Rapportage Inventarisatie Doorlopende Leerlijnen vmbo gl/tl
Februari 2013 1 Platform Bèta Techniek
Colofon Platform Bèta Techniek Lange Voorhout 20 Postbus 556 2501 CN Den Haag T (070) 311 97 11 F (070) 311 97 10
[email protected] www.platformbetatechniek.nl Februari 2013
2
Inhoudsopgave: Managementsamenvatting ..................................................................................................................... 4 Ontwikkelscenario’s Technologielabel .................................................................................................... 6 Aanbeveling verdere procedure .............................................................................................................. 8
Uitgebreid verslag ................................................................................................................................. 10 Introductie ............................................................................................................................................. 11 Proces .................................................................................................................................................... 12 Analyse uitkomsten enquête................................................................................................................. 13 Discussieronde ...................................................................................................................................... 26 Conclusies .............................................................................................................................................. 27
3
Managementsamenvatting Context In het Masterplan Bèta en Technologie wordt voorgesteld een vorm van aantrekkelijk vmbo gl/tl techniekonderwijs binnen een landelijk gecoördineerde organisatie op te zetten, op een wijze die voor de buitenwereld herkenbaar is en doorstroom naar technische opleidingen binnen het mbo aantrekkelijk maakt. Het vormen van een label is daarbij een van de genoemde opties. In het kader van dit voorstel heeft het Platform Bèta Techniek de wensen en deelnamebereidheid van vmboscholen geïnventariseerd. Deze rapportage biedt een overzicht van de wensen van scholen in dit verband, en schetst enkele mogelijke toekomstscenario’s op basis van deze resultaten. Tekstuele samenvatting resultaat Er bestaat voldoende animo onder scholen om over te gaan tot verdere uitwerking van samenwerking op het gebied van techniekprofilering op vmbo 3/4 niveau. Een vrij grote groep scholen geeft namelijk aan behoefte te hebben aan profilering, samenwerking en ondersteuning op het gebied van het aanbieden van aantrekkelijk techniekonderwijs dat goede doorstroommogelijkheden biedt naar mbo en bedrijfsleven. Deze wens tot profilering spitst zich toe op een zestal gebieden:
Loopbaanoriëntatie en begeleiding; Door bedrijven gefaciliteerde docent –en leerlingstages; Onderwijs dat wordt gegeven op vmbo, mbo en bedrijfslokaties; De betrokkenheid van het mbo bij de ontwikkeling van vmbo onderwijs; De onderwijscontacttijd bij technische vakken; De betrokkenheid van bedrijven en branches bij vmbo onderwijsontwikkeling.
De meerwaarde van een label zou zich volgens de scholen uiten in het genereren van erkenning en herkenning door bedrijven, mbo’s, leerlingen en ouders, op de bovenstaande thema’s. Profilering op het gebied van de vormgeving van het onderwijs (bv. het aanbieden van specifieke vakken, betrokkenheid van bedrijven bij de opleiding) geniet daarbij de voorkeur. Profilering op basis van cijfermatige prestaties (bv. eindexamencijfers, gerealiseerde doorstroomaantallen, uitvalcijfers) is veel minder gewenst. Scholen weten door deze focus op onderwijsvormgeving (in plaats van profilering op resultaten), nog moeilijk te definiëren wat de concrete deelnamevoorwaarden en meetbare profileringsaspecten van een label kunnen zijn. Scholen weten dus wel op welke gebieden samenwerking van meerwaarde kan zijn, maar kunnen dit nog niet in uitvoerbare acties en meetbare streefdoelen vertalen. Daarbij speelt mee dat de deelnamevoorwaarden breed genoeg moeten zijn om scholen met bestaande trajecten deel te laten nemen, doch scherp genoeg gedefinieerd om van meerwaarde te zijn voor profilering richting ouders, bedrijven en mbo’s. Scholen zijn individueel niet in staat die afweging te maken. Indien tot labelvorming wordt overgegaan zal deze concretisering van de inhoud daarom door een externe partij moeten worden begeleid.
4
Scholen geven verder aan maar zeer beperkt bereid te zijn tot het leveren van een financiële bijdrage aan het opzetten van een label. De toezegging van externe financiering is voor scholen dan ook een voorwaarde voor het succesvol opzetten van een label. Cijfermatige samenvatting resultaten enquête De vragenlijst is zowel digitaal als op papier verstuurd aan 665 scholen. De uiteindelijke respons betreft 85 scholen.
48 scholen (64% van de geënquêteerde scholen die zich op techniek profileren), willen zich ook aansluiten bij een landelijk label. Binnen deze groep zijn twintig scholen (40%) bereid hier financieel aan bij te dragen. 26 van de 48 scholen die hebben aangegeven aan een label deel te willen nemen zijn brede scholen die ook havo en vwo aanbieden. Slechts vijf van de 48 scholen richten zich puur op beroeps- en kadergerichte leerwegen, en bieden geen vmbo-tl aan. Slechts negen van deze 48 scholen geven aan nog niet deel te nemen aan bestaande onderwijsprogramma’s op het gebied van techniek (zoals bv. toptechniek in bedrijf of technasium). Dit betekent dat de meeste scholen die geinteresseerd zijn in labelvorming al ervaring hebben met profilering op het gebied van techniek. 75 % van de scholen die zich op techniek profileren geeft aan dat hen onvoldoende duidelijk is bij welke organisaties zij terecht kunnen voor ondersteuning bij de uitvoering van hun onderwijsprogramma’s.
5
Ontwikkelscenario’s Technologielabel Dit hoofdstuk biedt vier mogelijke ontwikkelscenario’s op basis van de uitkomsten van de enquêtes en gevoerde gesprekken met scholen en belanghebbenden.
Scenario 1 – Geen technieklabel Binnen deze variant wordt besloten dat geen verdere actie noodzakelijk is op het gebied van labelvorming. Het ontwikkelen van de technologieroute vindt reeds regionaal plaats binnen Toptechniek in bedrijf, met ruimte voor individuele scholen om zichzelf te profileren op de wijze die zijzelf nuttig achten, zonder landelijke samenwerking en profilering middels een aparte organisatie. Pro: Kosteloze doorontwikkeling van bestaande, losse initiatieven op individuele basis; ingebed binnen reeds bestaande ondersteuningsprogramma’s; organische ontwikkeling van succesvolle lokale vormen van profilering; geen nieuwe organisatie nodig. Con: Geen gecoördineerde, landelijke afstemming tussen scholen; beperkte herkenbaarheid van verschillende labels bij mbo, bedrijfsleven, leerlingen en ouders; wildgroei van versplinterde technologie-formats; geen controle en sturing op ontwikkelde activiteiten vanuit landelijke organisaties; van beperkte waarde voor bedrijfsleven en mbo.
Scenario 2 – Structuurlabel Op basis van de opgedane bevindingen wordt de verdere ontwikkeling van een breed, open format voor techniekprofilering binnen de technologieroute belegd bij een onderwijsorganisatie1. Die organisatie draagt zorg voor een financieel haalbare opzet. Deelname aan het label vindt plaats op voorwaarde van eisen ten aanzien van onderwijsuitvoering en afspraken binnen de onderwijsinfrastructuur, niet op basis van cijfermatige prestaties. Pro: Gemakkelijk haalbaar; realisatie van een gecoördineerd, stuurbaar label; sluit weinig scholen uit; bottom-up: gaat uit van wensen van deelnemende scholen; landelijke en regionale profilering richting mbo; label garandeert gecoördineerde aansluiting op mbo; gemakkelijk in te bedden in Techniekpact en bestaande onderwijsprogramma’s; Geen versplintering; Con: Gebrek aan financieel startkapitaal maakt constructieve ontwikkeling onzeker; Focus van label op procesfactoren leidt tot een label met gebrekkig profiel qua geboden kwaliteit; Scenario 3 – Kwaliteitslabel Op basis van de opgedane bevindingen wordt de verdere ontwikkeling van een scherp gedefinieerd, besloten format voor techniekprofilering binnen de technologieroute belegd bij een onderwijsorganisatie1. Die organisatie draagt zorg voor een financieel haalbare opzet. Deelname aan het label gebeurt op basis van eisen ten aanzien van zowel onderwijsuitvoering als cijfermatige prestaties van scholen. 1
Het Consortium Beroepsonderwijs en het Stichting Platforms VMBO hebben aangeboden dit op zich te nemen, indien hiervoor financiële ondersteuning kan worden gevonden. Zie bijlage 2 voor hun aanbiedingsbrief.
6
Pro: Realisatie van een gecoördineerd, stuurbaar label; Gemakkelijk in te bedden in Techniekpact en bestaande onderwijsprogramma’s; Helder profiel van label richting ouders, leerlingen, mbo, bedrijfsleven, zowel wat betreft onderwijsinhoud als kwaliteitsgarantie; Beperkte versplintering; Con: Gebrek aan financieel startkapitaal maakt constructieve ontwikkeling onzeker; Scherpe definiëring van het label zal een aantal scholen met bestaande profileringstrajecten uitsluiten van deelname; Definiëring van prestatie-eisen is moeilijk realiseerbaar gezien het gebrekkige animo van scholen om zich hieraan vrijwillig te committeren; Scenario 4 – Label met startkapitaal Een van de partijen binnen de stuurgroep besluit de ontwikkeling van een technologielabel te adopteren en van een beperkte, tijdelijke financiële startsubsidie te voorzien. Daarbij kan gekozen worden voor bovenstaande varianten 2 of 3. Externe financiering zou evt. ook in het verschiet kunnen worden gesteld op basis van prestatievoorwaarden. Pro: Financiële zekerheid garandeert ontwikkeling van een label ongeacht financiële mogelijkheden tot bijdrage door scholen; Investerende partij kan sterk sturen op vormgeving label, aansluiting op onderwijsinfrastructuur garanderen, kwaliteit afdwingen bij participerende scholen; Zie tevens varianten 2 en 3; Con: Label gebaseerd op extern geld, niet de intrinsieke motivatie van deelnemende scholen; Bereidheid tot financiering door organisaties is beperkt. Zie tevens varianten 2 en 3;
7
Aanbeveling verdere procedure De randvoorwaarden voor het opzetten van een label overwegende, wordt hieronder een aanbeveling gegeven over de mogelijke vervolgprocedure.
Go or no go 1: Maart 2013 De stuurgroep stelt vast of de door de geënquêteerde scholen omschreven vorm van samenwerking van voldoende toegevoegde waarde is om actief over te gaan tot de realisatie van een label, daarbij dienen te beschreven scenario’s als leidraad;
Vervolgstappen indien besloten wordt een label te ontwikkelen (maart – juni 2013): De stuurgroep belegt de verdere ontwikkeling officieel bij een organisatie. Deze organisatie is in de toekomst verantwoordelijk voor het beheer van een landelijk label. De stuurgroep stelt vast of en in welke mate zij in de toekomst betrokken wil blijven bij de verdere ontwikkeling van het technieklabel; De beslissing van de stuurgroep wordt ingebracht in het Techniekpact, via de vmbo-tafel en mbo-tafel. De uitvoering maakt vervolgens deel uit van de regionale uitwerking van het Techniekpact, waarbij gebruik wordt gemaakt van de infrastructuur van Toptechniek in bedrijf; Gedurende het restant van het schooljaar 2012-2013 wordt de praktische invulling van samenwerking binnen een label geconcretiseerd middels werkgroepen met een groep koploperscholen, onder leiding van de benoemde beheersorganisatie; o
o
o
Deze werkgroepen stellen vast wat de gemeenschappelijke delers en deelnamevoorwaarden zijn op het gebied van: 1. Loopbaanoriëntatie; 2. Bedrijven faciliteren docent –en leerlingstages; 3. Onderwijs wordt gegeven op vmbo, mbo en bedrijfslokaties; 4. Mbo is betrokken bij ontwikkeling onderwijs vmbo; 5. Onderwijscontacttijd technische vakken; 6. Bedrijven –en branches zijn betrokken bij vmbo onderwijsontwikkeling. Deze werkgroepen definiëren meetbare targets voor ten minste de volgende deze zes door scholen genoemde doelen: 1. Structurele opname in het bekostigingsstelsel VO voor techniek; 2. Het aantal leerlingen dat instroomt in vmbo techniek; 3. Het aantal leerlingen dat gediplomeerd vmbo techniek verlaat; 4. Het aantal leerlingen dat doorstroomt naar mbo 3/4 techniek; 5. Het aantal leerlingen dat gediplomeerd mbo 3/4 techniek verlaat; 6. Verbeterde relatie tussen vmbo en mbo. De beheersorganisatie stelt een haalbaar financieel plan op voor de realisatie van het label; 8
Go or no go 2: Juni 2013 De beheersorganisatie besluit (indien gewenst samen met de stuurgroep) of de resultaten van bovenstaande acties voldoende zijn voor het actief overgaan tot het opzetten van een landelijk label in het volgende schooljaar. Indien wordt vastgesteld dat dit niet het geval is, zal de realisatie van een landelijk label niet haalbaar zijn. Er wordt dan geen verdere actie meer ondernomen om een landelijk label neer te zetten. In dat geval zal samenwerking en coördinatie op het gebied van techniekonderwijs en de doorlopende leerlijnen worden voortgezet binnen de bestaande techniekprogramma’s als Toptechniek in bedrijf en het experimenteerkader van DUO. Indien aan bovenstaande voorwaarden en acties wel wordt voldaan, kan een label worden gestart. Daarbij dienen ten minste de volgende zaken te worden uitgewerkt: De statuten van het label, met heldere afspraken omtrent de deelnamevoorwaarden voor aspirant-laden, alsmede de organisatiestructuur van het label; Een financieel plan inclusief afspraken omtrent lidmaatschapskosten; Een plan voor monitoring en auditing van de labelscholen dat zoveel mogelijk aansluit op de bestaande monitoringsystemen van de scholen zelf; Een plan voor kennismanagement, met aandacht voor het vergaren, beheren en dissemineren van best practices van de labelscholen; Een communicatieplan en –materialen, toegespitst op de verschillende doelgroepen (mbo, bedrijven, leerlingen, ouders).
9
Uitgebreid verslag
10
Introductie In het Masterplan Beta en Technologie (MBT) wordt door de topsectoren aangegeven dat er grote tekorten aan technisch geschoolden verwacht worden op mbo3/4 niveau. Om dit tegen te gaan zou techniekonderwijs binnen vmbo gemengde leerweg (gl) en theoretische leerweg (tl) anders ingericht moeten worden. Daarbij ligt de focus op het vergroten van instroom, doorstroom en uitstroom. Er zijn echter al vele initiatieven van individuele vmbo gl/tl instellingen die zich met techniek profileren. De veelheid aan initiatieven en programma’s kan tot onduidelijkheid leiden bij de scholen, maar ook bij ouders, leerlingen en bedrijven. Het opzetten van nog meer initiatieven vergroot deze verwarring slechts en is derhalve niet wenselijk. Een aantal scholen en organisaties , waaronder de VO-raad, DUO, het Platform Bèta Techniek, het Consortium Beroepsonderwijs, TechniekTalent.nu, maar ook het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap*1, hebben aangegeven dat zij het daarom belangrijk vinden dat er meer samenwerking en afstemming tussen deze initiatieven ontstaat. Samenwerking heeft niet alleen tot doel een hogere instroom in vmbo gl/tl techniek te bereiken, maar ook om de doorstroom naar mbo techniek te verhogen en de uitval in mbo techniek te verlagen. Daarbij is het van belang dat dergelijke samenwerking goed aansluit op andere programma’s en ontwikkelingen binnen de onderwijsinfrastructuur. In het Masterplan Beta en Technologie wordt daarom concreet voorgesteld het concept Techmavo2 verder te ontwikkelen en uit te rollen. Hiermee wordt bedoeld het vormgeven van aantrekkelijk vmbo gl/tl techniekonderwijs binnen een landelijk gecoördineerd label, dat voor de buitenwereld herkenbaar is. Redenen te streven naar landelijke coördinatie zijn drieledig:
Tegengaan van versnippering. Niet alleen de topsectoren maar ook het onderwijsveld ziet door de bomen het bos niet meer. Techniekonderwijs voor vmbo gl/tl realiseren dat niet alleen aantrekkelijk is, maar ook goed voorbereid op een mbo techniek opleiding en beroep. Herkenning en erkenning van dit vmbo gl/tl techniekonderwijs voor leerlingen, ouders, vervolgonderwijs en bedrijfsleven. Erkenning draagt bij tot een grotere instroom en tot een grotere betrokkenheid van mbo en bedrijfsleven hetgeen de doorstroom naar –en gediplomeerde uitstroom uit mbo4 ten goede zal komen.
Op basis van deze overwegingen is door het Platform Bèta Techniek een onderzoek uitgevoerd om de wenselijkheid en haalbaarheid van dergelijke samenwerking te evalueren. Dit rapport beschrijft de uitkomsten van deze evaluatie.
2
N.B. Omdat de naam TechMavo reeds gebruikt wordt door enkele scholen, kan de indruk ontstaan dat deze scholen de inhoud van een label reeds bepaald hebben. Dit is beslist niet het geval. Daarom wordt binnen dit rapport verder gesproken van profilering binnen de technologieroute vmbo gl/tl.
11
Proces Een groot aantal vmbo gl/tl scholen heeft gezamenlijk een aanvraag voor een landelijk label ingediend binnen het programma Toptechniek in Bedrijf. Deze aanvraag is niet gehonoreerd maar heeft wel aanleiding gegeven om de mogelijkheden en wensen ten aanzien van een dergelijk label te onderzoeken. In de periode september-oktober 2012 zijn met vertegenwoordigers van hierboven genoemde organisaties*1 gesprekken gevoerd. Naar aanleiding van deze gesprekken zijn vragen geformuleerd die aan de vmbo gl/tl scholen zijn voorgelegd via een online onderzoek (zie Bijlage 1). Vanwege het belang tot inbedding in de onderwijsinfrastructuur, zijn in de vragenlijst niet alleen vragen gesteld met betrekking tot de wenselijkheid van een landelijk label, maar ook vragen over de experimenteerruimte die met ingang van volgend schooljaar geboden wordt, alsmede de bekendheid met de diverse programma’s die aangeboden worden voor vmbo techniek. Omdat goede samenwerking tussen programma’s en goede ondersteuning niet noodzakelijkerwijs in een label ondergebracht hoeven te worden, is in het onderzoek eerst nagegaan welke factoren van belang zijn bij het aanbieden van goed techniekonderwijs in het algemeen, en op welke aspecten gecoördineerde samenwerking daaraan kan bijdragen. Op basis van die vraag is vervolgens nagegaan of een label van toegevoegde waarde zou zijn voor samenwerking op deze gebieden, en hoe een dergelijk label zich zou kunnen onderscheiden ten opzichte van andere scholen. De inhoud van de vragenlijst is opgesteld in overleg met OCW en de VO-raad. De vragenlijst is zowel digitaal als op papier verstuurd aan 665 scholen. De uiteindelijke respons betreft 85 scholen. Op 16 Januari heeft tevens een verdiepende discussie plaats gevonden met een vijftal vertegenwoordigers van scholen of scholenclusters (het OMO cluster, C.van den Brandt namens 8 scholen die in vier verschillende Toptechniek programma’s participeren). Op 24 januari heeft een werkgroepoverleg plaats gevonden met de eerder genoemde organisaties. Op basis van de resultaten van de enquête, de discussie met de schoolvertegenwoordigers en het werkgroepoverleg is dit rapport tot stand gekomen.
12
Analyse uitkomsten enquête In deze paragraaf wordt ingegaan op de meest relevante en opvallende uitslagen van de enquête. De antwoorden en grafieken worden niet noodzakelijkerwijs weergegeven in de volgorde waarin de vragen gesteld zijn. Een uitgebreider statistisch overzicht van de opzet en uitkomsten van het onderzoek is op aanvraag bij het Platform Bèta Techniek beschikbaar.
Totaal In totaal hebben 85 scholen met een vmbo gl/tl afdeling deelgenomen aan de enquête. Van deze scholen geven 75 aan zich te (willen) profileren op techniek. De meesten van deze 75 scholen geeft aan reeds bij één of meerdere techniekprogramma’s betrokken te zijn. Van de 75 scholen die zich op techniek willen profileren, willen 48 zich aansluiten bij een landelijk label, 24 willen dit niet en 3 hebben (nog) geen mening. Van de 48 die aangeven aan te willen sluiten bij een landelijk label, zijn slechts 20 bereid hier een financiële bijdrage te leveren, 23 zijn hiertoe niet bereid (een enkeling onder voorwaarden), 5 hebben niet geantwoord. Zou u willen aansluiten bij een landelijk label? n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren
60
50
40
ja
30
Nee
48 20 27 10
0 ja
Nee
De scholen die zich willen profileren op techniek worden P-tech genoemd, 75 scholen in totaal. De scholen die zich bij een landelijk label willen aansluiten noemen we P-label, 48 scholen in totaal. Deze scholen vormen een deelverzameling van de P-tech scholen. In de volgende paragrafen gaan we in op de vraag waaraan een label zou kunnen bijdragen. 13
Samenwerking De scholen is gevraagd of ze naar hun mening voldoende bekend zijn met techniekprogramma’s en de organisaties die deze programma’s ondersteunen. Vervolgens is hen gevraagd waar een samenwerkingsverband aan bij zou kunnen dragen. Is u voldoende bekend welke programma’s binnen het veld actief zijn of worden? P-tech: n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren, P-label: n=48, scholen die zich bij een landelijk label willen aansluiten
45 40 35 30 25 20 15
Ja 39
36
Nee
33
10
15
5 0 P-tech
P-label
Zoals uit de grafiek valt op te maken geeft een meerderheid van de scholen die zich op techniek (wil) profileren (P-tech) aan niet voldoende bekend te zijn met de programma’s die binnen het veld actief zijn, of worden. Binnen de groep scholen die hebben aangegeven onderdeel van een label te willen worden, geeft een ruime meerderheid aan wel voldoende op te hoogte te zijn. Dit kan verklaard worden door het feit dat scholen die deel willen nemen aan een label vaker deelnemen aan reeds bestaande programma’s en zich bewuster bezighouden met techniekprofilering.
14
Is u voldoende duidelijk bij welke organisaties u terecht kunt voor deze ondersteuning? P-tech: n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren, P-label: n=48, scholen die zich bij een landelijk label willen aansluiten
60
50
40
30
Ja
56
Nee
20 33 10
19
15
0 P-tech
P-label
Op de vraag of het scholen voldoende duidelijk is waar zij terecht kunnen voor ondersteuning bij de uitvoering van deze programma’s, geeft een groter deel aan dat dit niet het geval is. In dit geval geldt dat ook in voor de scholen die deel willen nemen aan een label. Dit staaft de aanname dat de grote mate van versnippering binnen het techniekveld tot verwarring leidt, en dat het noodzakelijk is verdere versnippering te voorkomen. Een vorm van samenwerking of coördinatie tussen zich op techniek profilerende scholen zou hier mogelijk een bijdrage aan kunnen leveren. Om te verifiëren in welke mate dit het geval is, is aan de scholen gevraagd waar een samenwerkingsverband volgens hun aan bij zou moeten dragen.
15
Waar zou een samenwerkingsverband aan bij kunnen dragen Beslist=2; Graag=1; Niet nodig=0; Beslist niet=-1 n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren
2,00
1,36 1,33 1,33 1,33 1,3
1,23
1,17 1,13 1,11 1,1
1,03
1,00
0,97
0,89 0,87
0,81
Score
0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Label 1 2 3 4 5 6
Score 1,36 1,33 1,33 1,33 1,30 1,23
Variabele Eén loket voor ondersteuning bij alle vmbo techniek initiatieven Betrekken mbo instellingen Betrekken bedrijven Kennis-ervaring deling Loopbaanorientatie Herkenbaarheid naar de buitenwereld (ouders, bedrijven)
7 8 9 10 11 12 13 14 15
1,17 1,13 1,11 1,10 1,03 0,97 0,89 0,87 0,81
Scholing docenten Ondersteuning bij experimenteerruimte doorlopende leerlijnen vmbo-mbo Duidelijk competentieprofiel voor instroom mbo meerwaarde Belangenbehartiging bij OCW Ontwikkeling onderwijsmaterialen Uitwisseling onderwijsmaterialen PR/communicatie Monitoring Didactische aanpak
Het verschil tussen de scores van de P-tech en P-label scholen is klein en daarom niet apart weergegeven. De volgorde in de P-label groep is vergelijkbaar, waarbij de scores in die laatste groep iets, maar niet significant hoger zijn.
Geconcludeerd mag worden dat scholen graag samenwerking zien op al deze thema’s, waarbij wel een duidelijke voorkeur wordt uitgesproken voor de eerste 6 factoren:
16
-
Eén loket voor ondersteuning bij alle Techniektrajecten Betrekken MBO instellingen Betrekken bedrijven Kennis-ervaringdeling Loopbaanoriëntatie Herkenbaarheid naar de buitenwereld
Opvallend is dat dit voornamelijk structurele aspecten van samenwerking betreft. Het onderwerp loopbaanoriëntatie is het enige vakinhoudelijke aspect dat binnen deze groep valt. De andere meer praktische vormen van samenwerking, zoals samenwerking op het gebied van didactische aanpak en de uitwisseling van onderwijsmaterialen, scoren aanmerkelijk lager. Scholen lijken hiermee een duidelijke voorkeur uit te spreken voor een samenwerkingsverband dat de verschillende bestaande, versnipperde techniektrajecten op structurele wijze verbindt en helpt bij de samenwerking met externe wereld (mbo, bedrijven, beheerders van onderwijsprogramma’s). Praktische samenwerking op het gebied van zaken die op schoolniveau gebeuren, is duidelijk van minder belang voor de scholen.
17
Succes van samenwerking Om na te gaan wat van belang is bij het neerzetten van goed techniekonderwijs en of een landelijk label daar wel of niet aan bij zou kunnen dragen is eerst de vraag gesteld welke factoren van belang zijn voor goed techniekonderwijs, vervolgens wat de indicatoren voor succes van een samenwerkingsverband zouden zijn, en tenslotte of een landelijk label kan bijdragen aan deze factoren en indicatoren. Wat is het belang van de volgende factoren bij het inrichten van het gewenste techniekonderwijs? n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren U kunt hier een score van 0-5 invullen, waarbij 0 staat voor 'van zeer klein belang', en 5 voor 'van zeer groot belang'.
5 4,36
4,36 4,15
4,11
4,08
4,01
4
3,99
3,81
3,73
3,72
3,69
3
Score
2,99
2,92
12
13
2 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Label
Score
Variabele
1
4,36
Kennis/ervaring bij docenten
2
4,36
Motivatie docenten
3
4,15
Samenwerking met het mbo
4
4,11
Faciliteiten (lokalen/apparatuur)
5
4,08
Motivatie leerlingen
6
4,01
Bekostiging Techniek
7
3,99
Betrekken bedrijven/opdrachten
8
3,81
Herkenbaarheid bij ouders
9
3,73
Herkenbaarheid bij bedrijven
10
3,72
Onderwijsmaterialen
11
3,69
Pedagogische en didactische afstemming met het mbo
12
2,99
Huidige regelgeving t.a.v. diplomering en doorstroom naar mbo
13
2,92
Huidige eisen t.a.v. examinering in de betavakken
Ook binnen deze vraag valt op dat de scholen geen van de factoren van weinig belang vinden. Wel kan worden gesteld dat scholen veel waarde hechten aan attitudes (van zowel docenten als studenten) en (infra)structurele aspecten (faciliteiten, samenwerking mbo, bekostiging van techniek, betrokkenheid bedrijven). Meer praktische zaken als didactiek en onderwijsmaterialen worden wederom van lager waarde geschat.
18
Wat zijn de indicatoren voor succes van samenwerking voor (uw school)? n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren U kunt hier een score van 0-5 invullen, waarbij 0 staat voor 'van zeer klein belang', en 5 voor 'van zeer groot belang'.
5,00
4,00
4,01 3,96 3,95
3,84
3,72 3,65 3,44 3,43 3,20
3,00
Score 3,04 3,03 3,01 2,93
2,84
2,71
2,61
2,00 1
Label 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2
Score 4,01 3,96 3,95 3,84 3,72 3,65 3,44 3,43 3,20 3,04 3,03 3,01 2,93 2,84 2,71 2,61
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Variabele Het aantal leerlingen dat vmbo techniek gediplomeerd uitstroomt Structurele opname in bekostigingsstelsel VO voor Techniek Het aantal leerlingen dat sector techniek in het vmbo kiest Het aantal leerlingen dat doorstroomt naar mbo techniek Het aantal leerlingen dat mbo3/4 techniek techniek diploma haalt Verbeterde relatie tussen mbo instelling(en) en vmbo school Experimenteerruimte succesvol ingezet Betrokkenheid van de technische brancheorganisaties Het aantal bedrijven dat betrokken is bij de samenwerking Doelgroepen als allochtonen en meisjes kiezen vaker techniek De cijfers op het centraal schriftelijk eindexamen Vmbo scholen werken samen in techniektrajecten Technisch examenvak bij deelnemende scholen Het aantal leerlingen dat versneld mbo3/4 techniek diploma behaald Het aantal leerlingen dat doorstroomt naar havo NT/NG Het aantal scholen dat betrokken is bij de samenwerking
Deze vraag gaat dieper in op de resultaten die samenwerking volgens scholen dient na te streven. Naast de factor thema’s waar scholen graag aandacht voor zien, en de meer praktische factoren die voor het opzetten van hun techniekonderwijs van belang zijn, is het namelijk ook belangrijk vast te stellen wat de verwachtingen van scholen zijn bij het aangaan van samenwerking. Hierbij valt wederom op dat geen van genoemde indicatoren als onbelangrijk worden gedefinieerd. Wel kan wederom een scheidslijn worden gemaakt tussen indicatoren die van groot belang zijn, en indicatoren die van minder belang zijn. Daarbij blijkt dat scholen het succes van een samenwerking 19
voornamelijk af meten aan de in-, door- en uitstroom van leerlingen. Tevens vindt men de structurele opname van Techniekonderwijs in de bekostiging van het voortgezet onderwijs van groot belang. Hiermee leggen de scholen de focus van samenwerking nadrukkelijk op het realiseren van een succesvolle doorlopende leerlijn vmbo-mbo, met actieve betrokkenheid van mbo en brancheorganisaties. Doelgroepenbeleid, doorstroom naar havo, en de schaal van samenwerking vindt men van minder belang. Dezelfde vraag is voorgelegd voor het succes voor het samenwerkingsband op landelijk niveau. Dit om te toetsen of scholen een verschil zien tussen de individuele belangen, en de collectieve belangen in het onderwijs. De verschillen in antwoorden blijken niet noemenswaardig te zijn, met uitzondering van de cijfers voor het centraal schriftelijk examen. Daarvan stellen de scholen dat die voor de eigen school van groter belang zijn dan op landelijk niveau.
Kan een label bijdragen aan de eerder genoemde factoren? n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren
50 45 40 35 30 25
Ja
47
46
Nee
20 15
28
10 5 2 0 P-tech
P-label
Van de scholen die zich bij een label willen aansluiten (P-label = 48) geven er 2 aan dat een label niet kan bijdragen aan de eerder genoemde factoren, toch willen ze bij een label aansluiten. Van de 47 scholen die aangeeft wel het nut van een label in te zien blijkt er minimaal 1 zich toch niet bij een label aan te willen sluiten.
20
Onderscheidend vermogen Voor goede samenwerking tussen scholen is een label niet strikt noodzakelijk. Scholen geven echter aan wel waarde te zien in labelvorming op het gebied van de eigen profilering. Op de vraag of labelvorming kan bijdragen aan de herkenning en erkenning bij ouders, leerlingen en het bedrijfsleven wordt door een meerderheid van de scholen die zich op techniek (willen) profileren bevestigend geantwoord. Vrijwel alle scholen die positief antwoorden, geven aan ook werkelijk deel te willen nemen aan een dergelijk label. Opmerkelijk genoeg geven vijf scholen aan wel aan een label mee te willen doen, ondanks het feit dat zij niet menen dat dit kan bijdragen aan herkenning en erkenning. Kan een label bijdragen aan herkenning en erkenning bij ouders, leerlingen en bedrijfsleven? n=75, scholen die zich op techniek (willen)profileren
50 45 40 35 30 Ja
25 45
Nee
43
20 15
30
10 5 5 0 P-tech
P-label
21
Waar 48 scholen aangeven deel te willen nemen aan een label, geven slechts twintig scholen aan dit ook te willen doen indien hiervoor een financiële bijdrage noodzakelijk is, 23 scholen willen niet bijdragen en 5 hebben geen mening. 7 van de scholen die (nu) niet bereid zijn financiële bij te dragen geven wel aan dat bijdrage afhankelijk is van de hoogte en van wat het label te bieden heeft. Hoe zou een label zich moeten onderscheiden ten opzichte van andere scholen? Belangrijk=1; Neutraal=0; Niet=-1 n=48, scholen die zich bij een label willen aansluiten
1,00 0,87
0,82
0,78
0,77 0,69 0,56
0,56 0,42
0,38
Score 0,33 0,24
0,00 1
Label 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Score 0,87 0,82 0,78 0,77 0,69 0,56 0,56 0,42 0,38 0,33 0,24
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Variabele Mbo is betrokken bij ontwikkeling van onderwijsmateriaal Loopbaanorientatie Bedrijven faciliteren docenten- en leerlingstages Onderwijs wordt gegeven op de VMBO,MBO en bedrijfslocatie Onderwijscontacttijd technische vakken Bedrijven zijn betrokken bij ontwikkeling van onderwijsmateriaal Pedagogiek en didactiek Bedrijven formuleren stagedoelen Taal en rekenen aanbieden in relatie tot techniek Praktijkopleiders uit het bedrijfsleven Versnelling onderwijs traject naar mbo3/4
In navolging op de vragen op welke doelen en middelen enige vorm van samenwerking zich zou moeten richten, werd de vraag gesteld hoe een eventueel label zich zou moeten onderscheiden ten opzichte van andere scholen. Een kwaliteitskeurmerk moet zodanig omschreven zijn dat het herkenbaar is voor de buitenwereld en zich onderscheid van andere vormen van techniekonderwijs 22
in het vmbo gl/tl. Voor ouders, leerlingen, bedrijven en vervolgopleidingen moet duidelijk zijn wat ze van de scholen die het label dragen kunnen verwachten. Respondenten geven aan dat deze profilering voornamelijk vorm moet krijgen binnen drie aspecten: loopbaanoriëntatie, de betrokkenheid van mbo en de betrokkenheid van het bedrijfsleven. De ontwikkeling van onderwijsmaterialen in samenwerking met het mbo zorgt voor een gemakkelijkere doorstroom van leerlingen. Loopbaanoriëntatie stelt leerlingen in staat beter te kiezen, voorkomt voortijdige uitval en stimuleert de keuze voor techniek. Het faciliteren van stages door bedrijven draagt bij aan de kennis van docenten (door de respondenten zeer hoog gewaardeerd als factor bij het inrichting van techniekonderwijs) en de helpt leerlingen tevens bij de keuze voor een vervolgopleiding. De keuze voor onderwijs op zowel vmbo, mbo als bedrijfslocaties past ook in dit patroon: leerlingen komen zo op interessante wijze in aanraking met techniek in de praktijk en de techniekopleidingen op het mbo. Een laatste belangrijke wijze van profilering betreft de contacttijd voor technologische vakken. Hiermee wordt niet noodzakelijkerwijs een verhoging van de contacttijd bedoeld als wel het integreren van vakken en loopbaanoriëntatie Zou samenwerking zich moeten beperken tot het vmbo en mbo, of is betrekken van de havo-mbo route ook een optie? n=48, scholen die zich bij een label willen aansluiten
20 18 16 14 12 10 18 8 6
P-label 17
11
4 2 0 vmbo
later
havo
Tenslotte is aan de scholen die wensen deel te nemen aan een label gevraagd of een label zich zou moeten beperken tot samenwerking binnen vmbo-verband, of dat havo-scholen ook deel moeten kunnen nemen aan het label – direct vanaf de start van een label, of pas in de toekomst. Daarbij komt duidelijk naar voren dat de respondenten hierover van mening verschillen. Een elftal scholen meent dat het slechts op vmbo dient te focussen. Deze scholen zijn nadrukkelijk op zoek naar een vorm van profilering ten opzichte van de havo-route.
23
17 scholen geven echter aan dat havo-scholen wel vanaf het begin bij een label zouden moeten worden betrokken. Deze scholen zijn minder gericht op profilering ten opzichte van de havo-route, en zijn meer geïnteresseerd in techniekprofilering en doorstroom naar het mbo in het algemeen. Een verdere 18 scholen geven aan dat havo-scholen eventueel later zouden kunnen aansluiten bij een label. Opgeteld staat een meerderheid van scholen dus positief tegenover deelname vanuit de havo.
Experimenteerruimte Gaat uw school gebruik maken van de experimenteerruimte? n=85, alle scholen die hebben deelgenomen aan het onderzoek
60 50 40 ja
30
nee
48 20
37
10 0 ja
nee
Van de 85 deelnemende scholen geven 48 aan gebruik te willen maken van de experimenteerruimte. Van de 37 scholen die niet met ja antwoordde, hebben 7 scholen (nog) geen mening. Van de scholen die zich bij een label willen aansluiten geven 15 scholen aan geen gebruik te willen maken van de experimenteerruimte. 29 scholen willen dit wel, 4 scholen hebben (nog) geen mening. Het experimenteerkader speelt dus een vrij grote rol bij de scholen die wensen deel te nemen aan een label
Samenvatting enquête De belangrijkste succesfactoren (niet in volgorde van prioriteit) uit de enquête waren: 1. 2. 3. 4. 5.
Structurele opname in het bekostigingsstelsel VO voor techniek Het aantal leerlingen dat instroomt in vmbo techniek Het aantal leerlingen dat gediplomeerd vmbo techniek verlaat Het aantal leerlingen dat doorstroomt naar mbo 3/4 techniek Het aantal leerlingen dat gediplomeerd mbo 3/4 techniek verlaat 24
6. Verbeterde relatie tussen vmbo en mbo Factoren uit de enquête die bijdragen aan het onderscheidend vermogen van een label (niet in volgorde van prioriteit) waren: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Loopbaanoriëntatie Bedrijven faciliteren docent –en leerlingstages Onderwijs wordt gegeven op vmbo, mbo en bedrijfslocaties Mbo is betrokken bij ontwikkeling onderwijs vmbo Onderwijscontacttijd technische vakken Bedrijven –en branches zijn betrokken bij vmbo onderwijsontwikkeling
Deze succesfactoren en onderscheidende factoren voor het label vormen samen het raamwerk waarbinnen een label vorm kan worden gegeven.
25
Discussieronde Tijdens de discussie op 16 januari is verder ingegaan op het onderscheidend vermogen van een label, en de wijze waarop dit praktisch kan worden gedefinieerd. Deelnemers werd gevraagd om concrete acties aan te dragen voor de manieren waarop het label zich zou kunnen onderscheiden, en om aan te geven hoe, en in welke mate, deze bijdragen tot de genoemde succesfactoren. Tot slot is de vraag gesteld of het onderscheidend vermogen zich ook aftekent in de succesfactoren, met andere woorden, of een prestatie op gebied van de succesfactoren een randvoorwaarde voor deelname aan het label mag zijn. Uitkomsten discussieronde Veel van de manieren waarop een label zich kan onderscheiden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, meenden de deelnemende partijen. De volgende zaken kwamen daarbij als centrale wensen van de scholen naar voren:
Méér contacttijd in de technische vakken is niet het doel van een label, het gaat om de manier waarop deze contacttijd ingevuld wordt. Loopbaanoriëntatie staat hierbij centraal. De contacttijd kan daarom het beste gekoppeld worden aan technische loopbaanoriëntatie, onderwijs op de mbo locatie en opdrachten uit het bedrijfsleven. Samenwerking binnen een label zal zo moeten worden vormgegeven dat het aansluit op de omstandigheden binnen de eigen regio. Er moet ruimte zijn voor maatwerk, zowel op regionaal niveau, als op het bilaterale niveau tussen vmbo en mbo scholen. Een label zal dientengevolge niet te prescriptief, landelijk moeten worden vastgesteld. Als een stukje mbo onderwijs in de vmbo contacttijd plaats vindt (het gaat dan om algemene technische vaardigheden), zullen deze leerlingen een ander instroomniveau hebben dan leerlingen van andere vmbo scholen, dit vraagt om maatwerk op het mbo. Actieve participatie van het mbo zal bij labelscholen daarom van groot belang zijn en een voorwaarde voor deelname aan het label. De experimenteerruimte biedt ruimte voor het benodigde maatwerk, maar is niet voor alle scholen noodzakelijk. Techniekonderwijs en loopbaanoriëntatie moeten door labelscholen vanaf leerjaar 1 geïntegreerd aangeboden worden. Stages voor leerlingen en docenten zijn gewenst, maar kunnen afhankelijk van het aanbod van bedrijven en mogelijkheden binnen de scholen, op verschillende manieren ingevuld worden. Een prestatie op de succesfactoren als onderscheidend vermogen en eis voor deelname aan het label ligt gevoelig. Scholen zijn huiverig zich aan dergelijke prestatie-eisen te committeren. Tevens heeft niet alleen de vmbo school invloed op die prestaties. Het gaat de scholen vooral om herkenbaarheid van het soort onderwijs dat geboden word, niet om herkenbaarheid van het succes. Tegelijkertijd erkennen scholen dat succes wel belangrijk is, en dat dit in enige mate onderdeel moet zijn van de doelstellingen van het label. Daarbij moet wel voldoende tijd worden gegund om dat succes te realiseren. Sommige succesfactoren kunnen bijvoorbeeld pas na 4-8 jaar gemeten worden.
26
Conclusies Op basis van de uitkomsten van de enquête en de daarop gebaseerde uitkomsten van de paneldiscussie zijn onderstaand conclusies geformuleerd over de mogelijkheden omtrent vorming van een label op het gebied van de doorlopende leerlijnen vmbo gl/tl. Behoefte en noodzaak Scholen hebben behoefte aan ondersteuning en samenwerking op diverse gebieden, waaronder het betrekken van mbo onderwijs en bedrijfsleven, scholing van docenten, kennisdeling en loopbaanoriëntatie. Het aanbieden van dergelijke ondersteuning via één loket staat hoog op de verlanglijst. Echter, indien de ondersteuning via één loket aangeboden wordt, dan hoef dit niet perse in de vorm van een landelijk label. De scholen die zich bij een label willen aansluiten, vinden naast het hebben van één loket en het betrekken van bedrijven, vooral de herkenbaarheid naar de buitenwereld heel belangrijk. De meerwaarde van een label zou zich dus moeten toespitsen op het genereren van erkenning en herkenning door de buitenwereld. Exacte invulling van hoe het label er uit zou moeten zien is nog niet helder genoeg gedefinieerd door de betrokken partijen. De scholen weten moeilijk te definiëren middels welke praktische zaken een label zich kan profileren. Duidelijk is wel dat:
Loopbaanoriëntatie en techniekonderwijs vanaf leerjaar 1 geïntegreerd aangeboden zouden moeten worden; Maatwerk, met name op gebied van de samenwerking met mbo instellingen, noodzakelijk is; Interactie tussen vmbo, mbo en bedrijfsleven essentieel is, in de vorm van (bedrijfs)opdrachten en stages; Profilering op het gebied van prestaties minder gewenst is dan profilering op het gebied van de vormgeving van het onderwijs;
Scholen binnen een label zullen zich, het bovenstaande in ogenschouw nemende, kunnen profileren op drie gebieden: 1. Loopbaanoriëntatie en begeleiding o Welke integraal is opgenomen vanaf het eerste jaar 2. Betrokkenheid van bedrijven o Op het gebied van leerling- en docentstages o Op het gebied van de vormgeving van het curriculum o Door les te geven op bedrijfslocaties 3. Betrokkenheid van het MBO o Door leerlingen vakken op mbo-niveau te laten volgen o Op het gebied van de vormgeving van het curriculum o Door les te geven op MBO-locaties
27
Havo meenemen Een mogelijke variant die door deze antwoorden lijkt te worden gelegitimeerd, zou zijn om in eerste instantie van start te gaan met slechts vmbo-opleidingen, om nadat hier een zekere mate van samenwerking is bereikt te zoeken naar mogelijkheden om havo-opleidingen deel te laten nemen. Het is van belang op te merken dat een groot deel van de scholen die voor havo-deelname zijn zelf een havo-afdeling hebben. Keuze voor een havo-loze variant zal deze scholen vermoedelijk afschrikken van deelname aan een label. Randvoorwaarden label Op basis van de uitkomsten van de enquête en de gesprekken met scholen en betrokken partijen kunnen tevens enkele randvoorwaarden voor een succesvolle samenwerking binnen een label worden geformuleerd:
Het programma moet mogelijkheden open houden richting meerdere mbo techniekopleidingen; Het programma moet de ruimte bieden voor maatwerk binnen de regionale context; Er moet vermoedelijk een externe financier(ingsbron) worden gevonden voor het opzetten van een label, scholen zijn vooralsnog niet voldoende bereid zelf bij te dragen. Zodra een label echt iets te bieden heeft en de bijdrage voor andere ondersteuningsvormen komt te vervallen is de bereidheid tot bijdrage waarschijnlijk hoger. Om succesvol te zijn zal een label nauw moeten aansluiten op onderwijsprogramma’s, zoals Toptechniek in bedrijf, Technet, het experimenteerkader, School aan Zet en het Techniekpact. Een label moet dienen als geleider, verbinder en affiche voor de succesvolle uitvoering van activiteiten binnen die bestaande programma’s, niet als het zoveelste, losse uitvoeringsproject.
28