TIJ DSC H R I FT VO OR VR IJWI LLIGERSWER K
2 0 1 2 /4
Blik op de toekomst • De ondernemende centrale • De mooiste dag van het jaar • Dorpshulp in Friesland • Signaleren doen we samen
opmerkelijk
Rouwen op z’n Surinaams
“Z
oals iemand was toen hij nog leefde, zo willen we hem ook afleggen.” Ethel Kensmil van de Surinaamse afleggroep ‘De Orchidee’ wast overledenen en legt ze in de kist. Zij doet dit samen met een groep van vijftien vaste vrijwilligers. Afleggen op z’n Surinaams gaat gepaard met zang, dans, eten en drinken. Hoe zo’n ritueel eruitziet, bepaalt de familie. “Soms is het rustig en zijn we met z’n vijven of zessen. Als iemand juist uitbundig was toen hij nog leefde, dan doen we het afleggen bijvoorbeeld wel met zijn tienen. We dragen uit hoe iemand was.” Grappen maken hoort er ook bij. Een rouwceremonie mag luchtig zijn.
De Nederlandse samenleving kent relatief weinig rituelen wat betreft het rouwen. De afleggroep biedt dit wel. Ethel: “Wij trekken de overledenen nieuwe kleren aan. Een kostuum of iets eenvoudigers. Je krijgt extra kleding mee, zoals sokken, ondergoed, een hoofddoek of hoed bijvoorbeeld. Dat heb je nodig voor het hiernamaals. Soms is een broer of zus nog in Suriname. Een zakdoek doen we soms ook in de kist. Het staat symbool voor iemand die er op dat moment niet bij kan zijn.” ‘De Orchidee’ werkt landelijk. Ze vragen alleen een kleine onkostenvergoeding. Mensen zijn vrij in wat ze geven en doen daar nooit moeilijk over. Dit geld wordt
•
2•
vooral gebruikt voor de reiskosten, soms reizen ze het hele land door. Qua tijdsinvestering is het vrijwilligerswerk sowieso intensief. Het omvat meer dan afleggen. De vrijwilligers gaan ook mee naar de uitvaart en komen tien dagen na de begrafenis met de familie weer bijeen. Dit laatste noemen ze rouwvisite. “Het is emotioneel zwaar, maar mooi werk. Ik ben erin gerold vanuit de kerk. Het geeft mij een goed gevoel als ik iets kan betekenen voor de familie die achterblijft, ze troost kan geven om het verlies te dragen, ook vanuit de Heer.”
Í Tekst Romaike Zuidema Foto Bert Spiertz
2012/4
EN VERDER
inhoud
2 Opmerkelijk Rouwen op z’n Surinaams
4 Column Lucas Meijs 4 Actueel 5 Profiel Shasha Liu
18 Fotoreportage De mooiste dag van het jaar
24 De wetenschapper Marjoulein Broese van Groenou
6
Tegenprestatie naar vermogen Mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt weer aan de slag
29Boekrecensie Zorg voor onszelf
32 Vraag en antwoord 8
Vallen vrijwilligers onder de taxiwet?
Focus op talent en motivatie Kansen voor kwetsbare groepen en mensen met een beperking
10
Een blik op de toekomst Prominenten uit de sector aan het woord
13
De Ondernemende Vrijwilligerscentrale Creatieve verdienmodellen in tijden van bezuiniging
16
Vereniging NOV Basis voor participatie ontbreekt in regeerakkoord
22
Dorpshulp in Friesland Al 20 jaar een succes
34 Boeken
26 Niet meer te missen in de zorg Zorgvrijwilligers vragen maatwerk Op de cover: Jørgen Joosten is de
28
Signaleren doen we samen Vrijwilligers kunnen drempels verlagen
2012/4
goedheiligman van Utrecht Foto: Bert Spiertz
•
3•
Lucas Meijs
actueel
Vrijwilligers zullen doorgaan In augustus 1997 schreef ik mijn eerste column voor Vakwerk met als titel: “Organiseren van, met en door vrijwilligers; nu de diepte in!” Ik constateerde dat Nederland langzamerhand begon door te hebben dat vrijwilligerswerk ook om organisatie vroeg en dat nu de tijd gekomen was om te gaan kijken naar verschillende soorten vrijwilligers, vrijwilligerswerk en vrijwilligersorganisaties. Het is nu vijftien jaar later. Ik kan niet anders dan (bijna) tevreden terug blikken. Er is de afgelopen jaren door onderzoekers en adviseurs vanuit zowel wetenschap, infrastructuur als praktijk veel specifieke kennis gemaakt en gedeeld. Daarnaast kenmerkt deze vijftien jaar zich ook door het ontwikkelen van nieuwe vormen van vrijwilligerswerk. Vijftien jaar geleden was werknemersvrijwilligerswerk nog onbekend, dachten we niet na over maatschappelijke stage of familievrijwilligerswerk en bestonden nieuwe inbeddingen als Present, laluz, Nederland Cares en Alpe d’HuZes nog niet. Hulde voor al deze pioniers die theorie wisten om te zetten in nieuwe praktijken! Mede door die kennis en nieuwe vormen is volgens mij de beginslide van mijn presentaties met getallen over vrijwilligerswerk in Nederland onveranderd gebleven. Een opvallende en lovenswaardige prestatie gezien al de veranderingen in Nederland! Ik stel voor om de voortgaande (veer)kracht van het Nederlandse vrijwilligerswerk met elkaar te vieren en te constateren dat het geen enkele maatschappelijke ontwikkeling (of overheid) nog is gelukt om de Nederlandse vrijwilligers eronder te krijgen!
Í Lucas Meijs is bijzonder hoogleraar Vrijwilligerswerk, civil society en ondernemingen bij de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
• Gevolgen van het regeerakkoord
Het nieuwe regeerakkoord heeft ook gevolgen voor het vrijwilligerswerk. Zo is onder andere vanaf volgend schooljaar de verplichte maatschappelijke stage afgeschaft. Scholen mogen dan weer zelf bepalen of ze leerlingen een maatschappelijke stage laten volgen. De leeftijd voor het drinken van alcohol wordt verhoogd. Dit heeft gevolgen voor vrijwilligersorganisaties met jeugd. Zij mogen aan jongeren onder de 18 jaar straks geen alcohol meer verstrekken. Eerder lag die leeftijd op 16 jaar. De Wet werken naar vermogen wordt vervangen door de Participatiewet. Iedereen heeft volgens deze wet een arbeids- en re-integratieplicht of moet meedoen naar vermogen. Meer hierover leest u op pagina 6 en 8. En dan is er nog het advies van de commisie Dijkhuijzen voor herziening van het belastingstelsel dat onlangs is gepresenteerd. Hierin staat onder andere een pleidooi voor het afschaffen van de giftenaftrek. Dit kan voor vrijwilligersorganisaties behoorlijk in de papieren lopen. • Oranje Fonds zoekt NLdoet klussen
Op 15 en 16 maart 2013 organiseert het Oranje Fonds voor de negende keer NLdoet. Samen met duizenden mensen in het hele land zet het Oranje Fonds de spotlights deze dagen op vrijwillige inzet. Een nieuw verfje op het hek bij het dorpshuis, een grondige voorjaarsschoonmaak van de plaatselijke molen of een heerlijke boswandeling met jongeren met een beperking. Het fonds roept iedereen op om een dag(deel) de handen uit de mouwen te steken bij een maatschappelijke organisatie. In 2012 waren tijdens NLdoet zo’n 300.000 Nederlanders actief bij 7.000 klussen en activiteiten. In 2013 wil het Oranje Fonds nog meer mensen op de been brengen. Voor organisaties is het een
•
4•
kans om samen met vrijwilligers net dat beetje extra te doen. Vrijwilligers op hun beurt zien NLdoet als een laagdrempelige manier om iets goeds te doen voor een ander en kennis te maken met maatschappelijke organisaties en de diversiteit van vrijwilligerswerk. Het is voor maatschappelijke organisaties vanaf nu weer mogelijk om een klus of activiteit aan te melden voor NLdoet. Zij kunnen ook dit jaar weer een financiële bijdrage aanvragen van maximaal € 450,-. Aanmelden kan via www.nldoet.nl. • Winnaars Meer dan handen vrijwilligersprijzen 2012
De nieuwe staatssecretaris van VWS, Martin van Rijn, heeft op 7 december de Meer dan handen vrijwilligersprijzen 2012 uitgereikt. De jury, onder leiding van Annemarie Jorritsma, burgemeester van Almere, koos de vijf winnaars in vier categorieën uit ruim 250 inzendingen. VoorleesExpress, Stichting Veilig Online, Vrijwilliger vervoerscentrale Woej, gemeente Den Bosch en VolkerWessels zijn de gelukkige winnaars en gaan naar huis met een cheque van 2.500 euro, beschikbaar gesteld door de VriendenLoterij. De Meer dan handen vrijwilligersprijzen 2012 zijn een initiatief van het ministerie van VWS en worden ondersteund door Vereniging NOV, de VNG en de VriendenLoterij. De organisatie ligt in handen van MOVISIE.
Í
2012/4
profiel
Wat is de Chinese School? “We zijn een stichting en organiseren cursussen Mandarijn - algemeen beschaafd Chinees - en Chinese cultuur. Er zijn 500 cursisten, 23 groepen, op verschillende niveaus. Van kleuters tot volwassenen. Veel kinderen van Chinese ouders, maar de laatste jaren is er steeds meer belangstelling van Nederlandse kant. Van jong tot oud. De wereld is een dorp geworden.” Hoe kom je er terecht? “Vijftien jaar geleden werkte ik in Japan en daar heb ik mijn Nederlandse man leren kennen, Ronald. Ik ben voor de liefde naar Nederland gekomen. Lesgeven is altijd mijn droom geweest. Na de middelbare school wilde ik naar de docentenopleiding. Maar van mijn ouders, allebei professor, moest ik naar de universiteit. Als hun dochter naar het mbo zou gaan, betekende dat gezichtsverlies. Toen ik hier kwam, heb ik mijn kans gepakt. Onze zoons, van twaalf en acht, zitten hier ook op school. Thuis voeden we ze tweetalig op.” Wat doe je op school? “Ik heb vijftien jaar les gegeven. Heerlijk. In 2007 kreeg ik de titel ‘beste docent’ van overzees China. Ik raakte betrokken bij het bestuur en de organisatie en ben nu zes jaar adjunct. De organisatie kost veel tijd. Ik maak een leerplan voor het hele jaar, met toetsen. Plan de docenten in. Zij krijgen in augustus een programma voor het hele jaar, met lesdagen, docentenvergaderingen, studiedagen. Ik regel invalkrachten bij ziekte. Er is nog nooit een les niet doorgegaan! We huren 22 leslokalen bij het ROC en ik controleer of alles in orde is.
2012/4
“Wij zijn gelukkige mensen” Shasha Liu (43) is adjunct-directeur van de Chinese School Utrecht. Daar komen elke zaterdag 500 cursisten uit het hele land om Mandarijn te leren. Tekst Annemiek Haalboom Foto Bert Spiertz
Verder zijn er - onder andere - nog zomeren winterkampen in China en een opstelwedstrijd.” Iedereen werkt vrijwillig? “Ja. We hebben dertig docenten, allemaal vrijwilligers. Dat geldt ook voor de directeur, het bestuur en de oudercommissie. In totaal zijn we met 45 vrijwilligers, uit het hele land. Meest vrouwen. De oudste is een oma van 70-plus die ‘s ochtends theewater kookt en broodjes klaar zet voor de docenten. De jongste is een docente van begin twintig. Ze studeert algemene taalkunde.”
•
5•
Wat vindt je familie ervan? “Mijn familie in China begrijpt het niet, lesgeven zonder salaris. Ik zeg: wij vrijwilligers zijn gelukkige mensen. Eén: we hebben een goede gezondheid. Lesgeven is fysiek zwaar, je moet drie uur staan en je hoofd erbij houden. Twee: we hebben een goed familieleven. Zonder steun van je partner lukt het niet. Drie: we hebben voldoende inkomen. Vier: we komen niets tekort, dus kunnen we geven.” Heeft de school een sociale functie? “De school is in 1981 speciaal opgericht voor sociaal contact tussen Chinezen in Nederland. Sinds de jaren negentig zijn er steeds meer kennismigranten gekomen. En ook wij, hoogopgeleiden zoeken onze contacten. Onze wereld bestaat niet alleen maar uit horeca. Doordeweeks werken we bij Nederlandse bedrijven - ik ben boekhouder bij de gemeente Utrecht - en op zaterdag hebben we het gevoel thuis te komen. We kunnen weer Chinees praten en informatie uitwisselen. Het is echt bijtanken.” Wat is vrijwilligerswerk in het Chinees? “In het pinyin, fonetisch Chinees, is het: zhì yuàn zhē. Letterlijk vertaald: oorspronkelijk, uit je hart. De cultuur van vrijwilligerswerk bestaat niet in China. Het begint nu een beetje te komen, vooral bij studenten. Ze helpen, net als hier, mensen in ziekenhuizen, bejaardenhuizen en geven onderwijs aan kinderen op het platteland. De rest van de bevolking heeft het veel te druk met werken. Vrijwilligerswerk is luxe.” Meer informatie: www.acsu.nl
De tegenprestatie uit de Participatiewet kan ook worden ingezet op terreinen waar een tekort aan arbeidskrachten is, bijvoorbeeld de plantsoenendienst
Tegenprestatie naar vermogen Het eerste kabinet-Rutte streefde naar een nieuwe manier van ondersteuning van mensen zonder werk in de Wet werken naar vermogen. Hierin stonden manieren centraal om mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te helpen om weer aan de slag te komen. Het huidige regeerakkoord spreekt van een variant hierop: de Participatiewet. Vooruitlopend op deze ontwikkeling is een onderdeel al in de nieuwe bijstandswet opgenomen: Tegenprestatie naar vermogen. Enkele gemeenten pasten dit al toe in de praktijk.
•
6•
2012/4
H
et wetsartikel Tegenprestatie naar vermogen is van kracht sinds 1 januari 2012. De gedachte erachter: als je een uitkering krijgt, doe je in ruil daarvoor iets terug. “Dat idee is een trendbreuk met het verleden, toen het werken van uitkeringsgerechtigden meer werd gezien als ‘iets waar je zelf beter van werd’ dan als een tegenprestatie”, stelt Marjet van Houten, senior adviseur participatie bij MOVISIE. Tekort aan arbeidskrachten
De tegenprestatie kan op verschillende manieren worden georganiseerd. Soms doen mensen al vrijwilligerswerk en kan dat gelden als de tegenprestatie voor hun uitkering. De gemeente kan ook besluiten om mensen in te zetten op terreinen waar een tekort aan arbeidskrachten is. Bijvoorbeeld de zorg, de plantsoenendienst of het onderhoud van de buurt: wijkbeheer, schoonmaakwerk. Klussen voor ouderen, zoals boodschappen doen of schilderen, zijn ook denkbaar. De tegenprestatie mag in ieder geval geen betaalde arbeid verdringen. Decentralisatie
Gemeenten zijn niet verplicht om het wetsartikel toe te passen. “Daar zie je het idee van decentralisatie”, zegt Van Houten. “Gemeenten hebben hierin hun eigen verantwoordelijkheid. In de praktijk komt het erop neer dat een derde van de gemeenten bezig is om het artikel toe te passen, en dat vind ik al veel, gezien het feit dat het wetsartikel nog geen jaar geleden is ingevoerd.” Volgens haar denken gemeenten er verschillend over. “Soms zeggen ze: die drang en dwang om iets terug te doen voor je uitkering doet mensen goed. Andere gemeenten staan op het standpunt: je moet niet te veel van buiten opleggen, het is belangrijk dat je aansluit bij de intrinsieke motivatie van mensen.” Drie gemeenten
De gemeente Pijnacker-Nootdorp is van mening dat wie een bijstandsuitkering krijgt, daarvoor iets terug moet doen voor
2012/4
de samenleving en voert het betreffende wetsartikel uit. De tegenprestatie bestaat uit acht tot zestien uur arbeid per week en duurt maximaal zes maanden. Na die periode volgt een herbeoordeling van de situatie van de uitkeringsgerechtigde. Mensen kunnen zich zelf aanmelden voor passend vrijwilligerswerk. Ze kunnen ook kiezen voor werkzaamheden die de gemeente beschikbaar heeft. “Wat we doen zijn vooral kleine re-integratieprojecten waarbij het leveren van een bijdrage aan de maatschappij centraal staat”, zegt gemeentewoordvoerder Ron Penning. “Denk aan werken bij fietsenstalling Biesieklette, het surveilleren bij basisscholen om de verkeersveiligheid te vergroten, het surveilleren bij garages en winkelcentra en het controleren of hondenpoep wel wordt opgeruimd. Deelnemers krijgen begeleiding en de projecten zijn gericht op uitstroom naar werk. De gemeente wijst uitkeringsgerechtigden op hun plicht tot tegenprestatie en brengt regelmatig vrijwilligersvacatures onder de aandacht.”
eerde werknemers en ten slotte de werknemers’. Voordelen voor vrijwilligersorganisaties
Vrijwilligersorganisaties kunnen veel hebben aan de regeling Tegenprestatie naar vermogen. Van Houten: “Het is natuurlijk verstandig als ze eerst informeren naar het beleid van hun gemeente op dit punt. Soms zal dan blijken dat ze via de gemeente aan nieuwe vrijwilligers kunnen komen: een uitkomst, omdat er zo vaak een tekort is aan vrijwilligers. In organisatorisch opzicht kunnen vrijwilligerscentrales een rol spelen. Zij kijken bijvoorbeeld waar de vacatures zijn, die dan vervolgens worden ingevuld via de gemeente. Helemaal mooi is het natuurlijk, als de gemeente bereid is om begeleiders te regelen, zoals in Pijnacker-Nootdorp, en te betalen voor de vrijwilligers die op deze manier worden geworven.” Komen mensen niet aan de slag, bijvoorbeeld als vrijwilligersorganisaties vinden dat ze niet geschikt zijn of niet in hun cultuur passen, dan kan de gemeente ook werk creëren.
Getalsmatige ambitie
In Hoogezand-Sappemeer is een getalsmatige ambitie geformuleerd: deze gemeente wil in de periode 2012-2014 minimaal honderd uitkeringsgerechtigden niet-betaald werk laten doen voor de samenleving. Het gaat om mensen ‘zonder groeipotentie’. Dat wil zeggen mensen van wie niet verwacht wordt dat ze nog carrière zullen maken. De gemeente wil van hen toch een actieve bijdrage aan de gemeenschap. Het totaal aantal uitkeringsgerechtigden zonder groeipotentie lag begin dit jaar rond de 650 - voor deze gemeente een nogal grote groep. In Nijmegen is de situatie net even anders. Daar heeft de gemeenteraad besloten om ‘zich primair te richten op mensen met arbeidspotentie’, zoals wordt gesteld in Iedereen participeert! Notitie over de invulling van de tegenprestatie naar vermogen. Nijmegen gaat bepaalde doelgroepen actief benaderen: ‘jongeren, de nieuwe instroom met werkperspectief, de kwetsbare middengroep, de gesubsidi-
•
7•
De regelingen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt waren tot nu toe te versnipperd. Er waren te veel hokjes, bijvoorbeeld de Wajong en de bijstand, terwijl de mensen waar het om ging iets gemeenschappelijks hadden: ze waren allemaal werkzoekend. De nieuwe wet probeert meer overkoepelend te zijn. “Dat is een goede gedachte”, zegt Marjet van Houten. “Deze mensen hebben natuurlijk gemeen dat ze geen werk hebben, maar ze hebben ook gemeen dat ze bijna allemaal zo graag aan de slag willen. De organisatorische verkaveling is een groot nadeel. Kom je voor de ene regeling in aanmerking, dan zijn andere mogelijkheden opeens uitgesloten. Het goed ondersteunen van mensen wordt soms lastig gemaakt door structuren. De hokjes en scheidingswanden worden opgedoekt, en dat is iets waar we heel blij mee mogen zijn.”
Í
Tekst Jos Versteegen Foto Bert Spiertz
Focus op talent en motivatie In de vorige kabinetten is de weg ingeslagen om burgers meer eigen verantwoordelijkheid en zelfregie te geven. Belangrijk gevolg hiervan is dat ook kwetsbare groepen in de samenleving worden gestimuleerd om
de talenten van mensen met een beperking voor de organisatie. Inmiddels is ook beeldmateriaal via YouTube en dvd beschikbaar van goede voorbeelden (www.movisie.nl /inclusiefvrijwilligerswerk).
hun steentje bij te dragen. Ook in de plannen van het nieuwe kabinet wordt hierop voortgeborduurd. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid voor de participatie van kwetsbare groepen. Hieronder vallen ook mensen met een beperking. Vrijwilligerswerk is voor hen ook een optie.
I
n het regeerakkoord is opgenomen dat het Wetsvoorstel werken naar vermogen vervangen zal worden door een Participatiewet. De arbeids- en re-integratieplicht en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen geldt voortaan voor iedereen. Hiermee staat participatie meer en meer in dienst van het zoeken en vinden van betaalde arbeid. Het nieuwe kabinet gaat zelfs zover dat het een quotumregeling wil invoeren voor grotere bedrijven om 5% arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Permanente ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt dan nog alleen voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Wel zal de tegenprestatie
naar vermogen ook voor deze groep blijven bestaan. Talenten
Dit beleid biedt kansen voor kwetsbare groepen en mensen met een beperking. In de praktijk blijken mensen met een beperking vrijwilligerswerk niet of nauwelijks als optie te overwegen, terwijl zij het vrijwilligerswerk en het vrijwilligerswerk hen zoveel heeft te bieden. Denk aan contact met anderen, jezelf ontwikkelen en je gewaardeerd voelen. Een aantal goede voorbeelden staan beschreven in de brochure Focus op talent. In deze brochure vertellen organisaties op welke manier zij gebruikmaken van
Deelnemerswerkmap
Uit de voorbeelden blijkt dat de drempel voor mensen met een beperking om zich als vrijwilliger in te zetten groot is. Om de afstand tot het vrijwilligerswerk te verkleinen en om mensen met een beperking goed te informeren en voor te bereiden op een vrijwilligersfunctie heeft MOVISIE samen met een aantal pilotorganisaties een training ontwikkeld. Begeleiders van mensen met een beperking kunnen deze training geven. De training geeft methodische handvatten om de doelgroep gemotiveerd en zorgvuldig toe te leiden naar vrijwilligerswerk. Een onderdeel is de deelnemerswerkmap, waarin cursisten kunnen beschrijven welke kwaliteiten, vaardigheden en wensen ze hebben. De pilotorganisaties zijn Heliomare, MEE IJsseloevers en InteraktContour. Deels zijn dit organisaties die zelf al een aanbod of methode hebben ontwikkeld. Bij Heliomare in Wormerveer heeft het merendeel van de cursisten een niet aangeboren hersenletsel, waardoor ze hun betaalde baan zijn kwijt geraakt. Mensen worden bij Heliomare voor de training uitgenodigd, als een onderdeel van een meer omvattend individueel traject naar werk. Tijdens de training onderzoeken de deelnemers welke werkwens ze hebben, wat ze kunnen, wat de talenten zijn en welke mogelijkheden ze hebben (www.heliomare.nl). Deze werkwijze is onderdeel van de werkmap die door MOVISIE is ontwikkeld. Een doel hebben
Tijdens de training Focus op talent onderzoeken mensen met een beperking mogelijkheden voor het doen van vrijwilligerswerk
•
8•
Deelnemers zijn enthousiast over het doen van vrijwilligerswerk. Simon Boonstra, ex-commercieel medewerker, is door een herseninfarct niet langer werkzaam. Heliomare vroeg hem voor de cursus Focus
2012/4
op talent. “Ondanks alles moet je er wat van maken. Respect moet je afdwingen. In het verleden heb ik veel trainingen gevolgd en ik ben goed in staat mensen te inspireren en te motiveren. Graag zou ik ergens aan de gang gaan als coach voor mensen met een beperking om zich in te zetten voor de samenleving. Ook mensen met niet-aangeboren hersenletsel hebben veel potentie die ingezet kan worden voor de samenleving.” Ook John Manuputty deed mee. Door een beroerte is hij niet langer werkzaam als vormgever, maar als vrijwilliger verbonden aan de redactie van de krant van Heliomare Dagbesteding en Trajectbegeleiding. “Ik heb niks te doen en wil graag meer sociale contacten. Met de training en het vrijwilligerswerk heb ik meer structuur in mijn leven gekregen. Ik vind het belangrijk om een doel te hebben en het is leuk.” Ontwikkelingspiramide
Voor de begeleiding van mensen met een beperking in de maatschappij gebruikt Heliomare de ontwikkelingspiramide (zie figuur 1). Deze start bij de wens van de deelnemer, die aangeeft meer te willen dan recreatieve dagbesteding. Met deze deelnemer vindt een intake of evaluatiegesprek plaats. Bij elke overgang wordt bekeken wat de deelnemer zelf wil. Hoewel het niet voor iedereen is weggelegd, is het wel mogelijk om individueel als vrijwilliger bij een organisatie aan de slag te gaan. Met passende professionele ondersteuning en een passende werkplek is veel mogelijk. Dit geldt voor de deelnemer, maar ook voor de ontvangende organisaties en bedrijven. Zij hebben vaak weerstand en een verkeerde beeldvorming, die kan worden weggenomen door deskundige ondersteuning. Daarbij wordt nadrukkelijk ook gekeken naar de competenties van de deelnemers en waar ieders interesse ligt. Goed bruikbaar
De training bestaat uit 5 modulen: kennismaking met het vrijwilligerswerk, inzicht in de eigen (on)mogelijkheden, de mogelijkheden van vrijwilligerswerk, een
2012/4
Figuur 1
praktijkdeel met werkbezoek en incasseren en uitdelen van complimenten. De training en modulen zijn ontwikkeld samen met de pilots en door gebruik te maken van bestaande methoden. Mienk van Dalfsen, trajectbegeleider werkt bij Heliomare. “De training en de handleiding voor de cursus zijn goed bruikbaar voor onze training en het ondersteunt ons in ons werk. Met enkele aanpassingen worden de modulen aan onze cliënten gegeven. We zijn blij met dit aanbod.” Een andere pilot in dit project, waarvan ervaringen ook zijn gebruikt bij de ontwikkeling van het trainingsmateriaal, is Onbeperkt actief in Deventer. In een samenwerking tussen Raster Welzijn en MEE IJsseloevers in Deventer is een werkwijze ontwikkeld die mensen met een beperking actief met de buurt verbindt (www.rastergroep.nl). Onderdeel hiervan is de training Kennismaken met vrijwilligerswerk waarin mensen worden voorbe-
•
9•
reid en ondersteund bij het vinden van een vrijwilligersactiviteit. Met de beleidsvoornemens in het nieuwe regeerakkoord in het achterhoofd zullen meer begeleidingsorganisaties op zoek gaan naar methoden om mensen met een beperking te ondersteunen en te begeleiden naar vrijwilligerswerk. Uit de praktijk blijkt dat met een goede ondersteuning mensen met een beperking gemotiveerd zijn zich maatschappelijke in te zetten. Dit levert voor henzelf veel op. Daarbij brengen ze specifieke kennis en deskundigheid mee, die een meerwaarde is voor vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk in het algemeen en organisaties in het bijzonder, kunnen veel profijt trekken uit het verlagen van de drempel voor deze doelgroep.
Í Tekst en Foto Ronald Hetem
Meer informatie: Els Hofman, MOVISIE
Een blik op de toekomst Na ruim 20 jaar komt er een eind aan Vakwerk. In de afgelopen jaren schreven we over ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk, lieten we wetenschappers aan het woord over onderzoeken naar vrijwillige inzet, presenteerden organisaties nieuwe wervings- en begeleidingsmethoden, boden we advies en ondersteuning. Vakwerk gaat op in het nieuwe Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Ook hierin zal aandacht zijn voor vrijwilligerswerk. Waarover moeten die artikelen gaan? We vroegen een aantal prominenten uit de sector in de toekomst te kijken. Tekst Erik Hardeman Foto’s Bert Spiertz
Paul Dekker, hoofd van de onderzoeksgroep Participatie & Bestuur van het Sociaal Cultureel Planbureau
Omslag maken Ik voorzie de komende jaren geen grote verandering in het aantal vrijwilligers in ons land, maar wel een verdere verschuiving in de richting van ad-hoc projecten. Natuurlijk zullen veel mensen zich ook in de toekomst vrijwillig blijven inzetten binnen hun sportclub, hun kerk of een andere organisatie, waarvan de leden min of meer vanzelfsprekend bereid zijn om dingen voor elkaar te doen. Maar feit is dat een groeiend aantal mensen geen deel meer uitmaakt van zo’n hechte gemeenschap en de vraag is hoe je die mensen kunt winnen voor het doen van vrijwilligerswerk.
“
In Nederland heerst de sterke overtuiging dat dat geen probleem is. Dat mensen wel in staat zijn om zich waar nodig in informele groepen te organiseren om een bepaald probleem aan te pakken. In Engeland heeft die gedachte onder de naam ‘Big Society’ een grote vlucht genomen. Hoe minder de overheid zich ermee bemoeit, des te mooiere dingen zullen er ontstaan, is de gedachte die ook in ons land veel aanhangers heeft. Helaas blijkt inmiddels dat dat idee toch niet zo goed werkt, omdat losse verbanden van individuen zonder professionele ondersteuning de neiging hebben om snel uit elkaar te vallen. Ik denk dat het heel goed mogelijk is om ook mensen zonder binding met een vereniging of een organisatie te blijven winnen voor vrijwilligerswerk. Maar dan zullen beleidsmakers wel bereid moeten zijn om af te stappen van hun soms nogal rigide kijk op vrij-
•
willige inzet. Ze zullen moeten erkennen dat een zekere mate van professionele ondersteuning onmisbaar is en ze zullen ook nieuwe vormen moeten accepteren, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk in een vereniging in ruil voor korting op de contributie. Als de verantwoordelijken die omslag kunnen maken, dan is er wat mij betreft alle reden om optimistisch te zijn over de toekomst van het vrijÍ willigerswerk in Nederland.”
10 •
2012/4
Elly van Kooten, directeur Maatschappelijke Ondersteuning van het ministerie van VWS
Belangrijke rol werkgevers
om een nieuwe afweging te maken tussen wat mensen zelf kunnen doen en taken waarvoor professionals onmisbaar zijn, vind ik dat heel hoopvol. Het betekent dat de overheid burgers niet alleen vanwege de bezuinigingen - bij de uitvoering van overheidsbeleid moet betrekken, maar dat zij dat ook graag wil, omdat die burgers zoveel te bieden hebben. Natuurlijk is het van belang dat vrijwilligers professioneel begeleid worden. Daarom hebben wij bij de invoering van de Wmo als voorwaarde gesteld dat gemeenten hun betrokken burgers zo goed mogelijk ondersteunen en faciliteren. Hoewel daaraan hier en daar wordt getwijfeld, heb ik stellig de indruk dat gemeenten die taak serieus nemen en dat ze goed kijken naar wat betrokken burgers voor hun inzet nodig hebben. De komende jaren zullen, naar ik verwacht, ook werkgevers een belangrijke rol gaan spelen bij het faciliteren van vrijwilligerswerk, met name in de vorm van mantelzorg door hun werknemers. Op het ministerie van VWS zijn al verschillende projecten opgezet om werkgevers te overtuigen van de noodzaak om daarover met hun personeel duidelijke afspraken te maken. Het gaat minder snel dan ik zou willen, maar de bereidheid is groeiende. Misschien vindt u mij erg positief, maar ik ben nu eenmaal iemand die liever denkt in kansen dan in bedreigingen. Ik vind vrijwilligerswerk heel erg bij Nederland horen en als ik zie hoeveel voldoening het mensen in mijn omgeving - en ook mijzelf trouwens - geeft, dan heb ik er alle vertrouwen in dat vrijwilligers ook de komende jaren een belangrijke rol in de samenleving zullen Í blijven spelen.”
Ik ben optimistisch over de toekomst van het vrijwilligerswerk in Nederland, omdat ik overal om me heen mensen met enorm veel inzet hun steentje zie bijdragen aan een betere en meer leefbare samenleving. Nu de omstandigheden ons dwingen
“
Lucas Meijs, bijzonder hoogleraar Vrijwilligerswerk, civil society en ondernemingen bij de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam
Niet zielig doen Ten aanzien van het vrijwilligerswerk staan alle verkeerslichten op groen. De belangrijkste verklaring voor het feit dat in Nederland zoveel mensen vrijwilligerswerk doen, is dat we het economisch nog steeds best wel goed hebben, relatief hoog opgeleid zijn en onderling veel contact hebben. Dat is al jaren zo en ik zie dat niet snel veranderen. Er wordt vaak gezegd dat jongeren minder geïnteresseerd zouden zijn, maar dat wordt al dertig jaar geroepen en is aantoonbaar onjuist gebleken. Nee, ik ben zonder meer optimistisch over de toekomst van het vrijwilligerswerk.
“
Ik zie wel andere verschijningsvormen opkomen. Ik verwacht bijvoorbeeld dat het ‘nieuwe collecteren’ een grote vlucht gaat
2012/4
•
11 •
nemen. Daarmee doel ik op initiatieven zoals Alpe d’HuZes: zes keer gesponsord een berg op fietsen om geld in te zamelen voor de kankerbestrijding. Het aspect van vrijwillige inzet zie ik dan niet zozeer in het fietsen, maar absoluut wel in het voorafgaande traject. Het bouwen van een website, het eindeloos twitteren over je voorbereiding om maar voldoende sponsors te werven, het werven zelf. Dat moet je niet onderschatten, daar gaat vaak veel tijd in zitten. Een andere ontwikkeling is dat er dankzij de opmars van de smartphone steeds meer vrijwilligerswerk zal komen dat mensen kunnen doen in de tijd die ze anders zouden verlummelen, bijvoorbeeld op een station of in een wachtkamer. Zo heeft Amnesty International de mogelijkheid ontwikkeld om in plaats van een brief een sms’je te sturen. Heel praktisch, want er is nu eenmaal
sprake van een toenemende spanning in de agenda’s van mensen, en op deze manier helpen creatieve vrijwilligersorganisaties die spanning op te lossen. Ongetwijfeld zal ook het vrijwilligerswerk de komende jaren te maken krijgen met bezuinigingen op de ondersteuning. Sommige mensen hebben de neiging om dan zielig in een zaaltje te gaan zitten klagen. Ik vind dat vreselijk. Waarom zou een vrijwilligerscentrale gesubsidieerd moeten worden? Laat de samenleving rechtstreeks voor de financiering zorgen, bijvoorbeeld door sponsoring. De essentie van vrijwilligerswerk is dat het een activiteit is van zelfstandige, bevrijde burgers. Zij zien een probleem dat de overheid niet kan of wil oplossen en besluiten: dan gaan wij er zelf wat aan doen. Dan is het toch een zwaktebod om vervolgens bij diezelfde overheid om steun aan te kloppen?” Í
Marius Ernsting, voorzitter Vereniging NOV
Hybride vormen Ten aanzien van de toekomst van het vrijwilligerswerk maak ik een onderscheid tussen de komende vier à vijf jaar en de lange termijn. Voor de komende jaren gebruik ik het steekwoord spagaat. Voor de lange termijn ‘hybridisering’.
“
Met spagaat doel ik op de rol van de overheid. Gezien de noodzaak tot bezuinigen zal de overheid steeds meer taken die zij tot nu toe zelf voor haar rekening nam, overlaten aan het eigen initiatief van burgers. Maar diezelfde overheid doet vrijwel niets om burgers daarbij te ondersteunen. Het laatste budget dat er nog voor dat doel was, een klein bedrag voor deskundigheidsbevordering van vrijwilligers, is vorig jaar geschrapt, en in het nieuwe regeerakkoord staat geen woord over de rol van vrijwilligers in de samenleving. Nu schat ik het eigen initiatief van Nederlanders hoog in. Als de overheid het laat afweten, zullen burgers het heft zelf in handen nemen. Maar dat zullen lang niet altijd meer uitsluitend de onbaatzuchtige vrijwilligers zijn die wij op dit moment kennen. Hoe meer de zorg voor bijvoorbeeld mensen met een handicap of ouderen bij gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel een probleem wordt, des te vaker zal er in de cao’s van bedrijven ruimte komen voor mantelzorg in bedrijfstijd.
Ik voorzie dat dit soort hybride vormen meer en meer ingang zullen vinden. Ook betaald vrijwilligerswerk is zo’n mengvorm, waarvan ik, met name in de sfeer van armoedebestrijding, veel verwacht. Ik denk dan aan de fiscaal vrijgestelde vrijwilligersvergoeding van maximaal 1500 euro per jaar. En als we het daar toch over hebben, een andere nieuwe vorm van vrijwilligerswerk die ik sterk zie toenemen, is de ‘niet zo vrijwillige’ inzet in het kader van de re-integratie van mensen die lange tijd werkloos zijn geweest.
Straks is het dus niet meer de overheid maar het bedrijfsleven dat vrijwilligerswerk faciliteert. Je kunt je natuurlijk afvragen of het uitvoeren van zorgtaken in de tijd van de baas in strikte zin nog vrijwilligerswerk is. Het is een mengvorm, maar ik heb daar geen probleem mee, want ik ga ervan uit dat mensen die een paar uur van hun baas krijgen ook een deel van hun vrije tijd voor die taak zullen inzetten.
Een en ander betekent naar mijn mening overigens niet dat het puur onbaatzuchtige, onbetaalde vrijwilligerswerk sterk in omvang zal afnemen. Er wordt wel geklaagd over de vergrijzing, maar zolang niet alleen veertig procent van de Nederlandse bevolking maar ook veertig procent van de 18-24 jarigen in ons land vrijwillig Í actief is, lijkt er wat mij betreft alle reden voor optimisme.”
•
12 •
2012/4
De Ondernemende Vrijwilligerscentrale
Creatieve verdienmodellen in tijden van bezuiniging
De donkere bezuinigingswolken die over Nederland trekken, gaan ook niet onopgemerkt voorbij aan vrijwilligerscentrales en steunpunten vrijwilligerswerk. Welzijnsbudgetten worden kleiner en gemeenten kiezen er vaker voor om alleen nog de kerntaken bemiddeling en de ondersteuning van de maatschappelijke stage te financieren. Tot zover het slechte nieuws. Want bezuinigingen scheppen ook ruimte voor creatieve oplossingen en het aanwakkeren van een meer ondernemende werkwijze.
H
et Tympaan Instituut organiseerde onlangs een mini-conferentie onder de titel ‘Crisis maakt creatief in de informele zorg’. Een paar maanden eerder, tijdens de laatste NOV-conferentie, gingen deelnemers met elkaar in dialoog over de (on)mogelijkheden van de ondernemende vrijwilligerscentrale en het toepassen van creatieve verdienmodellen. Uit de verhalen van een aantal vrijwilligerscentrales en steunpunten blijkt dat er verschillende kansen en creatieve manieren zijn om met de bezuinigingen om te gaan. Door extra inkomsten te genereren, maar ook door kosten te besparen en slimme samenwerkingsverbanden aan te gaan. Betaalde dienstverlening
Organisaties laten betalen voor de dienstverlening van de centrale blijkt een van de mogelijkheden om inkomsten te genereren. De kern van veel vrijwilligerscentrales bestaat uit de bemiddeling van vrijwilligers, waarbij vaak een digitale vacaturebank wordt ingezet. Meestal is het plaatsen van vacatures gratis. Een aantal vrijwilligerscentrales, waaronder die in Amsterdam (VCA) en Amersfoort (Ravelijn) vraagt hiervoor echter een vergoeding. In Amsterdam betaalt een vrijwilligersorganisatie, afhankelijk van het aantal betaalde krachten, een bedrag van € 34 tot € 200 per jaar. Ook voor een aantal trainingen en workshops vraagt de VCA een bijdrage aan organisaties. Opvallend, zo geeft Tanja Plasil van VCA aan, is dat de duurste training, die ruim € 300 kost, elke
keer vol zit. Een derde dienst waarvoor sommige centrales geld vragen zijn adviesgesprekken. Een deelnemer van de NOVconferentie zegt hierover: “Bij ons zijn de eerste drie adviesgesprekken gratis, daarna betalen organisaties.” Vrijwilligersorganisaties als betalende klanten
Hoe reageren vrijwilligersorganisaties op het betalen voor vacatures, een dienst die voorheen gratis was? Lonneke Lavrijssen van Stichting Ravelijn in Amersfoort: “In het begin zijn er organisaties afgehaakt, maar na vier jaar hebben we weer veel meer organisaties aan ons weten te binden en hebben we ook heel veel vacatures en bemiddelingen. Vooral door veel tijd aan organisaties te besteden, aan persoonlijke adviezen op het gebied van vacatures schrijven, professionalisering van de bemiddeling en inspelen op veranderingen in de maatschappij. Natuurlijk zijn er nog steeds organisaties die het als een belemmering zien en daarom niet via ons werken, maar dat zijn er steeds minder.”
breed mogelijk aanbod van vacatures.” Eventuele bijdragen voor advies(gesprekken) of voor workshops e.d., vindt Verber wel prima. Ook ziet ze mogelijkheden voor differentiatie in het advertentieaanbod. “Misschien kunnen centrales geld vragen voor topplaatsen in hun vacaturebank, een beetje zoals je bij marktplaats betaalt voor een plaatsing bovenaan het scherm. Of is er iets mogelijk met verschillende abonnementsvormen, waarbij een gratis abonnement recht geeft op bepaalde basisdiensten en één of twee betaalde vormen betere advertentiemogelijkheden bieden en bijvoorbeeld jaarlijks recht op een adviesgesprek.” Toename vacatures
Yvonne Thijssen, coördinator Vrijwilligerspunt Oss bij Vivaan, vindt geld vragen voor het plaatsen van vacatures geen optie. “Als ik dat doe verwachten organisaties ook meer resultaten, terwijl ze nu blij zijn als onze bemiddeling soms nieuwe vrijwilligers oplevert. Ik ben ook afhankelijk van die organisaties en wil de goede relatie die ik met ze heb niet verstoren door geld te vragen. Bovendien hebben zij ook te maken met bezuinigingen.” Hoewel ook sommige andere centrales aangeven dat het nu al moeite kost om voldoende vacatures aangeleverd te krijgen, ervaart Ravelijn juist een flinke toename in vacatures, inschrijvingen én geslaagde bemiddelingen. Dit is volgens Lavrijssen vooral het gevolg van het versterken van de naamsbekendheid van Ravelijn, waardoor ook de kwaliteit en diversiteit van de aangeboden vacatures verbeterde. Daarnaast is er ook geïnvesteerd in de kwaliteit van de bemiddeling. Nieuwe opdrachtgevers
Differentiatie in het aanbod
Monique Verber, coördinator publieksdiensten in het Nederlands Watermuseum, ziet niets in het betalen voor vacatures. “Ik kan me er iets bij voorstellen, maar ik zou als organisatie wel overwegen om af te haken als er kosten aan verbonden waren en op zoek gaan naar alternatieve manieren om te werven. Bovendien is een vrijwilligerscentrale ook gebaat bij een zo
•
14 •
Behalve het vragen van vergoedingen voor bepaalde diensten zijn er ook andere manieren waarop een vrijwilligerscentrale ondernemend(er) kan werken. Bijvoorbeeld door nieuwe opdrachtgevers of klanten te vinden. VCA in Amsterdam verricht naast betaalde opdrachten voor scholen MaS-ondersteuning op offertebasis - ook betaalde opdrachten voor maatschappelijke instellingen in Noord-Holland en
2012/4
soms ook voor bedrijven. Het afgelopen jaar ging het om zo’n 20 betaalde opdrachten, met name trainingen en advies. Zo kregen zij van de Politie in Amsterdam de opdracht om politieagenten bij organisaties te plaatsen, zodat zij door het doen van vrijwilligerswerk de buurt op een andere manier zouden leren kennen. Een andere opdrachtgever was Nationale Nederlanden. Hier gaf VCA een workshop aan medewerkers die bijna met pensioen gaan om ze een bredere blik te geven op de mogelijkheden om na de pensionering vrijwilligerswerk te doen. De intentie is om meer van dergelijke betaalde voorlichtingsklussen te doen. Tanja Plasil van VCA: “De opbrengsten uit de extra opdrachten vormen nog een beperkt deel van onze inkomsten. Wel is het zo dat we voor deze opdrachten niet actief acquireren, maar dat de meeste instellingen ons benaderen om onze expertise op vrijwillige inzet. Daarbij helpt het mee dat de VCA een vrij grote centrale is met twintig betaalde medewerkers, die een groot netwerk hebben, en de hoeveelheid potentiële opdrachtgevers groter is dan in kleinere plaatsen. Maar”, zo zegt Plasil, “in kleinere plaatsen is er minder concurrentie en zijn de lijntjes korter.” Tijdelijke extra financiering
Toch lijkt het erop dat het uitvoeren van betaalde opdrachten bij andere vrijwilligerscentrales nog weinig voorkomt. Ravelijn in Amersfoort en ook de steunpunten in Oss en Buren laten weten dat er naast de gemeente geen of sporadisch andere opdrachtgevers zijn. Uitzondering vormt projectfinanciering waarbij tijdelijk extra activiteiten worden gefinancierd. Dat levert echter geen dekking op voor de basisdienstverlening van de vrijwilligerscentrale. Toch loont het wel degelijk om alert te zijn op kansen voor tijdelijk geld of ongebruikte ‘potjes’ bij overheden of andere instellingen. Claire Vaessen van Welzijn Buren: “Ik kwam er toevallig achter dat er bij het ROC nog bepaalde scholingsgelden ongebruikt waren en die heb ik kunnen benutten om extra trainingen te financieren. Daarnaast zijn we bezig om
2012/4
Sommige vrijwilligerscentrales verwerven inkomsten uit betaalde MaS-opdrachten
een aanvraag te doen bij Skanfonds voor het opzetten van een vrijwilligersacademie.” Ook Vivaan in Oss benut deze mogelijkheid en heeft een aanvraag gedaan. Een andere mogelijkheid zijn gelden uit zogenaamde Regionale Sociale Agenda’s. Hierin zijn gemeentelijke gelden gebundeld om bepaalde maatschappelijke doelen te realiseren. In de regio Rivierenland werd met behulp van deze gelden door drie vrijwilligerscentrales, waaronder Welzijn Buren een regionale DOE-dag georganiseerd. De gemeente en de ondernemende centrale
Zelfstandige vrijwilligerscentrales en steunpunten die deel uitmaken van een welzijnsinstelling worden gefinancierd uit gemeentelijke subsidies. Hoe kijkt een gemeente naar ondernemerschap en het genereren van eigen inkomsten door gesubsidieerde welzijnsorganisaties? Tijs Rolle, wethouder in de gemeente Leusden: “Het genereren van eigen inkomsten, of eigenlijk beter, het ontwikkelen van een eigen meerjarenbeleid en het vervolgens in overleg komen met de gemeente over de vraag in hoeverre dat beleid de Wmo-doelstellingen van de gemeente dekt, is wat wij op termijn gaan bevorderen. Wat het vrijwilligerswerk betreft: ook daar zou de organisatie tot uitbreiding van activiteiten kun-
•
15 •
nen komen en daar op een andere wijze geld voor kunnen genereren. Wij staan dat niet in de weg.” En wat als centrales ook geld vragen aan vrijwilligersorganisaties, scholen of aan individuele vrijwilligers voor bepaalde diensten? “In lijn met onze zakelijke benadering vind ik daar niks van. Het betekent wel dat wij goed moeten verifiëren of door ons betaalde diensten en activiteiten in het kader van onze wettelijke Wmo-doelstellingen, niet ook door anderen gaan worden betaald. Een transparante gedeelde betaling van gemeente plus derdeorganisatie moet, op basis van een bij de dienst of activiteit horende redenering, zeker tot de mogelijkheden behoren.” De gemeente Amsterdam gaat volgens Plasil nog wat verder. “De gemeente verwacht van ons dat we ook eigen inkomsten verwerven en ze hebben een deel van onze subsidie voor het ondersteunen van scholen bij de maatschappelijke stage verminderd met de inkomsten die we uit betaalde MaS-opdrachten hebben verworven.” Toch is dat voor haar geen reden om dan maar te stoppen met deze opdrachten. “We hebben de inkomsten hard nodig om onze structurele kosten te kunnen dekken. En wij vinden het ook noodzakelijk en bij de tijd om ons ook op andere bronnen van financieÍ ring te richten dan alleen subsidies.” Tekst Daan de Bruijn Foto’s Bert Spiertz
De basis voor participatie ontbreekt in regeerakkoord VVD en PvdA Ondanks een herhaald verzoek tot samenwerken, is er in het regeerakkoord niets te vinden over vrijwilligerswerk en civil society. NOV-voorzitter Marius Ernsting: “Er staat gelukkig ook niet veel slechts in, dat is al heel wat.”
M
aatschappelijke stage loopt nog tot schooljaar 2014/2015 en wordt daarna uit de begroting geschrapt. Gemeenten en maatschappelijk makelaars zullen voor hun activiteiten op dit vlak andere financiering moeten vinden. Voor scholen is het een vrije keuze om de maatschappelijke stage in het pakket te houden.
nieuwe initiatieven op dat gebied. Een goede samenwerking kan echter beide partijen en vooral de maatschappij veel voordeel bieden. Vereniging NOV hoopt en verwacht in de uitvoering van het regeerakkoord op onderdelen de ministeries nog vaak van advies te mogen voorzien. Participatiekloof niet vergroten
Het Nederlandse vrijwilligerswerk heeft Rutte en Samsom gevraagd om vrijwilligerswerk binnen alle beleidsterreinen mee te nemen, al is het maar om negatieve gevolgen van (nieuwe) wetgeving tegen te gaan. Een overheid die wil dat er een levendige participatie- in plaats van zorgmaatschappij ontstaat, zal immers alle ruimte moeten geven aan bestaande en
Van het stopzetten van de investeringen in de maatschappelijke stage, wil Vereniging NOV benadrukken dat de wettelijke verplichting vooral van belang is voor jongeren die zich vanuit hun achtergrond minder snel in zullen zetten voor de maatschappij. Het verschil in participatie tussen rijk en arm zal hierdoor niet verder afnemen. Het stopzetten van deze finan-
ciering is ook van invloed op de lokale ondersteuningsinfrastructuur, omdat de financiering van de maatschappelijk makelaar deels zal wegvallen. Dit is nadelig voor het brede vrijwilligerswerk. Resterende jaren goed invullen
Vereniging NOV vindt het nodig om in ieder geval voor de resterende jaren maatschappelijke stage met alle partijen om tafel te gaan, zodat de leerlingen ook in deze jaren een goede leerervaring krijgen. Dit is absoluut noodzakelijk om een deel van deze generatie te behouden voor het vrijwilligerswerk en de civil society. Daarnaast zetten we graag het overleg met de regeringspartijen voort om na 2015 ook een dergelijke betrokkenheid van jongeren bij de maatschappij te waarborgen, met of zonder wettelijk kader. Samenwerken aan de civil society
Participatie in het brede vrijwilligerswerk, vastgelegd in wetten als de Wmo, leeft nu al niet in de maatschappij (Wmotrendrapport 2012 MOVISIE). Daarmee lijkt doordacht beleid dat ook rekening houdt met de voorwaarden waaronder vrijwilligerswerk behouden blijft, tot stand komt en versterkt wordt, heel erg op zijn plaats. Dat kan alleen in samenwerking met het veld. Vereniging NOV wil hierover graag in overleg treden met de verÍ schillende ministeries.
De verplichte maatschappelijke stage wordt in 2014 afgeschaft
•
16 •
2012/4
Een semester lesstof in één uur college
“E
en semester college in één uur”, zo omschreef Marco van Westerlaak het college over het moderne vrijwilligerswerk dat prof. dr. Lucas Meijs gaf tijdens het congres ‘Reuring in het vrijwilligerswerk’ op 30 oktober 2012 in Zeist. “Je hoeft het niet met hem eens te zijn om als gekluisterd te luisteren”, oordeelde een andere congresdeelnemer. Met andere woorden, ook u mag dit college eigenlijk niet missen. Niet als u ook maar zijdelings iets met vrijwilligerswerk of de ondersteuning daarvan te maken heeft. Dat hoeft gelukkig ook niet, omdat Vereniging NOV het college in twee delen publiek beschikbaar heeft gemaakt. In zijn college haakt Meijs in beginsel in op instrumentalisatie van het vrijwilligerswerk. Hij refereert direct aan het regeerakkoord onder de naam Bruggen Slaan en dat het maar goed is dat het vrijwilligerswerk daar niet in voorkomt. Het college en de bijbehorende sheets vindt u op www.nov.nl. Í
Einddatum pilot gratis VOG verlengd
I
n 2012 is het ministerie van Veiligheid en Justitie een pilot gestart met Scouting Nederland, NOC*NSF en Steunpunt KinderVakanties om vrijwilligerswerk veiliger te maken. Vrijwilligers die met minderjarigen werken en voor deze koepels actief zijn, kunnen hun VOG’s sinds enkele maanden declareren. Omdat het opzetten van een goede werkwijze enige tijd heeft geduurd, wordt de proef die aanvankelijk tot december 2012 liep, met een jaar verlengd. Staatssecretaris Teeven heeft als voorwaarde gesteld dat een gratis VOG alleen beschikbaar wordt voor organisaties met een breder preventiebeleid. Hij verwijst daarbij naar het stappenplan In Veilige Handen van Vereniging NOV
(www.inveiligehanden.nl). Dit is begrijpelijk omdat een VOG zonder ander preventief beleid niet leidt tot veilige organisaties.
Meer informatie Voorlopig geen nieuwe subsidie
Het ministerie stelt vooralsnog geen nieuwe subsidie beschikbaar en wacht de uitkomsten van de pilot eerst af. Dit betekent voorlopig geen verandering voor de reikwijdte van de gratis VOG. Alleen vrijwilligers die werken bij organisaties die aangesloten zijn bij de koepels Scouting Nederland, NOC*NSF en Steunpunt KinderVakanties komen nog steeds in aanmerking voor een gratis VOG. De verlenging van de subsidiedatum vormt een goede gelegenheid voor Scouting Nederland, NOC*NSF en Steunpunt Kinder-
Tekst Mark Molenaar Foto Bert Spiertz
2012/4
Vakanties om hun inspanningen rond het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag te intensiveren.
•
17 •
Voor meer informatie kun je terecht op: www.nocnsf.nl/vog, www.steunpuntkindervakanties.nl/ gratis-verklaring-omtrent-gedragvoor-vrijwilligers/, www.scouting.nl/publiek/scoutworden/ 1739-een-gratis-vog en vanzelfsprekend op www.inveiligehanden.nl, waar precies staat wat u moet doen om seksueel grensoverschrijdende gedrag te voorkomen en hoe te handelen als het toch voorkomt.
Í
fotoreportage
“De mooiste dag van het jaar”
S
interklaas speel je niet, maar ben je. Duizenden vrijwilligers zetten aan het einde van het jaar hun mijter op of schminken hun gezicht bruin. ‘s Lands grootste traditie kan rekenen op de inzet van velen. Jörgen Joosten is de goedheiligman van Utrecht. Samen met 127 Zwarte Pieten en 350 kilo strooigoed zette hij ook dit jaar voet aan wal in de Domstad. “De dag van de intocht is voor mij de mooiste van het jaar. Het wachten bij de sluis, de mensen die in hun badjas vanachter het raam zwaaien als we door de grachten varen. Fantastisch. Het gaat mij als Sint om de verbinding. Ik wil echt contact maken. Als mensen mij aankijken, geef ik ze een gulle lach. Je ziet de harten openspringen.” Toen hij vijf jaar geleden met zijn kinderen als bezoeker bij de intocht was, wist hij zeker: “Dit kan beter. Zeker voor een stad
als Utrecht. Het bleek dat een paar carnavalsgroepen meeliepen die dag. In één van die groepen waren ze letterlijk als prei verkleed ..., anderen hadden iets te veel gedronken. Ik heb toen een mail gestuurd naar de organisatie met mijn ideeën om het leuker en beter te maken.” Voordat hij het wist zat hij ‘diep’ in de organisatie. Zijn achtergrond als acteur en zijn huidige werkzaamheden als leraar vormden een goede basis voor het ‘Sint-zijn’. Bovendien was hij vanaf zijn 18e als Piet de sidekick van zijn vader, die Sint was op een basisschool. “We investeren veel in het voorbereidende werk. Vanaf januari tot de intocht vergaderen we maandelijks. We bouwen er op de dag zelf een leuk verhaaltje omheen. Dat is best moeilijk, want het moet voor iedereen zijn te volgen. Vorig jaar hadden we iets met de bungelpiet.” Ook de Bakfietspiet Frank Aipassa loopt over van enthousiasme. “Ik fiets
•
18 •
rond met het strooigoed.” Een prachtige klus. “Ik doe het knechtwerk al zo lang dat ik de tel ben kwijtgeraakt.” Enthousiast gemaakt door oud-collega’s bezocht hij eerder als Zwarte Piet het Wilhelmina Kinderziekenhuis. “Dan hoorde je van de arts dat een kind sinds tijden weer een glimlach liet zien. Je hoefde geen rare bokkensprongen te maken. Het feit dat we er waren was voldoende. Daar doe je het voor. Zo indrukwekkend.” Inmiddels staat een bezoek aan het ziekenhuis niet meer op zijn agenda, maar genieten vindt hij het nog steeds. “Al die vrolijkheid.” Af en toe is hij de Zwijgpiet. “Als ik kinderen tegenkom die ik ken, dan zeg ik niets. Toen mijn dochter nog geloofde, twijfelde ze wel. Ze dacht mij te herkennen aan mijn gymschoenen.” En de truc om de schmink eraf te halen? “Billendoekjes helpen echt.”
Í Tekst Romaike Zuidema Foto’s Bert Spiertz
2012/4
De intocht van Sinterklaas in Utrecht is alleen mogelijk dankzij veel vrijwilligers
Dorpshulp in Friesland: al twintig jaar een succes Het begon allemaal in de vroege jaren negentig. Ouderen in de Friese tweelingdorpen Haskerdijken-Nieuwebrug maakten zich zorgen over de toekomst. In hun dorpen, vlak bij Heerenveen, verdwenen langzamerhand steeds meer winkels, zoals de bakker, de slager, de verfwinkel. Ook het postkantoor werd opgeheven. Deze mensen, veelal zestigers, waren ongerust. Konden ze op den duur wel in hun vertrouwde omgeving blijven wonen?
H
et hoofd van de lagere school, meester Van der Laan, verzamelde een groepje verontruste bewoners om zich heen en zij klopten aan bij Humanitas. In overleg met die organisatie werden er eenvoudige hulpdiensten opgezet: vrijwilligers gingen boodschappen doen voor ouderen, medicijnen halen, ritjes naar het ziekenhuis verzorgen. Behalve Humanitas deden ook andere organisaties mee, zoals SVS-vrijwilligersvervoer en Plaatselijk Belang Haskerdijken-Nieuwebrug. Het project Dorpshulp was geboren en het bestaat tot op de dag van vandaag. De activiteiten van de vrijwilligers zijn soms nuttig en praktisch, soms vooral ook gezellig: even langsgaan bij een oudere om een kopje koffie of thee te drinken. En elke maand is er een koffieochtend in het dorpshuis. De activiteiten hebben zich inmiddels flink uitgebreid, vergeleken met het begin. Er is bijvoorbeeld tuinhulp, die wordt georganiseerd via de sociale werkvoorziening. Er is een computercursus en
Atsje Wind-Postma, voorzitter en vrijwilliger bij Dorpshulp: “Het is gewoon leuk om iets voor een ander te betekenen en dan ook nog even te worden uitgenodigd voor een kop koffie.”
•
22 •
2012/4
een volksdansgroep voor ouderen opgezet. “De betrokkenheid van de senioren bij elkaar en bij het dorpsleven is toegenomen”, zegt Annie Oude Avenhuis van MOVISIE, organisator van de Diversiteitsprijs 2011, waarvoor Dorpshulp was genomineerd. “Veel mensen, ook nietsenioren, hebben elkaar ontmoet dankzij het project. Het hele dorp kent Dorpshulp en Dorpshulp kent het hele dorp.” Niets dan goede effecten
In 2005 werd er een enquête gehouden onder senioren in de twee dorpen. Wat was hun mening over Dorpshulp? De senioren in Haskerdijken-Nieuwebrug vonden dat het project veel bijdroeg aan de leefbaarheid voor ouderen. Ook gaven ze aan
dat ze zich door de hulp gesteund voelden in hun wens om langer zelfstandig te blijven wonen.
geholpen. Het is voor iedereen een winwinsituatie.”
“Het is goed als mensen zelf het initiatief nemen voor een project als Dorpshulp,” vertelt Oude Avenhuis, “want dan heeft het veel draagvlak. Wat van jezelf is, dat koester je. Daardoor kan een project als dit zo lang bestaan.” De resultaten van Dorpshulp vindt Oude Avenhuis erg positief: “Het is toch fantastisch dat er 24 uur per dag een hulpnetwerk beschikbaar is? En de oorspronkelijke doelstelling van Dorpshulp is gehaald: oudere mensen kunnen inderdaad langer in hun dorp blijven wonen.” Wethouder Janny Schouwerwou van de gemeente Skarsterlân voegt daar aan toe: “Ik ben er trots op dat de mensen in ons tweelingdorp, waar ik zelf woon, elkaar helpen. Als iemand ziek is en hulp nodig heeft, dan zijn er veel mensen die op de hoogte zijn en wordt die hulp geboden.”
De kosten van Dorpshulp zijn beperkt: jaarlijks vijfhonderd euro voor het organiseren van activiteiten. Dit bedrag ontvangt Dorpshulp van de gemeente Skarsterlân. Per januari 2014 zal Haskerdijken-Nieuwebrug deel uitmaken van de gemeente Heerenveen. In de dorpen vraagt men zich wel eens af hoe het dan verder gaat met de ondersteuning. “Geldzorgen zijn niet nodig”, zegt Annie Stelma, wijkmanager van de gemeente Heerenveen. “Onze gemeente stimuleert op dit moment veel initiatieven vanuit de dorpen om de leefbaarheid te bevorderen, en ik zie dat niet veranderen als het gaat om dorpen die straks bij deze gemeente worden gevoegd. Het enthousiasmeren van bewoners, het stimuleren van initiatieven die de zelfredzaamheid bevorderen: dat is bij ons gemeentelijk beleid. Het wordt in 2014 een zogeheten ‘warme overdracht’ van het project Dorpshulp van Skarsterlân naar Heerenveen.”
Financiële ondersteuning
Uitbreiding van het project
Het project heeft zich in de twintig jaar van zijn bestaan uitgebreid. Kensoor, een woongemeenschap met verstandelijk gehandicapten in Nieuwebrug, doet inmiddels ook mee. Atsje Wind-Postma, voorzitter en vrijwilliger bij Dorpshulp: “Er was een kleine drempel om deze groep te vragen om mee te doen. Wij hebben hen toch benaderd en gevraagd op welke manier ze een bijdrage willen leveren aan Dorpshulp. Daardoor kregen zij echt het gevoel dat ze erbij horen. Als het nu bijvoorbeeld glad is of er valt sneeuw, dan staan zij klaar om bij oudere bewoners zout op de stoepen te strooien of de sneeuw weg te schuiven. Dat is heel praktisch, en tegelijk zie je dat er nieuwe contacten ontstaan. Het is gewoon leuk om iets voor een ander te betekenen en dan ook nog even te worden uitgenodigd voor een kop koffie.” Directeur Martin Roosnek van woongemeenschap Kensoor: “Onze bewoners kun je zien als een voorraadpot met enthousiaste mensen die graag meedoen aan de uitvoering van het project. Doordat ze actief zijn, leert het dorp ze kennen. En de senioren zijn ermee
2012/4
•
23 •
Sterk in zijn eenvoud
Dorpshulp is niet beperkt gebleven tot Haskerdijken-Nieuwebrug: vergelijkbare projecten zijn opgezet in Sint Nicolaasga en Sintjohannesga. Dat het project wordt gerekend tot de meest succesvolle diversiteitsprojecten van Nederland, blijkt wel uit de nominatie voor de Diversiteitsprijs in 2011. De jury: “Mensen die merken dat ze ouder worden, vragen zich af hoe ze in de toekomst verder moeten leven. Ze gaan niet zitten wachten tot ze zorg nodig hebben, maar ze hebben georganiseerd dat het in hun omgeving helemaal gebeurt zoals zij het graag zouden willen. Dit project is sterk in zijn eenvoud. Er doen veel verschillende groepen mensen aan mee: mantelzorgers, vrijwilligers, mensen met een verstandelijke handicap. En het heeft zich ook in de praktijk bewezen, want het loopt al bijna twintig jaar. Het is echt helemaal verankerd in de samenleving en iedereen voelt zich er goed bij.”
Í Tekst Jos Versteegen Foto Bert Spiertz
de wetenschapper
“Mantelzorg moet je niet in je eentje doen” Prof. dr. Marjolein Broese van Groenou (53) is bijzonder hoogleraar Informele Zorg aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze houdt zich vooral bezig met mantelzorg aan kwetsbare ouderen. “De nieuwe generatie mantelzorgers zal minder praktische hulp kunnen en willen geven, terwijl de druk wel steeds groter wordt”, zei ze in haar oratie afgelopen juni.
T
oevallig rondt ze net een telefoongesprek af met de zorgverlener van haar moeder. “Mijn moeder is in een vergevorderde fase van Alzheimer. Mijn vader is mantelzorger. Ze hebben overal begeleiding en ondersteuning bij nodig.” Haar ouders wonen 120 kilometer verderop. “Dus we gaan er niet wekelijks naartoe. Ik bemoei me vooral met hoe de zorg moet worden geregeld en heb regelmatig contact met de zorgverlener. Zonet was de vraag: Hoe lang kan dit nog doorgaan, moeten we meer hulp binnen halen en hoe dan of toch de tehuiswachtlijst activeren?” Ze is zelf een typisch voorbeeld van de nieuwe generatie mantelzorgers die op grote afstand woont, een fulltime baan heeft en een gezin. Niet echt geschikt voor de uitvoering van de praktische zorg voor oude ouders. Maar wel voor de organisatie van die zorg. Die kant gaan we op, claimt Marjolein Broese van Groenou.
De verhouding mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg is scheef? “Er zijn 2,6 miljoen mantelzorgers in Nederland. Een groot deel zorgt voor een oudere. Daarnaast zijn er 300.000 tot
•
24 •
2012/4
450.000 vrijwilligers in de zorg. Veel minder dus. En ze hebben een heel andere taak. Vrijwilligers vind je meestal op plekken waar geen mantelzorgers zijn, in de georganiseerde zorg zoals tehuizen. Daar komen ze vooral voor de begeleiding van ouderen. We doen nu onderzoek naar samenwerking in de zorg en kijken ook waar mantelzorgers en vrijwilligers elkaar tegenkomen. Dat gebeurt bijna niet. Hooguit wanneer een vrijwilliger de zorg in huis even overneemt en de mantelzorger weg kan.”
Wat verwacht je van de overheid? “Driekwart van de ouderenzorg wordt gegeven door mantelzorgers. En dat moet vooral zo blijven, vindt de overheid. Maar die lijkt de mantelzorg wat minder aandacht te geven dan de afgelopen tien jaar. Het Expertisecentrum Mantelzorg krijgt waarschijnlijk geen eigen subsidie meer. Mezzo, dat mantelzorg en vrijwilligerszorg ondersteunt, wordt gekort. Als ze mantelzorg zo belangrijk vinden, zouden ze er juist in moeten blijven investeren. In het goed opleiden van professionals bijvoorbeeld, tot zorgregisseurs of zorgcoördinatoren. Daar gaan we toch al steeds meer naartoe. En ze zouden moeten zorgen voor voldoende professionals en vrijwilligers, die mantelzorgers kunnen inzetten om praktische zorg te verlenen.”
De politiek hoopt dat de aantallen zullen groeien. Jij hebt je twijfels? “De Wmo is er helemaal op gericht dat gemeenten beleid maken, zodat mantelzorgers en vrijwilligers hun taken kunnen blijven verrichten. Natuurlijk hopen ze dat het aantal gaat groeien. Ramingen, zoals van het Sociaal Cultureel Planbureau, voorspellen 5% groei in de informele zorg. Maar daarbij is geen rekening gehouden met kinderen die ver weg wonen en andere bezigheden hebben. Bovendien moet iedereen steeds langer werken. Die 5% groei is al niet veel, maar lijkt mij aan de hoge kant.”
De overheid gaat juist bezuinigen op de zorg. Dom? “Ze moeten wel, de kosten worden onbeheersbaar. De zorgconsumptie kan wat minder vanzelfsprekend en in de ouderenzorg kan mogelijk wat minder snel geïndiceerd worden. Het wordt de kunst zorg te behouden voor wie het echt nodig heeft. Voor mensen die veel zware, complexe zorg nodig hebben. Maar ook voor mensen die het niet zelf kunnen organiseren. Een huishoudelijke hulp via de Wmo is voor oude ouderen heel prettig, want zeker en gegarandeerd. Maar de gemeente hoeft die hulp niet voor iedereen helemaal te betalen.”
Wie zijn de mantelzorgers van morgen? “Eigenzinnige babyboomers die goed weten wat ze willen, zorg kunnen inkopen of organiseren als dat nodig is en met sociale media overweg kunnen. Daar moet het beleid zich meer op richten. Dus niet roepen: ‘Ga vier uur verplicht mantelzorgen in een tehuis of haal de huishoudelijke hulp maar uit de Wmo en laat de familie het doen.’ Babyboomers willen best zorgen, maar zien het niet als een levenstaak zoals vroeger. Toen duurde de zorg ook maar kort, een jaar of twee. Nu ouderen steeds ouder worden, wel vijf tot tien jaar.”
Wat ga je als hoogleraar de komende vijf jaar onderzoeken? “We zijn bezig met een project over zorgnetwerken. Wat zijn goede condities voor samenwerking tussen mantelzorgers, professionals en vrijwilligers? Ook arbeid en zorg is een belangrijk thema. Hoe kun je mantelzorg blijven verlenen als je langer moet werken en alleen kortdurend zorgverlof kunt opnemen? We zijn ook bezig met digitalisering van de communicatie: samenwerking is alleen mogelijk als iedereen elkaar weet te vinden. Er zijn al softwareprogramma’s die het ‘schriftje bij ouderen thuis’ vervangen. Iedereen kan daarmee, in een gesloten communicatiesysteem, laten weten hoe het gaat met een oudere Wat is opgevallen? Wat heeft de huisarts gezegd?”
Jouw oplossing is: meer zorg delen? “Mantelzorg moet je sowieso niet in je eentje doen, zeker niet als partner. Als je de zorg deelt, houd je het langer vol. Dat blijkt ook uit onderzoek. Het voordeel is dat de babyboomers met velen zijn. Als ze allemaal een beetje zorg verlenen, kan dat een deel van de oplossing zijn.” Hoe kunnen ze die zorg delen? “Door broers, zussen, kinderen, vrienden en buren bij elkaar te roepen. En samen te bespreken wat iedereen kan en wil doen. De organisatie van de zorg wordt een belangrijke nieuwe taak voor mantelzorgers. Daar zullen professionele zorgverleners rekening mee moet houden. Die professionals zouden ook meer samen moeten werken met vrijwilligers dan nu. Een thuiszorgorganisatie als Buurtzorg lukt dat wel. Die werkt kleinschalig, kent de organisaties in de buurt en haalt nogal wat mantelzorgers en vrijwilligers naar binnen bij ouderen.”
2012/4
Ben je al bezig met je eigen zorgnetwerk, voor later? “Nog niet echt. Ik ben meer bezig met het zorgnetwerk voor mijn ouders, samen met mijn zussen. Dat is een kwestie van afstemmen. We proberen allemaal, om de beurt, een weekend bij ze te zijn. Maar dat vinden we niet alle drie even vanzelfsprekend, merk ik. Ik ben me er wel van bewust dat er geld nodig is om de zorg op je eigen manier te regelen. Dus ik moet gaan sparen en mijn relaties goed onderhouden.”
Í Tekst Annemiek Haalboom Foto Bert Spiertz
•
25 •
Niet meer te missen in de zorg Vrijwilligers leveren een grote bijdrage aan de zorg in verzorgings- en verpleeghuizen en gehandicaptenorganisaties. Nieuwe vormen van zorg en ondersteuning veronderstellen meer inzet van vrijwilligers. Nieuwe groepen vrijwilligers die hun intrede doen, vragen om een andere begeleiding. Hoe kan goed vrijwilligersbeleid deze veranderingen ondersteunen?
D
e klassieke vrijwilliger in de zorg verdwijnt. De vrouw die een paar keer per week komt om te helpen met koffieschenken wordt zeldzamer. Gelukkig doemen nieuwe groepen vrijwilligers op: scholieren op maatschappelijke stage, bedrijven die een dagje de handen uit de mouwen steken, mensen in een re-integratietraject. Verschillende vrijwilligers met uiteenlopende vaardigheden en verwachtingen. Vrijwilligers die om maatwerk vragen. Dat vereist een organisatie die ‘open’ staat en waar alle medewerkers oog hebben voor al die verschillende vrijwilligers. Maar hoe bereik je dat? Rianne Bronkhorst en Floor Hartman is het gelukt. Wat is hun geheim? Atlant Zorggroep
Rianne Bronkhorst coördineert het vrijwilligerswerk bij Atlant. Zorggroep Atlant richt zich op ouderen en mensen met geheugenproblemen. “We hebben 1.100 cliënten en 700 vrijwilligers. Elke locatie heeft een coördinator vrijwilligerswerk. Want vrijwilligers moeten ‘gezien’ worden. Het is dodelijk als een medewerker tegen een vrijwilliger die al een maand rondloopt, zegt: ‘En meneer, wat doet u hier?’ Soms is het lastig. Dan zeggen ze: ‘Heb ik net pauze, komt die vrijwilliger weer wat
Floor Hartman: “De grootste beleidsverandering is dat we de begeleiding van vrijwilligers hebben gedecentraliseerd.” vragen.’ Dan vraag ik: ‘Komt hij voor zichzelf of voor de cliënt?’ We werken allemaal aan hetzelfde: optimale zorg en ondersteuning.” Keuzes maken in beleidsontwikkeling noemt Bronkhorst als een voorwaarde. “Je kunt niet alles tegelijk. We kijken nu naar mantelzorgers en familie. Als je partner dementerend is, kan het heel zwaar zijn om alleen maar tegenover hem te zitten. Dan is het fijn als je wat kunt doen. We hadden de regel dat je niet als vrijwilliger kon werken op de afdeling van je partner. Waarom eigenlijk niet? Dus die regel hebben we afgeschaft. Op andere gebieden moet je nieuwe regels maken. Sinds we met MaS-jongeren werken, hebben we de regel: mobieltje uit en geen foto’s maken. Sommige jongeren schreven enthousiast op Facebook wat ze meemaakten, met
•
26 •
foto’s en al. Als je ze wijst op privacy, snappen ze het wel, maar zelf denken ze er niet aan. Het vak is flink in beweging. Dat zie ik ook vanuit AGORA, onze beroepsvereniging, waar ik vicevoorzitter van ben. Er is meer aandacht op directieniveau. Coördinatoren groeien door en bemoeien zich ook met het beleid. Het vak krijgt meer ‘body’. Maar we zijn er nog lang niet.” Amerpoort
Floor Hartman is coördinator vrijwilligerswerk bij Amerpoort. 2.400 medewerkers en 680 vrijwilligers begeleiden bij Amerpoort 2.200 mensen met een verstandelijke beperking. “Je moet lef hebben. Zes maanden geleden sprak ik de nieuwe bestuurder. ‘Kan ik nog wat voor je betekenen?’, vroeg hij. ‘Ja,’ zei ik, ‘ik wil dat je mijn nieuwe beleidsplan steunt.’ Dat plan
2012/4
Rianne Bronkhorst: “We hebben 1.100 cliënten en 700 vrijwilligers. We werken allemaal aan hetzelfde: optimale zorg en ondersteuning.” is nu goedgekeurd. We hebben het trouwens ‘werkwijzer’ genoemd, dat klinkt praktischer.” “De grootste beleidsverandering is dat we de begeleiding van vrijwilligers hebben gedecentraliseerd. Elke locatie (we hebben er honderden) heeft nu een contactpersoon vrijwilligerswerk. De contactpersonen kennen de locatie, de bewoners, maar ook de omgeving. Daar vind je nieuwe vrijwilligers. Begeleiders van een nieuwe locatie gingen met cliënten ‘bewust wandelen’: laten zien dat je er bent, kennismaken met de buren, enzovoort. Al snel waren er vijfendertig vrijwilligers! Die tip geven we door. Je moet in de buurt kijken, maar we werken ook met social media. De tweet dat we een bedrijf zochten om vrijwillig een tuin op te knappen, leverde binnen twee dagen resultaat op. Op onze
2012/4
Facebook-pagina kunnen vrijwilligers elkaar vinden en ook informatie en ervaringen uitwisselen. Er verandert veel. De Wmo gaat uit van de kracht van mensen. Van cliënten, maar ook van vrijwilligers. Hun kennis en kunde optimaal inzetten, dat is de uitdaging. Betaalde krachten krijgen een coachende rol, moeten in staat zijn om vrijwilligers te begeleiden. Ik vind dat een mooie ontwikkeling.” Fundament in de organisatie
Uit de verhalen van Rianne en Floor en andere coördinatoren vrijwilligerswerk die Vilans heeft geïnterviewd voor een handreiking over dit onderwerp, blijkt dat vrijwilligers beter functioneren als ze werkelijk onderdeel uitmaken van de organisatie. Ook vrijwilligers zelf geven aan dit
•
27 •
prettiger te vinden. Inzet op basis van talenten, relevante informatie uitwisselen en met elkaar afspraken maken, werkt beter als de communicatielijnen helder zijn. In het begin is er soms wat weerstand van de medewerkers (“We hebben het al zo druk.”), maar door de directe contacten gaat het samenwerken met vrijwilligers soepeler. Beroepskrachten zien wat de vrijwilliger toevoegt en de vrijwilliger voelt zich meer gewaardeerd. De rol van de coördinator vrijwilligerswerk verandert van dagelijks regelen naar het ontwikkelen van beleid. Beleidsontwikkeling kost tijd, maar als het beleid staat, krijgt de coördinator meer ruimte voor ander werk, zoals het zoeken van manieren om nieuwe vrijwilligers te werven. Ook daar geldt, meer dan vroeger: ondernemend optreden richting de wijk, andere organisaties, bedrijven, loont. Het realiseren van duurzame veranderingen kost tijd. Een coördinator kan dat niet alleen. Voor een goede zorg door en voor vrijwilligers is medeverantwoordelijkheid van hoog tot laag nodig. Dan zijn vrijwilligers in dat opzicht ook niet meer te missen in de organisatie. Zo’n fundament zorgt ervoor dat bestaande vrijwilligers blijven en nieuwe zich welkom voelen. Meer informatie Meer tips en theorie in: Stevig fundament als basis, gratis te downloaden via http://alturl.com/2jigd. Op www.zorgbetermetvrijwilligers.nl vindt u nog veel meer informatie en inspiratie rond inzet van vrijwilligers. Het programma Zorg Beter met Vrijwilligers - fase 1 is afgerond. Met subsidie van Fonds NutsOhra borgen vijftien organisaties in fase 2 de behaalde resultaten en werken aan een stevig fundament. Kijk op http://alturl.com/9p4jm.
Í Tekst Cecil Scholten en Jolanda Elferink Foto’s Bert Spiertz
Cecil Scholten (Vilans) en Jolanda Elferink (MOVISIE) zijn de projectleiders van Zorg Beter met Vrijwilligers.
Signaleren doen we samen
Veel vrijwilligers zetten zich dagelijks in voor ouderen. Zij voeren praktische diensten uit, zodat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Bij sommige ouderen is extra hulp nodig om de zelfstandigheid en eigen regie te waarborgen. Maar om hulp vragen is niet gemakkelijk en het wordt vaak lang uitgesteld. Als vrijwilligers anders omgaan met signaleren, kan dat drempels verlagen. Hoe kunnen sociaal werkers en vrijwilligers samen een verantwoorde signaleringspraktijk ontwikkelen?
Z
oals veel plattelandsgemeenten in Nederland, heeft Mill en Sint Hubert (Noord-Brabant), met vergrijzing en bevolkingskrimp te maken. Telde deze gemeente in 2005 nog 2.161 personen van 60 jaar en ouder (19,5% van het totale aantal inwoners), begin 2012 waren het er 2.681 (24,5%). Het merendeel van deze senioren woont zelfstandig en hecht daar grote waarde aan. Met het toenemen der jaren wordt het moeilijker zelfstandig te blijven. Vooral oude ouderen, ouderen met verschillende aandoeningen en ernstige beperkingen, alleenstaande ouderen en ouderen met een klein sociaal netwerk, lopen het risico de eigen regie te verliezen. Zelfstandigheid ouderen
Door de uitvoering van welzijnsdiensten dragen tientallen vrijwilligers, ondersteund door twee ouderenwerkers, bij aan het behoud van die zelfstandigheid en daarmee aan de kwaliteit van leven. Zij doen dat onder de paraplu van de Stichting Welzijn Ouderen Mill (SWOM), die een aantal diensten levert, zoals Tafeltjedek-je, voor het verstrekken van maaltijden, een bezoekdienst, voor ouderen die behoefte hebben aan contact, de vervoersdienst, voor ouderen die niet meer auto rijden en geen gebruikmaken van het openbaar vervoer en ouderenadvisering, voor ouderen die bijvoorbeeld hulp nodig hebben bij het invullen van formulieren en belastingpapieren en het ordenen van hun administratie.
2012/4
Signaleren
De maaltijdbezorgers, bezoekers, chauffeurs en ouderenadviseurs komen regelmatig bij de ouderen thuis. Daardoor zijn zij in de gelegenheid om veranderingen in hun gedrag of leefomgeving waar te nemen. Hiermee begint het signaleren, een proces dat in de Thesaurus Zorg en Welzijn wordt gedefinieerd als “Het waarnemen door een beroepskracht, vrijwilliger of mantelzorger van veranderingen, problemen of wensen bij de cliënt, waarbij degene die het signaal opvangt moet overwegen om wel of niet zelf tot actie over te gaan of anderen tot actie aan te zetten, zodat de cliënt de zorg- of hulpverlening ontvangt die hij wenst of nodig heeft” (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Of zoals een vrijwilliger het kort en bondig samenvat: “Signaleren is constateren en proberen er iets mee te doen ter plekke, of doorgeven naar instanties” (Becker, 2010). Signaleren begint met het gevoel ‘dat er iets niet klopt’, het niet pluis-gevoel. In de literatuur worden zes fasen beschreven (Scholte & Van Splunteren, 2007; Sluiter, 2010; www.vilans.nl). Bij de eerste drie stappen (waarnemen, checken en bespreken) gaat het om de betekenisgeving aan een signaal, bij de volgende stappen (besluiten, uitvoeren en evalueren) over het handelen dat daarop volgt. Het niet pluis-gevoel is de prikkel om de eerste stappen te maken.
•
29 •
Vraagverlegenheid
Door de dubbele vergrijzing, de kostenstijging in de zorg, veranderingen in de Wmo en in de ABWZ, zullen meer ouderen langer zelfstandig blijven wonen. Met de roep om nog meer inzet vanuit het eigen sociale netwerk, zoals mantelzorgers, buren, vrienden, en vrijwilligers, groeit het risico dat ouderen niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Immers, niet iedereen die hulp nodig heeft, vraagt daar ook om. Lilian Linders (2010) heeft hiervoor de term ‘vraagverlegenheid’ ingevoerd. Dat is de schroom om hulp te vragen aan het sociale netwerk. Oorzaken zijn bijvoorbeeld het niet afhankelijk willen zijn, geen zin hebben in bemoeizucht, je niet kwetsbaar willen opstellen of onderschatting van de hulpbereidheid van anderen. Ook het accepteren van hulp uit eigen kring is niet vanzelfsprekend. Linders gebruikt hiervoor de term acceptatieschroom. Door vraagverlegenheid en acceptatieschroom bij de oudere en bij diens mantelzorgers blijft alertheid van vrijwilligers belangrijk. Handelingsverlegenheid
Maar dan zijn we er nog niet. Mensen aarzelen om ongevraagd hulp te bieden. Linders noemt dat handelingsverlegenheid. Mensen zijn best bereid om te helpen, maar willen niet opdringerig zijn of het valt buiten de taak die men als vrijwilliger op zich heeft genomen. Handelingsverlegenheid bij de vrijwilliger kan ertoe leiden dat er niets met signalen wordt gedaan. Een maaltijdbezorger zegt hierover: “Die kunnen misschien ook minder contact leggen met de mensen die ze hebben. Of ze doen geen moeite om een gesprekje los te krijgen. Ik zeg dan tegen de mensen: ‘Smaakt het eten, vind je het lekker?’ De ene zegt: ‘Ja, ik heb honger.’ Anderen zeggen: ‘Ha, ik kan er geen smaak aan krijgen.’ Ik zeg dan: ‘Doe er iets bij van jus of mayonaise of appelmoes.’ Ja, dan heb je een kort gesprek en dan komt het …” (Becker, 2012). Onderzoek
Maatschappelijke ontwikkelingen gecombineerd met vraag- en handelings-
handelingsverlegenheid ter discussie. Zo kunnen waarnemingen een andere, namelijk meer handelinggerichte betekenis krijgen. De inzet van een instrument, zoals een signaleringskaart, stimuleert het signaleren. Samenwerking tussen vrijwilligers en sociaal werkers Vrijwilligers en sociale werkers zijn partners in het signaleringsproces, beiden met eigen vaardigheden en een eigen positie. Als onderdeel van het informele sociale netwerk van de oudere, bieden vrijwilligers praktische hulp en zien en horen zij veel. De sociaal werker is achterwacht, coach en verwijzer. Rekening houdend met de mogelijkheden, beperkingen en behoeften van de vrijwilliger, onderneemt zij actie. Routing van een signaal in de organisatie Het moet duidelijk zijn waar de signalen terechtkomen, hoe taken en verantwoordelijkheden verdeeld zijn en wat er met de signalen gebeurt. Een eenduidige routing voor het melden van signalen en een heldere communicatie daarover, zijn noodzakelijk. Deze moeten afgestemd zijn op de mogelijkheden van de organisatie. Vrijwilligers van de BoodschappenPlusBus hebben ook een signaleringsfunctie
verlegenheid maken signaleren tot een belangrijk onderwerp in de dienstverlening met vrijwilligers. In een praktijkonderzoek, uitgevoerd in het kader van de masteropleiding Social Work, werd de signaleringspraktijk van de SWOM onder de loep genomen. Er werd gekeken of en waarvan vrijwilligers een niet-pluis gevoel krijgen, wat ze er vervolgens mee doen en wat de rol is van de sociale professional. Er werd ook onderzocht of de organisatie op signalering is ingericht. Enkele resultaten: • vrijwilligers komen met existentiële vraagstukken in aanraking zoals dementie, rouw, depressie, verwaarlozing, eenzaamheid; • contact maken en een gesprek aanknopen met de ouderen, is een knelpunt; • ouderen stellen het op prijs als vrijwilligers signalen met hen delen;
• vrijwilligers die met de signaleringskaart werken, signaleren meer. Verbeterde signaleringspraktijk
Om de signaleringspraktijk te verbeteren, moet signaleren een speerpunt van de uitvoeringspraktijk worden. Daarbij zijn drie elementen essentieel. Deskundigheidsbevordering Vrijwilligers willen dat wat zij doen, goed doen. Daarom moeten zij ervan zijn overtuigd, dat zij door te signaleren, bijdragen aan het behoud van de zelfstandigheid van ouderen. Het verbetertraject begint met goed luisteren naar de verhalen en ervaringen van vrijwilligers. De individuele verhalen brengen gemeenschappelijke kwesties aan het licht. De sociaal werker stimuleert de uitwisseling van ervaringen en stelt vraagverlegenheid, acceptatieschroom en
•
30 •
Samen signaleren draagt zo bij aan het eerder inzetten van hulp, dus aan het behoud van levenskwaliteit bij ouderen. En daar gaat het uiteindelijk om. 2012 is het Europees Jaar van ‘Active Ageing’. Het stimuleren van het vrijwilligerswerk, de actieve deelname aan het maatschappelijk leven en gezond en waardig ouder worden zijn speerpunten. Samen signaleren brengt dit in praktijk.
Í Tekst Ulla Becker Foto’s Bert Spiertz
Ulla Becker is sociaal werker bij Radius, organisatie voor welzijn Land van Cuijk. In september studeerde zij af als Master Social Work aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Dit artikel is een bewerking van een eindopdracht van de opleiding. Het volledige (uitgebreide) artikel is te vinden op http://www.radius-lvc.nl/ouderenwerk.
2012/4
Opvoeden doe je (soms) zelf
recensie
Iedere beleidsbrief van rijksoverheid of gemeenten over jongeren begint met het versterken van de eigen kracht van jongeren en ouders. Snel daarna komt in deze beleidsstukken ook de pedagogische civil society om de hoek kijken. Wat betekenen deze begrippen? Wat voor vragen en dilemma’s roepen ze op?
E
igen kracht is het vermogen van een individu om zijn eigen leven optimaal vorm te geven en problemen op te lossen. De pedagogische civil society bestaat uit het geheel van vrijwillige verbanden rondom opgroeien en opvoeden. Deze verbanden kunnen samenwerken met overheden, bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, maar ze kunnen ook een tegenkracht vormen. De huidige beleidsaandacht voor eigen kracht en de pedagogische civil society roept vragen op als: Zijn we op zoek naar nieuwe opvoedingsidealen als actief burgerschap of is de nadruk op eigen kracht symptomatisch voor een mensbeeld waarin iedereen alles kan en mislukken eigen schuld is? Of hebben we hier te maken met een dekmantel voor platte bezuinigingen en kunnen we deels professionals door vrijwilligers vervangen? In liefst 25 essays wordt naar de antwoorden op deze en andere vragen gezocht. Naast theoretische en beschouwende bijdragen, zijn er een aantal essays met een meer praktische invalshoek. Vanuit het vrijwilligerswerk bekeken zijn een viertal essays het meest interessant.
dat zij kinderen die ‘anders’ zijn, kunnen uitsluiten. Chantal Mies en Lucas Meijs bespreken hoe door een coproductie tussen beroepskrachten en vrijwilligers de effecten van dit uitsluitmechanisme kunnen worden verkleind en de hockeyclub een grotere maatschappelijke bijdrage kan leveren. Gemiste kans
Er kan meer aansluiting worden gezocht bij bestaand vrijwilligerswerk. Dat stelt Marian Klein in Genoeg geflirt met de burger, nu werken aan de relatie met vrijwilligersorganisaties! Professionals in jeugdzorg en jeugdwelzijn dwepen met spontane initiatieven van individuele ouders en hebben een blinde vlek voor traditionele vrijwilligersorganisaties. Terwijl in een aantal daarvan al veel geschoolde en deskundige inzet rond kinderen en ouders plaatsvindt. Een gemiste kans dus. Modern gezinsbeleid
In Grenzen aan vrijwillige inzet in het moderne gezinsleven stelt Joan Ferrier dat tijdsdruk een bepalende rol speelt bij de vrijwillige inzet van ouders. Deze factor wordt in de huidige discussies juist verwaarloosd. Hoeveel inzet kun je verwachten van ouders die naast betaald werk ook nog allerlei zorgtaken hebben? Zij doet aanbevelingen om tot een modern gezinsbeleid te komen.
Grenzen aan civil society
In Grenzen aan de civil society behandelen onder andere Judith Metz en Lucas Meijs de toegevoegde waarde van vrijwilligers bij het opvoeden, bijvoorbeeld in het aangaan van persoonlijke relaties met jongeren. Ook beperkingen als het regelmatig ontbreken van pedagogische deskundigheid in vrijwilligersnetwerken komen aan bod. Ten slotte geven zij een genuanceerd antwoord op de vraag of professionals en vrijwilligers uitwisselbaar zijn.
Volgens het persbericht is het boek interessant voor veel verschillende doelgroepen, zoals vrijwilligers, wetenschappers, ambtenaren, professionals en docenten. Inherent hieraan is dat lang niet alle bijdragen voor iedereen even interessant zijn. Dit is meer een boek om de juiste krenten uit de pap te halen.
Uitsluitmechanisme
Wat de mogelijkheden zijn van mutual support organisaties in de pedagogische civil society wordt belicht in Meer dan met elkaar hockeyen. In een mutual support organisatie zoals een hockeyclub verenigen zich burgers met een gemeenschappelijke eigenschap of hobby. Zij zijn effectief, omdat ze ‘ons-soort-mensen’ verenigen. Dat betekent ook
2012/4
Heleen Jumelet, Jolien Wenink (redactie); Zorg voor onszelf? Eigen kracht van jeugdigen, opvoeders en omgeving, grenzen en mogelijkheden voor beleid en praktijk; SWP, Amsterdam 2012; ISBN 9789088503290; prijs € 27,90.
Í Tekst Mark Franken
•
31 •
vraag & antwoord
Vallen vrijwilligers onder de taxiwet?
E
en specifieke taxiwet bestaat niet in Nederland. De regels voor het vervoeren van personen zijn opgenomen in de Wet personenvervoer. Deze wet gaat naast de taxi ook over reizen per trein, bus, metro, vliegtuig en boot. Daarnaast worden in deze wet regels gesteld aan tarifering en geeft de wet aan aan welke kwaliteitseisen de vervoerder moet voldoen. Door deze wet is het verboden om zonder vergunning tegen betaling personen te vervoeren. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor het vervoer door vrijwilligers. Wanneer de vergoeding voor het vervoer beneden de gestelde grensbedragen blijft, zijn vrijwilligers van de Wet personenvervoer uitgezonderd. Ze hoeven dan geen taxivergunning of chauffeurspas aan te vragen. Grensbedragen
De hoogte van het grensbedrag is in een ministeriële regeling vastgelegd. Het bedrag mag niet hoger zijn dan de daadwerkelijke kosten van de auto en eventuele bijkomende kosten. Voor de daadwerkelijke kosten kan worden meegerekend de kosten voor brandstof, afschrijving, verzekering, motorrijtuigenbelasting en onderhouds- en reparatiekosten. In de staten van de ANWB kan per merk, type en bouwjaar van auto worden nagezocht hoeveel deze kosten bedragen per kilometer. Bij de berekening van de bijkomende kosten wordt onderscheid gemaakt tussen een vrijwilligersorganisatie en een individuele vrijwilliger. In de ministeriële regeling worden als bijkomende kosten zowel de vrijwilligersvergoeding als de kosten voor de administratie van de vrijwilligersorganisatie genoemd. Vrijwilligers en organisa-
ties mogen deze in rekening brengen, echter tot een maximale vergoeding per jaar. Voor organisaties is de vergoeding € 1.134,45 per jaar plus € 181,51 per vrijwilliger die bij de organisatie werkzaam is, tot een maximum van € 8.621,82. Een individuele vrijwilliger mag aan bijkomende kosten in een jaar niet meer ontvangen dan € 181,51 voor zijn diensten. Vrijwillige vervoersdiensten
Het aantal vrijwilligers dat met de eigen auto mensen vervoeren die niet zelfstandig kunnen reizen, groeit. Door bezuinigingen op de taxivergoeding zijn mensen die niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen in toenemende mate aangewezen op de diensten van buren, vrienden en kennissen waarmee ze kunnen meerijden. Daarnaast worden door welzijnsstichtingen, vrijwilligerssteunpunten of vanuit vrijwilligersinitiatieven vervoersdiensten opgericht die tegen een onkostenvergoeding en eventueel bijkomende kosten mensen vervoeren. In verschillende dorpen en steden is een dergelijke vrijwillige vervoersdienst opgericht. Ook hiervoor geldt dat zolang de vrijwilliger of de vervoersdienst geen vergoeding vraagt die boven het toegestane bedrag uitkomt, de Wet personenvervoer niet van toepassing is en een ondernemers- en/of taxivergunning en chauffeurspas niet nodig zijn. Gehuurde busjes
Door organisaties wordt nogal eens gebruik gemaakt van gehuurde busjes voor een dagje uit of een vakantie. In het verleden heeft deze laatste vorm van personenvervoer tot onduidelijkheid geleid. De
•
32 •
reden hiervoor is dat de kosten voor het vervoer niet hoofdelijk worden gedeeld. Vaak zijn ze onderdeel van een totaal bedrag van een dagje uit waarbij alleen de deelnemers en niet de vrijwilligers betalen voor het vervoer. Hiermee is er dus feitelijk sprake van betaald vervoer en valt deze vorm van reizen onder de Wet personenvervoer, omdat de bijkomende kosten hoger zijn dan is toegestaan. Een chauffeurspas voor vrijwilligers is niet nodig wanneer helder is welk deel van de kosten voor het vervoer zijn en dat het vervoer zelf slechts een nevenactiviteit is zonder commerciële doelstellingen en geen grote verstoring op de vervoersmarkt veroorzaakt. Dit betekent dat wanneer vrijwilligers die een dagje uit gaan naar een pretpark met mensen die niet zelfstandig kunnen reizen geen chauffeurspas nodig hebben wanneer de deelnemers zelf de kosten van het vervoer betalen. Dit kan ook de huur zijn van een busje. Het wordt anders als de deelnemers een totaal prijs betalen voor het dagje uit, waarin naast de toegangskosten, de kosten voor eten en drinken en de kosten voor het vervoer nog een extra bedrag wordt gerekend om de vrijwilligersorganisatie in stand te houden. In dit laatste geval gelden de grensbedragen zoals eerder toegelicht. Wanneer de inkomsten daar bovenuit komen, valt het personenvervoer onder de wet en moet de organisatie een vergunning aanvragen en moeten de vrijwilligers beschikken over de chauffeurspas. In de regelgeving zijn uitzonderingen gemaakt voor vervoer voor aangepaste
2012/4
vakanties van mensen met een beperking. Bij deze vakantiereizen staat de begeleiding en zorg van deze mensen voorop. Het vervoer is bedoeld om de deelnemers naar hun vakantiebestemming te brengen en van hieruit andere activiteiten te ondernemen. Dit vervoer van mensen met een handicap maakt vaak onderdeel uit van een breder dienstenaanbod, namelijk de vakantiereis. Daarom is deze vorm van vervoer uitgezonderd van de Wet personenvervoer. Eigen busjes
Instellingen kunnen beschikken over een eigen busje. Dit komt voor in de zorg, het onderwijs en de kinderopvang. Aan deze instellingen wordt niet apart betaald voor het vervoer. Het vervoer is onderdeel van een breder dienstenaanbod. Ook hiervoor is in de wet een uitzondering gemaakt. Wanneer voor eigen rekening en eigen risico van de instelling wordt gereden, is de wet niet van toepassing. Verzekering en aansprakelijkheid
De vrijstelling van de wet staat los van de verzekering en aansprakelijkheid. Ook wanneer het vervoer niet onder de Wet personenvervoer valt, zullen vrijwilligers en voertuig goed moeten zijn verzekerd. De eerstverantwoordelijke hiervoor is de vrijwilliger zelf. Bij het gebruik van een eigen auto moet daarvoor een inzittendenverzekering zijn afgesloten. Datzelfde geldt ook voor eigen busjes van instellingen of gehuurde busjes. Voor vervoersdiensten en andere vrijwilligersorganisaties is het van belang om na te gaan of de vrijwilliger een inzittendenverzekering heeft afgesloten. Primair is de vrijwilliger hiervoor verantwoordelijk, maar omdat de persoon die een beroep doet op het vrijwilligersvervoer afspraken maakt met de organisatie kan deze daarvoor aansprakelijk worden gesteld. Een belangrijke reden voor organisaties om na te vragen of een inzittendenverzekering is afgesloten.
Í
Tekst Ronald Hetem Cartoon Albo Helm
2012/4
•
33 •
boeken Sociale media
Friendraising
Social media kunnen sportverenigingen helpen bij bijvoorbeeld het werven van vrijwilligers, het versterken van het (sponsor)netwerk en het besparen op communicatiekosten. Bovenal kunnen social media het bereik en de clubbinding vergroten. Dit handboek maakt met name bestuurders en pr- en communicatiefunctionarissen van sportverenigingen vertrouwd met social media. In het boek komen de vijf populairste platforms aan bod: Facebook, Hyves, LinkedIn, Twitter en YouTube. Hoewel in eerste instantie geschreven voor sportverenigingen, kunnen ook andere vrijwilligersorganisaties er inspiratie uit opdoen. Vele tips en voorbeelden maken concreet hoe verenigingen via social media het contact met hun achterban kunnen versterken en vergroten.
Donateurs zijn mensen die willen helpen de wereld een stukje mooier, gezonder, schoner of rechtvaardiger te maken. Mensen met een interessant netwerk, specifieke expertise, of met behoefte aan zinvolle besteding van hun vrije tijd. Maar nog steeds focussen verenigingen zich vooral op het ontvangen van geld. Friendraising is het stimuleren van betrokkenheid bij je organisatie en het bouwen van duurzame vriendschappen met personen, stichtingen of bedrijven met het doel allebei de vruchten van deze relatie te plukken. Dit handboek helpt om tot een plan van aanpak te komen, met 21 strategieën en vele ideeën voor alle medewerkers en betrokkenen van een organisatie. Vera Peerdeman; Handboek Friendraising. 21 strategieën om vrienden duurzaam aan je organisatie te verbinden; Walburg Pers, Zutphen 2012; ISBN 9789057308888; prijs € 29,50.
Martin van Berkel; Handboek sociale media voor sportverenigingen; Arko Sports Media B.V., Nieuwegein 2012; ISBN 9789054721888; prijs € 19,03. O.a. te bestellen via www.sportsmedia.nl.
Ouderenmishandeling
Ouderenmishandeling is een serieus probleem, dat op verschillende plaatsen voorkomt: thuis, op de dagopvang of in een woonzorginstelling. Vrijwilligers komen op deze plaatsen, zij zien en horen veel en kunnen dus een grote bijdrage leveren aan de bestrijding van ouderenmishandeling. Vrijwilligers moeten dan wel alert zijn op signalen. Het Verwey-Jonker Instituut heeft daarom in opdracht van het ministerie van VWS een toolkit Vrijwilligers tegen Ouderenmishandeling gemaakt met drie pakketten: 1. Praktijkhulp voor vrijwilligers; 2. Leidraad voor lokale coördinatie, lokaal bestuur en locatiemanagement, 3. Achtergrondinformatie voor vrijwilligersorganisaties, zorgorganisaties, ouderenbonden en welzijnsinstellingen.
Het organiseren van ondersteuning
Steeds meer mensen met grotere zorgbehoeften en minder vitale netwerken zullen een beroep gaan doen op ondersteuning. Dit boek behandelt het creëren van sociale netwerken die mensen met overeenkomstige behoeftes en ervaringskennis met elkaar verbinden, zodat onderlinge steun ontstaat. Een benadering die goed aansluit bij de uitgangspunten van de Wmo, is te vinden in de rehabilitatie- en supportbenadering. Andere hoofdstukken beschrijven vormen van vrijwillige inzet en hoe je deze als professional goed kunt ondersteunen. Een goede samenwerking tussen welzijn, zorg en vrijwilligersorganisaties vormt een belangrijk fundament om sociale ondersteuning voor zwakkere groepen in de samenleving te creëren.
Marian van der Klein en Rianne Verwijs; Vrijwilligers tegen ouderenmishandeling; Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2012. De volledige toolkit en de aparte pakketten zijn te downloaden via www.verwey-jonker.nl.
Í Titels met ISBN-nummer zijn in principe te bestellen via de boekhandel. Voor meer informatie over deze publicaties kunt u contact opnemen met Mark Franken, MOVISIE, tel. 030-7892158, e-mail:
[email protected].
Jean Pierre Wilken en Trudy Dankers (redactie); Supportgericht werken in de Wmo; MOVISIE, Utrecht 2012; ISBN: 9789088690914; prijs € 7,50. Te bestellen via www.wmowerkplaatsen.nl of gratis te downloaden via www.movisie.nl.
•
34 •
2012/4
colofon Vakwerk, tijdschrift voor vrijwilligerswerk, is een uitgave van MOVISIE
vormgeving km Grafisch Werk, Utrecht druk Ten Brink, Meppel
redactieraad Annemieke Ciliacus, André Hudepohl, Ams Slemmer, Marion Foppele
Dit is het laatste nummer van Vakwerk. Vakwerk gaat op in het nieuwe Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, dat vanaf 2013 verschijnt. De abonnees van Vakwerk krijgen begin volgend jaar eenmalig het eerste nummer van dit nieuwe tijdschrift toegestuurd, zodat ze kunnen beoordelen of ze een abonnement willen. In het eerste jaar is de prijs van het abonnement op het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken hetzelfde als het abonnement op Vakwerk. Een abonnement is aan te vragen via de website van MOVISIE www.movisie.nl of via het meegestuurde aanmeldformulier.
redactie Mark Franken, Annemiek Haalboom, Ronald Hetem, Joke Martens, Bert Spiertz, Noëlle van Wijgerden (eindredactie) medewerkers aan dit nummer Ulla Becker, Daan de Bruijn, Jolanda Elferink, Erik Hardeman, Albo Helm, Lucas Meijs, Mark Molenaar, Cecil Scholten, Jos Versteegen, Romaike Zuidema
Jaargang 22, nummer 4 December 2012 ISSN 0929-6018
bladmanagement António Corona Marques, uitgever Joke Martens, coördinatie
© MOVISIE, Utrecht 2012 Overname van (delen van) artikelen uitsluitend na schriftelijke toestemming van de redactie.
redactieadres Postbus 19129 3501 DC Utrecht tel. 030-7892189
[email protected]
Ondertekende artikelen vallen onder verantwoordelijkheid van de auteur en vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs de mening van MOVISIE.
Wat werkt nu werkelijk? Het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken Zijn de rapportcijfers van kinderen echt te verbeteren door ze veel te laten sporten? Verbetert de samenhang in de wijk door een buurtbarbecue? Draagt vrijwilligerswerk bij aan sociale vaardigheden bij jongeren? Het jaarboek van het huidige Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken biedt een scherp en kritisch overzicht van kennis over sociale interventies. Het zoomt in op exemplarische voorbeelden van succesvolle maatregelen.
Amy-Jane Gielen is politicoloog en oprichter van A.G. Advies, onderzoeks- en adviesbureau op het gebied van jeugd, welzijn en integratie. Marcel Ham is hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken en de website www.socialevraagstukken.nl.
Dit jaarboek is onmisbaar voor elke professional, politicus en journalist. Prominente wetenschappers onderscheiden de goede van de slechtste maatregelen op het gebied van criminaliteit, jeugd, gezondheid, re-integratie en sociaal beleid. Het boek is geschreven door Justus Uitermark, Amy-Jane Gielen en Marcel Ham (redactie). Met bijdragen van onder anderen Paul Schnabel, Hans Boutellier, Godfried Engbersen, Tom van Yperen, Lia van Doorn, Jos van der Lans, Pierre Koning en Peter Rensen.
Iedereen die nu besluit een abonnement op Vakwerk te vervolgen in een abonnement op het nieuwe Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken krijgt dit jaarboek gratis. Een abonnement kunt u aanvragen via bijgevoegd aanmeldformulier of via www.movisie.nl.
Justus Uitermark is bijzonder hoogleraar Samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
2012/4
•
35 •
DE METHODE VAN PROJECTMATIG WERKEN
pro
cie
afdeling
Eerst denken en
afdeling
dan organisati
projec
doen kwaliteit
informatie
fase
fase
keuze
ontwerp
besluit
fase
fase
uitvoering
besluit
besluit
besluit
tijd geld kwaliteit informatie organisati
J. Heinsius
Eerst denken, dan doen In onze kinderjaren wordt ons al voorgehouden: eerst denken voor je wat doet. Waarom dan nog dit boek? Het werken in projecten vindt steeds meer ingang als een methode om effectief en efficiënt resultaten te behalen. Maar projectmatig werken is meer dan met een project beginnen. De methode van projectmatig werken kent een aantal basisregels en -begrippen, waarvan 'eerst denken, dan doen' de belangrijkste is. Eerst nadenken voor je wat gaat doen levert winst op: in tijd, geld, kwaliteit en resultaat. Maar hoe zet je projecten op, plan je alle werkzaamheden, kies je je medewerkers èn krijg je het project op tijd klaar en binnen het budget? 'Eerst denken, dan doen' beschrijft in heldere taal de basisregels en -begrippen van projectmatig werken. Stap voor stap en aan de hand van voorbeelden, illustraties en checklisten komt de methode van projectmatig werken tot leven. 'Eerst denken, dan doen' is bestemd voor iedereen die projecten leidt of er aan meewerkt. En die behoefte heeft aan een direct bruikbaar en toegankelijk boek over de methode van projectmatig werken. ISBN 9789072934680 prijs E 12,50 excl. porti Bestellen Eerst denken dan doen is vergrijgbaar via de boekhandel of per e-mail bij
[email protected]. Caravel Publishing, Postbus 12435, 1100 AK Amsterdam