T w e e d e Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1988-1989
21 183
Verslag van een werkbezoek van een delegatie van de vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking aan India en Bangladesh (9-22 februari 1989)
Nr. 1
VERSLAG Vastgesteld 8 juni 1989 Een delegatie van de vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking heeft van 9 tot en met 22 februari 1989 een werkbezoek gebracht aan India en Bangladesh. De delegatie bestond uit de leden Van Leijenhorst (C.D.A.), voorzitter van de delegatie, Roosen-van Pelt (C.D.A.), Buurmeijer (P.v.d.A.), Verspaget (P.v.d.A.), Terpstra (V.V.D.) en Beckers-de Bruijn (P.P.R.), en werd begeleid door de griffier van de commissie, Van Overbeeke. De delegatie heeft zich tijdens het bezoek aan India geconcentreerd op het EG-project Operatie Vloed, waarover reeds enkele malen in de commissie is gediscussieerd (zie o.m. stuk 20 200, Hst V, nr 25). In Bangladesh lag het accent op het bezoeken van de diverse ontwikkelingsprojecten waaraan Nederland bijdraagt, en op gesprekken met verschillende deskundigen van de zijde van de overheid en van NGO's. Terugblikkend op het werkbezoek komt de delegatie tot de conclusie dat in korte tijd zeer veel indrukken zijn opgedaan en relevante informatie is ontvangen. Dankzij de inzet van de betrokken ambassades en ambtenaren van het ministerie kon een uitstekend programma worden afgewerkt. De leden van de delegatie hechten er aan om op deze plaats hun dank en waardering uit te spreken voor de inspanningen die voorafgaand aan en tijdens het werkbezoek zijn verricht, zowel door H. M. Ambassadeur te New Delhi, mevrouw drs E. M. Schoo en H. M. Ambassadeur te Dhaka, drs J . H. J. Jeurissen en hun beider ambassadestaf, als door de beleidsambtenaren op het ministerie.
S-IZ
913741F ISSN 0921 . 7371
SDU uitgeverij's-Gravenhage 1989
,
T
.
-
.
_.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
Als voorbereiding heeft de delegatie tevens een aantal deskundigen en organisaties ontvangen voor een briefing. De delegatie brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. De voorzitter van de delegatie, van Leijenhorst De griffier van de delegatie, Van Overbeeke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
2
Inhoudsopgave
INDIA Hoofdstuk 1 Operatie Vloed a. positie van kleine boeren b. het prijsbeleid c. verbetering van het vee d. positie van de vrouw e. training en voorlichting Hoofdstuk 2 Bevindingen Programma BANGLADESH Hoofdstuk 1 Politieke situatie Hoofdstuk 2 Economische situatie Hoofdstuk 3 Ontwikkelingsrelatie Hoofdstuk 4 Mensenrechtensituatie Hoofdstuk 5 Bevindingen Programma
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, n
INDIA, 9 tot en met 12 februari 1989 Hoofdstuk 1 Operatie Vloed Het grootschalige EG-hulpprogramma aan India, dat bekend staat onder de naam Operatie Vloed en dat zich concentreert op het ondersteunen van zuivelcoöperaties in heel India, vindt zijn oorsprong in een initiatief voor het opzetten van een zuivelcoöperatie in het Kaira-district, een paar honderd kilometer ten noorden van Bombay. Het zogenaamde Anand-model dat hier ontstond voorziet in de vorming van een coöperatie van melkproducenten per dorp, die dagelijks de aangeboden melk opkoopt en vervoert naar de melkfabriek. Deze melkfabriek, die is opgericht door een bond van een aantal dorpscoöperaties, verwerkt de melk en brengt deze naar de steden voor de verkoop. De opzet van dit model, waarmee begonnen werd in de jaren '50, was zo succesvol dat de Indiase regering het wilde doorvoeren in heel India. Met het oog hierop werd in 1965 de National Dairy Development Board (NDDB) opgericht. Vanaf 1970 is de EEG, samen met de Wereldbank, betrokken bij het programma voor de ontwikkeling van een zuivelindustrie in India. In de eerste fase van Operatie Vloed schonk de EEG grote hoeveelheden melkpoeder en boterolie aan melkfabrieken, om deze met inheemse melk tot nieuwe melkprodukten te kunnen verwerken. Met de opbrengst hiervan kon een produktie- en distributiesysteem worden opgezet en ondersteund. De tweede fase van Operatie Vloed, begonnen in 1978, had tot doel een zodanige groei te bereiken dat de melkproducenten hun produktie meer dan verdubbelden, dat de verwerkende industrie hiervoor voldoende capaciteit zou ontwikkelen, en dat in de grote steden een distributienet gevestigd zou worden om de consument van melk te voorzien. Hiermee zou de voedselhulp van de EEG overbodig gaan worden. Inmiddels heeft de Europese Commissie besloten tot deelname aan een nieuwe fase van het programma, Operatie Vloed III, welke loopt van 1987 tot 1994. De vraag of Operatie Vloed moet worden voortgezet heeft enige discussie doen ontstaan, zowel tussen onderzoekers als onder politici. Er wordt aan getwijfeld of het programma positieve effecten heeft gehad voor de arme boeren en op de positie van vrouwen. De gedachte dat het programma vooral dient om zuiveloverschotten van de EG te dumpen en een toekomstige markt voor westerse zuivelprodukten creëert is in een aantal artikelen terug te vinden. Evenwel heeft het model dat in Anand is ontwikkeld aangetoond dat het mogelijk is om consumenten en producenten dichter bij elkaar te brengen, en een systeem op te zetten dat aan beide categorieën voordelen biedt. Ook in de Tweede Kamer heeft een discussie plaatsgevonden over de voortzetting van Operatie Vloed met een derde fase (zie verslag nr. 20 2000, Hst. V, nr. 25 van 29 oktober 1987). Hierbij stelde de minister dat hij voortzetting positief benaderde, met als voorwaarde dat a) veel aandacht besteed wordt aan de kleinste producenten, b) een zodanig prijsbeleid gevoerd gaat worden dat niet met additionele subsidies gewerkt hoeft te worden, c) bij verbetering van de veestapel het accent zal liggen op inheemse rassen, d) meer aandacht gegeven wordt aan verbetering van de positie van de vrouw en e) aandacht wordt gegeven aan voorlichting aan de kleine boeren. De delegatie heeft deze aspecten tijdens het bezoek aan Anand en in de gesprekken met deskundigen veel aandacht gegeven. Zij beseft evenwel dat de geringe tijd die besteed kon worden aan dit project, en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
4
het feit dat slechts een enkel gebied is bezocht, het onmogelijk maken een diepgaand oordeel over alle aspecten die samenhangen met Operatie Vloed te geven. In dit verslag wordt dan ook volstaan met een algemene analyse en een globale indruk van het project. a. positie van kleine boeren Een grote verworvenheid als gevolg van het project is dat de kleine boeren, c.q. melkproducenten niet meer afhankelijk zijn van de (tussen)handelaren voor de prijsbepaling en de afname van de melk. De prijs wordt nu vastgesteld aan de hand van het vetpercentage van de geleverde melk, en is niet meer onderhevig aan toevallige fluctuaties. De boeren ontvangen hierdoor een constant en zeker inkomen. Doordat niet gestreefd wordt naar schaalvergroting of automatisering van de produktie is de kleine veehouder niet bedreigd in deze extra bron van inkomsten, die de melkproduktie meestal vormt. Een ander positief gevolg van Operatie Vloed is het feit dat de kleine boeren, die eerst geen enkele stem konden laten horen, nu een gezamenlijk geluid voortbrengen dat een relevante krachtsfactor is geworden in het politieke spectrum, juist doordat het uitgangspunt van de NDDB is dat er geen regeringsinterventie dient plaats te hebben in de organisatie. Dit laatste uitgangspunt moet echter voortdurend bevochten worden. Duidelijk werd dat mede door dit project landlozen en kleine boeren kunnen voorzien in hun eerste levensbehoefte. Mogelijkheden voor kredietverschaffing aan de armste boeren ten behoeve van de aankoop van meer koeien zijn bovendien aanwezig. Wel speelt in sommige gebieden de neiging van overheidswege om gemeenschapsgronden te privatiseren, hetgeen weidegrond onttrekt aan de armste boeren. b. het prijsbeleid Door de leveranties van melkpoeder en boterolie door de EG aan India, in het kader van voedselhulp, is de Indiase regering in staat geweest om de prijs van de melk voor de consument in de steden kunstmatig laag te houden. De ter beschikking gestelde melkpoeder wordt vermengd met lokale melk tot consumptiemelk. Daardoor kan de verkoopprijs zodanig laap qehouden worden dat zij zelfs lager is dan de kostprijs van de lokale melk. Wil de Indiase regering minder afhankelijk worden van deze leveranties, dan zal de consumentenprijs voor melk in sommige gevallen drastisch omhoog moeten, hetgeen onrust in de steden teweeg zal brengen. Vandaar dat de Indiase regering voedselhulp opnieuw heeft ingebracht in Operatie Vloed III, ook al was oorspronkelijk het streven om deze voedselhulp te beëindigen. Lage melkprijzen hebben er bovendien toe geleid dat de produktie van melk niet in die mate is gestegen als was voorzien. Blijkbaar zijn er nog niet voldoende incentives om te investeren in de melkproduktie. Begin dit jaar zijn de prijzen voor melk in Delhi omhoog gegaan maar nog niet in zodanige mate dat de kostprijs gedekt wordt. Hierbij dient echter wel aangetekend te worden dat zonder de voedselhulp bij de start van Operatie Vloed geen goed zuivelverwerkings- en distributiesysteem had kunnen worden opgezet. Een ander positief element van de voedselhulp is geweest dat de import van duur, commercieel voedsel hierdoor is voorkomen, hetgeen een gunstig effect heeft op de betalingsbalans. Bovendien zijn tegenwaardefondsen gevormd die benut konden worden voor de verdere ontwikkeling van het programma.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
5
c. verbetering van het vee De pogingen van de EG om in het kader van Operatie Vloed II de Indiase melkveestapel te verbeteren met Europese rassen is een van de missers uit het programma geweest. De verbeterde rassen bleken niet goed te gedijen, en bovendien hoogwaardige bijvoeding nodig te hebben die het houden van dit vee te duur maakte. Vandaar dat in fase III van Operatie Vloed het accent is verlegd naar verbetering van de inheemse buffelsoort, hetgeen een gunstig effect heeft gehad. Een belangrijke verworvenheid van Operatie Vloed is de ontwikkeling van een veterinaire dienst ten behoeve van de coöperaties, en de mogelijkheid voor boeren ongebruik te maken van kunstmatige inseminatie. d. positie van de vrouw Het was een belangrijke vraag voor de delegatie of de positie van de vrouw verbeterd is met het programma van Operatie Vloed. De vrouw is immers de centrale figuur bij de traditionele melkproduktie in India, aangezien zij degene is die het vee verzorgt en melkt. Naar bovengenoemde vraag is reeds veel onderzoek gedaan en het antwoord erop is niet eenduidig. Doordat vanwege het project melk een substantiële inkomstenbron is geworden, gaan ook de mannen zich er meer voor interesseren. Een verdere groei van het aantal koeien betekent voor de vrouw wel meer werk vanwege de verzorging. Aanvankelijk werden vrouwen niet lid van een coöperatie, maar nu bestaan ook gemengde en zelfs vrouwencoöperaties. Het mannelijk element blijft echter de overhand houden in de organisatiestructuur van de coöperaties. Wil het hele project ook voor vrouwen een positieverbetering tot gevolg hebben dan zal veel aandacht besteed moeten worden aan training en opleiding van vrouwen, en aan elementen die het werk van vrouwen verlichten, zoals gezondheidszorg, de nabijheid van waterpompen en kinderopvang. In een aantal coöperaties bleek dit reeds succesvol te functioneren. Door de overschakeling van melkproduktie gericht op de verkoop is de eigen melkconsumptie weliswaar sterk verminderd, maar daar staat tegenover dat het verlies aan voedingswaarden door de vermindering van de melkconsumptie gecompenseerd kan worden doordat de inkomsten uit de verkoop het aankopen van meer andere, goedkopere voedingsmiddelen mogelijk maakt. Een tweede mogelijkheid zou kunnen zijn dat gestimuleerd wordt om een of meer kleinere huisdieren te houden die ook melk verschaffen. Door het opzetten van het programma van Operatie Vloed is in ieder geval de positie van de vrouw ter discussie gekomen, en is aandacht ontstaan voor de rol die de vrouw speelt in de sector van de melkproductie. e. training en
voorlichting
Een van de redenen waarom met name de kleine boeren nog niet alle mogelijkheden die Operatie Vloed biedt kunnen benutten, is het feit dat zij ongeletterd zijn en daarmee niet erg ontvankelijk voor het aanleren van nieuwe technieken. Wil de doelstelling van het verbeteren van juist hun positie slagen, dan zal vooral aan deze groep voorlichting en training gegeven moeten worden. Slechts op deze wijze zal de gedachte van het nut van coöperaties ingang vinden in de traditionele leefgemeenschappen op het platteland.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
6
Hoofdstuk 2 Bevindingen In de eerste plaats wenst de delegatie haar bewondering uit te spreken voor hetgeen tot nu toe is bereikt door de NDDB, in samenwerking met de EG en de Wereldbank. In 30 jaar is het lokale initiatief van Anand uitgegroeid tot een enorm netwerk dat zich over geheel India uitstrekt. Bovendien heeft de delegatie kunnen constateren dat het systeem, ondanks alle gebreken en missers, functioneert. Dagelijks brengen duizenden hun melk naar een verzamelpunt, en ontvangen hiervoor hun inkomsten, en dagelijks kopen nog meer mensen in miljoenensteden als Delhi en Bombay melk bij de verkooppunten. Het terrein van de NDDB in Anand, waar het hoofdkantoor, een opleidingsinstituut en onderzoekscentrum alsmede een gastenverblijf is gevestigd, oogt als een efficiënt georganiseerd geheel, en de aldaar gevoerde gesprekken hebben deze indruk alleen maar bevestigd. Het dichtbij gelegen dorp Valasan, waar de coöperatie van melkproducenten werd bezocht, ziet er weliswaar minder modern uit maar onderstreepte wel de positieve effecten die voortvloeien uit het project. De binnengebrachte melk werd op het vetgehalte onderzocht, de melk van de vorige dag werd contant uitbetaald, er werden statistieken getoond van de groei van de opbrengsten en er waren veterinaire voorzieningen aanwezig. De delegatie is zich er tevens van bewust dat zij een project heeft bezocht in de bakermat van Operatie Vloed, en dat het model-Anand hier heeft kunnen ontstaan omdat de sociale factoren daarvoor gunstig waren en hier traditioneel melkproduktie bestaat. In andere delen van India, waar de omstandigheden verschillend zijn, behoefde het model aanpassingen. Dit doet echter niet af aan de waardering voor het programma op zich en voor de inzet van haar actoren. Op een aantal punten wenst de delegatie evenwel haar opmerkingen te maken. In de eerste plaats zal hard gewerkt moeten worden om vrouwen de nodige stimulansen te geven om de melkproduktie te vergroten en te verbeteren. Het is daarbij van wezenlijk belang dat gekozen wordt voor geïntegreerde programma's, waarbij naast de mogelijkheden voor kredietfaciliteiten ook een goede gezondheidszorg, opleidingsfaciliteiten, familyplanning en kinderopvang worden geïntroduceerd. De delegatie heeft een goed voorbeeld hiervan tijdens haar bezoek gezien. Ten tweede dient ertegen gewaakt te worden dat India afhankelijk blijft van voedselhulp vanuit de EG, en dat melk zodoende als politiek instrument gebruikt kan worden door de prijzen kunstmatig laag te houden. Voorts bestaat de indruk dat de armste boeren en de landlozen niet het meeste profijt hebben gehad van het project, deels door hun gebrekkige training, deels doordat er blijkbaar nog weinig stimulansen zijn om de melkproduktie op te voeren. Hetgeen overigens niet wil zeggen dat het project in hun voordeel heeft gewerkt; het inkomen dat wordt gegenereerd draagt zeker bij tot een verbetering van hun situatie. Tot slot heeft het project tot gevolg gehad dat de eigen melkconsumptie op het platteland sterk is afgenomen, omdat de melk nu verkocht wordt. Door gesprekspartners werd dit evenwel niet als probleem gezien omdat de mensen met de opbrengst van de melk ander, goedkoper voedsel en kleine melkprodukten kunnen kopen. Het lijkt algemeen aanvaard te worden dat melkconsumptie is weggelegd voor de mensen met meer inkomen, en dat melk geen volksvoedsel is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
7
Programma: Donderdag 9 februari: 08.00 uur: aankomst vliegveld New Delhi 10.45 uur: ontmoeting met vertegenwoordigers uit het vrouwennetwerk betreffende Operatie Vloed 12.30 uur: ontmoeting met mevr. Margaret Alva, Minister of State for Youth Affairs, Sports and Women's Wel-fare, en enkele vrouwelijke parlementariërs (voor de vrouwelijke leden van de delegatie) 15.00 uur: Gesprek met S. Parthasarathi, Joint Secretary en Dairy Commissioner, Ministerie van Landbouw 18.20 uur: vertrek naar Vadodara 20.30 uur: aankomst Vadodara, vertrek naar Anand Vrijdag 10 februari: 07.00 uur: bezoek aan coöperatie van melkproducenten in Valasan 09.30 uur: briefing over activiteiten NDDB/AMUL 10.45 uur: bezoek aan melkfabriek van Kaira-district, AMUL 11.55 uur: bezoek Tribhuvandas Foundation 12.30 uur: ontmoeting met de Voorzitter van NDDB, de heer Kurien 14.30 uur: bezoek aan Institute of Rural Management, IRMA 15.15 uur: bezoek aan enkele afdelingen NDDB 18.30 uur: vertrek naar Vadodara 21.00 uur: vertrek naar New Delhi 22.15 uur: aankomst New Delhi Zaterdag 11 februari: 11.00 uur: gedachtenwisseling met vertegenwoordigers EG-Commissie middag: eigen programma 20.00 uur: diner ter residentie Zondag 12 februari: 10.10 uur: vertrek van vliegveld New Delhi naar Dhaka.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
8
BANGLADESH, 12 tot en met 23 februari 1989 Hoofdstuk 1 Politieke
situatie
Sinds de onafhankelijkheid in 1971 heeft Bangladesh een turbulente politieke geschiedenis doorgemaakt. Sjeik Mujibur Rahman, die in 1971 de politieke leiding van het land op zich had genomen, won met zijn partij, de Awami League, met grote meerderheid de verkiezingen van 1973. Al spoedig was Bangladesh het toneel van politieke onrust, corruptie en economische achteruitgang, waarop Mujibur Rahman eind 1974 de noodtoestand uitriep en zichzelf een alleenheersersrol toebedeelde. Een jaar later kwam een einde aan zijn bewind doordat een aantal legerofficieren de macht grepen en hem en een deel van zijn familie vermoordden. De coup leidde uiteindelijk tot het aan de macht komen van generaal Zia ur Rahman, die in 1977 zichzelf tot president benoemde, en wiens partij, de Bangladesh Nationalist Party (BNP), bij de verkiezingen in 1979 een ruime overwinning behaalde. Ook zijn autocratisch bewind duurde niet lang, aangezien hij in 1981 op zijn beurt werd vermoord door een afvallige legerofficier. De huidige president, generaal Ershad, nam vervolgens de leiding van het land over, terwijl de noodtoestand bleef bestaan. Nadat de beloofde algemene verkiezingen vele malen waren uitgesteld vanwege de talloze protesten tegen het voortduren van de noodtoestand, werden zij uiteindelijk toch gehouden in mei 1986. Een deel van de oppositie, waaronder de BNP, boycotte de verkiezingen, en het resultaat was een krappe meerderheid voor de regeringspartij, de Jatiya, die door Ershad was opgericht om zijn regime een burgerlijk-politiek gezicht te geven. In hetzelfde jaar hield Ershad presidentiële verkiezingen, die hij weliswaar won, maar met een geschat opkomstpercentage van 5%. De introductie van een amnestiewet voor de militairen, ingaande vanaf de afkondiging van de staat van beleg in 1982, alsmede de pogingen om de militairen een grotere rol in het binnenlands bestuur te geven, veroorzaakten een golf van stakingen en politieke ongeregeldheden. Uiteindelijk is de wet om militairen in de districtsraden te laten opnemen ingetrokken. De verkiezing van gemeenteraden en tussentijdse parlementaire verkiezingen in 1988 resulteerden in felle en gewelddadige botsingen tussen oppositiegroeperingen en het leger. De laatste verkiezingen werden overigens geboycot door alle belangrijke oppositiegroeperingen, zodat het huidige parlement, dat gekozen is met een opkomstpercentage van slechts enkele procenten, bepaald niet beschouwd kan worden als een reële afspiegeling van de bevolking. In zijn streven om de gunst te verwerven van bepaalde religieuze groeperingen heeft Ershad het parlement een wet laten aannemen waarin de islam tot staatsgodsdienst wordt uitgeroepen (Bangladesh is voor 90% islamitisch). Dit lokte weer felle protesten uit van de oppositie en van vrouwenorganisaties, die vrezen voor een verslechtering van hun positie, ook al is in het dagelijks leven het effect hiervan nog niet merkbaar. De meest recente onlusten speelden zich af op de universiteit van Dhaka, waar verkiezingen werden gehouden. Van de zijde van de regering werd gemeld dat het hier enkele oproepkraaiers betrof, die de protesten hadden uitgelokt. De oppositie wist te melden dat de regering fundamentalistische studenten had aangezet tot onlusten om te kunnen ingrijpen en studenten op te pakken. De Special Powers Act stelt de regering in staat om personen in hechtenis te nemen die zij een gevaar acht voor de nationale veiligheid, en in dit soort gevallen wordt deze wet frequent toegepast.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
9
Gesprekken met de leidsters van de twee grootste oppositiegroeperingen, Sjeikh Hasina van de Awami League (de dochter van de vermoorde Mujibur Rachman) en Begum Khaleda Zia (weduwe van de eveneens vermoorde Ziaur Rachman) van de BNP geven niet de indruk van een krachtig georganiseerde tegenbeweging, met een uitgewerkt programma. Het enige punt waar beiden het over eens waren, is de wens om Ershad ten val te brengen, maar ook hiervoor bestaat geen concreet plan. Sjeikh Hasina beschuldigde de BNP ervan om achter de schermen met Ershad mee te werken, en geen eigen partijprogramma te hebben. De regering Ershad verweet zij de hulpgelden ten gevolge van de overstromingen misbruikt te hebben ten eigen voordele, in plaats van ze ten goede te laten komen aan de getroffen bevolking. Zij beschouwde zichzelf en haar partijcoalitie (van 15 partijen) als vertegenwoordiger van de meerderheid van de bevolking, maar zei onmachtig te zijn om directe politieke invloed uit te oefenen. De grootschalige fraude bij de verkiezingen van 1986 hadden haar ertoe gebracht niet deel te nemen aan de laatste verkiezingen. De bewegingsvrijheid van Sjeikh Hasina bleek beperkt te zijn; zij mag niet het platteland op om bijeenkomsten te organiseren en toe te spreken. Haar programma bestaat uit het houden van verkiezingen, herstel van de grondwet van 1972, nationalisatie van vitale industrieën overigens met behoud van een groot deel van de particuliere sector, nadruk op de ontwikkeling van de landbouw en gratis onderwijs. Begum Khaleda stelde dat de enige overeenkomst met de Awami League was de noodzaak tot terugkeer naar democratie, en daarmee een einde aan het bewind van Ershad. Voor het overige had zij weinig waardering voor het optreden van Sjeikh Hasina. Zij ging ervan uit dat de Awami League een éénpartijsysteem wens* te introduceren, en de industrie zal nationaliseren. Zelf had zij een 9 puntenprogramma geïntroduceerd waarin aandacht besteed wordt aan onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid, huisvesting en de dagelijkse levensbehoeften. Onder haar beleid zou de economie worden gestimuleerd middels een krachtige private sector en een verdergaande denationalisatie. Momenteel is het grootste deel van het economisch leven in handen van incapabele mensen, die evenwel tot de vriendenkring van Ershad behoren, zo stelde zij. Bovendien had ook zij de overtuiging dat de groep rond Ershad de buitenlandse hulp misbruikt. De twee oppositieleidsters gaven niet de indruk op dit moment een waarschijnlijk alternatief te vormen voor Ershad. Hun positie als dochter, respectievelijk weduwe van een vermoorde vroegere regeringsleider is naar het lijkt de voornaamste reden voor hun huidige leiderschap. Beiden zijn omringd door een aantal adviseurs die tijdens vorige regimes politieke posities bekleedden, en die waarschijnlijk ook nu nog het beleid bepalen. De minister van Buitenlandse Zaken erkende dat het huidige systeem nog niet perfect is, maar dat gestreefd wordt naar verbetering. De laatste verkiezingen werden weliswaar geboycot door de voornaamste oppositiepartijen, maar moesten toch doorgang vinden omdat de grondwet gerespecteerd dient te worden. Gevraagd naar een rechtvaardiging voor de Special Powers Act stelde de minister dat deze mogelijkheden schept om in bepaalde situaties op te treden waardoor een algemene restrictieve wet voorkomen wordt. Overigens is er gelegenheid om in beroep te gaan bij het Hooggerechtshof in geval van detentie op grond van deze wet. Het verschijnsel van politieke vluchtelingen uit Bangladesh deed de minister af met de verklaring dat deze vluchtelingen in wezen economische vluchtelingen zijn, en geen politiek gevaar lopen in eigen land. Politieke gevangenen zouden niet bestaan in Bangladesh.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
10
De Speaker van het parlement had niet het gevoel dat het huidige parlement nauwelijks een afspiegeling van de bevolking is. Het feit dat vrouwen thuis blijven bij verkiezingen heeft een lager opkomstpercentage tot gevolg, maar hij beschouwde de uitslag als de stem van de meerderheid van de bevolking. Over de macht van het parlement had de speaker weinig te klagen, de geldende constitutie is gunstig in dit opzicht. Het feit dat de meerderheid de regering van Ershad steunt is niet verwonderlijk, aangezien zijn partij de grootste is in het parlement. Concluderend kan gesteld worden dat het huidige bewind niet gedragen wordt door een meerderheid van de bevolking, maar dat er niet een zodanig krachtige oppositie is dat te verwachten valt dat de regering Ershad op korte termijn het veld zal moeten ruimen. Een realistisch alternatief is momenteel niet voorhanden. Van een democratie kan niet gesproken worden in Bangladesh. De laatste verkiezingen waren weinig meer dan een farce, en de werkelijke macht in het land is in handen van de militairen. Zij hebben de privileges, niet alleen op politiek terrein maar ook in het economisch leven. Een nieuwe couppoging van die zijde is dan ook niet erg waarschijnlijk. De trieste situatie van Bangladesh, als een van de armste landen ter wereld, brengt ook met zich mee dat het armste en grootste deel van de bevolking zich om weinig meer bekommert dan om het verwerven van de dagelijkse levensbehoeften. Hun politiek bewustzijn heeft zich daardoor niet sterk kunnen ontwikkelen. President Ershad poogt zich verder van buitenlandse steun te voorzien, bijvoorbeeld door islamitische landen voor zich te winnen met het uitroepen van de islam als staatsgodsdienst. Maar ook het recente staatsbezoek aan Groot-Brittannië draagt natuurlijk bij aan de verdere legitimering van zijn positie. Hoofdstuk 2 Economische
situatie
De regering van Bangladesh heeft haar doelstellingen op economisch gebied vastgelegd in vijfjarenplannen. Het huidige, derde, vijfjarenplan loopt van 1986 tot 1990, en heeft als voornaamste doelstelling de verlichting van de armoede door middel van economische groei, verbetering van de werkgelegenheid en door beperking van de bevolkingsgroei. Het is nu al zeker dat de tevoren vastgestelde streefcijfers niet gehaald zullen worden. De gemiddelde groei van de economie was gepland op 5,4% per jaar, maar zal veel lager uitkomen. Het aandeel van de landbouw in de nationale produktie is iets minder dan de helft, terwijl de industrie een 10% voor haar rekening neemt. De overige percentages betreffen de dienstensector, de nutsbedrijven en de handel. De betalingsbalans van Bangladesh heeft te kampen met een groot en structureel tekort, al is enige verbetering merkbaar. De export van traditionele landbouwprodukten (jute en thee) is de afgelopen jaren sterk gedaald. Uitvoer van bevroren vis en garnalen, en van industriële produkten (leer en kleding) stijgt daarentegen. Uiteraard zijn de natuurrampen die Bangladesh met een grote regelmaat, en in extreme vorm in 1988, teisteren een voorname oorzaak voor de stagnatie van de economie en een belemmering voor de verdere opbouw van het land. De uitgaven die de regering noodgedwongen heeft moeten doen voor het herstel van de schade konden niet meer aangewend worden in het kader van het economische plan. Daarnaast zijn de eigen inkomsten van de regering zeer laag vanwege een slecht systeem van belastinginning. Van het allergrootste deel van de bevolking valt weinig te innen omdat het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
11
beneden de armoedegrens verkeert, terwijl een kleine groep rijken niet onderworpen wordt aan hoge directe belastingen. De middenklasse is niet erg sterk vertegenwoordigd. De belangrijkste inkomensbron is de indirecte belasting. Overheidsuitgaven gaan deels op aan de instandhouding van het ambtenarenapparaat, de kosten van het militaire apparaat (8.7%) en, in geringe mate aan onderwijs (10%) en gezondheidszorg (4.8%). Voor de financiering van de sociaal-economische ontwikkeling van het land is Bangladesh grotendeels aangewezen op buitenlandse hulp. De buitenlandse schuld betreft vrijwel alleen schulden aan multilaterale instellingen en donorlanden. Aangezien veel van de schulden die r jngladesh heeft, bestaan uit schenkingen, is de buitenlandse schuldenlast van het land ondanks zijn hoogte (ca. 8 mld dollar) niet verontrustend te noemen. De minister van Landbouw maakte gewag van het plan-Ershad ter stimulering van de economie, met name op het platteland. Dit plan voorziet in een uitbreiding van de irrigatieprojecten, in het afschaffen van belasting op kunstmest en het gebruik maken van zaadveredelingstechnieken. Met dit plan zou in 1992 het land zelfvoorzienend op het gebied van de voedselproduktie moeten worden, zodat de dure voedselhulp niet meer nodig zal zijn. In gesprekken met vertegenwoordigers van de Wereldbank, het IMF en UNDP werd melding gemaakt van een lichte verbetering van de economie in het laatste half jaar, met name in de dienstensector, maar tevens werd gesteld dat het algemene beeld van de economie niet positief is. De vertegenwoordiger van de Wereldbank stelde dat de regering een behoudend economisch beleid voert, volgens het IMF-recept, maar dat dit in de huidige situatie economisch stagnerend werkt. De economie moet juist impulsen hebben door het stimuleren van uitgaven en investeringen. Voorts was hij van mening dat donoren hulp niet ongeconditioneerd moeten geven, maar een eigen bijdrage van de overheid moeten verlangen. Kritiek van deze zijde kwam op het punt van de regeringssubsidies voor voedsel. Deze moeten worden afgeschaft omdat zij te algemeen zijn, en ook de ambtenaren en militairen bevoordelen die al in een economisch gunstige positie verkeren. Wel zijn subsidies die alleen op armen zijn gericht acceptabel. Tevens werd melding gemaakt van een laag niveau van particuliere besparingen, zodat de overheid in geringe mate toegang heeft tot binnenlandse financieringsbronnen. Gevraagd naar de effecten van het structurele aanpassingsprogramma op de positie van de armen werd gesteld dat dit moeilijk te meten is, maar dat de groei van het aantal armen verbetering van hun positie negatief beïnvloedt. Het programma had ten doel de import van produktiemiddelen te stimuleren, maar tot nu toe is niet veel bereikt omdat de publieke middelen die voor import nodig zijn niet voorhanden zijn. De rampen hebben de belastinginning bemoeilijkt en de uitgaven voor hulpbestrijding doen stijgen. Dat de armen duidelijk nadeel hadden ondervonden van de aanpassingsprogramma's werd evenwel ontkend. Hoofdstuk 3 On twikkelingsrela f/e In april 1988 besloten de gezamenlijke donoren van Bangladesh tot een financiële bijdrage aan dit land van in totaal 2 miljard dollar voor de periode 1988/1989. De overstromingen van het najaar van datzelfde
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
12
jaar, waarvan de schade door de regering geschat wordt op 1.5 a 2.5 miljard dollar (doch door de Wereldbank op 150 a 250 miljoen dollar), hebben de regering van Bangladesh ertoe genoodzaakt op grote schaal extra fondsen te vragen, die vervolgens ook door de internationale gemeenschap zijn aangeboden. Deze recente gebeurtenissen tonen des te meer aan hoe afhankelijk Bangladesh is, en voorlopig ook zal blijven, van buitenlandse hulp. Nederland heeft voor het kalenderjaar 1989 een bedrag van 100 miljoen gulden toegezegd tijdens het jaarlijkse beleidsoverleg. De ter beschikking gestelde fondsen bestaan enkel uit schenkingen, en niet uit leningen, en zijn verdeeld in bijdragen in de vorm van goederen (m.n. kunstmest en ruwe katoen), in de vorm van projecthulp en in de vorm van technische assistentie. In 1989 zullen drie sectorspecialisten op de ambassade aangesteld worden. De minister van Planning sprak tijdens een gesprek met de delegatie zijn waardering uit over de Nederlandse hulpbijdrage. Deze hulp richt zich op terreinen waar de nood hoog is, en is tevens niet belastend aangezien het steeds om schenkingen gaat. De floods hebben zo stelde hij, de noodzaak aangetoond van een langetermijnplan, om herhaling in de toekomst te voorkomen. Door Frankrijk wordt gewerkt aan een masterplan om het probleem van de overstromingen structureel aan te pakken. Financiering hiervan zou echter afzonderlijk moeten gebeuren om de lopende programma's niet te belasten. Het Nederlandse beleid is echter niet gericht op dergelijke grootschalige projecten. In 1988 was het gealloceerde bedrag eveneens 100 miljoen gulden. Het kasplafond werd eind 1988 overschreden, maar het tempo van de uitvoering van de programma's laat te wensen over, gezien de bureaucratische procedures die in Bangladesh worden gehanteerd. Tevens werden ook de doelstellingen van het Nederlandse beleid, met name de gerichtheid op de armsten en de aandacht voor de positie van vrouwen, door de overheid niet steeds als prioriteit aanvaard. Dit kostte vooral bij de implementatie van de landwinningsprojecten veel tijd en energie. De delegatie heeft tijdens gesprekken met de diverse overheidsfunctionarissen deze aspecten als essentieel onderdeel van de Nederlandse ontwikkelingshulp naar voren gebracht. Het eerste project dat door de delegatie is bezocht, was een kamp van Terre des Hommes in Tongi, vlakbij Dhaka. In dit vluchtelingenkamp, dat is ontstaan in 1974, heeft Terre des Hommes aanvankelijk zorg gedragen voor primaire levensbehoeften als gezondheidszorg, scholing en voedsel. De laatste jaren vindt een omschakeling plaats naar projecten voor gemeenschapsontwikkeling, met voorlichting over gezondheids en voeding, en de opleiding van jongeren en vrouwen. Daarnaast is tijdens de overstromingen noodhulp verstrekt. De financiering vindt plaats middels eigen fondsen van Terre des Hommes Nederland, uitgezonderd de noodhulp a 0.3 miljoen gulden die is verstrekt door DGIS. De Bengaalse overheid heeft de scholen inmiddels overgenomen van Terre des Hommes, wat direct een negatief effect had op de kwaliteit van het onderwijs. De docenten zijn ongemotiveerd en worden ook nauwelijks betaald, zodat ze hun eigenlijke lessen als bijles geven om nog wat extra te verdienen. De projecten die hier door Terre des Hommes ter hand zijn genomen, geven een positieve indruk. Kinderen leren een ambacht bij de technische opleidingen, en worden daar weer geholpen door ouderen die zich de kennis al hebben eigen gemaakt. Voor vrouwen zijn alfabetise-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
13
ringscursussen opgezet, en worden voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. De participatie aan de projecten is groot, en de motivatie blijft hoog doordat eigen bijdragen worden verlangd. Tijdens een tocht per bus naar Matlab - en ook tijdens verdere activiteiten - heeft de delegatie kunnen ervaren hoezeer de infrastructuur te wensen overlaat. Zeer slechte wegen, die duidelijk te lijden hebben gehad van de overstromingen, en verder tijdrovende oversteken van de talloze rivieren die het land doorstromen. Er is onderweg gebruik gemaakt van een van de veerboten die door Nederland zijn gefinancierd, ter verbetering van de infrastructuur. De motoren komen uit Nederland, terwijl de boten zelf locaal worden gefabriceerd. De ruim 34 miljoen die hier in totaal aan is bijgedragen, is een zeer nuttige investering. Zonder deze verbindingen zouden grote gebieden nauwelijks bereikbaar worden. Het project in Matlab betreft een gezondheidsproject voor moeder en kind en een project voor gezinsplanning. Reeds in 1963 is hier een onderzoeksinstituut gevestigd voor onderzoek naar cholera, waaraan tevens een kliniek voor behandeling werd gekoppeld. Het instituut heeft zich ontwikkeld tot een gerenommeerd centrum van onderzoek, met een gegevensbestand van 200 000 mensen dat zich over 20 jaar uitstrekt, en dat zich met name richt op de gezondheidssituatie van kleine kinderen en op familyplanning. Hier is verder de nu overal toegepaste ORS-methode om uitdroging bij cholera tegen te gaan ontwikkeld, terwijl momenteel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een goed vaccin tegen cholera. Nederland ondersteunt een project waarbij onderzoek wordt gedaan naar longontsteking. Gebleken is bij demografisch onderzoek dat 39% van de doodsoorzaak bij sterfte onder 1 jaar longontsteking is, vandaar dat dit onderzoek een eerste prioriteit heeft gekregen. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre deze ziekte ook behandelbaar is in gebieden zonder ziekenhuis in de nabijheid. De eerste resultaten tonen aan dat met een goede training van veldwerkers in veel gevallen voorkomen kan worden dat men voor behandeling naar een kliniek moet gaan, en dat vrouwen tevens kunnen leren om in een vroeg stadium te herkennen wat met hun kind aan de hand is. De bijdrage vanuit Nederland is f 538 000 voor twee jaar. Naast het onderzoeksinstituut maakte ook het project voor moeder- en kindzorg en gezinsplanning veel indruk op de delegatie. Het project bestaat uit een aantal veldwerksters die de dorpen langs gaan voor het verlenen van primaire gezondheidszorg, inclusief adviezen over het voorkomen van ziekten en voorlichting over methoden van geboortebeperking. Zij nemen ook contraceptiva mee tijdens hun bezoek. Bij ernstige ziekten kunnen zij doorverwijzen naar het ziekenhuis. Vanuit Matlab is een netwerk opgezet om de veldwerkers te trainen voor hun werk, dat vaak moeizaam verloopt, aangezien vele weerstanden overwonnen moeten worden en een vertrouwensband moet groeien, met name met de vrouwen, maar ook met hun mannen. De opzet van het totale project in Matlab is, gezien de relatie die gelegd wordt tussen primaire gezondheidszorg, demografisch onderzoek en research naar behandelingsmethoden van groot belang voor het gehele land en de gezondheidszorg in het algemeen. Op deze wijze wordt een directe bijdrage geleverd aan de verbetering van de levensomstandigheden van grote groepen van de bevolking die naast hun armoedeprobleem tevens kampen met de voortdurende dreiging van levensgevaarlijke ziekten. Drinkwaterproject in Chandpur. Dit project maakt deel uit van een programma voor verbetering van de drinkwatervoorziening dat in 1984 door Nederland is begonnen in 12 steden van Bangladesh. Terwijl de opzet aanvankelijk het aanleggen van leidingen en het installeren van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
14
pompen en putten was, is de opzet nu uitgebreid met drainagesystemen en afvalverwerking. Een probleem bij dit project is het onderhoud, waarvoor de kennis en de financiering vaak ontbreekt. Veel hangt af van de lokale autoriteiten, of een systeem kan worden opgezet waarbij de verbruiker betaalt voor zijn aansluiting zodat middelen beschikbaar komen voor onderhoud en kwaliteitscontrole. Dit is helaas lang niet altijd het geval, waardoor nuttige investeringen nutteloos worden. Land Reclamation
Project
De samenwerking met Bangladesh op het gebied van de landaanwinning en waterbeheersing dateert van de tweede helft van de jaren '70. Toen is begonnen met de formulering van een lange termijn plan voor landaanwinning, terwijl het accent vervolgens langzaam is verschoven naar specifieke projecten voor landlozen en hun vestiging in de nieuw aangewonnen polders. De Nederlandse overheid werkt bij deze projecten samen met de Bangladesh Water Development Board (BWDB). Voor het gehele Land Reclamation Project is 14 miljoen gulden uitgetrokken aan financiële hulp en ruim 24 miljoen aan technische hulp. De delegatie heeft tijdens haar bezoek aan Noakhali de proefpolder bezocht die in het kader van het LRP is aangelegd. De technische hulp vindt plaats via Nederlandse consultants die door de Nederlandse overheid zijn ingeschakeld. De vertegenwoordigers van de BWDB brachtens tijdens het bezoek een aantal kritiekpunten naar voren over de samenwerking met de Nederlandse consultants. Zij maakten melding van gebrek aan overleg over aanschaffingen en investeringen, van eenzijdig optreden van de consultants en van gebrek aan inspraak over de besteding van het budget. Voorts betreurden zij de geringe aandacht aan Nederlandse zijde voor de overdracht van kennis en verzochten zij om een onderzoek naar deze klachten. De Nederlandse gesprekspartners wezen op de geringe voortgang die het laatste jaar is geboekt bij het project. Deze is vooral gelegen in het feit dat de Bengaalse overheid sterk aarzelt bij de toewijzing van land aan landlozen, hetgeen wel een voorwaarde van Nederlandse zijde is om tot verdere implementatie van het project over te gaan. De toewijzing ligt in handen van het ministerie van Land, waar de bureaucratie en de belangen van grootgrondbezitters de besluitvaardigheid niet ten goede komen. In de proefpolder is bereikt dat het land inderdaad is toegewezen aan groepen landlozen. In dit gebied van 1800 ha zijn een aantal dorpen gecreëerd waar de vroegere landlozen in coöperatief verband het land in gebruik hebben genomen. Het project voorziet in hulp bij de verbetering van de landbouwproduktie (drainage, ontzilting, waterbeheersing), het opzetten van een infrastructuur en bij het opzetten van extra inkomensbronnen zoals een visvijver en eendekooien, en het opzetten van een spaarsysteem. Daarnaast is een project opgezet voor primaire gezondheidszorg, waarbij veel aandacht wordt gegeven aan de preventie. Voorts is ook een experiment gaande voor het opzetten van coöperaties van alleenstaande vrouwen die op deze wijze in staat zijn een eigen inkomen te verwerven. Het laatste project stuit, vanwege de traditionele denkwijze over de positie van de vrouw, op veel weerstanden. Een probleem dat werd gesignaleerd bij de toewijzing van land aan landlozen is het feit dat de weg om land toegewezen te krijgen en met ontginning te beginnen vaak lang en vooral ook kostbaar is, zodat de beginnende boeren al schulden hebben gemaakt voordat ze opbrengsten plukken. De schuldeisers hebben vervolgens het land in onderpand gekregen, en kunnen uiteindelijk als de boer niet in staat is tot terugbetaling, het land opeisen. De delegatie heeft tijdens de discussie met de BWDB duidelijk gesteld dat zij de harde eis van de Nederlandse regering steunt dat het land
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
15
moet worden toegewezen aan de landlozen. Slechts op deze wijze kan de investering in nieuwe polders gerechtvaardigd worden. Daarbij is het van wezenlijk belang dat de landlozen een zodanige uitgangspositie krijgen dat zij daadwerkelijk in hun eigen bestaan kunnen gaan voorzien, en niet uiteindelijk in handen van grootgrondbezitters of hun tussenpersonen belanden. Integratie van landverbetering, irrigatie, kleine veehouderij, training en gezondheidszorg is hierbij essentieel. Ook zouden voorwaarden moeten worden gesteld dat het land niet mag worden doorverkocht. Onderweg naar Chittagong is kort gestopt bij de Feni River Closure Dam, die de Feni rivier afdamt zodat een groot stuwmeer is ontstaan dat dient voor irrigatiedoeleinden. De dam is grotendeels een Japans project, maar voor de uiteindelijk afsluiting is Nederlandse hulp ingeroepen. De andere kant van de dam heeft nieuwe landaanwas veroorzaakt, waar zich al spontaan landbouwers op hebben gevestigd. Zodoende zal een eventuele latere landtoewijzing veel extra moeilijkheden opleveren, omdat de eenmaal neergestreken gezinnen moeilijk te verwijderen zijn. In Chittagong (de grootste havenstad van Bangladesh) is de bouw van de Karnaphulli-brug bezocht. Deze brug bestaat uit een deel van de hulpbrug die is gebruikt bij de bouw van de Oosterscheldedam. In gedemonteerde vorm is deze brug naar Bangladesh getransporteerd, waar hij met technische hulp van Nederland weer wordt opgebouwd, om als oeververbinding over de Karnaphuli-rivier te dienen. In totaal bedraagt de Nederlandse bijdrage ruim 53 miljoen gulden. De Bengaalse overheid is verplicht om voor de aansluitende wegen te zorgen. Het project bleek, voor wat de bouw van de brug betreft, voor op het schema Je liggen. Met de aanleg van wegen was evenwel nog geen begin gemaakt, al zijn wel contracten gesloten voor de ontginning van de grond. Het hele project leverde voor de delegatie een aantal vragen en vraagtekens op, ondanks het voorspoedige verloop. Getwijfeld kan worden aan de invulling van de tegenprestatie aan Bengaalse kant, gezien het feit dat geen enkele voorbereiding is getroffen voor de aanleg van de aan- en afvoerwegen, terwijl de brug al snel zijn voltooiing nadert. Zonder wegen is de brug een nutteloze investering. Voorts is het uiteindelijke voordeel van de brug op deze plaats niet duidelijk. Gesteld wordt dat dit economische activiteit bevordert op de andere oever, maar de delegatie kon ook vaststellen dat eerst economische activiteit moet wijken voor de bouw (zoals een scheepswerf). Bovendien zal de Bengaalse overheid moeten zorgdragen voor het onderhoud van de brug, hetgeen tot zware lasten kan leiden. De imposante brug, waarvan de realisatie op zich een goede prestatie is, doet de gedachte aan een witte olifant boven komen. Voorts is een bezoek gebracht aan twee Bengaalse NGO's, te weten Gonoshastaya Kendra en BRAC. Beide ngo's houden zich bezig met het opzetten van activiteiten die aan de armsten in de samenleving mogelijkheden bieden om een inkomen te verwerven. Gonoshastaya Kendra heeft op eigen terrein een groot aantal activiteiten opgezet, die variëren van het weven en bedrukken van stoffen, een smederij, prefab-huizen, een drukkerij en ook scholen voor kinderen, en crèches voor de werkende vrouwen en een ziekenhuis. Daarnaast is een fabriek gerealiseerd voor intraveneuze vloeistoffen, waaraan grote behoefte bestaat in Bangladesh. Hiermee is werkgelegenheid gecreëerd, maar kan tevens vermeden worden dat dure geneesmiddelen uit het buitenland moeten worden geïmporteerd. Deze ngo wordt deels via Novib, deels via het industrieprogramma gesteund. BRAC is eveneens een goed georganiseerde en wijdvertakte organi-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
16
satie in Bangladesh. Op het bezochte complex zijn vele activiteiten gaande, zoals katoen- en zijdeweverij en textielbewerking, en daarnaast zijn in de omgeving talloze projecten in dorpen opgezet om met name vrouwen een inkomen te laten verwerven. Beide ngo's gaven de indruk op een praktische wijze te functioneren, en een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan de situatie van de armsten. Een probleem bleek de bureaucratie van de overheid te zijn, die de binnenkomst van buitenlandse fondsen soms moeilijk maakt. Deze organisaties vormen een duidelijk voorbeeld van de wenselijkheid om in bepaalde gevallen eerder met ngo's dan met overheden te werken. In Bangladesh is de regering niet in staat de armsten te bereiken op de wijze waarop bijvoorbeeld BRAC hiertoe in staat is. Dit geldt ook op het gebied van het onderwijs en de gezondheidszorg. Een vorm van samenwerking met de overheid is voor de ngo's echter onvermijdelijk. In Jessore is de Management Development Unit bezocht, die zich bezig houdt met studie naar verbetering van de organisatie van moederen kindzorg en gezinsplanning. De MDU signaleert knelpunten in de dienstverlening en doet aanbevelingen voor het vinden van oplossingen. Het project wordt gefinancierd door de Wereldbank, in samenwerking met andere donoren waaronder Nederland. De zorg voor moeder en kind is in Bangladesh een dringende noodzaak, gezien de hoge kindersterfte (12,5%) en frequente sterfte in het kraambed (6,4%). Daarnaast treden ernstige ziekten op bij kinderen als gevolg van gebrekkige medische zorg. De MDU brengt de behoefte aan voorzieningen op dit gebied in kaart, en helpt bij de opzet van een goed systeem waarmee de bevolking zo breed mogelijk bereikt kan worden. De opzet voorziet in huis tot huisbenadering door rondreizende assistenten, in voorlichting over geboortebeperking, alsook in een goede registratie zodat bepaalde ontwikkelingen gesignaleerd kunnen worden. In het bezochte gebied bleek hoe slecht de regering in staat is om zelf behoorlijke medische voorzieningen op te bouwen, en hoe primitief gewerkt moet worden. Voor het bereiken van de dorpen door gezondheidswerkers bleek bijvoorbeeld het vervoer een wezenlijk probleem, en verder was er gebrek aan medicijnen. In de omgeving van Jessore is een centrum voor gezinszorg bezocht, waar moeders met hun kinderen op controle komen, en waar tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt wordt om voorlichting te geven over hygiëne en gezinsplanning. Contraceptiva kunnen hier worden verkregen. Daarnaast heeft de delegatie een kliniek en een sateliet-kliniek (voor de behandeling van een beperkt aantal aandoeningen) In deze klinieken wordt registratie bijgehouden van de voorkomende ziekten, en ook van de deelname aan gezinsplanningprogramma's. Op deze wijze komen gegevens beschikbaar voor de MDU. Delta Development Project Dit project is van start gegaan in 1981 in de zuidwestelijke delta van Bangladesh, met als doelstelling de ontwikkeling van een polder in de werkelijke rivierdelta, met inbegrip van polder 22, het opzetten van sociaal-economische activiteiten in dit gebied, en het opdoen van ervaring voor andere projecten. De polderontwikkeling bestond uit herstel van dijken en sluizen, het aanleggen van irrigatiewerken, drainage en verbetering van het waterbeheer. De overige activiteiten betroffen de formatie van coöperaties van landlozen, het opzetten van scholen, aanleg van drinkwaterpompen en een kredietprogramma. Het project in polder 22 heeft aangetoond dat met de ontwikkeling van polders veel bereikt kan worden. Ten eerste bleek bij de recente overstromingen de polder veel beter beveiligd dan overige polders, zodat de schade hier beperkt bleef. Verder is een stijging in de produktie te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
17
zien als gevolg van irrigatie en drainage, en het gebruik van betere zaden. Tot slot is ook een verbetering in de positie van de bewoners aanwijsbaar; zij hebben een school kunnen oprichten van de collectieve spaargelden, en landlozen konden aan het werk gaan op het toegewezen land. De Delta Development Board probeert hen in te schakelen buiten de traditionele arbeidsbemiddelaars, die geneigd zijn lage lonen uit te keren. De ervaringen die hier zijn opgedaan zijn nuttig voor de projecten in andere polders. Gebleken is dat de realisatie van het project meer tijd kost dan voorzien, omdat medewerking van lokale autoriteiten en grootgrondbezitters nodig is. Ook werd het project in polder 22 steeds uitgebreider omdat er meer sociaal-economische activiteiten bijkwamen. Een totaalproject blijkt noodzakelijk, maar tevens moeilijker te realiseren dan alleen de technische uitvoering van een aantal voorzieningen omdat dan meerdere ministeries moeten worden ingeschakeld. Tijdens een bezoek aan Banda, een dorp in polder 29, bleek uit gesprekken met landlozen dat vooral de positie van vrouwen slechts met moeite te verbeteren is, en dat door de lokale autoriteiten een beroep wordt gedaan op de dorpelingen om toch vooral respect te tonen voor de traditionele gezagstructuren, gedomineerd door de grootgrondbezitters. Tevens bleek evenwel dat met name vrouwen zich langzaam bewust worden van hun positie, en van de noodzaak om hierin gezamenlijk verbetering af te dwingen. Het feit dat vrouwen tijdens een massabijeenkomst het woord namen, en hun ongelijkwaardige positie aan de orde stelden, toont aan dat een positieve ontwikkeling in gang is gezet. In Dhaka is het Badda-centre nog bezocht, waar medische en sociale opvang is voor arme vrouwen uit een van de sloppenwijken van Dhaka. Dit centrum is ontstaan op particulier initiatief omdat van regeringszijde geen enkele voorziening in dit gebied werd georganiseerd. Van een plaats waar medicijnen worden verstrekt is Badda uitgegroeid tot een belangrijk centrum waar vrouwen niet alleen medische hulp maar ook voorlichting, training en onderwijs ontvangen. De regering staat dit soort activiteiten toe, maar is niet erg coöperatief bij het officieel registreren van deze activiteiten. Deze registratie is nodig vanwege de mogelijkheid om gelden uit het buitenland te kunnen ontvangen. Nederlandse hulp wordt gegeven in de vorm van KAP-projecten. De FMO participeert in de Bengal Fine Ceramics Ltd. , een kerarniekfabriek, middels een aandelenpakket van f 741 000 en en lening van ruim 1,7 miljoen gulden. Deze fabriek, die in 1986 is gaan produceren, was in de eerste jaren nog verliesgevend, maar lijkt nu goede vooruitzichten te bieden. Het bedrijf biedt werk aan ongeveer 300 werknemers, waarvan een deel vrouw is. BFC toont aan dat het mogelijk is om op het platteland lokale industrie te vestigen die aan velen werkgelegenheid biedt, en tevens de export stimuleert. Het leveren van kwaliteit is daarbij een essentiële voorwaarden, waaraan in dit geval wordt voldaan. De produktielijn komt uit Japan, en daar heeft ook training van personeel plaatsgevonden. Een tweede sleutel tot succes is een goed management, dat hier ondermeer bestaat uit een chemisch ingenieur en in het buitenland opgeleide managers. Hoofdstuk 4 Mensenrechtensituatie Een van de mensenrechten-kwesties waar de delegatie in Bangladesh aandacht aan heeft besteed is de situatie in de Chittagong Hill Tracts. Dit
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
18
gebied in Zuidoost-Bangladesh wordt bewoond door een aantal stammen met een eigen cultuur en leefwijze. Al vele jaren wordt hier melding gemaakt van mensenrechten schendingen, met name door het leger. De regering van Bangladesh heeft steeds gepoogd dit dunbevolkte heuvelgebied te gebruiken als vestiging voor Bengalen uit de rest van het land. Dit leidde tot botsingen met de oorspronkelijke bevolking en gewapend optreden door het leger Grote groepen bewoners vluchtten vervolgens naar het buurland India, waar zij in kampen leven. Door ondermeer Amnesty International zijn kritische rapporten geschreven over het handhaven van de mensenrechten (gesproken wordt van o.a. massamoorden) in dit deel van het land, dat overigens door het leger is afgegrendeld, en slechts met speciale toestemming toegankelijk is. Dit probleem is besproken met de minister van Planning, die zich intensief met dit onderwerp heeft beziggehouden in het kader van het National Committee on the Tribal Area. De minister erkende dat in het verleden fouten zijn gemaakt met betrekking tot de positie van de oorspronkelijke bewoners. Hun situatie is verwaarloosd geweest, waardoor frustraties zijn ontstaan die leiden tot uitbarstingen die weer militaire acties tot gevolg hadden. Nu een nationaal committee is gevormd met als doel om in gesprek te komen met de vertegenwoordigers van de stammen, zijn verbeteringen in de situatie opgetreden. Er zijn geen incidenten meer, en middels dialoog wordt getracht een oplossing voor de problemen te bereiken. Regelingen worden nu getroffen om arbeidsplaatsen voor de bewoners te creëren, en een eigen vertegenwoordiging met een meerderheidspositie voor de stammen op te zetten. Het parlement moet nog over deze voorstellen besluiten. De minister van Buitenlandse Zaken stelde ten aanzien van dit onderwerp dat nu geen repressie meer plaatsvindt, en dat alleen ingegrepen wordt als de integriteit van het land in geding is. Tegen een nieuwe missie van Amnesty International zou hij geen bezwaar hebben. De delegatie had de indruk dat de vele aandacht die voor de situatie in dit gebied is geweest, de regering ertoe heeft gebracht om aan een oplossing te werken. Een tweede punt waarover de delegatie heeft gesproken is de toepassing van de Special Powers Act, en de situatie van politieke gevangenen. De Special Powers Act stelt de regering in staat om personen in hechtenis te nemen om te voorkomen dat zij mogelijk een daad plegen die gericht is tegen de soevereiniteit van het land, de nationale veiligheid of de openbare orde. Deze wet wordt geregeld toegepast om studentenleiders, oppositieleiders etc. op te pakken en tijdelijk vast te zetten. De minister van Buitenlandse Zaken stelde dat deze wet noodzakelijk is, en dat hiervan alleen bij dreiging van geweld gebruik wordt gemaakt. De rechtsonzekerheid vond hij niet in het geding omdat een beroep tegen detentie kan worden ingediend bij het Hooggerechtshof. Diegenen die op grond van de SPA zijn opgepakt beschouwde hij niet als politieke gevangenen. Sjeikh Hasina zei zelf verschillende malen gearresteerd te zijn op grond van de SPA, en maakte melding van enkele honderden politieke gevangenen. Zij stelde dat de rechtspraak niet onafhankelijk is, aangezien de chief-justice door de president zelf wordt benoemd. Ook de organisaties voor de mensenrechten waarmee is gesproken, de Bangladesh Society for the Enforcement of Human Rights en het Institute for Human Rights and Legal Affairs, gaven een negatief beeld van de politieke vrijheden in Bangladesh. De SPA is voor de regering een effectief wapen om in te grijpen, en politieke onrust te voorkomen. Voorts worden oppositieleiders beschuldigd van kleine vergrijpen, die dan als excuus dienen voor vrijheidsbeneming. Van een onafhankelijke rechtsgang is ook in hun ogen geen sprake. Met een overplaatsingsbeleid kan de regering rechters onder haar invloed houden. Bovendien hadden zij ernstige twijfels over
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
19
de rol van de chief-justice. De vrijheid van de pers bestaat slechts in beperkten mate, aangezien de regering soms verzoekt bepaalde artikelen weg te laten, en tevens middels een blokkade van de advertenties de financieringsbronnen kan laten opdrogen. De radio en tv staan onder regeringscontrole. De woordvoerders van mensenrechtenorganisaties zeiden hun twijfels te hebben over de bedoelingen van asielzoekers. Het kwam hen vreemd voor dat zij documenten over hun arrestatie kunnen tonen. Zij vermoedden dat economische redenen een belangrijk argument vormen om te vertrekken, al zullen ook authentieke asielzoekers zich presenteren. Van fysieke bedreiging is nauwelijks sprake; alleen bij demonstraties kan geweld worden gebruikt. Over de juistheid van de ambtsberichten zeiden deze organisaties desgevraagd geen twijfels te hebben. Het feit dat het parlement geen effectieve controle uitoefent op het beleid van de regering maakt dat niet van een democratisch systeem in Bangladesh gesproken kan worden. Dit maakt het tevens gemakkelijker voor de regering om het niet zo nauw te nemen met de mensenrechten, en om oppositiegroeperingen te onderdrukken. Op de delegatie is dan ook door verschillende groeperingen een beroep gedaan om de ontwikkelingshulp niet los te zien van de voortgang van respect voor de rechten van de mens in Bangladesh. Door de gesprekspartners werd gesteld dat de armen nog nauwelijks armer kunnen worden, maar de de regering wel onder druk kan worden gezet middels de hulp. Hoofdstuk 5 Bevindingen De politieke situatie in Bangladesh is latent instabiel te noemen. Van grote binnenlandse onrust is geen sprake, maar de zittende regering kan nauwelijks op steun van de bevolking rekenen. Een alternatief voor het militaire regime van generaal. Ershad is weliswaar aanwezig in de vorm van verschillende oppositiegroeperingen, maar deze geven niet de indruk gereed te zijn om het bestuur van het land over te nemen. Waar zij het onderling over eens zijn is de wens om Ershad weg te krijgen. Deze lijkt echter stevig in het zadel, met een geprivilegeerd leger dat achter hem staat. Veel is hem gelegen aan steun en erkenning uit het buitenland, gezien ook het feit dat het land eigenlijk volledig afhankelijk is van buitenlandse hulp. Het militaire regime kan via de Special Powers Act haar tegenstanders in preventieve hechtenis nemen, hetgeen ook regelmatig gebeurt. Gezien deze wet, en gezien de beperkte vrijheid van meningsuiting en de afhankelijke rechtspraak kan in Bengladesh niet gesproken worden van een rechtsstaat, waarin de rechten van de mens van kracht zijn. Economisch gezien blijven de resultaten achter bij de verwachtingen. Dit is voor een groot deel te wijten aan de recente natuurrampen waardoor grote economische schade is aangericht. De groei van de economie wordt ook negatief beinvloed door de sterke bevolkingsgroei, zodat de resultaten per hoofd negatief zijn. Met de hulp van de donoren wordt het overgrote deel van de ontwikkelingsprojecten gefinancierd. Op de regeringsbegroting wordt een fors bedrag uitgetrokken voor het ambtenarenapparaat en de handhaving van het militaire apparaat, terwijl aan onderwijs en vooral voor gezondheidszorg relatief lage percentages worden besteed. De overheidsinkomsten zouden hoger kunnen zijn wanneer een beter systeem van belastinginning wordt gehanteerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
20
Aan de ontwikkelingshulp wordt door zeer veel donoren bijgedragen. Van donorcoördinatie door de overheid is eigenlijk nauwelijks sprake. Het desbetreffende ministerie functioneert zwak, en is niet in staat om op dit gebied een rol te spelen. Klachten van de zijde van donoren, dat hulp langs elkaar werkt zijn niet gehoord. Als enige werd genoemd het opstellen van een masterplan voor de preventie tegen overstromingen. Frankrijk zou hiermee bezig zijn, terwijl ook de UNDP en nog andere donoren hieraan werken. Wel klaagt men over een geweldige bureaucratie, waardoor veel projecten lang blijven liggen. De overheid kampt ook met een gebrek aan deskundigen voor de beoordeling van projecten, en voor de opvang van en overleg met de vele buitenlandse missies. Over de bezochte projecten die door Nederland worden gefinancierd was de delegatie over het algemeen positief. Wel is gebleken dat het beleid om de hulp aan de allerarmsten ten goede te laten komen soms moeilijk te realiseren valt. Het is echter van groot belang dat dit uitgangspunt wel gehandhaafd blijft, met name bij landwinningsprojecten. Ook verdient de positie van vrouwen voortdurende aandacht. Juist de groepen allerarmsten hebben ook het meest te lijden gehad van de overstromingen, omdat zij moeilijker de tegenslagen kunnen opvangen. Enige twijfel had de delegatie over de wenselijkheid van projecten als de Karnaphuli River-brug in Chittagong. De brug zelf is imponerend, maar zou een «witte olifant» kunnen worden als niet gezorgd wordt voor goede wegen en een totale infrastructuur. Gebrekkige infrastructuur en het tekort aan onderwijsmogelijkheden voor de bevolking is trouwens een grote belemmering voor de verdere ontwikkeling van Bangladesh. Deze punten moeten in de toekomst veel aandacht in het ontwikkelingsbeleid blijven houden. Het bleek de delegatie dat de samenwerking met de locale ngo's in Bangladesh vaak beter verloopt dan met overheidsorganisaties. Vaak zijn zij beter georganiseerd en hebben zij een betere toegang tot de armste bevolkingsgroepen. Verdere samenwerking hiermee is dan ook aan te bevelen. Voorts acht de delegatie het een goede ontwikkeling dat bij steeds meer projecten gekozen wordt voor een geïntegreerde benadering. Zo versterkt een goode gezondheidszorg, onderwijs en de mogelijkheid voor het krijgen van krediet de kans van slagen van een landaanwinningsprojecten voor landloze boeren in hoge mate. Om de investeringen van Nederland als donor ook voor de langere termijn effectief te laten zijn, dient voorts de garantie te bestaan dat de locale overheid zorg kan dragen voor onderhoud. Dit geldt voor de aanleg van bruggen e t c , maar ook van drinkwaternetwerken en afvoersystemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
21
Programma Zondag 12 februari: 15.30 uur: aankomst Dhaka briefing door ambassadestaf Maandag 13 februari: 8.30 uur: gesprek met minister van Landbouw 9.1 5 uur: gesprek met minister van Planning 10.30 uur: gesprek met secretaris van ministerie van Irrigatie 11.30 uur: gesprek met minister van Buitenlandse Zaken 12.15 uur: gesprek met secretaris ministerie van Landbouw 14.00 uur: bezoek aan Bengal Fine Ceramics Dinsdag 8.00 9.00 10.45 12.30 15.00
14 februari uur: gesprek met Awami League uur: gesprek met BNP uur: gesprek met voorzitter van het Parlement uur: ontmoeting met Bangladesh Centre for Advanced Studies uur: bezoek project Terre des Homme, Tongi
Woensdag 15 februari 7.30 uur: vertrek naar Megha River 9.30 uur: afvaart naar Matlab 10.15 uur: aankomst Matlab, briefing en bezoek MCH/FP-ARI project 14.30 uur: vertrek naar Chandpur 15.30 uur: aankomst Chandpur, briefing en bezichtiging drinkwaterproject Donderdag 16 februari: 8.00 uur: vertrek naar LRP, Noakhali, 12.00 uur: aankomst Noakhali, briefing 14.00 uur: bezoek aan proef polder 18.00 uur: demonstratie gezondheidstraining Vrijdag 17 februari 8.00 uur: vertrek naar Chittagong 9.30 uur: stop bij Feni River Closure Dam 13.00 uur: aankomst Chittagong 14.30 uur: bezoek Karnaphuli-brug locatie 15.30 uur: debriefing 18.50 uur: terugvlucht naar Dhaka Zaterdag 18 8.45 uur: 9.15 uur: 13.00 uur:
februari bezoek Nationaal Monument bezoek Gonoshastaya Kendra bezoek BRAC
Zondag 10.00 ADB 12.00 13.30 16.00 19.30
gesprek met mensenrechtenorganisaties ontmoeting Nederlandse bilaterale deskundigen bezoek Nederlandse club diner, aangeboden door ambassadeur
19 februari uur: gesprek vertegenwoordigers Wereldbank, IMF, UNDP en uur: uur: uur: uur:
Maandag 20 februari 12.00 uur: vertrek naar Jessore 13.00 uur: aankomst Jessore, bezoek aan Family Welfare Centre,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
22
kliniek en satelliet-kliniek van MDU 16.00 uur: gesprek op MDU-kantoor 17.00 uur: vertrek naar Khulna 20.00 uur: briefing DDP-staf Dinsdag 21 februari 8.00 uur: vertrek naar Delta Development Project 10.00 uur: ontmoeting met landlozen in Banda 12.30 uur: gesprek op DDP-kantoor 16.00 uur: terugvlucht naar Dhaka 20.30 uur: interview redactie «Watnuweer», blad Nederlandse vereniging. Woensdag 22 februari 10.30 uur: gesprek met Danida 13.00 uur: vertrek Dhaka Donderdag 23 februari 7.00 uur: aankomst Schiphol
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 183, nr. 1
23