoolde muzikanten, al was het maar door hun extreem onconventionele techniek. Bijkomend onderzoek is vereist maar het is mogelijk dat formeel onderwijs de originaliteit tempert. In ieder geval kunnen de autodidacten het zelf niet verklaren vanwaar creativiteit komt.
99
Omdat deze studie enkel gemotiveerde mensen onderzocht die tevreden waren over hun langdurige opleidingen, is onderzoek naar gedemotiveerde muzikanten aangewezen. Het is dan de vraag of studenten die vroegtijdig stoppen met hun cursussen nog kans maken om een succesvolle muzikant te worden. Er zijn nog talloze boeiende vragen die hier niet behandeld kunnen worden. Hopelijk kunnen andere onderzoekers op basis van deze thesis hun steen bijdragen aan de muur van het rockonderzoek.
100
Referenties:
Adviesgroep cultuur, onderwijs en vrije tijd (2004). Aanbevelingen van de adviesgroep vrije Tijd 2002-2004. Brussel: Vlaamse Overheid.
Anciaux, B. (2004). Beleidsnota 2004-2009 Cultuur. Brussel: Kabinet van de Vlaamse Minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Beale, C. (2005). Researching the jazz in jazz education. [08.05.2007, Royal College of music: http://www.musiceducation.rcm.ac.uk/Bealeabstract.htm]. Byron, T. (Prod.) en Byron, T., Mandel, K. & Meyers, R. (Regs.). (07.03.2006). Bluesland – blues and jazz traditions: Masters of jazz. [DVD]. California, Bridge pictures.
Billiet, J. & Waege, H. (2003). Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.
Bossuyt, T. (2001). Vijfentwintig jaar geroep uit de woestijn. In J. Degroof, W.M. Scheck, & H. Penneman, Cultuur en participatie, Leuven-Apeldoorn: Garant. Bremmer, M. (2005). Nootzaak! [08.05.2007, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten: www.ahk.nl/ahk_upload/ahk_documenten/ahk_lect_cult_afg_Bremmer.pdf] Bruffaerts, P. (Vorst, 26.02.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Caers, S. (Sint-Amandsberg, 28.03.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Cavalieri Franca e Silva, (2005) Composing, performing and audience-listening as asymetrical indicators of musical understanding. Institute of education: London. Clarke, A. (2004). E-learning skills. Palgrave MacMillan. Cloetens, E. (Leuven, 16.04.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Creech, A. & Hallam, S. (2003). Parent-teacher-pupil interactions in instrumental music tuition: a literature review. British journal of music education. Vol 20, no. 1, pp. 2944. Davidson, J., Moore, D., Sloboda, J. & Howe, M. (1998). Characteristics of music teachers and the progress of young instrumentalists. Journal of research in music education, vol.46, no. 1, pp. 141-160 De Boodt, J. (2006). De sculptuur van de popmuzikant: het culturele gedrag nader bekeken. Gent: Universiteit Gent. De Haan, J., Knulst, W. & Van Eijck, K. (2002). Snobisme hoeft niet meer. De interesse voor hoge cultuur in een smaakdemocratie. Mens en maatschappij, nr. 2, pp. 153-177. De Loof, V. (
[email protected]). (04.05.2007). Mail ter opvraging van het 101
cijfermateriaal van de academies. [e-mail].
De Meyer, G. & Trappeniers, A. (2003). Lexicon van de muziekindustrie. Leuven: Acco. De Meyer, G. & Vandeput, B. (1998). Ondersteuning van de populaire muziek door de overheid. Brussel: Ministerie van de Vlaamse gemeenschap.
De Potter, S. (2007). Broodschrijvers en broodspelers. Een kwestie van de juiste timing en talent. Poppunt magazine, nr. 38, pp. 38-41. De Schipper, A. (2003). Verkenning van Muzikaal - Educatieve Grenzen. [26.03.2007, Ethesis: http://www.ethesis.net/muzikaal/muzikaal.htm] Delanghe, L. (Leuven, 04.04.2007). Informatie betreffende de optie Jazz- & lichte muziek. [telefoongesprek]. DeNora, T. (2003). After Adorno – Rethinking Music Sociology. Cambridge: Cambridge University Press. Elias, W & Verté, D. (2002). Eindrapport : Onderzoek naar alternatieve kunstopleidingen. Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Elliot, D. (2006). The praxial philosophy. Music educators jounal. nr. 1, p. 6. Folkestad, G. (2006). Formal and informal learning situations or practices vs formal and informal ways of learning. British Journal of Music Education, Vol. 23, no. 2. pp. 135-145. Fordman, J. (1993). Jazz. Houten: Gaarde/Unieboek. Fowler, C. (1970). The Case Against Rock: A Reply. Music Educators Journal, Vol. 57, no. 1. pp. 38-42. Green, L. (2001). How popular musicians learn. A Way Ahead for Music Education. Cornwall: MPG Books. Green, L. (2002). From the Western classics to the world: secondary music teachers' changing attitudes in England, 1982 and 1998. British Journal of Music Education, Vol. 19, no.1, pp. 5-30. Green, L. (2005). Challenging Music Education: The Informal in the Formal. University of London: Institute of Education. Jenks, C. (2005), Culture: second edition, London: Routledge. Jeugdmuziekatelier De Notenboom (05.02.2007). Monitorenvergadering JMA De Notenboom te Tildonk. Johnson, S. (2005). Everything Bad Is Good for You: How Today's Popular Culture Is Actually Making Us Smarter. New York: Penguin Group.
Jørgensen, H. (2001). Instrumental learning: is an early start a key to succes? British journal of music education. Vol. 18, no 3. pp. 227-239.
102
Jullet, J. (Leuven, 07.03.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Koopman, C. (1997). Keynotes in music education: A philosophical analysis. Nijmegen: Universiteit van Nijmegen. Lanckmans, K. & Preckler, E. (2003). Studie naar de noodzaak en de mogelijkheden voor het oprichten van een kunsteducatief platform in de provincie Vlaams-Brabant. Provincie
Vlaams-Brabant: Dienst Cultuur. Laermans, R. (2002). Het cultureel regime. Cultuur en beleid in Vlaanderen. Brussel: Lannoo. Lelièvre, K. (Aarschot, 05.03.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Levine, M. (1995). The jazz theory book. Petaluma: Sher music co. Libin, F. (2006). Muzikale vorming van jonge popmuzikanten in Vlaams-Brabant. Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Libin, F. (
[email protected]). (26.02.2007). Mail ter bevraging van de interpretatie van de non-responsgraad van Libin’s onderzoek. [e-mail].
Liekens, M. (Tienen, 07.03.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. McPherson, G. (2005). From child to musician. Skill development during the beginning stages of learning an instrument. Psychology of Music, Vol. 33, no. 1, pp. 5-35. Meeuwis, F. (Leuven, 20.03.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Meyer, C. (7.09.2003), The Mom-centric method. Special to the Times. p. x. Middleton, R. (1990), Studying Popular Music. Great Britain: St Edmundsbury Press. Mills, J. & Smith, J. (2003). Teachers’ belief about effective instrumental teaching in schools and higher education. British journal of music education. Vol 20, no. 1. pp. 5-27. Musicerende Jeugd vzw (2006), Vereniging Musicerende Jeugd vzw. [27.02.2007, http://www.musicerendejeugd.be]. Nagels, F.A. (2004). Cultuurdeelname in de levensloop. Utrecht: Universiteit Utrecht. Onderwijssecretariaat van de steden en gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (2006). Algemene muziekcultuur – Middelbare graad – Leerplan. Brussel: Vlaamse
Gemeenschap. Poppunt (2006). Popeducatie in Vlaanderen. Een veldanalyse. Brussel: Poppunt VZW. Poppunt (2007). Missie. [03.03.2006, http://www.poppunt.be/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id=27&I temid=68]. Redactie telecomwereld (15.07.2004). Mobistar stelt teleur tijdens Rock Werchter. Telecomwereld. [6.05.2006, http://www.telecomwereld.nl/n0000087.htm].
103
Renwick, J.M. & McPherson, G.E. (2002). Interest and choice: student selected repertoire and its effect on practising behaviour. British Journal of music education. Vol 19,no. 2, pp. 173-188. Stamou, L. (2002). Plato and Aristotle on music and music education: lessons from the acient Greece. International journal of music education. Vol. 39, pp. 3-16. Standring, C. (15.02.2007). Finding the right guitar teacher. California. Steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid vzw (2006). Popeducatie in Vlaanderen. Brussel. [28.02.2007, http://www.cultuurlokaal.be/front/nieuwsbrief/detail.jsp?id=13234]. Stuyck, L. (2003). In de ban van het muziekhistorisch verleden ? [Licentiaatsthesis]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Sullivan, T. & Willingham, L. (2002). Creativity and music education. [30.04.2007, http://www.nici.ru.nl/mmm/papers/timmers05b.pdf] Thiers, P. (2006). Participatie aan het deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen in 2004. Een cijfermatige analyse. Brussel: Koninklijk Conservatorium.
Van Der Plas, J. (1997). Music maker’s muzikantengids ’97. Doetinchem: Misset uitgeverij bv. Van Ussel, J. (Leuven, 21.03.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Vandenbroucke, F. (2004). Beleidsnota 2004-2007. Onderwijs en vorming. Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen. Brussel: Vlaamse overheid.
Vastesaeger, T. (Brussel, 27.03.2006). Inleidende ontmoeting om inzicht te verwerven in de werking van de Vlaamse muziek. [.doc].
Vounckx, D. (Leuven, 15.03.2007). Interview over muzikale kennis en scholing [.wav]. Vlaamse overheid (2007). Structuur van de studierichting muziek. Vlaamse Overheid. [18.03.2007, http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/dko/mustruc.htm] Voets, J. (2003). Gig Review Queensize Quagmire. Cutting Edge. [28.02.2007, Cutting Edge Online: http://v3.cuttingedge.be/index.html]. Vzw Forum voor Amateurkunsten (z.d.). 9 landelijke amateurkunstenorganisaties. [6.03.2007, VCA online: http://www.amateurkunsten.be/9landelijkeamateurkunstenorganisaties.htm]. Williams, M. L. Jazz Tree [03.03.2007, http://www.ratical.org/MaryLouWilliams/]. Winderickx, G. (
[email protected]). (08.035.2007). Mail JMA. [email]. Winderickx, G. (Leuven, 06.04.2007). Gesprek over JMA [wav.].
104
Exit Music – Bijlage Bijlage1. Interview met Philip Bruffaerts Speel je meer dan gitaar alleen? Nee, eigenlijk niet. Wel snaarinstrumenten die ik niet echt meester ben maar ik doe ze wel als het nodig is. Mandoline, maar vooral uitsluitend gitaar. Eigenlijk nooit iets anders gedaan. Op welke leeftijd was je er dan mee bezig? Ik ben begonnen met naar de muziekschool te gaan als ik zeven jaar was. Dat was vooral omdat ik veel op het straat begon te spelen hebben mijn ouders mij naar de muziekschool gestuurd. En dan heb ik gitaar gekozen want ik had een onkel en dat was een rockgitarist en dat wou ik ook wel doen. Maar dan kom je in de muziekschool en dat was enkel klassieke gitaar in den tijd. Dat was een lokale muziekschool of…? Nee want ik woonde in Everberg, daar was wel een academie, een gesubsidieerde kunstonderwijs. En dat was in Stokkel. Dus blijkbaar waren ze wel bereid van mij daar naar toe te voeren. Dat was een bewuste keuze of dat was gewoon het gene wat het dichtste bij was? Nee Zaventem was dichter, ik weet eigenlijk niet hoe dat kwam. Ik denk dat er in die tijd niet zoveel waren. Er was er één in Zaventem en één in Stokkel en dat waren de twee meest in de buurt. Of ik moest naar Leuven gaan. Motivatie? In het begin was er niet echt een motivatie. Ze brachten mij daar elke week naar toe en ik deed dat eigenlijk wel graag. Ik deed dat gewoon tot ik 12-13 jaar was tot ik in de ban geraakte van Jimi Hendrix en Eric Clapton. En dan heb ik eigenlijk de rest van die academiejaren niks meer gestudeerd voor die lessen maar ik ben wel wekelijks naar die lessen blijven gaan. Ik speelde wel ontzettend veel pop en rock thuis op mijn kamer. En uw leraars wisten dat? Jaja, die vonden dat zelfs goed, wonder boven wonder in die tijd. En was dat dan met plectrum? Op formeel onderwijs was dat klassieke techniek maar de leraars zagen wel dat ik vlotte vingers had. Maar als je thuis studeerde was dat helemaal anders? Ja helemaal anders. Op een elektrische gitaar met plectrum. Dat is in die 10 jaar van mijn leven, tussen mijn 10 en mijn 20, het grootste probleem in mijn leven; ik kon die twee niet combineren. Ik kon niet goed klassiek spelen en goed elektrisch. Ik speelde alleen maar rock en pop op die elektrische gitaar, ik bakte er niets meer van op die klassieke. Dat is zo een andere leefwereld. Niet alleen technisch (het instrument is helemaal anders), maar ook die muziek is zo anders, dan was ik in een keer slecht op die klassieke. Maar je hebt dus eigenlijk nooit de verbanden gelegd tussen de lessen die je kreeg en wat je thuis speelde? Ik had zeker wel… als ik die lessen nooit gehad had, dan was dat veel moeilijker geweest zijn. Ik had dan wel het geluk dat ik een goeie basis had van de klassieke muziek. Ik wist goed hoe ik de vingers van mijn linkerhand moest zetten enzo. Ik ga daar zeker iets aan gehad hebben, en een zeker inzicht. Ik kende zo al wat greepjes enzo. Maar je bent er dan op een bepaalde leeftijd mee gestopt? Met klassiek ben ik nooit gestopt maar wel acht jaar niets gedaan. Wel wekelijks naar de les gegaan en ik was er elk jaar door. Dan toch serieuze inspanning voor de examens? Dat wel elk jaar. Een paar weken alles geven. Ik sta nu zelf in het onderwijs en ik zie dat zelf ook, bij de mannekes die ik heb. Er zijn er weinige die iets doen. Maar dan zijn er – dat zal wel van alle tijden zijn – van die klein gastjes van 11 jaar en ik zie al, die hebben een elektrisch gitarreke thuis. En die doen niets voor mijn lessen. Je geeft klassiek? Ja. Op een officiële muziekschool, een academie, dko. Maar je ziet dat die gasten met een elektrische gitaar, die komen dan naar de les, die hebben niets gedaan van die stukjes maar je voelt wel dat die faciliteiten hebben dat de anderen niet hebben. En je geeft die enkel klassieke stukken of probeer je een cross over te geven zoals 'House of the rising sun'? Wel dat was het grootste probleem in mijn leven zelf, dat ik die niet kon mengen. Ik vond dat verschrikkelijk moeilijk, dus ik probeer dat nu ook gescheiden te houden. Ik geef die jongens dus eigenlijk klassieke stukken en als ik zie dat ze graag popmuziek horen, ik wil hun dat geven maar ik wil hen geef fusion geven, iets wat daartussen ligt. Maar 'House of the rising sun' is op zich een heel klassiek nummer… Ja, dat is popmuziek maar klassiek gebracht in feite he. Ik durf dat wel doen ja. Ik durf ook, iets gans anders, pentatonische toonladders geven, dat ze een keer kunnen meespelen met platen enzo, en dat vinden ze dan tof, maar je ziet dat het een andere wereld is. Uiteindelijk hebben ze graag gewoon liedjes spelen. Hoe oud ben je nu? 29 En je bent dan begonnen met 1 jaar notenleer apart? Ja. Academie 10 jaar en daarna conservatorium 5 jaar en dan nog twee jaar in Rotterdam, in de wereldmuziekafdeling gaan bijstuderen. Dus je hebt een diploma in muziek? Ja. En in hoeveel groepen heb je ongeveer gespeeld? Popmuziek bedoel je? Ik weet niet misschien heb je nog andere dingen gedaan? Alle studie dat ik gedaan heb is eigenlijk allemaal klassieke gitaar geweest.de academie en dan het conservatorium. En dan de wereld muziek was flamenco, heb ik twee jaar gedaan. En daarin had je dan altijd projecten. In het conservatorium was dat dan kamermuziek, dat is dan met ensemble, met violen…maar uw onderzoek gaat meer over de popmuziek? Uiteindelijk als je daar inspiratie uit haalt… hoeveel heb je er dan gehad? Ik heb zo een 4-tal rockgroepen gehad. Mijn eerste van toen ik 13-14 jaar was. Dus eindelijk eigen projecten, buiten het conservatorium, heb ik niet zo veel gehad. Een paar die dat ik graag gedaan heb. Maar dan sinds dat ik op conservatorium zit, het ik eigenlijk zo goed als geen eigen projecten meer. Dan ben je een werknemer voor een baas? Eigenlijk wel. Er is iets verloren gegaan.
105
Ja? Ja toch wel. Zo uw eigen groepje, wat je doet als je 15 jaar bent. Dat is weg een beetje en dat is ergens spijtig. En klassieke projecten heb ik er wel veel gehad, met die studie he. Een stuk of 10. En optredens enzo? Jaja, voor bedrijven enzo. In die klassieke wereld is dat gans anders. Das chiquer? Ja,…ja. Zo gezegd he. Het is wel via die klassieke muziek, ironisch genoeg, dat ik in die professionelere wereld ben binnengewandeld. Want ik was klassieke gitaar aan het studeren in het conservatorium en dan kreeg ik telefoon om bij Lotti te gaan spelen. En dat was dan een fijne mix, dat zat vol met klassieke muzikanten en daar zat dan een ritmesectie bij. Ik ben daar begonnen in ’98 en toen was dat één klassieke plaat en dan heeft hij die afrikaplaat gemaakt. Ik moet zeggen dat ik toen op elektrisch helemaal gene straffe was omdat, toen ik 18 was speelde ik enkel pop en rock maar dan met naar dat conservatorium te gaan, heb ik dat naast mij moeten leggen. Moeten echt? Ja, ik heb dat nooit kunnen doen. Daar kon ik dat echt niet meer, samen blijven doen. En naar wat luisterde je dan thuis? Op die moment heb ik naar klassieke muziek leren luisteren. Ik heb daar veel moeite voor moeten doen. Een beetje een gevecht wel. Ik ben achteraf wel blij dat ik dat gedaan heb. Wat ik kende dat niet. Ik ben daar ingestapt zonder dat echt te kennen, die klassiek. Omdat er toen niet echt een alternatief was. Die jazzafdeling, die begon wel maar we hadden daar weinig vertrouwen in, en ook, ik vond elektrische gitaar, dat hoorde voor mij niet thuis in een school, dat was een beetje contradictorisch. Dat leer je op café, pinten drinken en aan de vrouwen zitten, en rock spelen, dat ga je niet leren aan een school. Dat stond haaks op mijn filosofie. En daarom dat ik dat niet gedaan heb. Klassieke gitaar, dat kan je wel studeren in een school. Wat zijn je ambities? Dat veranderd… ik had vroeger meer ambities. Maar muzikant blijven? Ahjajaja. Op die manier. Ik zou zeker graag uitvoerend muzikant blijven. Dat onderwijs, daar stel ik mij meer vragen bij. Ik doe dat niet tegen mijn goesting, maar ik zou nooit willen dat dat het enigste is wat ik doe…. Maar langs de andere kant, alleen uitvoerend muzikant zijn zonder iets anders te doen – ik leef alleen van muziek te spelen – en er zijn momenten dat dat tegensteekt. Dat ga ik niet de rest van mijn dagen doen. Maar ik ga wel blijven muziek spelen. Ik weet wel niet of ik dat nog 30 jaar beroepsmatig ga doen… waarschijnlijk wel omdat ik niets anders kan. En is dat financieel mogelijk? Nu, met dat lesgeven erbij, wel. Dat is een beetje een luxe. Dat is ¾ lerarenwedde, maar dat is wel heel wisselvallig, je hebt goede en slechte maanden. En je bent zelfstandige? In bijberoep. Omdat ik lesgeef. Muzikant is bijberoep en leraar is mijn hoofdberoep. Dus statutair ben ik onderwijzer. Dat is een puur praktische beslissing geweest. Dat is een iets veiliger statuut dan dat zelfstandige statuut. Gespendeerde tijd per week? Dat kan uiteindelijk nog veel zijn hoor. Ik denk een gemiddelde van 2 a 3 uur per dag, zonder dat lesgeven. Ik moet zeggen tijdens die klassieke studie wou ik 6 uur per dag spelen. Dus het is in periodes anders geweest? Ja, dat het veel meer was. Het is ook met hier te komen wonen een paar jaar geleden. Dat is een klein appartement. Je wordt wel beknot is uw studie. Ik kan hier niet veel lawaai maken. Vooral rock dan? Ja. Echt studeren doe ik niet meer. Mij ’s morgens neerzetten en toonladders doen, ik doe dat als ik klassiek concert heb, anders niet. Das meer spelen nu, zoals toen ik 15 jaar was. Met de gitaar in de zetel en de platenspeler op. Originele speler? Wat wil je en wat ben je? Ik denk dat ik vrij inventief ben. Het is een feit als je in een klassiek ensemble speelt, dan ben je beperkter in uw inbreng, de noten die je mag spelen. Maar in groepen denk ik dat ik een vrij inventieve muzikant ben. Temeer omdat ik heel verschillende dingen gedaan heb. Ik doe klassiek, ook flamenco… maar het komt wel van ergens. Ik heb misschien wel teveel gestudeerd in mijn leven. Ik haal wel elementen uit dat en uit dat… je hebt misschien gasten die nooit hebben zitten te studeren maar die zijn misschien vrijer in hun geest. Inventief zijn komt uit henzelf en geen licks die ze uit de flamencoschool geleerd hebben. In welke maten hebben uw ouders en uw vrienden u gestuurd om met muziek te beginnen? In het begin brachten ze mij altijd naar de muziekschool. Maar ze hebben mij altijd ontzettend gesteund. Ik denk – ik kan het niet zeggen – dat mijn leven anders was uitgedraaid. Ze zijn zelf geen muzikanten? Nee. Mijn vader, dat was een beeldhouwer eigenlijk van opleiding en die speelde wel wat gitaar. Ah toch? Je had een gitaar thuis staan? Mijn vader had een gitaar. Ik heb hem er nooit zien op spelen. Maar het is al veel als er één staat. Ja absoluut. Maar muziek – Bob Dylan en Van Morrisson - was al een deel van mijn leven als kind al. En als je thuis oefende als kind, stonden die er dan bij? Ja die volgenden dat wel op. In de aard van, heb je je huiswerk al gedaan? Nee dat niet. Maar wel als ik soms een paar weken niets deed voor mijn lessen dan zeiden die dat : je doet precies niets? Maar dus wel belangstelling, hebben zij altijd gehad. Ik denk dat het anders moeilijk is, voor kinderen als die naar de academie gaan, en de ouders zijn er niet mee bezig, die haken meestal af. Opleiding? Conservatorium. Nog één jaar aggregaat om te mogen lesgeven. En dan in Rotterdam flamenco maar daar heb ik nooit een diploma van gehaald. En heb je dingen daarbuiten nog gedaan? Het lessenpakket aan het conservatorium was uiteindelijk wel ok in die tijd, dat is nu veranderd. Maar je hebt eigenlijk alleen officieel onderwijs gevolgd? Ja. Privé-leraar? Toen ik hier in Brussel studeerde heb ik een aantal lessen flamenco genomen om te zien of het iets voor mij was. Een tiental lessen.
106
En dat was privé? Ja, want dat wordt niet onderwezen in geen enkel officieel onderwijs. Maar dan was dat een goed alternatief. Privé kan werken maar ik heb daar nooit een goed resultaat van gehaald. En was de kostprijs een rem? Tja, dat was 800 frank in die tijd. Maar ik was al muzikant genoeg om genoeg informatie te halen uit één uur les. En schreef je dan iets op van die lessen? Ik nam ze meestal op. Uiteindelijk vind ik het DKO wel goed. Ze krijgen een pakket, notenleer, wat voor iedereen een hel is, maar je zit in een systeem dat je wel completer maakt als muzikant. Ik denk dat je dat heel moeilijk uit privé-lessen kan krijgen. Je hebt waarschijnlijk verschillende leeraars gehad op het DKO? Of is één leraar u mee gevolgd? 2 in het DKO over 10 jaar. En bleek dat mijn tweede leerkracht leerling was geweest van mijn eerste leerkracht. Zelfde aanpak dus. En ben je er tevreden van? Jajaja, absoluut. Ik denk wel dat het door die mensen is dat ik daarin ben door blijven gaan. Omdat dat goed meeviel. En hadden die al aandacht voor bijvoorbeeld die flamenco? Nee. Die flamenco is er voor mij ook pas later gekomen. Toen ik 15-16 was. Maar ik was wel van in het begin, omdat ik een rockende onkel had, was dat een beetje mijn streefdoel. Ook een rocker te worden. Maar ik bleek dan een formele scholing te volgen maar dat stoorde mij niet. Maar die eerste leraar die was daar zelf veel mee bezig. Die gast heeft mij wat dingen laten spelen van creedance clearwater laten spelen. Dat vond ik dan wel tof. Dat is bij die tweede leerkracht niet meer het geval geweest. Dat was een mevrouw, die was heel klassiek en dat was heel goed. Maar dat was enkel klassiek. Dus dan heb je op DKO toch wat rock gekregen? Ja dat was ene met een open geest. Die vond dat zelf fantastisch. En hij vond dat blijkbaar ook wel belangrijk dat zijn leerlingen dat kenden als ze er interesse voor toonden. Werden de lessen aangepast aan uw noden? Nee. Die eerste zag dat ik rock speelde dus die gaf mij zo een dingesjes maar dat was wel sporadisch. Die volgde wel redelijk strikt het minimum leerplan. En de populairdere nummers, was dat voor u een verademing? Nee ik vond dat wel tof. En werden die dan uitgeschreven? Nee dat was niet uitgeschreven. Alle klassieke nummers wel. De lessen waren over het algemeen heel gestructureerd, boeken en partituren en alles. Maar af en toe, dat was precies een pauze in de lessen, nu ga ik jullie eens iets anders leren. Op dat moment laat hij u dat zien en speel jij het na? Ja, dat is zo een beetje speeldictee. Hij speelt iets voor en ik probeer het na te doen. Dus eigenlijk een heel informele aanpak? Ja. En dat gehoor was op dat moment in orde? Ja. Ik zie dat nu ook. Het gehoor wisselt wel van leerling tot leerling maar als ze al een paar jaar notenleer hebben gehad en als ze wat gitaar gespeeld hebben, dan zie je dat ze dat wel al snel kunnen. Ja dat klassiek onderwijs heeft wel voordelen uiteindelijk. In Rotterdam staat er niets op papier. Die flamencowereld is het meer de traditie, één speelt iets en de anderen doen dat na. Dat is ook een systeem, dat werkt maar het gaat traag. Het is gemakkelijker als iedereen noten kan lezen en we spelen het. Het is een andere manier van aanpakken. Heeft uw leraar ooit gezegd hoe je thuis met uw instrument moet bezig zijn? Hoe je moet leren? Ja. Daar wordt wel aandacht aan besteed. Niet elke les hoor. Maar soms. En uw punten? Ja, ik was een goede student aan het academie. Ondanks dat je weinig de opgelegde nummers speelde? Ik denk wel dat dat ook een stimulans was om dat te blijven doen. Als kind ga je liever shotten buiten… dat ik het altijd heb blijven voortdoen komt doordat ik het gevoel had dat ik er goed in was. En dat is een stimulans om dat te blijven doen. Hoe maak je die sprong van DKO naar ik ga conservatorium doen? Tegen mijn 18 jaar was ik het meeste vrijwillig bezig met muziek. Dat ik het liefste muziek speelde. Dat was toen rock, elektrische gitaar. En ik moest toen een keuze maken. Ik had geen flauw idee van wat ik wilde doen en toen was er precies maar één optie. Maar ik had mijn klassiek dan jaren verwaarloosd dus was het even spannend; ga ik daar wel binnengeraken? Ja das wel vrij plots gekomen. Verhouding techniek en praktijk? Dat is misschien een geluk geweest: ik heb nog gitaar leren spelen old school. Op de klassieke wijze. Ik kreeg toonladders en echt veel technische oefeningen. Dat wordt nu veel minder gegeven. Er wordt nu meer makkelijk aanvaardbare muziek gegeven. Was het conservatorium min of meer dezelfde werkwijze? Ja maar dat was dan doorgedreven. Eén jaar alleen studies, dus alleen technische dingen. En theorie? Dat zit in de notenleer. Daar heb je drie grote blokken, zang, dictee en theorie. Zowel in DKO als in conservatorium. Notenleer en theorie zijn dus hetzelfde, wat goed is. De jazzafdeling krijgen wel helemaal anders die notenleer. Heb je op elk moment de link gezien tussen theorie en praktijk? Dat gaat vrij vanzelf. Ik zie dat zelf ook. Bij kinderen gaat dat vrij vanzelf. Ik geef ook les aan volwassenen en die hebben het daar veel moeilijker mee. Ik moet hen altijd de link duidelijk maken. Andere manier onderwezen = andere muzikant? Er is iets dat in uzelf zit en dat er sowieso uitkomt. In het onderwijs leer je alleen hoe je het moet omzetten naar je instrument. Maar het versnelt u wel? Ja absoluut. En het stuurt uw scherpe kantjes bij. Het is goed om les te krijgen. Ik wou altijd hard spelen. In die klassieke muziek past dat niet. Ik moest getemd worden. Voor rock te spelen moet dan wel terug een klik maken. Je wordt in het onderwijs in een eng straatje geduwd. Je moet dat van je kunnen afzetten om terug te kunnen scheuren. Het moet eigenlijk terug basis worden. Onderwijs kan wel wat kapot maken op dat niveau. Sommigen kunnen al die theorie en al die techniek niet meer van zich afzetten. Ik denk wel dat de rockmuzikanten van nu beter zijn dan vroeger. Het is te zeggen, ze zijn flexibeler, dankzij dat onderwijs denk ik. Dat zijn uiteindelijk allemaal goede muzikanten geworden. Leermethoden: wat zet u aan om te spelen? Nu is dat als ik goesting heb. Als ik iets tof hoor op de radio of ik zet een plaat op. Dit klinkt fijn, of dat even oefenen. Als je studeert aan het conservatorium dan moet je je verplichten om elke dag echt te studeren. Uw oefeningen doen. En waren er in het begin uw ouders die zeiden dat je moet studeren? Op het conservatorium niet meer. Dan wordt er van u verwacht dat je die discipline uzelf oplegt.
107
En wat speel je dan? Nu speel ik terug vaak samen met een plaat. In de tijd van het conservatorium krijg je elke les werk mee voor die week. Die stukken moet je dan oefenen. Dat is ook wel tof, als je dan elke dag verplicht bent ze te oefenen. En techniekoefeningen? Die doe ik nu niet meer. Dus je gaat ervan uit dat je die techniek hebt? Ik moet wel zeggen, in dat conservatorium wordt dat er zo ingestampt, die techniek, die oefeningen, … en het is een feit, dat gaat ook terug weg. Dat is sport, dat zijn spieroefeningen. Ik kan dat nu helemaal niet zo snel als toen. Maar ik heb wel gemerkt, als ik dat een paar dagen doe, dan kan ik dat terug. Maar ik heb dat topniveau niet nodig om in groepen te spelen. Maar het is wel fijn als je dat kan. Ik heb nu een week vakantie gehad en dat is terug helemaal weg. Je bent zonder gitaar gegaan? Ja. Het was heel druk geweest en ik moest even zonder. Soms ga je op vakantie zonder gitaar en dan zit je ’s avonds aan tafel: shit, ik wil een gitaar hebben. Maar nu was het heel druk en als ik dan vertrek dan dacht ik, ik zal geen gitaar meepakken. Het kan de twee zijn. Soms zit het echt tot hier. Ik wil niets meer horen, niets meer spelen. Dat is niet fijn eigenlijk. Dat komt meestal als ik dingen moet spelen die ik niet wil spelen. Dat gebeurt mij te vaak dat ik in groepen terechtkom wat ik eigelijk niet wil doen. Geen goede muziek dan? Ja, geen goede muziek. Dan wordt dat meer echt werk. Dat is spijtig. En de persoonlijke zoektocht naar informatie. Gaf het onderwijs genoeg of deed jezelf nog speurwerk? Aan het conservatorium had ik genoeg met wat ze me gaven. Het grootste deel van de tijd toch. Ik ben wel zelf op zoek gegaan. Ook omdat je interesses krijgt in dingen die jezelf fijn vindt. Naar die flamenco ben ik zelf opzoek gegaan. Een privé-leraar gezocht. Maar ik had niet zoveel tijd in die jaren om iets anders te doen. En op internet? Nu doe ik dat wel. Filmkes enzo. Lessen niet. De grote bekendheden. Dat is gemakkelijk. Dat is iets wat wij vroeger niet hadden. Maakt dat het makkelijker of kan dat ook dingen kapotmaken? Ja, dat is het gevaar. Dat is onderwijs in feite he. Er schuilt altijd een zeker gevaar in. Maar als je het verstandig gebruikt dan is het wel een zegen dat je zoiets hebt. Zo een massa aan informatie. Maar het is waar; vroeger had je een plaatje, des noods draai je het honderd keer tot je wist hoe het ging. Maar ik denk uiteindelijk dat het een voordeel is. Het zal meer goed dan als kwaad. Anders zou het misschien 6 jaar duren voor dat je doorhad hoe het nummer nu echt in elkaar zat. En boeken of tijdschriften? Nee nooit gekocht. Buiten mijn cursussen. Dus improvisatie komt eigenlijk enkel van met platen mee te spelen? Ja dat heb ik eigelijk allemaal op eigen houtje gedaan. Ik zou dat nu wel meer willen kunnen. Ik heb dat autodidactisch gedaan, spelen zoals ze in de jaren ’60, ’70 en ’80 speelden. Maar nu zie je dat die gitaristen die dat dat jazzonderwijs gevolgd hebben, die kunnen wel fijne dingen. Al die jazz, die fusion… dat kan ik niet. Ik wil dat niet perse kunnen want ik hoor dat niet graag. En dat is een andere manier van spelen? Ja… maar voor voor de VTM te spelen heb ik dat niet nodig. Daarvoor weet ik genoeg. Maar het is wel leuk als ik collega’s zie spelen, die doen dingen waar jezelf nooit op komt. Misschien verdiep ik mij daar ooit nog wel in. Het is wel fijn, je kunt blijven studeren. Het is zo divers, je kunt een gans leven vullen. En dat gaat dan ook over een sound? Ja, die heb ik nog niet echt gevonden. Ik heb wel een werksound, waar ik mee kan werken. Dat komt waarschijnlijk ook omdat ik geen eigen groep heb. Ik speel zo met de universele sound en die heb ik wel. Welke rol speelt notatie in de rockgroepen? Dat hangt ervan af in welk project je terecht komt. Je moet ergens een vervanging doen, en dan staat het allemaal uitgeschreven. Maar meestal is het allemaal met de akkoordsymbolen en als er een melodie is, dan schrijf je die uit. Maar bijvoorbeeld bij de Talons Gitans komt er geen partituur aan te pas. Dat is de zanger die zegt wat de akkoorden zijn. Dan musiceer je anders. En als je zelf een gitaarpartij vindt, schrijf je die dan uit of memoriseer je die? In die popgroepen moet je je gewoon aan het akkoordenschema houden, maar je bent wel redelijk vrij. Als het een jobke is en je mag op het podium staan met uw partituren, dan schrijf ik iets op. Maar… ik schrijf ze meestal wel ergens op. De grote lijnen he. De akkoordsymbolen… tenzij er ergens een heel bizar lickske in voor komt, die ik niet kan onthouden, dan schrijf ik er 5 lijntjes naast… Maar je gaat er vanuit dat je de meeste dingen kan onthouden… Ja… als ik de cd krijg, dan ga ik er vanuit dat ik het auditief onthoud. Zou je het een pluspunt vinden als er een partituur zou bestaan? Dat zou alleszins gemakkelijk zijn. Maar meestal moet je het zelf uitschrijven van de cd. Je wilt uzelf zo weinig mogelijk werk besparen dus je schrijft enkel de grote lijnen uit. De moeilijke dingen die je gaat vergeten schrijf je dan uit met noten. Is uw studie beredeneerd verlopen? De studie wel. Ik denk voor de meeste studenten. En uw rock? Minder gedisciplineerd. Ik heb daar nooit bewust aan gestudeerd. Aan klassiek wel. Ik heb dat in de zetel gedaan. Plaat opzetten en alleen als ik goesting had. Ik heb mij nooit verplicht gevoeld dat te oefenen. Maar klassiek heeft wel een invloed gehad op hoe je speelt? Vooral op mijn kennis eigenlijk. Nu zie ik hoe alles in elkaar zit. Luisteren: hoe luister je? Het begint allemaal bij dat luisteren. Je wil iets reproduceren wat je mooi vindt. Maar – het komt altijd op hetzelfde neer – dat onderwijs is goed maar het maakt ook veel kapot. Maar dat is ook zo tout court. Toen ik twaalf jaar was, toen kwam de plaat van de peppers en ik vind daar zo een goei nummers op staan. En dat nummer dat ik goed vond zette ik twintig keer op tot ik wist hoe ik het moest spelen. En van het moment dat ik het kon spelen, vond ik het nummer al een stuk minder. De magie was weg. Ik had daar wel schrik van. De aller schoonste nummers wou ik niet meer leren spelen. Maar dan doe je dat conservatorium… ze hebben dat daar zo ingestampt van alles wat je hoort te analyseren, dat dat alles ook een beetje dood doet. Dat was spijtig… En wat denk je van muziek die je niet kan vatten? Van de westerse muziek… dat heb ik gehoord en dan denk je: ah hij doet dat. Je kan direct meespelen. Dat is ook wel fijn maar mocht ik dat niet kunnen, dan zou ik andere dingen horen. Meer klanken… nu hoor ik akkoorden en melodieën. Dus op eender welk moment hoor je tonen? Ik denk niet dat ik luister als iemand… ik ben er zeker van. Dat is fijn. Vele mensen zeggen dat dan: wou jij kan dat direct spelen. Maar dat is eigenlijk niet fijn. Ergens ben ik er mij van bewust dat ik het anders mooier zou vinden. Dus je bent altijd bewust aan het luisteren?
108
Ja, bij achtergrondmuziek… het is niet zo dat mijn geest er altijd op gefocust is. Maar met het conservatorium… gaandeweg merk je wel dat je anders luistert dan mensen rondom u. analytischer. Je analyseert onvermijdelijk. Daar ontsnap je niet meer aan. Maar ik kan wel nog van muziek genieten. Misschien meer… ik weet het niet. En als je een plaat gaat kopiëren. Is dat dan tegelijkertijd of je laat hem eerst uitspelen? Meestal tegelijkertijd. En daar zit dan een deel improvisatie bij? Als ik het nummer nog nooit gehoord heb… ik denk dat het verstandigste is het nummer eerst helemaal af te luisteren. Het probleem is, je hebt uw gitaar vast en goesting om mee te spelen. Maar het verstandigste zou zijn van het eerst eenmaal volledig te beluisteren en het dan al een keer te proberen zonder muziek. Zien wat je er nog van overhoudt en dat wat meespelen. Dat is een schoolsere aanpak maar spontaan zou zijn van direct mee te spelen. Maar dan is er kans dat het minder juist is? Ja absoluut. En uiteindelijk vind je het altijd? Ja, dat wel. Welke genres beluister je dan? Ik zet zelf heel weinig muziek op thuis. Ik ben wel een Bob Dylan-mens. En ja… vanalles ze. Van Morrisson. En waarom Dylan dan? Muziek is eigenlijk heel gemoedsgebonden he. Dat komt doordat ik daar mee opgegroeid ben. Ik luister alleen naar muziek voor de emotie. Nooit voor de ratio. Niet voor die technische dingen. Nooit dingen die ik niet kan vatten. Welke zijn dat dan? Dat moet daarom niet moeilijk zijn. Die free jazz bijvoorbeeld van tegenwoordig. Ik vind dat wel fijn en interessant maar ik wil dat niet opzetten thuis. Zoals de hedendaagse klassieke muziek, dat atonaal gedoe. Dat is misschien wel fijn om te spelen, ik heb dat vroeger gedaan en dat is wel… mijn leraar zei dat zelf ook: al die avant-garde, die nieuwe muziek, dat is heel fijn om te spelen maar pest daar in godsnaam geen andere mensen mee. En welke genres dan? Heel breed. Ik heb zelf een cd van de backstreet boys. Ik weet niet meer waarom. Misschien omdat dat goed geproduced was. Ja het kan vanalles zijn. En speel je dezelfde genres? Ja, ook enorm breed. Dat is misschien het voordeel van een gitaar. Dat heeft veel stromingen op gang gebracht zoals country. Ik denk dat je als pianist thuis niet veel country speelt. Dat ligt aan het instrument gewoon. Flamenco ook. Daarom is dat fijn om te spelen. Probeer je één stijl na te streven of probeer je ze als werelden apart te zien? Ik wil ze zoveel mogelijk apart zien. Maar onvermijdelijk zit er een rode draad in. Het moet allemaal via uw kop en uw vingers. Ik vind het wel fijn als… schoenmaker blijf bij je leest. Ik ben niet zo voor fusion van verschillende stijlen. Ik vind het fijn als dingen authentiek blijven. Het zou fijn zijn als de originelen blijven bestaan en een hoop fusion daartussen. Maar met die tussenvorm hou jij je niet mee bezig? Ja, eigenlijk toch wel. Dat komt onvermijdelijk als je verschillende dingen doet. Je smijt dingen bij elkaar. Maar is dat dan een zoektocht? Nee. Ik heb daar nooit bewust naar gezocht maar ik heb dat wel altijd gedaan. Das tof en vernieuwend. Componeren: ooit liedjes geschreven? Weinig. Wel bij die eerste rockgroepen samen nummers geschreven maar zelf zoals een singer-songwriter een nummer schrijven, dat heb ik weinig gedaan. Het schrijven van uw eigen partijen, doe je dat? Ja, als het kan he. Jij bent de gitarist en je maakt er de gitaarlijn op… maar dat doe je niet in alle groepen. Als je in één of andere star academy –winnaar gaat spelen, dan speel je dat en weinig anders. Je moet daar spelen wat er staat maar je mag er wel dingen bijdoen natuurlijk. Dus je voelt je vrij in het spelen van andermans werk? Ja, uiteindelijk wel. Het hangt ervan af in welk milieu dat je dat doet. Als je dat bij Jo Vally gaat doen, die heeft graag dat je speelt wat er staat. Op de partituur staan de lijntjes die op de partituur staan. Als je daar vanalles bij doet en dat klinkt, dan maken die mannen daar geen probleem van. In hoeverre denk je aan theorie bij het uitschrijven van die partijen? Ik denk er niet bewust aan. Je kent dat allemaal. In eigen groepjes is het wel instinctiever spelen. Ik ga dat hier eens proberen… op voorhand wist je niet helemaal wat het ging geven. Maar dat zijn dingen die je niet kan riskeren op het podium zelf. En een gitaarsolo, is die ook uitgeschreven? Nee zelden… maar met een solo reconstrueer je altijd wel licks en formules die je kent en je maakt daar een geheel van. Ik denk dus dat puur improvisatie niet bestaat. Iets dat uit het niets komt. Het zijn altijd dingen die je ergens al gespeelt hebt, dat je reconstrueert, opeenvolging van noten enzo. Tijdens het spelen, hoe bewust ben je van wat je aan het spelen bent? Ik zeg dat niet in mijn kop, maar je weet het wel. Ik heb dat al zoveel keer gedaan. Heb je ooit geleerd hoe een nummer in elkaar steekt? Ik heb dat nooit geleerd maar ik ben wel zeker dat dat nu een vak is aan de jazzafdeling van het conservatorium. Die structuren heb je zoveel keer gehoord dus? Veel spelen met platen, en je leert zo wel spontaan wat die structuren zijn. Groep: hoe verloopt een repetitie nu en vroeger? Dat verschilt heel erg per groep. Maar hoe langer hoe meer zijn er meer geschoolde muzikanten, die kunnen allemaal lezen. Dus ofwel maken ze snel thuis hun partituren van wat ze gaan spelen ofwel zijn er partituren. Dan kan dat heel snel gaan, heel efficiënt. Je speelt dat nummer door en dat is meestal goed na één of twee keer. Vanavond hebben we zo een repetitie. Voor de vedetten van de tv. Roxane, die van eurosong. Die hebben allemaal gestudeerd en die kunnen lezen. Roxane ook? Roxane niet (lacht). Die kan wel lezen denk ik, maar geen muziek.
109
Is zij een bandleader? Nee. In de groep zelf is er ook geen bandleader. Er is Vincent Pierens, die heeft dat groepje bij elkaar gezet en die komt om de maand een keer zien. Dat is een artistiek directeur. Andere repetities? Bij de Talons, dat is een hele zondagmiddag repetitie en dan ben je zat op het einde van de dag en daar wordt uiteindelijk heel weinig gedaan. Maar wat er gedaan wordt is soms wel heel fijn. Dat is creatiever, dat komt van niets en dan kan er soms na een half uur een dijk van een nummer staan, als iedereen in de goede spirit is. Dat is dan meer een jam? Dat kan uit een jam komen maar het is gemakkelijk als er iets is. In die groep is dat Alain en die heeft eigenlijk al een nummer gemaakt en iedereen speelt daar dan zijn ding over en dat kan soms magisch werken. Soms magisch verkeerd gaan ook… dat is het fijnst eigenlijk. En dan ben je als groep bezig? Dat zijn 5 individuen die naar elkaar toe groeien in een nummer, dat is heel fijn. Maar als het is voor een optreden binnen twee weken dan is dat niet zo fijn want dan moet het snel gaan. Als iedereen kan lezen dan gaat dat snel. Bij de Talons is dat? Nee. Zorgt dat voor problemen? Nee. In die groep zou dat ook niet gaan. Dat moet heel spontaan komen en vrolijke muziek zijn. Van het moment dat je daar komt met een partituur, dat doet al iets kapot van de sfeer. Daar is dus niets van uitgeschreven? Nee. Misschien tekst… ik ben daar een paar keer gaan spelen en dat waren meteen 16 nummer en ik kon dat niet onthouden dus ik heb dat op een verfrommeld briefje opgeschreven. Live zou je het dan vanbuiten leren? Jaja. Dat is geen groep om met partituren te spelen. En bij de eerste groepen? Dat was nooit met partituren he. Partituren is wel makkelijk maar dat beknot u wel in uw communicatie met de anderen en uw eigen inventiviteit. In uw andere groepen zat iedereen op hetzelfde niveau? Niet noodzakelijk. Ik vind dat helemaal geen must dat ze gestudeerd hebben. Het gaat gewoon trager als je geen noten leest. Het vergemakkelijkt het repeteren maar… je zit daar dan zo te spelen en naar uw boek aan het kijken. Het komt dus vanuit uw boek. Als je het zou wegnemen, dan moet je naar elkaar kijken en luisteren, en dan is er veel meer interactie. Die partituur doet wel altijd iets dood. Mensen die lezen zullen nooit ongelofelijk hard swingen. Als je dat opzij kunt laten dan kan iedereen samenzitten. En wie zaten er in uw bands? In mijn eigen groepen waren dat altijd vrienden. En wanneer was uw laatste eigen groep? Dat bestaat eigenlijk niet meer een eigen groep. Dat van deze avond is een samengesteld groepje. Zo zijn er hoe langer hoe meer. Ik heb er nog een paar maar dat zijn de klassiekere dingen. Dat zijn collega’s maar vrienden geworden. Maar het is wel een klein wereldje hoor. In die samengestelde groepen… ah jij bent er ook bij? Je weet niet wie er in die groep gaat spelen? Nee. En dat kan van week tot week verschillen? Nee. Dat zijn vaste groepen. Bij Roxane was die groep samengesteld maar dan kom je dan daar en dan blijkt dat je de bassist en de drummer kent. Staat er dan een termijn op die groep? Nee. Wanneer stopt die groep dan? Als het niet meer verkoopt. Dat zijn wel investeringen ze. Zo van die televisiemensen, die kunnen eigenlijk amper zingen en dan willen ze daar een groep achter zetten en een zomer lang gaan spelen. Maar je moet airplay krijgen. Waren de leden van uw beginnende groepen op hetzelfde niveau? Dat meestal wel. Als er echt een niveauverschil is, dan wordt het moeilijk. Zeker als dat te groot is. Maar jij bent nu op een hoger niveau? Die spelen allemaal nog muziek maar nog altijd in dezelfde garage en op hetzelfde niveau. Ze zijn ondertussen ook al 40. Dan was jij een stuk jonger? Ja. Ik had een rappe start. Als ik klein was heb ik echt veel muziek gespeeld. Ik was 15 in dat eerste groepje en de drummer was 27. Ik was altijd een Benjamin. Nu is dat niet meer. Ik ben daaruit gegroeid. In hoeveel projecten zit je nu? Ik doe vanalles ze… Udo, een vtm-groepke. Roxane. Dat zijn jobkes he. Ik heb nog twee klassieke projecten. Daar heb je veel minder concerten mee. Een concert met 2 gitaren op een receptie. Ik doe dat nog soms om het niet te verleren… ik heb dat tenslotte 5 jaar gestudeerd. Ik doe nog veel slechte dingen ze. Eric en Sanne, Helmut Lotti, en oeioei… maar dat is vooral freelance. Als ik ergens naar toe moet met de andere groepen, dan zeg ik af. Dat is echt werk. Die klassieke dingen zijn fijn. En de Talons is de max. Dat is niet gaan werken. Ambities: Dat is veel geëvolueerd. Ik ben nu in het commerciële circuit terecht gekomen… ik ben dan beginnen les te geven 2 jaar geleden. Mijn ambitie was alleen de groepjes te doen die ik graag doe. De dingen die ik doe voor het geld te laten vallen. Maar blijkt dat ik die niet heb laten vallen. Ik geef dus les en al de rest nog altijd. Dat is te veel? Ja dat is te veel. Het probleem is dat een mens niet makkelijk nee zegt. Ik zeg altijd direct ja maar dat is eigenlijk niet meer nodig. Budgettair? Ja. Is het dan geen eer om bijvoorbeeld bij Lotti te spelen? Een eer is dat niet (lacht). Ik probeer daaruit te ontsnappen maar het is moeilijk. Vandaag hebben ze nog gebeld. Persoonlijke ambities? Vroeger was dat eigenlijk in zoveel mogelijk groepen te spelen. Nu is het eerder om in minder groepen te spelen. Max. 3 eigen dingen waar ik 100% achter kan staan. met dat lesgeven is die mogelijkheid gekomen om dat te doen. Lesgeven: geef je op dezelfde manier les als je vroeger hebt gekregen?
110
Ja. Ik ben iets… ik geef enkel klassiek les. Maar ik geef wel meer rockmuziek aan die jongens als ik zie als ze interesse hebben. Maar de klassieke dingen geef ik zeker ook. En waar ligt de focus? Techniek of praktijk? Nu praktijk. In mijn opleiding heb ik veel meer techniek gekregen. Het was strenger vroeger. Is dat beter? Ik denk dat wel. De teloorgang van het DKO is ingetreden. Er zijn wel meer studenten. Het is goed dat er zoveel mensen worden bereikt maar kwalitatief is het achteruit aan het gaan. Toen ik begon had iedereen 45 min les. Nu hebben ze maximum 20 minuten. Dat is al een groot verschil in de kwaliteit. Nu is dat budgettair niet meer mogelijk.
Bijlage 2. Interview met Kurt Lelièvre
Welk instrument(en) speel je? Drums en percussie. Nooit iets anders gedaan? Ja. De melodische percussie-instrumenten. Vibra en xylo. Een jaar of drie toch wat mee bezig geweest maar dat was niet mijn ding. Enerzijds uit gebrek aan interesse en twee de mogelijkheid… je kan blijven investeren. Je hebt een drumstel en je moet daarnaast nog een vibra en een xylo gaan kopen. Op den duur wordt dat zo duur. En dan moet je altijd op de academie gaan studeren en je moest daar altijd extra tijd voor vrijmaken. Je kon nooit eens zeggen thuis ik ga nu eens een half uurtje hier links rechts… en op termijn heeft zich dat zo gemanifesteerd dat ik volledig voor drums gekozen heb. Maar je hebt er ooit eens wel een gekocht. Nee, alleen op muziekschool. En dat was dezelfde leerkracht als drum. In die tijd was dat één leerkracht. Dat is eigenlijk iets totaal anders maar het is afhankeliljk van muziekschool tot muziekschool in hoeverre ze mee in het verhaal willen stappen. Slagwerk is dus zowel melodisch als ritmisch slagwerk. Dat is net zoals je piano of gitaar speelt. Het is een totaal ander instrument en dat vraagt de nodige studie en vaardigheden. Daarom vindt ik dat je niet alles kan goeddoen. Het is ook zo: ik ken heel veel mensen die afstuderen aan het conservatorium en de ene is heel sterk melodisch en de andere is heel sterk in het ritmische gedoe. En de twee samen? Weinig. En die zijn wel wauw. Wat is uw leeftijd? Ik ben ondertussen 35. Wanneer was uw eerste band? Dat is ontstaan door wat populaire dingen te spelen op gelegenheden voor familie en vrienden. We hadden een klein orkestje en we hadden een kameraad die gitaar speelde. En dan was er nog een meisje dat piano speelde en we speelden op feestjes. Maar toen was ik 10 jaar of zo. Dus dat was heel snel. Maar mijn interesse, dat is een heel verhaal. Blijkbaar toen ik 2 jaar was heb ik mijn eerste drumstel gekregen. Dat kwam doordat mijn ouders mij ergens links of rechts hadden meegenomen. Er was daar een orkestje aan het spelen en ik heb daar een hele avond niets anders gedaan dan op die drummer te staan zien. En zo is dat begonnen. Dan hebben ze mij voor mijn sinterklaas een drumstel gekocht en sindsdien ben ik er eigenlijk mee bezig. Wat trok u dan aan aan dat instrument? Op die leeftijd omvat je dat zo nog niet. Ik denk eerder het visuele, het spectaculaire. Jonge gasten zijn eerder aangetrokken tot gitaar of drums omdat dat visueel veel toffer is. Was je dan van in het begin gemotiveerd om dat te spelen? Ik heb dat dan gespeeld van mijn twee tot mijn zes want voordien kon ik nog geen muziekacademie doen. Ons vader gaf destijds dan les en die had eens nagevraagd, wat moet ik daarmee doen, mijn zoon wil dat echt wel doen en die had dan direct gezegd, stuur die naar een muziekschool en daar zie je wel of het iets wordt. En dat ben ik dan altijd blijven doen. Dus het begin van de muziekschool was het beslissing van uw vader? Ja. Die wilde dat eigenlijk een beetje kanaliseren. Maar je wou het zelf ook doen? Ja absoluut. Het was niet opgelegd of zoiets. Dus je had wel een motivatie?
111
Ja. Het is wel nog niet zo… kinderen van 7 nu hebben een heel beeld via de media enzo. Wij hadden toen zo… dat is niet gelijk die mtvcultuur nu. Ik weet niet in hoeverre dat een sterke zelfbeleving was… het was eerder, kanaliseren van mijn ouders, die wilden mij ergens een extra input gaan geven. Tot dan was ik wat aan het kloppen maar er zat geen structuur of geen lijn in. Hoelang ervaring heb je dan eigenlijk? Van mijn twee jaar maar de laatste twee jaar van uw opleiding kom je pas tot het besef wat uw instrument eigenlijk inhoudt en wat je daar mee kan doen. Want in het begin is dat… de notenleer, dat was verschrikkelijk. Dat was oersaai en ik deed dat niet graag. Ik wou heel graag muziekspelen, maar het was altijd gekoppeld aan…in een officiële academie kun je niet zeggen, ik doe mijn notenleer niet en ik ga gewoon drummen. Dat gaat niet. Ging je je ook in de notenleer je focussen op het ritmisch dictee? Ja absoluut want ik was zo slecht in dat melodische… of dat nu een hoge do was of een lage… Dus eigenlijk had je geen ander instrument kunnen spelen? Nee. Ik was altijd met ritmes bezig, zelden met melodielijnen. Als die een opwaartse figuur speelde, dan kon ik even goed een neerwaartse neerschrijven. Ik hoorde dat totaal niet. Dat is nu anders? Dat is anders geworden door veel met muzikanten te spelen. Maar ik heb zeker geen absoluut gehoor en ik denk dat ik nooit zo met melodieën bezig ben. Heeft dat ooit voor problemen gezorgd? In die tijd wel. De notenleer enzo. Je moest bepaalde cijfers halen enzo. Ritmisch was dat altijd dik in orde maar qua zingen en melodisch dictee dat was een dikke ramp. Dus ik heb daar echt voor moeten knokken om die notenleer af te krijgen. Maar ik heb daar toch een jaar gedubbeld. Ik heb er toch een extra jaar voor gedaan. Veel mensen geven het dan op…waarom jij niet? Omdat ik zo graag drumde. Ik speelde zo graag muziek. In die tijd waren er waarschijnlijk ook niet zoveel alternatieven? Nee zeker niet. Nu heb je heel veel rockschools of privé. In die tijd had je wel een privé-leraars die links of rechts les gaven maar dat was een pak duurder, voor mijn ouders was dat in die tijd helemaal niet haalbaar. Er was gewoon geen alternatief. Dan stopte het ook gewoon als ik daarmee opgehouden was. Inkomen, kan je daar mee overleven? Toen ik de beslissing had genomen om uit het onderwijs te stappen was dat eenderzijds een risico maar je weet ook nooit wat de toekomst brengt. Ik was gewoon een uitvoerend musicus, dus ik speelde ten dienste van. Ik werd gevraagd of gebeld om te drummen, maar creatief heb ik nooit zelf iets in elkaar gestoken. Ik was dus altijd afhankelijk van. Geld uit optredens, opnames? Ja uit optredens. Opnames minder. Ik heb daar wel wat ervaring mee maar niet in die zin dat ik mij profileer als studiomuzikant. Verre van. In die tijd heb ik dan 2 jaar in het buitenland gezeten met Lotti op tour. Voor die tijd was dat wel een serieus inkomen. Niet dat Lotti zo goed betaalde maar ik had een afspraak met die mens. Kijk ik wil dat doen, een professionele drummer die de zaak een beetje rechthoudt voor u. daar waren constant problemen. Dan heb ik gezegd, dat staat er financieel tegenover. Na Lotti ben ik vooral bij Natalia terechtgekomen, dan heb ik een jaar haar tour gedaan. Daarna moest ik gaan leven van losse jobs, zo links en rechts, vervangingen, hier en daar een keer spelen. Dat is een pak minder interessant want dan vallen er een hoop zekerheden weg. Als jij een tour doet met honderd concerten, dan weet jij baf… natuurlijk kan dat ook tegenvallen want toen Natalia stemproblemen kreeg, dat is piquur. Er is geen enkele verzekering die dat dekt. Alé je hebt zelfs geen contract. In die tijd had je als muzikant ook geen bescherming, je had geen statuut. Ik ging dan stempelen als zogezegd werkloze, en daarnaast was je muzikant. Dat was gewoon stempelen om in orde te blijven. Ik heb ook een keer van de sociale zekerheid te horen gekregen, kijk, jij kan niet zomaar zeggen dat je werkloos bent als onderwijzer want er is werk voor u. “ik wil als muzikant door het leven gaan, niet in het onderwijs.” Was het dan een probleem dat je geen diploma had. In België ben je precies zonder diploma niet welkom. Je liep langs de zijlijn van alles wat leefde als muzikant. Niets geregeld, niets wettelijk, terwijl in Nederland – ik heb destijds nog in Nederland gespeeld – die staan veel verder op dat vlak. Die hebben een echt statuut als muzikant en recht op stempelgeld. Maar hier was dat niet. 1 juli 2004 is dat veranderd zeker. Of zelfstandig statuut of via interimkantoren. Het nadeel van die interimkantoren is wel dat uw loon wordt gehalveerd want je moet ineens een deel gaan afgeven aan dat bureau en ook aan sociale toestanden om in orde te zijn. Dat betekent dat je nu, om hetzelfde te verdienen als vroeger, zou je bijna het dubbel moeten vragen maar dan wordt je als groep zo duur dat niemand dat meer kan betalen. Of je moet een dubbel aantal concerten gaan draaien als voordien. Je geniet dan wel enige vorm van bescherming, maar of het er op verbeterd is…het is nog niet 100% in orde. En dan heb ik besloten om bij de
112
muziekwinkel te gaan werken. Die kans deed zich voor om daar de drumafdeling te doen. Onderwijs zag ik niet direct terug zitten, na 5 jaar in de rock & roll wereld. En zou je meer kunnen doen als je niet in de winkel zou werken. Dat geeft wel een zekere beperking. Ik kan geen jobs overdag aannemen. Ik kan gelukkig wel makkelijk vrijaf nemen. Maar bijvoorbeeld voor een zomertour, 2 maanden lang, dan moet ik njet zeggen. Langs de andere kant geeft het mij een loon en daarnaast kan ik een extra loon verdienen als muzikant. Maar touren zal er niet meer bijzitten zolang ik daar zit. Artistieke ambities, zijn die er nog? Nu kan ik makkelijker weigeren om sommige dingen te doen, die ik vroeger moest aannemen. De minder betaalde, de minder interessante, de commerciële rommel waar je niet achter staat. Vroeger moest je dat aannemen omwille van uw inkomen maar nu kan je zeggen: ‘Nee ik doe dat niet.’ Uw ambities zijn dus meewerken met dingen die je leuk vindt. Voila. Omdat je erachter staat of omdat je weet dat het met toffe collega’s is, dat je gasten kent van vroeger ofzo. Pas op, niet altijd als je er muzikaal achter staat maar het kan ook gewoon leut zijn. Het is een beetje minder van moeten geworden en dat is wel leuk. Want het kan wel eens voorkomen dat je bezig bent met een project en je doet dan een persvoorstelling en ze vinden het minder goed dan je wel verwacht had. Dat hangt samen met een heel aantal factoren waarvan je zegt: alé hoe kan dat nu. Een gitarist die ik heel goed ken bijvoorbeeld, die is bevriend met de drummer van Faithless. Nog zo een voorbeeld, altijd aan de top gedraaid, ze komen nu nog eens naar Werchter, ze spelen wel weinig meer, maar eens dat project gedaan was, de zanger en diegene die de nummers maakten, die waren redelijk binnen, maar de muzikanten, hun schoon leven was uit. En die banden die je dan hebt met een bandleader, die zijn heel informeel? Zo van, kom jij spelen vanavond? Ja. Voor hetzelfde geld sta je daar voor de deur en het optreden is afgelast en je hebt geen poot om op te staan. Gespendeerde tijd per week? Dat is afhankelijk van de periodes. Dat is nu natuurlijk al minder als vroeger omdat ik al 40u per week presteer in de winkel. Die vallen sowieso weg. Dat is allemaal afhankelijk maar laat ons zeggen dat als je als muzikant 3 à 4 dagen per week job hebt, dan kan je verder. Dat is een optreden van anderhalf uur? Ja meestal een set van 90 minuten. En hoeveel speel je daartussen nog? Repeteren en thuis spelen. Laat ons zeggen dat je elke week wel 1 à 2 repetities hebt, waar je dan ook een uur of 4 mee bezig bent. Dat zijn 8 uur per week dat je er meestal kosteloos insteekt. Dat hangt er wel van af welke productie. Bijvoorbeeld bij Natalia was dat wel betaald. Niet veel, dat was eerder een onkostenvergoeding voor uw vervoerkosten enzo. Maar dat hangt van productie tot productie af. Bijvoorbeeld die shows van K3 die ik voor het sportpaleis en de ahoi heb meegedaan, dat was met die mannen van de magical flying thunderbirds, die stellen hun eisen bij studio 100. Betaalde concerten en repetities. Dat is altijd leuk. Hoe omschrijf je je als soort muzikant (origineel of naspeler)? Nee niet origineel. Allee,… dat is misschien niet positief om over mezelf te zeggen maar als ik mijn geschiedenis bekijk, dan was ik redelijk getalenteerd, maar redelijk lui om te studeren. Als ik ooit echt de moeite had gedaan om veel te studeren, dan had ik veel verder kunnen staan. Als muzikant wel, vaardigheden en dergelijke, maar of dat meer opgebracht zou hebben naar optredens toe of qua betaling, dat kan ik niet zeggen natuurlijk. Ik ken meerdere muzikanten die er dag en nacht mee bezig zijn, maar die bij wijze van spreken geen nagel hebben om hun gat te krabben. Je moet het waarschijnlijk ook willen om met die populaire dingen mee te draaien? Je moet vooral jezelf kunnen verkopen. Als je dat niet kan, dan kan je zo goed zijn als je wilt… uiteindelijk zit je altijd in een entertainment business. Je kan magnifieke dingen op cd zetten, maar als mensen live naar u komen zien, dan moet er ook iets gebeuren. Je leest dat ook in recenties, “dat was misschien wel goed gespeeld allemaal, maar er was niets te zien.” Ik heb mijn eerste pop-rock groepje gehad, dat was zo een beetje alternatief, toen was ik pak 19 jaar, en dan, je kent dat, alle jeugdclubs, humo’s rockrally… Hoe noemde de groep? Rachel must be swimming. Dat was ten tijde dat Axl Peleman nog bij Ashbury Faith zat. We zaten altijd in het kielzog van… zij hadden een platencontract… we zijn dat jaar wel uitgeroepen tot beste demo op studio brussel. Maar het grote platencontract is daar jammer genoeg nooit uitgekomen. Waarom is de band dan gestopt? Ik ben gaan studeren. We repeteerden 2-3 keer per week en we traden 2-3 keer per week op. Dat was te veel voor mij aan het worden. Langs de andere kant is de band gewoon doodgebloed. Maar het was een vrij getalenteerde band?
113
Ja. Qua originaliteit en schrijven wel. Op die leeftijd was dat wel anders. Je gaat het maken als groep en je doet er alles voor. Je leeft bij wijze van spreken samen. Er is geen andere weg. Je moet er voor gaan. Ongelofelijke ambities toen? Absoluut. Op dat vlak zijn die een stuk realistischer geworden. Je hebt nog ambities anders zit je niet in dat vak. Als je dit of dat niet bereikt, dan ja… En uw ouders, hebben die u gesteund? Ze gingen heel ver. De uren dat ons vader met mij heeft rondgereden. Ik had dan 2 keer 1,5 uur notenleer en dan nog eens een uur slagwerkklas. Een vol uur les? Ja. Nu is dat nog maar een kwartiertje geworden. Heel het systeem was toen anders. Je moest daar een uur zijn voor 2 personen. Daarnaast nog eens een uur muziekgeschiedenis. Ik kreeg dan nog eens extra, want dat hebben ze ook gedaan, dan hebben ze wel moeten investeren, voor mijn notenleer door te komen ben ik wat privélessen gaan volgen bij die muziekleraar die notenleer gaf. Daar heb ik wel veel aan gehad. Dus uiteindelijk was ik daar wel heel wat uren per week mee bezig en mijn ouders ook want ik kon daar niet met de fiets naar toe. Waar was dat? Beringen in de provincie Limburg. Ik woonde zelf in Paal. En als je thuis oefende, hoe stimuleerden uw ouders u dan? Stonden ze erbij ofzo? Nee. Dat hebben ze nooit gedaan. Ik kom absoluut niet uit een muzikale familie, wel muziekliefhebbers, maar niemand speelt muziek. Ik heb wel altijd de positieve energie gevoeld dat die daar achter stonden, omdat die enerzijds met mij rondreden, omdat zij als ik een optreden had ofzo…mijn eerste drumkit, dat was nog zo iets, ik zat in mijn 5de of 6de jaar atheneum en ze deden een reis naar Amerika ofzo en ik koos dan bewust van niet. Ik ga niet meegaan en ik ging toen ook werken in het weekend in de horeca om geld bij elkaar te sprokkelen, dan heb ik mijn eerste echte dure kit gekocht en mijn vader, dat is altijd een handige geweest, die had dan een flightcase gemaakt. Die was er dus wel mee bezig. Maar hij was niet met uw studie bezig? Nee, nee. Omdat die mensen daar ook niets van afwisten. Het is niet altijd een cadeau als ouders als uw zoon wil gaan drummen. Wat horen die mensen daarin? Wat slagen. Zelf ben je misschien melodielijnen in uw hoofd aan het afspelen terwijl je een beat meespeelt. Iemand anders hoort gewoon wat er geproduceerd wordt, dus die hebben daar niets aan. Dus ik ben dan verhuist van de slaapkamer naar de garage. Daar stond mijn drumkit dan uiteindelijk. Mijn ouders hebben dus veel moeten tolereren want in die tijd speelde ik wel veel. En uw repetities met uw groep waren dan ook daar? Die waren ook meestal daar. Dan is dat wel interessanter om naar te luisteren omdat er dan muziek wordt gemaakt. En vrienden, hebben die je gesteund om muzikant te worden? Ik had vrienden die absoluut niets met muziek deden. Langs de andere kant ga je op zoek naar vrienden die wel iets met muziek doen. Ik ging bewust niet optrekken met gasten die alleen met voetbal bezig waren ofzo. Ik was altijd met muziek bezig. Uw eerste groep was dan met vrienden van school? Ja absoluut. Je hebt dan enkel muziekacademie gestudeerd? Ja. En daarbij autodidact. Want er valt natuurlijk heel wat te leren. Dat werd vroeger minder gedaan, maar af en toe werd dat gedaan, dat er grote drummers kwamen om te laten zien: kijk, dat is mogelijk, dat kan allemaal. En dan is er nu een drummersfestival in een cultureel centrum in Tessenderlo. Je kan dat echt zien als een volwaardig festival. Zo komt er dit jaar Dennis Chambers, Robert di Matteo. Als jonge gast kijk je daar naar op. Dat zijn de goden. Er zijn altijd een paar gasten waarvan je zegt: dat is het onmogelijke. Je gaat beginnen te studeren om die na te spelen. De markt is nu natuurlijk veranderd zoals DVD’s, dat bestond vroeger niet. Hoe ging het autodidactische dan in zijn werk? In het begin is dat vooral naspelen. Mensen stellen mij die vraag wel eens: hoe hoor jij dat eigelijk. Dat is de ervaring die dat meebrengt. Een leek weet het verschil tussen een basdrum en een high hat niet maar als je daarin zit, dan begin je dat allemaal horen. En je kijkt ook naar clips enzo, en dan probeer je dat na te doen. Kom je dan ook soms voor verassingen te staan? Ja natuurlijk. Je probeert dingen uit te zoeken. En zeker in Nederland, want zij hebben een heel andere drumcultuur als wij, die staan op dat vlak veel verder. Die hebben zelfs een magazine, de slagwerkkrant. Daar schrijven die alles tot in de details uit. En ben jij er dan ook zo theoretisch mee bezig? Nee. Vroeger wel. Op u eigen zitten te leren?
114
Ja. Wat vroeger echt freaky was bij de sessie muzikanten was Toto. Jeff Porcaro wat die ooit van groove geproduceerd heeft. Dan begin je daarvan te lezen. Internet dat bestond in die tijd allemaal niet. Dat was dan in boekskes van Peiste ofzo. En ook je bent daar in de les mee bezig. Op een bepaald moment ga je anders spreken met de leraar. He, ik heb dat gehoord… Gingen de leraars daarop in? Ik heb het geluk gehad dat ik een switch heb gehad qua leraar. Dat eerste jaar had ik een oubollige leerkracht, die was met fanfaretechnieken bezig. Dan is een nieuwe leerkracht gekomen die bezig waren met wat toen modern was. Ik heb heel veel te danken aan hem, omdat die een heel andere manier van lesgeven had. Welke leeftijd was dat? Ik zal toen wel al 5-6 jaar op die muziekacademie hebben gezeten. Van 7 tot 18 jaar heb ik daar kunnen zitten. Ik heb dan bewust een jaar laten overslagen om geen examen te doen om nog te kunnen genieten van drumles. Dat kon in die tijd, ik weet niet of dat nu nog kan. Als je verder conservatorium wou doen, kon je ervoor zorgen dat je zolang mogelijk les kreeg. Op den duur heb ik dat dan toch niet gedaan omwille van een achterstand op melodie. Maar conservatorium is klassiek en drum zit toch nooit in een orkest? Jawel pauken en kleine trommel en wat percussie. En luisterde je dan naar klassieke muziek? Nee dat heb ik ook van thuis niet meegekregen. Ik kan er wel van genieten maar 95% luister ik hedendaagse muziek. Mijn ogen zijn opengegaan toen ik de tour van Lotti deed bijvoorbeeld. Ik was daar in de minderheid, 99% waren geschoolde muzikanten. Je zat in een groot orkest met een dirigent enzo. Dat was een heel andere ervaring. Qua leerkrachten heb ik dus geluk gehad dat ik op die typ gekomen ben. En die kon u ook die populaire dingen geven? Kon je met een nummertje afkomen om dat te leren? Ja die moest zich ook aan het leerplan houden maar je had die opgelegde stukken die je voor je examen moet kennen maar dat waren gasten die naar moderne stuff begonnen te luisteren. Daar staat wel in, je moet een oefening doen, maar vroeger werd drummen gezien van, je hebt hier een blokske en daar een stukje. Dat werd aanzien als een heel omslachtig stuk maar eigenlijk een drumkit op zich…en dan kon je bijvoorbeeld een nummer van Toto samen ontleden en dan doet die dat. En uw punten waren goed? Ja die waren redelijk. Ik ben met grootste onderscheiding afgestudeerd aan de academie. Dat was een serieuze motivatie die punten? Ja want met notenleer was dat altijd met de hakken over de sloot. In uw lessenloopbaan was er dus geen gigantisch verschil tussen wat je thuis deed en wat je in je lessen deed? Toch wel. Enerzijds heb je de oefeningen die je moet doen voor het school. Technische dingen uit een studieboek. Roffels… je hebt een studieboek over fills spelen. Zo wordt alles bij elkaar gebracht en uiteindelijk kom je tot drummen. Daarnaast speel je veel thuis met muziek mee. Met platen of met nummers. In die tijd was ik vrij hard fan van Phil Collins. (stuk rechts en links drummen). Maar ik ben eigenlijk een linkshandige drummer. Ik ben rechts begonnen maar dat ging eigenlijk niet. Daar zijn ook allemaal theorieën over. De groten der aarde zijn bezig met rechtse oefeningen voor links te doen, die net zo goed te krijgen als hun andere hand. En als je naar een optreden gaat dan ligt uw focus op de drummer. Voila. Vraag me niets van teksten. Misschien in het Nederlands, maar dan passeert het meestal nog. Ik ben altijd geïnteresseerd in de ritmiek van een nummer. In een leuk groovje met de gitarist of de bassist. Ik luister wel helemaal anders als de gemiddelde mens. Dat is omwille van het instrument dat je speelt denk ik. Ik kan heel ambetant worden als het geluid bijvoorbeeld niet goed is. Jammer genoeg wordt 70-80% van uw optreden bepaald door de front of house technieker en als die mens onbekwaam is, vergeet het dan maar. Het evolueert allemaal. In het begin je speelt, en je bent blij dat je dat kan spelen. Later komt het erop aan om het te doen grooven en van daar een juiste balans in te vinden. Je kan al je figuren andere accenten gaan geven, dan komt er een andere dimensie in, en dan begin je over groove te spreken. Dat was ik zo graaf vindt van bepaalde muzikanten waar ik naar opkijk. Het wordt meer en meer een wetenschappelijke studie, dat drummen. Soms te. Ik hou wel van het ruwe kantje, maar het mag ook niet te slordig worden, niet volledig uit de maat. Je voelt dat, als dat iemand is die niet kan spelen, dan voel je dat. Creativiteit in formele lessen? Ja. Naast individuele lessen kreeg je ook samenspel. Binnen slagwerk was er een percussiegroep. Nu is dat al verder, nu is dat overkoepelend. Bijvoorbeeld jazzformaties. Onze leraar ging daar wel verder in, die heeft daar later een pianiste bijgezet, een bassist enzo en we deden ook echt optredens. Die leraar schreef ook dingen uit. Een maat van mij doet dat nu ook: dingen van Faithless uitschrijven, toegespitst naar die instrumenten en dat is een extra motivatie naar uw gasten. Het is altijd leuk als je dingen kan spelen die dicht bij uw wereld staan. Als je zo oude brol moet spelen…met alle respect, daar leren we nog altijd veel van. Buddy Ritch ofzo. En waren dat dan technische oefeningen?
115
Nee dat waren meer variaties op één soort groove. Accenten anders leggen…ik had ook het geluk dat die leraar zelf veel speelde, die was daar heel veel mee bezig. Ik had ook echt een drummer getroffen, dat was niet zo een melodische specialist, en dat was wel goed. En waren jullie dan bezig met melodie? Hij heeft voor mij de mogelijkheid gecreëerd om enkel percussie, pauken en drum te doen. Vroeger waren die melodische instrumenten ook verplicht. Meer op het einde had hij wat meer vrijspel gekregen, die drie laatste jaren moest ik dat niet meer doen. Ik heb trouwens een tijd willen opgeven omwille van die melodische instrumenten omdat ik examen had en ik zag dat niet meer zitten omdat ik alles fotografisch studeerde. Dus ik studeerde mijn klavier en ik studeerde dat in maar als je mij voor een ander instrument zette, van een ander merk, dan was dat volledig anders, dat beeld was niet meer hetzelfde. Dus ik had echt een slechte manier van studeren. Ik studeerde dat vanbuiten terwijl de bedoeling eigenlijk is dat je dat op zicht kan lezen en dat je je klavier beheerst, maar ik studeerde dat echt. Op een gegeven moment ging dat zo ver dat ik wou stoppen en dan heeft hij mij wel over de streep getrokken. Hij kon u dan ook motiveren? Absoluut. Hij heeft ook eens zwaar van zijn kloten gemaakt. En dan heeft hij de mogelijkheid gecreëerd om enkel de ritmische instrumenten te doen en dan is dat ook zo gegaan. Gelukkig maar. Hoeveel per week was je aan het oefenen? Op een gegeven moment zit je wat verder in je school dus je had al wat meer werk te doen enzo. Maar laat ons zeggen, per dag toch een uurtje dat je daar per dag mee bezig was. Met uw lessen? Dat was, laat ons zeggen, een half uurtje uw werk van die week per dag en de rest speel je zelf wat. Dat was zo gestructureerd? Een half uur dit en dan vrij? Nee nee. Het kon evengoed drie kwartier zelf zijn en een kwartier omdat het moest. Ze zeggen ook vanuit de muziekschool een kwartier per dag… Ja. Dat hing er wat vanaf. Soms kon dat ook eens een halfuur zijn. Soms een keer een dag niet. Maar ik was jammer genoeg redelijk lui. Moest ik de dingen gestudeerd hebben die ik moest leren… laat ons zeggen, de groten der aarde die staan ’s ochtends op en die beginnen te studeren 8uur per dag ofzo. En dat is echt blokken? Die studeren echt specifiek. Die denken echt: nu ga ik iets doen, nu ga ik dat volledig omdraaien, nu ga ik dat met mijn voeten spelen,… die zijn daar echt bewust mee bezig. Nu die lesdvd’s die je kan kopen, je merkt dat, die zijn ook zo gefocust. Die kunnen perfect uitleggen dat moet zo en zo, en dat kan je niet als je zomaar wat speelt. Wat of wie zet aan tot spelen? Als ik zin had om te spelen. Of een liedje dat je hoorde op de radio? Awel ja. Dat heeft te maken met uw emotionele toestand. Er zijn dagen dat je u super voelt, dan heb je zin om te spelen en er zijn dagen dat je zegt ik heb hier een mindere dag ofzo… uw emotionele toestand hangt daar mee samen. Hoe je later speelt, hangt daar ook mee samen. Er zijn dagen dat het niet gaat. Dat is in alles zo. Vooral als je oefeningen studeert. Er zijn dagen dat het echt niet werkt. Maar de volgende dag lukt het dan misschien wel en dat is dan omdat je die dag hebt doorgezet. Maar het heeft geen zin, de dagen dat het niet lukt, bwa ik stop er maar mee. Je moet dan de motivatie hebben om te zeggen, kijk hier moet ik door. Waarom zei je tegen jezelf dat, ik moet hier doorgaan. Je hebt een deadline. Tegen de les moet je je stof kennen. Het kan zijn dat je eens iets niet kan maar je kan niet naar de les blijven gaan om te zeggen dat je het niet kan. Dat waren dan moeilijke stukken? Er waren dingen bij die absoluut moeilijk waren ja. Op een gegeven moment gaat het heel snel en als je dan als muzikant verder wilt geraken, dan vraagt het enorm veel input en enorm veel studie om net iets meer te kunnen. Dat is net hetzelfde als je de 100 meter net onder de 10 seconden loopt en je wil dan nog sneller, dan moet je weer 2 jaar hard trainen. Die grens wordt altijd vager. Speelde je dan covers, zocht je zelf naar iets en studeerde je dan tot je het kon of was het trekt erop genoeg? Soms was dat genoeg, soms ga je er dieper op in. Het zijn meestal dingen die je graag hoort. Ik was en ben nog altijd niet zo iemand die de cdwinkel binnenstapt en op zoek gaat naar muziek. Het zegt me niets maar ik wil het wel kunnen spelen. Het gaat altijd naar uw eigen interesse. Uw zelfstudie: persoonlijke zoektocht naar info? Boeken, dvd’s? Ja die dvd’s nu maar het ontbreekt me aan tijd om het te studeren en nu zie ik er het nut misschien niet meer van in. Het is nu misschien wel wat laat. Ik heb al veel gedaan in mijn leven als muzikant. De ambitie is op dat vlak wel wat getemperd. Ok, ik wil wel nog spelen maar er
116
staat een jonge generatie achter u te drukken die een pak beter zijn omdat die al die media ter beschikking hebben en al die input krijgen. Wij teren wel ergens op ervaring maar iedereen heeft zo wel zijn tijd. Wordt je dan slechter omdat je minder studeert? Ja voila. Je begint af te takelen qua techniek maar het is nog genoeg voor het genre dat ik speel. Er zijn dan gasten die een betere techniek hebben maar aan wie het de ervaring ontbreekt en vaak wordt je dan gevraagd omwille van uw ervaring. Het is niet alleen dat. Het is ook hoe graag de mensen met u werken want uw persoonlijkheid doet heel veel af aan de jobs die je hebt. Maar ik heb zo een kameraad. Die gaat nu studeren in Londen. De lat hoger leggen. De kans is natuurlijk kleiner want de leeftijd is al hoger. Misschien moest je er al lang ingerold zijn want België is één land maar in Londen of LA is het maal zoveel. Om daar tegenop te boksen… maar ik, ik hou enorm veel van muziek, je moet je dat nooit afpakken, maar er is in het leven wel meer als dat drummen. Ik kan gerust 3 weken op vakantie gaan zonder daar mee bezig zijn. Alé, mee bezig zijn wel maar niet; ik moet nu naar huis. Je blijft in hart en nieren muzikant. En via internet? Ik kijk veel, maar dat heeft denk ik met mijn generatie te maken, maar ik ben geen enorme internetfreak. Dat is wel een enorme voedingsbron en dat is fantastisch, maar ik zit geen hele dagen te zoeken. Dat heeft met mijn generatie te maken, er is in het leven meer dan dat scherm en dat toetsenbord. En je denkt dat nieuwe generatie drummers daar meer mee bezig zijn? Zeker en vast. De mogelijkheid is er nu als drummer om u nu op te nemen. Dat wordt nu van China allemaal ingevoerd en die kosten worden allemaal gedrukt. Je kan nu van Stagg een set microsets kopen, dat kost niets, iedereen kan dat betalen. Je kan alles via uw pc opnemen. Vroeger kon je niet alles opnemen zonder studio. Nu is alles mogelijk. Dat maakt dat veel meer mensen daar mee bezig zijn. Er worden ook heel veel toffe producten afgeleverd. Meer goede muzikanten als vroeger? Ja ik denk het wel. Ik denk dat er meer getalenteerden gaan opstaan omwille van de mogelijkheden en de input die ze krijgen. En speel je dan met pupiter thuis? Als ik nu studeer, dan zal dat eerder in functie van een opdracht zijn. Ofwel zijn er partituren beschikbaar ofwel zijn er dingen die je zelf moet uitschrijven. Jij doet dat persoonlijk? Ik kan dat maar je schrijft als drummer vaak in structuren want anders kost u dat ongelofelijk veel tijd. Je schrijft dus in blokken, 8 maten refrein, daar een break… en als je echt die break wil spelen, dan schrijf je die uit. Anders schrijf je fill ofzo. Zou je een voorbeeldje kunnen geven van hoe je het opschrijft? Dat is eigenlijk verkorte notatie van het formele notenschrift. Maar je denkt niet aan de tonen die je speelt met uw drumstel? Dat is mogelijk maar ik doe dat niet. Dat is dan bijna een xylofoon? Ja. Terry Bozzio is daar de krak in. Maar met die verkorte notatie weet ik dat dit van het formele komt. Ik heb dat vroeger genoeg gelezen om te weten hoe het gaat. Ik heb daar geen notenbalken voor nodig. En meestal als je speelt werk je met die notatie? Ja. Als je veel te onthouden hebt, dan schrijf je rap schema’s en je leest dat rap. Je kan dat niet onthouden. Dus je bent constant aan het tellen? Je bent bezig met tellen maar je leert als drummer wel voelen in bepaalde structuren. Acht maten leer je voelen, je denkt daar niet aan. Je voelt ook hoe de muziek zich oplost soms. Als dat nu een nummer is dat bestaat uit 5 maten, dan eens een break en dan nog eens 4 maten, terug een refrein, dan moet je wel bij de pinken zijn omdat dat dan tegen uw gevoel is. Of je zit in een maat 4/4, wat heel natuurlijk aanvoelt, en ineens zit daar een ¾ of een 5/4 tussen, dat moet je wel lezen. Ja, dat raad ik ook de meeste mensen aan. Ik heb daar kei hard voor moeten knokken voor die notenleer uiteindelijk maar ik vind dat wel een pluspunt. Eén, je kan voor jezelf iets noteren, twee het geeft de mogelijkheid om te onthouden. Als je notatie kent, dan kan je dat altijd ontcijferen, je weet altijd over wat het gaat en dat geeft je de mogelijkheid om verder te gaan in je studie. Ben je nog bezig met kennisvermeerdering? Expliciet… ik ben altijd open gestaan voor elk genre. Van jazz tot klassiek tot…alles kan bij mij. Er bestaat natuurlijk slechte muziek… En technische kennis? Ja in die zin, je babbelt met mensen. In mijn geval in de winkel. Je bent bezig met mensen en hoe doe je dat? Ik heb dat vroeger gedaan, 4 jaar lesgegeven in een soort, dat was geen officiele school in Limburg. Niet de muziek-o-droom?
117
Nee, daar heb ik ook wel een jaar lesgegeven. Maar daar is het probleem, je krijgt daar gasten binnen die geen noot kunnen lezen en je moet die op één of andere manier…je hebt daar een massa aan materiaal liggen…maar je had daar 2 gasten op de 10 die gemotiveerd waren en die misschien wel eens een noot konden lezen. De rest komt daar gewoon omdat ze drummen magnifiek vinden en ze willen dat kennen. Je kunt die een toffe beat laten spelen maar ik vind dat systeem hoe dat werkt moeilijker. Nu zijn ze daar al verder in. Nu hebben ze naast hun lessenreeks ook een theoriecursus ingebouwd. Maar het is gemakkelijker als je ene binnenkrijgt die kennis heeft van notenschrift. Dan kan je zeggen, nu doen we die oefening. Ik vond dat wel leuker werken. Hoe luister je? Gefocust op de drum? Toch wel. Ik zal het wel altijd horen wat er gebeurt en zeker als er iets speciaals gebeurt. Zijn er verschillende manieren waarop je gaat luisteren? Ik herken meestal heel snel een nummer. Gefilterd luisteren zal ik vaak kunnen doen. En kan je die dingen dan meespelen? Als ik ergens zit, ga ik daar niet van wakker liggen. Ik kan daar wel van genieten als dat opstaat, dat schept een sfeer. Maar je gaat anders luisteren als je ergens gepushed wordt. Als de muziek luider staat. Daarnaast kan je ook onbewust iets ontvangen, een signaal. Maar als kind ook. Ik heb twee salons in de vernieling geslagen, altijd als we naar tv ’s avonds waren aan het kijken, dan zat ik daarnaast in de zetel mee te spelen op de leuning, gelukkig was dat geen houte, in frut vaneen geslagen. Dat meespelen, dat autodidactisch, dat heeft heel wat nut gehad. En welke genres luister je dan? Pop-rock toestanden, de dingen waar ik mee bezig ben, maar ik kan absoluut ook genieten van een leuk swingske of iets jazzy. Dat hangt ook van de gemoedstoestand. Ik wil nu de muziek opzetten die mij…dat kan heel fel inspelen op iets. Dat kan ook anders werken. Je kan opstaan en een baaldag. Een dikke salsaschijf en compleet.. bij mij kan dat wel veranderen. Andere genres speel je ook? Ik heb daar kennis van omdat ik ook als percussionist speel. Maar zoveel ben ik daar niet mee bezig. Proberen te zoeken naar één stijl of maak je een mengelmoes? Ja je hebt zoveel input. Zowel Franse chanson als Norah Jones als tangonummers, maar ik zal nooit de tango leren analyseren of tot de diepste puntjes gaan uitzoeken, maar dat zijn allemaal dingen die je in de loop van je leven bent tegengekomen. Je komt samen met muzikanten en je maakt zo je eigen ding. Dat leidt wel soms tot verassende dingen. Je bent dan zelf creatief bezig? Ja want je geeft er je eigen toest, je eigen draai aan. Maar in hoeverre kan je nog origineel zijn want alles is al ooit eens ergens gedaan. 90% van de nummers die je doet zijn wel al ooit eens gespeeld. Soms heb je nummers die daaruit steken. Bijvoorbeeld Herman Combré van Clouseau is veel minder origineel als een Ken Blijkman van Borsato. Die zijn fills zijn fenomenaal. Elke iets of wat drummer focust zich daarop. Je kan je dus in populaire dingen vinden. Absoluut. Er zijn dingen waarvan je zegt, dit moet het gewoon zijn. Je hebt ook muzikanten die dat direct kunnen vertalen en dat is een kunst, en zeker als sessiemuzikant. Je voelt zo wat die muziek vraagt. Want je kan ook die muziek naar de kloten spelen. Je kan te veel spelen, te veel techniek. Bruno Meeus doet bijvoorbeeld de meest freaky dingen maar hij is ooit eens auditie gaan doen bij de Kreuners en na twintig maten hebben ze het stilgelegd. “Met wat zijde bezig? Dit beantwoord niet aan wat we wensen.” Less is more. De grootste hits zijn ook geschreven met twee akkoorden. Hoe komt dat en waarom zijn dat de grootste hits…? Omdat dat het makkelijkste is om te luisteren. En vind je dat jammer? Nee. Want eigenlijk heb je meer techniek dat je laat zien… Nee want je kan naar een optreden gaan en die drummer speelt echt in functie van het geheel en die doet één fill waar hij echt laat zien, that was me. Maar het is wel een verademing als je een drummer hoort, techniek tot en met en als je dan een hoort die een gewoon groovke doet. Het hoeft ook niet altijd zo… ik kan absoluut erkennen wat iemand kan en heel veel bewondering voor hebben maar het doet me veel meer plezier van iemand een gewone beat te zien spelen. Want vaak die techneuten, die slagen daar niet in. Die hebben kennis te over. Die jazz, met al die techniek, daar ben ik niet zo zot van, daar kan ik niet zo van genieten. Hoe bewust componeer je? Je probeert eerst iets mee te spelen en je valt altijd terug op basisdingen die je al gehoord hebt. Je valt eerst binnen een stroming terug. Improsessions doet dat ook. Dat is heel creatief en heel leuk om te doen. Je krijgt een bekend nummer en je moet dat coveren binnen een bepaalde stijl. In Frankrijk is dat waanzinnig populair. Hier was dat ook biebabeloba maar dat was te fel afgesproken. Maar 90% van de klassiek geschoolden slagen er niet in te improviseren. Als je een jazzopleiding genoten hebt, dan weer wel. In mijn ogen zijn dat veel betere muzikanten omdat die hun ziel laten spreken. Die maken muziek vanuit zichzelf. Veel klassieke muzikanten zijn notenneukers. En het solomoment is dat iets voor u?
118
Ik kan dat wel. Maar hoe doe je dat? Door zoveel mogelijk noten op korte tijd te spelen. Het moet visueel ook iets geven. Maar daar zijn bepaalde technieken voor, bijvoorbeeld met een dubbele basdrum te werken. Dat de mensen dat niet meer kunnen volgen. Dat maakt indruk. Als drummer kan het mij interesseren als iemand een breakbeat doet die makkelijk kan lijken maar waanzinnig moeilijk is, maar jan met de pet ga je daar niet mee overtuigen. Dan hangt het er van af voor wie je speelt. Je laat u leiden voor wie je speelt? Nee want 90% van de gevallen spelen wij voor jan met de pet. Ik heb ooit wel eens één drumkit gedaan voor drummers en daar ging ik wel verder. Daar studeerde ik dan wel voor. gebeurt dat? Theorie in het achterhoofd of gewoon, wat klinkt goed? Ben je tijdens het spelen bezig met de melodische instrumenten? Vroeger minder… maar je luistert wel. Ze kunnen wel een bepaalde ritmische figuur spelen in die melodische lijnen en die kan je dan bijvoorbeeld helemaal meegeven. Dat kan wel tof werken. Maar met die tour van Natalia bijvoorbeeld, dat is een ongeloofelijk groeiproces. Als je dat eerste en dat laatste optreden zou tapen… je bent die nummers anders gaan inkleden, je bent ook met die band andere dingen gaan proberen. Dat is wel heel tof. En repeteer je dan tussendoor? Nee…soms gaan er dan wel eens dingen faliekant mis. Door uw ervaring kan je dat dan wel zo opvangen dat het goed komt. En componeer je zelf? Nee eigenlijk niet. Ik zou het wel willen maar ik kan het niet. Ik heb te weinig melodische achtergrond. Ik zou wel graag meewerken aan een baslijn ofzo. Arrangementsgewijs heb je als drummer wel soms een beter zicht op het geheel. Je kan dat beter zo oplossen want dan vloeit dat beter in elkaar. Dat is ook een deel ervaring. Dat zijn dan niet speciaal creatieve dingen maar dingen die je ooit hebt gedaan? Ja of ooit gehoord. Of je krijgt een gevoel, je krijgt een ingeving. Hoe verloopt een repetitie? Gestructureerd? Dat hangt ervan af. Je kan kiezen of je een nummer doet. Je bereid dat dan voor en je begint dat te spelen en je ziet wat eruit verder komt. Je voelt direct of het iets wordt of niet. Of je begint met niets, maar dan is dat eerder een vorm van jammen. Dan ben je samen eigenlijk aan het componeren. Gebeurt dat nu nog? Absoluut. Maar Natalia haar nummers zijn allemaal al geschreven. Ja maar live probeer je toch altijd iets anders te brengen dan op plaat ofzo. Het kan zijn dat we iets toevoegen arrangementsgewijs. In het begin ga je dat niet zoveel terugvinden als tegen het einde. En dat wordt dan enkel besproken en niet gerepeteerd? Dat hangt ervan af. We hebben in die tour één maal gerepeteerd en dan hebben we een aantal dingen ingeoefend om eens te zien wat werkt. Is er dan een bandleader? Ja meestal is er een MD, een musical director, die heeft de eindbeslissing en werkt meestal samen met de artiest. Dat is iemand die in de band speelt? Ja op sommige momenten is dat zelfs de drummer, gek genoeg. Maar hij speelt altijd mee. Nee niet per se. En de frontman of vrouw staat daar wat buiten? Nee. We spelen altijd in functie van de artiest dus als die het niets vindt, dan gaat het idee niet door. Natalia heeft uiteindelijk de eindbeslissing. Ze kan zich natuurlijk wel laten overtuigen door de MD. En Rachel must be swimming, was dat professioneel? Ja… als muzikant hadden we wel al wat ervaring. We zijn anders met muziek bezig. Dat maakt dan niet uit hoe veel je er mee bezig bent maar je wil maar één doel en dat is de wereld veroveren. Liefst zo veel mogelijk met muziek bezig zijn. Ambitities? Is de muziekwinkel een oplossing? Dat is nu een oplossing maar of dat gaat blijven…ik hoop wel ooit nog wel eens op tour te gaan. Het tourleven is fantastisch. Maar realistisch gezien weet je dat die kans heel klein is of je moest toevallig eens op het juiste moment bij de juiste mensen terecht gekomen. Maar ik ben daar ergens tevreden mee met wat ik gedaan heb. Ik heb kleine dingen gedaan, ik heb ooit eens voor 60 000 man gespeeld met Lotti op rimpelrock. Welke leeftijd die ook hadden, dat was wel wauw… maar das wel nog een ambitie die ik heb, nog eens met een band iets eigen opzetten. Eigen dingen, eigen werk omdat ik de laatste tijd met heel veel werk van anderen bezig geweest. Uiteindelijk niet zoveel eigen dingen gedaan in uw carrière?
119
Ja. Je geeft wel uw stempel aan dingen maar je bent niet met uw eigen dingen bezig. Nu is dat wel leuk bij Roxane, dat is iets waar we wel allemaal in geloven als frontmadam, misschien geen grootse zangeres maar langs de andere kant doen we daar geen voor de hand liggende dingen mee dus ze heeft absoluut haar kwaliteiten. Maar zeker als frontmadam om iets te verkopen. We gaan dus op zoek naar nummers van anderen om te zingen, we gaan zelf schrijven, met iemand, niet binnen de groep. Links of rechts kennen we wel mensen waarmee we kunnen schrijven en zij kan dan zingen over haar levenservaringen. Maar we gaan onze stempel er wel op drukken en dat is wel leuk. We gaan er heel wat tijd in steken maar we gaan zien wat eruit komt. Krijg je daar geld voor? Nee nu nog niet. Maar dat is een moment waar er nog geen geld voor moet zijn. Eens je dat nummer gaat uitgeven, dan wordt er wel over rechten enzo gesproken. Een label overtuigen om dat uit te brengen maar platenmaatschappijen investeren bijna niet meer. Is dat iets dat u tegenhoudt om zelf iets te beginnen? Ja en nee. Nu met youtube enzo heb je heel veel kans om bekend te worden. Tegenwoordig kan je enkel op internet liedjes verkopen. Dat werkt wel. Er zijn wel wegen te bewandelen. Er iets niets dat zegt, we moeten er dan staan. We zien wel. Dat is wel leuk daar nu terug wat tijd in te steken. Voor hetzelfde geld draait het op niets uit. Dat lijkt me nu een leuke uitdaging dan een groepke dat belt: ‘We doen die covers …’ Daar ben je uitgegroeid? Ik doe dat nog maar langs de andere kant hoef ik dat niet meer te doen, ik ben nu die weg aan het inslagen en mijn job laat dat dan ook toe. En de rest zien we wel.
Bijlage 3. Interview met Jeroen Jullet Welk instrumenten bespeel je? Eigenlijk vooral gitaar. Ook basgitaar. En keys? Ja maar dat is eerder op gevoel dan echt… Maar je bent er wel mee bezig? Ja dat wel. Op welke leeftijd ben je ermee begonnen? Ik denk ergens een jaar of 10. Het vierde of vijfde leerjaar, dat ik echt ben begonnen met gitaar te spelen. En dat was op eigen houtje? Ja toch zoiets. Hoe ben je daarmee begonnen? Eerst en vooral een akoestische gitaar. Dat was voornamelijk door de dingen waar ik naar luisterde. Toen begon Nirvana zowat op te komen. Dat was daarvoor ook wel al zo een beetje maar met die band was dat dé reden. En vrienden of ouders? Niet echt. In mijn familie is er eigenlijk niemand die muziek speelt. Dus op een bepaalde moment zeg je gewoon, ik wil een gitaar kopen en uw ouders hebben die dan gegeven? Ja zoiets. Dus uw motivatie was echt de andere groepen. Ja ik wou ook zoiets doen. En wanneer kwam uw eerste groep dan? In het eerste middelbaar omdat je dan nieuw volk leert kennen en daar zat dan toevallig een andere gitarist in mijn klas en die stond in hetzelfde stadium als ik. We hebben elkaar zowat opgevoed. Onder elkaar zowat leren gitaar te spelen. Dan hebben we nog een drummer leren kennen en in dat eerste jaar is dat dan stillekes aan als eerste groepje ontstaan. Dat waren voornamelijk Nirvana-nummers en eigen nummers die serieus trokken op andere Nirvana nummers. Hoelang ervaring met die andere instrumenten? Die zijn later gekomen, dat is nog niet zo lang. Een jaar of 3 geleden denk ik. Vooral die analoge synth dat interesseert me wel. Die analoge…en zo eigen klankskes proberen te maken, omdat je daar ook oneindig veel mogelijkheden mee hebt. Heeft dat er ook mee te maken dat je nu geen groep hebt. Niet zozeer. Er zijn al plannen geweest om met die dingen … een soort van groep te vormen met drie of twee iets gingen maken. Dat is er nooit van gekomen. Beschouw je de muziek als uw hobby of meer als dat? Ik denk dat het meer is als een hobby. Dat is het eerste ding waar ik creatief mee bezig was. Nu ook met film maar moest je mij nu vragen: wat wil je het liefst gaan doen? Dan blijft het nog altijd muziek. En, dat is een vrij utopische gedachte, maar ik zou nog altijd iets willen bereiken met hetgene wat ik in de toekomst ga maken. Het is niet zo, ik ga wat in cafeetjes spelen. Ik wil wel wat meer doen. Is uw film ook in functie van uw muziek? Ik ben al langer gefascineerd door film maar het leek me wel handig om dat als muzikant te gaan doen omdat een combinatie tussen de twee wel mogelijk is. Het is sowieso iets dat dicht bijeen ligt. Dus moest het met het één niet lukken, dan kan ik bij het andere terecht. Maar het ligt wel dicht bij elkaar, de manier van werken enzo. En heb je er een inkomen mee? Nu is dat niets eigenlijk. Vroeger hebben we heel wat gespeeld in hardcore en punkgroepen en daar maakte het niet zoveel uit of we daar zelf iets van zagen, we staken dat dan terug in de groep om iets uit te brengen, de studio in te gaan… Je had een groepspot, dat ging niet naar de persoon? Nee. Als de groepen gedaan waren, dan kregen we daar misschien nog eens iets van. Dat is ook het verschil met hardcore en punk: je doet dat niet echt voor het geld, het is meer voor te spelen overal en zoveel mogelijk. Als je geld wil verdienen, dan zit je daar in de verkeerde brache. Buiten als je echt groot bent…
120
Ja maar dan nog. Er zijn wel groepen in België die vroeger, want nu is de hype al wat gedaan, serieus wat verdiend hebben. Maar dat is nog altijd geen maandloon, daar kan je niet mee rondkomen. Hoeveel tijd ben je daar per week mee bezig? Wekelijks zit ik wel achter mijn computer wat te schrijven of met mijn gitaar. Dat moet wel dagelijks gebeuren. Maar het is niet echt gedisciplineerd? Nee, dat niet. Het is meer wanneer het er is. Hoe zou je je als soort muzikant omschrijven, eerder origineel of een naspeler? Eerder mijn eigen ding proberen te doen. Vroeger heb ik een beetje muziekschool gedaan, dan krijg je puur theoretische dingen aangeleerd, maar eerlijk gezegd, daar weet ik nu bijna niets meer van. Het is gewoon puur op het gevoel af, dat klinkt en zoiets wil ik gaan doen. Ik kan ook bijna geen enkel nummer spelen van iets anders. Dat was vroeger wel het geval. Nu is het vooral mijn eigen ding doen en iets proberen te creëren. Dat wordt waarschijnlijk wel beïnvloed door de groepen waar je naar luistert. En in de tijd van de Nirvana-covergroepen, vonden jullie jullie toen ook origineel? Ik denk niet dat je je er zo van bewust bent, maar als je er later op terugkijkt, dan is dat wel duidelijk. Ik denk wel niet dat we toen dachten dat we wereldvernieuwend bezig waren. Werden die letterlijk nagespeeld? Ik denk het wel tenzij er te moeilijke stukken in zaten, maar dat moet wel. Ben je er zakelijk mee bezig? Nee nee… op dit moment niet. Is het ooit anders geweest? Nee. We hebben wel soms via bookingsagencies gewerkt maar uiteindelijk zagen we daar ook niet veel geld van dus zakelijk…we probeerden zoveel mogelijk dingen te doen en als we in het buitenland gingen spelen, dan gingen we dat doen… Hebben jullie daar geld aan verloren? Die eerste touren die we in het buitenland hebben gedaan, daar denk ik niet van dat we daar zijn uitgekomen. Maar op zich, het feit dat je dat al kan doen, maakt het al waard. Op zich is dat een vakantie en dan kan je nog gaan spelen voor mensen. Maar je hebt wel een gedacht over de financiële dingen? Dat wel. We zijn ooit eens anderhalve week weggeweest en hebben toen wel subsidies gekregen. Vlaamse overheid? Ik denk het wel. Om ons traject te kunnen betalen. Het is ook zo, de eerste keer dat je naar het buitenland gaat, dan kent niemand u en naarmate dat je terugkeert, dan begint dat op te bouwen. Maar je moet wel dat risico durven nemen van uw broek er wel eens serieus aan te scheuren. En hoe bekend waren jullie dan? In België wel vrij bekend in die scène. Naar Engeland zijn we wel vaak naar toegegaan. We kenden daar veel mensen. En wat vroegen jullie dan van prijs? ….ja…. dat moet wel… dat hing er ook vanaf waar we gingen spelen. Dat is ook het eigenen aan die scène. Dat zijn mensen die shows doen met weinig middelen. Soms geraken die zelf niet uit de kosten. Als je daar deel vanuit maakt, dan begrijp je dat wel. We deden dan ook shows voor die bands die voor ons in België kwamen spelen. Maar de prijs… minstens 200 euro. En dan bleven we meestal bij die mensen thuis slapen. Een soort vriendendienst? Ja… doordat wij zo een muziek speelden, werden wij geboekt. Welke leeftijd had je toen? Toen zat ik in het 6de. 17. Meestal tijdens de vakanties. Geen speciaal statuut? Nee. Ik heb wel eens een paar dagen voor de vakantie moeten skippen omdat de tour net iets vroeger begon dan de vakantie. Ik heb dan ook wel extra jaren gedaan over mijn middelbaar. Dat was een beetje onze plan trekken. En werd je van thuis uit daaruit gestimuleerd? Niet echt. Eens ik de stap had gezet…alhoewel, toen het op school wat minder ging, dan zeiden ze wel dat ik misschien wat minder moet muziek moest bezig zijn. Eerder negatief dan? School ging voor. Maar ik trok me er niet veel van aan. Luisterden ze uw cd’s of demo’s dan? Niet bepaald. Ze weten wel met wat we bezig zijn geweest maar dat was ook niet echt hun ding. Ze zijn ook niet vaak naar een show gekomen, maar dat vond ik persoonlijk ook niet erg. Dat was mijn ding Muzikale opvoeding? Bij Music Center, daar ben ik een jaar naar toe gegaan, ik denk dat dat wekelijks was. Maar dat was niet echt motiverend voor mij. Je kwam dan van Kortenberg? Met de fiets. Ik kwam daar toe en ik had boekjes gekregen van Music Center, maar dat waren van die boekskes met elke keer een akkoord in maar dan met nummerkes à la old mc donald had a farm. Dat was in tablatuur? Dat was in noten. Dus je kende er toch iets van? Toen wel ja. Van waar kwam die kennis? Zelf eigenlijk. Via die boekjes. Maar dat waren echt van die kinderboekjes, waar je stap voor stap…maar dan begon Nirvana te komen en dan zat ik ondertussen broeder jakob te spelen… na een tijd ging dat gewoon niet meer. En heb je daar thuis op geoefend? Ik heb dat denk ik wel gedaan. Hij gaf iets mee en ik probeerde dat te leren tegen de volgende week maar het interesseerde mij niet echt. Waren dat moeilijke stukken? Nee. Het was wel makklelijk. Je hebt dat nooit gezien als een uitdaging? Nee, omdat ik dat niet wou kunnen. We zijn dan even begonnen met Nirvana maar toen speelde ik al in een band. Ik kan dat dan ook maar beter op mijn eigen doen. En dat ging? Ik denk wel dat ik daar iets van heb geleerd. Maar de manier waarop de les werd gegeven, was voor mij niet echt interessant. En hij was niet zo een toffe? Ik weet het niet meer zo goed maar ik heb er niet zo een positief beeld van. Dat was akoestische gitaar?
121
Ja. En Nirvana was op elektrisch? Ja ik heb eerst akoestisch gespeeld en dan twee jaar later heb ik mijn eerste elektrische gekocht. Dan was het vertrokken. En dat heb je nooit gespeeld in de lessen? Dat weet ik niet… maar het niveau bleef hetzelfde, het bleven noot-achtige nummers. Als je dan ondertussen met andere maten zit te spelen en je gaat dan zo iets aanleren… ik had daar misschien ook iets ondernemender moeten zijn. Kon je de lessen niet manipuleren dan? Ik denk het eigenlijk wel maar ik was toen, en ik ben sowieso een beetje verlegen, en dan zit je daar voor iemand die u naar huis speelt. Dan heb je zoiets van, ik zal maar luisteren. Legde hij dan de focus op noten en techniek? Dat was ook het rare. Hij hield zich aan die boekjes, en daar stond de basis in. Om de zoveel pagina’s had je een ander akkoord en dan met noten en daar oefeningen op. Maar zeer technisch was dat niet echt en ik ben ook geen technische muzikant. En was hij streng? Nogal laks denk ik. Na uw 10 jaar heb je dus geen leraar meer gehad? Zoiets. Dat kan ook tot mijn 12 zijn. Dan heb je meer geleerd van je vrienden? Ik denk het wel ja. Had je een andere muzikant geweest als je op een andere manier onderwezen was geweest? Ik denk het wel. Als ik zelf ooit kinderen zou hebben, dan zou ik ze misschien wel –dat kan misschien op dat moment niet zo een leuke ervaring zijn – maar dan zou ik ze wel heel de santenboetiek van notenleer enzo laten doen. Dat je toch iets van basis hebt. Dat kan op dat moment misschien ontzettend saai zijn, maar dan kan je er nog je eigen ding mee doen. Dat maakt u ook een stuk technischer. Vind je dat je nu iets hebt gemist? Ja. En zou je dan het officiële onderwijs kiezen? Dat weet ik niet. Ik denk wel dat ik beter iets meer van theorie had moeten krijgen. Ben je daar nu zelf mee bezig? Nee. Ik ben vooral bezig met mijn eigen nummers te schrijven. Voor de dingen die ik doe, heb ik niet veel technische vaardigheden nodig. Ik moet geen ontzettend moeilijke solo’s uit mijn vingers halen. Zou je betere composities maken als je meer kennis had. Misschien. Ik weet het eigenlijk. Ik heb wel het gevoel dat ik iets gemist heb. Hoe technischer dat je bent, hoe meer je je eigen ding kan gaan doen, hoe meer je daar mee kan spelen. Dat heb ik niet. Ik ben dus beperkt in wat ik kan en wat niet, en daar moet ik dan proberen mijn ding mee te doen. Beperkt u dat dan echt of vind je dat je je ding wel kan doen? Ik kan mijn ding wel doen. Ik kan wel nummers schrijven denk ik. Toch niet echt een beperking? Als ik die klassieke opleiding dan zou hebben gehad, dan zou ik misschien niet op deze manier te werk gaan en dan was dat misschien minder interessant geweest. Dan was dat misschien heel klassiek. Als je de regels niet kent, ben je dan niet wat vrijer? Dat is langs twee kanten: langs de ene kant hou ik er mij niet aan, langs de andere kant, kan je theoretisch gezien nog een stapje verder gaan. Bijvoorbeeld the mars volta, volgens mij zijn die wel technisch en theoretisch onderlegd en die kunnen bij zo een dingen uitkomen. Laat je je dan bij het schrijven leiden door de dingen die je al hebt gehoord? Meestal pak ik mijn gitaar vast en laat ik dat komen. Ofwel gebeurt er iets ofwel niets. De laatste tijd maak ik ook wel veel nummers via computer. Je kan daar enorm veel dingen mee doen. Je kan de dingen op band zetten en dat laten beluisteren aan uw bandleden, zonder dat je bent samengekomen. Wat knippen en plakken. Heeft uw filmstudie daarbij geholpen? Ik ben eerst begonnen met montagesoftware en dat is hetzelfde systeem. De logica tussen die twee…een paar vrienden werken dan ook met protools. Maar ik ben er nog niet helemaal mee weg. Als je iets speelt, is dat dan een nummer dat je wil kunnen? Dat niet zozeer. Het is meer om iets te maken. Heel de tijd door creatief? Soms zit ik gewoon wat te spelen waar ik niets mee doe. Ik zit niet altijd te werken aan een nummer. Ofwel werkt het, anders wordt ik er zot van. Dan laat ik dat even rusten. Naspelen dat zit er niet echt in bij mij. Is dat in periodes dat je speelt? Dat hangt wat met het school samen. Wat zet er aan om te spelen? De gedachten voor een nummer komen tijdens het spelen. Je speelt een paar dingen in en soms werkt het. Zo ontstaat een nummer. Toonladders en techniek? Nooit mee bezig geweest. En informatie via boeken en dvd’s? Vroeger vooral. Die boekjes ten eerste. Via internet tablaturen. In die tijd wou ik wel vanalles kunnen spelen maar dat is blijkbaar veranderd. Over apparatuur enzo zoek ik wel heel veel op. Ik wil wel zien wat er allemaal op de markt is. Ga je een liedje opschrijven? Vroeger zat dat echt in mijn hoofd maar nu met computer speel ik dat in en dan zien we wel wat er gebeurt. Soms is dat wel van oei, wat speelde ik daar alweer… het beste is dat ik het ergens opneem want als ik het opschrijf verdwijnt dat weeral ergens. En als je het opschrijft, in wat is dat dan? Tablatuur. Geen akkoordsymbolen. Gewoon de grepen. Meestal onthoud ik wel ongeveer in welk ritme. Tempo enzo, dat onthoud je? Ongeveer. Op feeling. Vanwaar komt die feeling dan? Waarschijnlijk van andere platen. Ook omdat er niemand in onze familie muziek speelt. Ik denk dat dat komt doordat ik vrij snel door vanalles beïnvloed werd, van muziekstijlen. Zo heb ik, denk ik, een of ander gehoor gecreëerd. En uw gehoor is goed? Ja dat valt mee. Dat komt doordat ik er veel mee bezig ben geweest. En live nooit met notatie gewerkt? Nee.
122
Zou je dat een pluspunt vinden? Nee. Als ik het kan opnemen, dan weet ik hoe het is ingespeeld. Dus alle liedjes die je ooit hebt gespeeld, ken je nog? Moest ik het horen, dan zou ik het terug weten. Technische bagage, ben je daar mee bezig? Niet echt. Ook nooit geleerd hoe een nummer in elkaar steekt? Dat is er wel ooit van gekomen. Iemand zal mij dat wel hebben aangeleerd. Een leeftijdsgenoot? Ik denk in die eerste band, die termen vloeien… In die beginperiode was het samen een zoektocht? Ja. Hoe luister je? Als iets mij aanstaat, dan staat mij dat aan. Anders laat ik het zo. Die structuur komt wel terecht in mijn hoofd. Soms als je aan het luisteren bent, dan weet je perfect wanneer de drum de cymbaal gaat aanslagen. Dat is nu wel een simpel voorbeeld… Ik ben heel slecht in het onthouden van namen en titelnummers, maar de structuur zit er wel ergens in. Wat hoor je? Melodieën? Ik weet het niet. Iets dat mij aanspreekt. Dat kan in vanalles liggen: een beat, een stem, een baslijn, of het geheel. Als de verschillende elementen samengaan. Luister je constant muzikaal? Ik denk wel dat ik anders luister als anderen. Kan je die dingen dan ook naspelen? Dat denk ik niet. Ik kan wel iets opzetten en dan de noten op mijn gitaar zoeken maar zo horen, dat lukt niet echt. Welke genres beluister je? Oei oei. Nu zit ik in de new wave revival. Ik ben heel lang bezig geweest met punk en hardcore. Nu heb je heel die 80-revival. Ook de oude dingen. Het interesseert mij meer waar zij die inspiratie hebben gehaald. En buiten rockmuziek? Electrotoestanden. Ook in die jaren ’80. Elektronische muziek interesseert mij ook wel. Vroeger heb ik ook een hele tijd naar metal geluisterd, van death tot black… nu zet ik dat ook nog soms op maar ik ben er niet meer actief mee bezig. En klassieke muziek of jazz? Jazz… daar moet ik mij nog wat meer over opvoeden. Dat interesseert mij wel. En klassiek. Dat interesseert mij wel maar ik heb er geen cd’s van. Op zich vind ik dat wel heel interessante muziek om eens naar te gaan luisteren. Ik probeer gewoon mijn oren zo wijd mogelijk open te zetten. Ik probeer zoveel mogelijk op te pikken. Ga je die stijlen dan proberen te mixen of ga je die stijlen apart houden? Ik ga eerder proberen 2 dingen bijeen te voegen. Ik denk dat dat interessanter is. Dan krijg je in een band ook een lijn in alle nummers die je hebt. Schrijf je alles? Nu wel eigenlijk. Ook omdat het zo makkelijk is geworden met computer. Ik speel niet de drum zelf in maar ik programmeer hem wel. En een baslijn, gitaar, synth, een beetje zang erover. Maar ik probeer wel als ik het uitbreng naar iemand, het als een geheel te brengen. Op repetitie als je dat nummer speelt, dan kan dat nog eender welke richting uitgaan, maar voor mezelf heb ik liefst iets echt af. Iets dat af klinkt. Vraag je aan je bandleden om iets te leren? Stuur je het door? Ja dat wel. Die drumbeats die zijn wel heel simpel en heel basic en hij mag daar wat op doen. Zolang dat hij dat ritme volgt is het voor mij goed. Het kan alleen maar interessanter worden als zij hun eigen ding er ook nog eens gaan insteken. En dat is dan niet uitgeschreven? Nee. En niemand heeft daar behoefte aan? Ik denk wel als ik met de andere gitarist een nummer overloop, dat hij neerschrijft wat hij moet spelen zodat hij weet wat hij moet spelen. Dan is hij het ook niet vergeten tegen de dag erna. Maar als je dat een paar keer repeteert en speelt, dan zit dat er gewoon in. Maar om het aan te leren, kan ik mij wel voorstellen dat dat handig is. En de andere muzikanten zijn wat van hetzelfde niveau? Ik denk het wel buiten onze bassiste, die is wat theoretischer en technischer opgevoed. Voor de rest zijn we allemaal plantrekkers? Dat zorgt niet voor problemen? Nee. Aan theorie denk je niet tijdens het componeren? Ja maar vooral nee. Vooral ritmisch, als je dat op computer oppakt, en je wil dat dat wat juist zit, dan moet je je gaan houden aan een clicktrack bijvoorbeeld. Anders gaat dat niet. Ben je dan ook bezig met wat welke beats per seconde wat betekent? Ik doe dat meestal op het gevoel af. Theoretisch gezien ken ik daar niet zoveel van af. Ben je dan bezig tussen gelijkenissen te zien tussen uw nummers en andere nummers? Soms valt het wel op dat je ineens iets hebt van ai, dit ken ik van ergens. Soms valt dat wel op maar meestal is dat niet bewust. En dat vind je ook erg dan? Ja als dat identiek dezelfde rif is, dan zit je natuurlijk wel met een probleem. Denk je dan aan de rechten of denk je aan, dat is niet origineel geweest? Ik wil niet echt als een kloon omschreven worden. Het moet toch een beetje zijn eigen leven hebben en als het dan identiek hetzelfde is, dan is dat niet echt plezant. Als dat dan nog een keer een kei goede rif is, dan is het helemaal om zeep. Maar het is natuurlijk ook mogelijk, maar dat heb ik nog niet echt gedaan, van gewoon baslijnen over te nemen en dan een andere leadguitar er over te zetten, zodat je een nieuw nummer heb. Dat probeer ik af en toe wel eens te doen. Onze andere gitarist, die schrijft ook en die komt dan soms af met iets identiek hetzelfde en dan vraag ik toch of we daar niets anders kunnen doen. Kan je dat dan vragen? Dat moet wel lukken. Ambitities? Groep en persoonlijk. Ik wil nog ergens met een of ander project zover mogelijk te geraken. Wat is dan zover mogelijk geraken? Toch een deel van mijn leven ervan maken. Ook financieel.
123
Dat zou mooi zijn, maar eens dat dat uitkomt. Maar dat zou wel ideaal zijn. Als je gewoon nummers kan maken en optreden en maandelijks financieel gerust zijn, dat zou wel ideaal zijn. Je moet er ook wel realistisch in zijn en beseffen dat dat waarschijnlijk niet het geval zal zijn. Dan wel ook met mijn eigen ding zou ik iets willen doen. Geen sessiemuzikant? Nee nee. Ik ben daar technisch ook niet goed genoeg voor. Is dat dan nog een ambitie? Dat is niet één van de hoofdzaken. Dat zou wel tof zijn als ik nog wat techniciteit of theorie zou opdoen, maar moest het niet gebeuren, dan zou ik het niet erg vinden. Maar de ambitie is eigenlijk van nog iets uit te brengen of nog op te treden.
Bijlage 4. Interview met Michael Liekens Welk instrument(en) speel je? Ik zing en ik speel gitaar. Nooit iets anders gedaan? Slagwerk zou ik nog wel willen doen maar uit praktische overwegingen… Altijd elektrische gespeeld? Ik ben begonnen met akoestisch. Dat is de laagste instapdrempel maar ik ben vrij snel overgestapt op elektrische. Welke leeftijd was dat? Ik ben daar eigelijk vrij laat mee begonnen. Akoestisch 16 en elektrisch dan 17. En wanneer was dat dan de eerste groep? Dat was dan ook op 17. Dat was dan met Stoffel. We zijn tegelijk elektrisch beginnen te spelen. We hadden het geluk dat we 50 meter van elkaar woonden en we speelden elke avond een uur en half. Wij skaten toen nog en dat was een uur skaten, stoppen, naar huis en dan elke avond gitaar spelen. Dat was zo gedisciplineerd? Ja ik denk dat we dat 2-3 jaar hebben volgehouden. En wat speelden jullie dan? Metal. De ene speelt akkoorden en de andere de solo’s. ik ben meer ritmisch ingesteld en hij meer melodisch. Dat kwam perfect uit. Motivatie voor eerste instrument? Je bent 15-16 jaar. Aan gitaarspelen blijf je een ideaalbeeld koppelen, dat is iets anders dan als je een klassiek instrument gaat spelen. Daar is dat van, ik wil dat stuk ooit kunnen spelen. Gitaar ligt goed, dat ziet er stoer uit dus je denk altijd groots. Je hebt het rockstar beeld voor u. Had je vrienden die er mee bezig waren? Ja maar dat was niet al te fameus. En van thuis uit? Van thuis uit zijn ze wel muzikaal bezig. Mijn moeder en mijn zus spelen piano en die hebben beide hun muziekschool afgemaakt. Uw zus is ouder of jonger? Die is jonger maar ze speelde vanaf haar 8 jaar piano. Ik heb haar altijd piano weten spelen. Die stond thuis? Ja. Ik heb dat wel eens vastgehad maar het is niet verder gekomen dan broeder Jakob. Wanneer was uw eerste optreden? Dat was na een jaar 2,5 jaar samenspelen. Op mijn 19. Bij Prowler, met Stoffel en dan hebben we in een goede kameraad een bassist gevonden. We hebben wel een stuk of 7 drummers gehad. Dat ligt voor een deel aan ons omdat we onze eisen stellen en omdat het een moeilijk genre is. Je zit altijd met een vorm van niveauverschil. Als je metal speelt, dan verwacht je van een drummer dat hij een jaar of 5-6 ervaring heeft, anders lukt dat echt niet. Verwacht je techniek of inzet? Beide. Ik denk niet dat we ons ooit echt gefocust hebben op puur techniek. De motivatie was om muziek te maken. Op dit ogenblik hebben we helemaal geen oog op optredens maar we repeteren wel nog elke week één à twee keer. Zonder drum? Alles staat op drumcomputer. Elke drummer die al langs geweest is, die zeggen, dit zou ik gewoon nooit kunnen spelen. We zijn momenteel te hoog aan het mikken om een drummer te vinden. Dus we hebben nu een drumcomputer en als we uiteindelijk een zanger hebben, dan gaan we zo proberen op te nemen. Maar uiteindelijk is nu het doel muziek te maken en samen bezig te zijn. Ben je ook constant met die techniek? Het moet nog sneller? Ja daar zijn we constant mee bezig. Omdat we nu met drumcomputer repeteren is het constant met metronoom maar daarvoor repeteerden we met drummers ook met metronoom zodat het echt strak is. Zeker in het genre metal, als je technisch met 3 iets op een moeilijker niveau aan het spelen bent, dan moet het juist zijn. Jullie studeren dat dan thuis in en op repetitie plakken jullie die aan elkaar? Ja. Het denkproces gebeurt wel meestal samen. Iemand zegt: deze rif heb ik gevonden en de andere denk: dan kan ik daar dat op doen. Eens we zo een idee hebben, dan gaan we dat thuis oefenen. Je verwacht van uw muzikanten dat ze daaraan werken? Ja. Het idee is één rif of een hele structuur? Dan kan allebei. Het kan ook zijn dat iemand al heel de structuur heeft en dat we daaraan werken. Dat hangt er ook vanaf hoe creatief je thuis bent geweest. Als jullie thuis spelen is dat in functie van de groep? Ja. Ten dele. Je kan apart ook dingen oefenen. Een techniek die je echt wil kunnen, die niet speciaal handig is voor in de groep. Met zo een dingen zijn we ook allemaal bezig. Wat is uw ambitie? Ooit met een groep de bekendheid verwerven zoadat je ervan kan gaan leven. Niet dat je dat na je studies of na je job moet gaan doen. Dat je er gewoon meer tijd voor hebt. Je denkt dan in groep of persoonlijk? Ik denk in groep. Want als ik persoonlijk ermee zou bezig zijn, dan had ik een geschoold muzikant moeten zijn. Sessiemuzikanten moeten geschoold zijn om de simpele reden dat die dingen moeten kunnen aanleren vanuit papier. Dat kan ik niet. En heb je daar de ambitie voor? Nee. Ik besef ook dat ik nu 24 ben. Normaal gezien duurt dat proces een ganse muziekschool. Dat is niet mijn doel. Om tot een gelijk niveau te komen als een sessiemuzikant, dan zal dat lang duren. Die mensen zijn daar al zo lang mee bezig en ik wil mijn eigen niet overschatten en zeggen dat ik dat ga kunnen.
124
Inkomen uit muziek? Met Rovic vragen wij 200-250 euro maar we zijn wel met 6. Dat gaat naar de persoon of naar een groepspot? Nee we hebben een groepspot. We hebben besloten van dat terug te investeren in de groep, opnames en dergelijke, die kosten natuurlijk veel geld. Vorig jaar hebben we 37 optredens gedaan. Dat gaat vooral naar opnames. Die moet je hebben voor je een label hebt omdat die meestal niet in het ongewisse opnames gaan betalen. Ze kunnen die dan wel terugbetalen als die goed genoeg is en dan krijg je daar een deel van terug. Zijn jullie op zoek naar een label? Ja. We gaan wel eerst de opnames voor onze full-cd afronden. Hoeveel tijd ben je daar per week mee bezig? Als ik een goede dag heb dan speel ik een uur of twee drie gitaar. En dat steekt niet zo strak? Dat is nu minder strak. Als je begint te werken dan heb je niet altijd dezelfde uren. Toen ik studeerde was dat wel strak. Als ik thuis kwam, dan had ik tegen half 7 gegeten en dan kon ik van 7 tot 9 gitaar spelen. Dat was zo strak? Nee als ik nog zin had, dan deed ik nog wat door. Het was nooit korter? Die goesting die was er altijd. Die 2 uur altijd vol? Ja. De ene keer wat zinvoller als de andere keer. Je hebt van die momenten dat je geen zin hebt om puur een toonladder te doen, of puur techniek en dan heb je zin om iets creatiever te doen. Dan ben je uiteindelijk ook aan het oefenen maar dat is minder doelgericht. Natuurlijk ook voor een eindproduct. Soort muzikant? We zijn er hard mee bezig om van soort klank als soort riffs iets nieuws te brengen. Zowel bij Prowler op gitaar als bij Rovic als zanger. We zijn sterk op zoek naar dingen die nog niet zoveel zijn gedaan en dingen die niet zo voor de hand liggen. Het mag bekend klinken maar het mag nog niet gedaan zijn, het mag niet te duidelijk zijn. Je hebt nu een metalstroming, waar alle bands hetzelfde doen. Dat is een recht op zich maar we proberen ons daar een beetje van af te zetten. Op zoek naar een eigen klank. Ben je er zakelijk mee bezig? Ten dele wel. Met Prowler minder omdat we met het creatieve proces bezig zijn en daar hebben zaken weinig mee te maken. Wel als je gaat schrijven naar commerciële afzetmarkten toe. Op dat vlak zijn we daar niet zakelijk mee bezig omdat we ons afzetten tegen wat hot en trendy is. Zouden we dat wel doen, dan zouden we de nieuwe trend van Engelse metal maken. Die hebben een gemeenschappelijke klank en looks. Met Rovic zitten we ook ertussen omdat we langs de ene kant niet hard genoeg zijn om tot de metalcore te horen maar voor pop vinden de meeste mensen het net iets te hard. Dat is natuurlijk ook onze keuze. Dus niet speciaal naar markten? Niet speciaal. Het is uw ding. Moesten we echt aan markten denken, dan zouden we het meer in een hokje moeten kunnen passen. Heb je lessen gevolgd? Dat is begonnen met lessen akoestische gitaar hier in het jeugdhuis. 10 lessen. Dat noemde toen jeugdhuis de bleek. De open akkoorden werden gegeven. Omdat ik mij hard concentreerde op een genre als metal, had je daar niet zoveel aan. Zelfstudie en de opkomst van internet is een zegen gebleken voor het leren van muziek. Voordien was het moeilijk om dingen te vinden. Dan moest je altijd naar de muziekwinkel om partituren te gaan kopen. Dat waren dan partituren met tablaturen erbij. Het grote nadeel daarvan is dat je niet altijd weet of ze correct zijn. Op het internet ook niet maar daar zit je met de groepscontrole. Als ze fout zijn worden ze door iemand anders vervangen zodat ze wel correct zijn. Met gekochte partituren is het niet noodzakelijk af. Zo heb ik er ooit eens één gekocht, nog veel geld aan betaald, 20€, maar wat bleek, de solo’s waren wel correct neergeschreven maar ze waren vertaald van op een piano. Die vingerzetting was dus helemaal anders als het normaal gespeeld zou worden. Het kon dus op gitaar veel makkelijker gespeeld kunnen worden. Heb je de andere vingerzettingen zelf dan gevonden? Ja. Ik heb verder gezocht. Ik heb ook op gehoor leren spelen en dat gaat eigenlijk gemakkelijk. En via YouTube? Ja natuurlijk. Filmpjes, ik heb een aantal video’s van bekende gitaristen. Je hebt groepen waarvan de gitarist geweldig is en je probeert dat na te spelen. In het begin wil je dat letterlijk naspelen maar na een tijd krijg je het inzicht dat het geen zin heeft dat je het letterlijk naspeelt, maar dat het de techniek is dat belangrijk is. Dat is interessanter voor uzelf. Dus bewust zitten te blokken op uw techniek? Ja. Dit ding krijg ik niet uit mijn gitaar, dan blokte ik een ganse week daarop, twee weken als het moest, tot ik het had. Omdat we lang met twee hebben geoefend was er wel een beetje concurrentiedrang. “Kijk dit kan ik.” Dju… dan begin je tegen elkaar op te boksen. Zijn jullie snel naar een hoog niveau gegaan? We zijn veel mensen voorbijgestoken. Dat is natuurlijk ook de keuze van het genre. Nu is dat verbeterd maar er waren weinig mensen die naar metal zouden luisteren. Toen luisterden ze naar punkrock. Het technisch niveau van de gitaar ligt daar laag. Dat is een bewuste keuze. De mensen die wij in de omgeving hadden, die zijn vrij snel overstegen geweest. Hoe komt het dan dat jullie die zijn voorbij gestoken? Omdat we meer oefenden waarschijnlijk. Iets gemotiveerder ermee bezig. Wat vond je van die 10 lessen? Dat was goed gegeven. Dat was Bart Becker, de lokale gitarist. Het plezante aan die lessen was dat je in het begin niet weet hoe je er moet aan beginnen. Dat gaf een beetje een vaste structuur zodat je wist wat je moest oefenen. Je moet het licht zien uiteindelijk. Dit moet ik kunnen en dit wil ik bereiken. Als je pas begint heb je dat niet, dan wil je gitaar spelen. Je weet niet hoe het moet klinken. Dat is trouwens nu nog handiger als iemand dat kan voordoen als ik vastzit met een techniek. Het internet is daar dan op deze moment een geweldig hulpmiddel mee. Gitaristen die nu beginnen zijn gezegend. Heeft die leraar u een theoretische basis gegeven? Heel beperkt. Hij heeft de basistheorie gegeven dat een akkoord bestaat uit verschillende noten die samengaan, dat een gitaar is gestemd in noten, dat we een akkoord benoemen op de grondnoot en dat dat met een letter wordt benoemd in plaats van in een noot, de bouw van een gitaar en dan de link tussen het fretboard van een gitaar en het klavier van een piano om de hele en de halve tonen duidelijk te maken. Het principe van de witte en de zwarte noten kent iedereen en dan is de link naar een fretboard makkelijker gelegd. En andere theorie? Kruisen en mollen? Die heb ik niet echt geleerd. Maar die ken je wel? Ik heb die wel geleerd ja. Op het middelbaar leer je die in de blokfluitlessen. Ik heb ook nog lerarenopleiding lagere school gedaan en daar wordt dat ook uitgelegd. Daar heb ik trouwens ook wat gitaarles gekregen. Je kon daar kiezen voor optie gitaar omdat dat een begeleidingsinstrument is.
125
Legde die leraar nadruk op creativiteit? Weinig eigenlijk. Die legde vooral de nadruk op een oefenethiek kweken. Als je pas begint is het heel belangrijk dat je veel oefent zodat je vingers eelt krijgen, anders doet het elke keer opnieuw pijn. Daar werd dan ook de nadruk gelegd dat het belangrijk was dat je zeker elke dag tien minuutjes oefende. Verbazingwekkend genoeg leek dat toen ook lang. Ik kan mij nog herinneren dat dat toen wel een opgave was. Wat was dat dan? Basisakkoorden en de slag erbij krijgen. Links-recht coördinatie. In die periode speelde je dan thuis de lessen. Ja… nee dat is eigenlijk niet waar. Ik ben er wel altijd creatiever mee bezig geweest. Die les zelf dat zijn illustratieliederen, daar zat Urbanus tussen enzo. Welke liedjes je krijgt is op deze moment niet belangrijk, het is belangrijk dat je een goede wisseling krijgt tussen je akkoorden. Toen was ik ook bezig met het achtereen smijten van verschillende akkoorden. En vond je dat een beperking van uw opleiding? Ja. Je beseft ook wel dat aan de lessenreeks ook een beperking zat. In tien lessen van één uur de basis akkoorden leren. Als je dan een modern nummer wilt spelen, die worden gespeeld door mensen die al langer spelen dan tien lessen, dan moet je zelf ook beseffen dat het niet meteen gaat lukken. Heb je in die beginperiode zelf liedjes geschreven? Ja. De open akkoorden achter elkaar schrijven. Je was u toen al bewust van de mogelijkheden van muziek? Ja. En hoe was uw gehoor? Mineur en majeur heb ik wel altijd gehoord. Maar uw gehoor was veel minder in relatie tot uw gitaarnek. Nu weet ik meestal ongeveer waar ik op de nek moet zijn voor de juiste toon, terwijl dat dat toen niet het geval was. Nu kan ik met de gitaar gaan neerzitten, MTV op en je begint te soleren. Ik weet de naam niet van de noten maar ik weet wel, ‘hier situeert hij zich ergens op de gitaarnek’. En waren uw ouders van steun? Niet echt. Die hadden er harder achter gestaan als ik een klassieke opleiding gevolgd zou hebben. Dat is denk ik met veel ouders het geval en dat is een te begrijpen reactie omdat ze ervan uitgaan dat een klassieke opleiding een zekere steun en houvast biedt en u een verplichting geeft om te oefenen. Dan heb je zogezegd meer bereikt met uw muziek want je kan een stuk naspelen. Voor vele mensen is dat nog altijd de hoogste mogelijkheid die je met je instrument hebt. Dat is zelf nooit echt mijn ambitie geweest, een stuk mooi kunnen naspelen. Ik heb nooit echt een nummer leren spelen met het gedacht van het nummer volledig uit te kunnen spelen want zo kan ik geen enkel nummer spelen. Ik kan u verschillende riffjes van verschillende nummers spelen maar ik kan er geen enkel nog volledig spelen. En dat was enkel met tablatuur voor u? Ja of met computer. Daar bestaan programma’s voor. Waarom waren uw ouders er niet echt mee bezig? Het genre natuurlijk. Mijn ouders zijn eerder popgericht. Met de populaire liedjes heb je je nooit bezig gehouden? Nee. Ik luister ook wel naar hardcore en emorock maar ik heb altijd wel gekeken naar iets waar ik een uitdaging in vond. Hier luisteren ze bijvoorbeeld veel naar punkrock maar ik ben dat rap ontgroeid omdat dat te simpel was. Als je de tablatuur vastpakt en je kan dat binnen de tien minuten spelen, daar heb je denk ik weinig aan, zeker als je op zoek was naar nieuwe dingen leren. Als je naar moeilijkere genres op zoek gaat om te leren, dan kom je natuurlijk altijd bij metal terecht. Een simpel lied kan je dan niet bekoren? Jawel. Dat komt denk ik met het ouder worden. Je leert afstappen van het pure technische en je leert te luisteren naar het muzikale. Dat is denk ik ook iets dat komt omdat ik ook later met muziek ben begonnen. Als je vroeger met muziek bezig bent, dan leren ze denk ik die impuls een beetje temperen. Nu ben ik terug meer bezig met songstructuren en het schrijven van een goede song. Daar was ik vroeger nooit mee bezig. Was dat een verplichte weg voor u om via die techniek back to basics te gaan? Dat denk ik wel. Voor mij wel maar dat heeft met uw eigen karakter te maken. In de meeste dingen die ik doe ben ik perfectionistisch en probeer ik er zoveel mogelijk uit te halen en probeer ik er zo hard mogelijk mee bezig te zijn. Dat is een vorm van passie die ik heb in alles wat ik doe. Ik heb het geluk gehad van met Stoffel samen te spelen, die dat ook heeft. Voor hetgeen wat hij doet is hij heel gepassioneerd bezig en heel hard. Dat is plezant als je dat met twee kan doen. Dat is ook een gevolg waarom we zoveel drummers gehad hebben; er zijn weinig drummers die even gepassioneerd bezig zijn als jij en daar kan je al eens hard voor zijn. Je gaat ervan uit dat die even hard hebben geoefend als je en dat die ook evengoed op metronoom kunnen spelen als jij. Als dat niet blijkt te zijn dan geef je daar natuurlijk een verkeerde reactie op. Voor mij was het dus wel een verplichte weg geweest, van het echt moeilijke gaan tot het besef dat het soms niet mogelijk hoeft te zijn. Dan moet je puur voor de muziek gaan. Als je op een andere manier was onderwezen, was je dan een andere muzikant? Als dat die 10 lessen waren geweest dan niet. Dan had dat weinig uitgemaakt. Maar stel uw ouders hebben u op muziekschool gestuurd. Ik denk dat ik daar nooit goed zou hebben kunnen aarden. Het principe is gewoon te schools. Ik zie er te weinig plezier en creativiteit in. Het draait er grotendeels om het zo correct mogelijk weergeven van iets en niet het zo veel mogelijk plezier beleven van iets of het beter maken van iets naar uw mening. En het heel schoolse principe na het school, dat zijn te veel verplichtingen voor mij. Zelf had ik dat nooit kunnen doen. Wanneer heb je muzikale interesse getoond? Dat is er eigenlijk heel vroeg gekomen. Ik weet dat ik bewust luisterde naar muziek toen ik een jaar of 5-6 was. Bewust gans de plaat afluisteren. Had je op hetzelfde niveau geweest? Dan was ik waarschijnlijk nu op een hoger niveau geweest. Normaal gezien studeer je af aan de muziekschool op 18 jaar en dan had ik van dan tot nu nog steeds 6 jaar gehad om technisch bij te scholen. Maar moest ik zonder muziekschool al langer bezig zijn, dan was ik ook verder geweest. Maar een andere leermethode heeft een ander effect, dus als ik niet met iemand samen zou geoefend hebben, dan had ik nu ook niet zover gestaan. Het concurrentieding heeft veel meegespeeld. Dat beseffen we ook goed genoeg. Moest dat er niet geweest zijn, dan stond het niveau nu lager. Dan heb je natuurlijk iets minder druk thuis om hard te oefenen. Zijn er periodes geweest waarin je niet hebt gestudeerd? Ja er zijn er geweest. Dat is dan een week dat ik geen gitaar gespeeld heb. Op vakantie pak je hem mee? Ja meestal gaat hij wel mee. Als ik ze niet mee heb voel ik me vrij ambetant. Ik mis wel iets als ik ze niet meeneem. Er zijn wel periodes dat ik heb beslist om geen gitaar te spelen, dat kan ook soms goed doen. Nadien kan het soms beter gaan omdat je daarvoor te hard aan het focussen was om iets eruit te krijgen. Nadien kan dat dan wel gaan. Je studie is vrij gedisciplineerd maar kan het zijn dat je je gitaar gewoon vastpakt over dag?
126
Ja natuurlijk. Het is niet dat ik altijd moet studeren, ik moet niet altijd nieuwe dingen leren. Het komt even goed voor van ‘kom ik pak ze eens vast’, speel een paar riffjes en ik zet ze terug neer. En speel je dan technische dingen? Dat kunnen technische dingen zijn maar als je juist een nieuw rifje hebt, dan speel je dat duizend keer opnieuw. Zelf gevonden rifjes? Ja. Dat is mijn probleem, dat ik soms rifjes vind maar dat ik het technisch niet kan spelen. Dan speel je dat opnieuw en opnieuw. Je werkt naar de rest toe, dat je op repetitie kan zeggen, ik heb dat en dat gevonden. En toonladders? Die speel ik ook. Je kan daar ook een arpeggio aan spelen. Ik kan ze ook noot per noot opbouwen. Je denkt dan niet aan regels? Weinig. Op het gevoel, een beetje freestylen. Pas op, ik heb wel een tijdje toonladders geoefend, al die Griekse namen van toonladders, dat integreer je daar wel in en onbewust ken je die. En als je bijvoorbeeld een mixolydische speelt, weet je dat dan? Nee dat weet ik niet meer, maar ik heb het wel ooit geweten. Die basis heb je. Ik heb met daar een half jaar mee bezig gehouden. Ik heb die mooi uitgeschreven en dan kon ik die mooi naspelen. Ik kon die dan om de beurt, over heel mijn fretboard naspelen. Dan zit dat een beetje in uw vinger. Je hebt boeken gekocht maar waren daar ook theoretische boeken tussen? Nee, puur theorie niet. Ik heb een aantal boeken liggen, het befaamde boek de gitaar, daar staat wel theorie in en een aantal boeken over gitaar onderhoud. Die heb je van a tot z gelezen? Die heb ik gelezen ja. Gestudeerd ook? Doorgelezen en als ik iets tegenkwam een keer uitproberen. Als je bekende liedjes ging kopiëren, was dat dan altijd via tab of ook zelf? Dat kon beide zijn, dat is evenveel voorgevallen. Met tab is het handig om te oefenen. Je hebt een computerprogramma en die zet dat dan in midi om, dan kan je gewoon meespelen. Als je zelf iets gevonden hebt, schreef je dat dan op? Dat is gebeurt dat ik dat in tab omzette. Niet in akkoordsymbolen? Nee. Ooit opgetreden met notatie? Nee. Die nummers heb je dus vanbuiten geleerd? Ja. En aller eerste nummers die je hebt gespeeld in een groep, die ken je ook nog? Ja. Op het gehoor onthoud ik ze. Minder melodisch en meer ritmisch onthoud ik. Je weet het gewoon, je voelt het fysiek aan. En techniek en kennis hoe ben je daar mee bezig? Alle mogelijke tijd die ik heb probeer ik me daar in bij te schaven. Nu beperkt zich dat wat want ik ben nu wat aan het schipperen tussen het zingen en het gitaarspelen. Nu beperkt het gitaarspelen zich tot het strak spelen met metronoom. En hoe oefen je je zang? Dat is gewoon meezingen met dingen, met cd’s. Heb je daar ook toonladders mee gedaan? Nee. Ik ben ook maar met het zingen ingerold, dat is begonnen met Prowler, we hadden geen zanger en iemand moest het doen. En ik wou het wel doen. Dat was zingen in die tijd? Toen wel ja. Uiteindelijk dan toon leren houden tot ze mij bij Rovic gevraagd hebben. Die bestonden al lange tijd voordat ik er was. Dat was met die zangeres en er was toen ook een zanger, maar die is gestopt. Ik ben try-out gaan doen. Dan kwam ik in een veel strakker optredenschema terecht en dan leer je natuurlijk ook veel bij. Door veel live te moeten spelen… Nooit lessen ervoor gevolgd? Dat ben ik wel nog van plan om dat ooit te pakken. En via Youtube zoeken? Dat is altijd voor gitaar. Qua zang ga ik meer de dingen doen die ik beluister. Ik zing die dan mee en ik zoek zelf. Natuurlijk bij zang zal je ook instructievideo’s hebben. Ik ben eerder bezig met als ik iets tof vind, het na te doen tot het eruit komt. Eigen nummers dan? Nee. Dat is met de cd op? Ook soms zonder. En het screamen zelf heb je ook puur uit ervaring geleerd? Ja. De eerste twee weken doet dat pijn omdat je gewoon volledig fout screamt en na een aantal weken ga je je corrigeren, zodat dat minder pijn doet. Heb je daar thuis voor zitten te oefenen? Ja daarvoor heb ik het kot volledig voor bijeengeschreeuwd. Nog altijd trouwens, van zodra mama en papa werken zijn, dan hebben de buren last van mij. Dat is ook iets dat gesmeerd moet worden.als je dat niet doet, dan doet dat wel pijn. Dat is een techniek die onderhouden moet worden. Ik ben nu een week ziek geweest en ik weet dat ik de volgende keer last ga hebben. Dat is daar terug even uit. Je denkt dat dat niet zoveel kwaad kan? Als je dat correct doet, dan kan dat niet zoveel kwaad. Elke dokter zal zeggen van wel maar fluisteren of hoesten is ook ongezond. Ik ben er van overtuigd dat als dat hoesten van vorige week slechter is dan een optreden staan screamen. Hoe luister je? Dat is heel gefocust, tot ergernis van vele mensen. De meeste mensen kunnen naar muziek luisteren als dat op de achtergrond staat en dat lukt mij echt niet. Eender welk genre? Nee. Het moet wel een genre zijn dat mij iets of wat ligt. Er zijn genres die ik zelfs in de achtergrond niet kan verdragen. Meestal ga ik wel heel bewust luisteren en er dingen van opvangen. Op café is dat heel lastig, je wil dan een gesprek aanknopen maar ik ben dan meestal heel bewust aan het luisteren naar muziek. Wat hoor je eigenlijk?
127
Melodie en ritme en ook of het een goede structuur is. Je hoor of het goed opgebouwd is en ook of het in zijn geheel goed opbouwt. Niet speciaal gefocust op de gitaar? Dat hangt ervan af. Als dat gitaarmuziek is wel. Als gitaar een technisch moeilijker instrument is in de muziek. Als gitaar meer begeleidend is, dan ben ik niet zo gefocust op de gitaar. Dus je kan je dingen eruit filteren? Jaja, ik kan perfect een gitaar eruit halen. En wat hoor je dan echt? De eerste keer probeer je dat nummer te structureren door strofe, intro, refrein te zoeken. Dat is meestal wel onbewust natuurlijk. Dat zijn dingen die je weet omdat je het al zoveel hebt gehoord. Je kan bijvoorbeeld zeggen: ‘dat was een goed begin voor het refrein terwijl het de eerste keer was dat je het hoorde’. Welke genres beluister je? Ik luister naar veel genres. Muziek met instrumenten. Trance, techno dingen, die zijn niet aan mij besteed. Ik haal daar gewoon niets uit. Welke bespeel je? Daar zit natuurlijk metal tussen met al zijn verschillende subcategorieën. Singer-songwriters niet direct. Meestal ga ik een soort meerwaarde zoeken in de instrumenten en dat zal meestal gitaar zijn. En stem? Ja daar luister je natuurlijk ook naar. En bespeel je ze allemaal? Nee. Eerder de metalgenres en de rockgenres. Wat ik zing in de andere groep, dat is ook meer naar de rock toe. Het is sindsdien ook dat ik breder ben beginnen te luisteren want daarvoor was het meer metal. Proberen te zoeken naar één stijl of van zoveel mogelijk walletjes eten? Als je aan een nummer aan het werken bent, dan ga je in het gevoel van het nummer werken en dan ga je niet beperken tot wat je mag spelen. Als dat er in klinkt, dan mag dat een ander genre zijn. Hoe ver ga je zoeken? Qua zang, we zijn met Rovic een nieuw nummer aan het maken en ik hoorde daar perfect een gerapt stuk in en dat klinkt echt geweldig terwijl hip-hop ver van mijn bed is. Daar luister ik weinig naar en dat heeft weinig met het genre te maken maar het ging nu eenmaal in het nummer. Op zoek naar andere genres? Ik heb wel grote interesse in klassieke dingen maar om te spelen en om te zingen is dat natuurlijk moeilijk. Dat is ook omdat ik weet van een aantal gitaristen dat ze dat integreren in metal en die een klassieke opleiding hebben genoten. Die kunnen dan perfect een aria op een gitaar. Dan is dat wel heel tof. Maar het puur klassiek gitaar spelen trekt mij niet aan. En het genre beluisteren? Ja dat komt voor. Ons mama heeft wat klassieke cd’s liggen. Dat valt voor. Hoe bewust gebeurt dat? Het zoeken naar een toffe rif. Ik zet met neer en ik begin te zoeken. Die komt er meestal los uit. Die komt van een techniek die je hebt zitten te oefenen, daar ga je dan een rif mee proberen te zoeken.. Dan ga je eerste een toonladder zoeken, een opvolging van akkoorden waarvan je weet dat het gaat klinken en dan ga je daar in verder. Denk je daarbij aan theorie? Weinig want ik heb er geen theoretische kennis van. Ik ben er wel van overtuigd dat het een meerwaarde kan zijn moest ik die wel hebben. Je denkt niet dat je daar vrijer in bent? Ik ben daar vrijer in op dit moment, maar het zou toch handig te zijn om te weten welke akkoorden bij elkaar kunnen gaan. Daar heb je geen idee van? Daar heb ik geen idee van, dat is nu zoeken. Uit ondervinding leer je natuurlijk ook wel dingen. Je hebt nooit verbanden gelegd tussen verschillende liedjes? Daar ben ik nooit echt mee bezig geweest. Je hoort natuurlijk wel dat de meeste rocknummers uit dezelfde toonladder zijn opgebouwd. Daar zijn we met Prowler wel bewust mee bezig om dat juist niet te hebben. Die moderne metal is allemaal in C of in B gestemd waarmee die constant een lage B of C aan het spelen zijn. Dat klinkt heel zwaar maar dat klinkt altijd hetzelfde omdat die in die toonladder blijven, die blijven met een open B zitten. Dat klinkt heel zwaar maar ze blijven maar met die grondnoot open B zitten. Alle nieuwe metalbands klinken B. ik heb wel ooit eens een boekje bekeken waar een soort determinatietabel instond waar werd uitgelegd welke akkoorden mooi na elkaar passen. Die kennis heb ik dus niet. Daar heb ik wel interesse in. Daar zou ik me nog wel in willen bijscholen. Met het oog op zelf beter toe te passen. Dat kan bij zowel zang als bij gitaar zeer handig zijn. Bij zang zit je bijvoorbeeld met een akkoordenschema en daarover moet je gaan zingen maar je moet daar een zeker toon over gaan zingen. Nu is dat steeds zoeken. Je begint met de toon van het akkoord en als je dan een andere toon wil gaan zingen, dan moet ik altijd zoeken. Als je dan weet welke toon erbij gaat klinken… Je vindt wel altijd iets? Je hebt altijd een idee en dan ga je zoeken en proberen. Daar zit geen logische structuur achter en die zou wel handig zijn. Nooit geleerd hoe je een nummer moet componeren. Nee. Door veel naar muziek te luisteren ga je wel synthetiseren. Maar jullie zijn bezig met structuren om te gooien? Natuurlijk. We hebben niet de ambitie om intro, strofe refrein, solo refrein einde te spelen. We zijn er wel mee bezig om iets anders te doen. Hoe verloopt een repetitie? Dat verschilt. Een nieuw nummer begint altijd vanuit een rif. ‘Ik heb dit gevonden, wie kan daar iets mee doen’. Dat is altijd vanuit één persoon tenzij we met 2 aan het oefenen waren, dan kwamen we met 2. Nu oefenen we apart. Iedereen doet daar zijn ding op? Ja. Maar we beslissen wel in groep. We gaan wel niet zeggen wat de bassist moet doen. Je kan wel zeggen ‘kijk daar moet een funky bas op’ en dan is het nog altijd de bassist die dat uitwerkt. Het blijft wel een groepsbeslissing welke rif er gebruikt wordt. En je verwacht van je groepsleden dat ze thuis eraan werken? Ja. Volgende week moet het terug vooruit gaan. En jullie zitten op hetzelfde niveau? Stoffel zit op hetzelfde niveau. De bassist, qua niveau zit hij vrij goed maar is nog heel jong en speelt nog niet zo lang. Technisch zit hij er maar het muzikale nog niet. Je weet dat als je zelf een instrument speelt, je kan iets technisch onder de knie hebben, maar het kan nog altijd niet klinken, en daar zit hij nu nog wat. Het klinkt wel maar nog niet zoals het zou moeten klinken. Hij is er wel even hard mee bezig als ons. Ook met zelfstudie? Ja. Die zit nog op het middelbaar en die heeft zeeën van tijd. Die is constant met zijn instrument bezig. En bij Rovic? Zit ook iedereen op hetzelfde niveau. Ze hebben wel realistischere ambities, omdat die een stuk ouder zijn, tegen de 30. Dan begin je al een zekere gelatenheid te krijgen. Die zijn wel allemaal nog sterk met hun instrument bezig. Qua niveau staan ze ook allemaal heel hoog omdat ze er in hun jeugd mee bezig zijn geweest. Zij blijven dus wel gemotiveerd om verder te gaan en te blijven evolueren. Ze hebben we andere
128
ambities als bij Prowler. Ze willen niet zo technisch mogelijk gaan maar ze zijn meer bezig met het schrijven van een zo goed mogelijke song. Uw toekomst zie je altijd in die 2 groepen? Niet noodzakelijk? En als sessiemuzikant? Dat zou wel kunnen lukken, technisch op vele vlakken. Ze gaan nooit iemand vragen die niet klassiek geschoold is, qua gitaar. Qua screamen doe ik dat nog wel af en toe. Ik ben op een cd gaan meekwelen. En vraag je daar geld voor? Nee, dat was een vriendendienst. Ik ga mijn beroep daar niet van maken Je geeft ook les… Ik geef de 10 basislessen. Dat is aan mensen die ook geen noten kunnen? Ja. Vormt dat problemen als ze wel muziekschool hebben gedaan? Nee. De noten kan ik wel vinden als ik een tijdje zoek op mijn gitaar. Er is een groot besef, dat wordt hen duidelijk gemaakt dat we het uiteindelijk zonder noten gaan doen. Dat is vanuit het jeugdhuis? Ja, vanuit de stad Tienen eigenlijk. Die hebben een soort leerplan? Ja. Omdat het volledig voor beginners is, is dat hun leerplan. Voor welke leeftijd is dat? Dat varieert. De jongste is 12 en de oudste is 34, maar vorig jaar had ik iemand van 54. En dat is elektrische? Dat is akoestische. Maar je hebt een elektrische techniek? In het begin is er weinig verschil tussen akoestisch en elektrisch spelen. Tussen folk en elektrisch. Leg je aanleiding tot theorie? Niet meer als ik zelf gekregen heb.
Bijlage 5. Interview met Daan Vounckx Welk instrument(en) speel je? Slagwerk maar dat is natuurlijk heel breed. Dat is bij mij begonnen bij drums, dan zijn daar pauken bij gekomen, xylofoon, marimba, vibrafoon, conga’s, klokkenspel, timbalen. Als je een basis hebt in drums, dan kan je op alle slagwerken redelijk wat klank uitkrijgen. Ik heb dan ook nog les gevolgd bij een Afrikaan voor djembé. Die hebben een heel andere manier van omgaan met muziek. Heb je al die instrumenten? Ik heb thuis marimba staan en een drumstel, 2 zelfs. Djembé heb ik ook thuis, de rest moet ik op school spelen. Op welke leeftijd ben je daar dan mee begonnen? Op 9 jaar begonnen aan de academie en dan verder gegaan tot nu in het Lemmensinstituut. En om de hoeveel jaar krijg je dan een instrument bij? In het begin krijg je snaartrom en drum zelf en het tweede semester beginnen ze met xylofoon. Dat is heel simpel dan, je bent er gewoon mee bezig. Dat helpt u ook verder in de notenleer. Dat is allemaal met notatie? Ja. Dat is in drumschrift, dat is eigenlijk heel apart. Elke schrijver maakt zijn legende, dan zet je zo een kruisje voor dat… Wat was dan de leeftijd voor eerste band? 3 middelbaar. 15 jaar. Motivatie voor het instrument? Ik heb eigenlijk eerst een jaar gitaar gespeeld. We hadden thuis een gitaar staan. Dat was ook op muziekacademie. “Drum dat maakt veel te veel lawaai, ga jij maar gitaar spelen”. Na een half jaar muziekschool: “dat is het hier toch niet”. Ik had een goed examen gedaan, daar niets van. Toch gezegd “ik ga liever drums spelen” en mijn ouders hebben toegezegd. Was dat echt uw motivatie? Ja als klein manneke. Mijn moeder speelde ook in een groep, daar was dan ook een drummer bij en ik vond dat altijd cool om te zien. Ik was dan ook een klasconcert gaan kijken en ik vond dat super beestig om naar te luisteren. En uw moeder speelt ook in een groep? Ja dat is een accordeonensemble. Die speelt eigenlijk vanalles. Dat is natuurlijk totaal andere muziek. Hoeveel groepen heb je dan al gehad? Ik ben begonnen in één, dan is er een tweede bijgekomen en dan is die eerste afgevallen. Nu speel ik er nog één. In het begin heetten wij 'Fusion' en na een tijd is dat 'Your name here' geworden. Nu speel ik in 'Funeral Pyre'. 'Fusion' was begonnen als commerciële punkpopachtige toestanden. Na een tijd is dat meer trash geworden. Meer hardcore invloeden. Dat is nooit echt agressieve hardcore geworden omdat we een vrouwenstem hadden speelden we wel melodisch. Dat was plezant om te spelen, ik heb er echt spijt van dat dat uit elkaar gegaan is. Onze gitarist is dan verhuist naar Antwerpen. Hoe zou je je omschrijven amateur, semi-pro, pro? Toch een semi-pro dan. Waar ik nu zit krijg je veel aanboden van orkesten hier en daar die een drummer te kort hebben. Dan rij je daar naar toe, je speelt en je wordt daar voor betaald. Dat zijn dan audities? Nee dat zijn dan echt concerten. Die bellen gewoon “kijk er is iemand ziek, kom maar af. Uw partituur, speel die maar”. Dan wordt van jou verwacht dat je die thuis inoefent? Soms zelfs niet. Als het heel druk is krijg je gewoon de partituur. Wat je kan spelen speel je, wat je niet kan, speel je niet. Dat is wel plezant. En waarom ben je dan geen professioneel? Omdat ik nog niet afgestudeerd ben. Een echte pro is een hele dag bezig met van het ene concert naar het andere te gaan. Dat is pas echt er professioneel mee bezig. Heb je een vast inkomen? Dat hangt ervan af met wie je kan meespelen, wanneer je kan meespelen, of dat een concert of een repetitie is of allebei, is dat ver weg, is dat dichtbij. Dat verschilt in vervoerskosten. Dat wordt meestal wel in het zwart geregeld. Contracten, dat krijg je pas als je afgestudeerd bent of in een later stadium van het school.
129
Zijn dat dan bekende orkesten? Nee dat zijn harmonieën of brass bands ofzo. Dat kan misschien nog komen. Wat zijn uw ambities? Veel meespelen met veel orkesten en veel verschillende plaatsen op de wereld zien. Ondertussen zou ik graag willen lesgeven, professioneel in een muziekschool. Dat lijkt me super voor die klein mannekes die willen leren drummen, zoals ik vroeger begonnen was. Op rockvlak is dat dan een full-cd uitbrengen, de ene na de andere, tour doen rond de wereld. Iedereen ziet dat wel zo denk ik. Je kan niet zeggen “ik doe het gewoon voor het plezier.” Je doet het natuurlijk voor het plezier maar als je vindt dat je muziek voor iets staat, dan ben je er in gedreven en dan wil jaar daar mensen van laten genieten. Hoeveel tijd ben je daar per week mee bezig? Elke dag. Eén avond per week werk ik in een restaurant, voor de rest ben ik daar elke avond mee bezig. Op school ben je daar een hele dag mee bezig, als je dan thuis komt, dan studeer je die dingen in voor de volgende dag en in het weekend optredens of repetitie met de band. Dat is echt een leven. Het is niet alleen maandag dat je muzikant bent, je bent dat of je bent dat niet. Hoeveel uren ben je echt aan het spelen? Per dag een uur of 5-6. Misschien 2 of drie uur op school en de rest thuis. Soort muzikant (origineel of naspeler)? Dat is een moeilijke vraag want er bestaan altijd van die standaard hard rock ritmes. Maar je probeert wel altijd daar een speciale fill in of trek in te zetten op uw snare drum. Een stijl op uzelf, ik kan niet zeggen dat ik dat heb, het is meer een soort feel van u eigen die je toevoegt aan uw spel. Maar je gaat wel op zoek naar de speciale fill-in? Ja, je hoort dan in andere muziek neige dingen maar om dat letterlijk over te pakken, dat mag je niet doen. Je kan beter proberen een beetje origineel uit de hoek te komen. Vind je dat je zakelijk met je muziek bezig bent? Wordt er bijvoorbeeld onderhandeld over de prijs? Nee helemaal niet. Meestal is dat zelfs ginder… dat varieert. Ik zit nog maar in het eerste dus je kan moeilijk 50€ voor een repetitie gaan vragen. Maar ik ken mensen die dat wel vragen. Je kan er echt wel veel geld aan verdienen maar voor mij is het om een extra te verdienen, extra zakgeld en dat je daar nieuwe instrumenten van kan kopen zoals cimbalen of stokken. Je hebt dat allemaal nodig en ik vind niet dat je dat zelf van uw spaargeld moet gaan halen. Je kan dat daarvan kopen zodat je verder kan. En in de rockgroepen? Mijn broer regelt dat voor ons. Die is ook met bookings bezig voor het jeugdhuis bij ons en die kent wel mensen. We hebben een vaste prijs en zijn bij kunst-stukjes aangesloten, zo is dat goedkoop voor hen om ons te vragen, maar van die prijs wordt ook wel soms afgeweken. Het gebeurt wel als we eens een leuke kans krijgen. We hebben bijvoorbeeld de laatste keer met Adam Bomb gespeeld. Dat is een Amerikaanse glamrock band. Die hebben met Ozzy Osborne getourd, met Iron Maiden. Wij hadden daar een endorsement mee, dat wil zeggen dat je een deel van het geld dat de organisatie krijgt van inkom, dat je daar een deel van krijgt. Je weet op het voorhand niet hoeveel je daar voor gaat krijgen. Dat moet je zien als ervaring. Uw moeder was dus muzikaal. Was uw vader dat ook? Mijn vader is totaal muzikaal. Hij is eigenlijk militair, hij heeft in zijn leven nooit muziek gespeeld. Maar hij is dan zo bezig met de logistiek, want ik speel dan zo in een harmonieorkest en hij is daar in het bestuur gegaan en hij regelt daar het materiaal enzo. Dus die draagt daar wel toe bij. Hij zet mij aan, ook al heb ik geen goesting. Hij kan mij motiveren. Hij luistert echt naar mij. Hij vraagt of ik niet nog wat zou spelen als ik ’s avonds voor tv zit. Zelfs als je 2 à 3u per dag speelt? Ja maar die ziet dat niet als hij later thuiskomt. Dan speel ik voor hem wat ik aan het spelen ben op het school en dan is hij content. Die luistert daar ook echt naar. En dat was van kinds af? Ja die is daar altijd mee bezig geweest. Die vond dat muziek echt iets voor mij was, hij heeft mij ook gesteund in de keuze om dat te gaan studeren. Mijn moeder vroeg of ik niet eerst een ander diploma zou halen. Ik heb nu een diploma in economie moderne talen en dat had ik misschien niet gehad als ik puur op mezelf had gehandeld. Dan was ik in mijn derde middelbaar al overgeschakeld naar kunsthumaniora. Mijn ouders hadden dan gezegd dat ik eerst een ander diploma moest halen. Als ik dan niet lukt in de muziek, dat je nog altijd iets hebt om op terug te vallen. Ze hebben daar groot gelijk in gehad, als ik nu zie mensen die uit het kunsthumaniora komen, die geen Duits kunnen, geen Engels. Dan ben je wel content. Dat is zo een verschil? Ja die kunnen dan wel misschien stukkenbeter spelen en noten lezen enzo… Had je vrienden die u hebben gemotiveerd? Ik ben via de muziekschool met oudere mensen in contact gekomen en ik zag wat die konden en altijd gezegd “dat wil ik ook kunnen”. Je blijft altijd mensen kennen die beter zijn en je wil dat altijd ook kunnen. Dat niveau stijgt altijd. Je had dan constant een doel voor ogen? Ja. Je koopt een cd en je wil dat ook kunnen. Dan speel je dat mee. Dan koop je de volgende en dan wil je dat ook kunnen en zo ga je altijd verder en verder. Dat is oefenen tot dat je het kan? Opgeven is zo stom. Je kan wel een niveautje lager gaan maar je beseft dat je dat later nog gaat tegenkomen. Toen ik een klein manneke was en ik speelde 2 jaar drum, toen had mijn broer een cd gekocht van 'Nightwish' en ik vond dat super bangelijk en ik was achter mijn drumstel gaan zitten en ik zei “nu ga ik dat meespelen”. Dat lukte niet en dan heb ik dat mee naar de les genomen en die zei “zo moet je dat spelen”. Thuis heb ik dat dan geprobeerd en uiteindelijk ging dat wel. Er geeft niet zo een neig gevoeld dan uw eigen grenzen te verleggen. En hoe deed je dat dan thuis? Met koptelefoon of zelf uitschrijven of opzoeken waar dat instaat. Dat is het handige van een opleiding te krijgen aan muziekacademie, je kan een partij lezen en je kan daar ook op verdergaan. Anders moet je alles op het gehoor doen en dan moet je er langer aan werken. En je hebt je DKO afgemaakt? Ik heb dat niet afgemaakt. Omdat ik eerst een jaar gitaar heb gedaan zat ik maar in hogere 2. Maar dat laatste jaar heb ik echt een tand bijgestoken door privé-les te nemen enzo om echt het niveau te kunnen halen dat ik op mijn ingangsexamen op het Lemmensinstituut voldoende had om binnen te geraken. En wat deed die privé-leraar? Die gaf drumtechniek. Xylofoon en marimba. En de fa-sleutel, heb je die als drummer ooit nodig? Ja als je pauken speelt. Ook de marimba in de lage octaaf. Ik kon die dus wel lezen. Niet dat dat echt vlot gaat, maar dat is meestal een baslijn, dat is niet zo ingewikkeld. Maar het is gelukt en ik was content dat ik erdoor was. Ik had dan ook een kennis die notenleerles gaf en dan had ik gevraagd “kan je een paar keer per jaar langskomen om met mij de solsleutel, de lezingen allemaal te doen”. Als je naar zo een examen onvoorbereid naar toe gaat, dan weet je sowieso dat je er niet gaat doorzijn. En doe je op jezelf dingen met computer?
130
Ja er is zo software, als je iets niet gespeeld krijgt, dat je dat intikt in de computer en die speelt dat dan voor u en dan kan je dat gewoon naspelen. Dat is als hulpmiddel of af en toe voor de lol, een keer een technoding maken. En wat vond je van je opleiding? Ik zat in Aarschot aan de muziekschool en die had niet alle instrumenten die ik zou moeten bespeeld hebben. Ik ben dan later begonnen met marimba, want je krijgt dat normaal in het eerste jaar. Als ik vroeger was begonnen, dan was ik daar nu ook veel beter in geweest. Dat valt wel wat tegen dat DKO. Dat laatste jaar heb ik wel superveel geleerd bij die privé-leraar. Daar ging ik echt vooruit. En die kwam tot bij u thuis ofzo? Nee ik ging altijd naar Lier toe. Die gaf daar les aan de muziekschool. Die speelt professioneel in musicals enzo. Die is ook afgestudeerd hier op het Lemmens. Die heeft u eigenlijk meer geleerd dan aan het DKO? Ja want aan het DKO zit je met 3 personen op een uur en dan krijg je 20 minuten les. Dat is niet veel. Dat is voorbij voor je het weet. Je speelt je dingen en die zegt dan wat er fout is en je kan beschikken. Dat hangt veel van u eigen af… Hoeveel leraars heb je gehad? Ik heb altijd een lerares gehad is het DKO en het laatste jaar een leraar. Was je er content van? Mijn lerares, af en toe kwam die niet en dan liet die niets weten. Dat zijn van die dingen die je ambetant vindt. Ze is altijd heel geduldig geweest met mij en dat is ook wel belangrijk. Ze heeft mij wel dingen bijgeleerd. Die heeft ook haar diploma gehaald, dan weet je ook wat je daaraan hebt, anders kan je daar niets gaan doen. En ze stond er echt op dat dat werd voorbereid? Ja, ik heb ze ooit eens weten zeggen, als je dat niet instudeert, dan hoef je volgende week niet te komen. Je doet het of je doet het niet. En motiveerde u dat? Natuurlijk, dat is motiverend. Nu wil ik echt wel laten zien dat ik het kan En uw punten? Dat waren altijd schitterende punten maar als je dan in het Lemmens komt, dan krijg je juist voldoende. Ze verwachten zoveel meer van u dan gewoon uw stuk spelen. Ze verwachten nuanceverschillen, meer techniektoepassingen. In het DKO is het als je het gespeeld krijgt en het klinkt goed, dan is het ok. Het is veel veeleisender. En nu heb je één leraar? Ja. Daar krijg ik één uur per week les van, dat is voor mij alleen, dat is privé. Die is echt met alles bezig en als je die tijdens de week tegenkomt, dan kan je zeggen “dit of dat lukt niet goed. Hoe kan ik dat het best doen?”. Hij antwoordt er dan met veel plezier op. Dan is er nog een uur waarop we met alle slagwerkers samenkomen en dan oefenen we op puur techniek. Allemaal in één lokaal? Met oordopjes in. De leraar doet dan dingen voor en dan speel je dat na. Dat is superplezant omdat je dan ook van de andere mensen leert, want je zit dan met mensen van hogere jaren samen. Er zijn niet zoveel slagwerklokalen en dan gebeurt het dat je aan het spelen bent met iemand van een hoger jaar. Dan zegt die “ja zo zou ik dat doen”. En dan lukt het ook beter. Ik ben dus de enigste in het eerste jaar dus ik leer ook veel van de leerlingen in hogere jaren. Alle anderen waren niet geslaagd voor het ingangsexamen. Dat is wel plezant om te kunnen zeggen dat je de enigste bent die geslaagd is. De rest waren niet goed genoeg? Op het einde van die 5 jaar moet je de doelstellingen halen, als ze zien dat die geen ritme heeft, … En die leraar is echt met u bezig? Ja die zegt “maak thuis voor mij een schema met wat je wil kunnen en breng dat dan binnen en dan zien we dat we dat zeker tijdens de les kunnen doen”. Ook manieren van studeren brengt hij aan, ook stukken enzo die plezant lijken, die komt daar mee af. Als ik een stuk wil spelen, dan bestelt hij het of brengt hij het wel mee. Dat is echt een verschil met de muziekschool? Ja dat is ook maar DKO; zij verwachten niet dat je daar zo gedreven mee bezig mee bent. Aan het Lemmens verwachten ze dat dat hetgene is waar je in wil verder gaan en dat dat het enigste is wat je doet. Rockmuzikanten worden dan soms wel eens raar bekeken. Als ik het school binnenkom en er knalt kei luid Metallica uit mijn mp3-speler, dan kijken die dat koor studeren of orgel, dan kijken die wel een keer. Is dat een probleem? Ik denk niet dat iemand dat een probleem vindt. De meeste mensen luisteren ook wel naar populaire muziek, die kennen de klassiekers ook wel, die moet je ook kennen als klassiek muzikant. Maar mensen die in rockgroepen spelen, ik ken er aan onze school eigenlijk weinig. Waarom heb je dan voor klassiek gekozen? Jazz is een beetje apart en daar leer je enkel drums in en ik wil later lesgeven en er zijn weinig van die klein mannen die jazz volgen. En dat is een apart diploma? Ja. Wat houden uw lessen precies in? De stukken die je voorbereid, daar zeggen ze van, dat moet beter, dat zou ik anders doen. Het is dan ook de bedoeling dat je daar zelf aan werkt dat dat elke keer beter wordt. Dan kan je op het einde van het jaar uw examen spelen met een deftig resultaat. Is er dan een koppeling naar de theorie die je leert in je lessen? Niet echt eigenlijk. Muziektheorie en harmonie die worden toegepast in de stukken die je speelt. Als je je noten niet kunt lezen, dan kan je je stuk niet spelen. Ze verwachten dat je die kennis hebt? In het eerste jaar ben je dat aan het leren maar in het derde jaar geven ze je een akkoordenschema en dan verwachten ze dat je daar iets kan over spelen. Is er ooit nadruk geweest op creativiteit? De meeste leraars in drums die laten dat wel vrij. Dan staat er fill en dan mag je die gewoon invullen. In de les staat er bijvoorbeeld cadenza, dus kleine drumsolo, dan mag je dat zelf uitwerken in de mate dat je dat kan en wil. En verwachten ze dan dat dat 2x hetzelfde is? Nee helemaal niet, cadenza is cadenza. Dan ben je echt vrij. En dat is dan uw moment? Dat is het moment dat je kan laten zien “hier viola”. Dan kan je de mensen in hun gezicht kloppen bij wijze van spreken. Ik ken wel weinig van klassiek… Ja maar we krijgen een heel brede basis. We krijgen funk en soul nummers zodat we een beetje van alle stijlen kunnen spelen omdat je dat later ook nodig hebt als je aan de slag wil gaan als muzikant. Ik zou me niet kunnen inbeelden dat ik enkel klassieke stukken zou spelen, dan zou ik dat niet studeren denk ik. Hoe ga je om met rockmuziek? Als je naar rockmuziek luistert, dan ga je dat niet eerst uitschrijven. Het is dus wel een andere aanpak dan bij klassieke muziek. Je speelt dat gewoon. Je probeert in uw hoofd te analyseren hoe dat ritme in een steekt. Daar helpt uw opleiding wel bij om dat beter te begrijpen en de
131
akkoordenschema’s, de structuur van nummers, als je daar een beetje kennis van hebt… die akkoorden die je kent, die gebruik je ook in je band omdat je weet dat die daarop gaan kunnen passen. Ook voor bijvoorbeeld baslijnen te vinden. Dat is bijvoorbeeld een rif in die toonladder, dan kan je daar als bassist die noten onder zetten. Daar ben jij in je band mee bezig? Ja. Ik zeg dan, probeer dat vakje eens, die fret een keer. Dat lukt of dat lukt niet. Je leert elkaar wel bij, anders moet je gewoon solomuzikant worden en alles uitschrijven en mensen zoeken die dat een keer willen doorspelen. Jij bent ook echt bezig met wat de bassist moet doen? Niet echt mee moeien maar meer van “probeer dat een keer”. Is er dan een bandleader? Niet echt, we zijn een groep samen. De anderen kunnen ook zeggen wat jij op je drum moet doen? Ja. Die zeggen dan “probeer eens iets rapper”. Of “probeer eens wat dubbele basdrum”. Je moet daar een beetje voor openstaan als muzikant, je kan toch van iedereen leren. Wat/wie zet aan tot spelen? Soms is dat omdat ik gewoon goesting heb, omdat je wat gefrustreerd bent en je wil een keer goed gaan knallen, dan doe je dat. Vaak begin je te spelen omdat je moet voorbereiden voor de les. Dan begin je te spelen maar je kan ook gewoon die boeken toedoen en dan speel je iets anders. Je pakt een cd’tje en je begint mee te spelen. Er is niet zo echt een scheiding tussen nu ben ik een klassieke muzikant en nu ben ik een rockmuzikant. En is uw studie dan gestructureerd? Meestal leg je je wel op ik ga nu een uur marimba’s spelen, dan vibrafoon, dan pauken en dan wat snare drum. Of eerst wat lezen. Ik doe dat voor mezelf wel. Dat is dan ook elke keer effectief een uur? Ja, natuurlijk, als je dat zegt voor jezelf, dan moet je dat ook doen. Anders is het een beetje stom, daar ga je de dag nadien de vruchten niet van plukken. Soms is het ambetant, want soms heb ik helemaal geen zin om te spelen en dan doe ik dat toch nog. Was dat vroeger ook? Nu, omdat je er een hele dag mee bezig bent, kan je zeggen “nu ga ik even chillen.” Je bent er zo vaak mee bezig… je denkt daar ook aan. Ik betrapte mij deze ochtend dat ik aan het denken was, wat zou daar mooi bij zijn… ik zeg dan “dat zou ik wel anders gedaan hebben”. Dat is dan ook gefocust op de drumpartij? Ja dat is onbewust. Ik betrap mij daarop dat als ik in de auto zit, ik zit mee te drummen op het stuur. Mijn ouders worden daar soms gek van. Je voelt het opkomen en dan moet het eruit. Heb je vroeger momenten gehad dat je veel minder hebt gestudeerd? Ja. Toen ik in het eerste en tweede middelbaar zat, dan was het vooral de band. De dingen van muziekschool waren dan een beetje minderwaardig, tot ik een keer een examen gedaan had, ik had 80% ofzo, maar ik vond van mezelf “kerel, het trok op niets”. In het DKO buizen ze u helemaal niet snel maar ik vond van mijn eigen dat ik helemaal niet goed gespeeld had en ik probeerde er dan ook iets aan te doen. Je verbetert het dan totdat je vindt, nu klinkt het wel deftig. In een band is dat anders, wat je in je voelt opkomen, dat speel je. Soms denk je daar op het voorhand ook wel even over na “wat ga ik doen”. Als het dan daar is, dan kan je uiteindelijk iets totaal anders doen. Maar als je dan thuis bent, dan vragen ze “hoe is het met de stukken van uw muziekschool?”. Ik ben blij dat mijn ouders dat gezegd hebben want elk uur dat je speelt, is een uur dat je bijleert. Zorg je daar voor of is dat gewoon zo? Dat is gewoon zo. Altijd als je met muziek bezig bent, dan leer je daaruit. Het is niet dat je constant op zoek bent naar verbetering van iets? Nee. Met snelheid was ik vroeger niet mee bezig maar nu geven die leraars oefeningen om een bepaald ritme onder de knie te krijgen. Bedenk dan zelf een oefening die kan leiden om dat tegoei uit te voeren. Dat is een vorm van didactiek zodat je later zelf ook weet hoe je het als leraar moet aanbrengen. Zo weet je hoe je later als leraar, dat vind ik wel goed, dat moet inleiden. Persoonlijke zoektocht naar info? Ja filmpjes bekijken op het internet, dat is echt vaak. Drumsolo’s van andere mensen. Hoe kijk je daar dan naar? Je luistert en je slaagt wat op en je probeert dat later na te spelen. Als ik in de zetel zit, ik heb zo een oefenpad, dat is wel interessant om te doen. En boeken ofzo? Er zijn magazines die over materiaal gaan en die lees ik ook wel regelmatig. Die koop ik. Je moet wat op de hoogte blijven van wat er in uw wereld gebeurt op gebied van drummen. (AMERIKAANSE MANIER VAN DRUMMEN). Vroeger was het Frans en Duits drummen maar dat verandert. Sommige mensen hebben de invloed van die of die en je merkt dat ook aan de houding. Er zitten dus trends in die klassieke muziek. (FRANS EN DUITS). Mijn leraar vertelt daar zo vaak over, die kan daar niet over zwijgen. En tablaturen op internet? Daar ga ik niet naar op zoek. Als ik echt iets wil weten, dan ga ik de cd wel halen, dan vind ik het wel op mijn eigen. Als je een nummer hebt gevonden, ga je dat dan uitschrijven? Daar zijn computerprogramma’s voor, Finale, anderen gebruiken ook Sybelius. Dan kan je je muzieknotatie maken voor drums. Maar meestal doe ik dat niet, meestal speel ik het gewoon na en dan onthoud ik het wel. Als ik het aan iemand anders moet aanbrengen, dan zou ik dat wel doen. Iemand in het orkest ofzo. En ga je die nummers dan onthouden? Je leert dat spelen en dan steek je die cd terug weg. Je probeert je zo altijd te pushen om meer te kunnen. Zo blijf je bezig. Anders ga je zeggen – volgens mij kan het niet – maar ik heb er genoeg van. Je kan er niet mee stoppen. Ik ben er zeker van dat dat wel een week zou lukken maar dan zie je een drumstel staan en dan zeg je “mag ik ook eens proberen”. Kan je die 2 - 3uur oefenen eens schetsen? Dat varieert van dag tot dag. Ik doe meestal eerst leesoefeningen. Ik heb van mijn leraar ‘reading text’ gekregen. Dat zijn ritmes die op verschillende manieren zijn uitgeschreven. Dat is een boek dat altijd ingewikkeldere ritmische structuren toont en ik moet dat van hem doen. Je wordt daar volgens hem ongelofelijk beter van om dan dingen op het zicht te gaan spelen. Ik begin meestal met een pagina of drie en dan doe ik trommelstudies. Een ander uur gewoon marimba spelen. Ik speel dan de moeilijke passages eruit totdat het lukt. En ga je met die mariba’s op zoek naar nummers? Nee dat zijn eigenlijk alleen de stukken die ik op school leer. Ben je daar soms op aan het componeren? Dat zijn gewoon de akkoorden die je leert bij harmonie, om te zien hoe dat op marimba klinkt. Het komt sowieso, ook als ik achter de piano zit. Dat is dan eerder voor de leut zo iets componeren. Ik ga dat dan niet meteen opschrijven. En voor uw groep?
132
Daar ben ik thuis niet zo mee bezig. Dat is op de repetities, waar iedereen alles samenzet. Dat duurt misschien langer dan als je dat allemaal zelf zou bedenken. Onze gitarist vindt meestal een coole riff en speelt die dan op de repetitie en de bassist vindt dan een baslijn. De zanger schrijft wel meestal de teksten zelf als die even niets te doen zijn. Die heeft er nu een paar die klaar liggen en als we een riff hebben, dan probeert die wat zijn zang. Naargelang hoeveel strofes hij nodig heeft, kunnen we de structuur aanpassen. En de anderen zijn er thuis mee bezig? Daar ben ik zeker van. Onze bassist niet zo, die heeft geen bas thuis. Beide gitaristen zijn wel gedreven. Hoe luister je? Eerst luister ik of de cd mij aanstaat, anders zet ik hem al af. Je kan geen genot halen uit slechte muziek? Ik kan daar wel naar luisteren maar dat moet je toch geen 2x opzetten. Een goed liedje kan ik wel een paar keer opzetten. En meezingen, dat doet iedereen wel. Dan luister ik ook naar de drum, de gitaar, de noten proberen te herkennen. Dat is iets dat in uw gedachten sluipt door die opleiding. Elke week krijgen wij muziekdictee. Dan speelt er iemand op zijn piano en dan moeten wij opschrijven wat hij doet. Doe je dat soms of altijd? Niet altijd maar als ik alleen ben, dan doe ik dat wel. Als ik bijvoorbeeld in de auto ben ofzo. En de drum kan je eruit filteren? Dat is onbewust, elke drummer kan dat. Popnummers die draaien ook rond structuren, na 4 maten komt een fill in… je voelt dat ook soms aankomen in de muziek. Zie je die dan in notatie? Nee ik hoor die in klanken maar ik zou het wel kunnen noteren als het moet. Maar je ziet misschien je drumstel voor u? Nee. Je hoort het en je weet hoe je het zou moeten doen. Je kan je eigen het zien doen. En hoe ga je rocknummers naspelen? Met en zonder de cd. Eerst misschien zonder om te zien of het klinkt zoals je dacht en dan een keer met de cd om te zien of het wel klopt. Die structuur die zit dus in uw hoofd? Dat speelt mee met mijn hoofd. Af en toe zing ik mee maar dan is dat zingen zonder te zingen. Soms denk ik, nu ben ik stil maar dan ben ik aan het meekreunen met die muziek. Welke genres luister je? Dat varieert. Hardcore en punkrock. Ook de minder commerciële zoals PN, die hebben zo emocore dingen. Black metal. Mijn broer heeft ontelbaar veel cd’s en als ik daar binnen kom, dan ben ik automatisch aan het luisteren. Of ik het allemaal even goed vind, dat is natuurlijk iets anders. En klassiek? Ja af en toe als de radio opstaat. Mijn ma en pa luisteren elke zondag Klara en dan herken je soms nummers die je in de les hebt beluisterd. Dan weet je dat wel te appreciëren. Daar ga je even bewust naar luisteren? Ja natuurlijk. Je bent dan gefocust op de toonaard, uit welke periode het komt, wie het zou gecomponeerd hebben. Maar ik ga er wel geen cd’s van kopen. Waarom ga je dan klassiek studeren? Dat is de enige manier in België om drumleraar te worden met een diploma. Je kan eventueel ook rockstudie doen maar dan heb je een vals statuut, dat is allemaal nog niet in orde. En bij jazz ben je enkel bezig met drummer en in klassiek heb je toch die marimba. Je vindt dat een meerwaarde? Ja. Ga je die vele genres proberen te integreren in je rockgroepen? Nee. Technieken uit je opleiding gebruik je wel, dat maakt et allemaal comfortabeler om te spelen. Je hebt van die autodidacten die supergoed kunnen drummer maar die het zichzelf veel te moeilijk maken door bijvoorbeeld veel te veel te willen doen. In blackmetal willen ze alles bijvoorbeeld voldrummen. Het overdreven technische spreekt u niet aan? Niet echt. Je gebruikt die natuurlijk. Je hebt drummers die ongelofelijk technisch begaafd zijn maar die geen simpele dingen kunnen doen. Ik ken jazzdrummers waar je niet van mag zeggen dat ze een rockdrummer zijn maar uiteindelijk is het een stijl als een ander. Maar rockmuziek spelen als je jazz studeert, dat komt heel simpel over. Akkoordenschema’s en structuren zijn bij rock meestal straight to the point. Vind je lastig dat dat zo makkelijk is? Nee. Je kan jezelf erin uitleven en je maakt je muziek zo moeilijk of gemakkelijk als je wil. Je kan er uiteindelijk zoveel aan prutsen als je wil. Hoe vind je je partijen? Dat is wat in mij opkomt. Dat zijn ook dingen die je leert vanuit uw opleiding. En die basisritmes, die heb je aan het DKO geleerd? Ja. Ik had een boek en daar kwamen rockbeats, funk, salsa, reggae, bossa nova in voor. Ik ben ook blij dat ik die allemaal heb moeten studeren. Als ik alleen rock had gehad, dan had ik er misschien spijt van gehad. Het is een meerwaarde. Ben je bezig met wat de andere instrumenten doen? Daar ben ik niet zo mee bezig als ik zelf aan het spelen ben. Iedereen doet eigenlijk een beetje wat in hen opkomt. Ik kan wel zeggen, pak dat akkoord of doe dat eens maar daarom doe je niet altijd wat gezegd is. Maar je weet altijd in welk deel van de structuur je bent? Ja. Je kan je baseren op de zang, je kent je nummers. Hoe verloopt een repetitie als je wordt ingehuurd? Je krijgt een partituur in je handen geduwd. Je bekijkt die een minuut of twee en dan speel je met het orkest mee. Op een partituur is alles meestal zo goed uitgeschreven dat alles wel duidelijk is. En je hebt genoeg achtergrond over hoe je het moet spelen. Dat zijn nummers die je nog nooit hebt gehoord? Dat kan zo zijn. Dat is wel plezant om direct mee te kunnen spelen, met een dirigent voor uw neus die perfect kan aangeven waar je bent. Die kan teken doen wanneer je moet invallen, als je even je draad kwijt bent. Het is niet zo dat je direct alles perfect moet spelen wat erop staat. Maar je kan multipercussie krijgen. Dan moet je meerdere partijen combineren en dan kan je daar heel flexibel in zijn. Dat is wel plezant en ook wel spannend omdat je dan naar daar moet gaan om drie keer te kloppen en dan terug te gaan. En in uw rockgroep nu, waren dat vrienden? We komen allemaal uit hetzelfde dorp, we wonen 100 meter van elkaar. Onze gitarist en ik speelden, jamden al soms samen en de gitarist speelde dan ook soms eens samen met die andere, en onze bassist speelde ook samen met die andere. We kenden elkaar wel, we hebben samen op de lagere school gezeten. We bestaan nu twee jaar en net een democd opgenomen. We doen hier en daar wat optredens. Mijn broer zit dan in het bestuur van het jeugdhuis en dan kan die hier en daar een optreden regelen. Dat is plezant. Die is dan ook bezig met onze bio te sturen naar organisators die hij kent. Daar heb je echt wel een netwerk nodig, meer als in klassiek.
133
Zit die bassist nu op een ander niveau? Die is daar passiever mee bezig dan de rest van de band. Op repetities is dat wel altijd de eerste om met iets cool af te komen. Hij heeft iets meer de inspiratie op de juiste moment. Hij staat er altijd als hij er moet staan. Maar op repetitie is hij wel de persoon die altijd te laat komt en hij verwacht dat zijn gerief wordt meegenomen, maar dat zal in elke band wel zijn. We zijn 5 totaal verschillende karakters. Ambities? Het zou heel plezant zijn als we een platencontract moesten vastkrijgen via deze demo-cd. Maar in België is dat heel moeilijk. De ambitie in de groep is er wel. Mocht ik de kans krijgen, ik zou het super vinden, maar dat weet je nooit op het voorhand.
Bijlage 6. Interview met Frederik Meeuwis Welk instrument(en) speel je? Drum en basgitaar. Ik drum eigenlijk al van mijn 12de. Ik ben er nu 21, over een maand 22. en drum doe ik pas sinds 2004. Djembé heb ik ook gedaan en ik speel ook een klein beetje gitaar maar ik heb mij eigenlijk altijd gefocust op drum en sinds ik bij The Sedan Vault speel dan bas. Thuis speel ik wel nog altijd voornamelijk drum. En van wie is die bas dan? Die is van mijn broer Marius omdat hij vroeger bas speelde. Ah, en ik heb ook viool gespeeld, van mijn 10 tot mijn 12de maar ik heb altijd drum willen doen maar dat was er nog niet in mijn muziekschool. Op mijn 12 wel. Maar dat is dus van Marius. Die heeft altijd piano gespeeld en dan overgeschakeld op bas en nu terug op piano. En waarom begon je viool te spelen? Ik heb altijd drum willen spelen omdat ik vroeger altijd op ijspotten speelde maar je had een beperkte keuze op de muziekschool. In Sterrebeek was daar, ik denk dwarsfluit, viool, gitaar, piano en misschien saxofoon nog. Mijn broer speelde al gitaar, want ik ben de jongste, mijn andere piano. Ik wou niet hetzelfde pakken omdat ik dat zo stom vind. Dus viool omdat mijn vader, denk ik, dat een beetje wou. Ik heb dat nooit echt graag gedaan, nooit echt gemotiveerd geweest, nooit echt zitten oefenen thuis. Ik was echt aan het wenen soms, dat was echt zielig. Ik liep met mijn viool onder mijn jas naar de muziekschool omdat ik mij schaamde. Was dat omdat dat niet paste bij het imago van de rocker? Als klein mannetje, dat interesseerde mij niet. Ik luisterde dan naar Guns & Roses enzo en alleen bij November Rain komen er violen voor. Maar als kleine ben je zo beïnvloedbaar. Ik weet dat er op de cd van de Dire Straits een nummer met saxofoon was en toen wou ik saxofoon spelen. Ik heb nooit iets gehad van ‘ik wil viool spelen’ maar dan was mijn broer van ‘allé, dat ik cool’ en dan zette hij rocknummers op met viool erin, Silverchair. Als ik daar nu op terugkijk is viool eigenlijk een supercool instrument. Ik heb daar soms wel spijt van. Je hebt die nooit gekocht? Viool had ik van mijn meter gekregen. Drum heb ik van mijn nonkel gekregen en bas ook. Maar ik heb wel een nieuwe drum een tijd geleden gekocht. Ik heb het meeste gekregen omdat in mijn familie veel mensen met muziek bezig zijn. En drum was een innerlijke drift? Ja sinds ik 6 ben ofzo drum ik op ijspotten, speel ik Guns & Roses na en van die dingen. Ik was dat vergeten ‘waarom ben ik drum beginnen te spelen?’ maar dat is iets wat ik altijd heb gedaan. Leeftijd eerste band? Ik was 14, toen hebben wij op Mater Dei gespeeld met MB-Schurft. Dat was met mijn twee broers ook, mijn neef. Dat is Marginale Boeren Schurft. Dat was samen met Jelle Ronsmans ook, die ook in ‘Third Season’ speelt en bij ‘In Arms Reach’. Maar ik ben altijd de kleine patotter geweest. Ik was 14 en de rest zat in het 6de middelbaar. Nu ben ik ook eigenlijk de kleinste van ‘The Sedan’. Dat is eigenlijk cool dat ik mee kon met de grote mannen. Dat is eigenlijk een voordeel voor mij als muzikant, dat ik bij de oudere betere muzikanten kon spelen. Daar heb ik veel bij bijgeleerd. Hoeveel bands heb je dan gehad? MB-Schruft, een Queen coverband, ook met mijn twee broers en weer mijn neef, Wayne… Zijn die niet bekend? Niet echt. We hebben wel wat dingen gedaan, op Maandrock, finale rockvonk… ik denk dat dat 3-4 jaar bestaan heeft, dat is met de zanger van Mawkish, dat is de groep voor ‘The Sedan Vault’. Die hebben ook in de finale van humo’s poppoll gestaan, in het jaar dat Goose won. ‘Almost home’ en ‘The Sedan Vault’ dan nog. Dus niet enorm veel. En het is de eerste groep waar je bas speelt? Ja. Ik ben beginnen bas te spelen om bij ‘The Sedan Vault’ te kunnen. Vroeger zat je er dan niet in? Nee. Mijn broer en ik zaten in ‘Wayne’, met de zanger van ‘Mawkish’. Die zanger is weggegaan en dan waren ze nog maar met 3 en dan is dat ‘The Sedan Vault’ geworden. Die zanger is weggegaan gedeeltelijk omdat hij het niet meer leuk vond en omdat hij ‘Wayne’ beter vond. Uiteindelijk is ‘Wayne’ gesplit en dan ben ik bij ‘The Sedan Vault’ gegaan. Hoe heb je de bas dan geleerd? Ik heb vroeger wel een beetje gebast als ik klein was maar niet echt. Gewoon bij gaan spelen. Mijn broer zei – we hadden drie nummers – hij zei gewoon, zo moet je dat spelen. Dat ging maar als ik dat nu zou terughoren, dan zal dat waarschijnlijk niet zo goed zijn als nu, maar ik kon die lijnen we spelen. Niet supergoed maar goed genoeg om niet op te vallen dat het slecht was. Nu nog altijd, ik ben geen supergitarist maar je hoort niet dat er iets mis is met de bas. Hoe zou je je omschrijven amateur, semi-pro, pro? Bassist zeker geen professioneel, maar ook geen amateur. Als drummer toch bijna professioneel omdat ik er toch al lang mee bezig ben en ik kan wel goed drummen. En nu doe je dat niet meer in een groep? Nee. Sinds kort speel ik wel met Kristof Van de Woude, de gitarist van ‘Confuse The Cat’ en ook gitarist van ‘Soon’. We beginnen wat te jammen, het is al jaren dat we zeggen dat we iets gaan doen. Ik wil dagelijks drummen, maar dat lukt niet altijd. Maar ik speel meer drum als bas buiten ‘Sedan Vault’. Halen jullie daar een persoonlijk inkomen uit? Nee. Dat is allemaal groepspot. Wij krijgen nu een dikke 500 € voor een show maar daar komt dan een geluidsman bij, 100 weg, de lichtman, 100 weg, benzine en dan moeten wij op die 500 nog BTW betalen want we zijn een vzw. Dan nog boekingsfees. Het enigste wat we verdienen aan ‘The Sedan Vault’ is Sabam, maar dat is niet enorm veel. Als we op Stubru worden gedraaid, als we een optreden spelen en drukrechten. We staan op een compulatiecd in Amerika en in Holland en die moeten geld betalen. Ik denk dat we alle vier nog maar 150€ Sabam hebben gekregen. We moeten wel nog veel krijgen want dat is nog niets van de cd, dat is enkel van de demo’s. Die 150 is maal 4 he. Dus we verdienen daar niet veel aan. Ik denk dat we max per jaar daar 400 € per man aan houden. Dat is wel cool he, maar je bent dat wel kwijt aan snaren, drumvellen, drumstokken, dus we verdienen daar niets aan. En de cd-opnames, dat is ook van de groepspot of is dat Funtime?
134
Nee. Dat komt van ons. Die betalen alleen de mastering. Dat is bij elk platenlabel anders. Als je bij PIAS gaat, dan betalen die wel iets. Wij betalen wel alles van de cd. Funtime betalen de druk van de cd’s en wij krijgen in ruil 15%. Als er 1000 cd’s worden verkocht, dan krijgen wij dus 150 cd’s. We kunnen dat in geld doen ook maar wij doen dat in cd’s omdat we dan zelf de cd’s kunnen verspreiden. Jullie doen ook marketing? Nee, Geert Mets doet dat. Die zat vroeger bij PIAS en die doet grote dingen in België zoals Franz Ferdinand, Goose. Dat is een onafhankelijke gast. Die wordt betaald door Funtime. Dat is wat de gast voor de alternatieve muziek in België. Domino records, het label van Franz Ferdinand in Engeland, dat doet die. CocoRosie, Antony and the Johnsons, die stelt het Domino festival samen in de AB. Die doet niet alle groepen van Funtime. Ik weet dat hij Soon doet, Cornflames. Maar alleen de groepen die hij goed vindt. Ik weet dat als hij onze cd niet zou goed vinden, hij het niet zou doen. En funtime doen ook annonces enzo. Maar dat betalen wij zelf dus niet. Welke lessen heb je gevolgd? Ik heb van mijn 12 tot mijn 18 les gevolgd. Wekelijks twintig minuten in de muziekschool in Sterrebeek. Dat is geen academie. Academie is iets hoger omdat je daar echt examens hebt. Dat noemde het JMA. Dat was elke zaterdag gaan en dat was een beetje liedjes zingen en toffe dingen doen. In een academie is dat echt studeren en examens doen. En die notenleer die ken je? Ja maar van laag niveau. In het eerste en tweede is dat makkelijke dingen. Ik kan geen noten lezen maar ik kan wel ritmes lezen. Ik heb mij dus altijd gefocust op drumritmes. Ik kan natuurlijk wel een toonladder op een notenbalk zetten, maar als je mij een partituur geeft... en vraag me niet op een bas, mi of re. Ik weet het niet. Werk je dan op uw gehoor? Ja. Ik schrijf ook alles op mijn gehoor. Ik weet nog dat ik onlangs eens aan mijn broer heb gevraagd hoe dat allemaal zat maar ik ben het ondertussen al vergeten omdat het mij ook niet echt interesseert. Ik vind het leuker om te spelen op gehoor en goeie muzikale dingen te vinden. En bij uw drum sta je wel op uw notatie? Ja... nee ergens niet. Intussen is dat al 3 of 4 jaar geleden dat ik nog een drumboek heb opengedaan omdat als ik thuis ga drummen dan speel ik gewoon waar ik zin in heb, wat er in mij opkomt. Ritmes, nummers die ik heb gehoord. Het interesseert mij ook niet meer om een kei goede drummer te worden. Intussen is dat zo...rammen eigenlijk. Je doet gewoon. Je hebt superveel techniek omdat je dagelijks geoefent en je behaalt een niveau, maar als je daar dan twee weken mee stopt, dan ben je zoveel dingen kwijt. Vraag dat aan eender welke professionele muzikant. Als je er mee stopt dan moet je weer oefenen. Je behaalt een bepaald niveau en als je daar boven wil geraken, dan moet je daar constant mee bezig zijn. Als ik nu een maand stop en dan speel ik een uurtje drum, dan behaal ik terug dat niveau, maar om dat niveau nog te verbeteren... ik ken zoveel drummers die effectief Lemmens hebben gedaan en hebben gestudeerd, en die zeggen ‘ze hebben mij zoveel jaar techniek aangeleerd en uiteindelijk ben je gewoon wat ze van je hebben gemaakt’. Vraag bijvoorbeeld aan de mannen van De Laatste Show Band om te rocken, en vraag dat dan aan The Black Box Revelation. Je gaat horen wat ingestudeerd is en wat vuil en vanuit de buik komt. Ik ken drummers die zeggen ‘ik heb zoveel jaar moeten drummen om die rottechniek van mij af te zetten om terug te kunnen spelen’. Dat is een visie zoals een ander. Sommigen hebben iets van ‘dat moet perfect zijn’ zoals in jazz ofzo. Dus rock is iets dat vuil moet blijven? Jazeker. Als je naar De Laatste Showband kijkt, dat is niet mooi. Dat is zo afgelikt, proper. Maar uw broer heeft wel heel veel techniek op zijn gitaar? Ja. Net zoals ik ook veel techniek heb op drums maar ik doe mijn best dat je dat niet perse hoort. Mijn broer heeft ook jazz dingen, die wou jazz gaan studeren, dagelijks 6 uur studeren. Elke dag 6u studeren dan heeft hij dat toch niet gedaan omdat hij zag dat techniek toch niet alles was. Ik heb ook al gesproken met gasten die zeiden ‘je moet helemaal geen les gaan volgen om een goede drummer te zijn’. Soms is het zelfs omgekeerd. Uw lessen heb je dan wel 6 jaar stipt gevolgd? Ja. Ik wou eigenlijk niet stoppen maar op een bepaald moment had ik geen tijd meer. In het 6de moet je al wat harder werken. Hoeveel tijd was je er dan toen mee bezig? In die tijd was het thuiskomen, direct gaan drummen een half uur à een uur, gaan werken, eten en dan terug spelen. Ik wou elke dag een uur à anderhalf uur spelen. In het weekend dan optreden en repeteren. Ik was daar echt wel fel mee bezig. Een beetje geobsedeerd zelfs als ik daaraan terug denk. Veel optredens gedaan in die tijd? Niet zoveel als nu maar toch wel elke week repeteren. Ik speelde dan met Wayne en Almost Home dus dan was dat 2x per week repeteren. Dat was wel vrij intensief. Ik had toen geen vriendin of niet zoveel schoolwerk. Hebben jullie problemen met jullie muziekgenre, dat vrij ontoegankelijk is? Kan dat jullie beletten om er professioneel mee bezig te zijn? Ik denk het niet. Zo blijkt nudat we onze cd uit hebben. Voordien zaten we vrij in de undergroundscène met screamdingen enzo. Maar ik heb de indruk dat we ook de mainstream kunnen boeien. We hebben bijvoorbeeld voor Nada Surf gespeeld in de Vooruit, A Brand speelde daar toen ook. Dat publiek was echt Studio Brussel publiek en de Afrekening. Er waren zoveel mensen komen zeggen ‘damn jullie waren de beste groep van de avond’. Gasten waarvan je weet, die luisteren alleen maar naar Donna ofzo. ‘Sedan Vault’ is heel ontoegankelijk wat betreft structuren maar qua melodieën vind ik niet. Er zijn veel poppy melodieën in. Zijn jullie daar naar opzoek? Jaja. Rare structuur maar altijd wel een lijn dat u bijblijft en boeit. Enkel hard is wel cool maar dat is niet ‘The Sedan Vault’, daar moeten bepaalde melodieën inzitten dat je mooi vindt of bijblijft. Als er geen mooie melodieën inzitten, dan wil ik dat niet spelen. Dat is zangmelodie of instrumenten? Dat kan allebei zijn maar de zang moet wel wat catchy zijn. Dat is hetgeen wat de meeste mensen bijblijft. Vind je dat je zakelijk met muziek bezig bent? Jazeker. En ook persoonlijk? Dat je aan je geld denkt? Nee. Helemaal niet zelfs. Dat interesseert mij echt niet. Dat zou cool zijn als je daar wat kan aan verdienen maar die 300 € op een jaar vind ik al wow. Het enigste waar ik echt aan denk is dat we over twee jaar nog even succesvol zijn of misschien nog succesvoller. Maar wel zakelijk in die zin dat we het beschouwen als een groep die we aan de man moeten brengen en we bezien optredens echt wel als mensen overtuigen. Vroeger was dat meer plezier. Dat is ergens wel jammer. Na zoveel jaar, dat is met een lief ook zo, je ziet die na zoveel jaren nog graag maar dat is ‘och, mijn lief’ en als dat afgeraakt is dat super erg maar ik heb niet zoiets van ‘wow, the Sedan Vault’. Ergens heb ik wel ergens schik dat de mensen iets gaan hebben van ‘och, the Sedan Vault’. Nu bezien we dat ook meer –niet als een product want dat klinkt wat walgelijk maar ergens is het wel zo- nu spelen we in Antwerpen, dan niet. Dat is echt een strategie. We hebben een bookingsagency, Jazztronaut, en die doen dat ook wat meer zakelijk. Dus je hebt 6 jaar lang 20 minuten minuten muziekles gevolgd? Ja maar eigenlijk heb ik het meeste geleerd door in een groep te spelen. Meespelen met cassetjes heb ik ook heel veel gedaan, daar leer je heel veel mee. Drumboeken gebruiken enzo is interessant om nieuwe ritmes te leren, maar eens dat je die kan moet je die drumboek weggooien.
135
Die boeken zijn wel een technische stimulans? Ja. Je moet ze leren. Ik heb er zo heel wat gekocht. Op de muziekschool zegt die gast: ‘koop die en die’ en na een tijd zegt hij: ‘wat wil je drummen?’. Je hebt zoveel verschillende genres. Ik heb veel dingen gedaan. Ik heb een tijd gewoon jazz gedrumd, funk,… En dat heeft u geholpen in andere genres? Ja. Ik vind het interessant om verschillende genres te leren drummen. Dan kan je die combineren tot uw eigen stijl. Met ‘The Sedan Vault’ zijn we technisch in die zin dat we technische dingen kunnen maar we bezien het niet zo. Als wij nummers maken, dan jammen wij. Wij creeëren op het moment zelf iets omdat we zelf wel horen… ik weet nog dat we speelden in Antwerpen en er was een professiolele violist, die les gaf op een officiële muziekschool en hij vroeg: ‘hoe schrijven jullie die dingen, dat is zo complex. Schrijven jullie dat allemaal uit op partituur?’. Ik verschoot daar echt van. Dat uitschrijven is zo een totaal andere wereld. We hebben nog nooit iets uitgeschreven. Iemand vroeg dat eens aan ons, een leerkracht muziek die aan het school – het 5de middelbaar ofzo – The Sedan Vault geeft aan zijn leerlingen als les. Ook culturele uitstap naar het STUK, dat ze naar The Sedan Vault konden gaan kijken, dat was één van de opties. Die gaf les muziek ontleden. Hij vroeg aan Rutger: ‘Kan je dat uitschrijven wat je speelt?’. Dan zei Rutger: ‘Nee, ik zou bijgod niet weten wat we spelen.’ Hij weet niet welke noten hij vastheeft? Hij kan dat wel achterhalen als hij heel lang zou zoeken, maar dat is gewoon op het moment een rif maar dat hij zelf niet weet ‘welk ritme is dan nu?’. Noten uiteraard wel, hij kan dat wel zien he, maar om dat uit te schrijven, geen idee. Dat is dus een totaal andere wereld. Bij ons is het gewoon spelen en als het goed klinkt, dan is het goed. Jullie onthouden dan altijd alles? Ja. We werken altijd met mini-disc. We nemen dat op en we beginnen te spelen en dan beluisteren we dat tesamen. Als we iets cool hebben, dan zien we dat we het zeker hebben opgenomen tegen het einde van de repetitie. Hoeveel leraars heb je gehad in Sterrebeek? Twee. Eerst Bart Van Acken, dat was een jonge gast, die zelf nog drum was aan het studeren was. Ik denk dat die twintig werd toen ik begon, rond een jaar of twaalf. Dan heb ik ook nog Chris Ter Aerts. Dat waren rockmuzikanten? Jazz eigenlijk. Die eerste deed ook heel veel percussie. Die gast was meer Afrikaanse muziek. Die bracht hij u ook aan? Ja. Die deed ritmische dingen maar bijvoorbeeld ook xylofoon. En hij vroeg dan of ik meer melodiëuze dingen wou doen maar toen had ik iets van ‘nee ik wil drummen’. Vandaar dat ik dat nooit heb gedaan, wat achteraf wel jammer is. Die gaf mij ook djembé-lessen enzo. Die gaf echt vanalles. Hij was superjong maar hij deed het echt wel op de juiste manier achteraf gezien. Die was nog aan het studeren maar ik denk dat die daar van zijn 18de begon les te geven. Was je positief van die leraars? Ja, super. Die eerste die deed toffe dingen. Die tweede ook maar daar heb ik minder bij geleerd omdat ik zelf al zoveel kende en hij wist niet hoe ver ik stond. Toen had ik ook weinig tijd met het school, dat ik thuis niet meer kon oefenen en dat ik gewoon naar de les ging om daar te spelen, maar dat was zo stom. Toen wist ik ook niet juist wat ik wou leren. Hij bereidde ook niets voor? Nee. Ik was toen al 18 en dan weet je wel wat je wil kunnen en wat niet. Maar ik wist het zelf niet meer. Toen ik zei: ‘volgend jaar niet meer doen’, dan zei hij: ‘ja ik snap het’. Ik kon al heel veel. Uiteindelijk vind ik dat je met drumlessen op een bepaald moment moet kappen. Je moet leren maar dan moet je gewoon de drummer worden die je wil zijn. Ik denk dat de drummer van de Foo Fighters ook niet meer superveel zit te oefenen. Die speelt gewoon. Als uw leraar u moeilijkere stukken had gegeven, had u dat dan verder gebracht? Die gaf wel altijd dingen boven mijn niveau. Hij gaf stukken die hij in het eerste jaar conservatorium deed, toen ik 14 was. Hij zei: ‘ je kunt nu je ingangsexamen doen en je zou binnengeraken.’. Die zat altijd boven mijn niveau bezig. Wat goed is want de makkelijke dingen kan je. En daar oefende je tijdens de week dan op? Ik had twee boeken, één die concentreerde op snare drum en de andere op echt drummen, en daar moest ik dan twee bladen van kennen. Of solo’s ofzo. Uiteindelijk ook, als je echt een professionele drummer wilt worden, dat je moet kunnen lezen en drummen. Na een tijd kon ik dat ook maar nu zou ik dat niet meer kunnen. Maar als je leest en drumt tegelijk, dan focus je je daar op. Als je dat speelt zonder, dat zou dat veel beter zijn. Waren die leraars wat streng? Nee. Of ja. Maar nooit superstreng. Ik weet dat mijn broer les kreeg van mijn onkel en als hij zijn les niet geleerd had, dan smeet hij hem buiten, dat hij wenend terugkwam. Hij heeft mij wel een keer onder mijn voeten had gegeven. Ik was een klein manneke… En heeft u dat gemotiveerd? Ja maar ik wist dat ik te weinig had gedaan. Hij had echt iets van: ‘je moet niet afkomen als je niet doet’. Maar ik had iets van: ‘ik heb nog andere dingen te doen ook. Maar ik snap dat wel. Ze moeten u wel onder uw voeten geven omdat je niet altijd zin hebt om te spelen. Werden de lessen aangepast aan wat jij wou leren? In het begin was hij dat, die de boeken had. Dat was hij die zei, pak die boeken, maar uiteindelijk deed je waar je zin in had. Ik weet nog dat hij zij, pak anders een cd mee met dingen die je wil doen. Toen kwam ik met een cassetje van Korn af. En hij schreef dat dan uit? Dat kan wel…die tweede die gaf mij een cd van James Brown en die zei: ‘schrijf mij dat uit’. Maar uiteindelijk ben je dan te technisch bezig, dan drum je niet meer. Ik wou drummen. Had je toen ook nog notenleer? Je doet 6 jaar. Dat begint van je 8ste. Je moet eigelijk 6 jaar notenleer doen en vanaf je 2de jaar mag je een instrument beginnen, omdat je dan noten kan lezen. Anders heeft dat niet veel zin. Vanaf mijn 10 begon ik dus viool te spelen. Ben je dan theoretisch met die muziek bezig geweest?
136
Ja…maar die notenleer… ik weet niet wat we daar deden, stomme dingen. Niemand was echt gemotiveerd om dat te leren. Die leerkracht zag dat ook wel in. Die Bart moest mij nog heel veel uitleggen. En creativiteit? Dat was die dingen leren drummen. Dat is zo twee maten drummen en dan een fill waar je mag doen wat je wil. Ik mocht wel spelen wat ik wou. Ik leerde daar vooral drummen met gevoel, met een zeker feel. Meer techniek dan? Ja. Een goede feeling. Dat is uiteindelijk geen techniek, je hebt dat of je hebt dat niet. Ben je tevreden met die opleiding? Ik zag dat niet echt als een opleiding, ik zag dat gewoon als leren drummen. Ook omdat dat maar 20 minuten per week was. Twintig minuten focussen op wat er stond en welke richting ik moest uitgaan. Dan was dat thuis dat spelen en leren en dan zei hij: ‘ja, dat is goed en dat is niet goed’. Dat was meer opmerkingen geven. Uiteindelijk deed ik mijn zin daar altijd mee. Hoeveel per week? Vroeger was dat echt dagelijks. Nu minder. Nu als ik tijd heb. Nu met The Sedan Vault moeten wij ook administratieve brol doen, met die vzw, daar ben ik ook mee bezig. Ik zou wel meer willen spelen maar ik heb ook niet altijd meer zin om te drummen. Die motivatie is daar wat uit. En met de bas? Voornamelijk op repetities eigenlijk. Voor een optreden pak ik de bas wel eens vast om mijn vingers in te spelen. Maar ik ga nooit een supergoede bassist worden omdat ik daar ook de motivatie niet voor heb. Als ik op 8 jaar was begonnen met bas, dan had ik daar wel meer gedrevenheid in gehad. Vroeger had je zoveel minder te doen, je hebt een lief, vrienden, school, en vroeger was dat uw broers… en toen keek je ook op naar die groten. En nu is dat, als ik elke dag twee uur speel en dan twee weken niet, dan ben ik dat toch kwijt. (DRUM IS MEER SPORT). Eigenlijk vind je dat je je niveau al hebt bereikt? Ja. Met bas heb je minder motivatie maar toch leer je op 3 jaar het instrument… Bas was eigenlijk puur praktijk. Gewoon die lijnen spelen. Ik heb daar enkel op geoefend. Mijn ene broer speelde dan gitaar en mijn andere bas, dus die hebben mij wel veel geholpen. Maar vraag mij niet om iets te spelen op bas wat ik niet ken. Als ik iets speel is het ofwel iets van The Sedan Vault, ofwel iets vanop de radio dat ik eens heb gespeeld. Ik kan niet zomaar iets spelen. Dat doe je dan wel, cd opzetten en meespelen? Soms, heel soms. Ik denk dat is sowieso een beetje aanleg heb om een instrument te leren. Vroeger heb ik wel eens een gitaar vastgehad. Maar is speel wel heel amateuristisch, maar je hoort dat niet. Aan de klank vijzen mijn broer en ik wat. Maar ik blijf erbij dat ik geen goede bassist ben, gewoon, de lijnen die ik speel, speel ik goed. Daarbuiten ben ik er niet mee bezig. Was er iemand die u aanzette om te spelen? Ikzelf. Ik wou echt een goede drummer worden. Als ik ging meezien naar mijn broers, dan wou ik ook meespelen met hen. Bij bas wil een goed optreden geven voor ‘The Sedan Vault’. En uw ouders? Mijn onkel wel. Ik ging bij hem spelen omdat de drum daar stond maar ik had geen motivatie nodig omdat die er vanzelf al was. Je hebt altijd met uw broers gespeeld? Al vrij vroeg in MB-schurft. Ik was 14 en was pas vanaf mijn 12de begonnen met drum. En trok dat al op iets? Ja dat was eigenlijk wel ok. Dat waren zelfgemaakte nummers. Die groep was om te metal lachen maar af en toe zat er wel iets goed tussen. Mijn broers waren daar al langer mee bezig omdat die in Kildroy zaten. Die waren wel al langer bezig met nummers te maken. Jij hebt nooit met het creatieve proces van de nummers bezig geweest? Ik zocht wel mijn eigen drumpartijen. En was dat de bedoeling dat die creatief waren? Ik probeerde daar altijd iets leuk in te leggen, iets dat interessant is. Als kind is het meer van: “Wat kan ik goed spelen.” Naarmate je langer speelt, geraak je die gewone ritmes beu en ga je zoeken naar andere dingen. Sinds The Sedan Vault moest ik een andere kijk hebben, moest ik zoeken naar goede melodieën. Dat is veel moeilijker omdat ik daar nooit mee was bezig geweest. In het begin, de dingen die ik zocht, die waren niet altijd zo goed omdat ik in het begin alles goed vond, maar dan zeiden de anderen: ‘zoek meer in die richting’. Nu speel ik spontaan dingen en meestal zijn die wel goed. Omgekeerd ook, als Rutger iets speelt dat niet goed is, dan zeg ik dat ook. Je denkt nooit aan uw theorie? Nee. Dat is dan puur op gevoel? Ja, dat is luisteren of die melodieën bij elkaar horen. Hoe weet je op welke noot je moet beginnen? Dat is gehoor. Vanwaar komt uw gehoor? Ik heb geen absoluut gehoor. Dat is gewoon; gitaar pakken, en dat is dan die toonaard. Het is wel zo, als het weer dezelfde toonaard is als dat en dat nummer, dan veranderen we die. Zo een cd allemaal in dezelfde toonaard…Gehoor je hebt dat of je hebt dat niet. En was je als drummer bezig met melodieën? Nee… ik pakte in de tijd van Wayne wel soms de gitaar vast thuis om dingen te zoeken, maar ik focuste me meer op ritmes. En je zingt nu ook? Ik zing bij The Sedan Vault nu wel redelijk veel. Notatie in drum? Ik heb wel dingen opgeschreven maar dan meer een ritme van Tool. Hoe zit dat hier nu eigenlijk. Dan heb ik dat uitgeschreven en als ik het dan had uitgeschreven dan had ik iets van ‘ah zo speelt hij dat’. Maar in de groep niet. Dat is een andere manier van werken. Dat van Tool, wat deed je daar dan mee? Gewoon voor thuis, dat ik dat kon spelen. Dat was een weg om het te begrijpen want die Tool-ritmes zijn wel moeilijk. Zeker toen ik klein was. Daar heb ik wel iets uit geleerd. Werk je nadien nog met die notaties? Nee. Dat was gewoon om dat ritme te leren spelen. En stel dat je vanavond dat ritme nog eens wil spelen, dan ga je terug op zoek naar dat blad? Nee. Ik weet nu hoe dat ritme ineen steekt. En dat was dan in officieel notenschrift? Jaja. Nu zou ik dat wel niet meer kunnen, tenzij ik mij daar een maand zou op toeleggen.
137
Dus je leert bijna alle nummers vanbuiten? Ja. Voor een optreden bekijk ik wel nog eens hoe het zat. Je onthoudt dat. Voor bas kijk ik altijd naar de bolletjes. Ik speel vaste lijnen want ik kan niet improviseren op een bas omdat ik niet weet welke dingen wat is. En daar ben je niet naar op zoek? Nee. Mijn broer heeft eens alle toonladders uitgeschreven en als je daar op oefent, dan kan je niet vals zitten als je in die toonaard die dingen doet. Dat vind ik wel interessant zodat ik eens live een noot kan aanslaan waar ik zin in heb en een keer iets anders doen. Maar bijvoorbeeld mijn broers kunnen dat omdat die al zo lang met dat instrument bezig zijn. Dat wil ik wel kunnen maar momenteel heb ik geen tijd. Maar ik denk echt: “bolleke bolleke bolleke”. Ik speel echt zoals een mongool op zo een bas. En maak je gebruik van nieuwe media. Internet enzo? Voor drum wel. Ik had drumvideo’s, maar dat was meer op te zien hoe goed die gasten konden spelen. Dingen opnemen en naspelen. En drumboeken. Maar bas echt niets. En met YouTube? Nee. En online lessen? Bestaat dat? En wil je nog beter bassen? Ik vind dat ik al genoeg doe voor de groep en ik focus mij gewoon op die nummers van The Sedan Vault. En zouden de nummers beter zijn als jij beter zou spelen? Ik denk dat wel. Alhoewel, in het begin pakte Rutger de bas soms vast en die deed dat meer grooven dan mij. Toen vroeg ik mij af waarom ze geen betere bassist zochten als mij, dan zou de Sedan Vault misschien beter zijn. Zij zeiden: ‘Nee, dat is niet waar. Wat je doet past kei goed bij wat we hebben en qua bassist ben je meer dan goed genoeg voor wat we doen’. Maar ritmisch denk ik wel dat ik een goede bassist ben, dat is één van mijn pluspunten. Hoe luister je naar een cd? Vroeger luisterde ik enkel naar drum. ‘Zou ik dat ook kunnen of zou ik dat willen kunnen’. Nu luister ik puur naar melodie en samenspel. Sinds The Sedan Vault luister ik meer naar het geheel en sinds de opname van de cd luister ik meer naar de producing, arrangementen, kleine dingen. Ik heb intussen wel ingezien dat heel minimalistisch veel doeltreffender kan zijn. Wat hoor je? Zang steekt er altijd bovenuit qua melodie. Ik hoor het geheel en vroeger luisterde ik enkel drum. Nu iets meer naar de bas. Ik luister meer naar het geheel omdat dat uiteindelijk het belangrijkste is. En luister je dan naar structuren? Ja altijd. En naar Mars Volta dan bijvoorbeeld? Dat mag je niet ontleden. Dat is zoals een trip. Dat is het interessante dat er altijd iets onverwacht kan komen. Welke genres beluister je? Geen metal, geen hardcore. Mogai, explosion in the sky, tokio police club, bloc party, sparta, at the drive in, tool. Heel alternatief wel. Allemaal binnen het genre rock? Ja maar wel veel underground dingen. Maar Marius heeft wel meer dan mij van die heel experimentele dingen waar hij naar luistert. Je gaat niet speciaal op zoek naar wacko dingen? Nee. Zolang er een goede melodie in zit. Ga je die invloeden gebruiken? We gaan die allemaal proberen erin te brengen. Onbewust doe je dat. Het gebeurt dat je zit te zoeken op melodieën en opeens heb je een kei goede gevonden. Dan ben je aan het nadenken: ‘Ik ken dat. Damn, dat is van Bloc Party,’ omdat je al twee weken naar die cd luistert. Onbewust nestelt zich dat in u. Dus ook op bas kunnen er dingen insluipen die je nog nooit hebt gespeeld? Ja. Teksten bijvoorbeeld ook. Dat zijn dingen uit boeken die hij leuk vindt. Je kan overal onze invloeden gaan terugvinden maar dat is juist cool, daarmee dat het interessant is om naar heel veel stijlen te luisteren. Wat wil je in de toekomst nog doen? Doen wat we leuk vinden, niet mainstream schrijven om op de radio kunnen gedraaid te worden. En persoonlijk in een groep spelen waar je 100% achter staat. Ik speelde in Wayne bijvoorbeeld omdat ik graag in een groep speelde. Sedan Vault is de eerste groep waar ik 100% achter sta. Maar soms is het wel ploeteren, repeteren, dat is niet altijd even leuk. Er plezier in blijven houden. Dat het niet saai wordt voor uzelf. En wanneer stopt het? Als het niet leuk meer is. Als er te veel ruzies zijn.Uiteindelijk ben je daar heel veel mee bezig. Dat is wekelijks 4 uur repeteren. En dan optredens. Dat is weg van 5 uur en terug om 4u, onlangs was dat in Holland. Je moet er blijven plezier in hebben, anders hou je dat niet vol. Maar als The Sedan Vault zou stoppen, dan zou het wel aanvoelen als een breuk in een relatie. Je bent daar al zo lang mee bezig, dat dat kei veel dingen van uw sociale leven is.
Bijlage 7. Interview met Jade Van Ussel Welk instrument(en) bespeel je? Vroeger heb ik keyboard gedaan, dat is al lang geleden en zoveel weet ik daar niet meer van. Nu speel ik gitaar en ik zing. Welke instrumenten heb je? Gitaar en keyboard. Thuis hebben we ook een drum staan, dat is eigenlijk van mijn broer. Djembé en van die slaginstrumentjes? Bij u thuis zijn ze dan wel muzikaal? Ja iedereen heeft wel muziek gedaan. Mijn zus speelt ook nog gitaar en mijn broer heeft een basgitaar staan en nog een andere broer heeft drum gedaan maar mijn broers zijn al gestopt. Die zijn jonger? Ja. En uw ouders? Mijn mama heeft gitaar gedaan op haar eigen en mijn papa heeft ooit viool gedaan. Dat werd gestimuleerd van thuis uit? Ja. Ze zonden ons naar de muziekschool. Van zodra je kon? Nee dat denk ik niet. Ik zat toen in het vierde leerjaar. Ik heb toen 2 jaar notenleer gedaan maar je mocht dan ook direct beginnen met je eerste instrument.
138
Dat kon je kiezen? Ja. Dat was een stedelijke muziekschool maar nu is dat uitgegroeid. Dat is dan failliet gegaan. Nu is dat een muziekatelier eigenlijk. Dat is zonder notenleer. Dat was in Aarschot? Nu is dat in Rillaar, Hama noemt dat. Hoe oud was je dan? Rond de 10 jaar, dan ben ik begonnen met keyboard en iets nadien heb ik een paar zanglessen gedaan, maar dat was niet zo tof. Dat was bij een heel klassieke dame en dat waren allemaal van die Duitse liedjes maar ik was toen 11, ik heb dat niet zo lang gedaan. En op welke leeftijd was uw eerste band? Toen was ik 14 jaar. Dat was ook van de muziekschool. Samenspel, en daar zong ik dan in. Dat was met allemaal keyboards in het begin en ik zong dan. Ik denk dat we met 6 of met 7 waren. En toen had jij je keyboard al opgegeven? Ik denk net. Toen was ik net begonnen met gitaar. Hoelang heb je dan zang- en gitaarles gevolgd? Zang dat was dan, denk ik, één of twee jaar bij die Duitse. Daarna heb ik ook in een soort koor gezongen, ook iets van een twee jaar. Dat was ook niet zo heel tof. Dat waren niet echt lessen? Nee maar we deden wel ademhalingsoefeningen. Ik was er wel iets mee. Heb je nadien nog bands gehad? Ja. Met die mensen van het samenspel zijn we alleen begonnen, ik denk een half jaar ofzo, nog niet. Daarna nog een groep, Local District, en daar zit ik nog steeds in. Dat was anderhalf jaar geleden begonnen. Vorig jaar ben ik dan met Network Daisy’s begonnen. Wat spelen jullie? Eigen rocknummers. Bij Local District ben ik gewoon bijgekomen, die hadden zelf al nummers. De andere groep hebben we echt zelf opgestart en dan zijn we begonnen met covers. Dat was met jongens of meisjes? Dat is allemaal jongens. Wat was uw motivatie om te beginnen met keyboard? Ik wou muziek doen. We hadden in de lagere school een groepje met allemaal meisjes en we maakten zo kinderliedjes en ik wou dat ook wat kunnen begeleiden want dat was allemaal a capella. Dat had even goed een ander begeleidingsinstrument kunnen zijn dan? Ja maar op dat moment vond ik keyboard gewoon cool. En speel je dat nu nog? Nee eigenlijk niet. Dat is allemaal zo elektronisch, je hebt daar elektriciteit voor nodig. Gitaar kan je gewoon meepakken, overal naar toe. Heb je een inkomen uit uw muzikale bezigheden? Ik geef gitaarles aan kindjes. Dat is wel 160€ per kind per jaar en ik heb er 5. En uit uw optredens? Ik denk bij Local District maar daar zit ik niet in de leiding ofzo. Onze gitarist regelt dat allemaal. Ik denk dat we daar wel geld voor krijgen. Maar we hebben dat een demo opgenomen en dat was heel duur. We verdienen wel met de optredens maar we moeten nog kei veel afbetalen van die demo. Met dat ander bandje vragen we nog geen geld. Dat geld gaat nooit naar u persoonlijk? Nee. Wat zijn uw ambities? Dat weet ik niet juist. Ik heb vorig jaar meegedaan aan de ingangsexamens van de rockacademie van Tilburg, ik wou dat heel graag doen. Ik wou muziek gaan doen maar de notenleer die ik zoveel jaar geleden had gehad was helemaal niet zo goed dus ik kan helemaal geen notenleer. Hier in België heb je bijna voor alles notenleer nodig als je iets met muziek wil gaan doen. Vandaar dat ik naar Tilburg ging. Dat was enkel voor zang of ook voor gitaar? Enkel zang. Gitaar daar ben ik niet zo heel goed in. Misschien moet ik dit jaar nog eens proberen in Limburg maar dat weet ik niet juist. Ik wil zeker voort blijven spelen in een groepje. Hoeveel ben je er mee bezig? Per week heb ik 3u repetitie bij het ene groepje en ook 3-4 uur met de andere groep en in de week moet ik voorbereiden voor mijn gitaarles, zien welke liedjes ik ga gaven. Ik schrijf zelf de teksten bij Network Daisy’s en daar steekt ook wel veel tijd in. Die moeten kloppen en dat is moeilijk soms. En mijn gitaar staat hier dus daar ben ik ook wel soms mee bezig. En radio en cd’s ook. Beschouw je dat zelf ook als oefenen? Als ik meezing wel. En jullie spelen dan een rockvariant? Ja. Onze gitarist vindt het iets nieuw, die heeft een gt-8 die kan kei veel effectjes doen met zijn gitaar. Hoe zou je je als soort muzikant omschrijven? Liever origineel maar ik weet niet of dat echt lukt. Ik schrijf alleen de teksten en niet de muziek. Ik probeer wel origineel te zijn. Ben je zakelijk met je muzikale hobby bezig? Nee niet echt. We hebben met Network Daisy’s wel juist onze demo opgenomen dus we gaan zien hoe we dat gaan doen met het bijmaken en het afdrukken. Dat kost geld dus dan moeten we ook een bankrekening openen en dan gaan we onze demo’s opsturen naar jeugdhuizen, wedstrijden enzo. Ook naar platenfirma’s? Nee dat denk ik niet. En ben jij persoonlijk er zakelijk mee bezig? Nee. Was het een bewuste keuze dat je muzikant bent geworden? Ja ik had er wel zin in. Wie waren de mensen die u hebben aangespoord? Mijn ouders. Nu ook. Ik ben aan het twijfelen of ik nog eens zou meedoen met die ingangsexamens en die zitten daar kei hard achter. Dat is wel tof. Die zijn er wel muzikaal mee bezig? Ja het is eerder hun dochter steunen. Ze vinden dat wel tof. Muzikale opvoeding? Twee jaar notenleer en dat keyboard en dan gitaar. Ondertussen zat ik ook in dat groepje van de muziekschool, daar heb ik ook wel veel geleerd. Dat is ontwikkelen he. In het begin was dat echt verschrikkelijk. Nu is dat wel gebeterd.
139
Dat kwam door die groep? Ja je bent er toch elke week mee bezig en dan ga je ook optreden en dan krijg je toch meer zelfzekerheid ofzo. Als je op dat podium staat, in het begin had ik daar schrik van en nu is dat ok. Hoeveel minuten per week kreeg je les? Nu krijg ik eigenlijk geen les meer en doe ik het allemaal op mijn eigen. Vroeger was dat een uurtje keyboard en dan een uurtje dat groepje, een uurtje zang. Altijd een uurtje. Wat voor muziekschool was dat? Een stedelijke muziekschool, alleen dat je meteen kon beginnen met je instrument, terwijl je op een andere muziekschool eerst notenleer moet doen. Nu is dat veranderd dat je helemaal geen notenleer meer moet doen, en dat je direct met je instrument begint, maar dat is eigenlijk niet heel goed. In het begin denk je: ‘wow dat is goed’ maar nu zie ik wel dat ik in België niet naar een muziekschool kan gaan. Vind je dat jammer dat je geen notenleer hebt gehad? Dat is jammer maar dat ligt eerder aan België. Je kan nergens beginnen. Op zich vind ik dat niet echt nodig dat je dat al kan. Dat is juist tof dat dat vanzelf komt en dat je niet zit na te denken: ‘ah, zo zitten die wetten van muziek in elkaar’. Thuis ben je dan niet theoretisch bezig met de muziek, dat is wat in je opkomt? Ja. En uw studierichting audiologie, heeft dat ook met muziek te maken? Ja en nee. Dat heeft te maken met uw stem. Logopedie is spreken en audiologie is horen daarom dat ik dat gekozen had omdat ik toch wat in dezelfde sfeer wou blijven. Het is toch niet wat ik verwacht had. Maar ik heb dat wel mede gekozen omdat ik met zang bezig was. Ze verwijzen soms wel naar die muziek maar toch niet helemaal… Wat is uw muzikale opleiding? Dat was tof. Ik vond dat wel goed. Alleen dat je die notenleer moet kunnen… En uw leraars? Dat was altijd heel vriendschappelijk. Mijn leraar had heel veel ervaring, die had al rondgetrokken enzo. Die gaf keyboard en gitaar. Zang was eerst die vrouw, die was vrij klassiek. Daarna in dat koor, dat was ook iemand die in de Kerk het koor begeleidde. Dat was wel goed want dan leer je in verschillende stemmen zingen, de groep wordt dan opgedeeld. Maar dat waren geen echte lessen? Nee niet echt. En creativiteit? Nee niet echt. Je kreeg altijd een partituur van een bestaand lied en je moest dat naspelen. Dan moest uw notenleer toch goed zijn? Toen ik keyboard deed had ik wel notenleer gehad. Ik wist welke noten welke zijn en voor gitaar moet je akkoorden kunnen en dat kan ik wel. Die lessen waren ook gebaseerd op akkoorden? Ja. Je ziet bij picking wel bolletje je moet duwen, je hebt daar niet echt notenleer voor nodig. Er zit wel een logische verklaring van notenleer achter, maar dat weet ik niet. En werd het repertoire aangepast aan je noden? Die klassieke stukken was toen ik in het 4de of 5de leerjaar was en toen was ik nog niet echt bezig met rock. Toen was ik heel verlegen dus ik had het niet gedurfd om dat te vragen. Die van dat koor, die is eigenlijk niet echt mee geëvolueerd, die bleef haar eigen oude liedjes doen. Maar die anderen waren van haar leeftijd dus zij vonden dat wel tof als dat van die liedjes waren. Daarom ook dat ik ermee gestopt ben. En je bent gestopt en dan ben je niet op zoek gegaan naar iets anders? Ik heb nog stemtherapie gedaan. Dat was ook wel tof. En dat heeft u een betere zangeres gemaakt? Nee. Dat is gewoon dat je je stem beter leert kennen. Dat je je beter in je vel voelt. Heb je punten gekregen in je muziekschool? Nee dat was zonder examens. Alleen toen ik meedeed aan de rockacademie. Daar waren 80 mensen begonnen in 2 proeven. Eerst moet je een cd opsturen en dan bleven er nog 30 over. Daar was ik nog bij. Dan moest je daar naar toe gaan en dan moest je daar live gaan spelen en daar was ik niet door. Hoeveel waren er door? 8. Kreeg je taken en opdrachten in de muziekschool? Ja maar het gebeurde soms wel dat ik het niet had ingestudeerd. Dat was eigenlijk niet zo erg. Vooral bij keyboard dan. Het is niet dat ze dan streng waren? Nee alleen hadden we 2x per jaar concert en dan moest het wel zitten. Waren ze dan streng? Ja, vooral bij keyboard omdat je dat alleen speelt en gitaar speel je altijd in groepen met 6 personen. Als je daar fout zit, dan valt dat niet zo heel hard op. Bij keyboard wel. Wat waren de lessen? Nummers spelen. Toonladders of technische oefeningen? Nee. Was er een link tussen theorie en wat je speelde? Dat was er niet echt. Notenleer en instrumenten waren echt apart. Vind je dat nu een nadeel? Ja. Die liedjes zelf, dat kan je thuis ook doen, vandaar dat ik ook gestopt ben met die gitaar. Ik kon dat even goed thuis doen op mijn eentje en die leraar was dan wat ouder dus die gaf altijd liedjes vanuit zijn tijd. Dan kon ik beter thuis liedjes van nu spelen die ik graag thuis speelde. Dingen van op de radio. En thuis speel je mee met de radio? Zingen vooral, ik speel eigenlijk nooit mee met de radio. Gewoon op internet tablaturen zoeken. Eigenlijk gewoon akkoordenschema’s, soms ook wel noten. Zoek je dan filmpjes op het internet? Nee niet echt. Maar ik krijg dan wel dingen doorgestuurd van mijn groepsleden die daar wel mee bezig zijn. Ik krijg wel constant filmpjes. Dat zijn dan de gitaristen? Ja of bas- of drumfilmpjes. En stemfilmpjes? Nee niet echt. Ooit boeken of DVD’s gekocht?
140
Nee. Wat hielp u dan in uw zelfstudie? Dat is gewoon op mijn eigen zingen, dat is niet echt studie. Beschouw je dat dan als een repetitie? Nee niet echt. Nu doe ik dat op kot niet zoveel maar thuis doe ik dat wel bijna elke dag. Dat is ook echt met periodes. Soms heb ik daar meer nood aan als anders, tijdens de examens bijvoorbeeld. Weg met die boeken! Het is niet echt een discipline die je jezelf oplegt? Nee niet echt. Met periodes wel. Op kot is het ambetant dat die naast mij kunnen meeluisteren. Als ik thuis ben, dan is dat meestal rond 9 uur een uur of zo. Dat zijn liedjes dat je zingt? Ik heb wel een tijdje stemtechnische oefeningen gedaan. Voor dat ingangsexamen moest je ook een gehoortest doen. Dat is dan dat je twee noten tegelijk induwt en dan moet je die proberen apart te zingen of gewoon nazingen. Hoe lang heb je je daar mee bezig gehouden? Ik begin meestal pas heel laat met die dingen dus ik denk dat dat uiteindelijk maar een maand was. Soms doe ik dan nog wel soms. Dat is dan vooral een training voor uw gehoor? Ja voor uw gehoor. Voor uw stem ook. Als je zelf in uw groep die melodie maakt, hoe doe je dat dan? Als ik een melodie hoor, dan moet ik bladeren in het boekje met mijn teksten en dan kan ik zien of dat daar bij past en dan begin ik dat uit te werken. De muziek is dus altijd eerst en de melodie maak ik zelf. Dat is inspiratie van het moment? Ja. Je hebt wel wat de gitaar speelt, maar de melodie vind ik zelf. En ga je iets noteren? Nee, van tekst niet. Om dat zelfde lied na te spelen misschien wel. Maar je kan bijna alles op internet vinden he. Je oefent dan veel achter je computer? Ja. En heb je soms moeite met de melodie te vinden? Je vindt soms je toon niet, maar dan luister ik dat nog eens. Dan lukt dat wel. Welke genres zijn dat dan? Van alles, echte rock maar ook jazz, raggea, ska. Klassiek? Ja. Maar dat zing ik zelf niet. Jazz? Dat zing ik met cd’s mee. Aan de muziekschool speelden we wel een nummer van Norah Jones. Ik vind dat wel tof om te doen maar ik heb nu al twee groepen. Ik zie dat niet echt zitten om een jazz-groepje te beginnen. Dat is fijn om te doen. En ska? Dat zou ik zelf nooit zingen. Haal je daar inspiratie uit? Uit ska niet echt. Wel muziek zoals Björk, daar kan ik wel inspiratie uit halen. Je probeert dan met dezelfde stem te zingen? Ja soms wel. En ook in jazz? Dat minder. Bij Björk vind ik dat wel tof dat die soms zo ruig zingt, maar ik heb zo geen stem. En ga je op zoek naar een consistentie in wat je zingt? Onze eigen liedjes zing ik altijd ongeveer uit dezelfde manier. En gebeurt het soms dat een nummer u heel hard doet denken aan een ander? Dat is verschrikkelijk he. Ik zou dan proberen een totaal andere melodielijn te zoeken. Er is een liedje dat heel hard lijkt op een liedje van Xink maar ik denk niet dat je het nu nog hoort. Hoe luister je naar muziek? Dat hangt ervan af. Soms ben je helemaal weg, helemaal met de muziek mee. Teksten enzo, maar dat is niet altijd. Dat is met momenten. Ben je dan gefocust op bepaalde instrumenten? Vooral op de zang. Na een tijdje, als ik de zang helemaal gehoord heb, dan begin ik wel naar andere instrumenten te luisteren. Gitaar, basgitaar. Ga je die analyseren? Nee dat is niet echt nodig. Bij onze eigen liedjes is dat wel. Daar luister ik specifiek naar wat hij speelt. Kan je hem dan ook verbeteren? Bij Network Daisy’s is het wel altijd overleg. Vooral met de gitarist want die schrijft dan de muziek en ik schrijf de tekst. En wat hoor je? Vooral de zang, melodie. Je zou die niet kunnen uitschrijven? Nee helemaal niet. En toonaard vinden? Wel op dezelfde manier zingen maar ik weet dan niet hoe die toonaard dan noemt. Ik kan hem wel nazingen. Hoe bewust gebeurt het componeren? Onze liedjes worden geschreven door onze gitarist. Ik moet dan eerst voelen of dat een positief of een negatief liedje is. Of die melodie zo klinkt. Dan heb ik mijn ideeënboek, maar soms voel ik ook: ‘daar moet dat op’ ook al heb ik daar nog niets van. Anders kijk ik welke ideeën daarbij passen maar die teksten die moeten echt wel kloppen. En die zijn nog veranderbaar? Ja. Dat vinden ze niet zo tof. Met die demo is dat ook zo definitief, nu moet het zo blijven. Vanwaar komt de inspiratie van uw teksten? Uit mijn leven, vooral frustraties, dat is het makkelijkste. Negatieve emoties. Positieve dingen vind ik moeilijker. En de woorden die je gebruikt? Dat is vertaald Nederlands. Ik heb zo een klein woordenboekje. Dat kan ik overal mee naartoe pakken. En studeer je dan je Engels? Neen, niet bewust. Boeken lezen geeft geen inspiratie? Nee, ik heb daar niet echt tijd voor.
141
Heb je ooit geleerd hoe je een nummer moet componeren? Nee eigenlijk niet. Of hoe een goede tekst in elkaar steekt? Nee. Een tekst moet ik gewoon helemaal begrijpen en ik vind niet dat andere mensen die moeten kunnen begrijpen. Hij moet kloppen voor mij. De gitarist maakt zijn liedjes thuis? Ja of ook soms tijdens de repetities. Die speelt dan akkoorden en noten, die is echt wel goed. Hij legt u nooit een zanglijn voor? Nee. Dat mag ik zelf kiezen. Ik vraag wel altijd of hij een idee heeft over wat het moet gaan. Hij zegt altijd dat ik dat moet doen. Schrijft hij soms iets uit? Hij heeft ooit eens een tekst geschreven maar daar hebben we uiteindelijk niets mee gedaan. Ook zijn partijen schrijft hij niet uit. Dat onthoudt hij. Waren uw bandleden vrienden voordien? Ja. Die eerste groep, die gitarist was een vriend van mij. Dan was ik Network Daisy’s begonnen met de bassist van Local District en dan vroegen ze of ik een gitarist kende en de drummer is dan een vriend van de gitarist. Jullie zijn van dezelfde streek? Ja ongeveer. En het niveau? Onze drummer is heel theoretisch, die zit op een hoog niveau van notenleer. Onze bassist kent daar helemaal niets van, die speelt gewoon op zijn gevoel. Onze gitarist die gaat zelf op zoek naar zijn theorie. Die heeft eigenlijk nooit les gehad maar die kent daar wel veel van. Is dat een probleem die ongelijkheid? Ik vind dat eigenlijk niet maar de gitarist zegt de laatste tijd dat het wel moeilijk is om met de bassist samen te spelen omdat hij niets van notenleer heeft gehad. Wat zijn uw persoonlijke ambities? Ik wil er sowieso mee voortgaan, misschien aan de rockacademie. Achtergrond zangeres lijkt me nog wel leuk om te doen of gewoon muziekles geven. Op zelfde manier lesgeven dan je gekregen hebt? Nee. Wij kregen de liedjes die de leraren wouden dat we speelden maar ik vraag echt aan de kindjes wat ze willen spelen. Dan kijk ik of dat haalbaar is om dat liedje te leren. We hebben ook zelf een liedje gemaakt, dat was wel heel tof. Je geeft aan één leerling tegelijk les? Ze zitten met 5 in een groep, dat is een uurtje. Ik ben begonnen in september en eindigt eind mei. En wat doe je met notatie? Akkoorden en dan ook pickings, dat ik een snaar zet dat ze weten welke snaar ze moeten spelen. En theorie? Niet echt. En hebben ze notenleer? Nee. Dat is het Hama, het hagelands alternatief muziekatelier. En technische oefeningen? Nee. En werk je met notennamen of akkoorden? Akkoorden. Maar ik zit in het eerste jaar en ik vind dat niet zo belangrijk dat die heel hun theorie kunnen. Ik vind gewoon dat ze wat plezier moeten hebben en hun gitaar leren kennen en van die dingen. Daarna gaan ze door naar andere leerkrachten die dat wel kunnen. Het is niet zo dat jij die leerlingen houdt? Nee ik wil dat ook niet. Zo goed ben ik niet in gitaar. Van mij gaan ze niet zoveel kunnen leren. Het is ze vooral motiveren. Zeg je hoe ze moeten leren? Nee niet echt. ‘Goed oefenen he’, zoiets.
Bijlage 8. Interview met Stef Caers Welk instrument(en) speel je? Ik ben begonnen als drummer, wat percussie, piano en vooral zang eigenlijk. Waarom ben je daar mee begonnen? Zoals ik mij herinner ben ik daar mee bezig geweest. Ze hebben tapejes van mij teruggevonden waarop ik al aan het zingen was van toen ik twee jaar was en op foto’s sta ik altijd met een micro. Dat is al altijd geweest. Ik ben dan wel les beginnen te volgen maar eigelijk was dat iets om er nog meer mee bezig te kunnen zijn. Wanneer ben je begonnen met uw lessen? Op mijn zevende. Dan kan je met je eerste jaar notenleer beginnen en daar beginnen drum te volgen en daarna piano en dan zang. Tot mijn 18 ben ik academie blijven doen. En in groepjes beginnen te spelen vanaf mijn 15de. Op 15 jaar was uw eerste groep? Ik ben heel vroeg begonnen met nummers te maken. Ik had ook altijd nummers in mijn hoofd. Ik zie mezelf eigenlijk vooral een songwriter. Op mijn 11de - 12de had ik een stuk of 30 nummers af. Dan ben ik beginnen op te treden in bars. Dan ben ik zelf bij Mark Dex, de vader van Barbara, in een cheezy club, gaan spelen of artiesten die daar kwamen zingen, begeleiden. Vandaar ben ik meer en meer beginnen te spelen. Dan ben ik op mijn 15de bij een coverband terechtgekomen waar ik tot mijn 18de bij heb gespeeld. En blijven opnemen en blijven studeren. Dan heb ik op mijn 17de een platencontract getekend en singles uitgebracht en al. En op muziekschool ben je die 3 instrumenten blijven doen? Eerst deed ik academie in Aarschot, maar dat was geen erkende muziekschool. Dan ben ik teruggegaan naar Heist-Op-Den-Berg, waar een erkende muziekschool was. Als je je notenleer hebt afgemaakt dan moet je daar verplicht samenspel volgen en AMC. Daarbuiten heb ik nog klassieke piano, klassieke zang en klassieke drum gedaan, maar drum was wel heel breed. Dat was bijvoorbeeld xylofoon en marimba. Tot mijn 18 en dan ben ik conservatorium begonnen. Heb je al die instrumenten tegelijkertijd begonnen? Ja. Ik had een hele woensdagmiddag. Van één uur tot acht uur woensdag en donderdag ook van zes tot acht of zo. Ik was echt heel veel bezig met muziek. En zang was klassieke zang?
142
Er was nu nog geen mogelijkheid om… maar die was wel een beetje breder. Dat was nog altijd niet mijn ding maar soms een musicalnummer zingen, wat ik niet echt leuk vond maar dat was toch al eens iets anders dan klassieke Schuberts en Mozarts te moeten zingen. Maar ik heb daar wel heel veel door geleerd. Klassieke zangtechniek is wel heel goed. En gebruik je die nu nog? Onbewust waarschijnlijk wel maar ik ben niet zo een technische zanger. Ik ken mensen die: “als ik nu die stand-in mijn keel doe…”. Maar dat is niet echt mijn ding maar technieken zoals buikademhaling heb ik wel door en technieken om uw stem wat meer te sparen of te belten, dat is een hoge noot echt pakken, dat is wel iets dat je daar leert. En conservatorium? Dan ben ik producer beginnen te doen, die opleiding. Dan ben ik op een gegeven moment een keuze-instrument gaan doen, ik volgde piano toen maar ik kon nog iets kiezen en ik heb dan zang gekozen. Dan hadden ze mij aangeraden de twee dingen te combineren, dus twee richtingen productie en zang. Dat vond ik te zwaar en dan ben ik naar zang overgeschakeld. Dan moest ik wel mijn eerste meesterjaar opnieuw doen omdat ik overschakelde. Ik ben dus meester in zang, jazz en lichte muziek. Zo ben ik afgestudeerd. En piano en drum? Dat bleef ik wel doen want we deden dan combo en dan ging ik eens een nummer drummen, dat vond ik helemaal niet erg. Ik ben nog veel tijdens mijn combolessen piano blijven spelen. Ook mijn zanglessen, meestal moet je een gitarist of een pianist vragen om u te begeleiden. Ik begeleidde gewoon mezelf. Dus ik heb daar heel veel geleerd door mijn partijen voor te bereiden. Dat deed je dan thuis? Nee in het begin heb ik piano ook gevolgd bij die productie maar dat was niet piano als instrument. Je moest gewoon piano kunnen. Dat was voor mij gemakkelijk omdat ik al piano kon spelen. Drums doe ik wel bijna niet meer. Maar daar heb je wel een techniek voor? Ik kan waarschijnlijk nog wel wat nummers drummen. Ik ben geen technische drummer. Ik kan heel makkelijk grooves doen en wat fills, maar technieken en dubbelslagen, dat zal niet gaan, denk ik. Vanwaar kwam de motivatie? Die kwam zeker weten van mijzelf. Mijn ouders hebben wel heel veel geholpen. Ze zochten zelfs naar een plaats waar ik kon optreden, maar het kwam wel echt van mij. Mijn eerste jaar notenleer als kind was ik gebuisd. Ik vond dat precies, ik heb gedaan met school en ik kan muziek gaan doen, en dan was dat terug les volgen. Mijn ouders hadden dan zoiets van: “Probeer nog eens een keer.” Dat moet er opeens een klik zijn geweest dat ik alles snapte en toen is alles heel snel beginnen te gaan. Als het op het echt technische lezen enzo, dan zijn mijn ouders misschien wel even een stimulans geweest. Waren dat ook muzikanten? Mijn moeder helemaal niet. Mijn pa wel in de zin dat hij vroeger in een balorkest had gespeeld. Die kon niet echt lezen. Dat was zeker geen professionele muzikant. En broers of zussen? Wij luisteren veel naar muziek thuis maar hij is nooit echt met muziek bezig geweest. En hoe kwam het dat het zo vroeg was? Dat weet ik niet. Als het optredens waren, dan ging ik daar wel helemaal in op. Mijn buurmeisje was een ongelofelijke fan van ABBA en op een gegeven moment heeft ze een demotje opgenomen. Ik zong die nummers helemaal fonetisch want ik verstond daar niets van. Ik zong al die nummers mee. De nood om te zingen zeker. Hoeveel tijd ben je daar mee bezig? Het is veel maar dat hangt natuurlijk af van de periodes. In de zomer met al die optredens, dan ga je er al meer tijd in steken. Maar zoals nu al ik alleen thuis ben, dan ga ik al mijn tijd daarin steken. Dat is dan eigen songs schrijven, dingen in elkaar steken. Het zal meer als een dagjob zijn. Het zal toch zeker 3/4de van mijn tijd zijn. Dat is het maximum. Minimum de helft, 2/3de misschien. En als je niet moet spelen? Dan vind ik het wel eens leuk naar de stad met vrienden te gaan. Maar als ik eens een paar dagen vrij heb, dan kom ik wel aan mijn eigen muziek werken. Maar ik ga in het weekend ’s avonds zeker wel eens weg. Ambities? Ik heb al wat dingen kunnen waarmaken. Ik heb op mijn 18de een contract getekend en ik heb dan een top 20 hit gehad in Vlaanderen en in Wallonië en dat heeft redelijk wat verkocht. Ik ben er dan op een gegeven moment mee gestopt, na drie singles, omdat dat niet was wat ik wou doen. Mijn ambitie ligt niet echt in het bekend zijn of om iets te doen in de commerciële wereld. Ik ben nu wel sinds een half jaar terug begonnen met een eigen plaat dus ik heb wel de nood om met mijn eigen muziek iets te doen. Maar dat is niet te vergelijken met wat ik deed toen ik 18 was, wat redelijk commerciële popmuziek was. Welke platenmaatschappij was dat? BMG-Aeola. Dat was een major deal. Was dat met een groep? Dat was gewoon ik als soloartiest. Ik was daar al van mijn 15 jaar mee bezig. Dat was echt een droom die uitkwam. Dat is goed geweest in de zin van: “Ah, dat is nu wat ik niet wil”. Radio 2 zomerhit heb ik gewonnen en de debuutprijs, maar dat was allemaal in de heel commerciële wereld. Muziek kwam er heel weinig aan te pas. Dat was heel motiverend. Ik wou dat de mensen mij iets zouden vragen over mijn muzikant zijn eerder dan wat er in de boekjes staat. Dat was bij mij een heel duidelijke keuze. Ofwel werd ik een b-muzikantje in Vlaanderen ofwel word ik professionele muzikant. En toen was je met je conservatorium bezig? Ja ik was pas begonnen toen ik het contract tekende. Ik was altijd zeker dat ik mijn conservatorium wou afmaken. En had je toen een vast inkomen? Ja. Dat is moeilijk om te zeggen. Hoe dat ik het nu zou doen, dan zou ik er niet mee rondkomen maar als student was dat fantastisch en ik had toch al wat geld dat binnenkwam. We deden al wat optredens en dat betaalde ook een beetje. Toen, als je een deal tekende, dan kreeg je ook een voorschot, toen had ik opeens redelijk wat geld. Dat was goed geweest want ik schreef ook zelf alle nummers dus via SABAM kwam er geld binnen. Ik ben dus eigenlijk al geld aan het verdienen met mijn muziek van mijn 18de. En nu? Ik ben volledig zelfstandig. Een vast inkomen kan je dat niet noemen, dat hangt van de opdrachten af. Maar ik ben toch al drie jaar … ik ben ste op mijn 21 zelfstandig muzikant geworden dus ik had al een soort zaak, maar als student. Drie jaar geleden ben ik echt volledig zelfstandig geworden en dat lukt wel. Dat is zwaar maar ik heb nog nooit last gehad. Vooral een grotere organisatie. Dat is heel tof want ik kan mijn eigen uren bepalen. Je moet wel willen werken want anders kom je niet rond. Sandrine die huurt u dan in? Ja, maar er wordt wel niet met contracten gewerkt in België. Dat is wel een probleem. Ik heb daar één tour mee gedaan en stel u voor dat ik ziek zou geweest zijn en ik kon niet meer zingen, dan had ik geen geld gekregen. Ik heb ook al gespeeld met 40 graden koorts maar dat is iets dat erbij hoort. Ambities?
143
We gaan een productiemaatschappij oprichten met een andere gasten, van Lalalover onder andere. We gaan een eigen label oprichten en ik ga in die vorm wel iets uitbrengen. Normaal gezien is de eerste single eind dit jaar en het album volgend jaar. Daar heb ik wel ambities voor. Het zou de max zijn als het een beetje zou verkopen en als ik veel zou kunnen optreden. Ik heb wel een nood om mijn eigen ding te doen, zowel op plaat als op podium. Ik ben op het punt gekomen dat ik het niet meer leuk vond om voor andere mensen van alles te doen. Het is heel bevredigend om voor mijn eigen te werken. Kan je dat indelen in jobkes als werk en uw artistieke eigen projecten? Nee. Er zijn ook groepen waar ik bijspeel wat ik graag doe. Lalalover, daar heb ik op zijn plaat meegezongen en in het begin verdienden wij echt niets. Dat was puur voor de muziek. Nu is dat heel veel beter. Maar als je zoiets doet, dan moet je wel zien dat je daarnaast heel veel ander werk hebt. Ik heb altijd veel studiowerk gehad. Zowel jingles als reclames als tv-opnames. Ik beleef aan alles heel veel plezier maar je moet leren alles goed te plaatsten. Soms moet je wel een knop omdraaien als je iets moet spelen wat niet echt uw ding is maar als je je dan kan inleven in die wereld dan gaat dat wel leuk worden. Ik ben daar niet zo diep over. Ik vind dat bijvoorbeeld echt geen hel om een reclame in te zingen. Onlangs moest ik voor Stubru punt uit een parodie inzingen op die charity-singles, dan moest ik iets Michael Jacksonachtig ding doen. Echt erover. Dat is de max. Dat was echt onnozel maar super plezant. Maar ik moet wel zeggen, mijn eigen ding, Lalalover en Moiano, dat zijn dingen waarvan ik weet: “Dat is niet het grote geld, maar dat doe ik wel heel graag”. Bij hen ga ik nooit zeggen: “Ik wil zoveel per optreden”. Ik kan dat wel indelen als meer artistieke dingen. Daar speelt geld een kleinere rol. En schrijf je daarvoor mee? Voor het album van Lalalover wel. Voor Moiano niet. En huren zij u dan in? Ik word betaald door hen maar dat zijn natuurlijk niet de grote bedragen. Lalalover begint beter te worden maar daar ben ik echt wel een deel van de band. Op de site van Moiano en Lalalover sta ik mee als bandlid. Dat is niet echt inhuren. Ze betalen u wel maar het is niet hetzelfde. Hoe beschouw je je als muzikant? Origineel? Ik beschouw mij als een originele. Met Lalalover kan ik echt mijn eigen ding doen. Maar ook naspeler, daar kan ik inkomen want bijvoorbeeld bij Idool moeten wij ook backings zingen en ook soms spelen en dan speel je echt wel iets na. Dus ik doe alle twee maar als ik de artistiekere dingen doe, dan ben ik wel echt mijzelf. Dan speel ik wat ikzelf wil spelen. Ben je er zakelijk mee bezig? Ja ik moet wel. Als zelfstandige kan ik niet anders. In die zin dat ik onderhandel over prijzen, dat zeker. Als ik reclamedingen doe, als ik backing doe, dan moet ik soms met mijn vuist op de tafel slagen. Je hebt soms mensen die te laat betalen en dan moet je daar achter zitten enzo. Dat moet en dat leer je ook wel. Je hebt altijd mensen die gaan proberen onder uw prijs te gaan. Op den duur heb je dat wel door. Dat is een spelletje. Dus dat was volledig eigen motivatie? Ik heb altijd echt een nood gehad om muziek te maken. Dat is ook altijd een vlucht geweest. Zelfs als kind vond ik niets leuker van in de zomer op mijn kamer te zitten en muziek te maken. Maar je bent een vrij melodieuze muzikant en dan begin je met drum? Ja ik was altijd met ritmes bezig en mijn pa had een drum staan thuis. Hij zei: “als je wilt, dan leer ik je wel iets”. En dan leerde ik van die simpele groovkes. Sinds dan ben ik elke dag aan het drummen geweest, maar ik was daarbij ook wel altijd aan het zingen. Maar ik kan moeilijk zeggen van waar dat nu komt. Muzikale opvoeding? Ik heb dan zes jaar conservatorium gedaan omdat ik naar zang ben overgeschakeld. Dat viel te combineren uw studie en uw muzikant zijn? Gent is een conservatorium waar ze er iets losser mee omgaan. Ze wisten ook van mijn kant dat ik veel aan het doen was en dat was soms wel zwaar. Zeker dat laatste jaar, met mijn eindproject. Heel veel eindwerken voor verschillende vakken. Dat was klassiek? Nee dat was jazz maar dat eerste jaar krijg je wel al die klassieke notenleer en van die dingen. En wat was lichte muziek juist? Dat zou ik ook graag willen weten. Het enigste dat ik kan zeggen is dat mijn richting in die tijd nog zo pril was dat ik op alle gebieden jazz heb gekregen en ik mocht mij dan specifiek toespitsen op licht muziek tijdens mijn zanglessen en tijdens combo. Tijdens mijn examens moest ik nog altijd verplicht standards spelen. Eigenlijk is dat dus voor 70% jazz en 30% misschien iets meer naar pop. Dat ligt aan het conservatorium. Dat is het bewijs dat jazz aan het conservatorium veel te statisch wordt bekeken. Jazz dat leeft nog altijd vandaag dat is nog in alles aanwezig. In plaats daarvan vinden ze dat jazz bebop en snel is. Je had dan 3 verschillende leraars aan het DKO dan? Ik had echt 3 hele goeie leraars. De zanglerares, die was misschien het minste. Alé, die was echt klassieke zang. Ik mocht niet afkomen met een popnummer of zo, dat zou ze niet doen. Mijn drumlerares was heel goed, dat was Martine Vermeijlen. Die besefte ook dat ik het sterkste was als ik iets van mezelf deed. Want in die tijd was ik helemaal niet zo goed in van partituur te spelen, maar die is echt supergoed geweest. Die gaf dan in Aarschot les aan mij, maar ook in Heist-Op-den-berg les en ik ben dan naar Heist-Op-den-berg gegaan om terug van haar les te krijgen. Mijn pianoleraar, Kris Danemans, dat was een klassiekerd, maar die stond open voor andere dingen. Ik mocht bij hem al eens een keer een jazz-standard spelen. Alle leraars die zagen: “Die kan iets maar we moeten die niet doodkloppen met klassieke dingen.” Die stonden daar echt voor open? Ja absoluut. En gingen ze naast de jazz standards ook soms naar de echt populaire dingen? Voor drum zeker in Heist. Je had daar tapes van de Red Hot Chili Peppers en dan mocht je die partijen naspelen en ik heb dat zelfs op mijn examen gespeeld. Dat was echt wel cool. Uit andere interviews blijkt ook dat drumlessen meer open staan voor de populaire dingen… Misschien dat ik dat daarmee ben beginnen te doen, omdat dat zo open was. Ik heb ook het gevoel dat klassiek slagwerk wat saai kan zijn. Alé saai, dat je soms lang moet wachten om eens een roffel te doen. In jazz- en popmuziek is drum veel belangrijker. Die heeft echt een dragende rol voor een nummer. Daardoor ga je rapper naar zoiets gaan. Dat ging dan van de leraars uit? Dat waren ook jonge mensen en die beseften ook: “Die kinderen die zijn met popmuziek bezig, we kunnen niet blijven roffelkes en marskes spelen.”. Piano was wel klassiek? Ja. Dat was ook wel al wat breder, maar dat was vooral klassiek. Langs de andere kant, daar kan je niet van weg, denk ik, zeker qua techniek. Waren ze streng? Ik moet ook wel zeggen, ik ben iemand die gemakkelijk iets met flair kan spelen maar gemakkelijk de details… dat waren altijd de commentaren. Ze waren wel streng maar… Ik ben nooit, dat is met alles hoor, zo heel technisch geweest. Altijd meer over de vibe en de sfeer van iets. Ze waren dus wel streng maar niet superstreng. En uw punten?
144
Ik had altijd wel ergens in de 80% en de 90%. En uw record deal was toen je in je laatste jaar DKO zat. Dat was dan volledig popmuziek. Speelden uw leraars daarop in? Nee maar die luisterden daar wel naar. Ik weet dat Martine dat heeft gehoord. Dan waren die van: “Wow, dat is tof, plezant”. En creativiteit tijdens de lessen? Het meeste bij drum. In drum zijn er heel veel stukken en dan staat er 'fill’ en dan mag je dat vrij invullen dus je gaat sowieso al creatief zijn. Daar was veel meer plaats voor in dat vak. En het vak songwriting? Dat was helemaal zelfstudie. Je leert ook wel dingen als je harmonie leert of elementaire kennis tijdens notenleer, dan zie je wel bepaalde akkoordprogressies maar er werd nooit een link gelegd. Langs de andere kant kwam ik ook soms met dingen af en ze staan daar voor open maar er werd niet specifiek, direct iets mee gedaan. En het conservatorium dan? Er waren er wel wat bij die iets minder geïnteresseerd waren in hun vak. Ik ga natuurlijk in de academie van 4 leraars naar 20 leraars. Daar zaten er een paar tussen die wat minder geïnteresseerd waren in hun leerlingen. Er waren er ook heel veel bij die hun best deden. En uw individuele leraars? Mijn leraar piano was heel goed. Die noemde Erik De Vos. Die heeft onmiddellijk gezien: “ah die gast is goed en ik mocht volledig mijn eigen ding doen bij hem.” Die was heel stimulerend. Mijn zanglerares was Sofie, die zangeres. Ik was daar altijd een beetje fan van. Die is echt ongelofelijk geweest voor mij. Die heeft eigenlijk gezegd: “ jij moet zang beginnen doen”. Zij was ook jazz? Jaja. Zij heeft een aantal jazzplaten opgenomen en ze werkt ook met jazzmuzikanten. Ik heb die eigenlijk ontmoet op het moment dat ik zei: “Ik stop met de commerciële scène.”. Zij zei ook: “Ik weet dat je piano kan spelen dus speel ook tijdens uw lessen de piano. Dat gaat in het begin zwaar zijn maar je gaat ongelofelijk goed worden” en dat is ook waar geweest. Op mijn eindproject heeft ze bijvoorbeeld meegezongen. Ze heeft heel veel gewerkt op interpretatie met mij, niet zozeer op techniek. Die was heel stimulerend. Je zegt altijd dat je geen virtuoos bent? Ja. Maar wel het meeste op zang. Ik moet wel helemaal niet veel studeren als ik iemand moet begeleiden en ik kan heel gemakkelijk iets horen en dat naspelen. Ik kan bijvoorbeeld heel slecht een solo spelen. Ik kan wel iets spelen over een akkoordenschema maar dat gaat eigenlijk op niet veel trekken. Dat vind jij misschien als muzikant… Het is dat. Ik vind wel dat ik ok ben voor piano maar ik ben geen virtuoos. Je zegt dat je altijd speelt in functie van uw nummers, maar was je er dan ook gekomen zonder die opleiding? Ik denk het niet. Die opleiding is heel goed geweest, vooral omdat ik heb geleerd heb breder te gaan muzikaal. Heel veel dingen die te maken hebben met jazz die ik vroeger waarschijnlijk niet had ontdekt, die opeens toch aansluiten bij wat ik zelf wou doen. Je leert sowieso ook het lezen. Ik kan naar een sessie gaan en ze geven je daar een partituur en ik kan die zingen. En uw eigen nummers zijn daar ook beter door? Dat denk ik wel. Dat is bagage allemaal. Zelfs als dat een ander genre is? Jazeker. En de kennis van een moeilijker genre, jazz, dat maakt uw popmuziek beter? Ik vind van wel. Uw muziek gaat breder worden maar muziek is muziek. Er gaan heel veel parallellen zijn tussen klassiek en jazz en andere muziek. Dat heeft zeker en vast heel veel geholpen. Je had gezegd dat je theorie en praktijk als werelden apart zag. Is dat aan conservatorium ook? Ik vind aan muziekschool wel raar dat je eerst een jaar notenleer moet volgen en dan pas een instrument kan kiezen. Conservatorium is wel meer gericht op het te kunnen spelen. Als je bijvoorbeeld analyse doet, dan leer je wel dat je dingen kan gebruiken in eigen composities of in solo’s, in het virtuoos worden. Maar conservatorium blijft iets academisch. Er is nog altijd een groot verschil met op een podium te gaan staan en het dan te doen. Dat is het probleem, dat ze u soms dingen afleren die goed zijn. Ik heb ook terug moeten leren dat al die bagage fantastisch is, maar op een podium moet je op uw gevoel afgaan en alles van u afzetten. Durven vrij te zijn. Het maffe is dat je eerst virtuoos moet worden en dan ga je op een punt komen dat je al die informatie terug moet vrijmaken. Je moet dat terug opentrekken zonder al die bagage te verliezen. Het is dubbel. Daarom is die nadruk op bebop. Dat is heel moeilijke muziek maar die is ook uit een spontaniteit ontstaan. Maar improvisatie dat is iets wat je niet kan leren. Je moet een vibe creëren. Dat is de discussie rond conservatorium; je kan een zanger leren improviseren en techniek enzo maar je kan een zanger nooit leren vanuit zijn buik te spelen. Dat kan je jezelf aanleren maar dat kan niemand anders u aanleren omdat jijzelf enkel voelt wat jij voelt. Wat deed je thuis? Voor zang deed ik standards mee. Ik studeerde eerst melodie en tekst in en dan begon ik daar een beetje mee te klooien en er een eigen interpretatie aan te geven. Dat was allemaal zelfstudie. Was je daar veel me bezig? Veel met die dingen maar ook met mijn eigen dingen. Dat mis ik nu wel dat ik dat elke week moet doen. Ik was daar heel veel mee bezig omdat dat leuk was. Ik kon daar veel van mijzelf insteken. Je kreeg dan 3-4 standards uit The real book. Die notatie was heel summier. Dat waren alleen de akkoorden en de melodie. En tijdens uw muziekschool, wat deed je dan thuis? Je krijgt stukken mee naar huis en die moest je instuderen. Dat was minder op interpretatie gericht, meer dat stuk leren spelen, zeker voor piano. En waar kwam de rock dan? Dat was dan volledig zelf. Thuis cd’s kopen en die heel veel beluisteren en na te zingen. Ook door zelf nummers te maken. Bijvoorbeeld in de covergroep moesten wij heel veel nummers naspelen. Van alles van gehoor heb ik daar het meeste geleerd. En komt het voor dat je een nummer hebt gemaakt dat heel veel lijkt op die covers? Dat komt wel voor “ahja, ik heb dat van daar gejat”. Dat gebeurt wel veel. Maar dat heeft minder te maken met die covers maar meer met dat je zoveel dingen hoort en die dingen ga je individualiseren. Wat zet er u aan om te spelen? De nood aan expressie ofzo. Ik sta ook graag op een podium, ik raak ook graag mensen met mijn muziek. Een soort dagboek? Ja nummers schrijven is op een bepaalde manier een dagboek. Niet alles is even diep. Luisteren er soms mensen als je speelt? Mijn vriend komt vaak wel eens luisteren. Ik vraag ook soms dat hij eens komt luisteren als ik iets gemaakt heb. Buiten hem niet veel. En vroeger? Mijn ouders kwamen heel veel luisteren. Soms vroeg ik zelf ook: “Kom eens luisteren, ik heb iets nieuw geschreven”. En dan kwamen ze altijd luisteren. Mijn pa was vroeger mijn eerste indicator of een nummer goed of slecht was en nu is dat mijn vriend geworden. En is uw vriend een muzikant?
145
Nee. En vind je dat een goede zaak? Ik maak geen muziek voor muzikanten. Dat is niet mijn doel dat muzikanten zien dat ik een goede muzikant ben. Speel je nu nog covers? Ik speel niet in covergroepen want dat wil ik niet meer doen maar ik vind dat heel tof van een nummer dat ik ken een keer zelf te zingen. Eens luisteren wat dat geeft. Als ik bijvoorbeeld zelf optreed dan spelen we daar soms wel eens een cover tussen maar dat gaan nooit de afgezaagde typische covers zijn. Dat gaan nooit echt heel bekende nummers zijn. Maar echt covers, dat heb ik van mijn 15de tot mijn 18de hardcore gedaan en toen had ik al zoiets van: “Nee, dat is niet iets wat mij echt boeit”. Daar zong je ook? Zang en piano en ook backings. Er waren daar een aantal zangers. We noemden de Zippo Band, vooral amateur muzikanten en ik was daar de jongste. Daar waren muzikanten bij van in de 50 enzo. Dat was muzikaal niet ongelofelijk straf of heel diep. Dat was gewoon samenkomen, covers spelen en plezier maken. Dat was wel heel leerrijk natuurlijk. Er waren nooit echt professionele muzikanten bij. Dat waren altijd amateurs of semi-professionele mensen. Veel optredens mee gedaan? Ja feitelijk wel. Maar dat waren dan personeelsfeesten of bierfeesten in een dorp. Maar een goede leerschool. En nu thuis nog bezig met nog meer kennis? Er was onlangs een zangeres en die gaat een plaat opnemen. Dan ga ik met haar haar nummers uitwerken. Die heeft nummers geschreven maar die kan dat bijvoorbeeld niet spelen of die kan alleen maar iets voorzingen. Dan begin ik met haar dat nummer te ontwikkelen en dan maak ik wat summiere arrangementen en van daaruit gaan ze voort werken aan de productie enzovoort. Op dat gebied leer ik wel altijd dingen bij want je moet eigenlijk op je gehoor werken want je moet horen wat zij voordoet. Op dat gebied blijf ik mijn eigen wel fris houden. Thuis ook door zelf nummers te schrijven en dingen proberen. Daar blijf je altijd wel bij bijleren. Maar alles wat je hebt gespeeld heb je waarschijnlijk ooit al eens gedaan? Dat wel, dat is niet iets ongelofelijk nieuws. Het is wel altijd even zoeken maar het is niet van: “Wow, dat heb ik nog nooit in mijn leven gespeeld”. Je vindt wel dat dat op die moment meer kennis geeft? Misschien niet specifiek voor die akkoorden maar je gaat wel altijd dingen ontwikkelen, bijvoorbeeld dat je iets moet kunnen horen en dat kunnen spelen, daar leer je wel elke keer terug van. Soms kan zij, omdat zei technisch niet zoveel weet, kan zij soms dingen doen die heel inventief zijn, waar je dan iets van leert. Bijvoorbeeld twee akkoorden na elkaar waarvan je zegt: “Die zou ik nu nooit achter mekaar zetten”. Maar zij doet het en ergens werkt het wel. Je kan dus ook leren van mensen die veel minder bagage hebben? Meestal kan je daar meer van leren dan van mensen met die bagage. Die mensen die zijn vrij. Kennis kan heel makkelijk een kooi worden. Omdat je zoveel kunt en zoveel weet, kan je makkelijk verdwalen in die dingen. Dan kan je niet meer terug naar de essentie van de dingen. Mensen die dat niet hebben, die maken makkelijker iets waarvan je zegt: “Waarom ben ik daar zelf niet opgekomen”. Paul McCartney heeft trouwens ook gezegd – ik ben daar niet helemaal mee akkoord - : “Als ik technisch van alles zou geweten hebben, dan had ik nooit de nummers geschreven die ik heb geschreven.” Omdat hij altijd moest zoeken naar: “Ik hoor zoiets in mijn hoofd en hoe moet ik dat nu gaan vinden”. Zo een mensen zijn sneller vrijer en kunnen origineler zijn, denk ik. En heb je daar spijt van? Nee niet zozeer. Ik kan ook heel veel. Echt zelfstandige worden en zoveel dingen aankunnen. Maar op de duur ken je de trucjes en wil je eens iets nieuws, maar dan moet je het gewoon voor uzelf interessant houden. Dan moet je wat beginnen te experimenteren, met elektronica en effecten. Je vindt altijd wel iets om het terug voor uzelf interessant te maken. Maar ik heb er zeker geen spijt van. Dat is nu mijn weg geweest. Ben je nu nog op zoek via kennis via andere media, Youtube… Ja feitelijk wel. Ik ben altijd geïnteresseerd in live performances omdat ik vind dat iemand daar zichzelf echt kan laten zien. Tegenwoordig zeker kan je op plaat zoveel verbeteren. Vooral live hoe zangers live met een nummer dat je al duizend keer hebt gehoord, toch iets nieuws mee doen. Dat gaat wel inspireren. Dan ga je dat echt bestuderen: “Hoe hebben ze dat nu gedaan?” of een bepaalde lick, een bepaalde manier van iets zingen, dat kan inspireren. Wat bedoel je met bestuderen? Ik ben bijvoorbeeld een grote fan van Chaka Khan. Die is ongelofelijk getalenteerd en live doet die eender wat ze voelt. Soms kan dat volledig naast de kwestie zijn maar je voelt wel altijd iets. Ik heb ook het meeste geleerd van daar platen van op te leggen en dat eerst volledig na te zingen en dan proberen er zelf iets op te vinden. Hetzelfde voor Stevie Wonder trouwens. Die doen zo een coole dingen dat je dat altijd gaat willen beluisteren en bestuderen. Doe je dat altijd, eerst perfect nazingen en dan uw weg zoeken? Ik heb die ontdekt toen ik 18 – 19 was en dat was onbewust dat ik die dingen begon na te zingen en ik begon dat zelf te spelen en wat te veranderen. Ik merk dat je daar heel veel door leert. Dat is hetzelfde met jazz. Als je dat eerst volledig beheerst, dan kan je vrij beginnen te zijn. Je moet altijd iets technisch overwinnen. En dat meezingen, beschouw je dat als een studie? Ja feitelijk wel. En hoe moet ik mij dat inbeelden? Ik zou dat nu minder bewust doen. Ik deed dat in een periode waar ik onbewust heel veel in was aan het leren. Dat gewoon nadoen is zo de max. Meestal luister ik zo veel naar dingen dat ik dat begin na te doen dus het is nooit een heel bewuste ervaring. Het is niet zo dat ik het tekstboekje ga pakken en nu ga ik alles nazingen. Het is meer onbewust. En notatie? Nee ik schrijf niets op. En van u eigen composities? Nee maar ik heb het voordeel dat ik een digitale recorder heb dus als ik een idee heb, dan zing ik dat daar op in. Ik heb ook een echte muziekcomputer. Als ik een idee heb, dan duurt dat bij mij vijf minuutjes om dat in te zingen, in te spelen en dat te saven. Moest ik dat niet hebben, dan zou ik dat wel moeten opschrijven. En in uw covergroep en uw eigen groep? Dan schreef ik dat wel op maar niet zo veel. Heel summier dan, een leadsheet. Ik heb nooit een pianopartij uitgeschreven, nooit het linker en rechterhand. Aan de hand van akkoorden dan. Dat komt waarschijnlijk omdat ik als kind alles op gehoor heb gedaan. Dus uiteindelijk speel je je nummers altijd van buiten? Ja, het enigste wat ik doe is soms de teksten uitschrijven. Ook als ik backings doe, dan kan ik heel gemakkelijk van een toonaard een noot vinden. Ik schrijf bij mijn tekst dan op welke toon ik begin. Van die kleine geheugensteuntjes, maar dat is nooit uitgeschreven. En denk je echt aan die technische dingen? Ja dat wel. Maar soms ook niet. Bij Nathalia waren we met 4 van de backings en ik was de enigste die noten kon lezen en ik had dat allemaal opgeschreven. Die andere drie die moesten alles puur op gehoor doen. Ik had altijd met mijn papieren bezig en ik was tijdens de repetities
146
waarschijnlijk iets rapper maar het probleem was, tegen dat de première daar was zat ik nog altijd met mijn papieren. Die anderen kenden hun nummers al. Kennis kan soms dus tegen u werken. Als je een partituur hebt, dan kan je altijd volgen. Het is heel moeilijk te zeggen: “Nu zet ik mijn partituur weg en ga ik beginnen te spelen”. Als je altijd met partituur gaat spelen, dan ga je altijd rekenen op iets, dan ga je het nooit volledig kunnen. Heb je nog een doel met uw kennis en techniek? Ik heb nog altijd veel plannen. Alles kan nog beter. Mijn doel is wel om nog beter te worden. Op piano ook? Ja. Dat ik toch eens beter een soort van solo kan doen of een bepaalde manier van spelen onder de knie krijgen. Maar uw studie is voorbij? Op sommige gebieden wel. Er zijn dingen die ik nu echt kan. Maar op gebied van mijn eigen nummers te maken en voor mijzelf zijn er nog altijd dingen die ik kan leren. Maar als ik naar de studio ga, dan heb ik niet het gevoel dat ik nog iets ga bijleren in de studio. Daar is dat gewoon mijn job zo goed mogelijk doen. Is uw studie gedisciplineerd verlopen? Soms wel soms niet. Als je een examen hebt, dan moest je daar wel voor werken. Soms heb ik wel periodes gehad waarin ik dacht: “Nu wil ik wel iets anders”. Ik ben niet zo iemand die zegt: “Ik ga elke dag zoveel uren studeren”. Die bewonder ik heel hard. Op dat gebied was ik dus niet echt gedisciplineerd. En door wat kwam dat? Omdat ik muziek waarschijnlijk niet zo zie. En ook door luiheid. Ook omdat ik altijd mijn eigen ding daarin wou doen. Voor zang was dat niet zo omdat ik daarin zoveel mocht interpreteren… dan voelt dat niet als studeren aan. Van het moment dat je het gevoel hebt dat je echt moet studeren, dan is de lol eraf voor mij. Maar dat is wel een soort luiheid he. En uw richting productie? Ik heb dat 3 jaar gedaan maar ik kan dat niet heel technisch. Ik ga bijvoorbeeld niet aan het mengpaneel zitten, dat kan ik echt niet. Maar wat ik wel doe is arrangementen in elkaar steken of nummers op weg helpen en dat is wel ergens een productioneel iets. Dat is altijd wel muzikaal. Bijvoorbeeld mijn eigen plaat, die mixte ik zelf maar ik had wel altijd een technieker bij mij. Hoe luister je? Ik kan mijn achtergrond wel afzetten, als ik naar iemand luister, maar dat is wel moeilijk. Bij mij is het belangrijkste dat ik kippenvel krijg of niet. Dat krijg ik alleen maar als ik me laat wegnemen door iemand. Ik kan wel iets vrij benaderen maar dat is vrij moeilijk. Wat hoor je dan? Als ik iets echt goed vind, dan word ik helemaal zot. Voor mij is muziek iets heel emotioneel. Daarom moet die technisch niet zo heel straf zijn, maar die wel nog iets hebben waardoor ik geraakt word. En welke genres dan? Dat is redelijk verscheiden. Dat zal wel vooral popmuziek zijn. Oude soul van de jaren 60-70 of elektronische dingen uit de jaren 80 of recenter. Ik luister ook graag naar Kate Bush. Maar het zal wel voornamelijk tussen de pop en de soul liggen, minder naar rock, minder naar klassieke muziek, minder folk. En jazz? Dat ook wel. Billie Holliday en Ella Fitzgerald. Altijd vocale jazz? Voornamelijk wel. Waar steekt de theorie bij je composities? Als je een leuk introotje wilt doen of je wilt een arrangement maken, dan gebruik je dat allemaal. Dat is meestal naar afwerking toe. Als je het echt aan het ontwikkelen bent, dan is dat iets vrijer. Dat is er altijd wel ergens tussen. En hoe begin je daaraan? Het kan zijn dat ik iets aan het spelen ben en dat ik zelf iets ontwikkel. Meestal zit er wel iets in mijn hoofd. En bij de arrangementen ga je theorie eraan te pas laten komen? Ja. Dan zoek je naar een soort feel. Soms wil je de feel van een bepaald nummer recreëren, dan ga je daar naar luisteren en dan bestudeer je echt wat dat nummer zo maakt. Dat is eigenlijk iets heel theoretisch. Doe je ook zo kopiëren? Op een bepaalde manier is dat kopiëren maar voor een stuk maak je daar je eigen feel van. Je hebt veel mensen die beginnen vanuit een groove die ze van ergens hebben gepakt of een soort van jam, waar een nummer uit voortvloeit. Dat is iets wat zeker gebeurt. Als je live aan het spelen bent, aan wat denk je dan? Waar ik wil aan denken op een podium, is dat ik op een soort trip ga. In de groepen waarin ik speel is er heel veel ruimte voor improvisatie en ruimte voor iets ‘in the moment’ te doen. Dat is het leukste als je een nummer aan het zingen bent en je voelt het echt, je weet over wat het gaat. Dat is het krachtigste. Je probeert toch wel ergens die boodschap over te brengen. Er iets emotioneels van maken. Daar ben je actief mee bezig? Ja. Maar in die andere dingen, zoals Natalia, dat is meer showbizz, dat is meer dansjes en zien dat muzikaal alles juist zit. “Ik moet dat niet vergeten en dat niet”. Maar dat is ook wel leuk. Maar dat is wel iets helemaal anders. Maar ik zou niet tevreden zijn moest ik alleen maar iets doen zoals Natalia. Hoewel dat ik dat erg leuk, dat is iets anders voor mij. Is er een verschil tussen Natalia en bijvoorbeeld een repetitie bij Moiano. Bij Moiano is dat Peter, de frontman, die schrijft alle nummers. Hij neemt dat mee naar de repetities en hij speelt dat voor. Dat zijn allemaal mannen die gemakkelijk kunnen spelen dus dan beginnen we dat op ons gevoel wat te spelen. En in die repetities, die daardoor heel lang duren, wordt er iets gecreëerd. Dat is dus meer creatief zijn. Bij Natalia is het eer “Hier zijn uw partituren, we repeteren die en die dag en die dag als het première”. Dan ga je veel gerichter werken, meer zien dat alles afgeraakt en zien dat je alles weet. Je gaat soms wel eens zeggen: “Ik wil dat eens proberen”, maar toch minder. Dat gaat meer naspelen zijn. Dat zijn allemaal geschoolde muzikanten bij Natalia? De zangers niet. We komen meestal alleen met de zangers eens samen en dan gaan we door alle nummers door. De meeste mensen moeten gewoon hun stem opnemen en dan beluisteren ze dat heel veel en dan kunnen ze dat. De andere muzikanten is echt met partituur. Je komt samen en je repeteert. Maar dat is ook leuk. Het is leuk na drie repetities, dat klinkt goed en we kunnen dat wel spelen. Dat is minder creatief. En is er in die groepen een leider? Ze noemen dat meestal een MD, een musical director en die kan kiezen hoe je dat speelt. Maar ik heb nog nooit iemand meegemaakt die zei: “en je doet het zo”. Dat is de gast die op het einde van de dag zegt: “Er zijn 5 ideeën maar ik ga voor dat idee”. En bij Moiano? Daar is dat ook maar daar zijn we wel vrijer. Ik zing daar samen met een andere zangeres en we mogen daar wel zelf wat doen. Hij zal wel zeggen wat hij tof vind en wat niet, maar uiteindelijk geeft hij de ‘Final Dissision’. Heb je een artistieke functie binnen Moiano? Backings vinden we meestal zelf. Dat is ook meestal een arrangement dat niets te maken heeft met de lead zang. Dat komt soms uit ons eigen. Er is ook heel veel ruimte voor improvisatie. We krijgen daar ook elk een moment dat we ons eigen ding mogen doen.
147
En bij Natalia? Daar is dat niet. Daar moest ik ook wel een nummer solo zingen maar dat zijn dan echt covers. Ik moest dan het origineel vrij kort volgen. Ik kan daar moeilijk gaan scatten of de mensen gaan zeggen: “What the fuck is dit?”. Dat is dus wel anders. Maar dat is wel cool, bij al die groepen beseften ze: “Die gast die kan iets, we gaan die iets laten doen”. Zelfs bij Natalia mocht dat. Wie speelt er in de band? De backings zijn meestal dezelfde mensen. Dat is dezelfde klik. Waar leer je die dan kennen? Van gaan te werken of je leert elkaar kennen in studio’s. Maar nu dat ik vijf jaar als muzikant werk ken ik wel iedereen en heb ik met iedereen al wel eens gezongen. Zeker voor commerciële jobs zijn dat altijd dezelfde. En uw covergroep? Dat waren mensen uit de buurt. En management? Ik heb dat vroeger gehad maar nu niet meer. Maar Natalia enzo die hebben dat wel allemaal. En komt daar een zekere druk vanuit? De manager van Natalia dat is Bob Savenberg, en die is er altijd bij en die gaat wel altijd feedback geven. Maar hij heeft Natalia - ze heeft ook wel veel zelf gedaan- haar gebracht waar ze nu is. Maar die gaat zich niet bezighouden met het echt muzikale maar die gaat wel zeggen als hij iets niet goed vindt aan de show. Maar dat is meer naar de muzikanten in het algemeen. Maar een druk vind ik dat niet. Langs de andere kant, je wilt wel dat die mens content is want hij heeft u mee aangenomen. En Lalavover? Die hebben ook een management maar een heel andere soort. Dat is een gast die liefhebber is van die muziek en die benadert dat vrij maar na een optreden zegt hij wel altijd zijn gedacht. Dat is wel losser. Kurt sprak over 2 circuits, het meer commerciële en een ander, waarbinnen verschillende muzikanten rondgaan. Jij zit misschien in de 2 circuits, is dat een andere manier van werken? Dat is waar. Is daar een verschil in? Ik vind dat altijd redelijk belachelijk. Vanuit alletwee wordt er altijd op de andere neergekeken. De commerciëlen die zeggen: “Ze moeten maar eens doen wat wij doen” en de anderen die zeggen “die denken altijd commercieel, die gaan nooit eens hun eigen ding doen. Ik vind het leuk om ze allebei te doen. Ik denk dat ik ze alletwee graag doe. Ik heb ze alletwee nodig. Maar er zijn inderdaad een aantal mensen die slechts in één wereld zullen kunnen functioneren. En van niveau? Dat ligt weer aan een interpretatie. Je vindt zeker evenveel goeden in het artistieke milieu. In het commerciële milieu zijn er misschien meer van hetzelfde, die je alles kan doen spelen en dat gaat goed klinken en dat ze dat in het artistiek milieu misschien niet kunnen. Er zijn wel een aantal muzikanten waarvan ik kan zeggen: “Ja ok, maar wie ben jij eigenlijk? Wat kan jij als muzikant bijbrengen totdat ik geloof dat ben jij”. Ik heb soms wel het gevoel als je dat doet, dat dat alleen maar is van geld verdienen. Jobjes doen. Dat is meer van: “Ik doe die jobs en dat verdient goed geld”. Daar moet je niet bij afkomen: “Ik doe dat. Dat verdient geen zak maar ik vind dat wel heel tof”. Dat is voor hun minder belangrijk. Minder artiesten? Kan wel maar ik ben niet diegene om dat te veroordelen. Ik heb niet het gevoel dat ze dan minder zijn.
Bijlage 9. Interview met Enzo Cloetens Welk instrument(en) speel je? Ik ben zanger en ik speel wat gitaar. De twee gitaristen die er zijn in de groep die spelen dat honderd keer beter. Ik gebruik dat thuis om wat nummers te maken. Je bent begonnen met zang? Op mijn 16 begonnen in een groepje en naderhand in een ander groepje terecht gekomen. Dat eerste groepje, we hebben 3 of 4 keer opgetreden. Het tweede groepje, dat was een groep in Egypte, ik heb daar een jaar gewoond en ook mensen leren kennen die westerse muziek speelden. Dat waren buitenlanders? Nee dat waren Egyptenaren en die waren fan van Pearl Jam en Nirvana enzo en die zochten een zanger. Ik ben daar op AFS geweest. En gitaar? Op mijn 18de ofzo. Maar ik speel helemaal niet goed gitaar. Ik durf mezelf geen gitarist noemen. Dat is puur de barré-akkoorden om mezelf te begeleiden. Hoe ben je dan begonnen? Ik heb nooit de ambitie gehad om gitarist te worden. Ik heb mij ooit eens een gitaar gekocht en ik zong, dus dan probeer je wat akkoorden uit. Je bent er niet technisch mee bezig? Nee. En lessen gehad? Voor geen van beiden. Zo wel wat tips: “doe eens dat met uw stem”. Of: “Je moet vanuit je buik zingen”. Maar ik ben eigenlijk nu erover aan het denken om zanglessen te gaan nemen omdat ik gemerkt heb dat als ik heel hoog zing, wat ik vaak doe om op mijn top te zitten, ik mijn stem niet onder controle kan houden. Dan moet je heel goed weten wat je doet. Wat was de motivatie om te beginnen te zingen? Ik zat op de speelplaats van de humaniora en ik was aan het zingen. Er kwamen twee jongens naar mij toe en die zeiden: “He gast, we zoeken een zanger, je moet eens afkomen.” Ik heb dat gedaan. Bij Soon ben ik 7 jaar geleden begonnen. Die zochten toen een zanger want ze hadden hun vorige buiten gesmeten. Je had ervaring? Ja van die vorige twee groepjes maar dat klikte vooral persoonlijk goed. Ik vond Quicksand goed en dat was toen een ding door wat zij geïnteresseerd waren en dan ben ik eens een auditie gaan doen. Je was dan op die speelplaats aan het zingen maar was je er toen mee bezig? Ik ben daar nooit mee bezig geweest met de gedachten dat ik in een groep zou spelen. Ik ben er pas bewust mee bezig geweest van toen ik in een groep zat. En die vonden dat je een goede stem had?
148
Die vonden dat ik een leuke stem had. Zo ben ik ook bij Soon terecht gekomen. Die bestonden al maar die hadden hun zanger buiten gesmeten. Dat was een ambitieuze groep? Ik denk dat ze toen ambitieuzer waren dan dat ze nu zijn. Toen koesterden ze nog de illusie dat ze van de muziek gingen leven. Ondertussen zijn we nog ambitieus maar iedereen werkt. We willen met de volgende plaat wel terug een stukje vooruit maar ik weet ondertussen ook wat je daarvoor moet doen en het is al wat laat. Ik ben 28, de rest is rond de 30 en eigenlijk is dat al bijna te laat. Dan moet je echt zeggen: “Ik wil alleen voor de muziek gaan”. Die andere muzikanten die hebben ook niet zoveel achtergrond? Toch wel. Die spelen in vele andere groepen. Kristof speelt bij Confuse the Cat en die heeft ook een opleiding in het Lemmensinstituut als jazzgitarist achter de rug. Maar die heeft ook niet echt de ambitie om van muziek zijn beroep te maken. Het kan zijn dat die op termijn wel les wil gaan geven. Die geeft nu al privéles gitaar maar zijn vast werk dat is iets anders. De andere gitarist is eigenlijk een drummer van opleiding en die werkt bij de IKEA. Dat is een keuze dat je maakt. En wat doe jij? Ik doe interims en ik doe dat ondertussen al vier jaar. Ik heb zowat vanalles gestudeerd maar ik heb niets afgewerkt. Ik werk nu in een magazijn maar dat is ook niet wat ik wil blijven doen. Wat heb je dan gestudeerd? In Leuven heb ik filosofie gedaan en dan heb ik nog twee jaar grafische vormgeving gedaan. Dan heb ik nog een aantal VDAB-opleidingen gevolgd en ook niet echt iets mee verder gedaan. Nadien heb ik nog wat korte interimopdrachten gedaan. Het valt mij op dat veel mensen met grafiek bezig zijn… Ik vind dat vrij logisch in de zin dat je uiteindelijk met iets esthetisch bezig bent. Ik vind de vormgeving van een cd’tje bijna even belangrijk dan de muziek. Iedereen in de groep eigenlijk. De drummer en de bassist dat zijn architecten. Dus die zijn daar ook mee bezig. Heb je een persoonlijk inkomen uit de groep? Alles wat we verdienen gaat terug naar de groep. De laatste plaat die hebben we bijvoorbeeld zelf opgenomen. Dat materiaal hebben we aangekocht met groepsgeld wat we met de vorige plaat verdient hebben. Dan hebben we dat laten mixen in Londen en dat was behoorlijk duur. Waarom in Londen? De vorige plaat hebben we volledig zelf gedaan. Gaetan heeft heel veel ervaring met opnames maar mixen is toch nog iets anders. Daar heb je een professional voor nodig. (…) Maar uiteindelijk gaan we dat niet opnieuw zo doen. Het is ideaal dat je opneemt in de studio en dat je daar met een mixer eraan werkt, dat je een mixer laat overkomen maar dat geld hebben we gewoon niet. Jullie hebben een soort bankrekening? Ja maar we zijn geen vzw. Voor een optreden vragen wij nooit meer dan 500€ en dan kan je dat zo doen dat je dat als kleine vergoeding laat doorgaan. Dat is iedereen maximum 100€. Misschien dat we ons gaan omvormen voor vzw binnenkort. Dat is vooral interessant als je via boekingskantoren werkt, die hebben facturen nodig. Wij doen de boekings tot nu toe zelf. Hebben jullie een manager? Nee. De eerste plaat hebben we zelf gedaan qua boekings en dat is heel goed gelopen. We waren toen nieuw. We zaten toen in de finale van de rockrally en dat heeft heel veel teweeg gebracht. We hebben toen heel veel gespeeld en kleine toertjes gedaan in het buitenland. Dan hebben we een plaat beginnen op te nemen maar niet meer gespeeld gedurende anderhalf jaar wat niet zo slim was. Alle contacten die we hadden waren ons vergeten. Was dat zo intensief die plaat opnemen? We waren ondertussen allemaal aan het werken en dan moeten we repetities plannen, de gitarist heeft een kindje gekregen. In principe kan het allemaal snel gaan. Dat is een voornemen voor de volgende plaat. Er mag nooit meer anderhalf jaar tussen steken. Met de tweede plaat hebben we dan een boeker aangenomen maar die heeft zijn werk niet zo fantastisch goed gedaan. Toen de plaat uitwas hebben we uiteindelijk niet zoveel gespeeld. Toen hebben we beslist om alles terug zelf te doen, maar dan ben je al x aantal maanden verder. Dan is het moeilijk om mensen aan te spreken over een plaat die al een half jaar oud is. Dus optredens zijn pas laat op gang gekomen. Die tweede plaat heeft dus qua verkoop het even goed gedaan als de eerste maar niet beter. We hebben nu die plaat mooi terug verdient maar we hebben geen extra budget voor de volgende op te nemen. En Sabam? Ik denk dat ik 250€ heb gehad voor vorig jaar. Dus dat is maar 5. Jij verdient niet meer? We hebben alle rechten mooi verdeeld. Wat zijn uw ambities? Eigenlijk willen we altijd een nieuwe plaat uitbrengen en op zoveel mogelijk plaatsten spelen. Ik wil dat er groei blijft inzitten. Dan heb ik het niet over verkoop maar over leuke ervaringen. Daarvan kunnen leven, dat is eigenlijk geen punt voor mij. Ik hoop voor de volgende plaat dat we terug festivals kunnen doen, dat we terug meer kunnen toeren. Daar heb je natuurlijk veel contacten voor nodig. Dan is het ook de vraag of we bij funtime blijven. We zitten bij een label dat een heel goede distributie heeft, dus die verkopen via distrobakken op hardcoreof punkshows. Daardoor heb je heel veel afzet maar winkelverkoop, daar heeft funtime ook een deal mee maar dat is allemaal veel beperkter. Maar je kan veel zelf doen. Maar daar kruipt enorm veel tijd in. Als je op een groot label zit, dan doen zij dat werk voor u. Uw persoonlijke ambities staan niet los van Soon? Ik heb mij al afgevraagd als Soon moest stoppen ik met iets nieuw zou beginnen of niet. Ik ben daar eigenlijk nog niet uit. Mijn enigste ambitie nu is een betere zanger te worden omdat ik gemerkt heb dat techniek enorm belangrijk is. Als je een aantal dagen na elkaar speelt, dan merk ik dat op de vierde dag mijn stem er niet meer is en dat zijn dingen die je kan aanleren. Dat heb ik als autodidact dus nog niet onder de knie. Maar ik hoop dat ik nog op leuke plekken kan spelen en dat ik nog dingen beleef. Dat vind ik belangrijker. En momenteel heb je geen vast werk? Dat is geen officieel vast werk. Dat is op interimbasis. Kunnen die ambities veranderen als je vast werk hebt? In mijn geval zou er niet zoveel veranderen. Je speelt vooral in het weekend. Ben je zakelijk met de groep bezig? Het grootste aandeel is altijd door Christof gebeurt, die heeft zich altijd met de boekings bezig gehouden. Maar het is niet dat jij bijvoorbeeld een prijs hebt? Ik heb dat zelf nog nooit gedaan. Maar dat is meestal via via en soms is dat een vriendendienst of soms wordt daar een prijs op geplakt. Maar je bent dus niet speciaal een muzikant buiten Soon? Alles wat ik als muzikant doe, dat ligt binnen Soon. Voor de gitaristen is dat niet. Die zijn daar dan semi-professioneel mee bezig. Bij mij is dat niet het geval. Waarom ging je op dat aanbod van die gasten op de speelplaats in? Je begint naar de goeie groepen te luisteren op die leeftijd en het idee van in een groep te spelen is wel aanlokkelijk. En van thuis uit?
149
Mijn vader is vroeger ook muzikant geweest. Ook zanger-gitarist. In het begin van de jaren ’60 speelde die in een groepje. Nadien heeft hij wat gedj’t. Er waren wel goede platen thuis maar er was geen gigantische platencollectie te plunderen. Op mijn 15-16 ben ik er zelf naar op zoek gegaan. Daardoor is mijn interesse gewekt. Eerst was dat passief en nadien toevallig actief. Merkte je dat aan uw vader dat dat een muzikant was? Af en toe pakte die nog eens een gitaar vast. Er stond een gitaar thuis? Er stond er een thuis ja. Dat was zo een crappy gitaar dat daar eigenlijk niet op te spelen viel. Toen ik dan begon te zingen heb ik dan ook een gitaar gekocht. En andere familieleden? Nee. Bij echt goeie muzikanten merk je wel dat dat echt in de familie zit. Bij mij is dat niet echt het geval. Mijn vader en zijn broers hebben wel muziek gespeeld van hun 18de tot hun 30ste maar daarna zijn die beginnen te werken en hebben die dat nooit verdergezet. Dat gaat anders zijn bij mij denk ik. Ik denk dat ik er altijd wel op een of andere manier mee zal bezig zijn. Waren er vrienden die u hebben aangezet? Ik kende eingelijk de drummer van the Sedan Vault, Johan. Ik was juist met een groep begonnen en hij was met een groep begonnen en wij repeteerden vaak samen. Dan spraken wij af op een plek in de ardennen en dan hadden wij daar samen jamsessies. Uiteindelijk heb je geen muzikale opleiding? Ik denk er nu pas aan. Ik heb wel ooit in een fanfare bugel gespeeld, zo een dikke trompet. Met notenleer enzo. Ik heb dat denk ik twee of drie jaar gedaan. Op welke leeftijd was dat dan? Van mijn 10 tot mijn 14 of zo maar dat is al zo ver weg dat ik daar nu pas aan denk. Dan heb je wel notenleer gedaan? Als ik nu nog noten moet lezen…maar ik heb dat ooit wel vlot gekund. Wat voor een muziekschool? Dat was de gemeentemuziekschool en die waren gelieerd aan de fanfare. Dat was in Kortenberg. Hoe ben je daar mee begonnen? Dat ik het niet meer weet. Dat is al zo lang geleden. Sprak bugel tot uw verbeelding? Ik denk dat ze een tekort hadden aan bugelspelers en ik denk dat ze hebben gezegd: “Bugel, dat is goed om te leren”. Dan op mijn 13de of zo, dan vond ik dat niet cool genoeg en dan ben ik saxofoon gaan doen. Twee weken nadien ben ik gestopt en dan drie jaar niets meer met muziek gedaan. Had je daar persoonlijk les van? Ik had daar privéles van. Maar ik was echt niet goed. Ergens moet er wel een interesse zijn geweest in mij, als ik daar zo over nadenk, maar het is niet dat ik dat zie als deel van mijn muzikaal parcours of zo. Waarom ben je er dan mee gestopt? Je wordt 13 en je wil cool zijn en niet met oude mannen spelen. En sax? Toen ben ik beginnen tennissen, denk ik. En vielen die lessen mee? Nu moet ik diep graven. Ja…Dat was heel schools, de leraar die de maat aangeeft, die noten leest. Ik merk nu dat daar bijna niets van overschiet. Maar ik gebruik dat ook helemaal niet. Bijvoorbeeld als ik een nummer thuis maak en ik speel dat voor aan de groep, dan spreek ik in akkoord A – E. Ik spreek niet in noten. Ik weet het ook niet meer. Ik zeg gewoon A mineur, E mineur. Heb je ooit punten gekregen daarvoor? Dat geloof ik niet. Dan heb je maar 2 jaar stilgelegen? Ja het was misschien van 9 tot 12 of van 10 tot 13, ik weet het niet. Uiteindelijk ben je dan al vroeg met muziek bezig? Ik bezie mezelf niet als muzikant eigenlijk. Onze twee gitaristen wel. Ik ben maar wat een prutser thuis. Ik probeer wat uit op mijn gitaar. Ik ben technisch eigenlijk een slechte zanger. Stoort dat de mensen die in uw groep zijn? Soms wel. Als we opnemen, dan spelen die hun gitaarstukken in op 4 takes, terwijl ik 20-30-40 takes doe en dan de beste zinnen eruit haal. Ik zou zelfs de preselecties niet halen van idool. Nu, voor een rockzanger is het nodig dat je in het ritme zingt en niet te vals maar meestal live, dat gaat er wel door. Maar als je echt geschoolde zangers hoort, dan hoor je dat onmiddellijk. Maar is dat nodig? Alé, ik vind dat op deze moment wel, vandaar dat ik erover denk lessen te pakken. Maar je hebt wel tips gekregen, maar wat was dat dan concreet? Dat had dan met het gebruik van de micro te maken, dat je niet te veel ploft of dat je uw afstand goed houdt. En qua techniek dat je met je buik zingt. En was dat vermelden of was dat echt een half uur…? Nee dat was vooral vermelden en dan probeerde ik dat zelf uit. Uiteindelijk als je veel zingt, uw lichaam vertelt uw wel veel. Ik misbruik mijn stem wel soms maar dan weet ik dat ook. Als ik te hoog zing en ik knijp mijn keel te veel toe, dan voel je dat je keelpijn krijgt. Zit je daar dan mee in? Nee. Maar daarom moet je wel ermee inzitten met wat uw lichaam zegt. Een professionele zanger gebruikt zijn stem zodat die dat dagen kan gebruiken. Ik herinner me plots dat Nirvana de opnames van Nevermind, dat Kurt Cobain elke dag maar een half nummer kon inzingen omdat die zijn stem gewoon op was. Terwijl je even rauw kan zingen, denk ik. Dat is techniek. Heb je tijdens die lessen of zelfs daarbuiten creatief met uw bugel bezig geweest? Nee en het is misschien daarom dat ik gestopt ben. Dat was heel schools en dat was in een fanfare dus je hebt een partituur. Dat waren echte fanfarenummers? Voornamelijk maar soms hadden we eens bigband nummer en soms wat rocknummers die dan herwerkt waren voor blazers. Vind je dat nu jammer dat je met muziek bent gestopt? Ik vind het wel jammer dat ik bijvoorbeeld niet meer met een gitaar kan doen. Het is nooit te laat natuurlijk. En dat had via een opleiding moeten gebeuren? Nee. Vind je dan dat je er zelf niet genoeg mee bent bezig geweest? Mja… misschien te laat. Ik heb nu gewoon minder tijd om er mee bezig te zijn maar ik heb wel nog altijd de ambitie om iets te maken van de volgende plaat. En heb je dan de indruk dat die gitaristen zijn aan het teren op de techniek van jaren terug?
150
Dat denk ik wel. Het is een mes dat aan twee kanten snijdt. Die gitarist die aan het lemmens heeft gestudeerd, die heeft elke dag niets anders dan 5-6 uur gitaar gespeeld en toen die die opleiding gedaan had, toen had die genoeg van zijn gitaar. Die speelde toen nog in onze groep, maar daarbuiten pakte die zijn gitaar niet meer vast. Maar nu is die zin aan het terugkomen. Die heeft nu die studie twee à drie jaar gedaan. Dat was een beetje overload. Je hebt hem dan meegemaakt tijdens zijn studie? Ja. Vind je dat er iets veranderd is in zijn spel? Moest die professioneel muzikant willen worden, dan kan die dat. Die moet een nummer maar één maar horen om dat te kunnen. Als je die vraagt als gastmuzikant, die heeft dat onmiddellijk onder de knie. In het begin van de groep kwam die zelf meer af met riffs, maar nu is die minder actief bezig met de groep. Had je de indruk dat hij zich in die periode te technisch bezig hield met muziek? Zeker niet binnen de groep want hij heeft zich altijd wel gedistancieerd van die studie. Dat was een jazzopleiding maar hij had niet zo die passie voor jazz. Hij wou gewoon een goede gitarist worden. Ik denk wel dat hij altijd wel dat onderscheid heeft gemaakt tussen rock en het technisch gefriemel. Toen hij pas die opleiding had gedaan, toen was hij er zelfs meer van overtuigd van dat hij heel basic moest zijn. Hij wil niet zijn kunstjes tonen. Dat haat ik aan muzikanten. Dat kan goed zijn als het er toe doet. Oefen je zelf op zangtechniek? Ja maar niet genoeg. Dat is meestal met gitaar en dan mijn stem wat loszingen maar ik ben daar heel onbewust, heel natuurlijk mee bezig. Heb je boeken gekocht over zang? Nee. En filmpjes op youtube? Nee. Je gaat niet op zoek naar wat andere zangers doen met hun stem? Ik kan wel onder de indruk zijn. Maar ik probeer nooit een zanger na te doen. Ik probeer mijn stem zo natuurlijk mogelijk te laten klinken. En creatief? Nee. Ik ben meer met de nummers bezig en met wat de nummers nodig hebben. Uiteindelijk schrijf je ook de akkoorden? Eigenlijk schrijven we samen de nummers maar dat gaat niet zo snel. Ieder heeft zijn gedacht. Jullie werken apart dan thuis verder aan die nummers? Dat gebeurt, maar eigelijk hebben wij geen vaste… iemand komt met een idee af en als we x aantal ideeën hebben, dan reproduceren we wat we op die repetitie hebben gedaan en we nemen dat heel basic op op computer, spoor per spoor. En dan gaan we knippen en plakken. Soms komt de zang na de muziek. Ik heb het denk ik nog nooit gehad dat ik thuis een volledig nummer maakte. Maar dan blijft er een strofe of een refrein over. En het knippen en plakken, is dat volgens de klassieke rockregels? Meestal komen we bij iets klassiek uit. We proberen wel meestal iets experimenteels maar op één of andere manier werkt dat niet bij ons. Meestal komen we uit bij strofe-refrein-strofe-refrein-brug-refrein. Als het aan mij ligt, dan zou ik wel eens iets avontuurlijker willen doen. Dat lijkt alsof een goed nummer dicht bij dat traditionele ligt. Maar je stoort je daar niet aan? Nee. Het is misschien omdat onze strofes en refreinen zo klassiek klinken dat dat niet werkt. Jullie zijn daar bewust mee bezig? We willen zeker geen baanbrekende muziek maken. Dat is ook gevaarlijk van dat te willen. Je moet dat kunnen. (…) je kan maar vernieuwen in de mate dat je een klein stapje in een andere richting zet. Dat is geen complex? Voor mij nu niet meer maar vroeger misschien wel. Uiteindelijk komt het er gewoon op aan uw basisdingen goed te krijgen. Hoeveel uren ben je daar mee bezig per week? Gemiddeld één uur per dag. Ik ben daar niet elke dag mee bezig. Wij hebben twee repetities per week van 2u en half. Soms zing ik heel bewust voor een optreden om mijn stem warm te zingen, maar ik zit soms thuis uren te klungelen en soms zing ik daarbij en soms niet. Maar daar echt bewust mee bezig met repetities bij, maar 7 uur. Maar als je nummers schrijven en het pingelen meerekent, dan meer. Je speelt dan vooral je eigen muziek? Soms eens een covertje om eens te proberen. Maar je zingt thuis een pak zachter dan op repetite, maakt dat een verschil? Wel in die zin dat als ik een nummer thuis zing en ik dat dan op repetitie probeer dat niet krachtig genoeg klinkt. Dan moeten we dat hoger spelen. Andersom heb ik het ook voor, met de laatste plaat zijn er een aantal nummers die eigenlijk te hoog zijn geschreven. Op een bepaalde repetitie kon ik daar moeiteloos aan en de week nadien niet, maar de structuur stond vast. Kan scholing dat voorkomen? Absoluut. Dat heeft ook te maken met het verzorgen van uw instrument. Ik rook bijvoorbeeld, maar dat haalt uw topnoten weg. Dat is goed voor een Tom Waits of zo, maar voor hoog te zingen is echt niet goed. Dat inperken is belangrijk. Als ik een week niet zing, dan merk ik al na een uur zingen wat keelpijn. Dat is belangrijk van dat thuis af en toe te doen. Alle zangers hebben last van hun stem… Ja maar dat is een heel specifieke scène. Ik ben mij al een jaar aan het voornemen van lessen te pakken. Luisteren er mensen als je speelt? Meestal speel ik alleen. Heb je ooit optredentjes gedaan om het oordeel van andere mensen te horen? Nee ik doe dat meestal voor mijn groepsleden en dan lachen die mij meestal uit. Maar soms zeggen ze: “Ah, dat is wel cool”. Maar ik heb dat nog niet veel voor onbekenden gedaan. Zijn gedachten voor een nummer eerst of speel je en komen de gedachten dan? Tot nu toe is er meestal een vaag idee. Dat we iets aan het proberen zijn. En textueel? Die komen meestal nadien. Dat is meestal tijdens de repetities dat ik een ideetje heb voor een refrein. Daar kunnen die 3-4 woorden in. Ik heb eigenlijk nog nooit een tekst geschreven en achteraf daar muziek onder geschreven. En wat ga je noteren? De structuren. Dat is meestal gewoon ABCD. En als de akkoorden onthouden moeten worden maar meestal nemen we alles op. Dan onthoudt iedereen dat auditief. Dus eigenlijk hebben jullie verschillende stukken en die plakken jullie tijdens een repetitie? Ja. We spelen die opnieuw naargelang de structuur en dan proberen we elk stuk zo goed mogelijk te laten klinken qua arrangementen. Dan nemen we op. Maar daar zit nog geen variatie in. Dan zing ik daar op maar dat is nog niets vast. Dus er is een evolutie in elke repetitie?
151
Het is eigenlijk zo dat als we tien ideeën hebben, we daar de vijf beste van nemen en die opnemen. Met die opgenomen stukken beginnen we te knippen en te plakken. Dan kijken we of we niet van de strofe het refrein kunnen maken of dat de ene drum niet beter op het andere stuk kan. Jullie werken dan veel met computer? Dat is eigenlijk pas sinds de vorige plaat. Dat is veel productiever dan te jammen. Met jamsessies kom je nergens. Ofwel moet er iemand in de groep zijn die alle nummers schrijft of je moet als groep heel gestructureerd werken, idee per idee. Heel hard met de structuur bezig zijn, anders zit je een hele dag te jammen. Je amuseert je een hele dag maar uiteindelijk heb je niets gedaan om een nummer te schrijven. Textuele ideeën, hoe worden die gevormd? Meestal is het zo dat ik tijdens een repetitie dingen zing en dan je dan denkt: “met dat woordje kan ik wel iets doen”. Of je komt op een thema, je komt op een zin. Vanwaar komen die woorden dan? Vrije associatie zeker. Je bedenkt een aantal slogans die goed klinken. Rockmuziek gaat niet over… je hebt natuurlijk wel waanzinnige songwriters. Mijn houvast is iets dat goed klinkt en daar bouw ik de rest van mijn tekst rond. Je houdt je nooit bezig met poezie of zo? Ik lees graag en ik lees veel. Maar ik zie een nummer ook niet als poezie, tenzij je het hebt over Bob Dylan of zo. Maar om uw zinnen te formuleren, lees je dan Engelse of Nederlandse boeken? Beide. Maar ik haal geen thema’s uit boeken. Ik vertrek meestal van persoonlijke dingen, iets dat mij op mijn maag ligt. Is dat bewust? Ik werk met slogans en daar bouw ik iets rond. Dat zijn ervaringen uit uw persoonlijk leven? Het laatste nummer gaat vaagweg over vluchtelingen maar ik haat hoogdravende teksten. Ik hou niet van die in-your-face teksten, tenzij het grappig bedoeld is. Ik vind mezelf nu ook geen waanzinnige tekstschrijver maar ik vind het wel belangrijk. Van de vorige plaat vind ik de helft van de teksten ok maar van de rest denk ik: “Weg daarmee”. En aan wat ligt dat? Het is stroef. Het rolt niet. Je hoort dat gewoon. Hoe luister je? Ik ga nooit naar de technisiteit gaan luisteren naar iets. Ik kan wel zeggen: “Dit vind ik goed”, maar ik ben in die zin nooit een muzikant geworden dat ik luister naar: “Wat doet de bas daar, wat doet de zang daar?”. Ik luister naar het geheel. En zang en tekst? Het tekstboekje pak ik er meestal heel snel bij. Soms is dat teleurstellend en soms zijn dat onwaarschijnlijke teksten zonder dat je het hoort. (…). Toen ik de zang van the Bloc Party voor het eerst hoorde, toen dacht ik: “Amai, dat is fris. Dat heb ik nog nooit gehoord.” Heb je dat proberen na te doen? Niet bewust maar wel dat ik dacht dat dat een interessante manier van zingen is. Die heeft wel een goede stem maar geen superstem. Dat is een heel frisse manier. Zing je nummers mee met cd’s? Dat gebeurt wel eens. Blijft dat uw stem of doe je dat na? Ik heb eignelijk nooit heel bewust een bepaalde zanger willen imiteren. Bij Bloc Party is dat minder de stemtechnische manier maar eerder de manier waarop hij zingt. Heel hoekig. Dat is niet uit ondervinding? Nee dat is bij beluistering. Toen ik pas bij Soon begon te zingen had ik de neiging alles te veel te lengen. Het is veel interessanter om de dingen kort te houden. Dat doe je nu wel? Ik probeer dat. Dat is dan iets wat je hebt geleerd vanuit Bloc Party? Eerder vanuit tips van anderen. Ik had de neiging om alles af te buigen. Dan hebben groepsleden mij daar op attent gemaakt. Maar bijvoorbeeld de zanger van Quicksand, die zong heel hoog met een heel krachtige stem. En toen dacht ik: “Zangers moeten krachtig zijn.”. Als tijdens repetitie nummers u doen denken aan een ander lied, ga je die link dan duidelijk maken of ga je juist iets anders erop vinden? Ik heb dat al gehad dat ik een zanglijn van Franz Ferdinand nadoe. Iedereen zegt dan: “Dat is eigenlijk wel goed”. “Dat is gepikt eigenlijk”. “Je moet zoiets in die aard doen maar dat je het niet hoort”. Op die manier is het al wel gebeurd. Daar heb je geen problemen mee? Nee. Is het al gebeurt dat je een zanglijn ongeloofelijk vond en dat je dan de cd stil zet en dat probeert na te doen? Nee. Onlangs was ik eens een nummer van Oasis aan het naspelen en dan had ik dat opgenomen. Dan luisterde ik dat en dan vroeg ik mij af: “Waarom klinkt die zang nu niet goed?”. Wat was het dan? Dat had met uitspraak te maken en het is heel belangrijk een goede flow te hebben, dat je ritmisch heel naturel zingt. Dat is iets waar ik nu nog altijd moet aan werken. Wat een zanger een goede zanger maakt is; je kan vals zingen maar doordat het zogoed in de timing zit, het niet meer vals klinkt. Ik heb vaak bij mezelf het gevoel dat mijn timing niet goed zit. Daar probeer ik aan te werken door zelf nummers te spelen. Dat is niet als ik een plaat op zet. Ik hoor wel: “Die heeft een goede timing”. Maar dat leer je door muziek te spelen. Speel je met Soon dezelfde genres dan dat je beluisterd? Dat leunt daar wel bij aan maar ik luister niet alleen naar rock. Jazz, electronische muziek. Klassiek? Niet echt. Wat meer bluesy stuff. Zeker niet alleen luide muziek. En jazz? Ja, maar ik wil nummers horen, geen notenneukerij. Dat is misschien ook gewoon omdat ik er niet inzit. Ik kan me wel voorstellen dat je er dan een andere kijk op hebt. Oudere jazz was de rockmuziek van toen. Ik hou van basic. Solo’s, ik hou daar niet zo van. Probeer je al die invloeden te integreren in wat je doet? Je doet dat sowieso onbewust als groep. Wij volgen wel een beetje de new wave trend. We zijn allemaal fan van interpol en daar zitten bij ons ook wat lijnen in maar doordat ik daar anders op zing, klinkt het toch niet helemaal zo. Maar dat is niet bewust? Nee, je speelt op een repetitie en je denkt: “Dat klinkt wel fris”. Maar dat heeft vaak te maken met wat je op die moment goed vindt en wat je recent hebt gehoord. Denk je bij het maken van een nummer soms aan theorie?
152
Ik heb onlangs een nummer gemaakt en ik speelde dat. Onze gitarist zei: “Dat klopt niet, je zit oppeens in een andere key”. Maar de drummer zei: “Dat klinkt wel goed”. Dan hebben we dat zo gedaan. Vanuit zijn achtergrond kon dat niet maar voor mij klink het goed. Uiteindelijk hebben we het zo gelaten want het klonk goed. Hadden uw geschoolde gitaristen daar ook mee kunnen afkomen? Ik merk wel dat onze gitaristen met de meest waanzinnige riffs kunnen afkomen maar die zijn wel meestal in de juiste key. Sowieso als je geschoold bent, hij had dat onmiddellijk opgemerkt, terwijl ik dat niet had gemerkt. Heb je nog al eens zo een dingen meegemaakt? Ja en dan zei hij dat ik beter naar mineur ging in plaat van naar majeur en het klonk ook wel beter in mineur. Heb je ooit geleerd hoe je een nummer moet maken? Nee ik heb daar wel over gelezen. En over teksten? Nee. Ik volg mijn intuïtie. Hebben jullie een leider binnen een repetitie? Dat is eigenlijk een constante strijd. Iedereen heeft zijn functie. Tijdens het schrijven is het heel vaak de drummer die de beslissingen neemt. Maar meer naar opnames toe, dan is het meer de gitarist die opneemt. Iedereen heeft zijn subtiele functie. Kunnen andere mensen ook iets zeggen over wat jij moet zingen, ook textueel? Absoluut. Zeker met zanglijnen. Ik word constant gestuurd en maar goed. Maar we geven elkaar constant feedback. Anders wordt het één soep. Jullie jammen tijdens een repetitie? We proberen dat zo weinig te doen. We spelen over iets dat iemand thuis heeft voorbereid. De gitaristen proberen daar zoveel mogelijk riedeltjes over uit en zo het beste daar uit pikken. We proberen zo snel mogelijk naar een structuur te werken. En het niveau van de bandleden? De twee gitaristen steken er met kop en schouder bovenuit maar zowel de drummer en de bassist doen wat ze goed doen. Zeker de drummer, die is eigenlijk heel laat beginnen te drummen, pas toen hij 18 was. Dat is geen technisch waanzinnige drummer maar die doet echt zijn ding en die doet echt wel mee. Is dat thuis ook een songwriter? Dat niet maar hij hakt in het begin de knopen door. Hij is meestal het luisterend oor. En is het niveauverschil een bezwaar? Bij de opnames van onze laatste split-cd. De opnames waren rampzalig. Ik kreeg de zanglijnen gewoon niet goed. Er was altijd wel iets wat vals was. Ik hoop dat dat live wel ok is, maar als je opneemt, dan moet dat wel ok zijn. Dan merk je dat je die scholing mist. Dat werkte dan op de zenuwen van die gitarist die dat opnam.
153