TOESPRAKEN 15 AUGUSTUS HERDENKING 2013 Voorzitter HONI 42-49 (Anneke Schults)
Getekend door het verleden. Getekend kan men op vele manieren invullen. Heel concreet door: Een tekening waardoor je iets tekent waar je geweest bent, wat een indruk op je gemaakt heeft. Een manuscript waarin je iets optekent uit je verleden. Dit jaar een thema, waaraan iedereen zijn/haar eigen invulling kan geven. Immers is niet iedereen getekend door zijn of haar verleden. Ieder mens leeft zijn of haar leven vanuit een eigen referentiekader. Het verleden loopt als een rode draad door het leven. Je ontkomt er niet aan en je wordt er door gevormd en tot de mens die je nu bent. Sommige dingen wil je vasthouden en ander dingen vergeten, maar dat heb je niet altijd in de hand. Soms kom je nooit los van je verleden, neem b.v. onze nieuwe koningin. Het verleden van haar afkomst komt bij elke gelegenheid naar boven . Het is uiteindelijk de manier, waarop je er mee om weet te gaan en een plaats in je leven weten te geven. Zo heeft een ieder van ons hier aanwezig zijn eigen verleden, met fijne en minder fijne herinneringen. Bij een aantal van ons speelt de oorlog hier een grote rol in .Door de oorlog veranderde er heel veel in het leven van de vele Indische Nederlanders en velen van hen werden hierdoor onherstelbaar getekend. Na een jarenlange onderdrukking in de kampen, het verlies van dierbaren die niet terugkeerden, kwam men hier in Holland . De afmars van het KNIL, het afscheid van een leger en daarmee het moeten vertrekken uit het vertrouwde Indische land met alle emotionaliteit daar omheen. Mensen die met hun hele zijn, vast zaten aan het koloniale verleden. Men moest afreizen naar wat hun vaderland genoemd werd. Het land wat hen in hun verwachtingen gastvrij zou ontvangen en waar men een nieuw bestaan zou kunnen opbouwen. Het koude klimaat, het gemis van de natuur, en vooral de kille ontvangst en het onbegrip van de Nederlanders , voor hun gewoontes en hun stijl van leven. In plaats van een gastvrije ontvangst werden zij gemeden. En wat doet dat met een mens? Hoe ga je door de straten, waar je liever niet gezien wordt. Geen wonder dat veel Indische Nederlanders in ons land dicht bij elkaar bleven en elkaar
opzochten. Het was typisch de sfeer van een immigrantengroep die van de nood een deugd maakte en aan hun isolement een draai gaven van gezelligheid, en hierdoor de kracht vonden om met elkaar hier een nieuw bestaan op te bouwen. Een nieuwe generatie werd hier geboren. Maar al was je hier in Holland geboren, door je afkomst, je huidskleur bleef je getekend. Vooral de uiterlijke kenmerken en gewoontes werden niet begrepen en waren bepalend voor vele pesterijen van de blanda’s. Omdat de Indische mensen niet wilden dat hun kinderen door hun achtergrond te veel werden belast, moesten de kinderen anders worden dan zijzelf. De kinderen moesten niet te veel vragen stellen over hun verleden. Het was beter om dat te vergeten en er werd het liefst niet over gepraat. “Het is nu een maal zo, soedah, te lang geleden…je verandert er niets meer aan. Men begrijpt het toch niet. Als iemand door een uiterlijk kenmerk, b.v. een zichtbaar litteken t.g.v. een ongeluk getekend is, krijgt de persoon automatisch begrip en speciale aandacht. Ook nu nog als er een oorlogsveteraan b.v. zonder arm of been terug komt, is er begrip voor het leed van die persoon. Een innerlijke beschadiging, door wat men meegemaakt heeft, waardoor men a.h.w. ook getekend is en wat een impact heeft op het functioneren van de persoon is vaak niet zo duidelijk .De uiterlijke gedragskenmerken worden vaak niet begrepen en verkeerd uitgelegd en het bijbehorend gedrag roept daardoor wrevel en onbegrip op. Ondanks dat alles zijn de meesten van ons er in geslaagd om hier in Holland, door doorzetting en wilskracht een nieuw bestaan voor zichzelf en hun kinderen op te bouwen Uit de tweede en derde generatie zijn veel deskundigen voort gekomen, die bijgedragen hebben aan de opbouw van Nederland. Ik hoop dat ook u erin geslaagd bent om aan uw kinderen over te brengen dat u, het verleden een plaats heeft kunnen geven. Praat en vertel er wel over daar hebben zij behoefte aan en zullen zij uw verleden beter kunnen begrijpen. Deze herdenking zal er toe bijdragen dat wij in een speciale verbondenheid met elkaar dankbaar zijn met de vrijheid die wij genieten en gedenken wij onze dierbaren die wij verloren hebben. Ik wens u allen een goede herdenking
Ad van Liempt Lezing Indiëherdenking Den Bosch
Zeer geachte aanwezigen, Voor mij, Hollandse jongen van na de oorlog, is het bijna onmogelijk me een voorstelling te maken van wat 15 augustus voor de meesten van u betekent. Ik houd mezelf altijd maar voor dat 15 augustus een combinatie is van wat voor mij 4 en 5 mei zijn, het herdenken van de doden, en het vieren van de vrijheid, en dat op één dag. Van de bevrijding van Nederland hebben we een min of meer duidelijk beeld. De verschillende delen van het land werden wel op verschillende tijdstippen bevrijd, maar het beeld is tamelijk eenduidig. Nederlanders die een filmtoestel bezaten hadden zonder uitzondering (naast een fles jenever) een laatste filmrolletje bewaard, voor de grote dag. En daarom zijn er eindeloze beelden van hossende mensen, zwaaiende mensen, lachende mensen, juichende mensen, op overvolle pleinen, overvolle balkons, overvolle Canadese pantserwagens. Dat is er allemaal niet uit het voormalig Nederlands Indië. Hoe de bevrijding er uit zag, daar moeten we maar naar gissen. We moeten het voornamelijk hebben van de beschrijvingen die in dagboeken staan. Mijn favoriet is Beb Vuyk, de schrijfster, die in 1945 met haar zoontje in kampong Makassar zit, iets ten zuiden van Batavia. Op 15 augustus, de dag van de Japanse capitulatie, geen nieuws, wel vreemde tekenen; nachtelijke ruzie van heiho’s in het kamp, dronken Japanners. De dagen erna opnieuw vreemde verschijnselen, en bovendien geruchten over iets waar niemand een voorstelling van heeft: een atoombom. Op de 20e, vijf dagen na de capitulatie, enorme opwinding, maar nog steeds geen zekerheid. Beb Vuyk schrijft: “Het kamp is een gekkenhuis. Niemand werkt meer. De wc’s zijn niet schoongemaakt, de hutten niet geveegd. Geen mens die de verplichte honderd vliegen per dag vangt. Japanners en Koreanen laten zich niet meer in het kamp zien, maar patrouilleren aan de buitenkant.’ Drie dagen later, donderdag 23 augustus, is het eindelijk zover in Kamp Makassaar. Beb Vuyk schrijft het ongeëvenaard sober en ingetogen op: “Ons kamphoofd is bij de Japanse commandant geroepen, samen met de hancho’s (een soort barakleidsters). Daar wachtte hen een Japanse generaal op, compleet met samoerai-zwaard.
Hij boog en zei in het Indonesisch: De oorlog is voorbij. “Wie heeft het gewonnen”, vroegen de vrouwen. Hij herhaalde: “De oorlog is voorbij. Hij maakte een buiging, draaide zich om en liep weg.” Een onvergetelijk beeld natuurlijk. En toch is er ook welgeteld één filmpje bewaard gebleven van de viering van die capitulatie in een interneringskamp. Het betreft het vrouwenkamp Aik Paminke 3 in Noord Sumatra, een voormalige rubberplantage. Daar had een van de bewoonsters illegaal een filmcamera bewaard tot de Grote Dag van de bevrijding. Die viel hier pas op 24 augustus, dus nog later dan bij Beb Vuyk. Er bleek opeens ook een foto van koningin Wilhelmina en een rood-wit-blauwe vlag – allemaal attributen waarvan het bezit strafbaar en dus levensgevaarlijk was. Het filmpje, een beetje schokkerig, maar daarom des te authentieker, is jaren geleden opgedoken, en de vrouwen die de primitieve bevrijdingsplechtigheid bijwoonden konden er later over vertellen. Het is een uniek document. Ik heb het filmpje onlangs nog eens goed bekeken. Dat zit zo: ik heb de buitengewoon eervolle taak gekregen om voor de oorlogs- en bevrijdingsmusea in Nederland een tentoonstelling samen te stellen: De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. Opening begin februari in de Kunsthal in Rotterdam, u zult er vast nog wel meer van horen. Ik vind dat dat filmpje erin hoort – het is het enige bewegende beeld van de viering van de Japanse capitulatie in een kamp. En het is van groot historisch belang, een mooie aanvulling op de verhalen die we kennen van mensen als Beb Vuyk. Ik wil u bij deze gelegenheid graag nog een paar voorwerpen noemen die ik van plan ben in die tentoonstelling op te nemen, omdat ik ze bijzonder, of opmerkelijk vind. Heel onverwacht misschien, maar in het depot in Bronbeek bleek een uniform te hangen van het Vrouwen Automobiel Corps. Een heel speciale organisatie, opgericht door Rie Lulof, echtgenote van een bankier. Zij wilde een actievere rol voor vrouwen in de periode dat Nederlands-Indië door Japan bedreigd werd en het leger voluit moest mobiliseren. Ze regelde auto’s van General Motors, ze zorgde ervoor dat de deelneemsters rijles kregen in vrachtwagens en ook schietinstructie. In zeven steden in Indië ontstonden afdelingen van dit hulpleger van vrouwelijke chauffeurs. Tijdens een oefening reden ze de vrachtwagens tot aan het oefengebied, maar daarna moesten ze, tot hun woede, het stuur overgeven aan inlandse chauffeurs. Oorlog was geen vrouwenwerk, ook oefenen voor oorlog niet. Het VAC heeft uiteindelijk niet ook mogen helpen toen de Japanners daadwerkelijk naderden. Op 1 maart maakte de resident van Batavia een einde aan het vrouwencorps, alle spullen moesten vernietigd worden. Heel kwaad waren de leden, de meesten verbrandden hun uniform. Maar gelukkig is er eentje ongeschonden bewaard gebleven, in het depot van Bronbeek. Als herinnering aan gedrevenheid en emancipatieneigingen in het oude Indië. Het was een bijzondere ervaring om de afgelopen maanden met zekere regelmaat te worden rondgeleid door de depots van de Nederlandse oorlogsmusea. In Museon bijvoorbeeld in Den Haag is een prachtige collectie van voorwerpen uit voormalig
Nederlands Indië. Ik had daar een uurtje mogen rondkijken toen, bij het vertrek, de depothoudster opeens zei: ‘Je hebt de biels nog niet gezien.’ De biels. Wat bleek? In Museon ligt een originele spoorbiels, afkomstig van de Birmaspoorweg. Bijna twee meter lang, en compleet met enorme bouten. Ik kreeg daar kippenvel van: opeens is dat misdadige dwangarbeidproject, die dodenspoorlijn door onmogelijk gebied, zo tastbaar dichtbij. Meer dan honderdduizend romusha’s, werksoldaten, stierven door dit werk, en vijftienduizend krijgsgevangenen, drieduizend Nederlanders. Elke biels een slachtoffer, is er wel gezegd. Op de tentoonstelling komt die biels te liggen, vanzelfsprekend, een loodzwaar aandenken aan de waanzin van de Tweede Wereldoorlog. Wat een gewone Hollandse jongen van na de oorlog zich helemaal nooit zal kunnen voorstellen, is het bizarre gegeven dat de Japanse bezetting ongeveer naadloos overging in een bloedige revolutie, waarin Nederlanders en Indische Nederlanders opnieuw in acuut gevaar kwamen te verkeren. Het is ook nooit gelukt die bijzondere periode van de Bersiap een passende plek te geven in het nationale collectieve geheugen. Dat is niet eens Nederlandse onwil, denk ik, of onverschilligheid – het zit ook in de loop van de gebeurtenissen zelf. Wat er in de tweede helft van 1945 in Indië gebeurde ging voor een groot deel geheel langs Nederland heen. De communicatie was bedroevend, en daardoor ook de informatievoorziening, zelfs het Nederlandse kabinet hoorde pas weken later wat er in de archipel allemaal gebeurde. Het was feitelijk, maar ook mentaal, volledig op de eigen problemen gericht. Sterker nog, ook doctor Huib van Mook, de beoogde nieuwe landvoogd in Indië, weet een maand na de capitulatie nog van niets. Hij zit dan nog in Australië, te popelen om terug te keren naar Batavia, en heeft zijn vertrouwensman en Indiëkenner Charles van der Plas vooruit gestuurd als een soort verkenner. Ik kwam laatst het verslag tegen dat Van der Plas aan Van Mook stuurde. Dit staat er in: ‘Soekarno's Pelopors, door henzelf geschat op 80.000, volgens hun zeggen bewapend met speren en kapmessen, maar in werkelijkheid althans voor een klein gedeelte ook wel met vuurwapens. Deze kerels dringen overal de huizen binnen onder de kreet merdeka; hijsen de roodwitte vlag; bedreigen wie niet mede wil doen; gedragen zich agressief; houden met barricades op de wegen auto's aan en dan steeds die van het Rode Kruis, natuurlijk alleen 's nachts; werpen met stenen en doen ook wel meer.’ Met die jeugdbendes zal Nederland, als het tot een terugkeer naar de oude verhoudingen zou komen, niets kunnen beginnen, voorspelt Van der Plas, hij heeft er een uitgesproken beeld van: ‘De moeilijkste groep vormt de jeugd. Jaren volgepompt met propaganda. Naar Duits model in machtswellust opgevoed. Natuurlijke avontuur- en braniezucht. Is het niet prachtig met veel lawaai en gejoel 's nachts oude mensen uit hun bedden te sleuren?! Men zegt ook dat achter de pelopor, en nog feller, de jeugdorganisaties staan.’Dat verslag is van 20 september 1945. Eer in Nederland is doorgedrongen dat er in Indonesie een revolutie aan de gang is, waarin redelijk overleg bij velen is vervangen door een onblusbaar verlangen naar onafhankelijkheid, zijn er vele maanden voorbij – en eigenlijk heeft de Nederlandse politieke elite nooit echt iets begrepen van de Indonesische werkelijkheid. Het waren de mensen zelf
die het aan den lijve ondervonden. Een van degenen die dat het indringendst hebben opgeschreven is, naar mijn idee, Lin Scholte. In het boek Takdiran en andere verhalen, uit 1977, beschrijft zij hoe ze in die tijd – zeg maar de tijd van het verslag van Van der Plas aan Van Mook – terug moest naar een kamp. Ze is op weg met haar kinderen, en ze voelt zich bedreigd. Ze komt door de wegversperringen heen, door al van verre de vuist op te steken en ‘Merdeka’ te roepen. Ze ziet de poort van het kamp waar ze heen vlucht al in de verte. Dan schrijft ze: “We schrokken erg door een onverwachts luid geroep en klagend geschrei, vergezeld van een dof bonkend geluid, zoals boksers maken als ze hun tegenstanders raken. Ik keek om en zag iets ongelooflijks: een betjak waarin een omaatje gezeten was tussen een opgerolde kampmatras en een stel koffers. Notabene, we mochten absoluut geen gebruik maken van openbare vervoermiddelen! De betjakman werd dan ook behoorlijk afgetuigd door de pemoeda’s, het omaatje uit het vehikel gesleurd, waarna het ding met barang en al in de berm werd geslingerd. Ik heb het verdere verloop maar niet afgewacht, maar ben met de kinderen verder gelopen in een iets sneller tempo. De poort kwam hoe langer hoe dichterbij. Ik zag hoe af en toe die poort van binnenuit werd opengeduwd om mensen binnen te laten die van de andere kant van de boulevard waren gekomen. Eerst toen we een dertig meter ervandaan waren en ik de pemuda’s door een flauwe bocht niet meer kon zien, zette ik de spurt in en sleurde de kinderen mee. De poort stond al een eindje open toen we erop af holden. De geweldige opluchting van dat ogenblik toen we door de poort waren, vergeet ik nooit meer.’ Aldus Lin Scholte. Het zijn adembenemende verhalen, die het voorstellingsvermogen van een Hollandse jongen van na de oorlog ver te boven gaan. Toch ligt in die verhalen het wezen van de geschiedenis. Het zijn de beste hulpmiddelen bij de pogingen om zo dicht mogelijk bij het verleden te komen. Helemáál lukt dat nooit, maar de poging om de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen is meer dan de moeite waard, om te begrijpen wat mensen destijds moesten doorstaan. En dat is óók het wezen van herdenken. Op dagen als deze proberen we dichterbij de geschiedenis te komen. Dat doen de mensen die er zelf bij waren vanzelfsprekend, maar dat proberen ook veel anderen. Het zijn de verhalen die ons daarbij het beste helpen, de verhalen van de gewone mensen in een ongewone tijd. Dat is voor mij de betekenis van 15 augustus, de dag waarop we de doden herdenken en de vrijheid vieren. De vrijheid die in die eerste periode na de oorlog helemaal geen vrijheid was, en die voor sommigen eigenlijk nooit is aangebroken. Want dat is wel een overeenkomst tussen de herdenking van de oorlog in Europa en die in Azië. De gebeurtenissen waren vaak zo ingrijpend en de gevolgen ervan zo vérstrekkend, dat voor veel mensen de oorlog nooit echt is afgelopen. Ook die mensen horen vandaag centraal te staan in onze gedachten. Ik dank u. Ad van Liempt
“Getekend door het verleden” Dhr. Rolf van de Putte (lid van HONI en voorzitter motorclub “Pengendara”)
“Getekend door het verleden” roept ook bij de Indo’s van Pengendara heel veel emoties op. Het wordt duidelijk zichtbaar dat ook zij moeite hebben om over het verleden en hun gevoelens te praten. De stilte die door onze ouders en grootouders al vele jaren in acht wordt genomen is ook bij de 2e generatie maar moeizaam te doorbreken. Maar als je lang genoeg blijft aandringen, blijkt dat er onderhuids heel veel broeit. Vragen, vragen en nogmaals vragen….. Helaas zullen we op vele vragen geen antwoorden meer krijgen en zullen we met een leeg gevoel door moeten gaan met ons leven. Wat gaat er door je heen als je nooit meer zal weten onder welke omstandigheden je oom bij het bouwen van de Birmaspoorlijn het leven heeft gelaten of onder welke omstandigheden je vader als KNIL militair in voormalig Indië gevochten heeft, omdat hij te vroeg gestorven is. Hoe je moeder de Jappenkamp heeft overleefd, maar zij dit niet met je wil delen Hoe ga je om, met de pijn van je vader, omdat zijn vader zijn "hoge" functie moest verliezen toen hij naar Nederland verhuisde. Opa was een gerespecteerde ingenieur en moest in Nederland weer onderaan de ladder beginnen. We weten allemaal dat onze ouders en grootouders ons op het hart drukten een goede opleiding te volgen om zo een goede baan te krijgen. Het feit dat je voor de buitenwereld het allemaal goed voor mekaar moet hebben. De mening van onze ouders en grootouders waren voor velen van ons erg bepalend over hoe we denken en handelen. “Getekend door het verleden” is de pijn van je ouders en grootouders, je karakter medegevormd door hun lijden. Een reflexie van hun oorlogsverleden Vanuit onze jeugd ontdekten we dat we anders zijn dan andere kinderen en werd er geregeld naar ons met scheldwoorden gesmeten als; pinda en poepchinees……. Sommige van ons moesten zich altijd bewijzen tussen de Hollanders en de Molukkers en hebben vanaf de lagere school altijd ruzie met ze gehad omdat ze Indo zijn. Naarmate we ouder worden komen we achter onze identiteit en begint onze nieuwsgierigheid de overhand te krijgen. Voor velen was dit een nog onbekende en vreemde wereld. We voelden ons niet thuis in deze wereld en behoren ook niet echt in de andere wereld thuis. We zaten gevangen tussen twee culturen en ervaren het gemis van erkenning door onbekendheid. De één ontdekt na het overlijden van zijn vader door een gevonden doos met brieven naar Nederland, hoe moeilijk het was om zijn moeder en de kinderen naar Nederland te krijgen. Een ander komt bij de begrafenis van zijn vader erachter dat hij in Nederland heeft gestreden voor de erkenning van de KNIL militairen. Al deze informatie was bij ons niet
bekend. Het lijkt erop dat de oudere generatie ons niet lastig wilde vallen met dit soort dingen. In 2008 maakte ik en mijn huidige vrouw Marjolein een rondreis door Indonesië. Het was al heel lang een wens van mij om te zien en te voelen waar mijn roots liggen. Deze bijzondere reis was onze eerste kennismaking met het verleden van mijn ouders. Mijn oom vroeg aan mij of wij een bloemetje wilden leggen bij het graf van opa als we naar Bandung gaan. Natuurlijk stemde ik daar mee in, maar wie is mijn opa die begraven ligt op het kerkhof in Bandung. Er was nog nooit over deze man gesproken. Op 3 augustus 2008 om vijf voor zes ’s avonds kwamen we aan op het Pandu Kerkhof in Bandung. Gelukkig mochten we er nog in en een aantal minuten later werden we geconfronteerd met duizenden witte kruizen die op de graven stonden. Ik was toen 49 jaar oud. De volgende dag zou ik 50 jaar worden. Op het kerkhof heerste een serene rust. Nadat we het nummer van het graf van mijn opa hadden opgezocht, stonden we enkele minuten later bij zijn graf. De cijfers op het witte kruis brachten mij enigszins in verwarring, maar uiteindelijk kwam ik tot het besef dat mijn opa slechts 49 jaar is geworden. Dit moment staat voor eeuwig gegrift in mijn geheugen. Maar! “Getekend door het verleden” heeft ook zijn mooie kanten Dat we zijn zoals we zijn “een Indo” , dat we onze Roots niet zomaar kunnen en willen vergeten en dat we er trots op mogen en kunnen zijn. Door diverse omstandigheden zijn we met elkaar in aanraking gekomen. Als Indo hebben we allemaal min of meer hetzelfde meegemaakt in ons leven en hebben we bijna dezelfde humor, altijd zin in Indisch eten en vaak dezelfde hobby’s. Het motorrijden zit in onze genen. Voor sommigen betekent dat mooie herinneringen aan onze dierbaren. Motorrijden in de zon, net als onze vaders hebben gedaan. Het is toch prachtig als je je het geluid kan herinneren van zijn motor als hij weer thuis de oprit opreed. Jammer genoeg hebben velen van ons niet samen met onze vaders kunnen rijden, maar wat we wel gemeen hebben, is dat hij met ons is als we motorrijden. “Getekend door het verleden” heeft voor mij een grote rol gespeeld tijdens ons huwelijk van vorig jaar. Onze trouwdag is de geboortedag van mijn opa begraven te Bandung, het thema van de dag was Nederlands – Indië, de huwelijksplechtigheid is daarom ook voltrokken op Bronbeek “Getekend door het verleden” betekent voor ons ook……….. Stil te staan bij onze dierbaren die deze periode niet hebben overleefd. Uit respect voor onze ouders dat zij ondanks alle ontberingen en tegenwerking van de Nederlandse staat er voor gezorgd hebben dat we een toekomst konden opbouwen in ons nieuwe vaderland. Trots dat zij ondanks al die ellende er voor gezorgd hebben dat hun nageslacht in een vreemd land een veilig en gelukkig leven kunnen leiden. Dankbaarheid, bewust zijn van de reden waarom we in Nederland zijn. Respect voor het leven. Rolf van der Putte
Bijlage 3
Gedicht
Mw. Susanne van Deursen
‘Dit gedicht draag ik op aan mijn opa die hier helaas niet meer is. Daarom wil ik graag dit kaarsje aansteken, niet alleen voor mijn opa maar voor een ieder die we nu missen’.
LEVEN Steeds meer woorden, zinnen, verhalen. Steeds meer herinneringen, van voor en na. En ik, ik luisterde, ik vroeg, ik knikte maar echt begrijpen deed ik het niet. En toch wanneer ik alles op een rijtje zet: Jij die zo jong was toen de oorlog begon. Jij die werd weggehaald uit een veilige en vertrouwde omgeving. Jij verwijderd van familie, vriendjes en alles wat je dierbaar was. Je ogen die meer hebben gezien dan goed is voor een kind. Door dit alles getekend door het verleden. En toch: Jij die deze gruwelijkheden hebt overleefd. Jij die ondanks alles een nieuw bestaan hebt opgebouwd. Getrouwd, gewerkt, geliefd, geleefd. En nu: Geen woorden, geen zinnen, geen verhalen uit je mond. Geen herinneringen van voor en na. En ik, ik kan niet meer luisteren, vragen of knikken. Maar begrijpen doe ik het nu beter. Want jij: getekend door het verleden, hebt toch zo mooi geleefd.