TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2011, 4 winter
Van Iterson & Vezels I Botanie en Boekdrukkunst Biodiversiteit aan het werk I What’s in a name? Chinese tuinen
Papyrus Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2011, 4 winter
2
Redactioneel
Colofon
Inhoud Redactioneel
3
Van Iterson & Vezels I
4
Botanie en Boekdrukkunst
7
Tuinnieuws
10
Verenigingsnieuws
11
Biodiversiteit aan het werk I
12
Kaneel in de keuken
15
What’s in a name?
16
Chinese tuinen
19
MuseumShop
22
Bij de voorplaat In de collectie van de TU bevinden zich vijf wandplaten van de Weense gymnasiumleraar dr. Paul Pfurtscheller (1855-1927). Hij publiceerde een serie van 38 zoölogische platen die los werden verkocht. Op de voorplaat staat nummer 17 uit die serie, met drie soorten protozoa. De plaat is temeer interessant, omdat deze soorten alle drie in de 17e eeuw door Van Leeuwenhoek zijn gezien en getekend. U kunt zien wat Van Leeuwenhoek door zijn microscoopje zag op YouTube. Op www.youtube.com/watch?v=dvkdcAAKAYU fourageren Vorticella die op de rechterkant van de voorplaat staan. Op www.youtube.com/watch?v=CwsHMbBzgmY staan verschillende soorten protozoa. Let op het snelle optreden van een pantoffeldiertje (Paramecium), zoals links op de plaat is afgebeeld. Lesley Robertson Bij de achterplaat Florale patronen van ijskristallen aan de onderkant van een ijslaag. D.P.H.
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor Technische Gewassen’. Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen, e-mail redactie:
[email protected]. Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft. Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef. Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de hoofdredacteur. Artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Druk: Druk. Tan Heck Delft. Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542, e-mail:
[email protected]. Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op rekening 8456199 t.n.v. Vrienden van de Delftse Botanische Tuin te Delft. Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen, Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356, e-mail:
[email protected]. De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 16.00 uur en van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 16.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6 (schuin tegenover de kerk). De entree bedraagt € 2 voor volwassenen, € 1 voor kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor houders van de Delftpas. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar, houders van de Museumjaarkaart en Vrienden van de Delftse Botanische Tuin. Honden mogen er uiteraard niet in. De MuseumShop is geopend van maandag tot en met vrijdag van 10.00 - 16.30 uur, op zaterdag van 10.00 - 15.30 uur en van mei tot en met september op zondag van 12.00 - 16.00 uur. Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696. Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier. ISSN 1875-8282
Het is alweer een flink aantal jaren geleden dat natuur en milieu met landbouw in één ministerie werden samengevoegd. Pessimisten, die toen riepen dat de economische belangen van landbouw die van natuur snel zouden overvleugelen, leken in de afgelopen jaren ongelijk te hebben. Maar nu het economisch wat slechter gaat is het dan toch zover. Het voorstel voor de nieuwe Natuurwet zet in veel opzichten vele stappen terug, onder andere op het terrein van de natuurbescherming. De maatregelen zullen leiden tot een verdere degradatie van wat we nog aan natuur hebben. Daarbij komt de biodiversiteit onder druk te staan; zeldzame soorten zullen verdwijnen en nu nog meer algemene komen in de gevarenzone. Deze ontwikkeling kan niet aan onze botanische tuinen voorbijgaan. Zij spelen immers een belangrijke rol in het behoud van biodiversiteit, onder andere door het kweken van zeldzame soorten. Die taak zal er bepaald niet lichter op worden en extra inspanningen vereisen. De verspreiding van soorten en de ontwikkeling van rassen en soorten door menselijke selectie is ook in Papyrus een weerkerend item. De veredeling van hennep blijkt op basis van genetisch onderzoek ver in de geschiedenis terug te gaan. De beide nu bestaande soorten, de ene geschikt voor de productie van vezels en de andere voor het winnen van wiet, blijken een gemeenschappelijke voorouder te hebben. Door selectie is het gehalte van THC in de ene tak steeds verder toegenomen. De ontwikkeling van de nederwiet met zijn hoge THC gehalte doet nu zelfs stemmen opgaan om die producten als ‘zware’ drugs te beschouwen. Hennep is ook een van de vezels die Adriaan Fuchs in zijn nieuwe bijdrage over Van Iterson behandelt. Daarin passeren de belangrijkste vezelplanten de revue in relatie tot de rol die Van Iterson speelde in
de geschiedenis van de vezelproductie, met name in Nederlands-Indië. Diep in de geschiedenis van de botanie duikt Fred Struik. Een aantal ontwikkelingen maakte in de 16e eeuw de emancipatie van de botanische wetenschap mogelijk. In die tijd vond de overgang plaats van perkament op papier, van blokdruk naar boekdruk en van kopiëren in het klooster naar druk in de stad. Heel belangrijk was ook de introductie van het tekenen naar de natuur. Onze tuin zal worden verrijkt met een originele stenen Chinese zigzagbrug uit Blijdorp. Voor Bert van der Meijden is dat aanleiding om over Chinese tuinen te schrijven. Tuinen speelden in China een grote culturele rol waarin yin en yang van belang waren. In Europa leidden Chinese principes voor de inrichting van tuinen tot een minder strak formele vormgeving. Bert van den Wollenberg belicht de relatie van de Latijnse, wetenschappelijke namen en Nederlandse ‘volks’namen. De wetenschap kan niet met de vaak verwarrende volksnamen uit de voeten. Goede communicatie is alleen mogelijk door het gebruik van de Latijnse namen. De Van Itersonlezing is dit jaar gegeven door professor Gijs Kuenen. In Papyrus presenteert hij in twee delen een weergave van deze lezing. In het eerste deel, in dit nummer, komt hij via de ‘diertjens’ die van Leeuwenhoek waarnam, op het belang van micro-organismen die een belangrijke functie hebben bij het opruimen en recyclen van dood materiaal. Daarmee hebben ze een cruciale plaats in de koolstofcyclus. De balans van die cyclus wordt echter verstoord door de grote hoeveelheden CO2 die door de mens wordt geproduceerd. Verder is er uiteraard tuinnieuws, verenigingsnieuws en de rubriek In de keuken, ditmaal over kaneel. Daan Hallewas 3
Zoals in voorgaande bijdragen uiteengezet, heeft Van Iterson zich intensief met rubber bezig gehouden. Maar daarbij bleef het uiteraard niet. Een tweede aandachtsgebied van hem had betrekking op natuurlijke vezels. Daarmee worden vezels bedoeld, die van plantaardige of dierlijke oorsprong zijn. Plantaardige vezels komen in verschillende vormen voor; men onderscheidt: a. haarvezels, aan zaden (kapok, katoen); b. bladvezels, in bladeren (agave, sisal); c. bastvezels, in de bast van stengels (hennep, kenaf [Java-jute], ramee, vlas); d. ‘bolster’vezels, aan de buitenkant van vruchten (kokosnoten).
Kapok (Ceiba pentandra),
detail, Blanco, Flora de Filipinas, 1880
De belangrijkste vezelplanten en hun gebruik Abaca (Manilla-hennep) (Musa textilis, Musaceae) – Ooit een gewild soort touw; nu veelbelovend als alternatief voor glasvezels zoals gebruikt door de auto-industrie. Bamboe (Bambusa spp., Poaceae) – Bamboevezels zijn bekend om hun sterkte en verwerkingsmogelijkheden. Ze kunnen glasvezels vervangen in ‘composieten’, zoals toegepast bij lichtgewicht constructies in lucht- en ruimtevaart; spinbare bamboevezel wordt ook gebruikt ter verhoging van de slijtvastheid van wollen garens. Hennep (Cannabis sativa, Cannabinaceae) – Recente vorderingen in de cottonisatie* van de hennepvezel kan deze geschikt maken voor de ‘high-quality’ kledingmarkt; hennepvezel is ook uitstekend geschikt voor de productie van ‘autohemels’ (binnenbekleding van autodaken). 4
Het is opvallend, dat vele ‘vezelplanten’ oliehoudende zaden hebben; bekend zijn onder andere hennepolie, kapokolie, katoenzaadolie, kokosolie en lijnolie. Daardoor is de economische betekenis van zulke vezelplanten extra groot. De belangrijkste vezelplanten zijn in het hieronder gegeven kader vermeld.
Jute (Corchorus capsularis, C. olitorius, Malvaceae) – De sterke garens gemaakt van jute worden wereldwijd gebruikt voor zakkengoed. Kapok (Ceiba pentandra, Bombacaceae) – Wordt gebruikt als vulling in matrassen, kussens, stoffering, slaapzakken, ‘outdoor’ kleding, bokshandschoenen en vele andere artikelen. Katoen (Gossypium hirsutum, Malvaceae) – Vrijwel zuivere cellulose; meest veelzijdige natuurlijke vezel en nog steeds de onbetwiste ‘koning’ van de textielindustrie. Kenaf (Java-jute) (Hibiscus cannabinus, Malvaceae) – De vezel van Java-jute wordt om zijn grote sterkte en slijtvastheid onder andere gebruikt voor het maken van touw, matten en zakken. Kokos (Cocos nucifera, Arecaceae) – Een vrij grove, korte vezel aan de buitenkant van kokosnoot; wordt toegepast in touw, matrassen, borstels, matten en autostoelen.
Katoen (Gossypium hirsutum), Blackwell, Sammlung der Gewächse, Nürnberg, 1757
Van Iterson & Vezels I
Reeds als student had Van Iterson door de colleges van prof. Behrens met natuurlijke vezels kennis gemaakt. Als assistent van Beijerinck bleef hij in dit onderwerp zeer geïnteresseerd, zo zeer zelfs dat hij na Behrens’ overlijden de 2e druk van het 2e deel ‘Die wichtigsten Faserstoffe’ van diens ‘Anleitung zur mikrochemischen Analyse der wichtigsten organischen Verbindungen’ (1908) bewerkte. Bovendien vormden vezelstoffen een belangrijk onderdeel van zijn colleges en cursussen (zoals geïllustreerd door een wandplaat, die de wereldproductie van natuurlijke vezels in Van Iterson’s tijd weergeeft!). Toen hij dan ook in 1911 het Vezelcongres in Soerabaja bijwoonde - z’n eerste kennismaking met Nederlands-Indië! – kon hij al met recht een ‘vezelexpert’ worden genoemd. Nadat hij tijdens de aan het Congres verbonden Tentoonstelling met experimenten duidelijk maakte, dat wetenschappelijk onderzoek van vezelmonsters veel betere resultaten te zien gaf dan het gebruikelijke, uitsluitend op een zekere ervaring berustende, empirische onderzoek, had hij het respect en het vertrouwen van alle congresgangers snel gewonnen. Van Iterson was er van overtuigd dat ‘de studie der vezelstoffen wel meer dan enig andere gekenmerkt is door de grote verscheidenheid der vraagstukken, die zij aanbiedt’. Dat hield uiteraard verband met het feit, dat het hier niet om één grondstof, rubber, ging maar om vele verschillende. Daarbij stond hem ook nu vooral het economisch belang van de Nederlands-Indische
Ramee (Boehmeria nivea, Urticaceae) – Rameevezels behoren tot de sterkste natuurlijke vezels, geschikt voor visnetten en filterdoek, minder voor textiel. Sisal (Agave sisalana, A. cantala, Agavaceae) – Is te grof voor kleding, maar wordt toegepast als touw, en in hangmatten en netzakken; het kan ook glasvezels vervangen in ‘composieten’ zoals gebruikt bij de fabricage van auto’s en meubelen. Vlas (Linum usitatissimum, Linaceae) – Een van de sterkste plantaardige vezels, en een van de eerste, die gesponnen en geweven kon worden ten behoeve van de kledingindustrie. Ook bij vlas wordt kwaliteitsverbetering toegepast door middel van cottonisatie*.
KATOEN 5846 613T.
JUTE 1815 350T.
WOL HENNEP VLAS ZIJDE 1388 090T. 632 000T. 520 000T. 41 402T.
* Onder cottonisatie wordt het proces verstaan, waarbij vezels zodanig (veelal enzymatisch) worden bewerkt, dat ze eigenschappen verkrijgen, overeenkomstig die van katoen.
5
vezelgewassen voor ogen. Een studiereis in 1914 samen met prof. De Vooys, hoogleraar in de Mechanische Technologie van het Spinnen en Weven, resulteerde in plannen tot oprichting van een Instituut voor Vezelonderzoek. Dat kwam – door de oorlog vertraagd – in 1919 tot stand onder de naam ‘Rijksvoorlichtingsdienst ten behoeve van den Vezelhandel en de Vezelnijverheid’; het werd ondergebracht in het Laboratorium voor Papier en Textielonderzoek van de Technische Hogeschool en functioneerde op een wijze vergelijkbaar met die van het Rubberinstituut. Van Iterson werd voorzitter van de Commissie van Advies. In deze hoedanigheid heeft hij gedurende vele jaren het Vezelinstituut – zoals het bekend werd – gediend. Net zoals het Rubberinstituut vormde het Vezelinstituut het ’nationale platform’, waar vooral de industrie te rade kon gaan voor advies en/of het doen uitvoeren van analyses. Het aantal aanvragen voor onderzoek en analyses liep daarbij in de periode 1920-1937 lineair op tot meer dan 1700 per jaar. Het zal duidelijk zijn, dat Van Iterson ook in het geval van de vezelstoffen aan de kennis en het gebruik ervan zeer essentieel heeft bijgedragen. A. Fuchs
otanie en De doorbraak van de wetenschap der botanie in de zestiende eeuw was ondenkbaar zonder technologische ontwikkelingen. Die veroorzaakten toen een mediarevolutie die te vergelijken is met het internet van nu. Van perkament naar papier Al vanaf de twaalfde eeuw maakte een technologische ontwikkeling het mogelijk dat men schrijfmateriaal niet uit perkament maar uit lompen vervaardigde. Daarvan werd papier gemaakt. Dat was veel goedkoper dan perkament. Voor een dik perkamenten boek had men liefst twaalf schapen nodig. Toen eenmaal de boekdrukkunst was uitgevonden, kon men De Materia medica op het goedkope papier drukken en verspreiden. Deze vijfdelige encyclopedie van de arts, farmacoloog en botanist Pedanius Dioscorides uit de Grieks-Romeinse oudheid werd hét model van de beschrijvende botanie. Een ieder die meer over kruiden wilde weten, raadpleegde dit werk. Gedurende meer dan duizend jaar. Onmisbaar daarbij was een tweede technologische ontwikkeling, die van blokdruk naar boekdruk.
In de volgende aflevering, Van Iterson & Vezels II, zal wat meer op de (economische) betekenis van de belangrijkste – in deze aflevering al afgebeelde vezelplanten hennep, kapok, katoen en vlas in verleden en heden worden ingegaan. Hennep (Cannabis sativa)
detail, Köhler's Medizinal-Pflanzen, 1887
Vlas (Linum usitatissimum) inzet: detail, Losch, Kräuterbuch, München, 1914
6
Van blokdruk naar boekdruk Johannes Gutenberg te Mainz kwam rond 1445 op het idee, om bij het maken van een boekpagina geen houtblok maar losse loden letters te gebruiken. Bij de traditionele blokdruktechniek sneed men iedere pagina uit in één enkel houtblok en stempelde die op papier. Als achteraf bleek dat zo’n bladzijde fouten bevatte of dat de tekst veranderd moest worden, dan zat er niets anders op om een heel nieuw houtblok te snijden. Deze blokdruktechniek nam bijna evenzoveel tijd in beslag als het overschrijven van een handschrift. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst hoefde men, om correcties en tekstveranderingen aan te brengen, alleen maar de letters in het zetsel te veranderen. Daardoor stond voor ‘t eerst in de geschiedenis florale informatie op een correcte en snelle manier zwart op wit. Plantbeschrijvingen en -illustraties kwamen nu in een identieke versie in handen van
oekdrukkunst honderden lezers die daarover met elkaar van gedachten konden wisselen. De boekdrukkunst maakte eveneens het wetenschappelijke boek (over botanie) mogelijk. Dat was herkenbaar aan zijn helder opgebouwde titelpagina die vaak zowel de auteur en de titel als de plaats en het jaar van uitgave en de naam van de uitgever vermeldde. Op die manier kon een specifieke uitgave eenduidig worden geciteerd in noten, correspondentie en bibliografieën. Dit leidde tot grotere nauwkeurigheid in de wetenschappelijke informatie en communicatie over de flora. Ook een systematische indeling in hoofdstukken en paragrafen, een alfabetische index, noten en een paginering met Arabische cijfers gingen behoren tot de vaste attributen van het wetenschappelijke boek. Een fraai voorbeeld daarvan waren de latere edities van het Cruijdeboeck van de Vlaamse arts Rembert Dodoens en die van De Materia medica van Pedanius Dioscorides.
Van klooster naar stadsuitgeverij Vanaf de elfde eeuw herleefde de handel, groeide het handelskapitalisme en ontstonden er steden. Die werden, in plaats van kloosters, centra van geleerde kennis van de natuur. Daar vestigden zich kathedraalscholen, openbare stadsscholen, universiteiten en drukkerijen. Eeuwenlang hadden de kloosters hun stempel gedrukt op de informatie over gewassen. Voor zover de kloosterlingen zich gedetailleerd met planten en bloemen bezighielden, deden zij dat om daarin de door God – dus voor 7
eens en altijd in symbolen vastgeklonken religieuze waarheden te vinden. De beeldrijke natuursymboliek verwees de mens naar diens goddelijke schepper, naar een verborgen, heilige, spirituele werkelijkheid (zie Papyrus winter 2009, p. 4-5). Geen wonder dat de monniken in hun kruidboeken de planten vaak gestileerd en schematisch afbeeldden, want in hun zienswijze deden noch de concreetnatuurlijke kenmerken, noch de (veranderingen in de) aardse leefomgeving van gewassen er echt toe. Immers, de volle aandacht moest op de eeuwige Schepper, niet op het schepsel zelf, gericht zijn. Dat christelijk stempel drukten zij ook op antieke teksten over planten, bloemen en kruiden uit de niet christelijke, Grieks-Romeinse Oudheid. De opkomst van de stadse, universitaire en later van commerciële uitgeverijen en drukkerijen maakte een einde aan het monopolie dat de kloosters over de botanische informatie hadden. Venetië alleen al telde rond 1500 meer dan honderdvijftig drukkerijen, waaronder die van Aldus Manutius (zie Papyrus 2011, 3 herfst, p. 12-14). In zijn drukkerij gaven de humanisten antieke teksten uit, ook over botanie, maar dan in hun authentieke, oorspronkelijke, ‘ongedoopte’ versie. Dus zonder religieuze interpretaties, dus zonder de beeldrijke natuursymboliek die de kerk eraan placht toe te voegen. Dat bijvoorbeeld de witte lelie en de blauwe iris beelden waren waarin de volmaakte maagdelijkheid en nederigheid van Maria zich weerspiegelden, dat was de humanisten een doorn in het oog. De eerste christenen kenden in hun nog zo oorspronkelijk, eenvoudige geloof toch ook geen natuursymboliek! Humanisten bekritiseerden niet alleen de beeldrijke kijk op de natuur die de kerk haar gelovigen voorhield, zij ontketenden daartegen zelfs een ware ‘beeldenstorm’. Een alternatieve natuurbeschouwing troffen de humanisten in de door hen ontdekte en oorspronkelijke geschriften uit de Grieks-Romeinse Oudheid (zie Papyrus 8
voorjaar 2010, p. 5). Daarvan geven wij een voor de ontwikkeling van de wetenschap der botanie belangrijk voorbeeld: de natuurbeschouwing van Hippocrates, vader van de geneeskunde, die in de Grieks-Romeinse Oudheid, de Wysentijt genoemd, geboren werd. Door de uitgave van het werk van Hippocrates door de stadsuitgeverij van Aldus Manutius kreeg zijn kijk op de natuur verspreiding. Dat droeg bij tot de ontwikkeling van de botanie als wetenschap. Veelzeggend is, dat men in de eerste universitaire botanische tuin, die te Padua, een beeldhouwwerk plaatste van deze reus uit de Wysentijt. Botanische illustratietechnieken De derde technologische ontwikkeling voltrok zich op het gebied van de wijze waarop men planten in beeld bracht. Verbeteringen in illustratietechnieken, onder andere in de houtsnedetechniek, stelden de illustrator in staat, om planten zó precies af te beelden, dat een ieder ze kon herkennen. Eigenlijk zoals Hippocrates de natuur bekeek en beschreef, dus nauwgezet-feitelijk en concreet-natuurlijk. Samen met de kwantificerende, exacte koopmansgeest van de burgers in de handelssteden en de ‘beeldenstorm’ die de humanisten tegen de natuursymboliek ontketenden, was dat een van de factoren die ertoe bijdroeg, dat de traditionele Godgeoriënteerde natuurbenadering aan zeggingskracht inboette. Natuursymbolen werden als verdigtsels ter zijde geschoven. Daardoor kwam er ruimte vrij voor een nieuwe, een andere manier om naar de natuur te kijken. Namelijk een biologische blik, gericht op het stoffelijke, het feitelijke, het concreetnatuurlijke. Zo verschoof geleidelijk het focus naar het gedetailleerd zintuiglijk waarnemen van de vaste, zichtbare structuur van individuele, afzonderlijke planten. Deze verschuiving werd zichtbaar in de manier waarop de illustrator gewassen in beeld bracht. Daarbij had hij het vooropgezette doel, om de onderdelen die een bepaalde plantensoort onderscheiden van een andere close up, exact en ‘naer het leven’ in beeld te brengen.
Uitgave van het werk van Hippocrates In 1526 verscheen van Aldus Manutius het door de humanisten ontdekte, oorspronkelijke werk van Hippocrates, dus in het Grieks en niet in het Latijn. En ook niet van christelijk commentaar voorzien. In het werk van Hippocrates was ruime aandacht voor de observatie als bron van geleerde kennis der natuur. Dat woord had daarin niet de betekenis van ‘zomaar eventjes rondkijken’ maar van het gericht, gedetailleerd en systematisch volgen van verschijnselen en veranderingen in de natuur zelf. Want als geneesheer hechtte Hippocrates grote waarde aan het nauwlettend observeren van (veranderingen) in het ziekteverloop, lichaamstemperatuur, ademhaling, leefomstandigheden en leeftijd van zijn patiënten. Eveneens aan het aandachtig gadeslaan van (veranderingen in) kleur, geur, vorm, levenscyclus, bloeiwijze van geneeskruiden en andere planten. Maar ook van de wisselende invloeden die vanuit de leefwereld op gewassen inwerken, bijvoorbeeld vanwege het jaargetijde en de weersgesteldheid.
Bij de afbeeldingen: - Fragment uit Dioscorides’ De Materia medica, gedrukt door Manutius, 1499. - Gutenberg door A. Thevet, 1584. - ‘Pers van Gutenberg’, reconstructie uit 1856. - Afbeelding naar de natuur, Dürer, ‘De grote graszode’, 1503.
Dus met aandacht voor hun vorm en inwendige structuur, maar ook voor hun aardse leefomgeving. (Inwendige) structuurdetails van planten die anders niet met het blote oog te zien waren, vergrootte hij sterk uit en bracht hij messcherp in beeld. De nu natuurgetrouwe en gedetailleerde plantenillustraties in bloemenboeken, plantenatlassen, catalogi, plantenencyclopedieën maar ook op botanische wandplaten, fungeerden als informatiebron bij het veldonderzoek en bij het botanie-onderwijs (zie Papyrus 2011, 3 herfst p. 21). Vanwege de diepgaande effecten van de hier besproken technologische ontwikkelingen is de conclusie alleszins gerechtvaardigd, dat zonder deze de doorbraak van de wetenschap der botanie niet mogelijk geweest zou zijn. Fred Struik
Al lezend in het originele werk van Hippocrates vielen de humanisten drie dingen op. Ten eerste zijn niet-symboliserende, maar nauwgezette feitelijke kijk op de natuur. Ten tweede de grote aandacht die hij schonk aan veranderingen in de natuur. Dit in tegenstelling tot de kerkleer die de gelovigen voorhield dat de natuur als het ware een schatkamer is, vervuld van goddelijke, dus onveranderlijke waarheden die in bloemen, planten, bomen en dieren weerspiegelden. Ten derde het grote belang dat hij toekende aan het intensief observeren van de natuur. Ook dát stond op gespannen voet met kerkelijke autoriteiten. Die leerden, dat observeren in de betekenis van ‘het uit louter nieuwsgierigheid gedetailleerd waarnemen van de natuur omwille van haar zelf’ een concupiscentia oculorum inhield, een zondige begeerte van het oog. Immers, de kerk hield de mens voor, dat hij een doodzonde begaat, als hij zijn volle aandacht richt op de biologische natuur en niet op zijn eigen menselijke, zondige natuur en zijn verhouding tot God. In het eerste geval zouden planten en kruiden verworden van morele, religieuze en spirituele symbolen die naar hun Schepper verwezen tot slechts objecten van esthetisch genot en van het weten om te weten. Daarenboven, zo leerde de kerk, was de menselijke blik zodanig door de zondeval vertroebeld en gedegenereerd dat zij verworden was tot een tweederangs informatiebron. En die leverde de mens geen betrouwbare kennis (over de natuur). 9
Tuinnieuws Het zonnetje schijnt en de temperatuur is inmiddels gestegen naar 15º C. Dit is niet de opening van het tuinnieuws voor het voorjaarsnummer, maar echt de opening voor de wintereditie. Op het moment van schrijven is het namelijk 5 november 2011, tijdstip waarop temperaturen onder 10º C normaal zijn. Dit bevestigt maar weer mijn opening van het vorige tuinnieuws waarbij ik wees op de extremen in het weer van vandaag de dag. Als u bij het lezen van deze laatste Papyrus van dit jaar naar buiten kijkt ligt er wellicht een enorm pak sneeuw bij temperaturen van -20º C. Het kan zomaar… en het zou me niet eens meer verbazen. Nu weer terug naar de orde van de dag. De Wetenschapsdag is net achter de rug en het bezoekersaantal is na een heel slecht jaar in 2010 flink gestegen. Een erg leuke dag waarbij veel nieuwe workshops opgezet waren, maar waar de oude bekenden nog steeds goed worden bezocht. Een week later heeft Carel Oberman zijn laatste weekenddienst gedraaid voor de tuin en gaat hij lekker genieten van zijn vervroegd pensioen.
Verenigingsnieuws Natuurlijk blijven wij nog uitgebreid stilstaan bij het vertrek van Carel, maar Carel heeft aangegeven liever te wachten tot de temperaturen weer zomers aanvoelen. Daniel van der Merwe heeft tijdens het werk geheel onverwachts een klaplong opgelopen en zal de komende weken volledige rust moeten nemen om goed te herstellen. Gelukkig hebben we snel een nieuwe medewerker kunnen aannemen met veel ervaring op het gebied van tropische planten. Hij heet Winarko Boesrie en hij zal samen met Daniel de kaswerkzaamheden op zich nemen. Het cyclische onderhoud staat natuurlijk in de winter niet stil en de voorbereidingen om in het voorjaar goed voor de dag te komen zijn in volle gang. Oude bruggen worden vernieuwd. De sloten worden gebaggerd en voorzien van nieuwe beschoeiing. Een paar grotere heesters krijgen een nieuwe plek in de tuin en veel bomen verdienen wel weer eens een goede snoeibeurt. Ook het Living Tree paviljoen zal eindelijk gebouwd worden. Kortom, genoeg te doen in de tuin. Namens alle medewerkers van de tuin wens ik u alvast fijne feestdagen en tot volgend jaar. Erwin Kluver
De activiteiten in de Tuin mochten zich in deze herfst weer verheugen in een goede opkomst van belangstellenden. Naast de Hortusdag en de Plantenruilbeurs was gelukkig de Wetenschapsdag, in tegenstelling tot vorig jaar, weer in trek. De route tussen het Science Center en de botanische tuin bleek voor bezoekers een praktisch ‘bruggetje’ om na allerlei interessante technieken als architectuur, zonnewagens en vliegtuigbouw ook van biochemie en onze botanie kennis te nemen. Elders in deze Papyrus vindt u de weerslag van de zeer interessante achtste Van Itersonlezing die ons lid prof. dr. Kuenen op 2 oktober jongstleden voor de vereniging heeft gehouden. Vooral tijdens herfst- en wintermaanden was verlichting van de wandelpaden een oude wens van de tuin, vandaar dat de vereniging de aanleg ervan heeft gedoneerd met € 3000. Het ledenaantal is na de noodzakelijke opschoning vanwege betaalachterstanden weer behoorlijk in de lift. Vooral de extra inspanning van mw. Yoka Boshoff en de Museumshop, alsmede de werving door mw. Mieke de Vette tijdens de Wetenschapsdag waren meer dan welkom. De vereniging telt nu circa 1200 leden. Reden ook om in 2012 ons derde lustrum met extra luister te vieren. De voorbereidingen ervan zijn al van start gegaan. Volgens de planning zal in 2015 het grootste deel van de afdelingen in het aangrenzende Kluyverlaboratorium naar de nieuwe locatie zijn verhuisd. Voor onze Botanische Tuin zal dat een belangrijke fase in zijn geschiedenis betekenen. Het ligt in de bedoeling dat de lidmaatschapskaart een moderne uitvoering krijgt: formaat betaalpas in dun plastic. Bij deze Papyrus treft u een verzoek tot betaling van de contributie voor 2012. Na ontvangst van uw donatie zal u de nieuwe lidmaatschapskaart worden toegestuurd. Het bestuur wenst u alvast plezierige feestdagen toe en een voortreffelijk 2012. Hans Hirs Foto: Mieke de Vette (links) en MuseumShopmedewerkster Wil Timmer bij de Vriendenstand.
10
11
Prof. dr. J. Gijs Kuenen emeritus- en deeltijdhoogleraar aan de TU Delft en visiting scientist aan de University of Southern California in Los Angeles, USA. 12
CO2
koolstofdioxide
H2O
fot
os
yn t
he se
water
O2
zuurstof
CH2O
(bio)chemicaliën
en
koolhydraten (suikers)
ism
sg is
t
bio-alcohol
mi
cro
-o
rg
an
kk er
Mijn verhaal begint met een vraag: weet u hoeveel levende wezens in deze zaal aanwezig zijn? Ruim dertig zult u zeggen, hoezo? Mijn antwoord is: fout, er zijn hier vele miljarden levende wezentjes, die u even niet heeft meegeteld. Een paar miljoen hier in de lucht en per persoon iets in de orde van honderd biljoen (honderdduizend miljard) bacteriën in uw darmflora en op uw huid. In onze darm zitten honderd miljard bacteriën per gram materiaal en we hebben daarvan zeker een kilogram. Bij de telling zie ik maar af van de miljoenen microscopisch kleine wezentjes die uw schoenen aan de buitenen binnenkant bevolken. Het gaat natuurlijk over de wezentjes die voor het eerst beschreven zijn door onze beroemde Delftenaar Antonie van Leeuwenhoek. ‘Diertjens’ noemde hij ze, hetgeen voor de wetenschap werd vertaald in animalculae. Tegenwoordig noemen we ze micro-organismen. Bacteriën, schimmels en gisten maken het merendeel uit van die micro-organismen en ze zijn vrijwel overal. Eén gram grond uit uw tuin heeft er al gauw meer dan 10 miljoen en het bloempotje in uw vensterbak heeft er dus een veelvoud van. De eerste hoogleraar microbiologie in Delft, Beijerinck, zei reeds: “Alles is overal”, waaraan Baas Becking later toevoegde: “maar het milieu selecteert”. Dat betekent dat ze overal terecht kunnen komen, getransporteerd door de lucht in kleine partikeltjes, via zaden of via mens of dier. Maar het milieu bepaalt welke micro-organismen kunnen gaan groeien en hoeveel er kunnen groeien. Als er ergens geen eten is kan een bacterie niet groeien. Gewild of
Koolhydraten (CH2O) kunnen worden omgezet in ‘groene’ (bio)chemicaliën.
ba
aan het werk I
De koolstofkringloop
re c ve yclin ra g de do mi or ng
Biodiversiteit
ongewild heeft u dat proefje al vele malen gedaan. In een schoon glas met water groeit er niets, maar als u in datzelfde glas een beetje suikerwater of melk laat staan eindigt u vrijwel zeker met een troebel ogend watertje of zelfs met een bekertje yoghurt, omdat melkzuurbacteriën zich te goed hebben gedaan aan de melksuiker (de lactose) in de melk. Waar komen die melkzuurbacteriën dan vandaan? Die zitten overal om u heen, tenzij u uw keuken dagelijks steriliseert met stoom van 120º C. De melkzuurbacteriën die zich in de melk hebben vermenigvuldigd, kunnen uit uw mond zijn gekomen met een minuscuul spettertje spuug, want ons slijmvlies herbergt een hele bacteriële mondflora. Een bacteriële dierentuin zou je kunnen zeggen, waar de melkzuurbacteriën in domineren. Maar ook de lucht draagt van alles met zich mee. Eén van de eerste proeven die we onze studenten laten doen is een petrischaal met een gesteriliseerde, lekkere voedingsbodem een tijdje open te zetten en dan een nacht in de stoof te zetten. De volgende morgen blijkt dat de losse cellen, die op de petrischaal zijn neergedaald, zichtbare kolonies hebben gevormd. Op de foto hieronder ziet men kolonies van allerlei types die demonstreren dat de lucht inderdaad vol met bacteriën en schimmels zit. De meeste van deze micro-organismen zijn volstrekt onschuldig en beslist geen ziekteverwekkers. Ze spelen in de natuur de belangrijke rol van opruim- en recyclingploeg van het dode materiaal dat afkomstig is van planten en dieren. Ze breken de organische stoffen af en recyclen daarmee de chemische elementen die nodig zijn voor planten- en algengroei.
De koolstofkringloop Zo zijn we ongemerkt beland bij een van de belangrijkste kringlopen op aarde: de koolstofkringloop, die in de figuur hierboven wordt getoond. Dankzij de zonne-energie kunnen planten de fotosynthese bedrijven. Daarbij wordt in de zogenoemde ‘koolzuurgas (CO2)-assimilatie/fixatie’ het element koolstof vastgelegd in energierijk organisch materiaal (CH2O), met gelijktijdige productie van zuurstof (O2). Zuurstof is eigenlijk dus een afvalproduct van de fotosynthese. Aldus is de zonne-energie opgeslagen. De organische verbindingen dienen direct of indirect als voedsel voor alle andere levende wezens op aarde inclusief de mens. Daarbij wordt een deel van het organisch materiaal ingebouwd in die levende wezens en een ander deel wordt als energiebron gebruikt en daarbij weer omgezet tot CO2 met de zuurstof die in de 13
fotosynthese is gemaakt. De moeilijk verteerbare delen van het organisch materiaal worden door bacteriën afgebroken en zo wordt de kringloop van de koolstof gesloten. Anders gezegd: het element koolstof is in een permanente kringloop gevangen van CO2 (anorganisch) naar CH2O (organisch) en weer terug. CO2 bevat geen bruikbare energie, CH2O wel. Voor CH2O mag men bijvoorbeeld suiker, koolhydraten of ethanol zeggen. Suiker is de energiebron voor de mens. Biergist maakt uit suiker alcohol als afvalproduct. Ethanol wordt door zeer vele bacteriën ook als energiebron gebruikt, door sommige mensen ook. De mens kan diezelfde ethanol (bio-alcohol) tevens gebruiken als (groene) hernieuwbare grondstof en zelfs als brandstof voor een automotor. Dat gebeurt in de praktijk door bakkersgist uit suiker alcohol te laten maken en die vervolgens in de benzinetank te stoppen. Als die bio-alcohol wordt verbrand ontstaat er weer CO2 die dan weer beschikbaar komt voor fixatie en suikerproductie door de plant. Zo gebruiken we via deze kringloop geen fossiele brandstof en kunnen we voorkomen dat het CO2-gehalte van onze atmosfeer verhoogd wordt. Daarnaast kan deze suiker ook gebruikt worden om allerlei chemicaliën te maken, die bijvoorbeeld nodig zijn voor het maken van plastics. Aldus kunnen we aanzienlijk besparen op het gebruik van fossiele brandstoffen. Ons instituut werkt er hard aan om onze maatschappij te helpen omvormen tot een ‘bio-based’ maatschappij. Cruciaal is daarbij dat we nu nog wel ‘oefenen’ met consumptiesuiker, maar dat het onderzoek er op gericht is in de toekomst gebruik te gaan maken van cellulose en houtsuikers uit afval van de bosbouw en landbouw en dat we dan niet meer concurreren met de voedselproductie. In afvalwaterzuiveringen maken we ook gebruik van het vermogen van micro-organismen om allerlei ongewenste stoffen af te breken en om te zetten tot verbindingen die weer door de plant kunnen worden opgenomen. Als dat slim wordt gedaan kan een belangrijk deel van de in het rioolwater aanwezige organische stof worden omgezet in biogas (methaan), dat op zijn beurt kan worden gebruikt voor energieopwekking. De belangrijke boodschap van het bovenstaande is dat bacteriën, schimmels en gisten de natuurlijke opruimers en recyclelaars zijn en dat we hun vermogen om dat te doen niet alleen kunnen waarderen maar ook kunnen benutten. 14
Als de micro-organismen zo goed zijn in het recyclen dan mag men zich afvragen waarom we zoveel milieuproblemenn hebben. Dat komt omdat we de natuurlijk kringlopen van de elementen verstoren. Dat geldt niet alleen voor de koolstofkringloop waar we steeds meer CO2 in stoppen via verbranding van aardolie, maar ook voor die van stikstof, fosfor (fosfaat) en zwavel. In de volgende Papyrus zal dit worden gedemonstreerd met een verhaal over het ongewenst bemesten, dat wil zeggen eutrofiëring, van natuurlijke wateren met de stikstofkringloop als voorbeeld. J. Gijs Kuenen
In de keuken
kaneel Het gebruik van kaneel gaat tot diep in de oudheid terug. Het was bekend in Egypte, de Griek Herodotus schrijft erover en er zijn vermeldingen in de bijbel. In de Middeleeuwen bereikte kaneel via Arabische handelaren Europa. Kaneel (Cinnamomum zeylandicum en C. aromaticum of C. kassia) is inheems op Ceylon en de Indiase Malabar kust. Het was een kostbare specerij, zoals blijkt bij Jacob van Maerland, die de vogel Fenix nesten laat bouwen als een altaar in wierook-, mirre-, en kaneelbomen (Der Naturen Bloeme, 1270). Voor het winnen van kaneel oogst men de bast van de takken van de kaneelboom. De bast wordt zodanig bewerkt dat alleen de binnenste laag daarvan overblijft. Na drogen wordt dit tot kaneelstokjes versneden. Voor gebruik in de keuken wordt tegenwoordig vooral de bast van Cinnamomum aromaticum tot poeder vermalen. Soms wordt daaraan wat poeder van C. zeylandicum toegevoegd.
Saraceense ragout Deze ragout is een eigen variatie op een recept uit een vroeg 15e eeuws, Italiaans kookboek. Bak een kip of parelhoen in de oven langzaam gaar en bak wat kippenlevertjes. Ontbeen de kip en hak het vlees samen met de kippenlever fijn. Doe in een pan en voeg eraan toe: een fles goede droge witte wijn, een flinke eetlepel kaneel, een stuk gesneden verse gember, twee theelepels geraspte nootmuskaat, 5 kruidnagels, gemalen peper, 100 tot 150 gr gepelde amandelen, 100 gr krenten, 150 gr gedroogde pruimen, 150 gr ontpitte dadels, een flinke scheut olijfolie, sap van een halve limoen, een kipbouillonblokje of zout en een goede handvol paneermeel (voor de binding). Kook dit tot een gebonden massa is verkregen. Wanneer nodig meer paneermeel toevoegen. De hoeveelheden zijn benaderingen, het steekt niet erg nauw. Het oorspronkelijke recept geeft zoals gebruikelijk bij oude recepten geen hoeveelheden. Daan Hallewas 15
What’s in a name? met deze aanwinsten: Tapeinochilos brassii, T. novaebudaensis, T. palustris, T. valetonii, en T. solomonensis. Toevalligerwijs waren in Delft kort daarvoor de namen van de Costaceae geheel bijgewerkt volgens de hedendaagse inzichten betreffende geaccepteerde soorten en synonieme namen (zie Papyrus, zomer 2010). Daardoor was meteen duidelijk dat de namen van deze nieuwe aanwinsten officieel onbekend of recent gepubliceerd zouden moeten zijn. Na enig speurwerk duikt de volgende informatie op: Gideon, O.G., 1996. Systematics and evolution of the genus Tapeinochilos, Miq. (Costaceae – Zingiberales). Thesis submitted for the degree of Doctor of Philosophy, Department of Botany and Tropical Agriculture, James Cook University, Queensland, Australia. Als dit proefschrift daadwerkelijk gepubliceerd is, blijft het een raadsel waarom bovenstaande namen dan niet zijn opgenomen in de Index Kewensis, waarin alle nieuwe plantennamen opgenomen worden. Deze Index Kewensis is tegenwoordig online te raadplegen via de International Plant Names Index (IPNI: www.ipni.org). Wellicht komt hierover op afzienbare termijn duidelijkheid.
Wereldoorlog door brand is verwoest. Daarbij zijn heel veel type-exemplaren verloren gegaan. Maar ook kleine brandjes, waterschade, insectenvraat en onoordeelkundig hanteren van de herbariumvellen zijn potentiële bedreigingen. Maar nu even genoeg over dit ogenschijnlijk droge onderwerp.
Cactussen hebben doornen
Rozen hebben stekels Costus laevis
Enkele maanden geleden kreeg ik een aantal planten vanuit Australië, behorend tot de familie van de Costaceae. Deze familie heeft geen Nederlandse naam, omdat dit een vrij recente (1941) afsplitsing is van de gemberfamilie of Zingiberaceae. De afsplitsing is gedaan door Nakai, een Japanner. Vanwege de oorlog stond de uitwisseling van informatie voor de wetenschap op dat moment begrijpelijkerwijs nagenoeg op nul. Ook in de jaren daarna was de opvatting van Nakai controversieel, niet vanwege zijn Japanse nationaliteit, maar wetenschappelijk gezien. Het duurde tot de zestiger jaren alvorens de afsplitsing van de Costaceae voldoende draagvlak had. De planten die we kregen, zijn uit het geslacht Tapeinochilos. Vijf van de acht waren soorten die we niet eerder hadden, dus we waren erg blij 16
Een echte roos
Nieuwe namen moeten aan enkele voorwaarden voldoen. In de eerste plaats moet de publicatie staan in een erkende publicatiebron: een florawerk, een tijdschrift, of bijvoorbeeld een proefschrift. In dit geval is het probleem wellicht dat het proefschrift niet gepubliceerd is. De tweede voorwaarde is dat er een officiële en gedetailleerde beschrijving van die nieuwe soort bij moet zitten. Vroeger moest dit in Latijn, tegenwoordig mag het ook in het Engels. De laatste voorwaarde is dat er een type-exemplaar aangewezen moet worden. Zo’n type-exemplaar is een herbariumvel met de gedroogde plant erop.
Vaak zijn er vele herbariumvellen van dezelfde soort van verschillende expedities. De taxonoom wijst daarbij het meest typische exemplaar aan als type. De naam en de beschrijving zijn in hun voortbestaan redelijk veilig, doordat de publicatie op vele plaatsen wordt bewaard. Het kwetsbare onderdeel is het type-exemplaar, want dat is een tastbaar ding, waarmee van alles mis kan gaan. Het type-exemplaar is zo ongeveer heilig voor de taxonomische wetenschap en wordt dan ook zeer zorgvuldig bewaard en bewaakt. Zelfs specialisten mogen er alleen maar naar kijken, maar niet aankomen. Bij de andere herbariumexemplaren mag indien nodig bijvoorbeeld een bloem worden zacht gemaakt door ‘opkoken’, (eigenlijk eerder ‘wellen’) van die bloem, voor nader onderzoek. Bij het type mag dat uiteraard beslist niet. De kwetsbaarheid van herbariummateriaal wordt duidelijk gedemonstreerd door het herbarium van Berlijn, dat in de Tweede
Als wetenschappers het over planten hebben, gebruiken ze daarvoor Latijn. Alle planten hebben dus Latijnse namen. Die namen zeggen ook iets over bijvoorbeeld de verwantschappen. Alle rozen heten Rosa, de verschillende soorten hebben een eigen aanduiding, bijvoorbeeld Rosa rubiginosa voor de egelantier en Rosa canina voor de hondsroos. De volksnamen vinden hun oorsprong heel vaak in het verleden, lang voordat Linnaeus in 1753 zijn naamgevingsysteem publiceerde, de binominale (ook wel binaire) naamgeving. Tegenwoordig zijn er weer mensen die de voorkeur geven aan uitsluitend volksnamen, onder het mom van: ”Die Latijnse namen, dat is alleen maar lastig en moeilijk te onthouden”. Dat lijkt waar, maar de realiteit is anders. Alle naar schatting 300.000 plantensoorten hebben een Latijnse naam. Slechts een fractie hiervan heeft een Nederlandse naam. Soms gaan de wetenschappelijke namen terug op die namen, bijvoorbeeld de tulp (Tulipa) en de roos. Echter, er bestaan zo’n honderd tulpensoorten en zo’n honderd tot honderdvijftig soorten rozen. Die vele soorten duiden er overigens op dat de afgrenzing tussen de roos en verwante plantengeslachten uit de rozenfamilie nog niet met zekerheid is opgehelderd. Het wereldwijd lopende DNA-onderzoek naar de biodiversiteit zal dit probleem naar verwachting binnen enkele jaren oplossen. Van de tulpen ken ik er uit mijn hoofd slechts één met een volksnaam: de bostulp, Tulipa sylvestris. Er zullen er nog wel een paar meer zijn, maar beslist geen honderd. Maar als we honderd Tulp, Tulipa tarda
17
verschillende tulpen met volksnamen willen aanduiden, dan wordt het een stuk minder eenvoudig. Een tweede nadeel van volksnamen is, dat de betekenis niet altijd overeenkomt met de wetenschappelijke naam. Bij de bostulp, Tulipa sylvestris, klopt het wel: sylvestris betekent ook “in het bos groeiend”, dus de volksnaam en de wetenschappelijke naam hebben in dit geval dezelfde betekenis. Maar er zijn natuurlijk ook voorbeelden waarbij het geheel niet klopt. Denk aan de stokroos (Alcea rosea), heeft niets van doen met rozen, het is een soort uit de kaasjeskruidfamilie ofwel Malvaceae, de roos zit in de rozenfamilie ofwel Rosaceae. Wat dacht u van de pioenroos (Paeonia officinalis). Voorheen ingedeeld bij de ranonkelfamilie (Ranunculaceae), nu in de Paeoniaceae. Alweer geen verband met de roos, of de rozenfamilie. De naam roos gaat tot diep in onze taalgeschiedenis terug. De naam tulp daarentegen is pas in de 16e eeuw samen met de tulpenbollen in West-Europa geïmporteerd. Dat historische verschil verklaart ook dat er veel meer planten met de naam roos zijn dan met tulp. Taxonomen houden zich niet bezig met Nederlandse namen, omdat die onvolledig en onduidelijk zijn. Het zijn vaak handelaren die alles willen versimpelen die met Nederlandse namen werken. Het allerergste is wanneer zij zelf namen gaan verzinnen. Er is immers voor die namen geen ‘register’ waar je een nieuwe naam kunt indienen. Als er dan nieuwe namen verzonnen worden, wordt de chaos alleen maar erger, want zo’n nieuwe soort kan op verschillende plaatsen in Nederland een andere naam krijgen. Wat dacht u van ‘Knuffelboom’. De Madagascarpalm, Pachypodium lamerei is helemaal geen palm, evenmin als Brighamia insignis, die aangeboden wordt als ‘Hawaiian Palm’ of ‘Hawaii Palm’. Ook alle in de nieuwe werelden verzamelde planten die hierheen gebracht zijn, hadden uiteraard geen 18
Als het gaat om verwarring van botanische termen, dan is er geen mooier voorbeeld dan die van de cactus en de roos. “Rozen hebben doornen en cactussen hebben stekels”, wordt vaak gezegd. Wetenschappelijke gezien is het precies andersom. Cactussen hebben doornen, want een doorn is veelal een rudimentair steunblaadje, dat naast het (rudimentaire of zelfs afwezige) blad zit. Bij de meeste cactussen ontbreken de bladeren volledig; er is slechts een waterige verdikte stengel, dus hoe weet je dan dat die stekels doornen zijn? Een mooie uitzondering die dit goed laat zien, is het cactusgenus Pereskia, waarbij er nog wel bladeren zijn en de doornen bij de bladeren zitten. Bij de roos zitten de stekels (geen doornen), verspreid over de stengel, dus niet in nabijheid van de bladeren. Een ander mooi voorbeeld is dat van de stamvormige Euphorbia’s. Daar zie je precies twee doornen bij elkaar zitten, dat zijn dus de twee steunblaadjes die een blad heeft. Sommige van deze soorten hebben ook nog bladeren en die zitten zoals het hoort precies tussen de twee doornen in. In het septembernummer van 2011 van Groei & Bloei doet Meta Snijders in haar maandelijkse column haar beklag over Nederlandse namen. Ze noemt de naam van de Taxuskever “wederom een schoolvoorbeeld van misleidende biologenterminologie”, wellicht uit opperste frustratie over “die zwarte torretjes”, die overigens eerder grijs zijn. U weet het nu dus wel beter dan Meta Snijders, de biologen zijn onschuldig. Leuk om mee af te sluiten: de naam paardebloem is botanisch gezien echt onzin. De bloem van de paardebloem is helemaal geen bloem, maar een grote verzameling bloemen in één bloeiwijze. Als een botanicus zo’n plant al een volksnaam zou geven, zou die paardebloeiwijze luiden.
Euphorbia cf vignieri
Pioenroos
oorspronkelijk Nederlandse namen. Juist om chaos te voorkomen doen wetenschappers sinds Linnaeus niet mee aan geven van Nederlandse namen.
De aanleiding voor dit artikel was een bericht van Diergaarde Blijdorp waarin aangekondigd werd dat men zich wilde ontdoen van de Chinese brug die lange tijd een ornament was geweest in die tuin. Ook werd geïnformeerd of er in Delft belangstelling voor was. Het aanbod werd in dank aanvaard en de brug zal in de komende maanden een plaats krijgen in de Botanische Tuin. Deze stenen brug is ongeveer 9 meter lang en qua afmetingen vergelijkbaar met de zigzagbrug op het detail van de plattegrond van de Cho Cheng Yuan, De Tuin van de Nederige Ambtenaar, in Suzhou, een stad in Oost-China en bekend om zijn tuinen. In dit korte bestek is het uiteraard alleen maar mogelijk om een korte impressie te schetsen van de klassieke tuinen van China. Om een indruk te geven van het karakterverschil tussen een Chinese tuin en een Europese in die periode zijn twee afbeeldingen opgenomen: een schilderij van Huis ten Bosch, rond 1750 gemaakt door Jan ten Compe, en een illustratie bij 'De droom van de rode kamer' door de Chinese schilder Sun Wen (1818-1904).
Pad naar Mysteriën "Ik herinner me dat ik in een oud boek las", zei Bao-yu, "dat oude dingen in herinnering brengen beter is dan nieuwe te bedenken en dat het beter is een oude tekst opnieuw uit te beitelen dan een moderne te maken. We moeten dus iets ouds kiezen. Maar, deze berg is niet de belangrijkste van de tuin, met het belangrijkste uitzicht. Eigenlijk is er daarom geen reden om hier een inscriptie aan te brengen, tenzij die alleen maar de eerste stap aanduidt van belangrijker dingen die in het verschiet liggen. Ik stel voor dat we het 'Pad naar Mysteriën' noemen naar de versregel over de bergtempel in het gedicht van Chang Jian: Een pad slingert omhoog naar mysterieuze plaatsen. Zo'n naam zou kostelijker zijn."
Bert van den Wollenberg 19
en vervolgens op die in Nederland en Frankrijk die daarvoor gedomineerd werden door formaliteit en strakke lijnen.
De Droom van de Rode Kamer Het citaat is ontleend aan 'Het verhaal van de Steen', ook wel bekend als 'De droom van de rode kamer'. In deze semi-autobiografische roman uit het midden van de 18e eeuw worden de opkomst en neergang van de familie van de auteur, Cao Xueqin, en, bij uitbreiding, van de Qing Dynastie beschreven. Het is één van de vier Grote Klassieke Romans uit de Chinese litteratuur die tot op de dag van vandaag van invloed zijn op de cultuur van geheel Zuidoost-Azië, in verhalen, theater, films, games en reclame. Sharawadgi Niet zelden werd een tuin speciaal aangelegd om hooggeplaatst bezoek te ontvangen. Verliep zo'n bezoek gunstig dan straalde dit navenant gunstig af op de sociale status en het kapitaal van de gastheer. De introductie in Europa van Chinese en Japanse tuinen alsook de Aziatische perceptie van natuur en cultuur, is verbonden met Sir William Temple (1628–1699), Engels essayist en diplomaat - in 1668 was hij ambassadeur te Den Haag. Hij stond aan de wieg van het woord 'sharawadgi' - de schoonheid van bestudeerde onregelmatigheid. Dit concept had invloed op de Engelse tuinarchitectuur
Het Chinese woord voor landschap, shan shui, betekent "berg en water". Ook in de tuinen treffen we de beide elementen aan, harmonieus op elkaar afgestemd. Deze afstemming wortelt in het Chinese religieuze en filosofische universum, waarin taoïsme, confucianisme en boeddhisme samenkomen. Het pad waarover hierboven gesproken wordt is niet in één blik te overzien. Het wordt gaandeweg ontdekt en slingert omhoog naar waar de verblijfplaats van de onsterfelijken is. 20
Samenleving De Chinese samenleving werd geordend door een stelsel van strikt hiërarchische sociale verhoudingen. Goddelijke origine van de Keizer en zijn opdracht waren de spil van dit bestel dat voorts gestructureerd werd door het examenstelsel dat het opklimmen in de bestuurlijke hiërarchie reguleerde. In 605 tijdens de Sui-dynastie (581-618) werd hiervoor het fundament gelegd. Bij het ontwerp en de aanleg van een tuin waren er vier hoofdrolspelers. Allereerst de financierende opdrachtgever, de scheppende genius, hooggeschoold en met een grote culturele bagage, bekwaam in bestuur, in geld- en andere wereldse zaken. Hij wordt aangeduid als de geleerde (Eng. scholar). De tweede is de architect / tuinarchitect die het ontwerp maakte voor zowel gebouwen, bruggen, paden, rotsen en poorten alsook de omgeving van berg en water, planten en grillig gevormde rotsen. Aangetekend zij hierbij dat de (modulaire) architectuur het centrale element was van het terrein en de tuinaanleg het decor. De derde hoofdrolspeler is de meester-bouwer, de handwerksman. De vierde de geomantiër (van het Grieks geo = aarde, manteia = waarzeggerij). Hij bestudeerde de energetische karakteristieken van het terrein en de verhouding in de basale polarieit van yin en yang. Vervolgens gaf hij aanwijzingen voor het situeren van de objecten in de ruimte opdat harmonieuze en gelukbrengende doorstroming van de levensenergie, de Ch’i ( ), plaats kon vinden. Het Chinese woord voor dit specialisme is feng shui. Namen Onmisbaar zijn naamgeving van de objecten in de tuin en ook het duiden of suggereren van een sfeer met een inscriptie, uitgehouwen in steen. In het citaat hierboven bevinden we ons in een gezelschap van geleerden die zich door de nieuw aangelegde tuin begeven. Degene tot wie Bao-yu spreekt is zijn vader, Zheng Zia, die de opdracht gaf voor de aanleg. Het is een test voor de zoon waarbij hij zich meet met ouderen en wijzeren. Gezamenlijk creëert het gezelschap een nieuwe betekenislaag in de tuin die ingebed is in het gedeelde culturele erfgoed, een laag die misschien nog wel belangrijker is dan die van de zichtbare, tastbare tuin. Een virtuele tuin, zou je kunnen zeggen. Bert van der Meijden
Lotusvijver
8
9 5 10
10 A
11
5 4
12 Lotusvijver
7
6
13 z
3
C 1
B
2
Detail uit plattegrond van de Cho Cheng Yuan. De overspanning van de kleine zigzagbrug (z) is ongeveer 7 m. A Het Bamboepaviljoen B Het Zoetgeurende Eiland C Lotuspaviljoen (wind-uit-vier-richtingen-pagode) 1 Cinnamomum verum kaneelboom 2 Pterocarya fraxinifolia Kaukasische vleugelnoot 3 N andina domestica hemelse bamboe 4 Prunus salicina Chinese pruim 5 Glyptostrobus pensilis Chinese moerascypres 6 Ligustrum liguster 7 Nerium oleander oleander 8 Cornus kornoelje 9 riet 10 S alix wilg 11 Punica granatum granaatappel 12 Sapium sebiferum Chinese zeepboom 13 Prunus persica perzik De Chinese karakters werden vertaald door Zhen Zeng. De gehele plattegrond is afgedrukt in Soochow Gardens, Chuin Tung, Nanking 1978. Bij de afbeeldingen - Zigzagbrug in Blijdorp. - Huis ten Bosch, Jan ten Compe. Dit schilderij was lang uit zicht. Recentelijk werd het door Willem Jan Hoogsteder teruggevonden in Parijs. Zijn kunsthandel stelde de foto welwillend ter beschikking. - Illustratie door Sun Wen bij ‘De droom van de rode kamer’. - Prunus persica. - Prunus salicina. - Het Zoetgeurend Eiland.
21
MuseumShop
De herfstkleuren in en om de Botanische tuin zijn in vele schakeringen van okergeel, bruin, beige, roestkleur tot ‘maple-leaf’-rood te vinden! Een oprecht seizoenfeest als je nu door de tuin een fijne wandeling maakt. Een dergelijk kleurenpallet tref je ook aan in de leukste shop van Delft, de MuseumShop! De feestdagen voor de deur en achter onze witte deuren tref je een complete collectie cadeauartikelen aan. Voor grootouders, vader, moeder, vriend of vriendin en voor kinderen van alle leeftijden. Moeilijk keuze te maken? Ons sympathieke team in de shop adviseert graag en pakt de cadeautjes naar wens in! Even geduld
natuurlijk… met een kopje koffie of choco gratis, gaat iedereen tevreden met de aankopen naar huis. Wij hebben ook tijd voor een gezellig praatje. NIEUW: Pakketten, die we in overleg kunnen samenstellen voor bedrijven, collega’s en verenigingen! Ook kinder- en Kerstpakketten. Vanaf € 10 hebben we een aantrekkelijk voorstel. Vergeet even het winkelen in de stad, maar bezoek de MuseumShop, want sfeer en aandacht gaan bij ons samen. Bij de kleurrijke shop in een natuurlijke omgeving is het nog “De klant is Koning”! Bovendien gratis parkeren. Welkom!
Yoka J.E.M.Boshoff Info 015 2137101
Het Schrijfparadijs Een bijzonder verleden, een doos oude foto's of dierbare herinneringen? Geen idee hoe of waar te beginnen? In Het Schrijfparadijs helpen wij u uw verhaal op papier te zetten. Het Schrijfparadijs werkt nauw samen met het Archief Delft en WikiDelft. Het Schrijfparadijs is een fonkelnieuw concept. Wij verzorgen schrijfcursussen en workshops voor mensen met verhalen in een inspirerende omgeving. Het Schrijfparadijs biedt maatwerk, persoonlijke aandacht en kwaliteit. Niets is standaard of routine, daar hechten wij aan. In overleg maken we afspraken over uw wensen. Voor meer informatie, kijk op de website www.hetschrijfparadijs.nl of neem contact op met
[email protected].
Neem een duik in jouw verhaal!
22
Lotsweg 6, 2635 NB Den Hoorn Tel.: 070-396 6690 Fax.: 070-396 3669 www.hoveniervanderheijden.nl
[email protected]
Tuinontwerp en aanleg Specialistische boomverzorging Sierbestrating Sfeerverlichting Onderhoud
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
Technische Boekhandel Waltman Binnenwatersloot 33 2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98 2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263 Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
altman B.V.
Complete verzorging van uw buitenruimte!
23