Waterschap Zuiderzeeland BO.361
Van bespreking:
Conceptnotulen van de 29e vergadering van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland, gehouden op 6 juli 2004
Deelnemers:
de heren D.J. Ampt en P.J.L.M. van Beek, de dames M.L.C. BlomGommers en T. Burger-Wiersma, de heren D. Bos, J. Broertjes, A.G. Elshof, J.C.M. Goos, J. Haanstra, P. de Jonge, B. Kunnen, H.J. Linzel, P.W.M. Lommerse, J.P. Naaktgeboren, de dames H.M.J. Nieuwenhuis-Polling en K.H.W. Penning, de heren F. Rutgers, L. Schenk, K.E. Sikkema, F.W. Smit, B.M. van Staveren, H.L. Tiesinga (voorzitter), T. Tuinenga en J.B. van der Veen (secretaris-directeur).
Afwezig:
mevrouw L.K.N. van den Berg-de Lange, de heren J. van der Eijk en L.J. Geerse, mevrouw A.J. Schaeffer-Kroeze.
Datum bespreking: 6 juli 2004 Afschrift aan: Opgemaakt door: 1.
mevrouw H.W.M. Greidanus-Ensink.
OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Er zijn twee bestuursleden met kennisgeving afwezig: mevrouw Schaeffer en mevrouw Van den Berg. Hij meldt dat van een zevental mensen bericht is ontvangen dat zij gebruik willen maken van het inspreekrecht. De heren Wisse, Abrahamse, Van der Vecht en Rutgers spreken over het IBA-beleid. De heer Schutte (NLTO) wil het naast het IBAbeleid ook hebben over het onderwerp Baggerbeleid Zuiderzeeland. De heer Vedelaar spreekt in over het onderwerp duurzame oevers. De heer Dorenbos wil inspreken over het Peilbesluit Roggebotveld, met name over een vergoeding voor de peilbuizen. De voorzitter geeft de insprekers het woord. De heer Wisse heeft op de informatieavond over IBA’s in Bant een aantal opmerkingen geplaatst. Vanuit de zaal en ook na de vergadering heeft hij daar positieve reacties op gehad. Om die reden heeft hij het initiatief genomen deze middag het een en ander uit een te zetten. Allereerst verdient het waterschap een pluim als het gaat om innovatief beleid inzake de realisering van riolering en de zes kuub septictank. Het waterschap heeft het landelijk voor elkaar gekregen, met het gebiedsgericht IBA-beleid, de totale investering voor het gebied ongeveer te halveren, terwijl het milieurendement aanmerkelijk stijgt. Tevens heeft het waterschap een aantal gebieden aangewezen waarin een hogere milieudoelstelling goed past. En waarin ook het aantal huisaansluitingen overeenkomt met de hoeveelheid aan te leggen IBA’s. De heer Wisse vindt echter dat het waterschap de plank volledig misslaat waar het gaat om de financiering van het project. Aanleg en onderhoud neemt het waterschap
-1 -
voor eigen rekening, via een omslagregeling. Maar de aansluiting van de woning op de IBA komt volledig voor rekening van de eigenaar. Volgens opgave van het waterschap gaat het over een bedrag van € 500,-- tot € 2.000,--. Een respectabel bedrag. Waarbij nog niet is meegenomen dat meestal de siertuin om een en ander te kunnen realiseren over de kop moet. Een schade die niet overal en bij iedereen even makkelijk in geld is uit te drukken. Men moet zich goed realiseren dat de aansluiting van de riolering dicht in de buurt van de aansluiting van nutsvoorzieningen ligt die de woning in- en uitgaat. Er moet dus behoedzaam gewerkt worden. De heer Wisse vindt dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Want het waterschap laat 1.050 ingezetenen opdraaien voor de aansluitkosten en bespaart daarmee gelijk voor 3.115 anderen veel kosten en ongemak. Het wonen in een gebied met kwetsbaar water is uiteraard een genot. Dat geldt niet alleen voor de directe bewoners, ook alle andere bewoners van de provincie hebben baat bij deze gebieden. De heer Wisse wil, namens vele bewoners van de Noordoostpolder, het waterschap oproepen de aansluitkosten voor een belangrijk deel voor haar rekening te nemen. Hij denkt hierbij aan een maximum bedrag, zodat men niet voor onvoorziene kosten komt te staan. Hij hoopt handvatten aangereikt te hebben om tot een goede besluitvorming te kunnen komen. De heer Abrahamse spreekt in namens de bewoners van de Ettenlandseweg te Marknesse. De gehele Ettenlandseweg is aangewezen als gebied met kwetsbaar water. Bij elk perceel dient een IBA klasse II-systeem te worden aangelegd. Op zich verbaast dit de bewoners niet; het is allang bekend dat het slootwater van goede ecologische kwaliteit is en dus beschermd moet worden. De besluitvorming hierover komt later in de vergadering aan de orde. De bewoners gaan ervan uit dat het waterschap de IBA’s aanlegt, daarvan eigenaar blijft en het onderhoud uitvoert. Het voorgestane beleid gaat er vanuit, dat de eigenaar van het perceel zorgt voor de aansluiting op het IBA-systeem. De kosten die hiervoor gemaakt worden zijn voor rekening van de eigenaar. Immers, bij aansluiting op het riool zijn de kosten ook voor rekening van de eigenaar. Dat laatste uitgangspunt is voor de bewoners geen vanzelfsprekendheid. Zij vinden dat de vergelijking niet helemaal opgaat. De impact van de aanleg van een IBA op de tuin, de bestrating rond het huis en de afvoerleidingen om zwart, grijs en hemelwater op de juiste plek te krijgen, is veel groter dan bij het graven van een sleufje naar een riolering die er al ligt. De aanpassingskosten van € 500,-- tot € 2.000,-- vormen een probleem. Het plan is, ten opzichte van de oorspronkelijke eis (voor iedereen een zes kuub septictank), voor bijna alle partijen beter. Het milieurendement is hoger, kosten voor waterschap en gemeente, dus voor ingezetenen en bewoners zijn lager. Ruim 3.000 nietgerioleerde percelen hoeven geen nadere voorziening. De heer Abrahamse vindt het niet redelijk dat een groep van 1.050 eigenaren volledig voor de aanpassingskosten voor de aansluiting op het IBA-systeem moet opdraaien. De bewoners van de Ettenlandseweg vragen de AV een mogelijkheid te creëren hen tegemoet te komen in de extra kosten die zij moeten maken, in geld, materieel of arbeid. Daarmee bereikt het waterschap naast morele steun voor het plan, ook draagvlak bij de “uitverkorenen”. De heer Van der Vecht merkt op dat het IBA-beleid wordt gerelateerd aan het Omgevingsplan dat vastgesteld is in 2000. De IBA’s klasse I en II moeten komen in de kwetsbare gebieden. Die gebieden zijn aanmerkelijk groter dan in het Omgevingsplan van 2000 is aangegeven. Er zijn ook gebieden, bijvoorbeeld de buitenkant van de Ettenlandseweg, die in het Omgevingsplan als middelmatig gebied beoordeeld worden en nu als bijzonder gebied. Dat geldt ook voor de strook langs de Zwartemeerweg. Dat gebied is aanmerkelijk langer geworden dan in het Omgevingsplan aangegeven is.
-2 -
De heer Van der Vecht maakt zich als akkerbouwer (teler pootaardappelen) zorgen over het gemak waarmee gebieden uitgebreid en opgewaardeerd worden. Vorig jaar mocht vanwege de bruinrot al niet meer beregend worden met oppervlaktewater. Als gebieden zo makkelijk opgewaardeerd worden, mag er straks wellicht ook niet meer met bronwater beregend worden. Dat betekent dan het eind van de pootaardappelenteelt. Op de informatieavond in Kraggenburg waren veel mensen aanwezig die niet onder het aangewezen gebied vallen, maar wel belangstellend waren. De heer Van der Vecht stelt voor dat het waterschap de totale kosten van het aanleggen voor haar rekening neemt en op vrijwillige basis bij mensen een IBA laat aanleggen. Als mensen (bijna) kosteloos een IBA geplaatst kunnen krijgen, zal dat voorstel in de hele polder op breed draagvlak kunnen rekenen. De heer Rutgers sluit aan bij de woorden van de vorige sprekers. Hij zegt dat er rechtsongelijkheid gecreëerd wordt als de bewoners de aansluitkosten van de IBA moeten betalen. Bewoners van de Zwartemeerweg zijn het niet eens met de inkleuring van het gebied. De heer Schutte geeft aan dat de NLTO (volgens hem zullen ook alle burgers in het buitengebied dat doen) alle punten die zijn ingebracht onderschrijft. Hij wil nog enkele opmerkingen maken over de duldplicht voor de duurzame oevers. Altijd is gezegd dat de aanleg van duurzame oevers op basis van vrijwillige medewerking van de aangelanden aangelegd zullen worden. Als dan een enkele boer dwarsligt, moet de mogelijkheid bestaan het via de duldplicht op te leggen. De heer Schutte denkt dat Waterschap Zuiderzeeland via veel overleggen moet proberen tot overeenstemming te komen met de aangelanden. Op zijn bedrijf achter de tocht ligt een bijna duurzame oever (indertijd aangelegd door Waterschap Noordoostpolder), met een rietkraag en zonder beschoeiing. Een buurman heeft de oever afgelopen winter zelf gemaaid (kosten meer dan € 200,--). De heer Schutte zelf heeft zich netjes aan het maairegime gehouden, daardoor groeit er nu gigantisch veel onkruid. De buurman heeft een keurige rietkraag. Hij kan zich voorstellen dat boeren daarom dwars gaan liggen. Van de week heeft hij geprobeerd cijfers boven tafel te krijgen voor wat betreft het stedelijk waterbeheer. Stedelijk waterbeheer is allang geen discussiepunt meer. Wat betreft het waterbeheer heeft het waterschap een duidelijke taak; zowel kwalitatief als kwantitatief. Maar het valt de NLTO op dat het waterschap wel heel veel doet. De NLTO vraagt het waterschap alleen die dingen te doen die echt nodig zijn in het stedelijk waterbeheer. Er moet een duidelijke afbakening zijn tussen de taken van het waterschap en de taken van de gemeenten. De aangelanden hebben een ontvangstplicht voor de bagger. Als men weigert de bagger te ontvangen, wordt de bagger afgevoerd. De afvoer en verwerking was altijd al op kosten van de aangelanden. In het verleden is er veel discussie geweest met de boeren vanwege weigering. Met name vanwege fytosanitaire risico’s, of vanwege de slechte kwaliteit van de specie. Boeren en waterschap hebben zelfs voor de rechter gestaan. Uiteindelijk hebben de boeren zich moeten neerleggen bij de ontvangstplicht. De heer Schutte denkt dat dit goed is. Als het waterschap alle bagger in de Noordoostpolder en in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland en in het stedelijk buitengebied moet afvoeren, kost dat veel geld. Nu staan we weer voor de discussie over wie de afvoer van de specie en de extra afvoer van de bagger in het stedelijk gebied betaalt. Het standpunt van de NLTO is duidelijk. De gemeenten hebben de bebouwing zo ingericht dat afvoer noodzakelijk is. Zij hebben gekozen voor mooie en luxe waterpartijen. Zij hebben daardoor ook hoge grondprijzen kunnen beuren. De baggerkosten in het buitengebied bedragen € 260.000,-- (circa € 2,-- per ha). De baggerkosten in het stedelijk gebied (de eerste zeven jaar) komen op € 2.800.000,-(circa € 280,-- per ha). Als gekeken wordt naar het jaar dat de achterstand ingelopen
-3 -
is komt men in dat gebied op € 200,-- per ha. Als het verdeeld wordt over alle hectaren in Flevoland, komt men tussen de € 15,-- en € 20,-- per ha uit. Volgens de heer Schutte kan er maar één conclusie zijn. Het is juist dat het waterschap een verantwoordelijkheid heeft in de stad. De extra kosten die gemaakt worden, moeten voor rekening komen van de veroorzaker. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de vele en mooie waterpartijen. De waterretentie kan ook veel minder luxe. Ongeveer vergelijkbaar met enkele dorpen in de Noordoostpolder. De (luxe) kosten van het stedelijk gebied mogen nooit worden afgewenteld op het buitengebied. Hij vraagt de AV de lasten daar neer te leggen waar de kosten gemaakt worden. De heer Bos vraagt of de opmerking van de heer Schutte dat het waterschap veel te veel wil een emotionele opmerking is, of dat de opmerking is gebaseerd op de vergelijking die hij maakt in geld. Een stedelijk gebied is niet te vergelijken met een landelijk gebied. Dat in een stedelijk gebied de kosten van baggeren hoger zijn, is evident. Hij is het met de opmerking eens dat de kosten van met name het afvoeren van de bagger daar gelegd moeten worden waar ze gemaakt worden. De heer Schutte antwoordt dat het waterschap de taak heeft de watergangen op diepte te houden. Dan gaat het alleen over hoofdwatergangen. In het buitengebied heeft het waterschap ook geen taak in sloten en poelen. Het waterschap is gehouden om te baggeren. Die bagger wordt overal, net als in de rest van het gebied, op de kant gelegd. In het stedelijk gebied kan dat niet. Wie is dan de veroorzaker? Waarom kan het niet op de kant gelegd worden? In zijn ogen is dat de gemeente. Wat betreft het afvoeren van de bagger doet het waterschap in het stedelijk gebied meer dan ze moet doen. De heer Ampt zegt dat de AV vaker gediscussieerd heeft over de inrichting van de oevers. Door de dijkgraaf is ooit gemeld dat de heet Schutte de oeverinrichting wel mooi vond. Nu hoort hij deze middag iets anders. De heer Schutte antwoordt dat hij ooit in een overleg tussen de NLTO en het waterschap gezegd heeft dat het hem niet tegenvalt. Als het goed uitgevoerd is, is het een goede en mooie oplossing. Maar hij heeft ook gezegd dat men in het hoogseizoen maar eens moest komen kijken. Als hij er twee maanden niet is geweest, schrikt hij zich dood als hij ziet wat voor bende het is. Hij blijft van mening dat een duurzame oever op zich kan. Er moeten goede heldere afspraken gemaakt worden met de boeren om ze over de streep te trekken. Als hij nu opnieuw een besluit moet nemen, doet hij het zomaar niet. De heer Vedelaar voert het woord namens alle ingelanden van de Han Stijkeltocht. “We zijn nu bijna twee jaar bezig om met het waterschap tot overeenstemming te komen. Het hele traject dat is doorlopen is voor ons achteraf een schijnvertoning gebleken. Om ons te doen geloven dat er naar een oplossing werd gezocht, zijn er diverse bijeenkomsten georganiseerd. Maar aan de argumenten van de aangelanden is op geen enkele wijze tegemoetgekomen, sterker nog, zelfs gemaakte afspraken werden niet nageleefd. Wij veronderstelden dat we in overleg gingen om tot een oplossing te komen, maar het blijkt dat we gebruikt zijn voor het juridisch communicatietraject. Wij als aangelanden hebben medio maart een brief gestuurd naar het waterschap met diverse punten waar wij problemen mee hebben. In het overleg van 18 mei 2004 is een aantal vragen behandeld en een aantal vragen onbehandeld gebleven. Ons werd toegezegd dat er over geschilpunten nader overlegd zou worden. Tevens zouden we met het waterschap gaan kijken bij een duurzame oever. Na het overleg hebben we nog een brief gestuurd op 24 mei 2004 met daarin de vraag of we het verslag van de vergadering konden krijgen en een onderbouwing van de kosten van de aanleg van verschillende soorten oevers met de daarvoor gebruikte aannames. Tot op heden hebben we geen antwoord ontvangen.
-4 -
Wij zijn dan ook bijzonder onaangenaam verrast dat er nu al plotseling besluitvorming plaatsvindt. Hoe kunnen wij akkoord gaan met een plan waarin de uitgangspunten na twee jaar vragen bij ons nog niet bekend zijn, en ons niet duidelijk is waarom we ze niet in mogen zien. U hebt kennelijk 90 jaar nodig om tot een positief rekenresultaat te komen. Via omslagheffingen wordt de rekening wel aan ons gepresenteerd. Misschien moet ik dit voorbeeld maar eens meenemen naar mijn bank. Ook is het wel erg makkelijk om te zeggen dat het goedkoper is wanneer je een gedeelte van de kosten bij de aangelanden neerlegt, zoals: de extra onkruidbestrijdingen, het netjes egaliseren, het rietvrij houden van de kantstrook, de in onze ogen veel te lage vergoeding voor het afstaan van de grond en inkomstenderving. Verder maken we ons grote zorgen over de bestrijding van muskusratten in uw voorgestelde oever en de naïviteit waarmee er met het verleggen van een SANstrook wordt omgegaan (SAN = Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer). Onze houding wordt mede ingegeven door de enorme kostenstijgingen van het waterschap. Gezien hetgeen nog op ons afkomt, zou het waterschap het ambitieniveau moeten bijstellen, zodat de kosten voor de aangelanden beheersbaar blijven c.q. omlaaggaan. Graag zien wij dat onze tocht opnieuw wordt voorzien van een houten beschoeiing; lage aanlegkosten en bewezen duurzaamheid, en lage onderhoudskosten met een bewezen betere muskusrattenbestrijding. In uw eigen Legger staat dat alleen op basis van vrijwilligheid de aanleg van duurzame oevers zal plaatsvinden. Nu staat in het voorliggende agendapunt dat wij gedwongen worden om zonder onderbouwing deze oevers aan te laten leggen. Van onze kant zijn diverse oplossingsgerichte voorstellen gedaan, terwijl door het waterschap geen enkel nieuw voorstel naar voren werd gebracht. Het waterschap lijkt Henry Ford wel heel letterlijk te volgen met de uitspraak “U kunt uit elke kleur kiezen als die maar zwart is!”. Wij als aangelanden zijn unaniem niet akkoord met de aanleg van de voorgestelde oever. Wij verzoeken de AV dan ook ten aanzien van punt 1 van het voorstel, er goede nota van te nemen dat dit communicatietraject de subjectieve visie van het college weergeeft. Ten aanzien van punt 2 niet in te stemmen met de visie van het college en ten aanzien van punt 3, niet akkoord te gaan met de punten 5 en 7 omdat hiermee uw eerder genomen besluit, dat een en ander op basis van vrijwilligheid moet plaatsvinden, losgelaten wordt. Of het genoemde verslag van 18 mei 2004 een correcte weergave is, kunnen we niet beoordelen omdat we dit niet ontvangen hebben. Wij verzoeken u dan ook met klem om niet akkoord te gaan met agendapunt 12.” De heer Ampt hoort de heer Vedelaar veel bezwaren en nadelen noemen. Zitten er ook voordelen aan? De heer Vedelaar antwoordt dat er voor de bewoners van de Han Stijkeltocht geen voordelen zijn. De heer Goos vraagt of de heer Vedelaar wel het vertrouwen heeft dat men er met het waterschap uit kan komen. Er wordt gesproken over inkomstenderving. Vindt hij dat hij een andere behandeling moet krijgen dan gelijksoortige gevallen. Of geldt dat wat voor een ander geldt ook voor de bewoners van de Han Stijkeltocht? De bedrijfsvoering van de heer Vedelaar komt in sommige situaties overeen met andere. Moet er dan een andere betaling gelden? De heer Vedelaar heeft dat vertrouwen op deze manier niet. Men dacht dat men in overleg was, maar nu blijkt het al in een besluitvormend stadium te zijn. Ieder individu heeft zijn eigen opbrengsten en kosten. Het betreft hier een ander bouwplan dan van een gemiddelde agrariër. Wat de een goed genoeg of voldoende vindt, hoeft een ander niet voldoende te vinden.
-5 -
In soortgelijke situaties hoeft er geen andere betaling te gelden. De heer Dorenbos spreekt namens maatschap De Beuk, Johan Huijbregts en maatschap Dorenbos. ”In aanmerking nemend onze eerder aangegeven zienswijzen (30 maart en 26 april 2004) omtrent de nieuwe invulling van het Roggebotveld en het daarbijbehorende peilbesluit, vragen wij uw aandacht voor de volgende punten: A. Naar onze overtuiging is eenieder nu wel doordrongen van de zeer degelijke beschoeiing die in het verleden is geplaatst bij de Roggebottocht. Het verbaast ons nog steeds dat er niet creatief gedacht kan worden om veel kosten te besparen. Kennelijk heeft het waterschap een andere doelstelling dan wij verwachten, van de kritische waterbeheerder naar een organisatie die kennelijk de extra prikkels voor de economie moet verzorgen. Zonde van ons overheidsgeld, direct of indirect betalen we het wel met elkaar. B. In overweging geven wij u nogmaals of bij dergelijke ingrijpende gebiedsveranderingen een deel van de ontwikkelingskosten naar de aangrenzende grondeigenaren kan worden afgewenteld. Normaliter is het toch zo dat degene die een nieuwe planontwikkeling wil realiseren ook alle kosten dient te dragen. Het plaatsen van peilbuizen op de naburige kavels zien wij als een noodzakelijke investering om de nulwaarden vast te leggen, die in zijn geheel in de exploitatie opgenomen dient te worden van degene die het Roggebotveld zo ingrijpend wil veranderen. Gezien de totale begroting een marginaal onderdeel van de totale exploitatie. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd om tot een wijs besluit te komen.” De heer Tuinenga heeft in de stukken gelezen dat er tijdelijk onder het regime van Rijkswaterstaat peilbuizen gestaan hebben. Zijn die nu weg? De heer Dorenbos antwoordt dat er een aantal maanden peilbuizen gestaan hebben. Het is niet bekend van wie die waren. De heer Ampt zegt dat deze peilbuizen destijds geplaatst zijn door RWS met het oog op de werkzaamheden in het Ketelmeer, waar een vrij diep gat is gemaakt om het baggerslib in te bergen. De heer Dorenbos stelt dat dit twee verschillende zaken zijn. Er is nog steeds een peilbuis aanwezig tussen het perceel van De Beuk en Dorenbos. Die staat er al vier jaar in het kader van het Keteloog. Op de kavel N24 en de kavel van Huijbregts hebben gedurende twee maanden, drie of vier jaar geleden, peilbuizen gestaan. Daar is nooit iets mee gebeurd. De voorzitter verzoekt de AV hetgeen de insprekers gezegd hebben te betrekken bij de agendapunten. 2.
INGEKOMEN EN VERZONDEN STUKKEN Brief provincie Flevoland, goedkeuring peilbesluit Schokland Noord Brief provincie Flevoland, goedkeuring dijkversterkingsplan locatie Scokkerhaven De brieven worden voor kennisgeving aangenomen.
3.
MEDEDELINGEN EN STUKKEN TER KENNISNEMING a. mondeling De voorzitter meldt dat het college voorstelt om agendapunt 14 (Project Waterhuishouding Sloefweg-Leemringweg) deze middag niet te behandelen, omdat nog nader met belanghebbenden gesproken dient te worden om overeenstemming over de te treffen voorzieningen te verkrijgen. De heer Naaktgeboren zegt gisteren het overleg te hebben bijgewoond en was blij dat men op één lijn zat. Het treffen van de voorzieningen staat al vanaf 1995 op de meerjarenbegroting. Vorig jaar is ingesproken omdat er enkele jaren terug ernstige
-6 -
problemen waren. Nu wordt het weer doorgeschoven. Hij doet een beroep op iedereen, ook de mensen in het gebied, om zo snel mogelijk tot een oplossing te komen. De voorzitter antwoordt dat het de bedoeling is dat het project dit jaar nog uitgevoerd wordt. Dat is bij het college een element van afweging geweest. De heer Linzel ondersteunt de woorden van de heer Naaktgeboren. Hij vond het stuk niet uitblinken in duidelijkheid. Hij stelt voor opnieuw te kijken naar de kaartjes die erbij zitten. In het verhaal wordt in het ene geval gesproken over droogleggingsproblematiek en in een ander geval over afvoerproblematiek. Hij stelt voor het stuk te herzien. De voorzitter zegt dat als deze middag mondeling amendementen ingebracht waren het helemaal onoverzichtelijk zou worden. Dat is de reden dat het college gekozen heeft voor behandeling in september 2004. Al een halfjaar is men op nationaal niveau bezig met de behandeling van het IBOrapport bekostiging regionaal waterbeheer. De finale discussie daarover in de Tweede Kamer is vorige week geweest. De voorzitter geeft enkele hoofdlijnen weer. Met betrekking tot het watersysteem is er een heel brede steun in de Tweede Kamer voor het instandhouden van functioneel bestuur, de waterschappen. Er is brede steun voor het feit, dat de waterschappen een eigen belastingstelsel moeten houden. Dat het gemoderniseerd moet worden en dat het uit moet gaan van economische waardering in het kader van een risicobenadering en niet meer van kostenveroorzaking. Men wil het belastingstelsel in die zin aanpassen en ook de bestuurssamenstelling daarmee in overeenstemming brengen. Deze discussie wordt vertaald in de nieuwe integrale Waterwet. Met de voorbereidingen daarvoor is men bezig. Waarschijnlijk zijn rond de jaarwisseling de hoofdlijnen van die nieuwe integrale Waterwet beschikbaar. Dat is het moment om de discussie hier in huis en samen met de provincie over de kostentoedelingsmethode weer op te starten. Het tweede punt in het IBO-rapport is de waterketen, een samenwerking tussen de drinkwaterbedrijven, de gemeenten met betrekking tot de riolering en de waterschappen op het gebied van de zuivering van afvalwater. In het kabinetsvoorstel zaten sterke aanwijzingen dat het kabinet regisserend p dit gebied wil zijn om te komen tot waterketenbedrijven en één Waterketennota, liefst gebaseerd op de drinkwaterconsumptie. De Tweede Kamer is daar heel helder in geweest: geen ketenbedrijven, geen ketennota, geen regie van het Rijk, maximale ruimte voor de regio, voor de decentrale overheden, maar wel de verplichting om het maatschappelijk optimum met elkaar te zoeken en dat ook zichtbaar te maken. Staatssecretaris Van Geel heeft met moeite toestemming gekregen om, als het binnen een jaar niet leidt tot resultaten, alsnog met een notitie daarover te komen. In het verleden heeft de AV heel duidelijk kaders aangegeven in de missie en visie en later in Pro-water, dat het waterschap voorstander is van een intensieve samenwerking, ook in de waterketen. In die zin zijn er ook gesprekken gevoerd met de gemeenten en de drinkwaterbedrijven waarover de AV binnen niet al te lange tijd geïnformeerd zal worden. Een ander element in het IBO-rapport betreft de verbrede rioolheffing. De gemeenten, die een geweldige taakstelling krijgen vanuit het watersysteembeheer, het Nationaal Bestuursakkoord Water maar ook vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water, zeggen steeds dat ze wel willen meewerken, maar dat ze geen adequaat bellastingstelsel hebben. Het heeft met name te maken met het afkoppelen van het regenwater uit de waterketen en de financiering als blijkt dat er grondwateroverlast in het stedelijk gebied is waarbij de veroorzaker, dus de verantwoordelijke, de gemeente is. Er is een motie ingediend die breed ondersteund is en waarin staat dat er vóór 1 oktober 2004 zekerheid moet zijn dat de gemeenten het huidige rioolrecht
-7 -
breder mogen inzetten dan alleen voor de doorvoer via het riool. Het verbrede rioolrecht kan dan gebruikt worden voor deze taakgerelateerde acties. De heer Rutgers vraagt of er ook gesproken is over de regenwatercomponent. De voorzitter antwoordt dat een en ander te maken heeft met de regenwatercomponent. In Nederland is het algemeen beleid dat de regenwatercomponent uit de riolering moet. Dat heeft te maken met de veiligheid in de stedelijke gebieden. Het betekent een gigantische inspanning in stedelijke gebieden. Dat zal niet in een jaar, maar in een reeks van jaren gebeuren. In het kabinetsvoorstel is nog geen concreet voorstel gedaan om de regenwatercomponent en de kosten daarvan naar het watersysteem over te brengen. Dat ligt wel in de lijn van de verwachtingen en zal in de discussies bij de uitwerking van de voorstellen en bij de Integrale Waterwet betrokken worden. Op de tafels ligt het nieuwe jaarverslag “Visie op water”. Daarin is de geweldige slag te zien die de organisatie in het achterliggende jaar gemaakt heeft. In het jaarverslag 2003 is aangegeven dat er in 2004 geen tariefstijging zou zijn; er is zelfs sprake van een tariefdaling. De AV heeft de kaders voor 2005 neergezet en die geven aan dat er geen tariefstijging zal zijn in 2005 en dat het resultaat van 2003 in 2005 als reductie op de tarieven teruggegeven wordt. b. schriftelijk 1. Jaarrapportage watersysteembeheer 2002-2003 De heer Sikkema zegt dat in de 1e rapportage een aantal locaties aangegeven wordt met klasse IV. Er zijn ook locaties bij waar bekend is waar de vervuiling vandaan komt. Worden die vervuilers wel of niet aangepakt of draait het waterschap voor de kosten op? Veel gebieden worden ingericht naar menselijke maatstaven. Hoe kan het waterschap goedkeuren dat gebieden op zo’n wijze ingericht worden dat daardoor veel vogels doodgaan? De voorzitter antwoordt dat de inrichting en de functie van de gebieden geen taken van de waterbeheerder zijn. De landelijke, provinciale en gemeentelijke overheid zijn degene die de gebieden ordenen. Het waterschap legt daar wel adviezen bij en zorgt dat bij die ordening het wateraspect goed aan de orde komt. De algemene lijn is dat als er een veroorzaker bekend is, daar de kosten neergelegd worden. Als het niet bekend is, liggen de kosten bij de waterbeheerder. De heer Ampt maakt een compliment dat de rapportages dit jaar op tijd klaar zijn. De voorzitter zegt dat ook wat betreft de rapportages een geweldige inhaalslag plaatsvindt. Vanaf volgend jaar komen er elk jaar rapportages. Het geeft een goed inzicht in kennis van het gebied. De AV heeft aangegeven dat ze die kennis wil vertalen in informatie. De afspraak is op deze weg door te gaan. De jaarrapportage wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. Jaarverslag milieu-incidenten 2003 3. Omgevingsplan Flevoland 2 4. Bestuurdersconferentie Muskusratten- en beverratbestrijding Worden voor kennisgeving aangenomen.
-8 -
4.
RAPPORTAGE GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN a. Kredietaanvraag Waterbodemsanering klasse 3 en 4 b. Kredietaanvraag plaatsen kroosreinigers AZ-sectie Noord te Almere en Steven Rippen te Espel c. Project Gelderseweg Zeewolde grondverkoop/uitgifte erfpacht De heer Van Beek vraagt uitleg over de eenmalige afwijking die in Zeewolde op het gebied van de grondtransactie is toegestaan. De voorzitter antwoordt dat het te maken heeft met de overdracht van een stukje grond op de waterkering. Het waterschap heeft als hoofdlijn dat ze eigenaar wil blijven van de waterkering. In Zeewolde is in het verleden een vreemde situatie ontstaan waardoor het waterschap van een groot deel geen eigenaar is. Een strookje van 80 cm zou niet overgedragen moeten worden. Maar het college heeft gemeend het wel te kunnen doen op de manier zoals in het verleden ook gebeurd is. Die 80 cm heeft betekenis voor de eigenaren in hun project en niet voor het waterschap. Vanaf nu worden er geen overdrachten in eigendom ten aanzien van de waterkering meer gedaan.
5
VERSLAG VAN DE 28TE VERGADERING VAN DE ALGEMENE VERGADERING D.D. 25 MEI 2004 Pagina 5, regel 8. De heer Sikkema zegt dat het woord “herverdeling” veranderd moet worden in “herwaardering”. Pagina 8, regel 10. De heer Rutgers heeft bedoeld te zeggen dat juist de populaire versie van het jaarverslag van nut is om de opkomst te vergroten. De zin moet luiden: “Het betekent dat de burgers kennis moeten kunnen nemen van …”. De tweede keer dat zijn naam vermeld staat, was de heer Sikkema aan het woord. Pagina 13, regel 8. Mevrouw Burger verzoekt het woord “productief” te veranderen in “pro-actief”. Met inachtneming van de wijzigingen worden de notulen vastgesteld.
6.
DEEL I, BESLUITVORMEND IBA-BELEID/GEBIEDSGERICHT ONTZORGEN De heer De Jonge legt uit dat het beheersgebied van ZZL een paar jaar geleden de opdracht heeft gekregen anders om te gaan met ongerioleerde huishoudelijke lozingen. Na veel overleg met ingelanden en medeoverheden is uiteindelijk door de AV besloten over te gaan tot het aanleggen van + 1.050 IBA-systemen. Dit is een megaklus die niet in het komende halfjaar gerealiseerd kan worden hetgeen eigenlijk wel het uitgangspunt was. Wij steken nu in op 10 jaar en ook dat is nog een hele uitdaging. In januari 2004 is het beleid hiervoor door de Algemene Vergadering vastgesteld. Dit beleid is op een zestal informatiebijeenkomsten gepresenteerd en heeft er in grote lijnen toe geleid dat tot uitvoering van de plannen kan worden gekomen. Op een paar punten stelt het college van DenH voor het beleid aan te passen. Dit betreft de subsidie die het waterschap wil verstrekken voor het realiseren van de huisaansluiting. De verantwoordelijkheid voor die aansluiting blijft bij de bewoner en de subsidie bedraagt € 1.000,-- per aansluiting. De kosten voor het totale project worden hierdoor + 10% hoger. Daarnaast is bij clustering van de zogenoemde dienstwoningen het voorstel de elektrische aansluiting door het waterschap te laten realiseren en ook het stroomverbruik ten laste van het waterschap te laten komen. Tot slot is de kaart, waarop het gebied met kwetsbaar water betrekking heeft, marginaal aangepast. Het provinciaal Waterhuishoudingsplan is overigens kaderstellend voor het Waterbeheersplan van het waterschap. Een ontwikkeling die zich de laatste paar weken heeft voorgedaan is het zogenoemde sleufloos rioleren. Deze vorm van rioleren zou in sommige delen van
-9 -
het beheersgebied perspectieven kunnen bieden. Het waterschap volgt deze ontwikkeling nauwlettend en komt te zijner tijd met haar oordeel omtrent mogelijkheden die dit systeem zou kunnen bieden. Voorlopig is het dus verstandig om met de realisering van IBA’s aan de slag te gaan. De heer Tuinenga vraagt waarom het aangewezen gebied afwijkt van het Omgevingsplan. Gaan bewoners die reeds een IBA-systeem hebben (circa 20) akkoord met dit voorstel? Is er overleg geweest? Hij constateert dat van de 6 gemeentes er maar 1 of 2 zijn die het voorgelegd hebben aan de gemeenteraad. De heer Van Staveren merkt op dat de gemeente Lelystad streeft naar 100% ibatisering. Hoe kan dat afgedwongen worden? Septictanks die niet worden benut moeten door de eigenaar milieuhygiënisch onschadelijk gemaakt worden. Wat betekent dit? Hij is content met de bijdrage van € 1.000,--. De heer Sikkema bedankt de insprekers. Hij heeft moeite met de stroomkostenvergoeding bij de clustering. Hij begrijpt dat het niet makkelijk is het op een andere manier te doen, maar op deze manier is er sprake van rechtsongelijkheid. Er wordt bij 1.050 huishoudens geïbatiseerd of het perceel wordt op een persleiding aangesloten. Als er persleidingen zijn die niet in het bezit zijn van het waterschap, dan wordt er toch op aangesloten (bijvoorbeeld aan de Rendierweg). Wie krijgt daar het rioolrecht van? Er wordt door de insprekers gezegd dat er een verschil is tussen de 1.050 die wel en de 3.000 die niet geïbatiseerd worden. Ze krijgen de komende 25 jaar op hun eigen erf de nodige kosten. De € 1.000,-- vindt hij een heel goede tegemoetkoming. Iedereen wordt gelijk behandeld, terwijl de kosten verschillend kunnen zijn. Mevrouw Nieuwenhuis merkt op dat de informatieavonden over IBA’s goed zijn bezocht, er is goede voorlichting gegeven. Het kan een voorbeeld zijn voor alle andere plannen die het waterschap heeft. Er is goed geluisterd en in het voorstel is men tot een compromis gekomen. Wat kost het milieuvriendelijk verwijderen van een septictank? Wat kan de ontwikkeling van sleufloos rioleren betekenen? De heer Linzel voert het woord namens de fractie Duurzaam water + wonen (DW+W). Het is een goed plan. Van verschillende kanten, ook van direct belanghebbenden, zijn er complimenten over gemaakt. Het is een soort aaneenschakeling van praktische keuzes. Met het plaatsen 1.500 IBA’s wordt een probleem van het hele gebied opgelost. Met de bijdrage van € 1.000,-- komt het waterschap tegemoet aan bezwaren. Ook het gezamenlijk gebruik van energie in de blokken is geregeld. De 1.050 IBA’s lossen een probleem voor de andere 3.000 huishoudens op. De keuze van het college, de kosten te spreiden over het hele gebied, is naar zijn mening de beste oplossing. In het stuk wordt gesproken over bewoner/eigenaar. Dat kan tot verwarring leiden. De fractie adviseert het college alleen te spreken over de eigenaar. Er wordt uitgegaan van het Omgevingsplan 2000. De heer Linzel kan zich voorstellen dat het gebied van de Zwartemeerweg en de Kadoelerweg, waar natuurontwikkelingen hebben plaatsgevonden, destijds niet zijn meegenomen. Hij vindt het terecht dat deze gebieden aangewezen zijn als kwetsbaar gebied. Hebben alle gemeenten ingestemd met deze kaart? Telt het gebied dat eventueel met persleidingen kan worden bediend bij die 1.050 IBA’s mee. Komt men straks geen IBA’s tekort? De heer Kunnen vindt dat op een creatieve manier gezocht is naar een oplossing voor het huishoudelijk afvalwater. Het is een compleet en goed plan. Er is nog geen goede toezegging van alle gemeenten, hopelijk wordt die wel gegeven.
- 10 -
Het is een goed plan een stukje in de kosten bij te dragen, richting de mensen die een IBA op hun erven moeten realiseren. De heer Haanstra is blij dat er een bijdrage wordt gegeven voor de kosten die men op de percelen moet maken voor de huisaansluiting. De € 1.000,-- is een gewogen gemiddelde. Hij kan zich voorstellen dat niet iedereen bij de blokwoningen er even enthousiast over is. Wat doet het waterschap als geen van de eigenaren van de blokwoningen de IBA op zijn perceel wil hebben? Het college heeft, in verband met het probleem hoe de stroom toegerekend moet worden, besloten dat het waterschap deze kosten voor haar rekening neemt. De heer Haanstra is het eens met de heer Sikkema dat dit rechtsongelijkheid in het gebied geeft. De stroomkosten bedragen rond de € 50,-- per jaar. Dat komt overeen met wat 1 ve kost binnen dit waterschap. Kan voor de mensen die de stroom zelf betalen 2 in plaats van 3 ve berekend worden? De heer Goos vraagt of de insprekers kennis hadden van het nu voorliggende voorstel. Hij gaat ten dele mee in wat de heer Haanstra zegt over de stroomvoorziening. Zijn voorkeur gaat ernaar uit, dat ertoe overgegaan wordt geen rechtsongelijkheid te creëren, het moet gekapitaliseerd worden en in één keer uitbetaald. Dat geeft minder administratieve rompslomp dan wanneer mensen van 3 naar 2 ve gaan. Mevrouw Burger vindt het een prima plan. De gemeente Lelystad geeft aan dat zij definitief kiest voor een maximumvariant. Er wordt nu een enquête gehouden. Wat als die enquête niet oplevert wat de gemeente verwacht? Moet het dan opnieuw in de molen bij de gemeente? De vergoeding voor de elektriciteitskosten levert rechtsongelijkheid op. Zij wil dat liever verrekend zien. Als iemand bij de clusterwoningen wel een IBA geplaatst krijgt op zijn terrein, maar geen vergoeding krijgt, lijkt haar dat geen goede zaak. Zij verzoekt er opnieuw naar te kijken of dat niet beter geregeld kan worden. Mevrouw Blom maakt complimenten voor het plan, ook voor dat er geluisterd is op de informatieavonden. Zij is blij met de € 1.000,-- subsidie voor de huisaansluiting. Zij denkt dat gespeeld kan worden met vermindering van de op te leggen ve’s in gevallen waar de energie zelf betaald moet worden. Is er wat betreft het sleufloos rioleren al contact geweest met de gemeenten? Hoe staan die hiertegenover? De heer Van Beek merkt op dat de dienstwoningen in de Noordoostpolder niet per se een IBA hoeven te hebben. Is het niet mogelijk dat hier wel te verplichten? Bij een cluster heb je drie of vier woningen bij elkaar. De heer Ampt heeft een drietal informatieavonden bijgewoond; hij heeft daar weinig blije gezichten gezien, behalve bij de groepering die reeds een IBA heeft. De meesten van hen kunnen nog een bijdrage tegemoet zien. Hierbij zal zorgvuldig gekeken moeten worden in hoeverre zij reeds eerder gesubsidieerd zijn. Het hoeft niet dubbel, het gaat om gemeenschapsgeld. Dat zij voortrekkers waren is voor hem niet van belang. De reclamecampagne vond de heer Ampt misleidend. Daarin werd aangegeven hoe mooi het wel kon worden. Maar lang niet iedereen is in de gelegenheid om naast de noodzakelijke werkzaamheden ook nog eens € 5.000,-- tot € 7.000,-- te stoppen in de vernieuwing van de siertuin. Hij voorziet ook problemen bij het aansluiten van het toilet en het zinkputje in de schuur. Verwacht men dat de boer zijn laarzen schoonspoelt in de keuken? Hierover zijn op de infoavonden vragen gesteld, maar er is geen duidelijk antwoord gegeven. Ook niet in het begeleidend schrijven. Op verschillende plaatsen is gevraagd waarom ibatisering nodig is, terwijl er andere mogelijkheden zijn om meer milieuwinst te halen. De heer Ampt kan zich vinden in het voorstel van € 1.000,-- subsidie in de aansluitkosten en dat het waterschap de energiekosten bij clustering voor zijn
- 11 -
rekening neemt. Het is hem nog niet duidelijk of de eigenaar of de huurder opdraait voor de kosten bij een huurwoning. Hij was verbaasd over de opmerking van een van de wethouders (Lelystad) dat over een paar jaar toch het hele gebied geïbatiseerd moet worden. Weet de wethouder meer dan de AV weet? De heer De Jonge antwoordt de heer Tuinenga dat er ten aanzien van de kaart van de gebieden met kwetsbaar water zich inderdaad in geringe mate een wijziging voor doet ten aanzien van de kaart in het Omgevingsplan. Er is een tiental locaties bijgekomen en een twaalftal locaties afgegaan. De dijkgraaf heeft overleg gevoerd met de verschillende gemeenten over de gezamenlijke uitvoering van het IBA-beleid. Daar is verslag van gedaan. De standpunten die daarbij ingenomen zijn, zullen volgens het college leiden tot instemming, ook van de gemeenteraden die op dit punt nog een beslissing moeten nemen. De positie van Lelystad is bijzonder, maar het college gaat ervan uit dat ook in dat gebied de IBA’s gerealiseerd worden. Gevraagd is of het afgedwongen kan worden. De heer De Jonge gaat ervan uit dat het niet afgedwongen hoeft te worden, maar dat het gerealiseerd kan worden op basis van afspraken. Het kan zijn dat de septictank meegenomen wordt als een soort voorbuffer op de IBA. Waar dat niet praktisch is en de septictank verwijderd moet worden, is op een boerenerf meestal wel de ruimte zo’n tank te ontmantelen. De heer Broertjes merkt op dat er staat dat de septictanks milieuhygiënisch verwijderd moeten worden. Mogen ze niet in de grond blijven zitten? De heer De Jonge denkt dat ze op een aantal plekken kunnen blijven zitten. Maar soms kan het onpraktisch zijn de tank te laten zitten op de plek waar hij zit. Een aantal opmerkingen ging over de stroomkosten. In het voorstel heeft het college gekozen voor de praktische insteek. Vermindering van 3 ve’s naar 2 ve’s is fiscaal juridisch onmogelijk. De wet verontreiniging oppervlaktewateren biedt daar geen mogelijkheid voor. Overigens zou een en ander veel administratieve rompslomp met zich mee brengen. Niet iedereen zal zitten te springen om een IBA op het erf, is gezegd. Als mensen met vier woningen op een groot erf zitten, kan dat wellicht tot grote spanningen leiden. De heer De Jonge antwoordt dat het waterschap probeert de IBA te realiseren op die plek waar het voor het de burger en het waterschap het meest praktisch is. Tot nu toe zijn er geen signalen ontvangen dat het tot grote problemen zal leiden. Die erven zijn over het algemeen 800, 900 of zelfs 1.000 m2 groot. Mocht het helemaal niet lukken, dan kan overwogen worden de IBA nabij de weg aan te leggen. Dat heeft niet de voorkeur omdat er dan lange aansluitleidingen nodig zijn en dat is voor de bewoners ook niet aantrekkelijk in verband met de kosten. Het college heeft gezocht naar een compromis dat voor de bewoners acceptabel is. Op dit moment is er onvoldoende duidelijkheid of een persleiding in het kader van sleufloos rioleren mogelijkheden biedt. Het onderzoek dat ernaar gedaan is, heeft het waterschap zelf bekostigd. Op dit moment is het nog niet zover dat er overleg met de gemeenten over gevoerd kan worden. Er zijn wel gesprekken gaande met de gemeenten over hoe in de afvalwaterketen meer tot samenwerking te komen is. Het college vindt het niet praktisch om voor de paar m2 grond die nodig is om een IBA te installeren tot vergoeding over te gaan. De heer De Jonge geeft aan dat er rekening mee gehouden wordt dat er niet dubbel gesubsidieerd wordt. Hij is het eens met de heer Linzel die voorstelt de term eigenaar te gebruiken en niet gebruiker/eigenaar. Het is duidelijk dat de eigenaar de persoon is waar het om draait. De voorzitter voegt toe dat de colleges van alle gemeenten hebben ingestemd met de overeenkomst. Hij moet nog voorgelegd worden aan de gemeenteraden. Bij geen enkele gemeente heeft men het signaal gekregen dat de gemeenteraden er niet mee akkoord zullen gaan.
- 12 -
Met betrekking tot de vrijwilligheid in de gemeente Lelystad, de maximum variant, zegt hij dat als daarmee niet de 1.050 IBA’s worden gehaald, het waterschap de taak heeft om op vrijwillige basis het aantal van 1.050 vol te krijgen in de rest van het beheersgebied. Daar heeft het waterschap dan tien jaar de tijd voor. De heer Ampt komt terug op de situatie die zich op de meeste boerenerven voordoet, waar het zinkputje en het toilet nog in de schuur staan. Daar heeft de heer De Jonge nog weinig over gezegd en ook in het stuk kan hij er niets over vinden. Alleen dat bedrijfsruimten erbuiten vallen. Op sommige bedrijven loopt 10 tot 15 man personeel rond. Als de schuur ook op de IBA aangesloten moet worden, is dat een gigantische klus die veel kosten met zich meebrengt. Hij verzoekt het college zich daar nog eens nader over te beraden hoe dat opgelost kan worden. De heer Van Beek vraagt antwoord op zijn vraag over het stimuleren van het aansluiten van de cluster-/dienstwoningen in de Noordoostpolder als het quotum niet gehaald wordt. De heer Haanstra vraagt de heer De Jonge of hij denkt dat het waterschap sterk staat als er juridisch onderzoek gedaan wordt als mensen bezwaar maken tegen de stroomkosten die wel vergoed worden en aangeven dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Hij raadt het college aan er een oplossing voor te zoeken. De heer Linzel zegt dat het voorstel van de heer Haanstra, de elektriciteitskostenvergoeding op te vangen door 1 ve in de vorm van subsidie minder in rekening te brengen, de fractie aanspreekt. Een argument van de heer De Jonge is dat dit te veel administratieve rompslomp met zich mee zou brengen. Maar hij kan zich voorstellen dat het toerekenen van 2 ve in situaties waar een IBA geplaatst is, om de elektriciteitskosten daarmee te compenseren, een eenvoudige handeling is. Deze oplossing is juridisch wellicht beter te verkopen. De heer Sikkema betwijfelt of het mogelijk is het via de ve te verrekenen. Praktisch gezien komt er een stroommeter aan de muur te hangen. De ene keer komt die op naam van het waterschap en de andere keer zou die op naam kunnen komen van de cluster. Als de cluster een bankrekening heeft, kunnen de kosten worden geïnd. Dat is een taak van de cluster. Er zijn situaties dat men op een persleiding aangesloten wordt. Is er in de onderhandelingen en in de voorstellen naar de gemeenten toe nu wel of niet over die rioolheffing gesproken? In de gemeente Dronten gaat het om € 110,-- per aansluiting. Hoe gaat het waterschap daarmee om? De heer De Jonge antwoordt dat de bedrijfsruimte niet onder de IBA-regeling valt. Als het quotum niet gehaald wordt, is er sprake van een nieuwe situatie. Het college gaat ervan uit dat de 1.050 gehaald worden. Mocht blijken dat er meer IBA’s geplaatst moeten worden, dan is het een punt van overweging te kijken wie er dan in aanmerking komt. Dan zal er waarschijnlijk voldoende belangstelling voor zijn. Het waterschap werkt op basis van het Omgevingsplan en loopt niet vooruit op toekomstige ontwikkelingen. Het is niet mogelijk een tariefreductie van 1 ve te verlenen; wettelijk is het zo geregeld dat een meerpersoonshuishouden aangeslagen wordt voor 3 ve en een eenpersoonshuishouden voor 1 ve. De voorzitter antwoordt de heer Sikkema dat die percelen die geen IBA krijgen maar die aangesloten worden op de huidige riolering, onder de gemeentelijke zorgplicht vallen en dus de rioolrechten aan de gemeente betalen. De heer Sikkema zegt dat de persleiding aan de Rendierweg onder Waterschap Zuiderzeeland valt. De voorzitter neemt de vraag mee. Samenvattend ziet hij een grote overeenstemming, behalve één punt, de clustering in relatie met de stroomkosten. Er zijn verschillende alternatieven aangeboden. Hij stelt vast dat een meerderheid van de AV aangeeft eerst alle ins en outs over dit element op een rij te willen hebben en niet overhaast een besluit te willen nemen. De
- 13 -
voorzitter stelt voor dit element uit het besluit te halen en dat het college daarop concreet terugkomt De heer Haanstra neemt aan dat de voorzitter bedoelt te zeggen daar waar clustering en individuele aansluitingen van toepassing zijn. De voorzitter bevestigt dat. De energiekosten in zijn algemeenheid, ten opzichte van de verdeling daarvan naar bewoners, bij clustering en bij niet-clustering. De heer Sikkema krijgt nog antwoord op de vraag over de persleiding. Als de persleiding van het waterschap is, kan dat anders zijn dan wanneer de rioolleiding van de gemeente is. De voorzitter constateert dat de AV het eens is met het collegevoorstel dat per huisaansluiting door het waterschap € 1.000,-- bijgedragen wordt in de kosten van de huisaansluiting en concludeert, dat het IBA-beleid ZZL gebiedsgericht nu tot uitvoering kan komen. 7.
1STE BESTUURSRAPPORTAGE 2004 De heer Smit merkt op dat in de bestuursrapportage gesproken wordt over een nieuwe opzet van de wijze van communiceren met de AV en met derden over de taakuitoefening door het waterschap. Het is belangrijk die sturingsinformatie op tafel te krijgen die nodig is om zonodig de taakuitoefening bij te kunnen sturen. Het college heeft het idee dat ze steeds beter in staat is vroegtijdig zaken te signaleren en bij te stellen. De leesbaarheid van de bestuursrapportage is ten opzichte van vorige rapportages naar de mening van het college verbeterd. Het communicatieplan en de kosten ervan staan via deze bestuursrapportage impliciet op de agenda. Het is de bedoeling dat de AV het budget voor hetgeen het college met de communicatie van plan is accordeert. De heer Smit benadrukt dat het waterschap voor veel nieuwe uitdagingen staat en het dus heel belangrijk is dat goed over de bühne te krijgen. De heer Van Beek concludeert dat men de touwtjes goed in handen heeft. De AV krijgt goede informatie vanuit het waterschapshuis. Wel heeft hij nog moeite met de exploitatie van de sector bedrijfsvoering. Hij waarschuwt erop te letten dat er niet te makkelijk geld uitgegeven wordt. Mevrouw Blom vindt het een prettig rapport. Een punt van zorg vindt zij de vorderingen die nog steeds openstaan en die wel of niet inbaar zijn. Op bladzijde 26 staat dat een bezwaarschrift al vanaf 1998 in behandeling is. Ondertussen wordt er niet betaald. Kan dat niet sneller? De heer Broertjes vraagt zich af of er wat betreft bezwaarschriften niet met twee maten gemeten wordt. Een bedrag van € 450.000,-- is nog niet betaald (Staatsbosbeheer en Stichting Flevolandschap). Als een burger bezwaar indient moet hij gewoon betalen en moet dan afwachten of het bezwaar toegekend wordt. De AV wordt binnen vier maanden tijd weer geconfronteerd met een meevaller van € 1,2 miljoen. Hij stelt voor dat bedrag beschikbaar te stellen voor teruggave of voor vermindering van de tarieven in 2005. Op bladzijde 17 is te lezen dat er in drie maanden tijd € 30.000,-- meer kosten gemaakt zijn voor telefonie. Is daar een verklaring voor? Aan de inkomsten kant zijn er meevallers bij belastingen. Moet de post dubieuze debiteuren, die weer verhoogd is, daar niet mee verrekend worden? Is het waterschap wel snel genoeg geweest met het invorderen? Er moet niet gewacht worden tot een faillissement uitgesproken is. Mevrouw Burger ondersteunt de opmerking van de heer Broertjes over de dubieuze debiteuren. Het overzicht op pagina 27 vindt zij schitterend; in een oogopslag maakt het duidelijk wat wel en wat niet zal slagen. Er staat wel een foutje in; onder De Zate klopt de rekensom niet. In een volgend overzicht wil zij graag dat, vooral bij de grote
- 14 -
afwijkingen, gelijk wordt uitgelegd wat de consequenties zijn. Niet alleen in financiële zin, maar ook in de zin van het te verwachten effect en risico. De heer Goos vindt de rapportage prettig leesbaar. Wat doet het waterschap eraan om het aantal dwangvorderingen en dubieuze debiteuren zo snel mogelijk naar beneden te krijgen? Als men wacht, loopt men het geld mis. Gezien de bedragen kunnen er 1 of 2 mensen opgezet worden die zichzelf terug kunnen verdienen. Het college heeft toegezegd nog uit te zoeken wat aan verzekeringspremies betaald wordt. Het lijkt of het zelden of nooit wat oplevert. De heer Goos is van mening dat Staatsbosbeheer en Stichting Flevolandschap hetzelfde behandeld moeten worden als iedere burger en dus eerst moeten betalen. Hij constateert dat er soms tussen het bedrag dat begroot is en wat uiteindelijk besteed is nog redelijk grote verschillen zitten. De heer Rutgers zegt dat het rapport een uitgebreid beeld geeft van de stand van zaken. Het geeft goede mogelijkheden om over de voortgang van het beleid te spreken. De voortgang van de waterplannen van de gemeenten vindt de fractie zorgelijk. Bij het baggerbeleid komt hij daarop namens de fractie terug. Er wordt gesproken over het overnemen van de rioolwaterpersgemalen. Dat is nieuw. De heer Rutgers vraagt een toelichting hierop. Onder 3.11 wordt gesproken over professionalisering van de handhaving. Het waterschap zit op 55% van wat er op 1 januari 2005 moet zijn bereikt. De verwachting is dat het op 1 januari 2005 voldoet. Hoe is het beeld landelijk? Ligt ZZL achter of gelijk? De duurzame oevers blijven een probleem; de fractie komt er nog op terug. De AV zal worden geïnformeerd over het Waterloket. Gebeurt dat binnenkort? Het is van belang dat de aanslag zo snel mogelijk de deur uitgaat, voordat bedrijven failliet gaan. Uit de toelichting blijkt dat de meerderheid van het bedrag dubieuze debiteuren is ontstaan omdat bedrijven failliet gaan. Kan er niet sneller gereageerd worden op bezwaarschriften? Als het zolang duurt voor erop gereageerd wordt, is het misschien wel terecht dat er niet betaald is. Het is gebruikelijk dat men moet betalen voordat het bezwaarschrift behandeld wordt. Maar sommige bezwaren dateren nog uit de periode van het Heemraadschap Fleverwaard. Het is slordig dat er niet tijdig op gereageerd wordt. In de sector Bedrijfsvoering is extra geld nodig; vooral voor de quick wins. Wat houdt quick wins in? Een belangrijk punt is het niet kunnen volgen van de begroting. Hoe is het mogelijk dat er bij investeringen zoveel fout gaat? Procentueel valt het mee, als je naar de tabel kijkt. De tekst is anders dan de tabel aangeeft. Punt 1 van het voorstel is geen probleem voor de fractie. Punt 2 (de tegenvallers te dekken uit de meevallers) is akkoord, maar dan binnen de betreffende begrotingspost. Punt 3 (resterende meevallers op te nemen als gerealiseerde bezuinigingen of verhoogde opbrengsten) is een goede zaak als men uit blijft gaan van de taakstelling binnen de begroting. De definitieve bestemming van de overschotten komt bij het vaststellen van de jaarrekening 2004 aan de orde. Mevrouw Nieuwenhuis heeft het gevoel dat de bestuursrapportage een van de meest belangrijke rapportages is die de AV bereikt; voor het bestuur, maar ook voor de organisatie. Deze rapportage geeft meer onderbouwing aan de thematische plannen die de AV gepresenteerd heeft gekregen. Het bestuur wordt er zo beter bij betrokken en snapt meer waaraan gewerkt wordt. Vorige week is tijdens de thematische middag het communicatieplan niet behandeld. Er wordt nu wel geld voor gevraagd. Zij vindt communicatie heel erg belangrijk. Graag wil zij dat plan gepresenteerd krijgen, met uitleg over wat er wordt gedaan. Verder is zij benieuwd naar de bezetting en de voortgang. Plannen maken en hoge doelen stellen kan altijd, maar het gaat om het realiseren ervan.
- 15 -
De heer Sikkema vraagt wie in het geval van Staatsbosbeheer en Stichting Flevolandschap uitstel verleend heeft. Kan dat uitstel morgen teruggedraaid worden? Hij heeft gelezen dat er een meevaller is bij dubieuze debiteuren. Zoals hij het leest betaalt Hydron mee. Kan er nog meer verwacht worden van Hydron? Is het een stukje schulderkenning? Het baart hem zorgen dat in de eerste drie tot vier maanden 26 fte’s niet zijn ingevuld. Misschien komt daar de meevaller uit voort. Het valt hem op dat het waterschap een slechte betaler is. De verbeteringswerken in De Zate te Dronten zijn al een paar jaar klaar. Nu moet er nog een bedrag van € 220.000,-- verrekend worden. Kritisch kijken naar de verzekeringen is naar zijn mening meer dan nodig. De heer Van Staveren constateert dat er met een krappe personeelsbezetting veel werk is verzet. Er is een formatie nodig van 236 fte, maar de gemiddelde bezetting zit op 210 fte. In hoeverre heeft deze (onder)bezetting geleid tot knelpunten? Een lagere bezetting dan is geraamd, heeft ook een financieel effect. In hoeverre zijn die effecten verwerkt in de financiële cijfers? Bij de verontreinigingsheffing is er een meevaller. Is hier sprake van een structureel of een eenmalig effect? De heer Smit vindt de bestuursrapportage belangrijk om het proces kritisch te kunnen volgen en de bandbreedte tussen begroting en uitgaven zo gering mogelijk te laten zijn. Het college houdt goed in de gaten dat niet te makkelijk geld uitgegeven wordt. Veel opmerkingen zijn gemaakt over het invorderingsbeleid en de dubieuze debiteuren. De kwestie dubieuze debiteuren baart wel zorgen. Bezwaarschriften afhandelen en invorderen kan best sneller. Daar wordt hard aan gewerkt en er worden goede vorderingen geboekt. Met name op dat onderdeel van de bedrijfsvoering liggen er zorgpunten. Geprobeerd wordt dat wat nog uit het verleden loopt zo snel mogelijk af te ronden. Men weet niet wanneer een bedrijf failliet gaat. Als dat gebeurt, is er weinig meer aan te doen en weinig te halen. Een algemeen vuistgetal wat betreft het afboeken op deze post is 2% of lager. Op dat getal zit het waterschap. Met twee maten meten is absoluut niet aan de orde. Rekeningen moeten in beginsel betaald worden. Maar soms zit men met partijen rond de tafel. Meestal is er iets loos, zijn er twistpunten. Die probeer je eerst uit de wereld te helpen en vervolgens kan overgegaan worden tot het innen van de vordering. De meevaller van € 1,2 miljoen in de eerste vier maanden laat zien dat er een te groot verschil is tussen wat begroot is en de werkelijkheid. Het college krijgt hierop steeds meer grip. Mevrouw Burger vindt dat er meer tabellen zoals de investeringstabel mogen komen. De heer Smit ziet het als een blijk van waardering voor de vorm die nu gekozen is. Als er meer overzichten gegeven kunnen worden die in een oogopslag zicht geven op hoe het ervoor staat, zal dat zeker gedaan worden. De suggestie bij grote afwijkingen meteen aan te geven welk effect ze kunnen hebben, neemt de heer Smit over. Dat kan verwerkt worden in de 2e bestuursrapportage 2004. Het optelverschil bij De Zate is een afrondingsverschil. In de interne bedrijfsvoering wordt een efficiencyslag gemaakt. Te zeggen dat er fte’s bij moeten die zich vervolgens makkelijk en snel terugverdienen, is wellicht een stap te snel. De heer Smit denkt wel dat altijd kritisch gekeken moet worden naar waar het niet soepel loopt in een organisatie. De waardering die de heer Rutgers uitspreekt over de voortgang van het beleid, neemt het college in dank aan. In het kader van het hele bestuurlijke proces is dat van belang. Een aantal onderdelen komt terug. De heer Smit ontkent niet dat er zorg is over een paar punten. Lang niet op alle onderdelen is men het met de partners eens; er moet nog veel gesproken worden. Maar als men ziet welke nieuwe plannen er op het waterschap afkomen en de
- 16 -
manier waarop er in het gebied mee omgegaan wordt (gemeenten, provincie of andere partijen), stemt dat tot tevredenheid. In de afgelopen periode is er veel aan gedaan om elkaar beter te leren kennen en beter begrip voor elkaars positie en standpunten te krijgen. De indruk is dat het waterschap met de aandacht die er is voor water de wind in de zeilen heeft en steeds meer serieus genomen wordt. Handhaving gaat steeds beter. Hoe de vergelijking met het landelijk beeld is, is de heer Smit niet bekend. Het Waterloket wordt heel belangrijk voor de verdere toekomst, met name in het kader van de klantgerichtheid van het waterschap. Communicatie speelt daar ook een belangrijke rol bij. Het Waterloket zal regelmatig op de agenda terugkomen. Waar efficiencyslagen gemaakt kunnen worden, gebeurt dat. Soms ontstaan de effecten daarvan op langere termijn, maar soms zijn er voordelen op korte termijn in te boeken. Dat heet quick wins. De heer Smit zegt dat het communicatieplan aan de AV toegezonden is. Als er behoefte is het breed te bespreken, kan het heel goed een onderwerp zijn om op een themamiddag te bespreken. De heer Sikkema vraagt of het uitstel van betalen dat verleend is teruggedraaid kan worden. De heer Smit weet dat er met de desbetreffende partijen over gesproken wordt. Gezien de onderhandelingen die er lopen, lijkt morgen terugdraaien niet verstandig. Wie uitstel verleend heeft, is hem niet bekend. De opties die er zijn voor belastinginning, komen op tafel. Vervolgens moet daaruit een keuze gemaakt worden. Het is absoluut zo dat er veel gepresteerd is met weinig mensen. Er is geen onderbezetting. Er moet kritisch gekeken blijven worden naar de formatie. Op het moment dat het piept en kraakt, zijn er andere mogelijkheden het probleem op te lossen. Mensen worden ingehuurd om klussen te klaren. In de afgelopen periode is ook gezegd dat er niet te veel mensen ingehuurd moeten worden. Het blijft zoeken naar een optimum. De constatering dat er een onderbezetting is ten aanzien van het aantal van de ooit opgegeven fte’s is juist. Er zijn WVO-meevallers. Het is een gevolg van steeds beter meten van de vervuilingswaarde van het afvalwater en het beter in kaart brengen van wat er in het gebied gaande is. Voor een deel is het een inhaalslag. Het is een structureel element. Bij de komende begroting moet er aandacht voor zijn. De heer Van der Veen antwoordt de heer Broertjes dat de € 30.000,-- voor telefonie te maken heeft met datacommunicatie. Mensen die in de buitendienst werken gebruiken vaste en mobiele telefoonverbindingen. Tegenwoordig wordt meer mobiel gebeld. Die moderne aanpak was niet in de begroting meegenomen. Hij onderstreept dat het college niet de stand eind periode 4 rapporteert, maar de prognose 2004 aan de hand van de cijfers eind periode 4. Waar het college kan extrapoleren, doet ze dat ook. Vorige week tijdens de thematische bijeenkomst is een presentatie gehouden waar vijf onderwerpen aan bod kwamen, een daarvan was het Waterloket en een ander communicatie. Hij stelt voor de presentatie te verspreiden onder de AV-leden. Het Waterloket vermeldt de quick wins waar de heer Rutgers naar vraagt. Op basis van ambtelijk overleg mag het college nog iets verwachten van Hydron. Het contract loopt tot het eind van dit jaar. Binnenkort moeten er keuzes gemaakt worden. De voorzitter vult aan dat in Nederland afgesproken is dat er in 2006 overal stedelijke waterplannen moeten zijn. In de rapportage is te zien dat ZZL op schema ligt om dat te bereiken. Bij de ene gemeente gaat het gemakkelijker dan bij de andere gemeente. Dat heeft te maken met kennis, ontwikkeling, bewustwording en deskundigheid in huis. Het college gaat ervan uit dat in 2006 de waterplannen voor alle gemeenten in het gebied vastgesteld zijn.
- 17 -
Al heel lang is het gebruikelijk dat de hoofdrioolgemalen in eigendom zijn van het waterschap. Bij vijf van de zes gemeenten in het beheersgebied is dat het geval. Bij één gemeente is dat niet zo, dat heeft te maken met het verleden. Het college is bezig dat te herstellen. De wens is geuit om niet alleen de hoofdrioolgemalen over te nemen, maar ook de kleinere rioolgemalen. Dat komt voort uit de samenwerking in de afvalwaterketen. Het blijkt dat als de zuiveraar ook de sturing in handen heeft van de rioolgemalen, geoptimaliseerd kan worden in aanvoeren en in grootte van bergingsbassins. Dat heeft een voordeel voor de zuiveraar en voor de rioolbeheerder tot gevolg. In de gesprekken over de afvalwaterketen wordt geprobeerd daarin het optimum te vinden. Het beeld van professionalisering van de handhaving wijkt landelijk niet af van dat in het gebied van ZZL. De meeste onvoldoendes worden gescoord op zaken die wel gebeuren maar niet bestuurlijk zijn vastgelegd in bestuursbesluiten. Dat wordt gecorrigeerd. Het heeft prioriteit op de betreffende afdeling. De verwachting is dat het eind 2004 zo is ingericht dat het voldoet aan de eisen die eraan gesteld worden. Mevrouw Nieuwenhuis merkt op dat in de rapportage staat dat het Communicatiestrategieplan op 6 juli 2004 aan de AV zal worden voorgelegd. Zij vindt dat, nu het vandaag niet behandeld wordt, de kans groot is dat het ondergesneeuwd raakt. De voorzitter antwoordt dat alle AV-leden de informatie per post hebben gekregen; het plan is dus voorgelegd. Als men wenst nog inhoudelijk over dat plan door te praten, moet daar ruimte voor gezocht worden. De heer Rutgers zegt dat als de fractie aangeeft het zorgelijk te vinden, dit niet betekent dat ze vindt dat het college er te weinig aan doet. Maar het is een probleem dat aandacht moet blijven krijgen. Het is een ondersteuning van de inspanning die de heer Smit heeft genoemd. In dat kader is het aantrekken van voldoende personeel heel belangrijk. De voorzitter concludeert dat de AV instemt met het voorstellen van de zijde van het college ten aanzien van de 1e bestuursrapportage 2004. 8.
EVALUATIE WATERBEHEERSPLAN EN TUSSENEVALUATIE ZZL OP KOERS De voorzitter wijst erop dat in hetgeen de AV-leden aangereikt hebben gekregen, het besluitvormende deel in punt 4. zit. Mevrouw Penning merkt op dat in het begin van de bestuursperiode het Waterbeheersplan (WBP) is vastgesteld. In de loop der jaren zijn andere beleidsvelden ook op het bordje van het waterschap terechtgekomen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Inhoudelijk blijkt het WBP nog zeer actueel te zijn. Veel nieuwe beleidsvelden staan er al in verwoord. Dat is de reden dat het college bij GS van Flevoland een verzoek wil indienen om medewerking te verlenen om de werkingsduur van het WBP met 2 jaar te verlengen. De heer Lommerse stelt dat de heer Smit bij het vorige agendapunt aangegeven heeft dat men het proces steeds beter beheerst. Dat streven moet men ook bij het WBP hebben. Deze tussenevaluatie is een goede stap. Voor het huidige WBP geldt nog een termijn van anderhalf jaar; een verlenging aanvragen is dus goed. De fractie vindt het een gedegen rapport, maar op veel punten blijkt het WBP voor verbetering vatbaar. Niet zozeer inhoudelijk, maar vooral programmatisch en organisatorisch. Aan dit soort tussenstanden heeft de AV behoefte. Ook over een aantal maanden wil men weten hoe het er dan mee staat. Een aantal aanbevelingen onderschrijft de fractie van harte. Op pagina 31 staat dat het project “inzicht factoren bodemdalingsproces” nog niet uitgevoerd is in afwachting van een besluitvorming door de provincie. De heer Lommerse vindt het project van fundamenteel belang, voor alle bewoners die in dat bodemdalingsgebied wonen. Hij
- 18 -
ziet een relatie met de functietoekenning in het Omgevingsplan. Hij dringt eropaan dat het college bij de provincie aandringt dit op korte termijn ter hand te nemen. Op pagina 41 staat dat het voorstel, om de problematiek rondom grondaankopen op te lossen, volgens Brabants model is. Dat model is de fractie onbekend. De wens is geformuleerd om het aandeel hemelwater ten gevolge van foutieve rioolaansluitingen te verlagen. De heer Lommerse vindt dat het college zich krachtiger moet opstellen. Er wordt ook gesproken over water voor zwemmen en recreatie. Hij denkt aan de berichten in de media van vorige week, waarin de toekomst geschetst werd dat er in het vervolg een verbod zal rusten op het zwemmen in de randmeren en in het IJsselmeergebied. ZZL slaat wel water uit op het IJsselmeergebied. De heer Lommerse vraagt een reactie van het college op dit punt. In het algemeen is de fractie het eens met de aanpak en de aanbevelingen en ze is het eens met het voorstel te vragen om verlenging. Ze vraagt het college de AV regelmatig op de hoogte te houden. De heer Ampt vindt dat de tussenrapportage laat zien dat men op schema ligt. Dat een aantal zaken nog niet is gestart, heeft de veiligheid niet in gevaar gebracht. Bovendien moet ten aanzien van een aantal projecten nog een bestuursbesluit worden genomen. Haalbaarheid en betaalbaarheid zijn de juiste criteria. Daarbij is het denkbaar dat de maatregel niet door een meerderheid uit het bestuur wordt ondersteund. Het moet ook zinvol zijn. Bovendien wordt meer aandacht gevraagd voor de effecten van de maatregelen. Het effect moet overduidelijk positief zijn, anders kan het project beter niet worden uitgevoerd. Het is een goed voorstel om het programma met twee jaar te verlengen. Wat betreft de versterking van de personele capaciteit, lijkt het de heer Ampt beter eerst de openstaande vacatures in te vullen. De voorzitter geeft aan dat het Brabantse model betekent dat de provincie 50% betaalt en de andere overheden (waterschap en gemeente) elk 25%. Mevrouw Penning antwoordt dat het college de AV over de voortgang van het WBP op de hoogte houdt. In de begroting 2005 komt het expliciet aan de orde. De aanbevelingen duiden erop dat er organisatorisch en projectadministratief anders mee omgegaan zal worden. Zij verwacht dat er een duidelijker aanspreekpunt komt voor dit dossier. Het zwemwater in de randmeren wordt in het vizier gehouden. De voorzitter meldt dat er een moeilijk uitvoerbare (althans voor Nederland) zwemwaterrichtlijn in ontwerp lag in Brussel. Daar is zwaar over gelobbyd door Nederland en nog een aantal lidstaten samen met de waterketenorganisaties in Europa. Het voorstel waar nu een politiek akkoord voor is, pakt voor Nederland bijzonder goed uit. Het is jammer dat het in de media in een verkeerde teneur gesteld is. Het betekent dat 98% van de zoutwaterzwemwaterlocaties en 92% van de huidige zoetwaterzwemwaterlocaties goed zijn. Als zwemwaterlocaties helemaal niet meer als zwemwaterlocaties aangewezen kunnen worden, hebben de lidstaten het recht ze van de lijst af te halen. De voorzitter stelt vast dat de AV instemt met het indienen van een verzoek bij de provincie Flevoland om de werkingsduur van het WBP met 2 jaar te verlengen. 9.
NBW-ACTIEPLAN Mevrouw Penning merkt op dat het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) een reeks van werken weergeeft die in het kader van WB 21 en het Watersysteemprogramma uitgevoerd gaan worden. Met alle gemeenten in het gebied van ZZL en samen met de provincie is subsidie aangevraagd voor een aantal projecten. De subsidiepot is zwaar overvraagd. Er was te weinig geld om alle projecten te honoreren. Daarop heeft de subsidieverstrekker besloten om in plaats van 30% slechts 25% subsidie voor alle projecten te geven.
- 19 -
Alleen de aanvraag voor de Noorderplassen in Almere is niet gehonoreerd. Bij de Burgtocht kan nog € 700.000,-- worden terugverdiend door de zandwinning; daarom is het bedrag daar verlaagd naar 21%. ZZL heeft ook subsidie gekregen om natuurvriendelijke oevers aan te leggen. De heer Van Staveren ziet dat het waterschap steeds vaker in financiële zin aan projecten deelneemt. Hij denkt dat het goed is als het waterschap nadenkt, ook naar de toekomst toe, over de vraag op welke wijze ze aan dit soort projecten moet bijdragen. Welke lijn wordt hiervoor in de toekomst uitgezet? Hij vraagt of er iets meer over op papier gezet kan worden. De voorzitter antwoordt dat het zeker op papier gezet gaat worden. Het college wil het met de AV communiceren. Het heeft te maken met een actuele ontwikkeling. De nota Ruimte geeft een bepaalde taakstelling voor het gebied tussen Almere en de Knardijk. Op de inrichting en de plannen voor dat gebied is door organisaties (privaat en publiek) gereageerd. De provincie Flevoland heeft alle partijen bij elkaar gehaald en is aan het inventariseren in hoeverre het mogelijk is om dat traject gezamenlijk te doen. Misschien wel in de vorm van een PPS-constructie (privaat-publieke samenwerking). Het college heeft daar deze ochtend over gediscussieerd. Op voorhand zegt het college dat als het waterschap waterautoriteit wil zijn, ze in die gesprekken aanwezig moet zijn en zich de vraag moet stellen in hoeverre het waterschap daarin risicodragend mee wil doen. Die vragen kunnen pas beantwoord worden als ze goed op papier gezet zijn en met AV gecommuniceerd zijn. De heer Lommerse hoopt dat er ook inzicht wordt gegeven in de financiële gevolgen op de langere termijn. De voorzitter antwoordt dat dit een element moet zijn in het gesprek met de AV. Hij constateert dat de AV instemt met het voorliggende actieplan. 10.
ZZL GRONDWATERBELEID De heer Goos denkt dat het gewenst grond- en oppervlaktewaterregiem (GGOR), kijkend naar de toekomst, een goed instrument is. Zeker als het gaat om bestemmings- en uitbreidingsplannen. De gedachte erachter vindt hij prima. Worden de problemen die de burger nu heeft, opgelost door dit Waterloket? Volgens hem is het antwoord op die vraag, nee. Men heeft nog steeds te maken met ontwatering (een verantwoordelijkheid van de gemeente). Het waterschap moet met dit Waterloket geen valse verwachtingen wekken. De heer Goos wil graag over een jaar weten hoeveel verzoeken over de oplossing van grondwaterproblemen er binnengekomen zijn en bij hoeveel daarvan daadwerkelijk tot een oplossing gekomen is. De heer Lommerse sluit aan bij de laatste opmerking van de heer Goos. De fractie vindt het positief dat het waterschap het voortouw neemt in dit deels braakliggend gebied. ZZL is gespecialiseerd in water, heeft verstand van water en ook van de interactie tussen oppervlakte water en het (ondiepe) grondwater. In 2006 komt er pas één loket voor vragen en problemen met betrekking tot grondwater. Wat gebeurt er in de tussenliggende tijd? Hij hoopt dat helderheid geschapen wordt, zodat mensen weten waar men voor welke vragen terecht kan. De heer Lommerse vraagt uitleg over operationeel grondwaterbeheer. Waterschap Zuiderzeeland toetst ruimtelijke plannen om grondwaterproblemen te voorkomen. Dat is het bestuurlijke traject. Hij vraagt te kijken naar wat in preventieve zin richting private partijen, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen ontwerpers gedaan kan worden. Dat kan ook in Unieverband gedaan worden. Daar is winst te behalen. In grote lijnen is de fractie het eens met de voorstellen. Er moet één aanspreekpunt zijn. De dienstverlening naar de burger moet verbeteren.
- 20 -
Punt 5 van het voorstel vindt de fractie een stap te ver gaan. Er is nog veel onbekendheid over de interactie tussen oppervlakte water, het ondiepe grondwater en het diepe grondwater. Er moet meer duidelijkheid komen over wat dat precies inhoudt. Anders stapt het waterschap een traject in waarvan ze het eind niet weet. De fractie vindt dat er eerst goed over nagedacht moet worden. Welke kennis is er al? Hoe kan die ontsloten worden? Heeft TNO zich daar al eens in verdiept? Mevrouw Penning antwoordt dat het er juist omgaat dat er een team geformeerd wordt zodat mensen niet meer van het kastje naar de muur gestuurd worden. Door één loket te hebben, als eerste aanspreekpunt, wil men voorkomen dat de verantwoordelijkheid doorgeschoven wordt. Het team onderzoekt dit, analyseert het en legt de verantwoordelijkheidneer op de juiste plaats. Dan wordt samen een oplossing gezocht. De heer Goos vraagt of het college verwacht dat met deze systematiek de problemen die de burgers nu hebben worden opgelost. Mevrouw Penning antwoordt dat het college dit verwacht; dat is het doel. Natuurlijk zal het college na een jaar inzicht geven in welke klachten er binnen zijn gekomen en hoe ze zijn afgehandeld. De voorzitter vult aan dat operationeel grondwaterbeheer zich onderscheidt van het strategisch grondwaterbeheer. Strategisch grondwaterbeheer is een verantwoordelijkheid van de provincie, net als het strategisch oppervlaktewaterbeheer. Het ligt voor de hand dat ook het operationele grondwaterbeheer bij diezelfde waterbeheerder, namelijk de watersysteembeheerder, komt. Dat is de argumentatie om te kijken of niet het diepe grondwater ook bij diezelfde watersysteembeheerder hoort. De Unie van Waterschappen hangt deze visie sterk aan en bespreekt ze met andere koepels. Een element is de nieuwe integrale Waterwet die in discussie is. Het probleem van de burger wordt opgelost doordat men weet waar men met een klacht naartoe kan gaan en dat men weet dat er gekeken wordt naar de klacht. Het wil niet zeggen dat alle klachten opgelost kunnen worden. In de notitie is een paragraaf opgenomen waarin staat dat niet alles beheerst kan worden ook al is het beheer goed geregeld. Niet alles is op te lossen. Voor een deel moet de burger het zelf doen. Als de overheid verantwoordelijk is, mag de burger de overheid eraan houden, maar zal een analyse moeten uitwijzen welke overheid verantwoordelijk is, de gemeente of het waterschap. De kosten die daarbij horen, worden dan projectmatig op tafel gelegd. In die zin is er helderheid. De heer Lommerse merkt op dat er in de tussentijd wel onderzoek moet plaatsvinden naar wat die complexe materie allemaal betekent. De voorzitter stelt voor dit onderwerp in strategisch beleidsoptiek vast te houden, maar toe te zeggen dat het waterschap zelf probeert in beeld te brengen waar het over gaat. De voorzitter concludeert, dat de AV kan instemmen met het geformuleerde ZZL grondwaterbeleid. 11.
ZZL BAGGERBELEID De heer Haanstra denkt dat de notitie gesplitst kan worden in twee zaken: het vaarwegbeheer en het stedelijk beheer. Daarnaast is het beleid ook nog van toepassing voor het landelijk gebied. maar dat is al vigerend beleid. Ten aanzien van het de uitvoering van het vaarwegbeheer op het onderdeel baggeren heeft men met een aantal varianten te maken. Een hoge kostenpost voor het waterschap. Gebleken is, dat op dit moment niet gezegd kan worden wat naar de toekomst toe de uitkomsten zullen zijn. Men heeft te maken met een uitkomst van 80%(waterschap)-20% (provincie) inzake de verdeling van de kosten. Wie heeft daarover onderhandeld? Hoe is men tot deze verdeling gekomen? Gezien de historie van het baggeren acht hij het mogelijk dat in de toekomst gekomen kan worden tot
- 21 -
veel lagere kosten. Hij wil niet dat de AV vandaag daarover al een beslissing neemt, die het waterschap later voor de voeten zou kunnen lopen. Hij stelt voor het te koppelen aan de plannen van het waterschap en pas te besluiten als de plannen voorliggen. Daarvoor dient hij samen met mevrouw Blom en de heer Naaktgeboren een motie in. Het baggeren in het stedelijk gebied kost nogal wat als het vergeleken wordt met het baggeren in het landelijk gebied. Het waterschap heeft te maken met kosten die in de eerste jaren oplopen tot € 2,8 miljoen per jaar. Enorme kosten die nog een aantal jaren doorlopen. De kostentoedelingspercentages komen uit een tijd dat het baggeren in het stedelijk gebied niet opgenomen was in de taak van het waterschap. In zijn optiek, en in die van de mede-indieners van de motie, is het onterecht dat de effecten van de kostentoedeling en het baggeren in het stedelijk gebied een weerslag krijgt in de vorm, dat lasten neergelegd worden waar ze niet thuishoren. Het waterschap moet zijn taken uitvoeren, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. De kosten van het baggeren in het stedelijk gebied worden verdeeld over 40% kwaliteit en 60% kwantiteit. Als tweederde van de kosten bij ongebouwd terechtkomen, zijn dat behoorlijke bedragen die per ha moeten worden omgeslagen. Dat is naar de mening van de indieners van de motie niet terecht. In een nieuwe kostentoedelingmethode, zoals deze reeds in 2003 is ontwikkeld, kan dat beter over de categorieën verdeeld worden en kan meer rechtvaardig gehandeld worden. Verleden jaar heeft de AV geprobeerd te komen tot invoering van de methode Zuiderzeeland. Als deze kostentoedeling wel gehonoreerd was, was het wellicht makkelijker geworden. Het neemt niet weg dat de kosten enorm zijn. Wat betreft de ontvangstplicht is er verschil of het buiten of binnen het stedelijk gebied is. De heer Haanstra is van mening dat de subsidies die er liggen gebruikt moeten kunnen worden. Voorwaarde naar de toekomst toe moet zijn dat met een andere kostentoedeling gewerkt gaat worden, al is enige tijd nodig om daar toe te komen. De motie geeft aan dat men wel gebruik wil kunnen maken van de subsidieregelingen die er zijn (SUBBIED-regeling). De indieners van de motie willen komen tot een nieuwe kostentoedeling, willen jaarlijks bij de begrotingsbehandeling kijken of naar de herziening van de kostentoedelingsmethode toe genoeg inzet en aanzet wordt gegeven. Dat kan mogelijk leiden tot aanvullende besluitvorming. Als er in 2008 geen sprake zou zijn van een nieuwe kostentoedelingsmethode, moet de uivoering van het ZZL baggerbeleid opgeschort worden. Vervolgens dient hij een motie in van de volgende inhoud: “De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland in vergadering bijeen; overwegende: dat door Waterschap Zuiderzeeland een baggerbeleid is geformuleerd; dat het geformuleerde baggerbeleid zijn basis vindt in het landelijk vastgesteld beleid op dit gebied, het Waterbeheersplan Waterschap Zuiderzeeland 2001-2005, de voor Waterschap Zuiderzeeland geformuleerde missie en visie en in de strategische agenda van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland; dat het geformuleerde baggerbeleid van toepassing is voor zowel het onbebouwd gebied als voor het bebouwd gebied; dat in het bebouwd gebied Waterschap Zuiderzeeland nog niet actief is op het gebied van het baggeren van wateren;
- 22 -
dat in de jaren 2005, 2006 en 2007 de baggeractiviteiten in het stedelijk gebied gericht zullen zijn op het wegwerken van het achterstallig baggeronderhoud; dat voor de financiering van het wegwerken van het achterstallig baggeronderhoud de SUBBIED-regeling van toepassing is, geldende tot en met 2007; dat op grond van de SUBBIED-regeling van rijkszijde een subsidie van 33% in de kosten die gemeenten en waterschappen maken ten aanzien van (achterstallig) baggeren in stedelijk gebied beschikbaar wordt gesteld; dat de resterende kosten op 50/50 basis tussen de betreffende gemeente en het waterschap worden verdeeld; dat de kostentoedeling van Waterschap Zuiderzeeland onder andere dient te worden aangepast aan het opnemen van de taken op het gebied van het stedelijk waterbeheer, waaronder baggeren om te bewerkstelligen dat de kosten van het stedelijk waterbeheer in de juiste omvang worden toegedeeld aan de bij deze taak belanghebbende categorie; dat eind 2004 sprake zal zijn van richtinggevend rijksbeleid op het gebied van onder andere de bekostiging van het regionaal waterbeheer en rekening houdende met dit rijksbeleid Waterschap Zuiderzeeland begin 2005 in samenwerking met de provincie Flevoland zal starten met de ontwikkeling van een nieuwe kostentoedelingsmethodiek, toegesneden op onder meer de taakuitoefening op het gebied van het stedelijk waterbeheer; dat de Algemene Vergadering van mening is, dat de definitieve besluitvorming over onder andere het opnemen van de taken op het gebied van het stedelijk waterbeheer gekoppeld dient te worden aan de invoering van de nieuwe kostentoedelingsmethodiek; spreekt uit: 1. dat ingestemd wordt met het geformuleerde baggerbeleid en dat, in de periode dat de SUBBIED-regeling van toepassing is, Waterschap Zuiderzeeland invulling geeft aan het geformuleerde baggerbeleid op het gebied van het wegwerken van het achterstallig baggeronderhoud in het bebouwd gebied binnen het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland; 2. dat jaarlijks bij de vaststelling van de begroting voor het volgende dienstjaar, voor het eerst in november 2005, door de Algemene Vergadering zal worden beoordeeld of de werkzaamheden, verband houdende met de invoering van een aangepaste kostentoedelingsmethodiek, in een zodanig stadium verkeren, dat de invoering van de aangepaste kostentoedelingsmethodiek uiterlijk 1 januari 2008 mag worden verwacht; indien deze verwachting niet bestaat, zal dit leiden tot aanvullende besluitvorming van de Algemene Vergadering op het gebied van de uitvoering van het baggerbeleid; 3. dat de uitvoering van het baggerbeleid wordt opgeschort indien in 2008 nog geen sprake is van een aangepaste kostentoedelingsmethodiek voor Waterschap Zuiderzeeland; 4. dat de Algemene Vergadering instemt met de uitvoering door het waterschap van de provinciale taak op het gebied van het baggeren van de vaarwegen, maar dat financiële consequenties voor het waterschap, verband houdende met de uitvoering van deze provinciale taak, nog niet duidelijk zijn en derhalve over de uitvoering van deze provinciale taak een definitief besluit door de Algemene Vergadering wordt genomen op basis van een nader door het college van
- 23 -
Dijkgraaf en Heemraden te overleggen Plan van Aanpak met bijbehorend uitvoeringsplan; en gaat over tot de orde van de dag.” De voorzitter nodigt de AV uit de motie te betrekking bij de reactie in eerste termijn. De heer Rutgers geeft aan twee vragen te hebben over de motie. Daarna verzoekt hij de voorzitter de vergadering een ogenblik te schorsen. Er wordt in de motie gezegd dat de SUBBIED-regeling van toepassing is tot en met 2007. In de onderliggende stukken staat 2006. Is het de bedoeling dat november 2005 een toetsmoment is voor punt 3 van de motie? Als dat niet zo is, wanneer is dan het toetsmoment? De heer Haanstra antwoordt dat 2005 een eerste toetsmoment is. De verwachting is dat er op 1 januari 2008 een nieuwe kostentoedeling is. Er is gekozen voor 2005 om te bekijken of er in het proces daar naartoe wel voortgang zit. Als in november 2005 blijkt dat er geen voortgang in zit, geeft deze motie aan de AV de ruimte heeft om te zeggen dat het er niet op lijkt dat het er in 2008 van komt. Ze kan dan eerder een besluit nemen om de uitvoering van het ZZL baggerbeleid op de schorten. Het is een pressiemiddel om te komen tot een nieuwe kostentoedeling. Het geeft de AV de mogelijkheid om tussentijds in te grijpen als het niet goed lijkt te gaan. De heer Rutgers begrijpt dat punt 3 gaat over de voortgang en niet over het wel of niet invoeren. De voorzitter antwoordt dat de SUBBIED-regeling geldt tot en met 2006. In het voorliggende voorstel is de SUBBIED-regeling verlengd in financiële last voor het waterschap tot en met 2007. In 2008 ligt 80% van de kosten bij het waterschap; daarvoor lag het nooit boven de 50%. Er zit in financiële zin een breuklijn in het beleid met ingang van het jaar 2008. Als de SUBBIED-regeling niet geldt (in het grootste deel van het beheersgebied), is de verdeling 50/50. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Rutgers zegt dat in de vorige vergadering nogal wat vragen gesteld zijn over het baggerbeleid. De voorliggende notitie geeft op een aantal punten verheldering en biedt een goede basis voor de verdere discussie. De fractie meent dat er een onderscheid kan worden gemaakt in drie soorten baggerwerk: vaarwegbeheer, baggerwerk in het onbebouwde deel, baggerwerk in het bebouwde deel. Het baggerwerk in het onbebouwde deel vindt al vele jaren plaats. De kosten worden verhaald volgens de kostentoedelingspercentages, wat betekent dat alle ingezetenen eraan mee betalen. Wat betreft het vaarwegbeheer is er op dit moment veel onduidelijkheid over; wat de oorzaken zijn van het achterstallig baggerwerk, in welke mate de specie is verontreinigd, of het op de kant kan worden gezet, of het in depot moet. Er is te weinig zicht op de kosten die eraan verbonden zijn om er nu al een besluit over te nemen. Verder is onduidelijk welk aandeel voor rekening van de provincie dient te komen. De 20% is onvoldoende onderbouwd. Wat betreft baggeren in het bebouwde deel van het beheersgebied, is de fractie van mening dat het hard nodig is dat er iets gebeurt. Het is verheugend dat dit in toenemende mate bij de gemeenten wordt onderkend. Er zijn gemeenten die er inmiddels al budget voor hebben. Mede gezien de SUBBIED-regeling, is de fractie van mening dat hier per omgaande aan begonnen moet worden. Niettemin zijn er nog vragen. Er staat dat de bagger het eigendom is van de gemeente. Wie betaalt de kosten van het depot en van het inrichten van het depot?
- 24 -
Gesuggereerd wordt dat wat betreft de transportkosten een zekere parallelliteit met het landelijk gebied in acht wordt genomen. Transportkosten moeten niet voor rekening van de omslagplichtigen komen. Gesteld wordt dat de kosten verdeeld moeten worden over kwantiteit en kwaliteit in de verhouding 60/40. Is dat voor schoon slib wel zo logisch? Het gebied van Zuiderzeeland is schoner dan het vaste land. Een verhouding van 80/20 is ook voor te stellen. De gedachte, die in de motie tot uitdrukking wordt gebracht spreekt de fractie over het algemeen aan, maar bij een aantal punten heeft ze twijfels. In de overwegingen staat dat de AV van mening is dat de definitieve besluitvorming over het opnemen van taken gekoppeld moet worden aan de invoering van een nieuwe kostentoedelingsmethodiek. De heer Haanstra zegt: “Wij moeten oppassen dat we geen besluiten nemen die ons later voor de voeten kunnen lopen.” Dat “ons” is een volgend bestuur. De fractie is van mening dat in eerste instantie het besluit om de taakuitvoering te temporiseren bij een nieuw bestuur moet liggen. Uitgangspunt behoort te zijn dat de taak vooropstaat en dat de kostentoedeling volgend is. In de toekomst is het wellicht helemaal niet uitgesloten dat, zelfs wanneer het waterschap in het bebouwd gebied zou baggeren, dit in overeenstemming is met de taakuitvoering in brede zin. De fractie heeft moeite met de gedachtegang dat er één element uitgehaald wordt, waarvan men zegt met dat kleine stukje van de taak gaan we anders om voor wat betreft de financiering door middel van de omslag. Er is geen probleem met de derde alinea van onderen waar staat dat de kostentoedeling moet worden aangepast. De fractie is van mening dat met name uitspraak 3, dat uitvoering van het baggerbeleid wordt opgeschort indien in 2008 nog geen sprake is van een aangepaste kostentoedelingsmethodiek voor ZZL, haar bestuurlijk te ver gaat. Dat is onbehoorlijk bestuur naar de opvolgers toe. Eventueel kan het volgende bestuur in overweging worden gegeven om het baggerbeleid op te schorten wanneer binnen afzienbare tijd geen aanpassing van de kostentoedeling kan worden verwacht. De heer Van Staveren is van oordeel dat een actievere houding van het waterschap in het stedelijk gebied een goede zaak is. Een actievere houding betekent dat er kosten gemaakt moeten worden; die moeten op een goede manier worden toegedeeld. Is daarvoor eerst een nieuwe methode van kostentoedeling nodig of moet het waterschap eerst laten zien wat ze doet en daarna die methode aanpassen? In de motie wordt goed neergelegd dat als het waterschap zo zijn nek uitsteekt, het correct is de methode van kostentoedeling aan te passen. Veel kosten, zowel ten aanzien van baggeren in het stedelijk gebied als ten aanzien van de vaarwegen, worden gemaakt door de afvoer van specie. Op welke manier worden met partners afspraken gemaakt over kostenverdelingen? Is het redelijk dat het waterschap voor 50% bijdraagt, terwijl gezegd wordt dat de eigenaar van de watergangen ook de eigenaar van de specie is. Is een verdeling tussen gemeente en waterschap van fiftyfifty logisch? Bij projecten waar gebruik wordt gemaakt van de SUBBIED-regeling krijgt men 1/3 subsidie van het Rijk. Is er ruimte om de overige 2/3 nog op een andere manier te verdelen? De heer Goos vindt dat het duidelijk is dat hier een taak ligt voor het waterschap. Met de motie kan hij instemmen, zeker ten aanzien van het vaarwegbeheer. Als het gaat om het stedelijk baggeren, gaat zijn voorkeur ernaar uit dat het waterschap hier tot 2007 activiteiten ontplooit. Het waterschap moet een betrouwbare partner zijn richting gemeenten. Voor gemeenten is het niet plezierig dat indien er voorbereidingen getroffen worden voor een baggerplan in stedelijk gebied het waterschap in februari 2006 ineens besluit niet meer mee te doen. Richting gemeenten moet er duidelijkheid verschaft worden. Zeker in stedelijk gebied valt er nog gewin te behalen. In de provinciale Milieuverordening staat dat klasse 1 tot en met 4 specie niet op de kant gedeponeerd
- 25 -
mag worden. De heer Goos kan voorbeelden in het stedelijk gebied aandragen waarvan hij zich kan afvragen wat het probleem zou zijn indien klasse 0 tot 2 op de kant gedeponeerd wordt. Als bijvoorbeeld tegenover het gemeentehuis in de Noordoostpolder sprake is van klasse 0 tot 2 specie, ziet hij totaal geen probleem als op het grasveld dat daar ligt de specie gedeponeerd wordt. Dat zou de kosten aanmerkelijk beperken. In het landelijk gebied wordt klasse 0 tot 2 specie op de kant gelegd. Schijnbaar kan dat wel. Er ligt een taak voor het waterschap om hierover toch nog eens met de provincie in gesprek te gaan. In het stuk staat dat na 2007 de kosten in een oplopende reeks voor 80, 90 en 100% voor rekening van het waterschap zijn. Het achterstallig onderhoud is nog steeds niet achter de rug. De heer Goos kan zich voorstellen dat als alle werken zijn uitgevoerd, op een gegeven moment gezegd wordt dat de kosten volledig voor het waterschap zijn. Zijn voorkeur gaat ernaar uit dat de constructie die er is tot 2007 verlengd wordt tot het moment dat alles schoon opgeleverd is. Mevrouw Burger merkt op dat gemeenten er in toenemende mate toe overgaan om stukken water te verkopen aan burgers die aan het water wonen. In die gevallen hebben de eigenaren ook de verplichting om te baggeren, het op diepte te houden en de bagger voor eigen rekening af te voeren. Zij kan zich vinden in de motie. Wel heeft zij moeite met punt 3, met name om het woord “opgeschort”. Als daar een ander woord had gestaan dat meer ruimte gaf, bijvoorbeeld herbezien, kan zij zich daar meer in vinden. De heer Bos leest dat vanuit landelijk beschreven beleid een waterschap aangewezen is als beheerder van alle wateren. Er is sprake van verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud. Maar het te formuleren als “beheerder”, vindt hij een andere benadering. Er moet getracht worden de nodige afstand tot het onderwerp te houden. In de gebouwde omgeving gaat een forse uitbreiding van activiteiten plaatsvinden, wat een fors financieel beslag met zich brengt. Ongeacht welk omslagstelsel er ook is, het moet altijd zo zijn dat nut een noodzaak van elke uitbreiding van beleid nadrukkelijk moet worden bestudeerd en worden afgewogen. Los van het omslagstelsel komt er nog iets nieuws op het waterschap af. De heer Bos is blij dat er twee pilotprojecten komen waarin het voor de AV mogelijk moet zijn te ervaren wat feitelijk baggeren in gemeentelijk gebied voorstelt. Hij vraagt het college de AV zo uitgebreid mogelijk te informeren over de pilotprojecten. Hoe de programma’s in elkaar zitten, wat de resultaten zijn, welke wateren zijn gekozen en waarom. Blijkbaar bestaat er een rapport van Oranjewoud waarin een bedrag van € 2 miljoen aan jaarlijkse lasten vermeld staat. De heer Bos wil graag inzage hebben in dat rapport. Als er nieuw beleid wordt geformuleerd, wordt altijd van het maximale uitgegaan. Uit ervaring weet hij dat er altijd ruimte zit in het beleid, maar dan moet er kennis zijn van hoe dat geformuleerd is. Uiteindelijk moet het waterschap 100% van de activiteiten dragen. Er zijn ook gemeentelijke waterplannen met gemeentelijke budgetten. De heer Bos neemt aan dat in een gemeentelijk budget ook een post is opgenomen om het onderhoud van waterpartijen. Waarop is het gebaseerd dat het waterschap op termijn 100% van de activiteiten draagt? Op welk moment doet het waterschap die activiteiten? Hoe is de keuze gemaakt? Is het vanuit een gemeentelijk waterplan ontstaan? Er is sprake van noodzakelijk baggeren, maar ook van luxe baggeren. Een aantal gemeente zal geen interesse hebben in dat laatste. Als dat zo is, moet het waterschap eerst diep nadenken over het uitvoeren van dat luxe baggeren. Als het zo is dat de eigenaar van het water ook de lasten van het afvoeren en opslag van het slib moet betalen, is dat een duidelijk standpunt dat uitgedragen moet worden. Hoe gaat dat op termijn, als het waterschap op eigen titel gaat baggeren? Met de motie heeft de heer Bos geen moeite. Als het gemeentelijk baggeren lasten veroorzaakt, dusdanig dat ze onevenredig drukken op mensen die in het ongebouwd
- 26 -
gebied wonen, is er niets op tegen een verandering toe te passen. Het moet echter wel bewezen en uitgelegd worden. Hij ondersteunt de motie. Mevrouw Blom zegt dat waar baggeren nodig is, dit moet gebeuren. Daar mag geen twijfel over bestaan. Beheren betekent niet dat je alles zelf moet doen en alles zelf moet betalen. In het stuk proeft zij een grote onzekerheid over welke kosten het waterschap tegen gaat komen. Er worden wel bedragen genoemd, maar wat de SUBBIED-regeling betreft gaat het maar over een heel klein stukje. Het meeste betreft 50/50. Of er smeriger slib (klassen) uit de vaarwegen komt dan nu gedacht wordt, is niet zeker. Ook wat de ontvangstplicht betreft zijn er onduidelijkheden. Zij krijgt de indruk dat het waterschap de neiging heeft om veel van de kosten naar zich toe te trekken. Dat vindt zij gevaarlijk. In het onbebouwde gebied wordt wel gebaggerd. Er kan geleerd worden van wat de ingelanden daar zelf moeten doen en welke kosten ze zelf nemen en welke ontvangstplicht daar ligt. Mevrouw Blom is het ermee eens dat de kostentoedeling echt anders moet. Er is gezegd dat landelijk de kostentoedeling op basis van economische waarde ingevoerd zal worden. Daar vraagt zij duidelijkheid over. Wanneer wordt dat in een wet verwoord? Moeten dan landelijk alle waterschappen die kostentoedeling op een bepaald moment toepassen? Zo ja, wanneer? Mevrouw Penning antwoordt de heer Haanstra dat er ambtelijk en bestuurlijk overleg is geweest over de verdeling van de kosten in het kader van de uitvoering door het waterschap van de provinciale taak op het gebied van het bagger van vaarwegen. De basis is de Legger. Gekeken is naar het nautisch profiel (waar een schip doorheen moet) en het hydraulisch profiel (waar water voor de afvoer doorheen moet). Het betreft een 80/20 verhouding, waardoor het waterschap 80% en de provincie 20% van de kosten draagt. Gevraagd is wat betreft het stedelijk baggeren te kijken naar de ontvangstplicht. Het is goed dit nog een keer aan de orde te stellen bij de provincie en te kijken of er verruiming mogelijk is. Zij stelt voor dat te verwerken in de pilot. Dat geldt ook voor wie de kosten van het depot en de inrichting ervan en wie de transportkosten van de bagger betaalt. In principe zit er wel een bijdrage van het waterschap in. Het moet afgestemd worden met de gemeenten. Gevraagd is of de verdeling 60/40 tussen waterkwantiteit/waterkwaliteit ook voor schoon slib geldt. Mevrouw Penning antwoordt dat er een landelijke richtlijn is die stelt dat er bij stedelijk waterbeheer een verdeling van 60%/40% ligt, want alles wat gedaan wordt heeft ook meteen een kwaliteitscomponent. De waterkwaliteit van het oppervlaktewater wordt op deze manier verbeterd. Het geldt voor al het slib. Of er eventueel ruimte is voor een andere verdeling, kan ook in de pilot meegenomen worden. De heer Goos vindt dat het waterschap een betrouwbare partner moet zijn en dat er helderheid naar gemeenten moet zijn. Mevrouw Penning ondersteunt dat. Er moet eenduidig beleid komen. Het college gaat ervan uit dat na 2007 alles schoon is en dat het achterstallige baggeronderhoud is weggewerkt. Daarna wordt de verdeling achtereenvolgens 80, 90 en 100%. Mevrouw Penning antwoordt dat de heer Bos het rapport van Oranjewoud kan inzien. Samen met de gemeenten zijn baggerplannen opgesteld. In principe gebeurt het dus in overeenstemming met de gemeenten. De voorzitter concludeert dat er behoefte is aan een nadere verkenning op sommige onderdelen in de pilots. Bijvoorbeeld de mogelijkheid te onderzoeken het slib op de kant zetten in het stedelijk gebied, de kostenverdeling tussen gemeente en waterschap bij de inrichting van een depot. Hoe dat wordt uitgewerkt in bijvoorbeeld een PPS-constructie. Hoe het zit met de transportkosten. Verder de ontvangstplicht in het stedelijk gebied in relatie tot het niet-stedelijk gebied. De AV wil op deze
- 27 -
onderwerpen meer zicht hebben. Mevrouw Penning geeft aan dat het goed is dat in zo’n pilot uit te werken en dan opnieuw aan de AV voor te leggen. De voorzitter stelt voor deze elementen in een pilot verder uit te werken. Hij vraagt de AV of ze kan instemmen met die uitwerking. De 60/40-verhouding is een landelijke verhouding die voor alle baggerwerken geldt. De voorzitter hoort een brede ondersteuning voor de geest van de motie. Ook een brede ondersteuning met het meeste dat verwoord is in de motie. Van enkele passages zegt een deel van de AV dat het iets anders geformuleerd moet worden. Hij zal proberen een paar woorden te veranderen, waardoor wellicht iedereen achter de motie kan staan. Hij stelt de volgende wijzigingen voor. Bij de laatste overweging: “dat de Algemene Vergadering van mening is dat, als gevolg van besluitvorming over onder andere het opnemen van de taken op het gebied van het stedelijk waterbeheer, de invoering van een nieuwe kostentoedelingmethodiek aan het volgende bestuur wordt aanbevolen.” Onder spreekt uit: 2. dat jaarlijks bij de vaststelling van de begroting voor het volgende dienstjaar, voor het eerst in november 2005, door de Algemene Vergadering zal worden beoordeeld of de voortgang, enz.; 3. dat de Algemene Vergadering in overweging wordt gegeven dat de uitvoering van het baggerbeleid wordt opgeschort indien in 2008 enz. De voorzitter vraagt de heer Haanstra of de indieners met deze wijzigingen kunnen instemmen. De wijzigingen tasten de geest van de motie niet aan, maar de motie kan zo wel breder ondersteund worden. Voorts vraagt hij de heer Rutgers of zijn fractie de motie kan ondersteunen wanneer de door hem voorgestelde wijzigingen worden overgenomen. De heer Rutgers antwoordt dat de fractie met de aanpassingen uit de voeten kan en de motie dan zal ondersteunen.. De heer Haanstra vraagt een ogenblik schorsing voor overleg met de mede-indieners van de motie. De voorziter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Haanstra geeft aan dat de indieners van de motie meegaan in de wijziging in de overwegingen. Met het vervangen van het woord “werkzaamheden” door “voortgang” gaan de indieners akkoord. De toevoeging bij punt 3 “dat de AV in overweging wordt gegeven” vinden ze wel vaag. De motie is ingediend om duidelijkheid te creëren. Met deze verandering wordt de motie te zwak. Hij vindt dat de AV als bestuur bestuurt vanuit het beste weten en beste kunnen. De AV neemt meerdere besluiten die over de bestuursperiode van 1 januari heengaan. Dat hoort bij besturen. Het waterschap houdt op 1 januari 2005 niet op omdat er een nieuw bestuur komt. De AV heeft de verantwoordelijkheid om verder te kijken. De voorzitter stelt vast dat twee van de drie wijzigingen akkoord zijn. De voorgestelde wijziging bij punt 3. heeft niet de instemming van de indieners van de motie. Hij vraagt of een AV-lid stemming over deze motie wil. De heer Rutgers is het ermee eens dat er continuïteit is in een bestuur. Maar hier wordt gesproken over een besluit dat een toekomstig bestuur moet nemen. Dat is anders dan wanneer een beleid vastgesteld is waar uitvoering aan gegeven moet worden. Nu wordt gezegd dat de AV over twee of drie jaar het baggerbeleid moet opschorten. Dat is iets anders dan continuïteit, dat is over het graf heen regeren. Dat is een vorm van onbehoorlijk bestuur naar de toekomstige AV toe. De fractie vindt het jammer dat dit niet erkend wordt door de indieners.
- 28 -
De heer Haanstra vindt het jammer dat de heer Rutgers het niet eens is met het oorspronkelijke punt 3. Maar hij gaat er niet in mee dat het onbehoorlijk bestuur genoemd wordt. De heer Bos vult aan dat het een motie is met een wens, geen besluit. De voorzitter constateert dat niemand stemming over de motie wil. Hij vraagt of iemand gemeld wil hebben dat hij tegen de motie gestemd heeft. Hij stelt vast dat de heren Rutgers, Lommers en Linzel dit gemeld willen hebben. De motie is aangenomen met drie stemmen tegen. Daarmee is tevens het baggerbeleid aangenomen. De gemaakte opmerkingen worden in acht genomen. De heer Bos heeft behoefte aan antwoord op zijn vraag over “dat wij het beheer gaan overnemen voor 100%”. De voorzitter antwoordt dat er landelijk een richtlijn is die hierover iets aangeeft. Dat moet vertaald worden. Hij stelt voor de vraag over de 100% mee te nemen in de pilot. 12.
KANSEN IN DUURZAME OEVERBELEID De heer Elshof stelt dat het college het nog steeds als een opdracht ziet om in overeenstemming uit deze materie te komen. Dat is de opdracht die de AV het college heeft gegeven. Er is een overzicht van het communicatietraject dat in 2002 is opgestart bij het voorstel gevoegd. Het college vraagt het standpunt van de AV over een vijftal punten waar nog verduidelijking en instemming over bereikt moet worden. Het college wil nogmaals een gesprek aangaan met de betreffende ingelanden in de hoop medewerking op vrijwillige basis te verkrijgen. Mocht men er niet uitkomen, dan zit het college met een gigantisch probleem. De tocht is hard toe aan onderhoud. Als men er niet uitkomt, ligt er een dilemma dat zal werken als een olievlek. Dan wordt bekend dat als men maar niet akkoord gaat, de werken op het gebied van de aanleg van duurzame oevers niet worden uitgevoerd. Het waterschap kan dan haar opdracht en plannen niet uitvoeren. De heer Elshof stelt voor te proberen er met de beste wil en inzet van beide kanten uit te komen. De heer Lommerse geeft aan dat het beleid gaat om economische en ecologische duurzaamheid en waterberging. Economische duurzaamheid leidt op de langere termijn tot kostenbeperking. Ecologische duurzaamheid draagt bij aan de doelstellingen die verwoord zijn in de Europese Kaderrichtlijn Water. Er is net bekend geworden dat de subsidie die aangevraagd is voor waterberging toegezegd is. Sinds 2002 is er veel overleg geweest. Hij spreekt waardering uit voor medewerkers van het waterschap die er veel tijd in gestoken hebben. Ook heeft hij veel waardering voor de aangelanden die dit serieus nemen. Het feit dat men met elkaar serieus in overleg is, betekent niet dat men zijn zin krijgt. De fractie is het eens met de voorstellen die voorgelegd zijn. Er moet doorgegaan worden op de ingezette lijn. Als de andere kant opgegaan wordt, schept dat precedentwerking. Bij 4b staat: “De vaststelling van de kapitalisatiefactoren is reeds lange tijd vastgesteld in het Nederlands recht, enz.”. De heer Lommerse vraagt helderheid over deze zin. Er moet duidelijk gemaakt worden waar dat staat. Het Nederlands recht is veel te breed. De fractie stelt het college voor goed te kijken naar de praktijk. Elke dag leert men weer. In de toekomst moet bij het groot onderhoud gekeken worden naar een oplossing waar aangelanden wellicht minder probleem mee hebben. Hij stelt voor de ingezette lijn vast te houden. De heer Naaktgeboren zegt dat het een lang traject is. Daarin moeten besluiten genomen worden. Het waterschap moet het watersysteem op orde hebben en moet op de kosten letten. Volgens de kostenberekening zou aanleg van de duurzame oever de goedkoopste zijn.
- 29 -
Hij heeft de infoavond in Emmeloord meegemaakt, maar heeft niet dezelfde indruk gekregen als de inspreker. Natuurlijk zijn er fouten gemaakt in het communicatietraject. Maar hij betwijfelt of de teneur zo is als de inspreker verwoordt. Niet alle antwoorden vielen zo uit als men graag zou willen. In het oeverbeleid kan verbetering aangebracht worden. Hoe dat precies gedaan moet worden, moet goed gecommuniceerd worden. Niet lang, maar doortastend en snel. De heer Naaktgeboren staat achter de aanleg van een duurzame oever. Met de duldplicht heeft hij veel moeite, dat steunt hij niet. Hij stelt het college voor nog een keer te trachten eruit te komen. Hij roept de omgeving ook op er met de beste wil uit te komen. Iedereen heeft belang bij lage kosten en bij een goed watersysteem. De heer Kunnen ondersteunt de woorden van de heer Naaktgeboren. De AV heeft duidelijk aangegeven voor duurzame oevers te zijn. Er moet wel geprobeerd worden verder te kijken. Het is belangrijk dat het waterschap richting provincie in het nieuwe Omgevingsplan aangeeft hoe het is met de waterberging. Hoeveel kan in het watersysteem en voor hoeveel moet een andere oplossing gezocht worden. Duurzame oevers zijn een onderdeel van die discussie. Het zou jammer zijn als de duurzame oevers niet gerealiseerd kunnen worden en dat men dan later in het Omgevingsplan tot de conclusie komt dat meerdere hectares een andere bestemming gegeven moet worden. Duldplicht is een heel zwaar middel, en wordt gebruikt bij uitzondering. De provincie is bezig een nieuw Omgevingsplan te creëren, waar de Watertoets een belangrijke rol in speelt. Aangegeven zal worden welke gebieden eventueel voor waterberging een andere bestemming moeten krijgen. Het is er de heer Kunnen veel aan gelegen dat dit gezocht wordt in het watersysteem. De heer Haanstra vindt dat er goede argumenten aanwezig zijn om samen met de aangelanden zover te komen dat de oevers duurzaam ingericht kunnen worden. In deze tocht liggen problemen; men kan het niet eens worden. Met de heer Naaktgeboren vraagt hij betrokkenen om zich met elkaar tot het uiterste in te spannen om eruit te komen. Hier overgaan tot het opleggen van de duldplicht mag en kan het waterschap naar zijn mening niet doen. Het is in tegenspraak met eerdere afspraken. Als een overgroot deel van de aangelanden van een tocht akkoord gaat met de aanleg van de duurzame oever en een of twee niet, dan kan de duldplicht opgelegd worden. In het uiterste geval, als het zover komt dat de tocht zijn profiel niet meer houdt en het water niet goed meer afgevoerd kan worden, zal dat misschien opgelost moeten worden via traditionele beschoeiing. Als hier de duldplicht wordt toegepast, gaan vanaf nu alle hakken in het zand. Misschien moet de communicatie met de daarbij behorende argumentatie wel weer opnieuw opgestart worden. De heer Goos staat achter het duurzame oeverbeleid. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de Europese Kaderrichtlijn en tevens is er sprake van een winwinsituatie in het kader van waterberging. Hij wil heel graag dat men er met elkaar uitkomt. Gesproken is over het onkruid dat welig groeit. Als de praktijk aangeeft dat men met een keer maaien niet toekomt en het waterschap moet er de eerste drie jaar twee keer per jaar langs, dan moet dat gedaan worden. Dat zijn technische vragen die met “ja” beantwoord kunnen worden. Als het gaat over vermogensschade, moet men er een goede vergoeding voor krijgen. Maar het waterschap moet dat beleid wel uit kunnen dragen naar de rest van het gebied. Als het betekent dat er soms sprake is van differentiatie, moet dat wel uitgelegd kunnen worden. Duldplicht opleggen vindt hij geen goed signaal, zeker richting de insprekers niet. De heer Goos gaat nog steeds voor het overleg. Maar het moet duidelijk zijn dat het waterschap op een gegeven moment een standpunt in moet nemen.
- 30 -
Hij vraagt de insprekers wat zij vinden dat het waterschap moet doen om hun over de streep te trekken, met reële argumenten. Op het moment dat men er met de Han Stijkeltocht samen uitkomt, hoopt hij dat dit in positieve zin de uitwerking van een olievlek zal hebben. De heer Bos zegt dat het wel eens voorkomt dat wanneer twee partijen een dispuut hebben een van de partijen het gevoel heeft dat zijn argumenten volledig terzijde worden geschoven. Hij vraagt het college of ze naar eer en geweten kan zeggen dat ze de houding ten aanzien van het onderwerp en de argumenten van de andere partij op haar eigen waarde en merites beoordeeld heeft. Dat men het op zakelijke gronden niet met elkaar eens is en dat het college dus vindt dat het gevolg gewoon zijn beloop moet hebben. Mevrouw Blom kan zich vinden in wat de heer Goos gezegd heeft. Met het aanleggen van duurzame oevers kunnen meerdere zaken in een keer aangepakt worden (kosten, waterberging, milieu). Uit het verslag en uit wat zij van de mensen heeft gehoord, krijgt zij het idee dat de communicatie geen schoonheidsprijs verdient. Dat is jammer. Zij pleit ervoor het gesprek nog een keer aan te gaan. Mevrouw Blom hoopt dat de duldplicht niet toegepast hoeft te worden. Op pagina 7 wordt gezegd dat voor het bepalen van de inkomensschade het onafhankelijk bureau SAOZ het waterschap heeft bijgestaan. Gaat het landelijk ook zo? Of doet ZZL het anders dan andere waterschappen? Zit daar ruimte in? De heer Ampt zegt dat in de notitie wordt gewezen op drie pijlers waarop het beleid is gestoeld. Daarin wordt een kostenvergelijking getoond die onvolledig en niet geloofwaardig is. Wanneer een oever duurzaam wordt ingericht, behoort men alle kosten in beeld te brengen die die inrichting met zich meebrengt. Zo is geen rekening gehouden met het maaionderhoud. Een plasberm die anderhalve meter wordt verbreed en waar zich een rietkraag in ontwikkeld, vraagt meer tijd en zwaardere machines dan voorheen het geval was. Geen rekening is gehouden met grondaankoop of inkomensschadevergoeding. Er wordt niet gesproken over egalisatiekostenvergoeding. Kortom, een kostenvergelijking die volledig mank gaat. Ook de toelichting over waterberging klopt niet. Er wordt gesproken over 480 ha open water. Als alle oevers duurzaam zijn ingericht, is dat nog steeds 480 ha. Pas als het peil stijgt is er sprake van meer open water. De ecologische duurzaamheid zal verbeterd worden. Maar dat is helemaal gebaseerd op aannames en veronderstellingen. Tot slot wordt gevraagd in te stemmen met het vervolg, onder de punten 5, 6 en 7. De heer Ampt stemt in met punt 5 (een vervolggesprek), maar niet met punt 7. Het afdwingen van medewerking gaat hem te ver. Daar is hij tegen. De belangen van de grondgebruikers wegen hem zwaarder dan de belangen van het waterschap. Voor de grondgebruikers zijn er alleen nadelen aan verbonden en geen voordelen te behalen. Vrijwilligheid heeft hij altijd bepleit, dat blijft zo. De heer Elshof antwoordt dat de indruk gewekt is dat de communicatie moeizaam is verlopen. Er zal best hier en daar wat verbeterd kunnen worden wat betreft communicatie. Maar dat geldt voor beide kanten. Wat betreft het Nederlands recht kan er best tekst en uitleg gegeven worden door de medewerkers. Dat antwoord komt nog. Er staat dat men van elkaar moet en kan leren. Kijken in het veld en fatsoenlijk het boerenverstand gebruiken. De heer Elshof denkt dat er veel kennis in het gebied is, maar ook bij de mensen van het waterschap is veel kennis aanwezig. Geprobeerd moet worden er met elkaar uit te komen. Verschillende AV-leden hebben aangegeven niet in te stemmen met duldplicht. De heer Kunnen heeft de argumenten genoemd waarom duurzame oevers zo belangrijk zijn. Waterberging is nodig in het systeem. Er is waterberging nodig om bij hoog water het water tijdelijk vast te houden als de peilen stijgen.
- 31 -
Voor een aantal technische vragen moet een oplossing gevonden kunnen worden, zegt de heer Goos. De heer Elshof denkt dat als aan beide kanten de wil aanwezig is, men eruit kan komen. Hij stelt de heer Ampt voor nog een keer naar de kostenvergelijking te kijken. De heer De Jonge zegt dat de AV uitgangspunten vastgesteld heeft voor vermogensschade en inkomensschade. De prijzen die gehanteerd worden zijn voor volle eigendom (€ 50.000,--). De inspreker geeft aan dat dit een veel te lage vergoeding is. De heer De Jonge is het daar niet mee eens. Als het over inkomensschade gaat, gaat men er misschien van uit dat iedereen over dezelfde kam geschoren wordt. Dat is niet zo. De € 1.850,-- is het minimumbedrag dat altijd gehanteerd wordt. Als men kan aantonen (de kosten van het onderzoek worden tot een maximum van € 500,-- vergoed door het waterschap) na drie of vijf jaar dat het meer moet zijn, komt men voor een hogere vergoeding in aanmerking. De voorzitter stelt voor nu geen besluit te nemen over het opleggen van de duldplicht. Er is wel ondersteuning voor het voeren van nog een gesprek en een uiterste poging om met elkaar de weg naar de toekomst te vinden. Hij stelt voor dat als dat gesprek tot niets leidt, opnieuw bij de AV de vraag neergelegd wordt hoe dan verder te gaan. Het college probeert tot overeenstemming te komen op basis van de uitgangspunten die in 4.a tot en met 4.e aangegeven zijn. Het voorstel is in te stemmen met het voorliggende voorstel, alleen het vervolg onder punt 7 wordt uitgesteld tot de volgende bijeenkomst. De voorzitter concludeert dat de AV akkoord gaat met dit voorstel. 13.
PEILBESLUIT ROGGEBOTVELD De heer Rutgers merkt op dat gesproken is over schadevergoeding als gevolg van het plaatsen van peilbuizen. In de stukken kan hij dat niet terugvinden. Moet hij het zo interpreteren dat de verwachting is dat de peilveranderingen niet tot schade leiden? De voorzitter antwoordt dat er gepleit wordt voor een schadevergoeding voor het plaatsen van een peilbuis. In het stuk op pagina 2 onder punt 3 (3e alinea) staat dat het waterschap geen vergoeding voor het plaatsen of voor de hinder van een peilbuis betaalt. Ook Staatsbosbeheer betaalt geen vergoeding. De inspreker is van mening dat er wel een vergoeding voor de hinder van de peilbuis moet zijn. De heer Rutgers zegt dat in het peilbesluit zelf, in het hele voortraject en bij tervisielegging dit punt niet aan de orde is geweest. In de inspraakreacties op het peilbesluit en in het commentaar erop wordt niet over die schadevergoeding gesproken. Gevraagd is of er sprake zal zijn van schade. De conclusie was dat naar verwachting uit de peilverandering geen schade voortkomt. Hij ziet geen reden voor het betalen van schadevergoeding voor het aanwezig zijn van de peilbuizen. De heer Haanstra is samen met de heer Tuinenga in het gebied wezen kijken. Er staat een prachtig stuk beschoeiing. Daar mankeert niets aan. De voorzitter antwoordt dat voorgesteld wordt deze beschoeiing te laten staan. De heer Elshof zegt dat er na de vorige inspraakronde contact is geweest met belanghebbenden. Er is gesproken over de vergoeding die ze vroegen voor het plaatsen van de peilbuizen. Het waterschap plaatst de peilbuizen en houdt de peilgegevens bij. Het is in het belang van de agrariërs zelf zodat zij straks eenvoudiger kunnen aantonen of er wel of geen peilverandering heeft plaatsgevonden. Het waterschap heeft in het verleden geen enkele vergoeding gegeven voor het plaatsen van peilbuizen. Rijkswaterstaat voert het plan uit in opdracht van Staatsbosbeheer. Beide instellingen geven ook geen vergoeding. Als er schade is aan de peilbuizen zodat niet meer goed gemeten kan worden, zal SBB de peilbuizen herstellen.
- 32 -
Er staat een heel goede beschoeiing. Het algemene beleid bij het groot onderhoud van vaarten en tochten is dat gecreosoteerd hout eruit gaat. Het is bij wet geregeld dat het eruit moet. De beschoeiing is nog niet zo slecht dat hij eruit moet, kan nog een aantal jaren mee. Maar er wordt daar een werk uitgevoerd in opdracht van anderen. Zij halen de beschoeiing eruit op hun kosten en er komt een lichtere beschoeiing terug voor een natuurvriendelijke oever. De heer Tuinenga merkt op dat de noordzijde van de Roggebottocht niet wordt afgegraven; hij wordt juist verhoogd. De poelen komen niet rechtstreeks aan die tocht te liggen. Waarom moet de beschoeiing er dan uit? Het gevaar dat de tocht regelmatig volloopt met zand en specie is groot. De beschoeiing die er zit is niet voor niets aangelegd. Weghalen is kapitaalsvernietiging, wie het ook betaalt. De inspreker brengt het in relatie tot de vergoeding voor de peilbuis. Het wordt een project dat het nodige gaat kosten, terwijl er voor het plaatsen van de buizen geen vergoeding wordt gegeven. Hij vraagt of er nu wel of niet een vistrap aangelegd wordt. De heer Sikkema begrijpt dat de bestaande beschoeiing eruit gaat, dat de geplande beschoeiing erin komt en dat de kosten daarvan voor Rijkswaterstaat zijn. Op dit moment is er nog geen nulmeting bekend. Wanneer is die wel bekend? Er moet nog een bestemmingswijziging plaatsvinden. Daarvoor is een artikel 19procedure nodig. In de stukken leest hij dat eerst die bestemmingswijziging plaats moet vinden en goedgekeurd moet worden voordat het waterschap een peilbesluit vast kan stellen. Is dat juist? De heer Kunnen zegt dat de gebruiker enorm belang heeft bij een goede meting; dus belang bij peilbuizen. Maar diezelfde gebruiker heeft niet gevraagd wat zijn buurman daar doet. Hij is het eens met de heer Elshof dat het waterschap er nooit aan moet beginnen het plaatsen van buizen te vergoeden. Het waterschap onderzoekt en geeft de gegevens vrij. Maar als de buurman iets doet wat op mijn erf gevolgen kan hebben en er zijn hulpmiddelen nodig om dat te controleren, moet degene die het aanvraagt dan niet de kosten van het onderzoek vergoeden? De heer Ampt heeft in het voorjaar het gebied bezocht. De Roggebottocht kent een sterk verval. Om deze reden zijn er drie stuwen geplaatst. De eerste stuw is onlangs door Zuiderzeeland vernieuwd en ziet er degelijk uit. De tweede stuw is slecht en moet nodig vervangen worden; dat maakt onderdeel uit van het plan. De derde stuw is een betonconstructie, dus verouderd. Ook de beschoeiing heeft hij bekeken. Hij is aan weerszijden van de Roggebotweg over korte afstand versleten. In 1988 is een zware en degelijke beschoeiing geplaatst die er nog puik uitziet, veel geld heeft gekost en zeker nog 30 jaar meekan. Slopen en afvoeren kost veel geld; kapitaalsvernietiging. Dat destijds zo’n robuuste beschoeiing is geplaatst had zijn redenen; men had met een zanderig en slap talud te maken. De heer Ampt verzoekt het college het gezond verstand te gebruiken en daadkracht te tonen, en deze beschoeiing onaangeroerd te laten. Wat de inrichting van de oever betreft wijst hij erop dat, door de zanderige opbouw van het talud en het veelvuldig voorkomen van kwel in het hele talud, de nodige moeilijkheden zijn te verwachten. Hij vraagt zich af of het verstandig is hier een andere inrichting aan te geven, misschien is het beter het zo te laten. Bovendien ligt er een paar honderd meter betonpad langs. Hoe wil het waterschap daarmee omgaan? De problematiek van slib en bagger is in goed overleg opgelost. Wat de peilbuizen betreft lijkt het de heer Ampt gewenst om bij projecten van deze omvang in de toekomst de plannenmakers om een bijdrage te vragen. De heer Elshof antwoordt dat goed nagedacht is over de beschoeiing. Maar bij een duurzame inrichting van een oever moet de beschoeiing 20 cm onder water zitten. Deze zware beschoeiing laten staan, past niet in een duurzaam oeverbeleid. Als de beschoeiing onder water gedrukt kon worden, had hij van het college mogen blijven
- 33 -
staan. Maar omdat hij zo zwaar met buizen in de grond verankerd is, is dat niet mogelijk. De voorzitter antwoordt de heer Sikkema dat het peilbesluit niets met een functiewijziging in het kader van het bestemmingsplan te maken heeft. Hij vat samen dat er in de visie van de AV drie elementen zijn: het peilbesluit vormt geen probleem; met het weghalen van de beschoeiing heeft men moeite; de AV wil best een vergoeding geven voor de peilbuizen, maar eigenlijk moet degene dat doen die het plan uitvoert. Hij stelt voor dat de AV instemt met het peilbesluit; geen uitspraak doet over de beschoeiing, maar er later nog op terugkomt (het is geen onderdeel van het peilbesluit); het college doet nog een keer een beroep op SBB om een vergoeding voor de hinder van de peilbuizen te geven. De heer Sikkema denkt dat dan duidelijk wordt wie wat betaalt en voor wie later het onderhoud is. De heer Van Staveren vindt het niet goed dat het waterschap de verwachting wekt dat een andere partij vergoeding zal betalen voor de hinder van de peilbuizen. Er zijn allerlei situaties denkbaar waarin peilbuizen geplaatst moeten worden. De voorzitter wijzigt zijn voorstel in: instemmen met het peilbesluit; het college komt terug op de beschoeiing. De heer Kunnen heeft daar moeite mee. Hij wil een principiële uitspraak hebben. De voorzitter antwoordt dat in het stuk staat dat de uitvoerende partij geen vergoeding wil betalen. Vandaag is dat nog nagetrokken. De heer Kunnen kan er niet mee instemmen. Hij heeft er moeite mee dat iemand die veranderingen wil aanbrengen die eventueel gevolgen kunnen hebben voor de buurman, die om dat te kunnen aantonen peilbuizen plaatst die hinder veroorzaken, niets hoeft te betalen voor die hinder. De heer Tuinenga ondersteunt de woorden van de heer Kunnen. De voorzitter constateert dat de heren Kunnen en Tuinenga tegen dit deel van het voorstel zijn. De voorzitter constateert, dat de AV besluit tot de vaststelling van het peilbesluit Roggebotveld overeenkomstig het overgelegde ontwerp-peilbesluit met bijbehorende stukken. 15. 16.
17.
DEEL II, BESLUITVOORBEREIDEND OMSLAGKLASSENVERORDENING WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 2005-2009 INTEGRAAL MONITORINGSBELEID De voorzitter geeft aan dat deze punten behandeld zouden moeten worden, want in september moet de AV er besluitvormend over oordelen, anders loopt het in de procedures fout. Hij stelt voor deze punten in september besluitvormend te agenderen. De voorzitter stelt vast dat de AV daarmee instemt. RONDVRAAG De heer Sikkema zegt dat er onduidelijkheid is over wie de kosten van het opruimen van de autobanden in het kanaal, dat eigendom van de provincie is, betaalt. De voorzitter heeft het antwoord niet paraat. Hij zegt een schriftelijk antwoord toe. De heer Naaktgeboren vindt een vergadering, die zolang als de huidige duurt niet aanvaardbaar. Hij geeft in overweging meer te vergaderen, maar dan korter. De voorzitter is het ermee eens dat deze vergadering erg lang heeft geduurd. Maar de omvang van de insprekers en de inbreng van de zijde van de AV was het college bij het opstellen van de agenda niet bekend. De heer Goos spreekt de voorkeur uit, in het kader van klantvriendelijkheid, dat als er insprekers zijn op agendapunten die achter in de agenda geagendeerd staan, die punten naar voren toe te halen.
- 34 -
De voorzitter antwoordt dat het college kennis neemt van de opmerking. De heer Ampt ziet graag dat de d-tochten langs de Bisonweg en de Rendierweg zo snel mogelijk gemaaid worden. Hij heeft problemen met het maaisel van de onderwaterbegroeiing in de tochten. Die laat men een paar weken liggen voordat het eruit gevist wordt. Dat pleegt een aanslag op de kwaliteit van het oppervlaktewater. De voorzitter zegt toe een en ander te zullen laten nagaan. 18.
SLUITING Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter om 18.35 uur de vergadering.
- 35 -