Route C
■ 1
Blauwe duikers Omdat alleen de mannetjes kleine hoorntjes hebben, zijn ze goed van de vrouwtjes te onderscheiden. Een vrouwtje zorgt samen met het mannetje voor de jongen. In hun territorium willen deze diertjes zo weinig mogelijk opvallen. Hoewel ze een beetje schuw zijn, worden ze soms als huisdier gehouden. Hun naam is een vertaling uit het Afrikaans en heeft betrekking op de manier waarop duikers zich in het struikgewas storten wanneer ze bedreigd worden.
kop blauwe duiker
a
Vlak bij hun ogen zitten forse geurklieren die een stof afscheiden. Deze stof, die een beetje ruikt naar een mengeling van ui en sinaasappel, wordt voorzichtig aan de top van een takje afgegeven. Zo communiceert een duiker met soortgenoten. Welke andere manieren ken je als het gaat om geuren afgeven? ___________________________________________________________________________
b
Dieren die de omgeving in de gaten moeten houden, hebben de ogen veelal zijwaarts in de kop zitten. De blauwe duiker heeft ze niet helemaal zijwaarts zitten. Welk voordeel moet het dier hebben van het feit dat de ogen toch een beetje naar voren gericht zijn? ___________________________________________________________________________
c
Kijk eens een tijdje naar een blauwe duiker. Op welke manier beweegt hij zijn staart? ___________________________________________________________________________
d
Waaruit zou je kunnen afleiden dat het bewegen van de staart iets te maken kan hebben met een soort van communicatie naar soortgenoten? ___________________________________________________________________________
■ 2
a
Dwergnijlpaarden Deze bosbewoners zijn vooral ’s nachts actief. In een dierentuin worden ze op een afstand vaak voor een grote glimmende kei aangezien. Dat glimmen wordt veroorzaakt door talg. Ook mensen hebben talg. Talg wordt gemaakt in organen die klieren heten. Wat is de functie van talg? ___________________________________________________________________________
b
De bouw van de huid van een nijlpaard kun je vergelijken met die van een mens. In welke huidlaag kun je talgklieren aantreffen? Maak het juiste hokje zwart.
c
In de opperhuid. In de leerhuid. In de onderhuidse bindweefsellaag.
Als een dwergnijlpaard stil ligt, vertoont het toch voortdurend levensverschijnselen. Voorbeelden van levensverschijnselen zijn: groei, voortplanting en waarneming. Welke vier andere levensverschijnselen ken je? Observeer het dier eens goed, misschien kom je er dan sneller achter welke nog bedoeld worden. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
■ 3
a
Tapirs Sommige bezoekers van Burgers' Zoo denken in dit dier een (ietwat dikkere) miereneter te herkennen. De tapir is echter geen miereneter; het is een planteneter. Hij is door z'n dikke huid aangepast aan de dichte begroeiing in de tropen. De tapir is een dier dat een beetje bijziend is. Van welke zintuigen zal het dier het dus gedurende nachtelijke tochten moeten hebben? ___________________________________________________________________________
b
Tapirs leven in territoria. Op welke manier bakenen ze hun territorium af? ___________________________________________________________________________
c
Tapirs zijn solitair levende dieren, dat wil zeggen dat ze zoveel mogelijk alleen leven. Wanneer zoeken ze elkaars gezelschap op? ___________________________________________________________________________
d
Hoe kun je aan de lichaamsbouw zien dat een tapir een herbivoor is? ___________________________________________________________________________
e
Teken in het kader een zijaanzicht van een tapir. Denk aan alle tekenregels die je bij biologie geleerd hebt!
De informatie die je nodig hebt voor de beantwoording van vraag 4 t/m 8, kun je bij en rondom de orang-oetan - expositie vinden.
■ 4
Neerslag en temperatuur in het tropisch regenwoud Twee abiotische factoren die bepalend zijn voor het klimaat en de vegetatie die daarbij hoort, zijn de neerslag en de temperatuur. Vul in de tabel de ontbrekende gegevens in: Neerslag (in mm per jaar):
Maximaal verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur (in °C) (bedenk het antwoord voor Nederland zelf):
Nederland Tropisch regenwoud
Rafflesia arnoldii ■ 5
a
Rafflesia Rafflesia arnoldii is een plantensoort zonder bladeren en stengels, maar heeft bloemen van circa één meter doorsnede. De plant groeit in een gastheerplant en met behulp van dunne draden zuigt de plant stoffen op uit de stengels van de gastheerplant. Per jaar komt er één bloemknop die, na het uitkomen, slechts één dag bloeit. De bloem ruikt naar rottend vlees. Kan er in een rafflesia assimilatie plaatsvinden? ___________________________________________________________________________
b
Is een rafflesia een autotroof of heterotroof organisme? En de gastheerplant? ___________________________________________________________________________
c
Het water verkrijgt een rafflesia op twee manieren: door opname uit de gastheerplant en door een stofwisselingsproces in de plant zelf. Welk stofwisselingsproces van de gastheerplant levert de rafflesia de nodige glucose? ___________________________________________________________________________
d
De rafflesia produceert nooit mannelijke en vrouwelijke voortplantingscellen tegelijkertijd. Wat is de naam van het delingsproces waaruit de eicellen of stuifmeelkorrels zijn ontstaan? ___________________________________________________________________________
e
Er bestaan meer insectenbloemen die naar rottend vlees stinken. Bepaalde insecten worden juist door deze geur gelokt, doordat rottend vlees belangrijk is bij de voortplantingscyclus van deze insecten. Waarvoor gebruiken insecten rottend vlees? Kun je ook uitleggen waarom? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
■ 6
Biotische en abiotische factoren In een levensgemeenschap staat elke dier- en plantensoort onder invloed van biotische en abiotische factoren. In het tropisch regenwoud spelen allerlei factoren een (belangrijke) rol. Maak het hokje zwart als je vindt dat een factor die hieronder genoemd staat een biotische factor is.
licht besmettelijke ziektes parasieten neerslag roofdieren temperatuur soortgenoten overstromingen bodem
profielschets van een tropisch regenwoud
■ 7
a
Orang-oetans Orang-oetans zijn mensapen en komen alleen maar op Sumatra en Borneo voor. Mannetjes hebben grote wangflappen en zijn een stuk groter dan de vrouwtjes. De naam is afkomstig van ‘orang’, wat ‘mens’ betekent en ‘hutan’, het woord voor ‘bos’.
Uit welke drie categorieën voedingsmiddelen bestaat zijn voedsel voornamelijk? ___________________________________________________________________________
b
Een orang-oetan is enorm aangepast aan het boomleven. Zo hebben z'n schouder- en heupgewrichten ruime draaimogelijkheden en is de schoudergordel, waar het dier aan hangt, erg stevig gebouwd. Uit welke beenderen bestaat de schoudergordel? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
c
Welke drie andere aanpassingen aan het boomleven kun je opnoemen? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
orang-oetan
d
Hoewel orang-oetans voornamelijk in de boomkruinen leven, komen ze soms op de grond. Op welk deel van de voet loopt de orang-oetan? ___________________________________________________________________________
e
Volwassen mannelijke orang-oetans onderscheiden zich van vrouwtjes en jonge orang-oetans door zogenaamde wangflappen. Het uitgroeien van die huidplooien wordt veroorzaakt door hormonen. In welke organen worden deze hormonen gemaakt? ___________________________________________________________________________
f
Orang-oetans, gorilla’s, chimpansees en dwergchimpansees zijn allemaal verwant aan de mens. Daarom worden ze mensapen genoemd. Deze verwantschap is niet bij alle vier soorten even sterk. Welke van bovengenoemde mensapen is het minst verwant aan de mens? Leg je antwoord uit. ___________________________________________________________________________
■ 8
a
Het tropisch regenwoud In Indonesië neemt de hoeveelheid tropisch regenwoud schrikbarend af. De verwoesting van het regenwoud op het eiland Borneo gaat onverminderd voort. Bomen worden in een hoog tempo gekapt en de resten worden platgebrand. Door deze verbranding wordt de grond vruchtbaar. De producten die de boeren er op verbouwen, zijn bestemd voor eigen consumptie of voor verkoop op lokale marktjes. Na enkele jaren is de grond niet meer geschikt voor landbouwdoeleinden. Is de bodem van het tropisch regenwoud rijk of arm aan voedingsstoffen? ___________________________________________________________________________
b
In het tropisch regenwoud vergaan (organische) afvalstoffen snel. Binnen twee tot drie weken zijn ze afgebroken. Doordat bodembacteriën en schimmels hun werk snel doen, wordt de koolstofkringloop er ook snel doorlopen. Wat is de biologische term voor de groep organismen die organische stoffen afbreken? ___________________________________________________________________________
c
Waarin worden organische stoffen omgezet, waar blijven de omgezette stoffen en welke organismen gebruiken de omgezette stoffen opnieuw? ___________________________________________________________________________
d
Schimmels zijn heterotrofe organismen. Ze nemen water, zouten en organische stoffen uit hun voedingsbodem op. Wat betekent de term heterotroof precies? ___________________________________________________________________________
e
De boeren kunnen maar enkele jaren leven van de producten die ze verbouwen. De grond blijkt maar een paar jaar geschikt te zijn voor landbouwdoeleinden. Geef hiervoor een verklaring. ___________________________________________________________________________
■ 9
Epifyten Op bomen in het regenwoud groeien epifyten. Epifyten zijn planten die op de stam en de takken groeien, maar daar geen stoffen uithalen.
epifyten: hertshoornvaren, bromelia, tillandsia De wortels hangen gedeeltelijk in de lucht en bevatten bladgroen. Tussen de wortels van de epifyten verzamelt zich humus. Stoffen die door planten worden gebruikt, zijn onder andere: koolstofdioxide, glucose, nitraat en water. Welke van deze stoffen nemen epifyten niet met hun wortels op uit de omgeving? Maak het juiste hokje zwart.
koolstofdioxide glucose nitraat water
Wrattenzwijnen ■ 10 Wrattenzwijnen eten gras, wortels, knollen, vruchten en ook wel aas. a Welke voedzame stoffen zitten er in knollen? ___________________________________________________________________________
b
Om goed in de grond te kunnen wroeten, zakt hij door zijn voorpoten (zie afbeelding). Waarom zouden zijn ogen zo hoog in de kop staan? ___________________________________________________________________________
grazend en staand wrattenzwijn
c
Eelt is niets meer dan een verdikking van de hoornlaag. Bij ons ontstaat het onder invloed van veelvuldige druk of wrijving, bijvoorbeeld op je handen als je een hele tuin omspit. Wrattenzwijnen worden geboren met eelt. Het zit op de knieën van de voorpoten, zodat ze gemakkelijker kunnen grazen. Is eelt bij mensen een erfelijke eigenschap? En bij wrattenzwijnen? ___________________________________________________________________________
Bongo’s ■ 11 Bongo’s leven vaak in paren of in kleine kuddes van ca. 6 individuen in de dichtbegroeide bossen langs rivieren in West- en Midden-Afrika. Door het hebben van strepen, zijn zij, net als de tijger, minder opvallend. Omdat het van nature schuwe dieren zijn die in dichte bossen leven, moeten ze het hebben van een goed gehoor. De combinatie tussen een dicht bos en de schroefvormige horens die wel 90 cm lang kunnen worden, is niet erg handig als bongo’s moeten vluchten. Hoe beschermen ze zich tegen takken en lianen als ze moeten vluchten? ___________________________________________________________________________
Baltische ringelrobben ■ 12 De Baltische ringelrob is van hetzelfde geslacht als de gewone zeehond (Phoca). Zeehonden zijn zoogdieren met een aangepaste lichaamsbouw. Door de torpedovorm van hun lichaam zijn ze onder water snel en wendbaar. Ze kunnen wel twintig minuten lang onder water blijven. Zeehonden leven vooral langs kusten. De sterke watervervuiling daar is voor veel dieren nog steeds een groot probleem. a Noem nog twee manieren van hoe de zeehond aangepast is aan het leven onder water. ___________________________________________________________________________
b
In een voedselketen van de Waddenzee staat de gewone zeehond aan het eind. Kan de zeehond een consument van de eerste orde zijn? Verklaar je antwoord. ___________________________________________________________________________
c
Welk soort gebit heeft een zeehond? ___________________________________________________________________________ Wanneer dezelfde organismen in meerdere verschillende voedselketens voorkomen, ontstaat er een voedselweb of voedselnet. De zeehond kan, samen met de mens of een aalscholver, aan het eind van een voedselketen voorkomen
een voedselweb van de Noordzee
d
Als de Waddenzee met gifstoffen vervuild raakt, neemt het plantaardig plankton deze het eerste op. Wat kun je dan het beste eten, 100 g haring, 100 g kabeljauw of maakt het niets uit? Verklaar je antwoord. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
e
Hoe wordt de opeenhoping van gifstoffen in een voedselketen ook wel genoemd? ___________________________________________________________________________
f
Hieronder zie je schedels van drie zoogdieren. Aan het gebit kan een onderzoeker afleiden welk dier in verhouding de kortste darmen heeft. Welk dier heeft in verhouding de kortste darmen? Licht je antwoord toe. ___________________________________________________________________________
schedel gorilla
schedel zeehond
schedel wrattenzwijn
Stofwisseling bij verschillende dieren ■ 13 Organismen hebben verschillende stofwisselingsniveau's. Dit heeft te maken met de lichaamstemperatuur, de temperatuur van de omgeving, de activiteiten van het organisme en zijn lichaamsgewicht. In rust en bij een omgevingstemperatuur van 20 0C worden de volgende dieren onderzocht: een pekari, een zeehond, een stokstaartje en een neushoorn. a Welk van de onderzochte dieren heeft per gram lichaamsgewicht de hoogste stofwisselingssnelheid? ___________________________________________________________________________ b
Leg je antwoord bij a uit. ___________________________________________________________________________
c
Bij alle zoogdieren wordt de stofwisseling geregeld door een hormoonklier. Deze klier zorgt ook voor de groei van het lichaam. Om goed te functioneren, krijgt deze hormoonklier een seintje in de vorm van een hormoon van een andere hormoonklier. Welke hormoonklier regelt de groei en de stofwisseling? ___________________________________________________________________________
d
Welke hormoonklier heeft een regulerende werking naar andere hormoonklieren? ___________________________________________________________________________
e
Op welke wijze kunnen hormonen van de ene klier bij de andere klier terecht komen? ___________________________________________________________________________
Neusberen ■ 14 Neusberen kunnen goed klimmen. Als ze afdalen uit een boom, doen ze dat met hun kop naar beneden gericht.
rode neusbeer a
Ze houden daarbij grip door (omcirkel de juiste letter) A B C
b
Neusberen leven in een matriarchale samenleving. Een matriarchale samenleving wil zeggen dat (omcirkel de juiste letter) A B C
c
zich met hun draaibare achterpoten aan de boomstam vast te houden. de voorpoten met lange nagels rond de boomstam te slaan. snel via de boomstam als een kat naar beneden te springen.
één mannetje met zijn harem samenleeft. de mannetjes de baas zijn. de vrouwtjes de baas zijn.
Neusberen hebben een lange, beweeglijke neus. Het nut voor deze beren is dat ze daarmee makkelijk (omcirkel de juiste letter) A B C
een kuiltje in de grond maken om in te slapen. naar plantenwortels onder de grond kunnen wroeten. insecten in de dorre bladerlaag vinden.
einde Route C