Uitgave: juli 2008 V.U.: ir Guy Braeckman, Secretaris-Generaal Departement RWO Koning Albert II-laan 19, bus 21, 1210 Brussel Vormgeving: Lien Van Cromphaut Beeldmateriaal: Fotoarchief Vlaamse Overheid
Tijdelijke huisvesting voor seizoenarbeiders
Tijdelijke huisvesting voor seizoenarbeiders: de nieuwe regeling vanaf 6 juli 2008 Elk jaar steken in de Vlaamse tuinbouwsector tal van arbeiders tijdelijk een handje toe tijdens het hoogseizoen. Al die seizoenarbeiders moeten natuurlijk ook degelijk gehuisvest worden. Vanaf 6 juli 2008 legt een decreet nieuwe normen vast voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders, rekening houdend met de specifieke behoeften en problemen van de tuinbouwsector.
De nieuwe normen zijn dan ook wat soepeler dan de algemene normen voor het wonen in Vlaanderen. Deze folder vertelt u wat u over de nieuwe voorschriften weten moet.
{
Wie wordt beschouwd als seizoenarbeider? Seizoenarbeiders zijn werknemers die gedurende een beperkte periode in de land- of tuinbouwsector werken. In de tuinbouwsector (fruit, groenten en sierteelt) is de maximale duur van tewerkstelling 65 werkdagen per kalenderjaar. Voor het aanplanten en onderhouden van parken en tuinen bedraagt de maximale werkperiode 30 werkdagen per kalenderjaar. In de landbouwsector kan een arbeider maximaal 30 werkdagen per kalenderjaar ingezet worden.
{
Welke normen gelden voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders?
1. Veiligheids- en kwaliteitsnormen Alle woningen en kamers moeten voldoen aan minimale normen inzake kwaliteit en veiligheid. Daarbij zijn de belangrijkste aandachtspunten: • stabiliteit: de dakstructuur, de buitenmuren, de dragende binnenmuren en draagvloeren moeten stevig en stabiel zijn; • veilige installaties: die mogen geen risico inhouden op brand, elektrocutie of ontploffing; • er mogen geen vochtproblemen zijn; • wanden en vloeren moeten naar behoren zijn afgewerkt (met pleisterwerk, tegels, plankier…); • ramen en deuren mogen geen houtrot, corrosie of andere gebreken vertonen; • trappen en borstweringen moeten veilig zijn; • voldoende stopcontacten: er moet minstens een stopcontact in elk lokaal zijn, en minstens twee in totaal; in de keuken of kookhoek moet er een geaard stopcontact zijn; • voldoende verlichting: in elk lokaal moet er minstens een lichtpunt zijn;
• de kamer moet op een veilige manier voldoende verwarmd kunnen worden; • ramen moeten voldoende natuurlijk licht binnenlaten; • verluchting: er moeten voldoende opengaande ramen of verluchtingsroosters aanwezig zijn; • er mag geen risico op CO-vergiftiging bestaan; • de kamer moet veilig toegankelijk zijn (buitentrappen in goede staat…); • de kamer moet rechtstreeks toegankelijk zijn van buiten, en mag niet als doorgang naar een andere woongelegenheid dienen; • de kamer moet slotvast afsluitbaar zijn; • bad-, kook- en toiletfuncties moeten vakkundig geïnstalleerd zijn en goed functioneren; • sanitair: er moet minstens één gemeenschappelijk toilet per zes bewoners zijn, en minstens één gemeenschappelijke douche of bad per tien bewoners. Als de kamer of slaapruimte niet van een wastafel voorzien is, moet er een zijn in de gemeenschappelijke ruimte.
Stelt de Vlaamse Wooninspectie bij een onderzoek te veel gebreken vast, dan wordt een proces-verbaal opgemaakt, en kan men de bewoning doen stopzetten. Maar als u de hierboven opgesomde normen respecteert, bijvoorbeeld door altijd een beroep te doen op een professionele aannemer of installateur, hoeft het natuurlijk nooit zover te komen!
2. Oppervlakte- en hoogtenormen Ook voor de minimale oppervlakte en hoogte van kamers gelden er algemene normen. Voor seizoenarbeiders is er echter een aparte, soepelere regeling, die een uitzondering vormt op de algemene regeling. Er gelden minimale oppervlaktenormen voor de slaapruimte of kamer zelf en voor de gemeenschappelijke ruimte. De gemeenschappelijke ruimte omvat de gemeenschappelijke keuken of zitruimte en het gemeenschappelijke sanitair (toiletten, baden en douches).
Vanaf 1 januari 2011 moet de oppervlakte van een kamer of slaapruimte voor seizoenarbeiders minstens 8 m² per persoon bedragen. Daarnaast moeten de kamer en de gemeenschappelijke ruimte samen minstens 18 m² meten als de kamer wordt bewoond door één persoon. Voor elke bijkomende persoon moet bij deze totale oppervlakte 10 m² worden bijgeteld. Tijdens een overgangsperiode (van 6 juli 2008 tot en met 31 december 2010) gelden nog wat soepelere oppervlaktenormen: zo moeten kamers met stapelbedden slechts 6 m² per persoon meten, zolang ze maar niet kleiner zijn dan 8 m² in totaal. In plaats van een norm voor de totale oppervlakte van de slaapkamer en de gemeenschappelijke ruimte samen, is er tot 31 december 2010 een voorlopige norm voor de gemeenschappelijke ruimte apart: die gemeenschappelijke ruimte moet minstens 1 m² per persoon meten, maar mag nooit kleiner zijn dan 6 m².
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de vereiste oppervlakte in vierkante meter per aantal inwoners. aantal personen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Overgangsregeling (tot 31 december 2010) slaapruimte slaapruimte met gemeenschappelijke zonder stapelbedden(2) ruimte(3) (1) stapelbedden 8 16 24 32 40 48 56 64 72 80 88
8 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66
6 6 6 6 6 6 7 8 9 10 11
Definitief (vanaf 1 januari 2011) slaapruimte(1) Totale oppervlakte van slaap- en gemeenschappelijke ruimtes samen(4) 8 16 24 32 40 48 56 64 72 80 88
18 28 38 48 58 68 78 88 98 108 118
8 m2 per persoon 6 m2 per persoon met min. van 8 m2 (3) kook-, bad- én toiletfuncties samen: 1 m2 per persoon met een min. van 6 m2 (4) slaap- en gemeenschappelijke ruimte (alle functies) samen: voor 1 persoon 18 m2; per bijkomende persoon 10 m2 extra (1) (2)
De minimale hoogte van de lokalen bedraagt in principe 250 cm. Hiervan mag eventueel 15 cm afgeweken worden, op voorwaarde dat aan de eerder vermelde veiligheids- en kwaliteitsnormen is voldaan. Meer informatie? Bel naar het gratis nummer 1700! De informatie in deze folder biedt uitsluitend algemene informatie en bezit geen rechtskracht. (Rechtskrachtig zijn de bepalingen van de decreten en het uitvoeringsbesluit ter zake.)