Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
21 501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
Nr. 552
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 17 mei 2004
1
Samenstelling: Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), TjonA-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA) en Szabó (VVD). Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Sterk (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), C q örüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD) en Dittrich (D66).
KST76658 0304tkkst21501-02-552 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 22 april 2004 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken, minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking en staatssecretaris Nicolaï van Buitenlandse Zaken over: Algemene Zaken, met name IGC en uitbreiding: – de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 20 april 2004 over de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 26–27 april 2004 (21 501-02, nr. 538), agendapunt «Algemene Zaken», pp. 2 en 3; – de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 april 2004 ten geleide van een afschrift van de brief van de Ierse minister-president aan minister-president Balkenende over de voortzetting van de Intergouvernementele Conferentie (IGC) (eu04000079); – de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 21 april 2004 inzake de toetreding van tien landen tot de Europese Unie (EU) (23 987, nr. 36);
2
Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), voorzitter, De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Atsma (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Eurlings (CDA), Waalkens (PvdA), Weekers (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (LPF), ondervoorzitter, Dubbelboer (PvdA), Van der Laan (D66), Brinkel (CDA),
Szabó (VVD) en Griffith (VVD). Plv. leden: Duivesteijn (PvdA), Kruijsen (PvdA), Hessels (CDA), Van Heteren (PvdA), C q örüz (CDA), Halsema (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), De Wit (SP), Eijsink (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Spies (CDA), Douma (PvdA), Wilders (VVD), Veenendaal (VVD), Geluk (VVD), Algra (CDA), Nawijn (LPF), Vos (GroenLinks), Vergeer (SP), Mastwijk (CDA), Buijs (CDA), Varela (LPF), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Ferrier (CDA), Dezentjé Hamming (VVD) en Hirsi Ali (VVD).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
1
–
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 22 april 2004 ten geleide van een afschrift van de brief van de Directeur-Generaal Uitbreiding van de Europese Commissie, Barbaso, met spreekpunten voor zijn presentatie in de bijeenkomst van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers bij de EU (Coreper) op 22 april 2004 over toetreding van tien landen tot de EU (23 987, nr. 37); Externe Betrekkingen, met uitzondering van Ontwikkelingssamenwerking: – de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 21 april 2004 over het verslag van de informele RAZEB («Gymnich») van 16–17 april 2004 (21 501-02, nr. 539); – de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 20 april 2004 over de geannoteerde agenda van de RAZEB van 26–27 april 2004 (21 501-02, nr. 538), agendapunt «Externe Betrekkingen», pp. 3 t/m 5; Ontwikkelingssamenwerking: – de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 20 april 2004 over de geannoteerde agenda van de RAZEB van 26–27 april 2004 (21 501-02, nr. 538), agendapunt «Externe Betrekkingen», pp. 5 t/m 11; – de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 4 december 2003 houdende enkele overzichten met betrekking tot het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) (21 501-02, nr. 509); – de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 13 februari 2004 inzake de integratie van het EOF in de EU-begroting (21 501-02, nr. 527). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies over Algemene Zaken De heer Van Dijk (CDA) vraagt aandacht voor het IGC-proces. Het Iers voorzitterschap wil doorgaan met informele en bilaterale consultaties. Het is echter onduidelijk wanneer de formele onderhandelingen daadwerkelijk van start gaan. De minister van Buitenlandse Zaken heeft gepleit voor een transparant proces. Kan hij in dat licht de stand van zaken geven? Het blijkt niet nodig om bij de toetredende landen gebruik te maken van vrijwaringsclausules. Wel gelden voor ongeveer 1000 bedrijven exportbeperkende maatregelen, waarvan 400 in het kader van de voedselveiligheid. De nadruk die is gelegd op het instrument vrijwaringsclausule, lijkt een preventieve werking te hebben gehad; de toetredende landen hebben zich gerealiseerd dat er maatregelen zouden volgen indien zij niets zouden doen. Hoe wordt de opgelegde exportbeperking overigens gehandhaafd? Er moeten voldoende waarborgen zijn dat voedsel dat niet voldoet aan de Europese normen, op de nationale markt blijft en niet wordt geëxporteerd. In november 2003 werd er nog gesproken over «rode kaarten» op het terrein van de administratieve capaciteit. Nu lijken er geen grote tekortkomingen meer te zijn. Hoe zeker is dit? Er moet worden voorkomen dat de Europese Rekenkamer (ERK) over een aantal jaar met een rapport komt waaruit blijkt dat het toch niet zo goed was geregeld. Komende zaterdag vindt het referendum over de hereniging van Cyprus plaats. Het draagvlak voor het plan van de Verenigde Naties (VN) lijkt erg klein. Commissaris Verheugen, verantwoordelijk voor de uitbreiding, mocht zelfs geen positief signaal afgeven op de Grieks-Cypriotische televisie. De persvrijheid is blijkbaar nog niet zo goed geregeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
2
De staatssecretaris heeft laten weten dat hij positieve ontwikkelingen ziet in Turkije. Hoe plaatst hij de rechterlijke uitspraak in de zaak van de Koerdische activiste Leyla Zana daarin? Haar gevangenisstraf van 15 jaar is gisteren herbevestigd. De mooie woorden van de Turkse regering lijken in de praktijk anders uit te pakken. Vindt de regering dat Turkije voldoet aan de politieke criteria? De heer Van Baalen (VVD) memoreert de woorden van de staatssecretaris dat de Turks-Cyprioten niet in de steek zullen worden gelaten indien de Grieks-Cyprioten het VN-plan voor hereniging afwijzen. Wat is de betekenis van deze uitspraak? Wil hij een «Republiek Noord-Cyprus» erkennen? Het lijkt erop dat de vrijwaringsclausules een disciplinerende werking hebben gehad. De komende drie jaar heeft de Commissie nog mogelijkheden om vrijwaringsclausules op te leggen indien zij vindt dat er sprake is van een terugval. Heeft de Commissie de vrijheid om haar verantwoordelijkheid op dit punt te nemen zonder dat dit onderdeel wordt van een politiek proces? Sommige bedrijven in de vleesverkende industrie mogen hun producten wel in eigen land, bijvoorbeeld Polen, afzetten, maar niet exporteren naar andere EU-landen. Waar, door wie en hoe vindt de controle hierop plaats? Het Coreper spreekt vandaag over de «geheime bijlage». Kan de Kamer voor 1 mei een brief krijgen over de bevindingen? Zaken worden daar meer en détail behandeld. De Kamer kan dan voor de toetreding nog een mening vormen over de vrijwaring. Het is opvallend dat Commissaris Verheugen constateert dat Kroatië er beter aan toe is dan veel van de landen die op 1 mei toetreden tot de EU. Blijkbaar vindt hij dat er op 1 mei landen toetreden die eigenlijk nog niet ver genoeg zijn. Kroatië kan niet de status van kandidaat-lidstaat verkrijgen zolang er geen afspraak is gemaakt over het naleven van de verplichtingen aan het Joegoslavië-tribunaal. Er zijn verdachten die in staat van beschuldiging zijn gesteld maar nog niet zijn overgedragen. De Britse premier Blair heeft een draai gemaakt door het resultaat van de IGC voor te leggen aan de Britse bevolking. Hij wil dat pas doen in 2005, wat een ernstige belemmering kan vormen voor het constitutioneel proces. Was is de mening daarover van de regering? Minister Zalm heeft gesteld dat de regering vasthoudt aan het veto bij de Financiële Perspectieven. Daarnaast wil zij een hard punt maken van het opnemen in de Europese grondwet van een procedure rond het Stabiliteitspact. Houdt de regering er rekening mee dat de Kamer daarnaast nog andere wensen heeft? De heer Timmermans (PvdA) vindt het moeilijk om het gedraai van de regering rond de IGC te volgen. Minister Zalm lijkt in alle gevallen vast te willen houden aan het veto over de Financiële Perspectieven, terwijl in de brief ter voorbereiding van de Europese Raad wordt gesteld dat het veto kan worden ingeruild voor een nettobegrenzer. De regering creëert zo onduidelijkheid. Alle tien nieuwe lidstaten kunnen gewoon op 1 mei toetreden; er hoeven gelukkig geen «rode kaarten» te worden uitgedeeld. De harde opstelling van de regering, gesteund door de fracties van het CDA en de VVD, is negatief geweest voor het Nederlandse imago in de nieuwe lidstaten, wat slecht is voor de positie van het Nederlandse bedrijfsleven. De heer Timmermans sluit zich aan bij de vragen over het vonnis in de zaak van Leyla Zana. De regering zou een duidelijk signaal moeten geven aan Turkije. De Kamer heeft het associatieverdrag met Kroatië geratificeerd. Klopt het dat de regering dit nog steeds niet heeft genotificeerd? Mevrouw Del Ponte, aanklager van het Joegoslavië-tribunaal, heeft verklaard dat Kroatië nu voldoende meewerkt. Hoe beoordeelt de regering dit? In hoeverre voldoet het land aan de overige politieke criteria? Daarbij gaat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
3
het onder meer om de terugkeer van displaced persons (dp’s) en de teruggave van eigendom in onder andere de Krajina. De Commissie lijkt hier te gemakkelijk mee om te gaan. De Grieks-Cypriotische regering is te negatief over het VN-plan voor hereniging, waardoor het referendum wordt beïnvloed. In het verleden heeft de Grieks-Cypriotische regering toegezegd, mee te willen werken aan de oplossing van het probleem, maar nu de toetreding binnen is, handelt zij daar niet naar. Een duidelijke waarschuwing is hierbij op zijn plaats, bijvoorbeeld in de vorm van RAZEB-conclusies. De heer Van Bommel (SP) constateert dat de regering bij de onderhandelingen over de Europese grondwet veel nadruk legt op wijziging van de buitensporige-tekortenprocedure in het Stabiliteits- en Groeipact. Erkent zij daarmee niet impliciet dat het pact dood is? Landen die zich er niet aan willen houden, doen dat ook niet. Ook Nederland zou daarom de ruimte moeten nemen om de 3%-norm te laten varen. Het lijkt erop dat het VN-plan voor hereniging van Cyprus zal worden afgewezen in het referendum. De Grieks-Cyprioten vinden dat zij te veel moeten inleveren. Wat vindt de regering eigenlijk van het plan? Het is uiteraard aan de bevolking zelf om te oordelen en niet aan de EU. Het proces tegen Leyla Zana maakt duidelijk dat verandering van wetgeving niet altijd een verbetering van de praktijk betekent. Wil de regering zich duidelijker uitspreken over deze zaak? Brengt deze kwestie de onderhandelingen met Turkije over toetreding in gevaar? De EU zou in geen geval mogen onderhandelen met landen waar politieke gevangenen vastzitten, zoals terecht is aangevoerd door een woordvoerder van Commissaris Verheugen. De heer Van Bommel overweegt om over dit punt een motie in te dienen indien de regering zich niet duidelijk uitspreekt. Mocht het uiteindelijk toch tot onderhandelingen met Turkije komen, dan moet de genocide in 1915 op de Armeniërs aan de orde worden gesteld. De heer Duyvendak (GroenLinks) vraagt zich af of er nog voor de Europese verkiezingen een akkoord komt over de grondwet. Dit is belangrijk om duidelijkheid te verschaffen aan de Europese burger. Het geeft geen pas om vlak na de verkiezingen een overeenkomst te sluiten. Het Iers voorzitterschap lijkt te kiezen voor achterkamertjesoverleg, wat slecht is voor de transparantie. Er moet worden gestreefd naar zoveel mogelijk openheid. Hoe groot zijn de kansen op een politiek akkoord, mede in het licht van het door premier Blair aangekondigde referendum? Verschillende bewindslieden hebben de laatste weken laten weten dat zij het veto op de Financiële Perspectieven willen laten vallen in ruil voor een nettobegrenzer. Is dit het officiële standpunt van de regering, inclusief minister Zalm? De toetredende landen verdienen een compliment voor alle inspanningen van de afgelopen jaren. Dit kan niet alleen worden toegeschreven aan de vrijwaringsclausules. Het is terecht dat indien nodig beperkingen worden opgelegd aan de export van de toetreders. De uitspraak in de zaak van Leyla Zana baart grote zorgen. De staatssecretaris heeft uitgesproken dat hij de gang van zaken «betreurt», maar trekt er geen politieke consequenties uit. Deze reactie is nogal mager, vooral omdat Commissaris Verheugen wel heeft gezegd dat er geen onderhandelingen kunnen plaatsvinden zolang er in Turkije politieke gevangenen zijn. Het antwoord van de bewindslieden De minister van Buitenlandse Zaken schetst in grote lijnen de gang van zaken rond de IGC en de Europese grondwet. Er moeten nog zo’n negentien problemen worden opgelost. De bedoeling van het Iers voorzitterschap is om de meeste via vooroverleg tussen ministers van Buitenlandse Zaken uit de weg te ruimen. Uiteindelijk zullen er dan waarschijn-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
4
lijk twee of drie kernpunten overblijven, die in de slotzitting(en) zouden moeten worden opgelost. Op 4 mei is er een ambtelijke voorbereidingsbijeenkomst. Het politieke vooroverleg zal onder andere tijdens de voorbereidende RAZEB op 17 en 18 mei plaatsvinden. Dan zal ook worden bezien of het nuttig is om nog voor de verkiezingen meer bijeenkomsten te houden. Het streven is om voor de Europese verkiezingen tot een akkoord te komen, maar de minister is niet al te positief over de kansen daarop. Een van de onzekerheden is het aantreden van een nieuwe Poolse regering. Er zal uiteraard aandacht worden gevraagd voor de Nederlandse wensen, ook bij het Iers voorzitterschap. Het standpunt van de Nederlandse regering is altijd geweest dat er een veto moet blijven over de Financiële Perspectieven tenzij er een andere manier wordt gevonden waarop Nederland zijn belangen als grootste nettobetaler kan waarborgen. Dat kan door het instellen van een algemene of individuele nettobegrenzer. Verder blijft Nederland vasthouden aan een correcte toepassing van het Stabiliteits- en Groeipact. Hoe dit wordt vormgegeven, is afhankelijk van het verloop van de onderhandelingen. De minister heeft schriftelijk zijn teleurstelling kenbaar gemaakt aan de Turkse regering over de uitspraak in zaak van Leyla Zana. Het is nog onduidelijk hoe het proces precies is verlopen en op welke wetten de uitspraak is gebaseerd; verder is er hoger beroep aangetekend. Het besluit over het openen van de onderhandelingen met Turkije wordt pas in december genomen, waarbij vele factoren meespelen. De minister is niet bekend met de precieze uitspraken van Commissaris Verheugen over deze zaak. De regering heeft besloten om het ratificeren van het associatieverdrag met Kroatië uit te stellen totdat het land naar tevredenheid samenwerkt met het Joegoslavië-tribunaal. In een gesprek met de minister heeft mevrouw Del Ponte laten weten dat Kroatië ondertussen goed meewerkt: verdachten en bewijsmateriaal worden overgedragen. In dat licht zal in de komende ministerraad opnieuw worden gesproken over het deponeren van de ratificatie van het verdrag; de Kamer zal volgende week op de hoogte worden gesteld van het kabinetsbesluit. Kroatië voldoet overigens nog lang niet aan de politieke criteria voor toetreding. Er is nog geen sprake van het openen van onderhandelingen; het gaat er nu om of het land de aanvraag mag indienen. De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken vindt dat de vrijwaringsclausules goed hebben gewerkt; deze waren zeker niet overbodig. De toetredende landen verdienen een compliment voor het vele verrichte werk, maar de druk van de vrijwaringsclausules was daarvoor wel noodzakelijk, zoals ook door de Commissie is verwoord. In ieder geval is er sprake van een positieve ontwikkeling, die de komende drie jaar uiteraard door de Commissie moet en zal worden gemonitord; maatregelen blijven indien nodig mogelijk. Zo zal de administratieve capaciteit in de toetredende landen voor het verdelen van (landbouw)gelden in de gaten worden gehouden door de Commissie. Als een land dit niet op de juiste wijze doet, krijgt het gewoon geen geld. De staatssecretaris vertrouwt erop dat de Commissie daarin onafhankelijk en zonder politieke inmenging kan optreden. Het overleg in het Coreper heeft vanochtend plaatsgevonden. Daarbij is positief gereageerd op de inbreng van de Commissie. In het verslag van de komende RAZEB – dat daags na de vergadering aan de Kamer wordt gestuurd – wordt deze bespreking meegenomen. Het systeem voor de (controle op de) voedselveiligheid werkt met etiketten die op elk moment in het traject van producent naar consument kunnen worden gecontroleerd. De toetredende landen zijn primair verantwoordelijk voor de controles, maar ook de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) zal extra alert zijn bij producten uit de nieuwe lidstaten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
5
Verder zal de EU blijven monitoren om te bepalen of en wanneer de exportbeperkingen kunnen worden opgeheven. De staatssecretaris erkent dat hij, onder andere in het gesprek met de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Gül, heeft gezegd dat de EU Noord-Cyprus niet in de kou moet laten staan als de Grieks-Cyprioten in het referendum hereniging afwijzen. De bedoeling hiervan was om een signaal te geven aan de Turks-Cyprioten dat zij niet de dupe zullen worden van een eventuele negatieve keuze van de Grieks-Cyprioten, en de GrieksCyprioten aan te sporen om gebruik te maken van deze historische kans. Het is logisch dat de VN en de EU proberen om een positieve uitslag te bevorderen. Als het misgaat, importeert de EU op 1 mei een probleem. Steun aan Noord-Cyprus betekent overigens niet het erkennen als staat; dat is niet aan de orde. De staatssecretaris vindt het onverstandig en voorbarig om nu al te veel in te gaan op de consequenties van een eventuele negatieve uitslag. De uitspraak in de zaak van Leyla Zana is teleurstellend. Dit is geen positieve bijdrage aan de dialoog met Turkije. De genocide op de Armeniërs is uiteraard een belangrijk punt dat aan de orde moet komen in de onderhandelingen. De staatssecretaris heeft dit en de bestaande grensgeschillen met Armenië besproken met minister Gül, die veel waarde hecht aan verbetering van de betrekkingen met Armenië. In dat verband voert hij regelmatig gesprekken met zijn Armeense collega’s. De staatssecretaris zal ook tijdens het Nederlands voorzitterschap aandacht vragen voor deze problematiek. De voorzitter constateert dat de regering heeft toegezegd dat het verslag van de komende RAZEB, met name ten aanzien van de vrijwaringsclausules, zo snel mogelijk aan de Kamer wordt gezonden, zodat er nog voor 1 mei over kan worden gedebatteerd. Vragen en opmerkingen uit de commissies over Externe Betrekkingen De heer Van Dijk (CDA) memoreert het standpunt van de Kamer dat het wapenembargo tegen China moet worden gehandhaafd. De minister schrijft dat hij heeft geprobeerd, hiervoor steun te verwerven bij andere EU-landen maar dat hij weinig concrete toezeggingen heeft gekregen. Het lijkt er echter op dat er bij een aantal lidstaten toch behoorlijk wat steun is voor het handhaven van het wapenembargo. Spreken deze landen dit niet uit in de RAZEB? Overigens moet er sowieso worden gekeken naar de Europese gedragscode voor wapenexporten. Wat is de visie van de regering daarop? Is er binnen de EU steun voor aanscherping van de code? Wat zijn daarbij de speerpunten? In het kader van de mogelijke deelname van Birma aan de Asia-Europe Meeting (ASEM) worden «cruciale punten» genoemd. Zijn dit voorwaarden waaraan moet worden voldaan, of gaat het om discussiepunten? Het zouden voorwaarden moeten zijn. Bij het oplossen van de problemen in Kosovo is het verstandig om eerst over de «standards» te praten en pas daarna over de «status». Tussen de regels door valt echter te lezen dat sommige lidstaten vinden dat deze tegelijkertijd moeten worden besproken. Wat zijn de overwegingen in dat verband? De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Solana, heeft aangegeven dat er voorstellen kunnen worden gedaan om de etnische groepen beter te laten samenleven. Hoe kijkt de minister van Buitenlandse Zaken daartegen aan? Er moet alles aan worden gedaan om de roadmap voor vrede in het Midden-Oosten alsnog te realiseren. Wat verwacht de minister van Buitenlandse Zaken van de bijeenkomst van het kwartet (VN, EU, VS en Rusland) op 4 mei? Wat wordt de inzet van de EU?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
6
De heer Van Baalen (VVD) vindt het spijtig dat de minister van Buitenlandse Zaken binnen de EU geen medestanders heeft gevonden om het wapenembargo tegen China te handhaven. Het is niet productief als Nederland een veto uitspreekt, maar er moet wel iets gebeuren. Het aanscherpen van de exportcode is te weinig, vooral omdat landen zelf controleren of zij voldoen aan de regels. Naar verwachting zullen Britten, Fransen en Duitsers dat anders beoordelen dan Nederlanders. Het is goed dat Nederland aandacht blijft vragen voor de mensenrechten in China; er moet echter ook aandacht zijn voor Tibet en Taiwan. De minister van Buitenlandse Zaken zou zich kritisch(er) moeten opstellen over China. Op papier zijn zaken wellicht verbeterd, maar rapporten van onder andere Human Rights Watch en Amnesty International tonen aan dat de mensenrechten nog steeds fundamenteel worden geschonden. Het optimisme van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken zoals dat in de pers is geuit naar aanleiding van hun bezoek aan China, is dan ook misplaatst. De heer Van Baalen sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Van Dijk over Birma. Het land kan niet aanschuiven bij de ASEM zolang het niet aan de vereisten heeft voldaan. Deelt de regering deze opvatting? In Kosovo hangen status en standaarden met elkaar samen. Er zal perspectief moeten worden geboden over de status, anders blijft alles muurvast zitten. Nu is sprake van pappen en nathouden. Wat wordt gedaan om de Kosovaren tot progressie te dwingen? De heer Van Bommel (SP) refereert aan de uitspraak van de ministerpresident dat China vooral om psychologische redenen van het wapenembargo afwil. Kan de minister van Buitenlandse Zaken een toelichting geven op de kennis der psychologie van de minister-president? Het gaat wel degelijk om het leveren van wapens; met name de landen die willen leveren, dringen met grote nadruk aan op afschaffing van het embargo. De media hebben gemeld dat men ook in België, Zweden, Denemarken, Ierland en Finland van mening is dat het embargo niet moet worden opgeheven. De regering heeft steeds gezegd dat Nederland alleen zou staan bij dit punt. Kan de minister van Buitenlandse Zaken hierop ingaan? Ook de Verenigde Staten lijken tegen opheffing van het embargo. Waarom kiest de regering hierbij, in tegenstelling tot bij veel andere onderwerpen, niet voor de transatlantische lijn? EC-voorzitter Prodi heeft terecht uitgesproken dat er nog veel moet verbeteren aan de mensenrechtensituatie in China. Zo wordt in dit land de doodstraf het vaakst uitgevoerd, officieel 726 keer in 2003. Wat is de mening van de Nederlandse regering over de mensenrechten in China? De minister van Buitenlandse Zaken heeft krachtige taal gesproken over de «buitenrechtelijke doding» van Hamas-leider Rantissi, wat eerder ook gebeurde bij de doding van sjeik Yassin. De regering moet het echter niet laten bij woorden maar ook overgaan tot daden. Waarom dreigt zij niet met het opschorten van het associatieverdrag en het bijeenroepen van de associatieraad? Waarom wordt de Nederlandse ambassadeur niet teruggeroepen? Waarom wordt de Israëlische ambassadeur niet op het matje geroepen? Israël gaat onverminderd voort met de bouw van een muur, wat contraproductief is voor het vredesproces. Wat is de houding van de regering op dit punt? De Israëlische plannen voor terugtrekking uit de Gazastrook worden verwelkomd door de regering en de EU. Wat wordt eigenlijk met die terugtrekking bedoeld? Worden alleen nederzettingen opgeheven of worden ook de Israëlische militairen teruggetrokken? De Gazastrook is nu in de praktijk een openluchtgevangenis. De gebeurtenissen in Kosovo geven weinig aanleiding tot optimisme; de laatste tijd zijn er veel gewelddadigheden. Hoe denkt de regering over de radicalisering onder Kosovaren die vinden dat Kosovo op korte termijn onafhankelijk moet worden?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
7
Mevrouw Karimi (GroenLinks) constateert dat de EU veelal een non-positie inneemt in de wereldpolitiek; de Unie is verdeeld en daardoor verlamd. Het Gymnich-overleg zou een goede gelegenheid kunnen zijn om in informeel verband tot meer eenheid te komen, maar dit blijkt in de praktijk niet mogelijk. Vindt de regering dat niet een gemiste kans? Irak is een goed voorbeeld van de verdeeldheid; het onderwerp staat niet eens op de agenda van de komende RAZEB. De EU lijkt het hoofd in de schoot te leggen. Men lijkt het eens over een grotere rol voor de VN, maar dat is niet echt een heldhaftige uitspraak. Men is het eens dat er een VN-resolutie moet komen, maar tegelijkertijd trekt Spanje zijn troepen terug omdat het niet gelooft in de totstandkoming daarvan. Nederland heeft voorgesteld dat de EU politietraining gaat geven in Irak. Onder welke voorwaarden, met of zonder VN-resolutie, en wanneer zou dit moeten plaatsvinden? Verder heeft de minister van Buitenlandse Zaken gesteld dat de EU een rol kan spelen bij de beveiliging van de VN. Wat heeft hij daarbij in gedachten? Ook over het Israëlisch-Palestijnse conflict heerst verdeeldheid binnen de EU. Zoals de minister van Buitenlandse Zaken zelf heeft gezegd, bepalen de VS en Israël het spel. Hoe reageert de EU daarop? Al drie jaar geleden zei de toenmalige minister Van Aartsen dat de buitenrechtelijke dodingen door Israël onmiddellijk zouden moeten worden gestopt. Destijds werden daaraan geen consequenties verbonden, en de moorden gaan nog steeds door. Indien Nederland en de EU serieus willen worden genomen, moeten zij duidelijker stelling nemen. Als partij in de Vierde Geneefse Conventie heeft Nederland de verplichting om over te gaan tot vervolging van oorlogsmisdaden. Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid om informatie te verzamelen over al degenen die verantwoordelijk zijn voor dit Israëlische beleid? Mevrouw Karimi overweegt, op dit punt een motie in te dienen. In Kosovo zijn de laatste tijd geen bevoegdheden overgedragen. Het internationale bestuur is zwak. Verder wordt er nauwelijks over de definitieve status van het gebied gesproken. Welke concrete maatregelen kan de EU nemen om tot verbetering van de situatie te komen? In ieder geval moet de Kosovaren duidelijk worden gemaakt dat de EU niet wil dat Kosovo opnieuw een provincie wordt van Servië. De heer Koenders (PvdA) vraagt zich af hoe het informele Gymnichoverleg verloopt met een groter aantal landen. Tot wat voor conclusies kan daarbij worden gekomen? Heeft de EU gepeild wat de VS vinden van het opheffen van het wapenembargo tegen China? Hoe verloopt de discussie over dit punt op werkgroepniveau? Heeft Nederland daar aangedrongen op aanscherping van de gedragscode? Door wie, hoe en wanneer wordt de «evaluatie van de mensenrechtensituatie» uitgevoerd? Hoe wordt de uitkomst daarvan betrokken in de besluitvorming? In de stukken wordt gesproken over een grotere rol voor de EU in Kosovo. Wat wordt hiermee bedoeld, en wat betekent dit voor de positie van de United Nations Mission in Kosovo (UNMIK)? «Standards before status» is een goed uitgangspunt, maar in de praktijk betekent dit nog maar weinig. De standards kunnen niet los worden gezien van de status. Wat zijn de resultaten van het bezoek van de Consultative Group aan Kosovo? Wordt informeel geprobeerd om de verschillende partijen bij elkaar te krijgen? Er zijn plannen voor een waarheidscommissie die de gebeurtenissen van maart moet onderzoeken. Kan de EU een rol spelen bij het samenstellen van zo’n uit beide bevolkingsgroepen samengestelde commissie? Het verslag is onduidelijk ten aanzien van de discussie over Irak. Iedereen lijkt nu uit te gaan van een VN-resolutie, maar het gaat er natuurlijk om wat daarin komt te staan. Wat is de inzet geweest van de regering om een centrale rol van de VN bij de internationale inspanningen te bevorderen? Dit is van belang voor een besluit over het leveren van troepen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
8
Bij het overleg met de Israëlische premier Sharon heeft de Amerikaanse president Bush een verkeerd politiek signaal gegeven: de grote nederzettingen kunnen worden geannexeerd en er is geen recht op terugkeer voor de Palestijnen. Het is onbegrijpelijk dat de EU hierover niet is geconsulteerd. De EU-verklaring komt neer op: laten we het positief bekijken. Terugtrekking van Israël uit de Gazastrook is natuurlijk een belangrijke stap, maar Sharon trekt zich verder weinig aan van de wereldopinie. Moet Europa zich niet harder opstellen? De Palestijnen valt natuurlijk ook veel te verwijten, maar als Hamas-leider Rantissi buitenrechtelijk wordt gedood, blijft er weinig speelruimte over voor premier Qurei (Abu Ala). De verwachting bij Israël lijkt dat verzwakking van Hamas het sluiten van een akkoord zal vergemakkelijken. De heer Koenders verwacht echter dat deze strategie averechts zal werken en dat het geweld zal toenemen. Hoe kijkt de regering tegen dit onderwerp aan? Is de regering bereid om de associatieraad bijeen te roepen en de Israëlische ambassadeur te ontbieden? Hoe denkt de Nederlandse regering de roadmap nieuw leven in te blazen? Kunnen de VN een rol spelen bij het waarborgen van de veiligheid op de Gazastrook? De minister van Buitenlandse Zaken laat weten dat de discussie over het opheffen van het wapenembargo tegen China tot dusverre alleen in de werkgroep (op ambtelijk niveau) heeft plaatsgevonden. De uitkomsten daarvan zullen bij de komende RAZEB worden besproken, waarbij de politieke standpunten worden ingenomen. De regering wil niet dat Nederland het veto gebruikt om opheffing te voorkomen; indien meer landen daartegen zijn, wordt het niet opgeheven. Tijdens het Gymnich-overleg hebben landen zich overigens niet duidelijk uitgesproken tegen opheffing. Aanscherping van de gedragscode zou een goede zaak zijn, waarbij het uiteraard niet de bedoeling is dat landen deze verschillend (kunnen) interpreteren. De EU moet China een signaal geven over onderwerpen als de mensenrechten, Taiwan en Tibet. De genoemde «cruciale punten» bij de deelname van Birma aan de ASEM zijn inderdaad voorwaarden, hoewel er discussie mogelijk is over hoe smal of breed die moeten worden geïnterpreteerd. Op een aantal punten zijn al toezeggingen gedaan, onder andere over het organiseren van een congres en de deelname van de partij van Aung San Suu Kyi daaraan. Verder zijn verschillende oppositieleiders vrijgelaten. Via andere Aziatische landen, die belang hebben bij een goede voortgang van het ASEMproces, wordt druk uitgeoefend op Birma. Het is verstandig om daarbij gezichtsverlies voor het land te voorkomen, omdat dit contraproductief kan werken. Kosovo is een moeilijk op te lossen probleem. Internationale steun is uiteraard noodzakelijk, maar men moet daar ook zelf verantwoordelijkheid (kunnen) nemen. Het is van groot belang dat de twee bevolkingsgroepen tot een akkoord komen, zodat spanningen worden weggenomen en rechten worden vastgelegd en gerespecteerd. Verder is het goed om de nadruk te leggen op de «standards», maar zonder duidelijkheid over de «status» leidt dat tot weinig. Overigens is er geen sprake van dat Kosovo weer een provincie van Servië wordt. De uiteindelijke status van het gebied is een uiterst gevoelig punt, waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan. UNMIK blijkt niet goed te functioneren. Mede in dat licht heeft Solana aangegeven dat de EU een grotere rol zou moeten spelen bij zaken als de terugkeer van vluchtelingen en de verbetering van de positie van minderheden. Andere belangrijke onderwerpen zijn decentralisatie, deelname van Serviërs aan de bestuursorganen en afschaffing van parallelle bestuursstructuren van de Serviërs in Noord-Kosovo; het is belangrijk dat de dialoog over deze kwesties weer op gang komt. De minister is positief over de suggestie om een waarheidscommissie in te stellen. Het is een positieve ontwikkeling dat Israël bereid lijkt om zich terug te trekken van de Gazastrook, maar het is jammer dat deze terugtrekking niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
9
gebeurt op basis van overleg met de Palestijnen. Israël is van mening dat het geen gesprekspartner heeft in het Palestijnse kamp. Ook de Palestijnse premier Abu Ala wordt helaas niets als onderhandelingspartner gezien. De Palestijnse regering zou zich echter ook beter kunnen profileren en moediger kunnen optreden. De EU moet benadrukken dat Israël zich bij de uitvoering van de roadmap behoort te houden aan de gestelde condities. Het is vooral van belang dat het niet gaat om een opgelegde maar om een onderhandelde oplossing, waarbij ook andere punten worden geregeld. Helaas lijken de VS hierbij de lijn van premier Sharon te steunen. De EU heeft de laatste jaren een beperkte rol gespeeld bij het oplossen van het conflict, mede omdat zij intern verdeeld was. Het is van belang dat de EU een duidelijke positie inneemt binnen het kwartet en bevordert dat de roadmap wordt uitgevoerd. Het op het matje roepen van de Israëlische ambassadeur lijkt de minister overigens weinig zinvol. De VN willen geen centrale rol spelen in Irak maar wel aanwezig zijn en specifieke zaken faciliteren. Zowel de VS als de meeste EU-landen zijn voor een dergelijke bijdrage van de VN. Met de VN-resolutie moet een uitspraak worden gedaan over zaken als de status van de buitenlandse troepen, het politieke proces en de bevoegdheden van de interimregering. De opstelling en de wensen van de interimregering zijn van belang voor het besluit om naar Irak te gaan of daar te blijven. Dit geldt ook voor het geven van politietraining, het helpen bij de opbouw van het leger en het versterken van de douaneautoriteiten; de rol van de EU is hierbij faciliterend. Vragen en opmerkingen uit de commissies over Ontwikkelingssamenwerking De heer Van Dijk (CDA) stelt vast dat een groot aantal EU-landen de doelstellingen niet haalt die volgen uit de Monterrey-overeenkomst, zoals het besteden van 0,7% van het bruto nationaal product (BNP) aan ontwikkelingssamenwerking. Dit zou hoger op de agenda moeten worden geplaatst. Het onderbrengen van het EOF in de EU-begroting vergroot de democratische verantwoording en de transparantie. Wie is echter in de toekomst binnen de Commissie de eerstverantwoordelijke voor het EOF? De Europese minister van Buitenlandse Zaken zal daarin waarschijnlijk een coördinerende rol spelen, maar hij vertegenwoordigt de belangen van zowel de Commissie als de Raad. Dit onderwerp kan het beste onder de communautaire besluitvorming blijven vallen. Hoe kan dat worden gegarandeerd? De minister heeft een aantal goede prioriteiten gesteld voor de herziening van het Verdrag van Cotonou, maar helaas besteedt zij geen aandacht aan de terugname van eigen onderdanen en derdelanders. De heer Van Dijk betwijfelt of zijn fractie het ratificeren van het verdrag zal steunen indien dit punt daarin niet wordt opgenomen. De minister zou het in ieder geval moeten opnemen in het Nederlandse verlanglijstje bij de onderhandelingen. De heer Van Baalen (VVD) is verheugd over de stellingname van de heer Van Dijk ten aanzien van de terug- en overnameclausule in het Verdrag van Cotonou. De regering moet ervoor zorgen dat dit punt wordt toegevoegd aan het onderhandelingsmandaat van de Commissie. Met welke Cotonou-landen zijn op dit punt bilaterale verdragen gesloten? In het kader van de «high level event», de VN-top in het najaar van 2005 over de voortgang bij de Millennium Development Goals (MDG’s), zou het niet moeten gaan om het meten van inspanningen maar van geboekte resultaten. Er wordt gesteld dat de MDG’s redelijk worden gehaald, maar daarbij worden de resultaten in Afrika en Azië samengenomen. In landen als India en China gaat het erg goed met zaken als armoedebestrijding,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
10
maar in Afrika is de situatie veel slechter. Dit is opmerkelijk omdat relatief veel geld voor ontwikkelingssamenwerking naar Afrika gaat. Wat is de visie daarop van de minister? De heer Van Bommel (SP) vindt het enthousiasme over de verwachte groei van Official Development Assistance (ODA) in de toetredende EU-landen tot 0,11% van het BNP in 2006 enigszins misplaatst. Dit is slechts een gebaar van goede wil en een druppel op de gloeiende plaat; er zit een gat in het bereiken van de MDG’s van 50 mld euro. De aandacht zou meer moeten worden gericht op landen die de 0,7%-norm kunnen halen, zoals Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Er wordt in Europees verband gestreefd naar verbetering van coördinatie en harmonisatie van hulp. Coördinatie is inderdaad belangrijk; zaken moeten op elkaar worden afgestemd en elkaar versterken. Europese harmonisatie is echter niet per se een verbetering, omdat daarmee sterke punten van bepaalde landen kunnen verdwijnen. In het licht van het subsidiariteitsbeginsel moeten landen blijven doen waar zij goed in zijn. De ontwikkelingslanden willen meer richting geven aan de Singaporeonderwerpen; de VS en de EU liggen daarbij dwars. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zou erop moeten aandringen dat de EU haar standpunt aanpast. De EU en de VS moeten niet slechts kijken naar hun eigenbelang maar ook naar de belangen van de ontwikkelingslanden. De ontwikkelingslanden hebben een slechte positie bij de WTO-onderhandelingen over landbouw en de markttoegang voor niet-agrarische producten. Landen als Nederland zouden een voortrekkersrol moeten vervullen bij het behartigen van de belangen van ontwikkelingslanden. Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bereid, hierover te overleggen met haar collega van Economische Zaken, zodat de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen niet ten koste gaat van deze landen? Mevrouw Fierens (PvdA) is blij dat het onderwerp ontwikkelingssamenwerking in dit overleg aan de orde komt; dat betekent dat hieraan bij de RAZEB veel aandacht wordt besteed. Zimbabwe lijkt steeds verder af te glijden. Zal dit onderwerp worden besproken bij de RAZEB? Wat kan de EU doen om de situatie te verbeteren? China steunt Zimbabwe nog steeds met handelsovereenkomsten. Hoe denkt de minister daarover? Welke afspraken zijn er gemaakt met de toetredende EU-landen over hun bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking? Hoe verhoudt dat zich tot het niet halen van de 0,7%-norm door landen als Frankrijk en Duitsland? De toetredende landen ontvangen zelf nog steeds bijdragen voor reconstructie en opbouw van de Wereldbank en de Europese Investeringsbank (EIB). Komt dit niet neer op het onnodig rondpompen van geld? Er is een enorm gat bij het verwezenlijken van de MDG’s; in dat licht moeten de rijkere landen gewoon de 0,7%-norm halen. Een bijkomend probleem is de steeds grotere vervuiling van het ODA-budget. De EU heeft nog steeds geen eigen plek in de internationale instituties. Zo hebben afzonderlijke lidstaten zetels in de Wereldbank maar de EU niet. In het kader van de gewenste harmonisatie en coördinatie is het belangrijk dat de EU zelf ook zetels krijgt. Hoe denkt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking daarover? Verandering van het EU-landbouwbeleid, bijvoorbeeld bij katoen, is van eminent belang voor veel ontwikkelingslanden. Wat is daarop de visie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking? Het is terecht dat bij de herziening van het Verdrag van Cotonou het onderwerp terrorisme wordt betrokken. In dat kader moet echter ook aandacht worden besteed aan democratie en mensenrechten, zodat staten niet verzwakken en geen nieuwe voedingsbodem voor terrorisme ontstaat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
11
Mevrouw Karimi (GroenLinks) geeft aan dat het bij ontwikkelingssamenwerking gaat om een combinatie van beschikbare middelen en de effectiviteit van de uitgaven. De (controle op de) effectiviteit van Europese uitgaven is vele malen lager dan in Nederland. Hoe staat het met het versterken van de capaciteit van de Commissie om het geld op een goede manier uit te geven? Op dit moment is er te weinig specifieke kennis, waardoor het gevaar bestaat dat Europees geld voor ontwikkelingssamenwerking verkeerd wordt besteed, bijvoorbeeld aan dure adviseurs. De regering moet op dit probleem blijven wijzen. Het is van groot belang dat de binnen de EU gemaakte afspraken over Monterrey volgens het vastgelegde tijdpad worden nagekomen. In 2006 moet 0,33% van het BNP worden besteed aan ODA. Hoewel dat een erg laag percentage is, veel lager dan de al lang geleden afgesproken 0,7%, lijkt nog onzeker of dit wordt gehaald. Met name Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Van het tot 2002 voor het EOF gereserveerde bedrag van 6,5 mld euro is 1,3 mld euro nog niet uitgegeven. Vloeit dit bedrag terug naar de lidstaten of wordt het doorgesluisd naar het nieuwe EOF? De regering heeft terecht voorgesteld om geld dat niet aan bepaalde landen – voorbeelden zijn Zimbabwe en Haïti – kan worden uitgegeven, aan andere landen te besteden. Er moet dan echter wel voldoende absorptiecapaciteit zijn. Hoe kan worden voorkomen dat stuwmeren ontstaan? De regering steunt de Commissie terecht in haar streven om het EOF te integreren in de EU-begroting. De drie grote landen die de 0,7%-norm niet halen, verzetten zich tegen deze integratie. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zou hen hierop hard moeten aanspreken. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking geeft aan dat de drie jaar geleden gemaakte afspraken in Monterrey samenhangen met de high level event in het najaar van 2005. Er zijn inderdaad grote verschillen tussen Afrika en Azië bij het verwezenlijken van de MDG’s. Aziatische landen als India, China en Vietnam zullen de doelstellingen wel halen. Ook de verwachtingen voor Midden- en Zuid-Amerika zijn positief. Landen in Sub-Sahara Afrika hebben te maken een met lage economische groei, een hoge bevolkingsgroei, aids en gewelddadige conflicten. Ook klimaatverstoring heeft negatieve gevolgen voor Afrika (droogte) en sommige Aziatische landen, zoals Bangladesh (overstromingen). De conclusie moet echter niet zijn dat hulp aan Afrika zinloos is. Het is belangrijk dat zichtbaar wordt gemaakt wat de verschillende EU-lidstaten doen. Nederland zal de komende maanden met een format komen waarin wordt aangegeven wat de bijdrage is (geweest) aan de Monterrey-afspraken. De bedoeling is om hierover jaarlijks te rapporteren. Helaas is het niet gelukt om Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk te laten voldoen aan de 0,7%-norm. Het Verenigd Koninkrijk probeert dat te verbloemen met plannen voor een financieringsfonds, dat geen wezenlijke bijdrage zal kunnen leveren. Nederland zal andere landen blijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid, ook bij de komende RAZEB. In dat verband zal ook aandacht worden gevraagd voor de afspraak van Rio dat 0,1% van het BNP moet worden besteed aan duurzame ontwikkeling. Bij de RAZEB worden procedureafspraken gemaakt over de VN-rapportage in 2005. Daarin moet duidelijk worden gemaakt wat de EU en de afzonderlijke lidstaten hebben bijgedragen aan de MDG’s. De bijdrage van de tien toetredende landen is met 0,11% van het BNP nog zeer beperkt. Er is afgesproken dat zij een tijdpad zullen presenteren voor een verdere groei. Het is moeilijk te voorkomen dat in EU-verband in zekere mate geld wordt rondgepompt. De minister heeft zich er wel sterk voor gemaakt dat de steun van het United Nations Development Program (UNDP) aan landen als Polen en Litouwen wordt stopgezet. Nederland zal in samenwerking met het Noord-Zuid Instituut van de Raad van Europa
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
12
een programma opstellen om het politieke en publieke draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in de nieuwe lidstaten te vergroten. Ministers van Financiën spelen een belangrijke rol bij de groei van het ODA-budget. In dat licht zal ook minister Zalm dit onderwerp aan de orde stellen bij internationale gremia, zoals bij de vergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). In het Verdrag van Cotonou zijn al afspraken gemaakt over mensenrechten en democratie. Dit vormt de basis voor het aanspreken van bepaalde landen. Ook terug- en overnameclausules worden in het huidige verdrag al genoemd. In artikel 13 staat dat er een dialoog moet zijn over het voorkomen van illegale immigratie, maar dit is geen harde afspraak. Wellicht lukt het om bij de komende herziening op dit onderwerp verder te komen. De minister kan hierover echter geen garanties geven omdat het zeer gevoelig ligt. De regering zal het meenemen in de onderhandelingen maar zal er geen hard punt van maken, zoals wel gebeurt bij terrorisme en non-proliferatie. Zij verwacht meer van bilaterale afspraken. Nederland heeft overigens nog geen bilaterale verdragen op dit terrein gesloten; de minister zal inventariseren in hoeverre andere EU-lidstaten hiermee bezig zijn. Aangezien de onderhandelingen over het verdrag nog moeten beginnen, wil zij nog niet ingaan op het wel of niet goedkeuren van de uitkomst door de Kamer. De positie van het nieuwe, tiende EOF is nog onduidelijk. Er zitten veel voordelen aan het integreren in het EU-budget, zoals een betere democratische controle, meer flexibiliteit en het verdwijnen van de noodzaak om elke vijf jaar te onderhandelen. Enkele landen zijn daar echter (uit financieel eigenbelang) tegen, zodat het mogelijk niet zal lukken. In dat kader is het eigenlijk vervelend dat onderbrenging in de EU-begroting voordelig is voor Nederland, omdat de argumenten van de regering daardoor minder serieus worden genomen. De discussie over de Financiële Perspectieven is overigens nog lang niet afgerond; de uitkomst is nog onzeker. Verder is de positie en de rol van de Europese minister van Buitenlandse Zaken nog niet uitgekristalliseerd. In Benelux-verband is een memorandum opgesteld met duidelijke uitgangspunten, dat door het Iers voorzitterschap is verspreid en bij de eerstvolgende informele raad over ontwikkelingssamenwerking in juni zal worden besproken. Het EOF-geld dat niet is uitgegeven, wordt doorgeschoven naar het volgende EOF. Het niet uitgeven van geld wordt soms veroorzaakt door de Brusselse bureaucratie, maar vaak zijn er andere oorzaken, zoals het instellen van sancties. Integratie van het EOF in de begroting zou overigens betekenen dat niet uitgegeven gelden automatisch terugvloeien naar de lidstaten. De kwestie Zimbabwe is aan de orde geweest in het overleg van de EU met de Afrikaanse Unie (AU) en met Zuid-Afrika. Er wordt nog steeds gekozen voor de harde lijn van sancties omdat het regime zich niet houdt aan internationale afspraken, mensenrechten niet respecteert en democratische ontwikkeling tegenhoudt. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om meer druk uit te oefenen. In dat kader zou een bijeenkomst met de Southern Africa Development Community (SADEC) kunnen worden georganiseerd. Het belangrijkste is dat er een dialoog tussen regering en oppositie op gang komt. Onder het Nederlands EU-voorzitterschap zal er zeker aandacht blijven voor dit onderwerp. Tijdens de onderhandelingen in de Landbouwraad heeft minister Veerman gepleit voor de belangen van de ontwikkelingslanden. Het resultaat is echter teleurstellend: de Europese katoensubsidies zullen voor 65% worden afgebouwd; de tabaksubsidies met 40%. Griekenland, Italië, Portugal en Spanje hebben zich verzet tegen het verder verlagen van subsidies. Het gaat om belangrijke producten van ontwikkelingslanden. In de toekomst zal het nog moeilijker worden om landbouwsubsidies te verlagen omdat de toetredende lidstaten daar geen belang bij hebben. Dit geldt bijvoorbeeld voor Polen als suikerproducent. De uitkomst van de Landbouwraad is een slecht voorteken voor de voortgang van de huidige
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
13
WTO-ronde. Indien de EU zich niet constructief opstelt, zullen de VS dat zeker ook niet doen. Minister Brinkhorst stelt zich in dezen realistisch maar tegelijkertijd optimistisch op. Ook de ontwikkelingslanden zouden zich positiever kunnen opstellen in WTO-verband, bijvoorbeeld ten aanzien van de Singapore-onderwerpen. Zij zijn zich soms onvoldoende bewust van het grote belang dat zij hebben bij vrijhandel. Het openen van de Europese markt zou veel voordelen voor hen opleveren, maar ook het vormen van eigen vrijhandelszones kan de economische ontwikkeling stimuleren. De regering probeert zowel binnen de EU als in contacten met ontwikkelingslanden een succesvolle hervatting van de WTO-onderhandelingen te bevorderen. Zo heeft zij onderzocht of landen als Tanzania, Kenia en Oeganda een rol kunnen spelen bij het vlottrekken van de onderhandelingen. De EU moet een belangrijkere rol gaan spelen in de internationale conferenties. In dat licht worden bij de komende RAZEB drie belangrijke conferenties voorbereid: de elfde United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD XI), de top over Small Island Developing States (SIDS) en de tweede sessie van de World Summit on the Information Society (WSIS). Het is overigens niet de bedoeling dat de EU overal aanschuift, zoals bij de Wereldbank en het IMF; dat zou ten koste gaan van de positie van Nederland. De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, De Haan De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Dijksma De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Mattijssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 21 501-02, nr. 552
14