STUDIE 89 OPLEIDINGSPROFIEL architectuur
OPLEIDINGSPROFIEL architectuur
studiegebied opleiding diploma
: architectuur : architectuur : architect
Sectorcommissie Hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1998/6356/29 De leden van de werkgroep opleidingsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
INHOUD
HOOFDRUBRIEK 1:
INLEIDING
1
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel
1
1.2
Opdracht
1
1.3
Ontwikkelingsproces
1
1.4
Legitimatie
1
HOOFDRUBRIEK 2:
SITUERING VAN DE OPLEIDING
2
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 Beroepenstructuur 2.1.2 Geraadpleegde beroepsprofielen 2.1.3 Visie
2 2 2 3
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 Studiegebied, opleidingen en opties 2.2.2 Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties 2.2.3 Diploma’s en getuigschriften 2.2.4 Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma’s 2.2.5 Gelijkaardige buitenlandse opleidingen 2.2.6 Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten 2.2.7 Infrastructuur 2.2.8 Het aantal studenten 2.2.9 Eerstejaarsstudenten 2.2.10 Reële studieduur 2.2.11 Inhoudelijke profilering in binnen- en buitenland
3 3 4 4 5 6 6 6 7 8 9
Verantwoording van de opleiding
9
2.3
HOOFDRUBRIEK 3:
HET OPLEIDINGSPROFIEL
10
3.1
De exacte benaming van de opleiding
10
3.2
De globale beschrijving van de opleiding
10
3.3
Het beroepsgericht opleidingsprofiel 3.3.1 Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen 3.3.2 De concrete uitwerking van de vertaalslag 3.3.3 Aanvullende gegevens met betrekking tot de opleiding
11 11 12 16
3.4
Sleutelkwalificaties
17
3.5
De kern van het opleidingsprofiel 3.5.1 De kern van het opleidingsprofiel 3.5.2 Eventuele verwantschappen met andere opleidingen
19 19 19
3.6
De maatschappelijk-culturele vorming
20
INHOUD
HOOFDRUBRIEK 4:
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
DOELGROEPEN VAN HET OPLEIDINGSPROFIEL
21
HOOFDRUBRIEK 5:
BIBLIOGRAFIE
22
HOOFDRUBRIEK 6:
MEDEWERKERS
23
BIJLAGE 1: Matrix met situering architectuurinstellingen
24
BIJLAGE 2: Evolutie van de tabellen en lijsten van stagiairs
25
BIJLAGE 3: Lijst van bij de Orde van Architecten ingeschreven architecten
26
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
1
HOOFDRUBRIEK 1: INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel De opleiding is deze van: architect. Het gaat om een opleidingsprofiel van het Hoger Onderwijs van twee cycli van academisch niveau: de eerste cyclus leidt tot het diploma van kandidaat in de architectuur (2 jaar); de tweede cyclus leidt tot het diploma van architect (3 jaar).
1.2
Opdracht De minister van Onderwijs draagt op 22 maart 1995 de Vlor op om de beroeps- en opleidingsprofielen van architect te ontwikkelen. De werkgroep beroepsprofielen bestaat uit vertegenwoordigers van elke Hogeschool, waaraan een architectuuropleiding verbonden is, de beroepswereld is vertegenwoordigd door de Orde van Architecten, de Bond van Vlaamse Architecten en de Associatie van Interieurarchitecten van België. De eerste vergadering van de werkgroep vond plaats op 14 december 1995. Haar opdracht werd beëindigd op 21 januari 1997. Hierna start de sectorcommissie opleidingsprofiel studiegebied architectuur. Hierin zaten vertegenwoordigers van de verschillende architectuuropleidingen, van Vlor, onderwijsinspectie, SERV voor de beroepswereld. Vertegenwoordigers uit de universitaire wereld hadden geen deelname aan de vergaderingen. Aan deze instellingen wordt de opleiding ingenieur-architect aangeboden, die mits twee jaar stage, ook toegang geeft tot de titel van architect, zoals deze door de Orde van architecten wordt beschermd.
1.3
Ontwikkelingsproces De visie, die in dit dossier ontwikkeld wordt, is in hoofdzaak gebaseerd op: − de Europese richtlijnen van 10 juni 1985 − het Regentsbesluit van 18 november 1949, de wet van 18 februari 1977 − de Europese richtlijnen van 10 juni 1985 − de decreten van de Vlaamse Gemeenschap van 23 oktober 1991 en 13 juli 1994 − de nota "beroepsprofiel studiegebied architectuur, basisopleiding van twee cycli: architectuur". Belangrijk in het document over het beroepsprofiel van de architect is de opmerking dat “het hogeschoolonderwijs van academisch niveau is en derhalve geen hoger beroepsonderwijs is”. Ook andere bronnen werden geconsulteerd, zie bijgevoegde bibliografie.
1.4
Legitimatie Raad voor het Hoger Onderwijs.
2
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
HOOFDRUBRIEK 2: SITUERING VAN DE OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur De beroepenstructuur van de architect is zeer veelzijdig omwille van de complexe positie van de architectuur in het laat 20ste-eeuwse landschap. Stad, periferie en een verstedelijkt landschap zijn de omgevingen waarbinnen de architect meestal zal werken, vanuit een eigen fysische, maatschappelijke, culturele, esthetische en economische verantwoordelijkheid.
2.1.2
Geraadpleegde beroepsprofielen Het beroepsprofiel van de architect is zeer verscheiden en leidt onder meer tot: − zelfstandig ontwerper: ofwel belast met de volledige opdracht (cfr. de traditionele beroepsactiviteit omschreven door de Orde van Architecten); ofwel beperkt de architect zich tot het maken van schetsontwerpen en voorontwerpen − de architect-raadgever − ambtenaar van federale, gewestelijke, provinciale of gemeentelijke diensten − medewerker van een ontwikkelingsbureau, als specialist in kostenbeheer, haalbaarheidsstudies enz. − medewerker (als specialist, bv. in stedenbouwkundige problemen of in materialenleer) van een vereniging, welke zich inlaat met de gebouwde omgeving en met het milieu − onderzoeker − publicist of architectuurcriticus − na aanvullende studies, mogelijk specialist in management, CAAD, monumentenzorg, stedenbouw enz. − gerechtelijk expert Een beperkte enquête bij de afgestudeerden voor de periode 1985-1995 toont aan dat er een toenemende trend aanwezig is in het zoeken naar een veelzijdige en gediversifieerde invulling van het opleidingsprofiel van architect. Als men als architect afstudeert, betekent dit niet meer automatisch dat men als ontwerper gaat verder werken (cfr. VAN AELST, 1997, p.44; in deze zin kan een vergelijking worden gemaakt met afgestudeerden in de rechten, die nu ook niet meer alleen kiezen voor hun beroep als advocaat aan de balie). Voor aanvullende gegevens wordt verwezen naar het rapport: Beroepsprofiel. Studiegebied Architectuur, d.d. 21.01.1997. Tevens dient opgemerkt dat volgens de wet van 26.06.1963 "niemand in België het beroep van architect in welke hoedanigheid ook mag uitoefenen als hij niet op een van de tabellen van de Orde of op een lijst van stagiairs is ingeschreven".
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
3
In bijlage worden twee lijsten toegevoegd (bijlagen 2 en 3), die betrekking hebben op de evolutie van het aantal ingeschreven stagiairs en architecten op de lijsten van de Orde, vanaf 1982 tot 1997.
2.1.3
Visie De visie op het beroep, in het kader van de architectuuropleiding, wordt aldus verwoord in de Europese Richtlijn van 10 juni 1985: " Overwegend dat de architectonische schepping, de kwaliteit van de constructie, de harmonieuze inpassing daarvan in het omringend milieu, de instandhouding van natuurlijke landschappen en stadsgezichten alsmede van het collectieve en particuliere erfgoed van openbaar belang zijn; dat de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels derhalve moeten worden gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve criteria die waarborgen dat de houders van de erkende diploma's, certificaten en andere titels begrip hebben voor en uitdrukking kunnen geven aan de behoeften van individuen, sociale groepen en collectiviteiten op het stuk van de ruimtelijke ordening, het ontwerp, de planning en de verwezenlijking van constructies, het behoud en de exploitatie van het gebouwde erfgoed en de instandhouding van het natuurlijk evenwicht". Hieruit blijkt duidelijk dat de opdracht van de afgestudeerde als architect, ruimer dient geïnterpreteerd te worden dan enkel dat van een ontwerper, die deel uitmaakt van de beroepswereld van architecten.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Studiegebied, opleidingen en opties In België, en in Vlaanderen, worden zowel het diploma van architect als dat van ingenieur-architect uitgereikt. In wezen gaat het om verwante opleidingen, die elk 5 jaar studie beogen en waarbij gesteld wordt dat er een evenwicht bestaat tussen theorie en praktijk, dit conform met de Europese richtlijn van 10 juni 1985. De Europese richtlijn van 10 juni 1985 maakt geen onderscheid tussen de diploma's afgeleverd door de hogere architectuurinstituten: − het Provinciale Hogeschool Limburg, departement architectuur te Diepenbeek − Hogeschool voor Wetenschap en Kunst - departement architectuur St.- Lucas te Brussel en te Gent − Hogeschool Antwerpen, departement architectuur, Henry van de Velde-instituut te Antwerpen (cfr. Commissie van de Europese gemeenschappen..., art.11) Tevens preciseert deze richtlijn dat de studies architectuur op universitair niveau dienen verstrekt te worden (art.3) en enkel dan kunnen leiden tot de beroepstitel van architect (art.2). Een en ander houdt in dat het onderscheid tussen academisch onderwijs (d.w.z. aan de universiteiten) en onderwijs van academisch niveau (d.w.z. het onderwijs van tweecycli in de hogescholen), door de Vlaamse overheid ingevoerd in de decreten op de universiteiten en hogescholen, grondig verschilt van de Europese richtlijn ter zake.
4
2.2.2
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
Aanverwante studiegebieden, opleidingen en opties De richtingen van architect en ingenieur-architect zijn aanverwant. Elk duren zij vijf jaar en bestaan zij uit twee kandidaturen en drie hogere jaren. De richting van interieurarchitect heeft met deze van architect gemeenschappelijk dat zij beide op eenzelfde kandidatuur van 2 jaar steunen. Zoals voorzien in het decreet op de Hogescholen, kunnen opleidingen eigen accenten in hun opleidingsprogramma's inschrijven en eigen kwalificaties omvatten, maar zij leiden alle tot eenzelfde einddiploma van architect.
2.2.3
Diploma's en getuigschriften Diploma’s van − Kandidaat in de Architectuur − Architect
2.2.4
Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's Algemene opmerking De diploma's van architect, met een studieduur van vijf jaar, werden bij Regentsbesluit van 18 november 1949 geregeld. Als toelatingsvoorwaarde tot de studies werd gesteld dat een bewijs van volledige secundaire studies moest voorgelegd worden. In 1977 onderging het architectuuronderwijs een fundamentele verandering in België en behoorde het tot universitair niveau. Deze naamaanduiding werd bij decreet van 29 april 1991 gewijzigd naar academisch niveau (d.w.z. het onderwijs van twee cycli in de hogescholen) en voor de universiteiten als academisch onderwijs. Aantal diploma's van architect gedurende de periode 1983-1997 uitgereikt aan architectuurscholen in Vlaanderen 1983-84 1984-85 1985-86 1986-87 1987-88 1988-89 1989-90 1990-91 1991-92 1992-93 1993-94 1994-95 1995-96 1996-97
214 222 227 223 143 148 149 126 141 167 230 234 243 284
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
2.2.5
5
Gelijkaardige buitenlandse opleidingen Het aanbod van gelijkwaardige buitenlandse opleidingen is groot en verscheiden. Zo worden architecten opgeleid zowel aan universiteiten, technische universiteiten, technische hogescholen, hogescholen, academies, instituten en aan de zogenaamde "Fachhochschule". De Europese richtlijn van 10 juni 1985 merkt in dat verband op "dat de beroepsbeoefenaars op het gebied van de architectuur thans onderling sterke verschillen vertonen; dat het echter dienstig is de opleidingen voor de uitoefening van deze werkzaamheden onder de beroepstitel van architect meer met elkaar in overeenstemming te brengen". Tevens bestaan belangrijke verschillen in de duur van de opleiding. De "Fachhochschule" vormen slechts een driejarige opleiding, aangevuld met een beroepservaring van vier jaar in Duitsland. Deze opleiding staat dan ook eerder op het niveau van hoger beroepsonderwijs. Meer vergelijkbaar met de opleidingen in Vlaanderen zijn: − in Duitsland: de hogescholen voor schone kunsten (Dipl.-Ing., Architekt ); de technische hogescholen (Dipl.-Ing.) − in Denemarken: de rijksscholen voor architectuur te Kopenhagen en Arhus; de hogescholen voor civiele bouwkunde − in Frankrijk: de diploma's van speciale scholen voor architectuur (architecte DESA); de architectuurschool te Straatsburg (architecte ENSAIS) − in Griekenland: de opleidingen tot ingenieur-architect (o.a. deze aan de polytechnische universiteit te Tessaloniki); de ingenieur/civiel-ingenieur opleiding te Athene en Tessaloniki − in Ierland: diploma's van "bachelor of Architecture" van de National University of Ireland; de opleiding in architectuur aan het College of Technology te Dublin − in Italië: de universiteiten en polytechnische instituten, welke leiden tot de diploma's van "laurea in architettura", en na het slagen in een staatsexamen tot "dott. Architetto"; de ingenieursopleidingen met specialisatie in architectuur − in Nederland: de opleidingen in bouwkunde aan de Technische Universiteiten van Delft en Eindhoven; thans worden aan enkele Hogescholen eveneens vijfjarige opleidingen in architectuur verzorgd (o.a. te Tilburg; de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam); na 4 jaar HBO Bouwkunde kan men in 4 jaar aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam tot architect opgeleid worden − in Portugal: scholen voor schone kunsten en universiteiten te Porto en Lissabon − in Spanje: opleidingen tot architect aan universiteiten en hogere architectuurscholen (ETSA) − in het Verenigd Koninkrijk: opleidingen in architectuur aan universiteiten, aan "colleges", academies (ook private), de AA School of Architecture enz. Wat de studentenaantallen betreft, behoren de Vlaamse architectuurscholen tot de middelgrote opleidingen voor architectuur in Europa (totaal aantal studenten tussen 750 en 1500), met een instroom van meer dan 150 studenten tot 600 studenten.
6
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
Wat het al dan niet opnemen van de stage in de opleiding betreft, zijn er verschillende situaties: − landen waar de stage niet verplicht is: bv. Frankrijk; tijdens de opleiding worden studenten, al dan niet in groep, gedurende een beperkt aantal weken of maanden in ontwerpbureaus tewerkgesteld (bv. een halve dag per week gedurende negen maanden in het 3de jaar aan de Ecole d’Architecture de Grenoble) − landen waar de stage niet verplicht is, maar waar een hogere instelling duidelijk eist dat de architect over voldoende praktijkervaring beschikt: Groot-Brittannië: bv. in het Royal College of Art worden studenten pas na een jaar professionele praktijk tot de studierichting van architectuur aanvaard; in AA-School of Architecture wordt meestal tussen het 3de en 4de jaar een praktijkjaar gevolgd − landen waar de stage verplicht is en na de opleiding gevolgd wordt: bv. België − landen waar de stage binnen de opleiding opgenomen is: gedeeltelijk Duitsland
2.2.6
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten Architecten zijn werkzaam in gans België; ook vervullen zij regelmatig opdrachten in verschillende Europese landen; een beperkt aantal is bestendig werkzaam in het buitenland, o.a. in het kader van belangrijke buitenlandse bouwprogramma's of opdrachten van de UNO, het ABOS enz. Afgestudeerden vinden in eigen streek of provincie werk, en in toenemende mate ook in het buitenland.
2.2.7
Infrastructuur Buiten de evidente noodwendigheden van gebouwen en uitrustingen, dwingt de evolutie ons tot verdere uitbouw van: − informatisering van de ontwerpstudio's − informatiecentra via interbibliothecaire netwerken − zelfstudiecentra − permanente vorming
2.2.8
Het aantal studenten Voor het academiejaar 1994-95 werden volgend aantal studenten ingeschreven aan de Vlaamse architectuurscholen: 2823. Voor het academiejaar 1995-96: 2526. Globaal valt een terugval te constateren, die zich in het academiejaar 1997-98 doorzet.
7
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
2.2.9
Eerstejaarsstudenten Uit ons ter beschikking gestelde tabellen blijkt dat door de eerstejaars van het academiejaar 1995-1996 volgende opleidingen in het SO gevolgd werden aantal studenten 699 studenten 4 studenten 1 student 11 studenten 105 studenten 140 studenten 960 studenten
algemeen (ASO) beroeps (BSO) Bijzondere Buitenlandse kunst secundair (KSO) technisch (TSO) Totaal
Indeling in generatie- en niet-generatiestudenten (toestand op 1 februari 1996) Generatiestudenten niet-generatie studenten
676 284
Onderwijsniveau in het voorgaande jaar van de generatiestudenten (toestand op 1 februari 1996) Universitair HOBU gewoon secundair Andere
2 1 665 8
Onderwijsniveau in het voorgaande jaar van de niet-generatiestudenten (toestand op 1 februari 1996) Universiteit HOBU gewoon secundair BUSO in België Andere
47 210 13 2 12
Wat het geslacht betreft, kunnen volgende getallen indicatief zijn Uitgereikte diploma's Academiejaar 1992-1993 kandidaat architect Architect Academiejaar 1993-1994 kandidaat architect Architect Academiejaar 1994-1995 kandidaat architect Architect
M
V
180 91 M 202 128 M 230 120
111 76 V 170 102 V 169 114
Globaal betekent dit dat verhoudingsgewijze de slaagkansen van de vrouwelijke studenten hoger liggen dan deze van de mannelijke; dat het aantal vrouwelijke afgestudeerden toeneemt t.o.v. het aantal mannelijke studenten om te stagneren en zelfs iets terug te vallen vanaf 1994-1995.
8
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
Wat het totaal aantal ingeschreven studenten betreft, beschikken wij over volgende cijfers M 520 358 240 195 152 1465
Academiejaar 1995-1996 1ste kand. 2de kand. 1ste arch. 2de arch. 3de arch. totaal
V 440 260 141 119 101 1061
Naar het geboortejaar toe bestaan voor het academiejaar 1995-1996 volgende gegevens Belgische studenten 1964 en vroeger 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 en later Totaal Buitenlandse studenten 1995-1996
M 4 1 2 2 4 20 41 94 206 346 420 469 458 314 5 2.386
V 7 1 2 3 4 10 11 43 137 254 346 409 420 376 2 2.026
Totaal 1l 2 4 5 8 30 52 137 343 600 766 878 878 690 8 4.412
M 5
V 49
Totaal 99
Het overgrote aantal is geboren tussen 1973 en 1975. Jongere mannelijke studenten komen bijna niet voor, wel enkele vrouwelijke. Daaruit blijkt dat buitenlandse studenten doorgaans iets ouder zijn dan Belgische.
2.2.10 Reële studieduur De formele studieduur bedraagt 5 jaar. Deze stemt niet overeen met de reële studieduur, daar een aantal studenten, die afstuderen, een of meerdere jaren overgedaan heeft. Aangezien over deze materie geen globale cijfers ter beschikking zijn, werd in dit kader een beperkt onderzoek geleverd. Voor het academiejaar 1995-96, bedroeg de gemiddelde reële studieduur tussen 5,65 en 6 jaar. Slechts een beperkt aantal van de niet-geslaagden in de eerste kandidatuur zet de studies verder. De drop-out na de eerste kandidatuur bedraagt tussen de 40% en 60%. Dit houdt verband met de onvoorwaardelijke toegang tot de studies. In het laatste jaar slagen zowat alle studenten, op enkele uitzonderingen na.
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
9
2.2.11 Inhoudelijke profilering in binnen- en buitenland Uit een inhoudelijk vergelijkende studie van 1995, ondernomen door het Institute of Advanced Architectural Studies van de University of York, blijken de Vlaamse architectuuropleidingen aan de Hogescholen een middenpositie in te nemen tussen enerzijds de Nederlandse en Duitse Technische Universiteiten en het Academieonderwijs, anderzijds tussen de Franse "Ecoles d' Architecture" en de Duitse "Fachhochschule", die vrij dicht bij het hoger beroepsonderwijs aansluiten (zie bijlage 1). Deze matrix is evenwel niet volledig, daar niet alle opleidingen architectuur voor de betreffende landen werden onderzocht en dus ook niet alle op deze afbeelding voorkomen. Afhankelijk van de persoonlijke aanleg en motivatie geeft deze middenpositie een interessant aanknopingspunt op alle oriëntaties die het architectuuronderwijs en het beroep kunnen uitgaan. De gehanteerde matrix werd opgesteld op basis van volgende inhoudelijke profilering: technisch/gespecialiseerd versus artistiek/generaliserend; academisch/onderzoeksgericht versus beroepsgericht.
2.3
Verantwoording van de opleiding De architectuur beantwoordt aan een der meest fundamentele behoeften in de maatschappij: wonen. De architectuuropleiding vult dit in. Tevens worden het beroep en de titel van architect beschermd bij wet van 20 februari 1939 en vastgelegd in een aantal Richtlijnen van de Europese Unie (o.a. de richtlijn van 10 juni 1985). In deze laatste wordt bijzonder veel aandacht besteed aan de inhoudelijke invulling van de opleiding architectuur. Deze vormt een wezenlijke voorwaarde bij de gelijkschakeling van diploma's.
10
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
HOOFDRUBRIEK 3: HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
De exacte benaming van de opleiding Studiegebied : Opleiding : Structuur
3.2
:
architectuur architect hoger onderwijs van twee cycli van academisch niveau kandidatuur: 2 jaar: diploma kandidaat in de architectuur licentie: 3 jaar: diploma van architect
De globale omschrijving van de opleiding In de opleiding architectuur staan creatief denken, technisch onderlegd zijn, maatschappijkritisch ingesteld en deontologisch integer zijn, centraal. Elke architectuuropleiding heeft een eigen gezicht, een eigen profilering. Dit is ook noodzakelijk in de Vlaamse, Belgische en Europese context. In de memorie van toelichting op het hogeschooldecreet wordt algemeen gesteld dat een wisselwerking tussen onderwijs en beroepsuitoefening centraal staat, met grote aandacht voor de professionele opleiding, de persoonsvorming en de maatschappelijke integratie. Wat vaardigheden, ondersteunende kennis, attitudes en contextgegevens betreft, kan concreet naar volgende richtlijnen verwezen worden: − de Europese Richtlijn van 10 juni 1985, artikel 3: "De opleidingen die worden afgesloten met de in artikel 2 bedoelde diploma's, certificaten en andere titels, moeten worden gegeven door middel van studies op universitair niveau die hoofdzakelijk betrekking hebben op de architectuur. Dergelijke studies, waarbij evenveel aandacht moet worden besteed aan de theoretische als aan de praktische aspecten van de architectuuropleiding, moeten de verwerving waarborgen van: 1 het vermogen tot architectonische vormgeving, die zowel aan esthetische als aan technische eisen voldoet 2 passende kennis van de geschiedenis en de theorie der architectuur en aanverwante kunstvormen, technologische vakken en menswetenschappen 3 kennis van de beeldende kunsten voor zover deze van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de architectonische vormgeving 4 passende kennis van stedenbouw, planologie en de daarbij gebruikte technieken 5 inzicht in de relatie tussen mensen en architectonische constructies en tussen architectonische constructies en hun omgeving, alsmede in de noodzaak om architectonische constructies en de ruimten daartussen af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven 6 inzicht in het architectenberoep en de rol van de architect in de maatschappij, met name bij het maken van projecten waarin rekening wordt gehouden met sociale factoren 7 inzicht in de methoden van onderzoek en van voorbereiding bij het maken van projecten
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
11
8 inzicht in de problemen van constructief ontwerp, de constructie en de civiele bouwkunde in verband met het ontwerpen van gebouwen 9 passende kennis van de natuurkundige en technologische vraagstukken, alsmede van de functie van het gebouw met het oog op het verschaffen van comfort en bescherming tegen weersomstandigheden 10 technische bekwaamheid als ontwerper teneinde, binnen de door begrotingsfactoren en bouwvoorschriften gestelde grenzen, te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van het betrokken gebouw 11 passende kennis van de industrieën, organisaties, voorschriften en procedures die een rol spelen bij de omzetting van ontwerpen in gebouwen en het inpassen van plannen in de planologie − "Overwegingen en aanbevelingen met betrekking tot artikel 3", goedgekeurd door het Comité op zijn vergadering van 13 en 14 maart 1990: "In de inleiding van artikel 3 wordt gewezen op de noodzaak van een evenwicht tussen de theoretische en praktische aspecten van de opleiding. De onderwijsinstellingen zelf bepalen welke aanpak hierbij moet worden gevolgd [...]. De gebruikte termen, die elk van de elf aspecten inleiden, verwijzen naar kennis, inzicht en bekwaamheid."
3.3
Beroepsgericht opleidingsprofiel
3.3.1
Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen Op dit ogenblik wordt binnen het architectuuronderwijs in Vlaanderen zeer veel aandacht besteed aan het opleiden van ontwerpers, die na 2 jaar stage, zich kunnen inschrijven op de lijsten van de Orde van Architecten en dan ook hun beroep van architect op een wettelijke basis kunnen uitvoeren. Deze visie op het architectuuronderwijs zal dienen te evolueren in functie van de maatschappelijke ontwikkelingen. Uit de studie "Beroepsprofiel. Studiegebied Architectuur. Basisopleiding van twee cycli: Architectuur" komen volgende beroepsprofielen voor: − de traditionele beroepsactiviteit: cfr. de "volledige opdracht", zoals deze omschreven wordt door de Orde van Architecten, en de Deontologische Norm nr.2 van de Orde − de architect-ambtenaar, de architect-bezoldigde: in overheidsdiensten, gesubsidieerde instellingen en bedrijven. Deze worden vermeld in het Reglement van Beroepsplichten van de Orde (K.B. van 18 april 1985) − beroepsactiviteiten, waarbij de architect zich beperkt tot het maken van schetsontwerpen en voorontwerpen van kwalitatief hoogstaande architectuuropdrachten. Het verder uitwerken van het ontwerp, de uitvoering ervan en de controle wordt overgedragen aan collega's of gespecialiseerde bureau − de architect-raadgever: bijstaan van kandidaat-kopers, adviesnota's opstellen, onderzoek naar economische en stedenbouwkundige haalbaarheid enz. − specialisatie in kostenbeheer, haalbaarheidsstudies, kwaliteitsbeheer, projectmanagement enz. − specialisatie, al dan niet binnen een architecten- of stedenbouwkundig bureau, in bureautechnieken, informatica, CAAD... − gerechtskundig expert, expert voor kredietinstellingen, voor verzekeringsmaatschappijen... − stedenbouwkundige, ruimtelijke planner, verkeerskundige, milieudeskundige;
12
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
− het uitoefenen van aanverwante beroepen, zoals "designer", interieurarchitect, tuin- en landschapsarchitect, al dan niet in combinatie met het eigen beroep van architect Uit een bijdrage over de beroepssituatie van architecten blijkt dat in 1994 in België 7.754 architecten met het sociaal statuut van zelfstandige waren ingeschreven. De architect-bezoldigde op architectenbureaus komt bijna niet meer voor. Het beroep van architect wordt door 47% van de afgestudeerden zelfstandig op eigen bureau uitgeoefend. Het zelfstandigenstatuut op andere bureaus komt voor 20% voor. Ruim 30% voert een gecombineerd statuut uit. ("Meer architecten, minder verdienen", in: Woongids Batibouw, 1997, p.8). Opvallend zijn ook de zojuist gekende cijfers, waaruit blijkt dat na vijf jaar afgestudeerd te zijn, slechts 60% van deze jonge architecten op de tabellen van de Orde is ingeschreven.
3.3.2
De concrete uitwerking van de vertaalslag Om een continuïteit tussen het gedeelte "Beroepsprofiel" en "Opleidingsprofiel" te bewerkstelligen, worden uit eerst vermeld rapport een aantal gegevens gehaald die betrekking hebben op het specifieke beroepsdomein van de architect.
STAP 1: evaluatie van de taken uit het beroepsprofiel A Functioneel geheel: Takencluster en typefuncties Aangezien het beroepsprofiel niet eenduidig is, geldt type D. Volgende "takencluster", opgevat als een drieluik, kan als uitgangspunt dienen (zie "Beroepsprofiel, punten 2.11.1, 2.112. en 2.11.3): a vormgeven aan een klein of groot deel van de ruimte (objectpool) b meewerken aan de leefbaarheid van de ruimte (subjectpool) c omgaan met de beeldwaarde van de ruimte (culturele dimensie); beroepshalve zal dit naar de toekomst toe meer beeldbewust en beeldkritisch dienen te gebeuren Typefuncties die hiervoor in aanmerking komen zijn: creatie, research, voorstudie, advies, organisatie, analyse, controle, onderhandeling, informatieverzameling, informatieverstrekking, samenwerking, communicatie Deze brede waaier aan typefuncties komt zowel voort uit het groot aantal taken dat tot het beroepsprofiel van de architect behoort, als uit het brede gamma aan beroepsprofielen zelf (zie hoger). Het is dus niet zo dat op de dag van vandaag het profiel van een welbepaalde gediplomeerde architect aan al deze typefuncties dient te voldoen. Het heeft weinig zin welbepaalde van deze typefuncties te relateren naar de hoger vermelde takencluster, daar ze op een of andere manier en in verschillende intensiteit ermee te maken hebben. B Basiscompetentie: vaardigheden, kennis en attitude 1 Vaardigheden en kennis Het is duidelijk dat het algemeen gestelde "takencluster" veronderstelt dat de architect beschikt over een aantal beroepsvaardigheden, over welbepaalde kennis en over een eigen attitude voor het uitvoeren van een aantal taken. De Europese
13
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
Richtlijn van 10 juni 1985, art.3 is hierover duidelijk (zie vorige) en conform hieraan kan tot volgende groepering van kennis en vaardigheden gekomen worden: esthetische kennis en vaardigheden (cfr. punten 1 en 3 van de Europese Richtlijn) organisatorische en bouweconomische kennis en vaardigheden (cfr. punten 7, 10 en 11) technische kennis en vaardigheden (cfr. punten 8, 9 en 10)
maatschappelijke kennis en vaardigheden (cfr. punten 2, 4, 5 en 6)
intellectuele kennis en vaardigheden (cfr. punten 6 en 7)
– ruimte waarderen – ruimte ontwerpen – programma ontwikkelen en beheersen – procesbeheersing – budgetbeheersing – teamwork – management – materialenkennis – kennis van de constructieprincipes – kennis van technische mogelijkheden en uitvoeringsprincipes – omgaan met voorstellingstechnieken – sociaal-economische kennis – historisch bewustzijn – esthetische en culturele kennis – milieu-ecologische kennis – stedenbouwkundige kennis – analyseren – conceptueel denken – bewustmaken: de architect draagt bij tot een kritisch en kwalitatief bewustzijn van de maatschappij – verwerken van informatievermogen tot synthese
2 Attitudes Als attitudes gelden: beslissingsvermogen, flexibiliteit, kritische ingesteldheid, leergierigheid, omgaan met stress, zelfstandigheid, veiligheids- en milieubewustzijn, zin voor esthetiek, zin voor initiatief, zin voor samenwerking, onderzoeksgericht werken.
STAP 2: selectie van de taken Op basis van de takenclusters, van de vaardigheden en kennis en van de Europese richtlijn (zie verder) kunnen we tot de volgende taken overgaan: 1 Takencluster 1 Vormgeven aan een klein- of groot onderdeel van de ruimte. Hierbij is het ontwerpproces essentieel: de architect dient in wezen alle stappen ervan te kunnen doorlopen; dit komt overeen met de typefuncties: voorstudie, communicatie, samenwerking, informatieverzameling, informatieverwerking, creatie, controle... .
14
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
fase 1
voorstudie en schetsontwerp
fase 2
voorontwerp
fase 3
ontwerp en uitvoeringsontwerp
fase 4
controle
Taken – verzamelen van basisinformatie voor het opstellen van een programma: opsporen van randvoorwaarden, activiteitenpatronen, behoeften, functies, normatieve vereisten, technische vereisten, stedenbouwkundige voorwaarden, reglementeringen enz. – opsporen van budgettaire randvoorwaarden en mogelijkheden – waarnemingsstudie, driedimensionale studie van de site, stedenbouwkundige analyse – schetsontwerpen tekenen – communicatie met opdrachtgever en potentiële of effectieve toekomstige gebruikers – nemen van beslissingen die tot bepaalde keuzealternatieven in het ontwerp leiden – technische, bouwfysische en bouwconstructieve vertaling van het project – opstellen van kostenramingen, bestekken – keuze van materialen – tekenen van uitvoeringsontwerpen – opstellen van meetstaten, berekenen van uiteindelijke kostenstaat – adviesverlening m.b.t. financiering – werfcoördinatie en werfleiding – werfplanning – budgetcontrole
2 Takencluster 2 Een eigen bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de ruimte: − stedenbouwkundige kennis van theorie, rechtsgeving en praktijk − kennis van de milieuproblematiek en wetgeving − culturele en historische basiskennis; milieunormen − beroepsdeontologie − inzicht in de normering van materialen, technische normering en veiligheidsreglementering − inzicht in Europese richtlijnen, regels, normen en wetten m.b.t. de architectuur 3 Takencluster 3 Omgaan met de beeldwaarde van de ruimte: − kennis en inzicht in huidige kunsttheorie en filosofie − opstellen van teksten en rapporten, waarbij de beeldwaarde verwoord worden − begrijpen en kritisch commentariëren van vakliteratuur en/of architectuurtheoretische teksten, die op de beeldvorming van architectuur betrekking hebben 4 Takencluster 4 Onderzoek: − ontwikkelen van vaardigheden wetenschappelijk onderzoek
en
kennis
nodig
voor
projectmatig
De Europese Richtlijn van 10 juni 1985 (Overwegingen goedgekeurd op 13 en 14 maart 1990) somt een aantal voorwaarden op, welke de architect dient te beheersen:
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
15
"Bekwaamheid om architectuur te creëren als een multidimensioneel verschijnsel met betrekking tot de integratie van functie, vorm en context van het gebouw, overeenkomstig de onderwerpen in navolgende paragrafen: 1 Kennis van de architectuur als cultureel verschijnsel met betrekking tot historische, (fysisch- en sociaal-) geografische en technische factoren. 2 Kennis van de architectuur als professioneel verschijnsel met betrekking tot bedrijfsmanagement en beroepscodes. 3 Kennis van de architectuur als wetenschappelijk verschijnsel met betrekking tot kennisbronnen, relevantie, geldigheid en toepasbaarheid van informatie, onderzoeksmethoden en -technieken in de sociale, culturele en technische wetenschappen, en van methoden en technieken op het gebied van het architectonisch en stedenbouwkundig ontwerpen. 4 Kennis van de architectuur als beeldend verschijnsel met betrekking tot het gebouw als uitingsvorm van bouwkunst en van de relatie tussen architectuur en andere vormen van kunst. 5 Inzicht in de architectuur als morfologisch verschijnsel met betrekking tot hiërarchisch samenhangende ruimtelijke niveaus: stedenbouwkundige omgeving, gebouw, interieur en bouwkundige details. 6 Inzicht in de architectuur als procesmatig verschijnsel met betrekking tot de levenscyclus van een gebouw en de rol van de verschillende partijen in een beheerst proces met zijn fysieke, sociale en economische factoren. 7 Inzicht in de architectuur als sociaal verschijnsel met betrekking tot het voldoen aan de maatschappelijke eisen betreffende vraag naar huisvesting en aan de eisen voortkomend uit sociaal en menselijk gedrag. 8 Inzicht in de architectuur als economisch verschijnsel met betrekking tot het voldoen aan de eisen betreffende investering en exploitatie. 9 Inzicht in de architectuur als utilitair verschijnsel met betrekking tot de (dynamische) toestand van de gebouwde ruimte, die voldoet aan de fysieke, fysiologische en psychologische eisen van de mens, van sociale groepen en organisaties. 10 Inzicht in de architectuur als constructief verschijnsel met betrekking tot de instandhouding van het materiële systeem van een gebouw, dat voldoet aan mechanische en fysische eisen van duurzaamheid. 11 Inzicht in de architectuur als technisch verschijnsel met betrekking tot de totstandkoming van het materiële systeem van een gebouw, dat voldoet aan eisen op het gebied van productie en uitvoering en het management daarvan."
STAP 3: Clustering van de geselecteerde taken tot functionele onderdelen Uit de clustering van deze taken kan tot een indeling in functionele onderdelen of voor het onderwijsveld zinvolle, herkenbare en organiseerbare gehelen overgegaan worden. Wij maken hierbij gebruik van zowel de hogervermelde Overwegingen van 13 en 14 maart 1990 van de Europese Gemeenschap, als van de studie van Bax, Fox en Trum (zie bibliografie). Drie belangrijke functionele onderdelen worden beschouwd: kennis, inzicht en vakkundigheid. A Kennis Hier wordt onderscheid gemaakt tussen volgende kennisdomeinen: − het gebruik van materialen, constructiewijzen, opbouw van bouwkundige structuren en uitrusting van gebouwen
16
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
− de praktijk van het beroep, ondermeer economische, deontologische, juridische en administratieve − mens-, kunst- en cultuurwetenschappen − omgevingswetenschappen − kennis van de middelen tot het architectonisch ontwerpen (cfr. Europese Richtlijn van 10 juni 1985) B Inzicht Het implementeren van bovengenoemde kennis in ontwerpprocessen, studies, onderzoeken, realisaties en rapporten. Het integraal omgaan en hanteren van de kennisdomeinen is hier essentieel. Het projectmatig ontwerpen speelt hier een centrale rol. Onder de vorm van atelierbegeleiding wordt de hogervermelde kennis verwerkt in het project en wordt de student begeleid in het uitwerken van dit project. Architecten met een belangrijke beroepservaring en praktijk, spelen een essentiële rol in deze. C Vakkundigheid De student wordt geleerd om een hele reeks van esthetisch-vormelijke, functionele en technische vereisten in een eindproduct om te zetten. Het ontwerp en het formuleren van positie en/of ideeën van de student in een verhandeling of onderzoeksrapport, staan daarbij centraal. In het kader van de maatschappelijke dienstverlening, welke tot de opdracht van de architectuurinstellingen behoort, kan overwogen worden om naar de toekomst toe, deze instellingen te betrekken bij de begeleiding naar het beroepsveld toe.
3.3.3
Aanvullende gegevens m.b.t. de opleiding Verhouding praktijk/theorie Volgens de Europese richtlijn van 10 juni 1985 dient: "evenveel aandacht besteed te worden aan de theoretische als aan de praktische aspecten van de architectuuropleiding". De aanbeveling van het Raadgevend comité voor de opleiding op het gebied van de architectuur, goedgekeurd op 13 en 14 maart 1990, stelt: " ...theoretische en praktische vakbekwaamheid zijn nauw met elkaar verbonden; hierbij komt nog een derde element: het onderzoek. Het verband tussen deze drie elementen moet tot uitdrukking komen in de werkzaamheden van hen die zich bezig houden met onderwijs, onderzoek en praktijk en het organiseren van onderwijsprogramma's."(p.1) En verder: " Als het evenwicht wordt verstoord mist de relatie tussen deze drie elementen zijn effect, de kwaliteit ervan gaat achteruit en de student wordt er het slachtoffer van".(p.1) "Onderwijskundig is het van zeer groot belang in te zien dat de intellectuele en praktische geschiktheden in de architectuur als creatieve kunst zich normaal en het best ontwikkelen in het kader van realistische projecten".(p.2) " Door de versnelde technologische ontwikkeling raakt kennis die niet aan de dagelijkse praktijk van vormgeving en constructie is getoetst, spoedig verouderd. Het is dus - in onze tijd meer dan in het verleden - van belang dat praktijkbeoefenaars en onderzoekers actief deelnemen aan discussies aan academische instellingen voor de uitwisseling van ideeën en informatie". (p.3)
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
17
Aandeel stagetijd Ofschoon de Orde van Architecten in België geen bevoegdheid heeft op de inhoud van het onderwijscurriculum architectuur, bepaalt zij of de afgestudeerde, na twee jaar stage, al dan niet ingeschreven wordt op de tabel van de architecten. Er bestaat thans geen duidelijke continuïteit tussen enerzijds de opleiding, en anderzijds de stage en de beroepsuitoefening. In dit verband is volgende overweging van het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de architectuur (Commissie van de Europese Gemeenschappen) belangrijk: "De onderwijsinstelling en de nationale beroepsinstellingen en de autoriteiten die de diploma's moeten bekrachtigen, zijn voor de opleiding verantwoordelijk. In de preambule van de richtlijn, wordt erop gewezen dat de architectuuropleidingen in Europa op het ogenblik sterk uiteenlopen en dat maatregelen zouden moeten getroffen worden om de opleidingen voor de uitoefening van de werkzaamheden onder de beroepstitel van architect geleidelijk aan met elkaar in overeenstemming te brengen. Erkenning van dergelijke titels impliceert een maatregel tot aanpassing van de fundamentele inhoud en het basisniveau van de opleidingen". Relatieve opleidingsduur Art. 4 van de Europese richtlijn van 10 juni 1985 stelt dat: " de totale duur van de opleiding moet ten minste hetzij vier jaar fulltime studie aan een universiteit of een vergelijkbare onderwijsinstelling, hetzij zes jaar studie, waarvan ten minste drie jaar fulltime, aan een universiteit of een vergelijkbare onderwijsinstelling bedragen". In het vergelijkend onderzoek van York (zie bibliografie) wordt vijf jaar als optimaal gesteld. In deze zin beantwoordt de studietijd van het architectuuronderwijs in Vlaanderen aan de verwachte en vooropgestelde duur.
3.4
Sleutelkwalificaties Per beroepsgerichte basiscompetentie worden sleutelkwalificaties aangegeven: a esthetische vaardigheden
a1 ruimte waarderen
– creativiteit – kwaliteitsbewustzijn – zin voor esthetiek a2 ruimte ontwerpen – creativiteit – flexibiliteit – kritische ingesteldheid – kunnen omgaan met info – kwaliteitsbewustzijn – planmatig denken – problemen onderkennen en oplossen – resultaatgerichtheid – zelfstandigheid – zin voor samenwerking – zin voor esthetiek a3 programma ontwikkelen en – abstract denken beheersen – beslissingsvermogen – een werkplan kunnen maken – flexibiliteit – kunnen omgaan met informatie – kwaliteitsbewustzijn
18
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
– planmatig denken – problemen onderkennen en oplossen – resultaatgerichtheid – veiligheids- en milieubewustzijn b technische b1 materialenkennis – leerbekwaamheid vaardigheden – veiligheids- en milieubewustzijn – problemen onderkennen en oplossen – zin voor esthetiek b2 kennis van de construc– abstract denken tieprincipes – creativiteit – kunnen omgaan met informatie – problemen onderkennen en oplossen b3 kennis van technische – creativiteit mogelijkheden en uit– kunnen omgaan met informatie voeringsprincipes – problemen onderkennen en oplossen b4 omgaan met voorstel– kunnen omgaan met informatie lingstechnieken – kwaliteitsbewustzijn – zin voor esthetiek – abstract denken c maatschappelijk c1 sociaal-economische e vaardigheden kennis – kritische ingesteldheid – kunnen omgaan met informatie c2 historische kennis en bewustzijn – kwaliteitsbewustzijn – leerbekwaamheid c3 esthetische en culturele kennis – leergierigheid – communicatievaardigheid c4 milieu-ecologische kennis c5 stedenbouwkundige kennis – veiligheids- en milieubewustzijn – zin voor esthetiek d intellectuele d1 analyseren – abstract denken vaardigheden d2 conceptueel denken – creativiteit d3 bewustmaken, kritisch en – kritische ingesteldheid kwalitatief – kunnen omgaan met informatie d4 verwerken van informatie – kwaliteitsbewustzijn – leerbekwaamheid – leergierigheid – problemen onderkennen en oplossen – communicatievaardigheid – zelfstandigheid – zin voor initiatief – zin voor esthetiek
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
3.5
De kern van het opleidingsprofiel
3.5.1
De kern van het opleidingsprofiel
19
Architectuur is te omschrijven als een complex en multidisciplinair proces, waarbij het paradigma object (ruimte) - subject (ontwerper en gebruiker) centraal staat. De complexiteit heeft te maken met − de veelheid aan betrokkenen, instanties en instellingen, die bij het tot stand komen van de ruimte betrokken zijn − de verschillende ruimtelijke schaalniveaus, waarmee de architect dient rekening te houden of waarbij hij, als specialist, kan betrokken worden; de relaties, zowel inhoudelijk als institutioneel, tussen deze schaalniveaus is op de dag van vandaag aan plotse veranderingen toe. Schaalvergroting is een van deze hedendaagse tendenzen. − de verschillende abstractieniveaus en de wijzigende conceptvorming, die eigen zijn aan het ontwerpproces Het multidisciplinair karakter slaat op: − de uitgebreide waaier aan kennisdomeinen (van het meest technische tot het cultuur-filosofische), die op architectuur betrekking hebben, en elk volgens hun eigen methoden en technieken als disciplines bijdragen tot de realisatie ervan − de grote mate waarin thans de informatica en alle mogelijke vormen van multimedia deze disciplines in een nieuw daglicht stellen Het procesmatige slaat in de eerste plaats terug op de verschillende fasen van het ontwerpproces (probleemstelling, schetsontwerp, voorontwerp, ontwerp, uitvoeringsontwerp, controle tijdens de realisatie, evaluatie). Tevens dient architectuur steeds in te spelen op de realiteit van vandaag en zou een actualisering van de kennis dienen te passen in een continu leerproces (al dan niet door de overheid aangeboden).
3.5.2
Eventuele verwantschappen met andere opleidingen Belangrijke opmerking: met “verwantschap” wordt hier de verwantschap in de beroepssector bedoeld, niet in de opleiding. We kiezen dus voor een ruime interpretatie van deze term. − wat de opleiding tot interieurarchitect betreft, is decretaal vastgelegd dat beide kandidaatsjaren gemeenschappelijk georganiseerd worden − de tweede cyclus in de opleiding architectuur en in de opleiding interieurarchitectuur heeft een verschillend opleidingsprogramma omdat beide leiden tot een heel ander beroepsprofiel − het probleem stelt zich met betrekking tot de opleiding tot ingenieur- architect aan de universiteiten: op inhoudelijk vlak bestaan immers grote punten van overeenkomst en hun formele studieduur is gelijk − er is tevens verwantschap met volgende opleidingen, onder meer: assistentarchitect-assistentie; interieurvormgeving; tuin- en landschapsarchitectuur; productdesign; productontwikkeling; stedenbouw en ruimtelijke ordening, planologie; verkeerskunde; monumenten- en landschapszorg
20
3.6
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
De maatschappelijk-culturele vorming Architectuur heeft een unieke taak te vervullen in de maatschappij. Haar opdracht start vanaf de architectuuropleiding zelf. De toekomstige architect wordt geconfronteerd met een complexe problematiek van voortdurende verstedelijking binnen een onsamenhangend geheel van stad en periferie. Deze problemen zijn veelvuldig en ernstig: toenemende leegstand en verkrotting, zowel in de historische binnensteden als in de 19de-eeuwse uitbreidingsgebieden van de middelgrote en grote steden, hoge huurprijzen, migrantenproblematiek, een steeds toenemende verkeersdruk op de binnenstad met bijna onoplosbare parkeerproblemen, de ontwikkeling van een alles verslindend wegennet aan de stadsranden, versnippering en degradatie van de schaars overgebleven open ruimten, dikwijls falend openbaar vervoer, vervuiling van het milieu enz. Aan deze diversiteit aan problemen antwoorden bieden, is essentieel maar moeilijk. Hoe beperkt ook de rol en positie van de architect in de besluitvorming hieromtrent is, toch moet hij een wezenlijke bijdrage aan dit maatschappelijk proces leveren. Wel dienen overheid en particuliere instanties mogelijkheden te scheppen om de architect als deskundige tot zijn recht te laten komen. Tevens zou het bouwvergunningenbeleid van steden en gemeenten in grotere mate dienen rekening te houden met de culturele en vormgevingskwaliteiten van het milieu en het openbaar domein, en niet enkel met juridische, functionele en economische desiderata. In dit verband vervullen stedenbouw en monumentenzorg een essentiële rol, waarbij de architect nauw dient betrokken te worden. Hierbij kan verwezen worden naar het charter van Venetië (1964) en naar het verdrag van Granada (1985) m.b.t. het Europees erfgoed. De architect is een van de bewakers van ons cultureel erfgoed. Architectuur, welstandszorg en monumentenzorg vullen elkaar meer en meer aan en dienen op elkaar afgestemd te worden. Architecten zijn niet enkel "esthetische invullers" van onze geplande omgeving. Binnen de huidige ruimtelijke structuurplanning in Vlaanderen en m.b.t. het RSV, dat weldra ook op provinciaal en gemeentelijk niveau zal uitgewerkt worden, zullen de jong afgestudeerde architecten een essentiële culturele en maatschappelijke rol te vervullen hebben.
21
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
HOOFDRUBRIEK 4: DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
♦ studenten en toekomstige studenten ♦ de hogescholen en de universiteiten, bij de formulering van hun opleidingsprogramma's ♦ alle instanties, die bevoegd zijn voor de kwaliteitszorg van de opleiding tot architect ♦ de navorming ♦ informatie- en oriënteringscentra
Bovendien kan beroepswereld.
dit
opleidingsprofiel
interessante
informatie
bevatten
voor
de
22
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
HOOFDRUBRIEK 5: BIBLIOGRAFIE
♦ BAX Th., FOX K. en TRUM H., Design of a Taxonomy for Architectural Programs (paper), Dublin, 1991. ♦ COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, RAADGEVEND COMITE VOOR DE OPLEIDING OP HET GEBIED VAN DE ARCHITECTUUR, Verslag en aanbevelingen over bij- en nascholing van afgestudeerde architecten, Brussel, 31 augustus 1990. ♦ COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, RAADGEVEND COMITE VOOR DE OPLEIDING OP HET GEBIED VAN ARCHITECTUUR, Overwegingen en aanbevelingen met betrekking tot artikel 3, Brussel, 31 september 1990; De correlatie tussen onderwijs en praktijk, Brussel, 13 en 14 maart 1990. ♦ EAAE/AEEA, Architectural education and reality, Weimar, 1995. ♦ EAAE/AEEA, Doctorates in Design and Architecture, Delft, 1996, 2 dln. ♦ LUBBOCKJ J. en CRINSON M., Architecture: art or profession?, Manchester, 1994. ♦ MABARDI J.-F. en GIRELLI R, Les systèmes nationaux d’enseignement supérieur de l’architecture en Europe, Milaan, 1997. ♦ MALECHA M., "Architectural education in the United States", in: STOA, 1, 1996, pp.96-107. ♦ MINISTERIE VAN NATIONALE OPVOEDING EN NEDERLANDSE CULTUUR, 18 februari 1977. Wet houdende organisatie van het architectuuronderwijs. Verzameling van de Parlementaire documenten, (Brussel), s.a. ♦ ORSBALI A. en WORTHINGTON J., Architecture and Town Planning in the Netherlands: A European Comparision, York, 1995, 2 dln. ♦ PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Richtlijn van de Raad van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten, 85/385/EEG, (Brussel), (1985). ♦ Studie beroeps- en opleidingsprofielen, Beroepsprofiel. Studiegebied architectuur. Basisopleiding twee cycli: architectuur, (Brussel), 21 januari 1997. ♦ VAN AELST H., Tewerkstelling na studies aan het Henry van de Velde-instituut, (onuitg. eindverh. Henry van de Velde-instituut), Antwerpen, 1997. ♦ VAN HOOYDONK K., Stilstaan onderweg. Onderzoek naar de Vlaamse architectuuropleidingen, (onuitg. eindverh. Henry van de Velde-instituut), Antwerpen, 1996.
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
23
HOOFDRUBRIEK 6: MEDEWERKERS
♦ Paul Schellekens (hoogleraar aan de Hogeschool Antwerpen, Departement Architectuur - Henry van de Velde-instituut) werd binnen de Sectorcommissie Architectuur aangesteld tot expert voor het Opleidingsprofiel Architect en werd bij de redactie ervan bijgestaan door: ♦ Piet Lombaerde, hoogleraar Henry van de Velde-instituut (Hogeschool Antwerpen, Departement Archi-tectuur) ♦ A.J. Lode Janssens, departementshoofd van de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Departement Architectuur St.-Lucas Gent/Brussel ♦ Herman De Witte, hoogleraar aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Departement Architectuur St.-Lucas Gent/Brussel ♦ Peter Bongaerts, departementshoofd van de Provinciale Hogeschool Limburg, Departement Architectuur ♦ Roger Liberloo, docent aan de Provinciale Hogeschool Limburg, Departement Architectuur
24
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
BIJLAGE 1
Matrix met situering architectuurinstellingen: “Focus of system position of the schools in the matrix” (Uit: A. ORSBALI en J. WORTHINGTON, Architecture and Town Planning. Education in the Netherlands: A European Comparision, York, 1995, p.62). Een kopie van deze bijlage kan opgevraagd worden op de Vlaamse Onderwijsraad.
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
BIJLAGE 2
Evolutie van de tabellen en lijsten van stagiairs (periode 1982-1997). Een kopie van deze bijlage kan opgevraagd worden op de Vlaamse Onderwijsraad.
25
26
OPLEIDINGSPROFIEL ARCHITECTUUR
BIJLAGE 3
Lijst van bij de Orde van Architecten ingeschreven architecten (toestand op 30 juni 1997). Een kopie van deze bijlage kan opgevraagd worden op de Vlaamse Onderwijsraad.