Themanummer 1
Themanummer juni 2012
De stedelijke strategie van Almere
Themanummer
02
Voorwoord
De wereld om ons heen verandert voortdurend. Zowel de rollen van de overheid en instituties als die van burgers, zijn aan het verschuiven. Hiermee komt de ruimtelijke ordening van Nederland op een keerpunt in de geschiedenis. Op dit keerpunt werkt de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van Almere nadrukkelijk aan een andere invulling van het ruimtelijk ordeningsproces, waarbij duurzame stedelijke ontwikkeling en excellent partnerschap de pijlers zijn onder de nieuwe werkwijze. Vanuit de overtuiging dat de zeggenschap over het wonen en werken primair bij de burgers en ondernemers zelf moet liggen, heeft de gemeente gekozen voor een organische manier van (stads)ontwikkeling. De noties van organische ontwikkeling en excellent partnerschap komen niet opeens uit de lucht vallen. Het gedachtengoed hierover heeft zich in de afgelopen 6 à 7 jaren kunnen ontwikkelen onder invloed van de inspiratie en de gedrevenheid van Adri Duivesteijn, wethouder Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling. Inmiddels zijn op dit vlak ingrijpende en innovatieve stappen gezet en boekt de gemeente ook in tijden van recessie voortgang en succes. De zoektocht naar de juiste vertaling naar verschillende schaalniveaus, vernieuwende samenwerkingsvormen en de mate van regie op de stad duurt voort en levert voor de stedelijke opgaven in Almere een zich continue vernieuwende agenda op. Deels, en dat is tegelijkertijd de kracht, blijft de agenda geworteld in de stedelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Almere. Continuïteit en vernieuwing zijn hierdoor onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Met deze publicatie nemen wij u mee in onze zoektocht, geven inspirerende voorbeelden als ankerpunten en delen onze vraagstukken en onzekerheid, op weg naar de nieuwe stedelijke ontwikkelstrategie voor de stad. Henk Mulder, directeur Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Almere
Themanummer
03
Overzicht van publicaties en lezingen Adri Duivesteijn 2006 - IkbouwmijnhuisinAlmere, particulier opdrachtgeverschap volgend de Almeerse aanpak, Uitgave Gemeente Almere, 20 december 2006 2007 - Mensen maken de stad, openingsbijdrage aan een vakdebat over stedenbouw van onderop, Schouwburg Almere, 11 april 2007 2008 - De Almere Principles als een manifest voor duurzame ontwikkeling in ‘De Almere Principles, voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzame van Almere 2030’, Uitgeverij Toth, Bussum 2008 2009 - De burger als motor van het bouwbeleid, opinieverhaal De Volkskrant, mei 2009 - Structuurvisie Almere 2.0, Uitgave Gemeente Almere, 26 juni 2009 - In Almere Hout Noord krijgt het Almere Principle ‘Mensen maken de stad’ inhoud in ‘Almere Hout Noord, op weg naar een sociaal duurzame wijk’, juni 2009 2010 - IkbouwmijnhuisinAlmere, meerjarenprogramma, Uitgave Gemeente Almere, februari 2010 - De toekomst van ons wonen ligt in de zelfbeschikking van de burger in BenM 37-4, 2010
- Winstmaximalisatie wordt woonmaximalisatie in Stadswerk Magazine #3, 2010 - Pleidooi voor een radicale stelselherziening in S&D 5/6, 2010 2011 - De definitieve verankering van organische groei, startdocument Bouwfabriek, januari 2011 - Mensen maken de stad: tien ervaringen uit de Almeerse praktijk, bijdrage aan het symposium ‘Bouwen aan de stad’, georganiseerd door Architectuur Lokaal, 21 april 2011 - Mensen maken de stad: één wijk, vijf jaar ervaringen en verhalen, Uitgave Gemeente Almere, december 2011 2012 - Almere Oosterwold: de innovatie van een traditie in Making City in ‘Almere Oosterwold: Land-goed voor Initiatieven’, Uitgave Werkmaatschappij Almere Oosterwold (gemeentes Almere en Zeewolde, provincies Flevoland en Utrecht, Gooi- en Vechtstreek, RVOB, Waterschap Zuiderzeeland), maart 2012 - Sturen en loslaten, essay Financieele Dagblad, bijlage Vastgoed, 4 juni 2012 Deze en andere publicaties en lezingen van Adri Duivesteijn over de verandering in de principes van de stedelijk ontwikkeling in Almere zijn te lezen en te downloaden via: www.almere.nl/publicatiesadriduivesteijn
Themanummer 04
Inhoud
1 2 3 4
Een keerpunt in de ruimtelijke ordening 1.1 Stedelijke ontwikkeling in retroperspectief 1.2 Verschuivende panelen
06 07
Almere als geplande stad 2.1 Inpoldering en werken aan de stad 2.2 Almere als groeikern 2.3 Trendbreuk en bezinning
12 14 18
Twee pijlers onder een nieuwe ontwikkelstrategie van Almere 3.1 Organische en duurzame stedelijke ontwikkeling 3.2 De gemeente als excellente partner
20 27
Nieuwe antwoorden op stedelijke vraagstukken 4.1 Verweven van verleden en toekomst 4.2 Focusverandering van Almere 2.0 4.3 Bestaande stad 4.4 Bestaande en nieuwe uitleggebieden 4.5 Continuïteit en vernieuwing
32 34 37 45 53
Themanummer 05
Sloppenwijk rond 1900, Rotterdam
Rotterdam, begin 20ste euw
De Bijlmer, Amsterdam
Park Rozendaal, Leusden
>
Themanummer 06
1. Een keerpunt in de ruimtelijke ordening
1.1 Stedelijke ontwikkeling in retroperspectief Tot het einde van de 19de eeuw was de ontwikkeling van Nederlandse dorpen, steden en streken het resultaat van kleinschalige initiatieven die gedurende decennia, soms zelf eeuwen, genomen werden door individuele burgers, boeren, ondernemers en vooruitstrevende notabelen. Op een vanzelfsprekende manier zijn, stap voor stap en verspreid over het land, de dorpen, steden en streken ontstaan die nu gekoesterd worden vanwege hun unieke kwaliteiten. In de toenmalige economische ordening en politieke opvattingen van de 19de eeuw paste deze ontwikkeling uitstekend: stads- en dorpsontwikkeling werd in de eerste plaats gezien als een normale vorm van economische productie, een taak van particulieren. Gemeenten beschikten wel over uitbreidingsplannen, maar deze werden herhaaldelijk aan de wensen van particuliere bouwheren aangepast.1 In de loop van de 19de eeuw ontstond het woningvraagstuk als effect van bevolkingsgroei en toenemende industrialisatie, ondermaatse bouwkwaliteit en verkrotting van de woningvoorraad en slechte hygiëne. Goede huisvesting werd als onmisbare voorwaarde voor de oplossing van de armoede gezien. Langdurige discussie over dit vraagstuk resulteerde in 1901 in de Woningwet. Een baanbrekende wet, die de opmaat was voor vergaande overheidsinterventie in de woningmarkt en ruimtelijke ordening in de loop van de 20ste eeuw. Vanaf het begin van de 20ste eeuw namen bureaucratische en technocratische planningsinstituties het voortouw bij de ruimtelijke (re)organisatie van stad en land. De overheid trad via een uitgebreid subsidiestelsel en gedetailleerde kwaliteitsvoorschriften sturend op in de strijd tegen de woningnood. Door middel van een expansief bouwbeleid trachtte de overheid de kwantitatieve woningtekorten te verminderen. Het heeft tot absolute records geleid in aantallen opgeleverde nieuwbouwwoningen op grootschalige uitleglocaties. Overheidsplanning, in de 19de eeuw nog beschouwd als een bedenkelijke inbreuk op de vrijheid van ondernemen, werd door niemand meer ter discussie gesteld. Resultaat is een complex bouwwerk van instituties, diverse nationale nota’s ruimtelijk ordening, structuurschetsen, streekplannen, vooruitziende blauwdrukken en een explosie aan bureaucratische regelgeving.
Themanummer 07
Deze langdurig gegroeide cultuur van ordening en planning in een complex netwerk van almaar uitdijende instituties is inmiddels tot alle hoeken van de samenleving doorgedrongen. Waar de woningnood, hygiëne en armoedeproblematiek deze overheidsinterventie nog legitimeerde, wordt er in Nederland – in een tijd van vergaande emancipatie en individualisering – nog altijd geredeneerd en gehandeld vanuit deze zorgcultuur. Burgers zijn ondertussen gereduceerd tot consumenten die – afhankelijk van het beschikbare budget – kunnen kiezen uit de standaardproducten van anderen. De burger als opdrachtgever is steeds meer uit beeld verdwenen. 1.2 Verschuivende panelen Aan de projectmatige en aanbodgestuurde wijze van gebiedsontwikkeling en woningbouwontwikkeling zijn velen gewend geraakt, net als aan het feit dat de overheid voorschrijft hoe wij onze woon- en leefomgeving moeten inrichten. Pas in de loop van de jaren negentig wordt een kentering zichtbaar onder invloed van een terugtredende overheid, een veranderende rol van instituties en een verschuiving van participatie naar actief burgerschap. Hiermee is de ruimtelijke ordening op een nieuw keerpunt in de geschiedenis aanbeland. Terugtredende overheid Met de introductie van de Woningwet heeft het speelveld van de ruimtelijke ordening en de volkshuisvesting zich nagenoeg volledig verplaatst naar de overheid – met de woningbouwcorporaties als uitvoerende partij – later aangevuld met vaak landelijk opererende projectontwikkelaars. De overheid was hierdoor lange tijd een monopolist in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Zowel ten aanzien van de woningbouwopgave en de inrichting van de openbare ruimte, als bij de planning en aanleg van infrastructuur, zorgvoorzieningen, onderwijs en landschapsontwikkeling lag het primaat bij de overheid. De overheid plande, programmeerde en financierde de kaders waarbinnen met name institutionele partijen, zoals woningcorporaties en ontwikkelaars, konden bouwen. Dit alles gebeurde met forse financiële bijdragen van de Rijks- en provinciale overheid. Om deze Rijkssubsidies en leningen te verantwoorden, werd een omvangrijk toetsingssysteem opgetuigd. Hiermee had het Rijk een belangrijke greep op de uiteindelijke woonkwaliteit. De sociale en premiehuurwoningen dienden aan de strenge eisen van de ‘Voorschriften en
Themanummer 08
Wenken voor het Ontwerpen van Woningen’ te voldoen. Ieder plan waarvoor subsidie werd aangevraagd, werd door de strenge planbeoordelaars van de Rijksoverheid getoetst. Inmiddels zijn bijna alle Rijks- en provinciale middelen voor de ontwikkeling van woongebieden, stedelijke vernieuwing, de aanleg van groengebieden en economische ontwikkeling in de afgelopen decennia afgeschaft of opgedroogd. Er is sinds de jaren negentig sprake van een terugtredende Rijksoverheid. De grenzen tussen verantwoordelijkheden en taakopvattingen zijn hierdoor geleidelijk aan het verschuiven. Maatschappelijke partners en marktpartijen investeren in toenemende mate in projecten en taken die van oudsher ‘des overheids’ waren, bijvoorbeeld in de zorg, sport, cultuur of winkelcentra. De overheid is daarmee van monopolist één van de vele partijen geworden in de stedelijke ontwikkeling. Veranderende rol van instituties De gedurende de wederopbouw opgebouwde structuren, organisaties en instituties hebben de Nederlandse woonconsument sterk afhankelijk gemaakt. Ook gedurende de omslag naar meer marktgeoriënteerde programma’s uit de jaren negentig, bleef de praktijk van stadsontwikkeling grootschalig en inflexibel, gedomineerd door ontwikkelaars en corporaties die zich richten op een onbekende afnemer van een standaardproduct. Genormeerde woningen die slechts ontworpen waren om zo veel mogelijk potentiële kopers aan te spreken, leidden tot gemiddelde producten, bestemd voor een gemiddelde doelgroep. Ook woningcorporaties, die ooit opgericht waren als zelfgeorganiseerde belanghebbenden, zijn als gevolg van de enorme bouwproductie, schaalvergroting en nieuwe toewijzingsregels steeds verder vervreemd van hun achterban. De structuren en context waaronder de voornoemde wederopbouw effectief tot ontwikkeling kon komen, zijn echter wezenlijk aan het veranderen.2 Aanbodgestuurde modellen floreerden in tijden van grote woningnood zoals vlak na de Tweede Wereldoorlog. De huidige economische situatie legt de risico’s en gebreken van deze aanbodgestuurde ruimtelijke ordening bloot. Klassieke projectontwikkelaars zijn niet in staat om de onzekerheden omtrent de afzet van woningen en de duur van het ontwikkeltraject te dragen. Een nieuwe praktijk, gericht op flexibele, kleinschalige en faseerbare plannen die van onderop tot stand komen, dient zich aan.
Themanummer 09
Actief burgerschap Lange tijd zijn plannen gemaakt en interventies geformuleerd, waarbij de onderbouwing van de professional en buitenstaander afkomstig is. De gescheiden werelden van overheden en bewoners en ondernemers die initiatieven willen ontplooien, zijn echter steeds vaker een handicap voor een succesvolle stedelijke strategie. De institutionele logica van gemeenten strookt immers niet altijd met de situationele logica van de inwoners van de wijken en buurten in de stad. De dagelijkse beleving en routines van bewoners en ondernemers wordt zelden als uitgangspunt van de stedelijke strategie genomen. Wel zijn door de jaren heen allerhande participatietrajecten opgezet, met name omdat de legitimiteit van eenzijdig overheidsoptreden in de maatschappij steeds verder afneemt. Ondanks alle goede bedoelingen die worden nagestreefd, blijft er sprake van een dominante overheidspartij die de condities bepaalt waaronder het proces plaatsvindt.3 Burgers, ondernemers en andere partijen haken af en gaan niet mee in een proces waarvan aan het begin al duidelijk is wie de knopen zal doorhakken. In toenemende mate zien we echter dat het initiatief voor ruimtelijke plannen ook buiten de overheid kan liggen. De overheid zal zich niet meer moeten richten op participatietrajecten om de eigen legitimiteit te verdedigen, maar op het betekenisvol verbinden van deze initiatieven. Dit proces van zelforganisatie kan niet gestuurd worden, het initiatief ligt immers bij burgers, ondernemers en instituties zelf, en vindt zodoende ook plaats op condities en voorwaarden die door henzelf geformuleerd zijn. Dit vraagt niet om een overheid die overneemt en dicteert, maar die aanvult, uitnodigt, stimuleert en verbindt.
Themanummer 10
Van:
Naar:
Terugtredende overheid Overheid als monopolist
Overheid als één van de vele partijen
Sturen door bureaucratische regels
Sturen door kaders op hoofdlijnen
Uitsluitend overheidsfinanciering
Veelheid aan financieringsbronnen
Actief grondbeleid
Faciliterend grondbeleid
Focus op eigen gemeente
Regionale samenwerking
Veranderende rol van instituties Aanbodgericht ontwikkelen
Vraaggericht ontwikkelen
Grote projecten met ontwikkelaars
Kleine projecten met eindgebruikers en grote projecten met stakeholders die zich langjarig verbinden
Standaardproducten voor onbekende afnemers
Producten ontwikkeld voor een werkelijke vraag
Ontwikkelen voor kwantitatieve vraag
Ontwikkelen voor kwalitatieve vraag
Grootschalige en inflexibele planontwikkeling
Kleinschalige en flexibele plannen
Actief burgerschap Participatie
Zelforganisatie
Initiatief door overheid
Initiatieven buiten de overheid
Legitimeren van eigen beleid
Betekenisvol verbinden van initiatieven
Dominerende en dicterende overheid
Faciliterende en verbindende overheid
Toelatingsplanologie
Uitnodigingsplanologie
Themanummer 11
Garden City Model, Ebenezer Howard,1889
Themanummer 12
2 Almere als geplande stad
Tot nu toe is Almere grotendeels onder het ‘oude’ regime gerealiseerd. Het is bij uitstek een tot in detail geplande stad: iedere boom, iedere busbaan, iedere straat, zelfs iedere woning werd van bovenaf bedacht. Almere is hiermee exemplarisch voor een aanbodgestuurde ruimtelijke ordening, passend binnen de Nederlandse planningscultuur. 2.1 Inpoldering en werken aan de stad Het ontstaan van Almere hangt samen met de inpoldering van het IJsselmeer. De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) was onderdeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en verantwoordelijk voor de inrichting van de nog lege Flevopolder. Op maagdelijke gronden ondernam een werkgroep, het Projectbureau Almere, een zoektocht naar het ideaal van een nieuwe stad die gepaard ging met een bijna oneindige stroom aan rapporten, visies, structuurplannen en ontwerpen. Bewoners en andere belanghebbenden waren er nog niet en alle grond in de polder was in eigendom van de overheid. Het Projectbureau kon dan ook veelal ongestoord doorwerken aan de geplande stad, zoals een medewerker van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders illustreert: “Op een gegeven moment was er iemand van de PTT in Utrecht […] die geconstateerd had dat een telefooncentrale niet helemaal op de plek zou kunnen komen die wij wilden. Toen kwam er een bezwaar binnen. Ik was helemaal ontdaan! Echt, ik heb die man opgebeld en ik zei: wij zijn hiermee bezig en nu stuurt u ons een bezwaar. Nu moeten wij dat helemaal gaan behandelen, zou u dat nu wel doen? En hij trok het bezwaar in! Vervolgens kon alles gewoon als hamerstuk door.” 4 Zonder inspraak en bewoners werd de basis gelegd voor de toekomst van Almere. De onbegrensde vrijheid van de polder inspireerden de founding fathers, waaronder Han Lammers, Dirk Frieling en Teun Koolhaas, om het fundamenteel ánders te doen. De leegte die de polder was, bood de mogelijkheid om af te wijken van de gangbare ideeën over stedelijke structuren. Zij kozen niet voor het dogmatische concept van de compacte stad, zoals het gros van hun tijdgenoten deed. In plaats daarvan lieten ze zich inspireren door het gedachtengoed dat ten grondslag ligt aan de Garden City van Ebenezer Howard en creëerden een polynucleaire stad: een stad met meerdere kernen in een omvangrijk, weelderig groen-blauw casco. Het plan dat aanvankelijk werd verguisd – gerenommeerde stedenbouwers noemden Almere een ‘antistad’ – bleek echter al snel een solide basis te bieden voor de ontwikkeling van een volwassen, gezonde en duurzame stad.
Themanummer 13
Vroege schets groene casco, 1974
Schets Landschapsontwikkelingszones, 1976
Themanummer 14
2.2 Almere als groeikern In 1977 werd Almere officieel aangewezen als groeikern om de overloop van Amsterdam op te vangen. De bundeling van de woningbouwopgave in een beperkt aantal groeigemeenten, waaronder Almere, was een reactie op de onverwachte en ongeplande spreiding van de bevolking over Nederland. Rijk en regio legden de groeigemeenten kwantitatieve (woningbouw)programma’s op. Het bouwbeleid werd vastgelegd door het Rijk in taakstellingen, contingenten en convenanten ondersteund door een veelheid aan subsidies. Grondkosten- en infrastructuursubsidies, werkgelegenheidssubsidies en vergoedingen voor de aanleg van nieuwe openbaar vervoersverbindingen, industrieterreinen, parken en groenstroken waren onderdeel van het repertoire. Als gevolg van deze financiële arrangementen konden van meet af aan grote voorinvesteringen worden gedaan in onder andere infrastructuur, groen en water. De verstedelijking van Almere vond daardoor plaats binnen een raamwerk van groen, water en infrastructuur waarvan de aanleg al vanaf het begin ter hand was genomen. Kenmerkend is dan ook de gelijkwaardigheid tussen rood en groen. De groenstructuur was bedoeld om het stedelijk weefsel van Almere te dooraderen. Door eerst de groene structuur aan te leggen, kon bij de start van de stedelijk invulling geprofiteerd worden van de groene drager van de stad.
Themanummer 15
met een doorkijk naar 2030
Structuurplan Almere 1983
Structuurplan Almere, 2003 0
STEDELIJKE MILIEUS
2010 afronden oorspronkelijke opgave
stadscentrum
na 2010 voorsorteren op schaalsprong
GROENBLAUW RAAMWERK 2010 toeristisch-recreatief concentratiepunt
afronden oorspronkelijke opgave
na 2010
INFRASTRUCTUUR
voorsorteren op schaalsprong
2010 afronden oorspronkelijke opgave
autosnelweg
0,5
1
1,5
2
2,5 km
na 2010 voorsorteren op schaalsprong
Themanummer 16
De geplande geschiedenis van Almere 1961 Structuurplan Zuidelijke IJsselmeerpolders (Almere geïntroduceerd) 1974 Ontwerp Almere Haven met Structuurschema (kader voor bouw Almere Haven) 1977 Ontwerp Structuurplan Almere (‘het’ ontwikkelingsmodel voor Almere) 1982 Structuurplannen Almere Stad en Almere Buiten (kader voor bouw Almere Stad en Buiten) 1983 Structuurplan Almere (formalisatie van plan uit 1977) 1984 Almere werd zelfstandige gemeente. Accent lag vooral op uitvoering de door het Rijk vastgestelde structuurplannen. 1992 Stadsplan Almere 2005 (agendering: Tussen de Vaarten, Almere Poort en Almere Hout) 1995 Ruimtelijke OntwikkelingsStrategie Almere 2015 (ROSA) (agendering: Stadshart, Overgooi en Noorderplassen-West) 1999 Structuurplan Almere Poort 1999 Structuurplan Overgooi (kader voor bouw Overgooi) 2001 Structuurplan Almere Hout (nooit geoperationaliseerd) 2003 Structuurplan Almere 2010 (borging voorgaande, agendering opgave ‘bestaande stad’ en schaalsprong) 2005 Ondernemingsplan Almere Poort (kader voor bouw Almere Poort) 2009 Concept Structuurvisie Almere 2.0 (introductie schaalsprongas met ontwikkelgebieden Pampus/IJland, Weerwaterzone en Oosterwold)
Themanummer 17
Ook in Almere was de overheid op het niveau van de woningbouw in Almere een bepalende factor. en nam belangrijke beslissingen omtrent de toelaatbaar geachte stichtingskosten, de gemiddelde woninggrootte, de basiskwaliteit en afmetingen van verblijfseenheden, de aanvangshuren, jaarlijkse huurverhogingen en de hoogte van de individuele huursubsidie. Deze normen en subsidies resulteerden in de massale bouw van een eengezinswoning van 100 vierkante meter vloeroppervlak op een kavel van 160 vierkante meter, met 50 vierkante meter grondoppervlak voor de woning en de rest privétuin. Ook werd per woning 60 vierkante meter openbaar groen en 80 vierkante meter verharding gerekend, inclusief een parkeerplaats. Hiermee was de eengezinswoning in het groen lange tijd institutioneel verankerd in de volkshuisvesting.5 In diezelfde periode publiceerde de Club van Rome het rapport ‘De grenzen aan de groei’. Het milieu kreeg de volle aandacht in Almere. Natuur werd geïntegreerd in het stedelijk gebied en het autogebruik moest teruggedrongen worden: een stelsel van fietspaden en vrije busbanen werd ontworpen. Ruim 90 procent van de woningen kwamen binnen 400 meter van een bushalte te liggen en rondom de haltes werden relatief hoge woningdichtheden getekend om het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren. Almere werd ontworpen toen de massale hoogbouw en de ver doorgevoerde scheiding van wonen, werken en verkeer hun langste tijd gehad hadden. De romantische reactie hierop, waarbij het woonerf een belangrijk ontwerpinstrument werd om de doorgaans grootschalige opdrachten voor nieuwe wijken en stadsdelen een kleinschalig karakter te geven, werd in Almere op grote schaal toegepast. Emotionele stedenbouw nam de plaats in van de functionele stedenbouw: in plaats van licht, lucht en ruimte werd nu ontmoeting, variatie en kleinschaligheid nagestreefd. Later, met name onder invloed van de economische recessie begin jaren tachtig, werden grote bezuinigingen in de woningbouw noodzakelijk geacht. Waar in Almere Haven en Stedenwijk nog plekken en pleintjes zich aaneenregen om de zo noodzakelijk geachte variatie in de woonomgeving te garanderen, werd in Almere Buiten een pleidooi gehouden voor formele straten en stedenbouw op schaakbordpatronen, geënt op de gridstructuur van de polder.
Themanummer 18
2.3 Trendbreuk en bezinning Almere Haven, Almere Stad en Almere Buiten zijn illustratief voor een grote groeispurt op basis van planmatige uitbreidingen. Hierdoor wordt de stad, naast het vele groen en omringende water, gedomineerd door gemiddelde suburbane woonmilieus en reguliere bedrijventerreinen. De planning van bovenaf – eerst door de overheid met corporaties als uitvoerende partij, later door projectontwikkelaars – heeft in kwalitatief opzicht geleid tot een zekere eenzijdigheid. Tegelijkertijd is de marktvraag en de behoefte veel gedifferentieerder dan destijds voorzien, is er een vraag naar uitgesproken karakters van nieuwe woonmilieus en vragen initiatiefnemers in de stad om ruimte voor hun ideeën. Waar de RIJP nauwelijks iets te duchten had van bewoners die zich met een planproces bemoeiden, is de situatie sinds de jaren negentig ingrijpend veranderd. De eindgebruiker wil zelf bepalen hoe hij zijn omgeving vorm wil geven. Met de verstoring van de directe relatie tussen de burger en het wonen is echter dit causale verband tussen vraag en aanbod uit het oog verloren. Bovendien zijn de subsidies en financiële arrangementen van destijds tegenwoordig niet meer voorhanden, waardoor aanzienlijke voorinvesteringen nauwelijks meer op te brengen zijn. Het is daarom tijd om te kiezen voor een fundamentele herbezinning op de positie en focus van de gemeente in het stedelijk ontwikkelingsproces en een herdefinitie van de relatie tussen de burger en het wonen. Een belangrijke vraag voor Almere is hoe een top down geplande stad kan worden gecombineerd met bottom up en ongeplande initiatieven.
Themanummer 19
Almere Principles – – – – – – –
Koester diversiteit Verbind plaats en context Combineer stad en natuur Anticipeer op verandering Blijf innoveren Ontwerp gezonde systemen Mensen maken de stad
De Almere Principles, 2008
Themanummer 20
3 T wee pijlers onder een nieuwe ontwikkelstrategie van Almere De gemeente Almere werkt aan een nieuwe strategie van stedelijke ontwikkeling, gericht op een nieuwe relatie tussen de burger en stad. Hierbij is een fundamenteel andere rol voor de overheid in het ruimtelijk ontwikkelingsproces weggelegd. De geschetste ontwikkelingen die leiden tot een terugtredende overheid, een veranderende rol voor instituties en de verschuiving naar actief burgerschap vormen de motor achter de nieuwe strategie. Deze nieuwe strategie voor de stad is geworteld in een tweetal pijlers: organische en duurzame ontwikkeling en excellent partnerschap. 3.1 Organische en duurzame stedelijke ontwikkeling Het ‘klassieke ontwikkelingsmodel’ evolueert naar een model waarin ‘organische ontwikkeling’ het hart van de stedelijke ontwikkeling van Almere wordt. Waar herbezinning elders veelal een direct gevolg is van de crisis, is dat in Almere grotendeels een autonoom proces (geweest). Vanuit de politieke overtuiging dat de zeggenschap over het wonen en werken primair bij de mensen zelf moet liggen, heeft het gemeentebestuur in 2006 gekozen voor een radicaal andere manier van (stads)ontwikkeling. Deze keuze heeft twee jaar later geleid tot het definiëren van de Almere Principles. Zeven principes die een inspirerend richtsnoer vormen voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzame toekomst van Almere. De gekozen strategie richt zich op de transformatie van aanbod- naar vraaggestuurde ontwikkeling, waarmee de eindgebruiker of zelfbouwer weer centraal komt te staan. Er wordt pas gebouwd als er sprake is van een concrete (markt)vraag. Dit betreft een culturele omslag gericht op het ruimte geven aan een veelvoud aan initiatieven. Op basis hiervan wordt de grote schaal ingeruild voor een reeks van kleinschalige initiatieven, het beperkte aantal institutionele bouwers vervangen voor een veelheid aan opdrachtgevers en het aanbodgestuurde ontwikkelmodel ingewisseld voor een vraaggestuurde bouweconomie. Dit betekent een nieuwe ontwikkelwijze waar een nieuwe ontwikkelstrategie bij past. Uitgangspunt van organische ontwikkeling is dat we ruimte creëren voor initiatiefnemers om zelf invulling te geven aan hun wensen voor een kavel of gebiedsontwikkeling. De huidige werkwijze van het vastleggen van een compleet eindbeeld via bestemmingsplannen, het doen van grote voorinvesteringen door de gemeente in het gebied voor infrastructuur en voorzieningen en het bouwrijp opleveren van de grond, past niet bij organische groei. Organische groei lokt initiatieven en initiatiefnemers uit. Dit kan op grote schaal en op kleine schaal. Pas op het moment dat er initiatieven zijn, wordt actie ondernomen. Hiermee verschuift
Themanummer 21
www.ikbouwmijnhuisinalmere.nl
www.nobelhorst.nl
Themanummer 22
Almere van een geplande naar een ongeplande stad.
Indicatieve spelregels voor organische groei – – – – – – – – – –
Van publiek naar privaat initiatief; Van voorinvesteringen naar integrale investeringen (just in time); Van bouwrijpe naar ontwikkelrijpe grond; De gemeente verkoopt ontwikkelrechten, waarbij de rechten en plichten worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst; Stakeholders bepalen planontwikkeling; Er is sprake van planreductie; De eindgebruiker staat centraal; We controleren het ontwikkelproces en daarmee beperken we de risico’s; De ontwikkelingen zijn gericht op bepaalde locaties (just in place); We stappen af van eindbeeld- en blauwdrukplannen.
Naast particulier opdrachtgeverschap ook collectief en mede-opdrachtgeverschap Organische ontwikkeling manifesteert zich op verschillende schaalniveaus. Op het niveau van de individuele woning wordt in het Homeruskwartier in Almere Poort, met het programma IkbouwmijnhuisinAlmere (2006), gestreefd naar maximale vrijheid voor de burger. Illustratief is de toegekende vrijheid om zelfbouwwoningen niet langer aan alle regels en voorschriften van het Bouwbesluit te toetsen. Het gaat om een pilot die vijf jaar duurt en waarvan de lessen worden meegenomen in de toekomstige aanpassingen van de bouwregelgeving. Deze vorm van particulier opdrachtgeverschap is inmiddels een groot succes gebleken. Ook worden in de Bouwfabriek Almere Poort de mogelijkheden verkend om collectieve vormen van particulier opdrachtgeverschap mogelijk te maken. Naast individuele of collectieve zelfbouwers richt de Bouwfabriek zich ook op het tot stand brengen van dwarsverbanden met corporaties, ontwikkelaars, aannemers en architecten. Hiermee is plaats gemaakt voor mede-opdrachtgeverschap, een tussenvorm van institutionele en eigenbouw waarbij een synthese wordt gezocht tussen individualiteit en grote aantallen. Zo stelde de gemeente samen met de Amsterdamse woningbouwcorporatie De Key
Themanummer 23
Manifestatie Homeruskwartier
Particulier Opdrachtgeverschap Individueel Collectief en Mede-opdrachtgeverschap Eindgebruikers Centraal
Stakeholders Corporaties Institutioneel Beleggers
De eindgebruiker centraal
Themanummer 24
de regeling Ik-Bouw-mijn-huis-Betaalbaar-in-Almere, waarmee zelfbouw – subsidieloos – ook mogelijk werd voor de lagere inkomensgroepen. Feitelijk gaat het om ieder initiatief dat direct aansluit op een concrete vraag; of dat nu één woning, tien woningen, dertig woningen, een maatschappelijke voorziening, horeca, een bedrijf of een winkel betreft. Naast burger ook duurzame stakeholders Ook op een hoger schaalniveau – of beter gezegd: op een grotere schaal – ligt het primaat in Almere steeds vaker bij eindgebruikers. Zelfbouwers nemen een blijvende verantwoordelijkheid voor het beheer van de woning. Het werd al snel duidelijk dat het niet enkel zelfbouwers zijn die zich voor langere tijd willen committeren. Ook beleggers en woningcorporaties, beide partijen met eigen kapitaal, vertrekken niet na oplevering maar committeren zich langdurig aan de woning, de wijk en de stad. Partijen die zich structureel willen verbinden krijgen dan ook volop ruimte, wat ondersteund wordt door een selectief gronduitgiftebeleid: het eerste recht op bouwgrond ligt bij stakeholders, dus bij burgers, beleggers of corporaties. Vanaf eind 2008 wordt ervaring opgedaan met het betrekken van duurzame stakeholders bij de ontwikkeling van Almere Poort Kustzone en Nobelhorst (Almere Hout), waar marktpartijen niet gericht zijn op korte termijn winst, maar op duurzame betrokkenheid. Planvorming vindt hierbij steeds vaker buiten het stadhuis plaats, waardoor de rol van de gemeente in het ontwikkelingsproces radicaal verandert. Dit roept dan ook tal van nieuwe vragen op: waar willen we nog op sturen als overheid? Welke planvormen en processen horen daar bij? Hoe organiseren we de basis- en de nutsvoorzieningen? Welke publiekrechtelijke en privaatrechtelijke zaken leggen we vast? Welke financiërings- en uitgiftestrategie passen we toe en hoe gaan we om met de vele wettelijke regels en normen die er zijn?
Themanummer 25
WELSTAN KAART 20
Legenda
gemee
welsta
basisto
ba
raillijn
uitgeb
Welstandsvrije o - Alle objecten d tot stand kome van een prijsvr vrij in de ontwi
- Alle semi-perm voor onderwijs vesting zijn we ontwikkel- en b
0
1
Gemeent
Kaart Welstandsnota
DSO. Afdeling Steden december 2011
Economische segmenten
Dagelijks
Milieus en locaties
Niet dagelijks Recreatief
Doelgericht (PDV)
E-commerce
Stadscentrum en stadsdeelcentra
Ja
Ja
Ja
Ja
Wijk- en buurtcentra (incl. solitaire supermarkten)
Ja, supermarkt <1.500 m2 wvo*/**
Ja
Nee
Ja
Themacentra***
Nee
Ja, mits passend binnen thema
Ja, mits passend binnen thema
Ja
Woonwijken
Ja, < 25 m2 wvo*
Ja, < 25 m2 wvo*
Nee
Ja, < 25 m2 wvo*
Binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen
Nee
Nee, tenzij ondergeschikt: <100 m2 wvo + <20% bvo
Uitsluitend in via bestemmingsplan aan te wijzen zones*
Ja
Overige bedrijventerreinen
Nee
Nee
Nee ****
Nee, m.u.v. logistieke terreinen
Kaders detailhandel
* ** ***
Mits wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden en lossen en milieu-eisen. In Haven max. 1.200 m2 wvo Themacentra vallen onder het locatietype ‘voorzieningenmilieu’ uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en de beleidsregel locatiebeleid 2011 van de provincie Flevoland **** Met uitzondering van tuincentra op agrarische bedrijventerreinen
Themanummer 26
Van confectie naar maatpakken Organische stedelijke ontwikkeling zal in de toekomst ook in bestaand stedelijk gebied als leidraad gaan gelden. Geleidelijk worden de eerste stappen gezet die ruimte geven aan initiatief van onderop. Zo zijn in de bestaande woonwijken de mogelijkheden om een bedrijf te starten in de woning opgerekt. Ook in de Welstandsnota (2007) is in het grootste deel van de stad een ruim welstandsregime toegepast, waardoor burgers meer vrijheid hebben gekregen om hun woning naar eigen inzicht aan te passen. In de detailhandelsvisie (2012) is het vestigingsregime van detailhandel op bedrijventerreinen verruimt en is het voor iedere burger in Almere mogelijk geworden een winkel in zijn woonhuis te starten. Daarnaast zijn er studies gaande die in beeld brengen op welke wijze nog meer spontane ontwikkelingen in de bestaande stad mogelijk gemaakt kunnen worden: meer kavels voor particulier opdrachtgeverschap in de bestaande stad, het toestaan van meer initiatieven in groengebieden en de zoektocht naar innovatieve juridische kaders, zoals verruiming van bestemmingsplannen en nieuwe contractvormen zoals beheersovereenkomsten of kavelpaspoorten. De vruchten van deze studies moeten in de komende jaren worden vertaald in nieuwe (afgeslankte) beleidsregels, instrumenten, juridische kaders en werkwijzen. Het credo is hierbij het leveren van maatwerk, waarbij steeds met wisselende coalities van burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties en marktpartijen de mogelijkheden worden verkend. Dit betekent dat de stedelijke ontwikkeling adaptief moet zijn en in zichzelf het vermogen moet hebben zich te vormen naar de vraag van de omgeving. Regie, innovatie en klantgerichtheid zullen de werkwijze en cultuur moeten gaan bepalen. De gemeente moet een excellente partner worden.
Themanummer 27
3.2 De gemeente als excellente partner De rol van de gemeentelijke overheid verschilt per project en per situatie, maar in algemene termen is sprake van een terugtrekkende beweging. Bovendien merken we dat derden steeds vaker het initiatief voor ontwikkelingen nemen. Hierdoor is het nog meer dan in het verleden van belang om een scherp beeld te hebben van de partners binnen en buiten de stad, hun belangen, de mogelijke synergie door samenwerking en de rol die dit van de gemeente vraagt. Naar een nieuwe regie op de stad Organische ontwikkeling betekent niet dat de overheid niets meer hoeft te doen. Zij blijft altijd verantwoordelijk voor de minimale vereisten op het gebied van rechtszekerheid, veiligheid, infrastructuur en een verantwoord huishoudboekje. Op andere onderdelen is sprake van een zoektocht naar een nieuwe regie op de stad die inspeelt op initiatieven van buiten het stadhuis. De huidige economische situatie en de starre regelgeving leiden er momenteel immers toe dat initiatieven van derden niet zo maar tot ontwikkeling komen. Starre en dichtgetimmerde grondexploitaties, blauwdrukplannen en gedetailleerde beleidsregels zullen verlaten moeten worden. De stedelijke opgave vraagt om nieuwe (afgeslankte) beleidsregels, instrumenten, juridische kaders en financieringsstrategieën. Meer sturen op hoofdlijnen en alleen die zaken regelen die echt moeten. Het nieuwe instrumentarium zal zowel rechtszekerheid moeten bieden (de gemeente als betrouwbare publieke partij) als uitwerking moeten geven aan het Almere Principle ‘mensen maken de stad’. Bestaand en verouderd beleid wordt opgeschoond en beperkt tot een heldere en afgestemde set van regels en kaders voor gebieden en beleidsthema’s. Om dit te bereiken zal in de toekomst een onderscheid worden gemaakt tussen visiedocumenten waarin de kaders op hoofdlijnen worden weergegeven (zoals de woonvisie of de nota grondbeleid) en de beleidsregels, gebiedspaspoorten en uitvoeringsnotities (‘beleidsA4’s’). De beleidsregels zijn beperkt van omvang, scherp en to-the-point geformuleerd en eindigen met heldere en toetsbare kaders en regels, welke vertaald kunnen worden in juridisch-planologische kaders die ook handhaafbaar zijn. Deze kaderstelling biedt helderheid voor gebiedsontwikkelingen, zowel intern als extern. Tegelijkertijd willen we werken aan heldere gebiedsperspectieven, waarbij per gebiedstype een toegesneden sturingsregime van de gemeentelijke overheid wordt gedefinieerd. Het kavelpaspoort
Themanummer 28
gericht op particulier opdrachtgeverschap evolueert hierbij naar specifieke gebiedspaspoorten, toegesneden op de verschillende ontwikkelingspotenties in verschillende gebieden. Nieuwe coalities en duurzame samenwerkingsvormen Naast het invullen van de nieuwe regierol zijn innovatieve en duurzame coalities en samenwerkingsvormen noodzakelijk. In de bestaande stad worden reeds coalities gesmeed met zorginstellingen, zorgverzekeraars, corporaties, onderwijsinstellingen, marktpartijen, ondernemers en actieve burgers. Bij de uitleglocaties gaat het om relaties met beleggers, ontwikkelaars, corporaties en eindgebruikers, maar ook om financierende natuurorganisaties als Staatsbosbeheer, Flevolandschap en Natuurmonumenten. Het gaat om partijen die zich committeren aan de straat, de wijk of de stad. De nieuwe samenwerkingsformules met corporaties en beleggers in het nieuwe stadsdorp Nobelhorst en de Kustzone Poort zijn hier sprekende voorbeelden van. Naast een diversiteit aan partijen vraagt ook de regionalisering van de ruimtelijke en economische ontwikkeling om nieuwe vormen van samenwerking met de regio. Steeds meer vraagstukken op het vlak van werkgelegenheid, onderwijs of veiligheid gaan immers over gemeentegrenzen heen. Er zal hierbij gezocht moeten worden naar een logische verbinding tussen beleid voor de wijk en buurt en het beleid op stedelijk en regionaal niveau. Voor deze opgaven kunnen ingrepen op regionaal niveau effectiever blijken dan interventies die zich alleen richten op een concrete wijk of buurt. Dit inzicht vraagt nadrukkelijk om regionale perspectieven en duurzame samenwerkingsverbanden met buurgemeenten in de regio.
Themanummer 29
www.duurzaamalmere.nl
www.almere.nl/ondernemersloket
Themanummer 30
Aanjager en stimulator van het proces Naast regisseur zal de gemeente nadrukkelijk de rol als aanjager van het proces moeten gaan vervullen. Dit komt onder andere tot uiting in het nemen van stimuleringsmaatregelen voor de verkoop van gronden en het stimuleren van woningbouw, bedrijvigheid en de bouw van kantoren. Verdere innovaties op dit vlak moeten de nieuwe koers gaan versterken. Het gaat om nieuwe stimuleringsmaatregelen gericht op het oplossen van het huidig en toekomstig tekort aan jongeren-, studenten- en ouderenhuisvesting (Ik-bouw-als-student of Ik-bouw-als-oudere) en het gelijktijdig stimuleren van de bouwproductie. Ook innovaties op het vlak van tijdelijk gebruik staan hoog op de Almeerse agenda. In het proces van planvorming kunnen regelarme zones gerealiseerd worden om tijdelijk gebruik te stimuleren. De kracht ligt in kleine katalysatorprojecten, die laten zien wat de mogelijkheden van het terrein zijn. Denk aan een tijdelijk restaurant wat als katalysator voor gebiedsontwikkeling kan dienen, of culturele functies en festiviteiten die een plek krijgen op dergelijke terreinen. Dit brengt dynamiek en publiciteit met zich mee die als spin-off kan worden gebruikt in de vervolgfase van de ontwikkeling. Lang leve de loketten De afgelopen jaren zijn tal van loketten en winkels opgericht, waar vraag en antwoord nadrukkelijk samenkomen. Voorbeelden zijn het ondernemersloket, de Bouwfabriek, het klant-contact-centrum, de activeringscentra, het WMO-loket, de Kavelwinkel, het buurtbeheerbedrijf en sinds kort ook de Duurzaamheidswinkel. Met dit laatste initiatief krijgt duurzaamheid ook een fysieke plek in Almere. De toekomstige opgave is om dit rijke palet aan overheidsloketten voor de initiatiefnemer overzichtelijk te houden, de samenhang te waarborgen en de backoffice te stroomlijnen tot een wervende Stadswinkel waarin overheid, ondernemers, initiatiefnemers, onderzoek & advies en maatschappelijke organisaties samenwerken. Om dit te organiseren is een optimale relatie tussen front- en backoffice noodzakelijk, waarbij de initiatiefnemer zo min mogelijk belast wordt met interne procedures van de gemeente. In dit wenkend perspectief wordt de initiatiefnemer optimaal bediend doordat hij in de schappen van de winkel diverse producten van de gemeente kan bekijken én aanschaffen.
Themanummer 31
Vissers in het Weerwater
Themanummer 32
4 N ieuwe antwoorden op stedelijke vraagstukken 4.1 Verweven van verleden en toekomst Almere is in de afgelopen decennia uitgegroeid tot een veelzijdig stedelijk en landschappelijk gebied, met een vitale en ondernemende bevolking en uitgesproken kwaliteiten waarop in de toekomst kan worden voortgebouwd; een stad van bijna 200.000 inwoners die is opgebouwd uit betaalbare eengezinswoningen in gemiddelde dichtheden in het groen. Dat is ook precies wat de bedenkers van de stad teweeg wilden brengen en wat de Almeerders van vandaag waarderen. Zij zijn verknocht geraakt aan de overmaat aan ruimte, het vele groen, het suburbane karakter, de goede basisvoorzieningen en het omringende water. Deze kwaliteiten moeten worden gekoesterd, opgepoetst en uitvergroot. Tegelijkertijd is het Almere van vandaag een stad met vraagstukken, met beloften en potenties die nog niet zijn ingelost. Doordat de stad als geheel groter wordt, verandert ook de positie van bestaande wijken in de stad. Ook is de status aparte als New Town voorbij en krijgt Almere langzaam te maken met grootstedelijke opgaven die verder gaan dan alleen ‘schoon, heel en veilig’. Tegelijkertijd staat Almere na ruim 30 jaar voor een nieuwe groeiopgave. De komende 20 tot 30 jaar zal de stad verdubbelen met 60.000 nieuwe woningen en 100.000 extra arbeidsplaatsen. Dit is een stad ter grootte van Nijmegen of Haarlem met alle voorzieningen die hierbij horen. Het doorgroeien creëert nieuwe potenties. Het biedt de mogelijkheid de diversiteit in woonmilieus, bevolkingssamenstelling en werkgelegenheid sterk te vergroten. De voorspoedige ontwikkeling van suburbane woonmilieus in het verleden, kan worden aangevuld met de bouw van andere woonvormen en woonmilieus voor andere doelgroepen. Tevens kan de werkgelegenheid een extra impuls krijgen. Niet alleen door de groei en grotere diversiteit van de bevolking, maar ook als gevolg de toenemende attractiviteit van Almere als vestigingsplaats. De onevenwichtige woonwerkbalans kan daardoor sterk worden verbeterd. De stad wint aan vitaliteit en kan een grote bijdrage leveren aan de structuurversterking van de Noordelijke Randstad.
Themanummer 33
MARKERMEER IJMEER
MARKERMEER IJMEER
GROENE HART
GROENE HART
+
AMSTERDAM
+
ALMERE
+
AMSTERDAM
AMSTERDAM
UTRECHT
ALMERE
ALMERE
+
AMSTERDAM
ALMERE
UTRECHT
UTRECHT
=
AMSTERDAM
UTRECHT
=
ALMERE
UTRECHT
AMSTERDAM
ALMERE
UTRECHT
De driedubbele schaalsprong van de Noordelijke Randstad 2010-2030 (resp. de sprong in het groenblauwe systeem, het bereikbaarheidssysteem en het stedelijke systeem), Raambrief 2009
Themanummer 34
De gekozen meerkernenopzet geeft Almere echter het aanpassingsvermogen om met behoud van de huidige kwaliteiten door te groeien tot een volwassen stad. Doorontwikkeling van de stad op basis van het oorspronkelijke ontwerp structuurplan (1977) vormt dan ook de basis voor de nieuwe planvorming. In de Structuurvisie Almere 2.0 wordt dit oorspronkelijke plan gerehabiliteerd. Door binnen de oorspronkelijke meerkernenopzet te kiezen voor meer differentiatie, kan het verleden en de toekomst op consistente wijze met elkaar worden verweven. 4.2 Focusverandering van Almere 2.0 De schaalsprong van Almere 2.0 draagt bij aan de economische ontwikkeling van de noordelijke Randstad en het ecologisch herstel van het Markermeer en IJmeer. Maar hoewel de aantallen indrukwekkend zijn, zal de groei met name een kwalitatieve opgave betekenen. Om dit te bewerkstelligen werken het Rijk, de provincie en de gemeente samen aan het Almere van de toekomst: Almere 2.0. De uitwerking is drieledig en heeft betrekking op het groen-blauwe netwerk (natuur en water), het infrastructurele netwerk en het stedelijke netwerk. Bij de eerste gaat het met name om grote investeringen in de natuurontwikkeling van het Markermeer - IJmeer, bij de tweede om de bereikbaarheid van de regio Amsterdam en de ontsluiting van Almere door middel van een robuuste OV-verbinding (IJmeerlijn) en bij de derde om de bouw van nieuwe woningen en gedifferentieerde woonmilieus in Almere. De concept Structuurvisie Almere 2.0 schetst dit wenkend perspectief.
Themanummer 35
Ontwerp Structuurplan Almere, 1977
0
Concept Structuurvisie Almere 2.0, 2009
1
2
3
4
5km
Themanummer 36
Concept Structuurvisie Almere 2.0 Deze visie (2009) staat voor het kader waarbinnen mensen de ruimte krijgen om initiatieven te ontplooien. Het doorgroeien van Almere, een verdubbeling van de stad, richt zich op het bouwen aan voorwaarden waarbinnen een samenleving kan functioneren. Almere 2.0 is dan ook primair een kwalitatieve opgave. De visie vindt zijn wortels in de Structuurvisie Almere uit 1983. Voor Almere 2.0 is de suburbane meerkernige opzet de solide basis om verder te groeien, waarbij de oorspronkelijke kwaliteiten behouden blijven en worden versterkt, en tegelijkertijd voldoen aan de vraag naar groei. De grote ruimtelijke ingrepen van de Schaalsprong zijn geschakeerd in een langgerekt gebied van het westen naar het oosten, dwars door de stad: de Schaalsprongas. Door een configuratie van gebiedsontwikkeling blijft de hoofdstructuur van het bestaande stedelijke gebied onaangetast. De as start letterlijk ín de metropoolregio Amsterdam zelf, om vervolgens via de IJmeerlijn de stap te maken naar Almere. Deze robuuste (OV-)verbinding is voorwaardelijk voor een gezonde groei van Almere. De Schaalsprongas biedt de mogelijkheid verschillende en onderscheidende woon- en werkmilieus en nieuwe grootstedelijke voorzieningen aan de stad toe te voegen zodat de diversiteit van de stad wordt vergroot. Almere 2.0 gaat hand in hand met een verbetering van de ecologie van het Markermeer en IJmeer. De kwaliteit van de interne groenblauwe hoofdstructuur van Almere wordt optimaal benut en verder uitgebreid. Almere 2.0 is daarmee een synthese van een ecologische, sociale, economische en ruimtelijke strategie, die én de metropoolregio Amsterdam, én de Noordvleugel Utrecht én Almere versterkt.
Themanummer 37
De focus van de schaalsprong van Almere lag aanvankelijk volledig op het verkrijgen van Rijkssteun voor de geplande railverbinding tussen Almere en Amsterdam. De besluitvorming is in de afgelopen jaren steeds meer in het teken van een ‘programma’ van afspraken tussen Rijk en gemeente gaan staan. Afspraken die ten dienste staan van de synergie met de bestaande stad. Afspraken over voorzieningen die Almere completer en meer divers maken. Deze stap-voor-stap strategie heeft reeds tot belangrijke resultaten en successen voor de stad geleid. Er zijn harde afspraken gemaakt over de verbreding van de A6 en de capaciteitsvergroting van de Flevolijn. De samenwerking tussen gemeente, rijk en partners heeft er voor gezorgd dat er extra wordt geïnvesteerd in het bestaand stedelijk gebied: de HBO-instelling Windesheim is geopend, de interne bereikbaarheid wordt verbeterd en er wordt geïnvesteerd in de groengebieden Almeerderhout, Pampushout en de Eemvallei. Ook zijn er afspraken gemaakt over de economische structuurversterking. Afspraken over cultuur, sport en duurzaamheid zijn in de maak. De schaalsprong naar Almere 2.0 is door deze focusverandering in essentie van karakter veranderd en geëvolueerd naar een adaptieve strategie, waarin lange termijn prognoses en doelstellingen in lijn worden gebracht met de korte en middellange termijn planning. Er is geen sprake meer van vastgelegde eindbeelden. De stad kan gefaseerd transformeren, waarbij na iedere stap kan worden bezien of en wanneer een volgende stap aan de orde is. Hiermee wordt de blauwdruk voor Almere vervangen door een ontwikkelstrategie gericht op een organische ontwikkeling van de stad. 4.3 De bestaande stad De focus van de stadsontwikkeling lag tot nu toe vooral bij de bestaande uitleglocaties Almere Poort, Nobelhorst en Noorderplassen. Deze situatie zal de komende periode drastisch veranderen. Door de bouwcrisis, de organische en kleinschalige aanpak van het bouwen en ontwikkelen, maar vooral door het feit dat we met een levende en langzaam verouderende stad te maken hebben, zal de opgave van het beheer van de bestaande stad leidend worden. Het is een bewuste keuze om niet te verdichten in de bestaande stad ten behoeve van de schaalsprong, maar ontwikkelingen in de bestaande stad aan te pakken op basis van het ritme dat zich aandient. Dit betekent dat de Almeerse wijken zullen verouderen en weer vernieuwen op basis van problematiek, kansen en marktpotenties van de gebieden zelf.
Themanummer 38
Naar een agenda voor de bestaande stad De snelle groei van Almere heeft geleid tot een aantal onevenwichtigheden en kwetsbaarheden. De stad kent veel wijken die zowel programmatisch als in fysieke vorm en uiterlijk gelijk zijn. Bovendien werd in de jaren tachtig tegen het economisch tij in gebouwd met als resultaat een versobering van de woningen die relatief klein en goedkoop werden gebouwd, een schrale woonomgeving en een onder druk staand voorzieningenniveau. Daar bovenop komen de toenemende vergrijzing, huishoudensdifferentiatie en instroom van nieuwe bevolkingsgroepen, wat leidt tot conflicterende leefstijlen. Nieuwe groepen hebben andere wensen op het gebied van wonen, voorzieningen en openbare ruimte. Voor de zittende bewoners komt hiermee de oorspronkelijke vertrouwdheid onder druk te staan. De stad heeft daarnaast te maken met situaties die voorheen alleen met grote steden werd geassocieerd: een gevoel van onveiligheid, eenzaamheid, criminaliteit, sociale onrust, burenoverlast en schooluitval. Ook vraagt de sociaal-economische ontwikkeling om aandacht. Er is te weinig werkgelegenheid in de stad, waardoor veel inwoners (vaak tweeverdieners) noodgedwongen moeten pendelen en daardoor weinig tijd en energie kunnen steken in hun lokale netwerk en het dagelijks leven in Almere. De stad staat dan ook voor majeure opgaven op het gebied van onderwijs, economie (werkgelegenheid) en veiligheid, tevens de drie impulsen uit het huidige coalitieakkoord ‘Investeren in een gezond Almere’ (2010). Werken aan deze opgaven vraagt om synergie tussen investeringen, een ketenaanpak op stedelijk en regionaal niveau, slim beheer en gerichte ingrepen door middel van kleinschalige interventies. Dit is vertaald in een aantal overheidstaken en accentverschuivingen die tegelijkertijd opgepakt worden, met elkaar verweven zijn en elkaar versterken.
Themanummer 39
De basis op orde Veel mensen zijn in Almere komen wonen voor de rust en de ruimte, met stedelijke voorzieningen in de nabijheid. Deze kwaliteiten moeten worden gekoesterd. Om de bestaande woon- en werkmilieus concurrerend én aanvullend ten opzichte van de nieuwe gebieden te laten zijn, moet in ieder geval de basis op orde zijn: schoon, heel en veilig. Dit betekent dat het dagelijks beheer goed moet zijn en het groot onderhoud tijdig moet plaatsvinden. Deze opgave zal om een aanzienlijke inzet vragen; zo snel als de stad is gebouwd, zo snel komt immers ook de groot-onderhoudsopgave op de stad af. Hierdoor komt de komende decennia een ongekende schaal van fysieke veroudering en onderhoud op de Almeerse agenda.
Zelfbeheer door bewoners van De Wierden
Themanummer 40
Het op orde brengen van de basis vraagt om het excelleren in de dagelijkse gang van zaken. Het alledaagse leven is niet altijd spectaculair, meeslepend of verheven maar wel essentieel voor de inwoners van de Almere. Bovendien gaat het naast het repareren van ongewenste situaties, juist ook om het zichtbaar, toegankelijk maken en uitvergroten van bestaande of opkomende kwaliteiten. Dit vraagt om het heroverwegen van een onderhoudscyclus gebaseerd op uniforme onderhoudsnormen, standaardprocedures en normeringen. In plaats van het nastreven van gemiddelden, kunnen juist soms ook verschillen aanvaard worden en kansen in afzonderlijke woonbuurten en samen met bewoners worden benut. De groot-onderhoudsopgave kan nadrukkelijker worden ingezet om nieuwe wensen in wijken en buurten te faciliteren. Het huidige budgetgerichte denken dient te worden vervangen door het zoeken naar marktkansen, het versterken van bestaande en potentiële kwaliteiten en het ondersteunen van het zelforganiserend vermogen in de stad. Hierdoor zal de scheiding tussen ontwikkeling en beheer geleidelijk steeds meer vervagen en kan een generieke aanpak van het beheervraagstuk vervangen worden door een naar buurt gedifferentieerde strategie. Ruimte bieden aan initiatief Actief burgerschap vraagt om ruimte voor initiatief. In de publieke ruimte gaat het om ruimte voor toe-eigening, experimenten en eigen initiatieven van bewoners, zowel permanent als tijdelijk. Ook in de bestaande woningvoorraad kan veel meer dan nu ruimte worden gegeven aan eigen initiatief. De eerste successen zijn reeds benoemd, zoals de groeiende mogelijkheden om een bedrijf of een winkel te starten in de woning en het toepassen van een ruimer welstandsregime. Naast individuele initiatieven kunnen ook collectieve varianten worden gefaciliteerd. Met name de beperkte aantallen woningen rondom collectieve erven lenen zich uitstekend voor hedendaagse collectieve ontwikkelvormen (zorgbrink, thuiswerkerf of ecohof). Dergelijke vormen kunnen inspelen op een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling waarbij mensen bewust kiezen om samen te leven met anderen op basis van een gedeelde voorkeur. Naast het wonen kunnen ook binnenstedelijke en reguliere bedrijventerreinen aantrekkelijk worden gemaakt voor niet-dagelijkse detailhandel of bijzondere voorzieningen. Groengebieden kunnen op specifieke plekken impulsen krijgen door bijvoorbeeld een theehuis, draadloos internet, picknickplaatsen, stadslandbouw of andere voorzieningen te faciliteren. Ook kan de stad worden verrijkt met kleinschalige bouwprojecten, mits deze op draagvlak van de buurt kunnen rekenen.
Themanummer 41
Voorbeeld Early Warning System, indicator ‘Woningwaarde’
Themanummer 42
Integrale aanpak aandachtswijken In een aantal wijken en buurten is sprake van een dusdanige opeenstapeling van problemen dat de leefbaarheid onder druk staat, zoals in de Stedenwijk, de Wierden, de Staatsliedenbuurt, de Kruidenwijk en de Bouwmeesterbuurt. In deze wijken werkt Almere aan een integrale wijkaanpak. De sociale, economische én fysieke vraagstukken worden in hun onderlinge samenhang met alle relevante partners aangepakt. Verschillende werelden (onderwijs, gezondheidszorg, jeugdzorg, veiligheid, werk en wonen) slaan hun handen ineen om de problemen op te lossen. Dit vraagt om een open en probleemoplossende attitude van zowel de ruimtelijke als de sociale sector en de maatschappelijke partners in de stad. Het gaat om een lange adem, gecombineerde investeringen en aandacht voor het alledaagse leven in deze wijken. In de wijken waar de aanpak loopt is in het verleden vaak (te) lang gewacht met bijsturen en zijn problemen en dagelijkse irritaties buiten de radar van beleidsmakers gebleven. Indien te lang wordt gewacht met het onderkennen van problemen, is in het verleden vaak gekozen voor een grootschalige herstelstrategie. Almere werkt aan een omslag, waarbij grootschalig herstel plaats zal maken voor geleidelijke en preventieve interventiestrategieën. Tijdig of zelfs preventief bijsturen is wenselijker dan achteraf tegen hoge kosten herstellen: nu dubbeltjes investeren om later euro’s vernieuwingsgeld te besparen. Het vroegtijdig onderkennen van een negatieve dynamiek is essentieel om tijdig bij te kunnen sturen. Hiervoor ontwikkelt Almere samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken een Early Warning System dat vroegtijdig problemen in de wijk signaleert. Het systeem koppelt traditionele indicatoren zoals inkomen, opleiding en werkloosheid, aan gegevens als huurachterstanden, zorgconsumptie en schuldenposities op een laag ruimtelijk schaalniveau. Hierdoor wordt inzichtelijk dat problemen zich niet gelijkmatig over wijken voordoen, maar geconcentreerd voorkomen in specifieke buurten en complexen. De integrale wijkaanpak verschuift hierdoor geleidelijk van een curatieve aanpak op wijkniveau naar een preventieve aanpak op blokniveau.
Themanummer 43
Strategische projecten en gebieden Tot slot zijn er strategische projecten en gebieden, in verschillende soorten, met verschillende doelen en met verschillende partners gedefinieerd. De strategische projecten komen tot stand in wisselwerking met het faciliteren van initiatieven van onderop en het versterken van de groene en blauwe hoofdstructuur. Het zijn hiermee projecten binnen de gemeente waar grote (infrastructurele) investeringen plaatsvinden, waar meerdere belangen expliciet bijeenkomen en die een grote ruimtelijke, sociale én economische impact hebben. Het gaat hierbij om: – Almeerse aandachtswijken; – Centraal Almere (het Stadshart, Weerwaterzone, de Steiger en de aanliggende wijken); – inpassing van de A6, de Flevolijn en de Hogering; – verbindingen tussen de stadsdelen (zoals tussen Almere Hout en Haven); – doorontwikkeling van de (groene) overgangsgebieden tussen het bestaand stedelijk gebied en de uitleggebieden Pampushout en Almeerderhout.
Themanummer 44
Strategisch project: Weerwaterzone De Weerwaterzone ontwikkelt zich tot het fysieke en mentale centrum van de stad, met aan de ene kant een levendig stadshart, en aan de andere kant Almere A6, waar (boven)regionale voorzieningen, bijzondere integrale concepten en grootschalige recreatie een plaats krijgen. De snelweg A6 ligt op een dijk en doorsnijdt momenteel dit gebied. Omdat de capaciteit van de A6 wordt uitgebreid ontstaat een unieke kans om de A6 op maaiveld te brengen. Een goede inpassing en op termijn overkluizing van de A6 is essentieel, wil dit centrumgebied goed kunnen functioneren. Hierdoor kunnen de stadsdelen aan beide zijden van de snelweg zich ook nadrukkelijk in samenhang ontwikkelen. Een gefaseerde ontwikkeling vormt het uitgangspunt met een onderscheid tussen de overkluizing (in samenhang met de verbreding van de A6) en de gebiedsontwikkeling die op termijn wordt uitgevoerd als initiatieven zich aandienen.
Referentiebeeld Weerwaterzone
Themanummer 45
4.4 Bestaande en nieuwe uitleggebieden De planontwikkeling voor de uitleggebieden Almere Poort en Almere Hout is gestart in de jaren ‘90. Een periode waarin de bomen nog tot in de hemel groeiden en Almere in de 1.0-modus stond. Het klassieke ontwikkelingsmodel waarin de gemeente vergaande ruimtelijke kaders stelde en gronden opkocht en bouw- en woonrijp maakte en ontwikkelaars en woningcorporaties vervolgens ontwikkelden, vierde hoogtij. De opgestelde structuurplannen voor Almere Poort en Almere Hout gingen nog uit van het uitrollen van de volgende ronde ‘suburbane matjes’. De ontwikkeling van Noorderplassen was ook een toonbeeld van deze filosofie. Onder invloed van de twee pijlers van de nieuwe stedelijke strategie zijn de plannen voor Almere Poort en Almere Hout in de afgelopen decennia diverse malen aangepast. De eerste stappen naar organische ontwikkeling zijn gezet De wijk Overgooi, gestart in 2002, laat al een eerste stap richting organische ontwikkeling zien. Het gebied wordt stap voor stap bouwrijp gemaakt waarbij het tempo van bouwrijp maken wordt bepaald door de verkoop van individuele kavels. Het bleek een voorbode voor de toekomst. Ook Noorderplassen West zorgt rond 2006 voor een trendbreuk. Na een traditionele start vindt een omslag plaats waarbij de eindgebruiker centraal komt te staan. Almere Poort en Nobelhorst volgen. Verschil is dat deze twee locaties nog een omvangrijk programma hebben om in de komende tijd te realiseren, waardoor organische ontwikkeling nadrukkelijk als uitgangspunt genomen kan worden. Tegelijkertijd zijn het gebieden met een erfenis van het klassieke ontwikkelingsmodel, wat onder andere tot uiting komt in de rentelasten die hieruit voortvloeien. Gelijktijdig zijn ontwikkelaars terughoudend om in te stappen in de stedelijke ontwikkeling. Immers, juist nu wordt zichtbaar dat zij werken vanuit een risicoprofiel dat niet bestand is tegen vraagsturing en tegenzittende economisch omstandigheden.
Themanummer 46
Een trendbreuk in Noorderplassen West In 2006 werden tweehonderd bouwkavels op de markt gebracht, gelegen in de – oorspronkelijk projectmatig te ontwikkelen – wijken Noorderplassen West en Stripheldenbuurt. De kans om zelf een woning te bouwen werd massaal aangegrepen; de kavels werden bijzonder snel verkocht. De resultaten van deze omslag zijn inmiddels duidelijk zichtbaar. Aan de ene zijde van de straat hebben veertig particuliere opdrachtgevers hun individuele woningen gebouwd, aan de andere zijde staat een rij projectmatig gerealiseerde woningen. Het verschil is groot: diversiteit versus eentonigheid, als een groep mensen samen op een plein, vol kleur, versus een strakke legeropstelling.
Almere Noorderplassen
Themanummer 47
Homeruskwartier, Almere
Maquette Homeruskwartier Centrum
Themanummer 48
De uitdaging is om de huidige uitleggebieden, Almere Poort en Nobelhorst, in de komende jaren een verdere impuls te geven. Er is hierbij gekozen voor omvangrijke organische gebiedsontwikkelingen met corporaties en beleggers op basis van competitie en commitment en beheer op lange termijn. Het zijn bij uitstek transitiegebieden, waar ‘oude’ en ‘nieuwe’ stedelijke ontwikkeling elkaar treffen. De eerste fundamentele stappen zijn daartoe in de afgelopen twee jaar gezet. Nobelhorst wordt ontwikkeld onder het gesternte van organische ontwikkeling met een bijzondere focus op sociale duurzaamheid. Almere Poort is een proeftuin geworden voor particulier opdrachtgeverschap. Ook op gebiedsniveau wordt een vastomlijnd eindbeeld losgelaten. De wijk ontwikkelt zich organisch, de stedenbouw past zich afhankelijk van de vraag van de omgeving aan. De opgave is om de aanleg van voorzieningen en het beheer in de vaak jarenlang in ontwikkeling zijnde wijk in samenspraak met de bewoners te organiseren.
Homeruskwartier als staalkaart van opdrachtgeverschap In 2006 is gestart met de ontwikkeling van het Homeruskwartier in Almere Poort, bestaande uit ruim drieduizend afzonderlijke zelfbouwkavels en projecten in mede-opdrachtgeverschap. Het bijpassende stedenbouwkundig plan bestaat uit een collectief raamwerk van wegen, water en groen, waarbinnen een veelheid aan typologieën is bedacht. Aan alle denkbare verschijningsvormen is ruimte gegeven, van Ik-bouw-duurzaam tot Ik-bouw-mijn-woonwerkwoning, van Ik-bouw-mijn-grachtenpand tot Ik-bouw-met-hout. In 2009 is, in het verlengde daarvan, de regeling Ik-bouw-betaalbaar-in-Almere geïntroduceerd. Met deze regeling wordt zelfbouw ook bereikbaar voor de lagere inkomensgroepen: mensen met een inkomen tussen € 20.000 en € 36.000 bruto per jaar. Ik-bouw-betaalbaar is een financieringsconstructie – zonder subsidie, met commerciële grondprijzen – waarbij de gemeente Almere en woningbouwvereniging De Key garant staan voor het bedrag dat de toekomstige bewoners niet (direct) zelf kunnen betalen.
Themanummer 49
Impressie Plan Duin
NOBE L HOR S T
Impressie Plan Nobelhorst
Themanummer 50
Verbreding palet aan initiatiefnemers: Nobelhorst en Plan Duin Aan de oostkant van de stad zal woningbouwcorporatie Ymere Nobelhorst – voorheen Almere Hout Noord – realiseren. In dit ‘Stadsdorp voor Initiatieven’ staan, in lijn met de Almeerse ontwerpprincipes, initiatieven van onderop centraal. Binnen de hoofdstructuren van de wijk – de door West8 ontworpen wegen, het water en het groen – kan de verkaveling worden aangepast aan de wensen van initiatiefnemers. In die zin markeert Nobelhorst opnieuw een stap in het herdefiniëren van de taakverdeling tussen overheid, ontwikkelaar en initiatiefnemers. Daarnaast wordt door de gemeente 30% van het gebied in particulier opdrachtgeverschap uitgegeven. In totaal zullen er in Nobelhorst zo’n 4.300 woningen worden gebouwd. In de Kustzone van Almere Poort realiseert ontwikkelings- en beleggingsmaatschappij Amvest woningen en een duinlandschap in de polder (Plan Duin). Direct aan het water komt een uitgestrekt duingebied, met duinen tot wel tien meter hoog, inclusief een levendige boulevard, dat Almere letterlijk een ander aanzien zal geven. Het gaat om circa 3.000 woningen en een aanzienlijk commercieel programma.
Themanummer 51
Hoofdstuk 9.2
Pagina 178
Hoofdstuk 9.2
Pagina 182
Hoofdstuk 9.2
Pagina 184
Impressie organische ontwikkeling Almere Oosterwold
Themanummer 52
Tot slot wordt in het lange termijn perspectief op de stad, verwoord en verbeeld in de concept Structuurvisie Almere 2.0, gekozen voor bebouwing in lage dichtheden in de vorm van dorpen, buurtschappen en erven aan de oostzijde van de stad. Hier wordt een landschap gedomineerd door agrarische activiteiten op termijn en organisch getransformeerd naar een woonwerkgebied in lage dichtheden met stadslandbouw, natuur en recreatie. Waar geleidelijkheid, de kleine schaal en organische groei zich in het verleden beperkten tot kavels waar je, al dan niet samen met anderen, een eigen woning of werkplek kon bouwen, worden eindgebruikers nu ook verantwoordelijk voor het grondgebruik. Voor het eerst gaan initiatiefnemers voor een gebied van 4.300 hectare zelf bepalen hoe de woningen, de bedrijven en ook het landschap worden gevormd. Zij bepalen het programma en het tempo, en de uitkomst is onzeker. De nieuwe strategie voor Oosterwold is dan ook geen plan, maar een ordening van een proces om organische ontwikkeling te organiseren.
Organische groei in Oosterwold Organische groei in Oosterwold betekent allereerst dat het gebied, net als in de Almeerse zelfbouwwijken het geval is, uit een veelvoud aan initiatieven ‘van onderop’ zal bestaan. Maar wat tot nu toe enkel gold voor woningbouw en bedrijvigheid, wordt in de toekomst doorgetrokken naar lokale infrastructuur, waterberging, energievoorziening, stadslandbouw en de openbare ruimte; het gehele collectieve raamwerk moet vanuit particulier initiatief ontstaan. Dat impliceert een andere rol- en taakverdeling. In Oosterwold plaatst de gemeente zichzelf bewust op afstand en legt de verantwoordelijkheid voor – en daarmee de zeggenschap over – de inrichting van het gebied grotendeels in handen van private partijen, bij voorkeur in die van eindgebruikers: de bewoners en ondernemers die zich in het gebied zullen vestigen.
Themanummer 53
4.5 Continuïteit en vernieuwing De ontwikkeling van de stad vindt met de doorgroei naar een stad van 350.000 inwoners plaats in een dynamische context. De opgave in de bestaande stad, de huidige uitleglocaties én de toekomstige schaalsprong moeten worden verbonden tot één ontwikkelingsstrategie voor Almere, waarbij de resultaten van de bestaande uitleggebieden en de schaalsprong de ontwikkeling van de bestaande stad moeten versterken. Daarnaast definieert ook de confrontatie tussen oude en nieuwe inzichten de zoektocht voor de toekomstige stedelijke strategie, gebaseerd op duurzame en organische ontwikkeling en excellent partnerschap. De uitdaging ligt in het doorvertalen van de ingezette koerswijziging en het verkennen van nieuwe planvormen en juridisch instrumentarium waarmee ingespeeld kan worden op een maatschappij die voortdurend in beweging is als gevolg van interactie tussen oneindig veel locaties, bewoners, ondernemers en instituties. Juist uit die bewegingen ontstaan nieuwe patronen en initiatieven, zonder dat deze door één centrale partij worden beheerst, die de stad verrijken en continuïteit en vernieuwing bij elkaar brengen.
Themanummer 54
Voetnoten 1 H. van der Cammen & L. De Klerk, Ruimtelijke Ordening, Van grachten-gordel tot Vinex-wijk, Utrecht (Het Spectrum) 2003. 2 L. Boelens, G. Bolt, B. Boonstra, J. Brouwer, P. Hooimeijer & N. Nonnekes, Zelf bouwen in Nederland, 10 jaar experimenteren, Rotterdam (SEV) 2010. 3 B. Boonstra, Zelf-organisatie door ondernemersinitiatieven, In: En zo maken we Nederland Mooi, Den Haag (Ministerie van VROM) 2010, pp. 16 - 18. 4 B.S. van der Weide, In: Peetvaders van Almere, Interviews met bestuurders en ontwerpers, Almere (Stichting Casla) 2001, pp. 79. 5 A. Reijndorp, V. Komprier, S. Metaal & B. Truijens, Buitenwijk, Stedelijkheid op afstand, Rotterdam (NAi Uitgevers) 1998.
Themanummer 55
Colofon
Tekst Wiebe Oosterhoff Harry Zondag Martijn Ubink Beeld Gemeente Almere MVRDV Ralph Kämena Vormgeving TS Design, Almere Druk Opmeer Drukkerij bv, Den Haag