Dankwoord
Dankwoord ofwel het ‘dieptelood der herinnering’ –– Hella Haasse Ik voelde mij gepeild en begrepen.
–– Oek de Jong
Voor de samenwerking tijdens het onderzoek en de ontwikkeling van mijn eigen dobber wil ik de volgende personen bedanken. Het was me een genoegen in zee te gaan met mijn promotiecommissie. Om te beginnen met Joris Slaets, hoogleraar klinische geriatrie. Joris, zowel voor mij persoonlijk als voor de zaak ‘reflectie in de geneeskunde’ was en ben jij een ware promotor. Hoe jij patiëntzorg, onderwijs en onderzoek vakkundig en persoonlijk integreert werkte voor mij voorbeeldig. Ik heb ervan genoten – en er daardoor ook extra van geleerd – hoe jij onder wisselende omstandigheden op elegante wijze hoofdzaken weet vast te houden en er consequenties aan verbindt. Je aandacht en vertrouwen waren weldadig, waardoor je het beste in mij boven water hebt gehaald. Rein Zwierstra, hoogleraar medisch onderwijs en opleidingen. Rein, de combinatie van jouw grote ervaring in de kliniek en het onderwijs, je geestdrift, en in onze samenwerking ook je openhartigheid, werkten op mij aanstekelijk. Dat was ook al het geval vóór dit promotieproject. Bij de start hiervan vroeg jij, terwijl je je wenkbrauwen optrok: ‘Weet je zeker dat je dit (nog) wilt’? Ja, dat wist ik zeker. Janke Cohen-Schotanus, hoofd Centrum voor Innovatie en Onderzoek van Medisch Onderwijs (CIOMO). Janke, er zijn maar weinig mensen naar wie een begrip in de onderwijsliteratuur vernoemd is. Ik ben blij dat ik de strenge maar rechtvaardige ‘cesuur van Cohen’ gehaald heb. Van de commissieleden zat jij het dichtst op het dagelijkse productieproces van onderzoek, artikelen schrijven, bespreken en insturen, met daar tussendoor ook mijn persoonlijke wel en wee. Wees ervan verzekerd dat je als Friezin niet alleen in staat bent strenge boodschappen nuchter over te brengen, maar ook je genegenheid en betrokkenheid. Ook de leden van de leescommissie wil ik in mijn dankwoord betrekken. Het past bij het disciplineoverstijgende thema ‘reflectie’ dat er vertegenwoordigers uit drie verschillende vakdisciplines vertegenwoordigd waren. Zij zijn bovendien allemaal rolmodellen in hun vakgebied en dus ongevoelig voor visserslatijn.
Dankwoord
Rijk Gans, hoogleraar en hoofdopleider Interne Geneeskunde van het umcg en een warme pleitbezorger van reflectie in die opleiding. Rijk, voor mij ben jij een levend voorbeeld van de sneldenkende internist die laat zien dat interne geneeskunde een kennisintensief èn ervaringsintensief vak is dat klinisch-wetenschappelijk puzzelen en persoonlijk reflecteren vereist. Mieke Grypdonck, hoogleraar Verplegingswetenschap, jarenlang te Utrecht en nu nog te Gent. Mieke, jij bent al decennia lang dé inspiratiebron voor een integrale visie op en vormgeving van de verpleegkunde. Ik bewaar de beste herinneringen aan onze samenwerking bij de invoering van Integrerende Verpleging in Nederland, ‘om te beginnen in het AZG’; bij het van de grond tillen van Verplegingswetenschap; en tijdens vele conferenties in België en Nederland. Jij weet altijd onvermoeibaar, met wetenschappelijke en praktische kennis van zaken en groot gezag door alle modetrends heen te prikken. Het was een verrijking in jouw buurt te vertoeven. Henk Schmidt, hoogleraar psychologie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Henk, jij bent een gelauwerde onderzoeker op het terrein van de cognitiepsychologische onderbouwing van problem based learning als onderwijsmethode om medische expertise te verwerven en de rol die reflectie daarbij speelt. Ik bewaar goede herinneringen aan onze samenwerking in MUG-verband (Maastricht, Utrecht, Groningen). Ik voel me vereerd met jullie lidmaatschap van mijn leescommissie. Mocht ik tijdens de verdediging kopje onder dreigen te gaan, dan zijn mijn paranimfen, Hans van de Sande en Christophe de Jongh, uitstekend toegerust om het wetenschappelijke debat voor te zetten - inclusief na afloop op het onderdeel ‘antwoorden op niet gestelde vragen’. Zij hebben eerder op mij al flink kunnen oefenen in het reddend zwemmen. Hans, het is mij een genoegen dat ik bij jou paranimf was en dat de rollen nu omgekeerd zijn. Ik heb veel teksten en mijn reflectievermogen kunnen aanscherpen dankzij jouw altijd kritische kanttekeningen en onophoudelijke erudiete verhalen - ook tijdens ons wekelijks diner en vele andere gezamenlijke activiteiten. Stof, het allereerste artikeltje dat ik van je in handen kreeg, ging over ‘De nieuwe uitleg’ van Groningen. Die titel typeert wat ik in jou waardeer en ook van mezelf in jou herken: grenzen verleggen, wat steeds nieuwe uitleg en verantwoording vraagt. Jij houdt je nu bezig met ‘bouwen op het tweede maaiveld’ en ik met ‘denken op het tweede maaiveld’. Heeren, ik verheug mij op deze waardige variant van vriendschap: jullie als mijn secondanten te weten. De afgelopen jaren heb ik me als een vis in het water gevoeld van de kweekvijver van CIOMO. Op de eerste plaats dank ik Tineke Bouwkamp-Timmer voor haar scherpe pen en onvoorwaardelijke steun. Tineke, jij hebt veel voor me betekend bij
Dankwoord
het corrigeren en versturen van teksten, het opzoeken van literatuur en met je persoonlijke aandacht. Als er één de vinger op mijn hebbelijkheden heeft gelegd en er ook mee moest (leren) omgaan, dan ben jij het wel. Jelle Geertsma fungeerde enkele jaren als mijn assistent en steun en toeverlaat in de statistiek. Jelle, we hebben beiden in deze periode belangrijke stappen gezet – ik in het lastige proces van instrumentontwikkeling en jij in dat van je draai en dobber vinden als psycholoog/methodoloog/beeldhouwer. Ik heb veel van je geleerd en herkende mezelf denk ik in jouw volharding om die combinaties vast te willen houden. Met Hanke Dekker heb ik van meet af aan in een vanzelfsprekende afstemming samengewerkt, bij het ontwikkelen van de lijn ‘beroepsvoorbereiding’, maar ook in het kader van haar ‘Stichting ter bevordering van dingen die anders niet gebeuren’. Hanke, die schitterende naam vat jouw talenten en werkwijze perfect samen. Daar heb ik veel genoegen aan beleefd en van geleerd. De volgende collega’s dank ik voor het regelmatig kritisch meelezen, jullie collegialiteit, handige technische tips en kostbare tijd: Johanna Schönrock-Adema, Ally van Hell, Mirjam van Lohuizen, Marjolein Heijne-Penninga en Anja Karg. Elke onderzoeker hengelt naar onderzoeksgegevens. Ik dank daarom de vele respondenten die in mijn haakje wilden bijten: de studenten en coaches van het programma ‘beroepsvoorbereiding’ in het eerste jaar van G2010, en collega’s voor het invullen van vele vragenlijsten; Clara Leegsma en Henriëtte van der Meulen voor de ondersteuning bij het afnemen en verwerken van al die vragenlijsten; Karel van Spaendonck, Benno Bonke en Vera Batenburg als externe experts voor het kritisch lezen en bespreken van een eerste versie van de GRAS; de deelnemers aan onze jaarlijkse reflectieconferenties voor hun actieve bijdrage tijdens het uitwisselen van ervaringen en discussies in de verschillende fasen van het onderzoek; Erwin Houthuysen voor de prettige en inhoudelijke samenwerking tijdens zijn onderzoeksstage bij mij; Rinske Grond voor het beschikbaar stellen van haar portfoliofragment; Madelyn van Rijckevorsel voor haar scherpe tweetalige kroontjespen als Amerikaanse-Nederlandse meelezer van vele versies van artikelen en emotionele support; en Kasper Tromp voor zijn correctorschap in de laatste fase. Eigenlijk is er geen duidelijk beginpunt waar je met bedanken moet eindigen. Bij het thema ‘persoonlijk reflecteren’ is het alleszins gerechtvaardigd wat langer stil te staan bij degenen die mij tot indringende persoonlijke en professionele reflectie hebben aangezet. Op de golven van de jaren negentig dank ik Jan Pols voor de samenwerking en collegialiteit bij het ontwikkelen van Medisch Professionele Vorming (MPV). Met
Dankwoord
plezier denk ik terug aan de projecten en de uren met Harry Woldendorp met reflecties over ons organisatieadvieswerk. Ik koester de herinnering aan de jaren met Friederike Korte; al hadden we soms een zware dobber aan elkaar, het tekende de diepgang van onze verbinding. Met Els Alberstnagel en Elly Schoemaker heb ik intensief samengewerkt in het schrijfproject en de redactieraad van de serie Verpleegkunde van Wolters Noordhoff, waarvoor dank. Fokje Hellema dank ik voor de samenwerking en vriendschap die begon in de jaren’80 met Integrerende Verpleegkunde in het AZG (met veel andere collega’s) en zich voortzette als student en actievoerder Verplegingwetenschap. Mieke Walenkamp en Fokje, dank voor de inspiratie bij het schrijven van het boek over Integrerende Verpleegkunde. Met de medewerkers en studenten van Verplegingswetenschap in Groningen had ik een buitengewone tijd. De eerste lichting studenten, de ‘Death-PHO-society’, zal ik nooit vergeten; daarvan zijn intussen al velen gepromoveerd. Hans Burgerhof, bedankt voor onze samenwerking in vriendschap en je meesterschap om statistiek voor iedereen, ook voor mij, begrijpelijk te maken. Clara Venema dank ik voor de inspiratie die leidde tot liedjes en gedichten. Als ik de lijn nog verder uitwerp, kom ik terecht bij de leden van het Werkverband Organisatie Ontwikkeling in de Welzijnszorg’ (WOW). Met hen werkte ik intensief samen in de laatste twee jaren van mijn studie en in de eerste jaren als psycholoog. WOW was in 1969, in de democratiseringsperiode aan de subfaculteit psychologie in Groningen, opgezet door Wim Groffen. Wim, ik wist niet waar ik precies aan begon, maar ik voelde me aangetrokken tot jouw kijk op het vak en tot wat jij ondernam. De titel van de eerste WOW-publicatie (Wim Groffen, Met de neus op het helpen, Van Loghum Slaterus, 1975) gaf onze visie en werkwijze precies weer. (en de enige literatuurverwijzing in het gezondheidszorgbeleidsplan van staatssecretaris Hendriks uit die tijd). Ik citeer één zin uit het voorwoord: ‘Meer nog hopen we, dat deze uitgave de werkers in de hulpverlening steunt bij zelfbegeleiding of het klimaat voor begeleiding helpt scheppen, zodat met een minimum aan inmenging van buitenaf de doeltreffendheid van het helpen kan worden opgevoerd.’ Jaren ’70 jargon of nog steeds actueel? Ik denk beide. De weg die ik toen ben ingeslagen heeft uiteindelijk tot dit proefschrift geleid. Vanuit onze praktijktheoretische visie op onderzoek en ontwikkeling richtten we ons toen meer tot het ‘praktijkforum’ dan tot het ‘wetenschappelijk forum’. In dit proefschrift doe ik beide – hoop ik – al wordt dat onderscheid nu veel minder scherp ervaren dan toen. Wim, ik beschouw jou en Lolle Nauta bij wie ik bijvak wetenschapsfilosofie deed, als mijn leermeesters: aan wie je maar even hoeft te denken en je oordeelsvermogen is weer geijkt. Je hoeft als professor geen school te maken om een wetenschappelijke beroepscultuur door te geven.
Dankwoord
Het organisatieadvieswerk in combinatie met het cabaretwerk was een leerschool in kritisch opgewekte reflectie en performance. Ik wil daarom hier ook de vrienden uit de cabaretgroepen noemen waarin ik al die jaren heb mogen samenwerken: het Kweekschoolcabaret in Meppel en daarna in Groningen het NCSV-cabaret en vooral De Zuiderdiepstem. De methode van organisatieadvies en die van De Zuiderdiepstem, kwam ongeveer op hetzelfde neer: vóórgesprekken houden, stukken lezen, op werkbezoek gaan, veronderstellingen en pretenties blootleggen, kritische grenzen opzoeken (maar wel respecteren), om vervolgens in het ene geval een serieus advies te geven en in het andere een voorstelling – en het liefst allebei. De Zuiderdiepstem betekende veel voor het gezin in opbouw van Annet van Melle en mij, en onze dochters die opgroeiden in de vanzelfsprekendheid van je stem laten horen tussen de schuifdeuren. Daarom noem ik hier in dankbaarheid de namen van Nico Heemskerk, Gokky de Boer en Gré Scholtens met haar Egge Rengers: presente! Het is erg verdrietig dat Nico en Egge deze heuglijke gebeurtenis niet meer kunnen bijwonen. Ze hadden ongetwijfeld graag even willen uitleggen waar persoonlijk reflectie nu écht om gaat... Ik dank de acht heren van het koor Octafel dat de Italiaanse kunst van het vriendschappelijk / muzikaal / culinair / spiritueel samenzijn op het niveau van de ware amateur beoefent: Jan, Kees, Wouter, Christophe, Hans, Keimpe en Paul. Als dirigent aan jullie leiding te mogen geven was een van mijn meest lastige maar leerzame ervaringen. En de laatste jaren ‘Het Verdriet van Steenwijk’ - de naam zegt het al - met mijn zus Coos en haar man Henk, mijn broer Antoon en zijn vrouw Thea, en Harry de Jonge en Lucie Chrispijn. Het is bijzonder te merken dat je door samen op te treden nog meer maatjes wordt met je familie, en dat vrienden als familie worden. Coos en Antoon, onze opvoeding en onderlinge band is gebaseerd op de zekerheid dat wat normaal lijkt niet vanzelfsprekend is, en het besef dat inderdaad overal wel een barst in zit. In dat licht wordt alles duidelijk wat we met elkaar hebben en doen. Woorden schieten tekort om mijn gevoel daarvoor rechtstreeks uit te drukken – vandaar af en toe een liedje. Tot slot noem ik hier de namen van de meest dierbaren om mij heen die de grootste bijdrage hebben geleverd aan mijn reflectieve en emotionele drijfvermogen: Coos en Antoon. Annet, met wie ik een leven deelde en nu het geluk van het grootouderschap, jij weet als geen ander wat hierboven tussen regels geschreven staat. Onze dochters Anne, Maartje, Barbara en Hannah. En Madelyn. Door jullie voel ik mij gepeild en begrepen. Dank voor inspiratie en geduld in liefde en vriendschap.
Dankwoord