Steden van waarde, perspectief voor stedelijke vernieuwing
Steden van waarde, perspectief voor stedelijke vernieuwing Olof van de Wal
Uitgave:
Platform31
Inleiding Niet Mark Rutte, maar Ahmed Aboutaleb mocht in het Witte Huis zijn visie op extremisme toelichten. De burgemeester van Rotterdam in plaats van de premier van Nederland. We schrijven februari 2015, vijf jaar geleden was dit ondenkbaar geweest. Dit is de eeuw van de stad. De eeuw waarin de stad groeit en het land krimpt, waarin de bestuurder van de stad in plaats van regeringsleiders op het schild gehesen worden. In Nederland gebeurt dat behoedzaam, maar onvoorwaardelijk. Dit land verstedelijkt al eeuwen en de trek naar de stad duurt nog altijd voort. Al lerend en werkend in de Nederlandse steden, is het er goed toeven. Onze steden zijn bijzonder. Niet perse om hun iconen, prachtige straten en mooie gebouwen, maar om de kwaliteit over de hele linie. Wonen, leren en werken zijn voor iedereen bereikbaar in onze steden. Anders dan in Londen hoeven politieagenten niet anderhalf uur te reizen om bij hun werk te komen. En hoeven alleenstaande moeders niet twee banen aan te houden om te kunnen wonen, zoals in New York.1 Dat hebben onze Nederlandse steden te danken aan een niet aflatende zorg voor het vernieuwen van de stad. Die zorg werd gevoed door de luxe van de groei en voortgestuwd door de kracht van de top down planning. Waar beiden tot voor kort overvloedig aanwezig waren, is nu schaarste opgetreden. De vanzelfsprekendheid van stedelijke vernieuwing is verdwenen, terwijl de opgaven groot blijven. Ook het vermogen erin te investeren is drastisch afgenomen. Met andere woorden: geld en doel vinden elkaar onvoldoende in de vernieuwing van de stad. En daarmee loopt de kwaliteit van onze steden gevaar. Daarnaast gaat verstedelijking sinds enkele jaren gepaard met een ander fenomeen. De groeiende bevolking, toenemende welvaart en een groter welzijn nemen af en daarmee ook het vermogen te investeren zoals we dat gewend zijn. In het ene gebied gebeurt dit sneller dan in het andere. De snelst groeiende stad van Nederland ligt in de snelst krimpende regio: Groningen. Ook binnen de Randstad lopen de verschillen op. Groei heeft zijn vanzelfsprekendheid verloren en is kieskeurig. De brandstof die de steden levendig houdt, raakt daarmee uitgeput. De motor van de
Steden van waarde
3
economie, want dat zijn onze steden, hapert en komt tot stilstand als er geen nieuwe, duurzamere brandstof komt. Daar gaat dit essay over: hoe boren we een nieuwe bron aan waarmee onze steden – en ons land – vitaal kunnen blijven? In dit essay verkent een groep professionals die vanuit de praktijk en kennisontwikkeling de stad een warm hart toedraagt, de kansen om een nieuwe brandstof voor stedelijke vernieuwing te vinden. Als groei niet meer vanzelfsprekend is, hoe vinden we dan nieuwe wegen om dat wat waardevol is aan onze steden en aan de wijken en buurten waaruit ze zijn opgebouwd, te bewaren en zelfs te verrijken? Hoe kunnen bewoners en ondernemers waarde voor zichzelf en de stad ontwikkelen? Maar ook, want dat gebeurt: kunnen we het tij keren als de waarde daalt? Of kunnen we op zijn minst de gevolgen opvangen? Dit essay is een vervolg op het essay ‘Stedelijke Vernieuwing op uitnodiging’ uit 2012 van KEI/Nicis. Toen was de aanleiding – het einde van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) – nog ver weg. Nu zijn we verder en weten veel beter wat die uitnodiging inhoudt. Dit voorliggende essay laat dat zien. Het maakt onderdeel uit van een breder traject van Platform31, waarin nieuwe ontwikkelingen en werkwijzen worden beschreven en geduid. In september verschijnt het Praktijkboek Stedelijke Vernieuwing met circa 25 voorbeelden van bewoners, ondernemers en instituties die al doende leren hoe ze hun stad en woonomgeving op nieuwe manieren vitaal kunnen maken. Voorbeelden die inspireren tot een nieuwe vorm van stedelijke vernieuwing , een vorm zoals die in dit essay al zichtbaar wordt. Mede namens de denktank, Olof van de Wal
Steden van waarde
De burger als aandeelhouder De burger of bewoner is zowel doelgroep als initia-
De Leeszaal stelde twee vragen centraal: hoe ziet
tiefnemer voor vernieuwing, maar zelden aandeel-
jouw ideale Leeszaal eruit? En wat zou je er zelf aan
houder. Anders dan in het verleden, waar onvrede
kunnen bijdragen? Binnen enkele jaren groeide ze
van bewoners de gemeente en corporaties tot
uit tot een belangrijke ontmoetingsplek voor de
vernieuwing kon bewegen, moeten ze nu meer een
buurt, die volledig draait op ongeveer negentig
‘coproducerende’ rol pakken.
vrijwilligers.
Het belang van burgers in het op orde houden van de
Lang niet alle initiatieven kunnen of moeten
stad en het draaiende houden van de lichte zorg
uitgroeien tot kleine ondernemingen. Vaak
groeit. Het is onderwerp van veel debat, vooral sinds
volstaat het gezamenlijk werken aan een schonere
het kabinet het woord participatiemaatschappij
of kindvriendelijke omgeving. Waar initiatieven wel
lanceerde. De oproep om wat terug te doen voor de
uitgroeien tot een onderneming, zijn er prachtige
maatschappij gaat gelijk op met het risico dat
voorbeelden van zorgcoöperaties die een bewonde-
burgers worden overvraagd: de keerzijde van parti-
renswaardig niveau van professionaliteit hebben
cipatie en zelforganisatie. Bovendien is het een
bereikt. Bij deze initiatiefnemers bestaat naast
illusie om alles over te dragen aan niet-professio-
bevlogenheid ook realisme: bestuur en manage-
nals. In een tijd waarin we partijen meer op vakman-
ment van gemeenten of corporaties kunnen een
schap aanspreken is de boodschap dat amateurs
initiatief omarmen, maar tegelijkertijd op weerstand
hetzelfde kunnen doen opmerkelijk.
stuiten in de organisaties zelf. Bijvoorbeeld omdat projectleiders een andere opdracht hebben of
Om te beginnen moeten burgers kennis nemen van
misschien zelfs omdat het bedreigend is. De klik
wat speelt en van de overheid en andere partijen
met bestuurders is de eerste stap, overeenstem-
verlangen dat die er duidelijkheid over geven.
ming met het werkapparaat is cruciaal.
Betrouwbare informatie is echter kostbaar. Daarnaast moeten ze de afhankelijkheidsreflex van zich
Wederzijds vertrouwen begint naast een goed idee
afschudden. De relevante vraag is: kan het ook
ook met een goed en begrijpelijk uitvoeringsplan.
zonder subsidie? Is er toch extra geld nodig, dan
Waarin burgers duidelijk maken dat zij niet in
mag de verleiding waar we eerder over schreven ook
concurrentie met de instituties zijn, maar in een
door de burger worden uitgeoefend: in welke mate
behoefte voorzien. Gemeenschappen voegen intel-
helpt dit initiatief om de doelen van de gemeente of
ligentie toe. De grote vlucht die initiatieven op de
de corporatie te bereiken? Zouden gemeenten
terreinen van energie, zorg, stadlandbouw, veilig-
moeten aanbieden om het succes van het initiatief
heid en vervoer nemen, maken dat zeer duidelijk:
beter te maken, initiatiefnemers kunnen ideeën
in enkele jaren bereikten ze tienduizenden mensen.
opperen die de stad beter maken: wederkerigheid is
Vaak gebeurt dit in een vorm van ‘haasje-over’:
een belangrijk principe.
lokale initiatiefnemers nemen het voortouw, de gemeente bouwt er op voort zonder de regie over
Een prachtig voorbeeld is het Rotterdamse initiatief
te nemen en de initiatiefnemers gaan er weer mee
Leeszaal Rotterdam West. Na de sluiting van de
verder. Mooi aan deze benadering van co-productie
bibliotheek in Het Oude Westen richtten bewoners
is dat gemeenten en corporaties niet tegen de
zelf een leeszaal op, in een pand dat hen door de
burger zeggen: ‘doe het voortaan zelf’, maar
woningcorporatie ter beschikking werd gesteld.
‘wij hebben u nodig om er wat van te maken’.19
Steden van waarde
Van sturen op groei naar koersen op waarde
7
Een stad vitaal houden gaat niet vanzelf. Er is geen onzichtbare hand die de groei organisch in juiste banen leidt. De vele mensen die vanuit verschillende achtergronden en overtuigingen aan de steden hebben gewerkt kunnen dat bevestigen, en het onderzoeksproject Kennis voor Krachtige Steden dat ontwikkelingen in de steden nauw volgde, laat dat ook zien. Waar overheidsinvesteringen en beleid lange tijd de startmotor en vaak ook de turbo waren voor het maken van de steden, vindt kapitaal nu moeizaam een bestemming in de stad. De zoektocht van overheden is hoe ze maatschappelijke doelen weten te bereiken door privaat geld te verleiden. En een steeds belangrijker doel van grote en kleine investeerders is om naast financieel rendement ook impact te hebben. De vraag is alleen hoe die bij elkaar te brengen: het is gemakkelijker om ‘low cost housing’ in WestAfrika te financieren dan om vernieuwing in Amsterdam Nieuw-West mogelijk te maken. Van top-down sturen op groei moeten we naar ‘middle up-and-down’ koersen op waarde. Hoe moet dat? We moeten anders kijken naar wat de vernieuwing voortdrijft. De verleiding van het kapitaal was eenvoudig toen het natuurlijke bondgenootschap van overheid en woningcorporatie de investeringen kon aanjagen en de risico’s kon afdekken met eigen middelen. Maar nieuwe manieren om te verleiden zijn nog niet gevonden, de uitnodiging om te vernieuwen wordt te weinig aanvaard. We moeten opnieuw kijken naar wat de vernieuwing behalve noodzakelijk ook aantrekkelijk maakt. Het is nodig om opnieuw te leren verleiden.
Steden van waarde
Trends: steden in ontwikkeling
8
Toen
Straks
Gedroomde stad
Geleefde stad
Sturen op groei
Koersen op waarde
Project
Noodzaak
Statisch wijkgericht & probleemoplossend beleid
Dynamische stedelijke visie op kansontwikkeling
Top down urgentie op grote opgaven
Middle up-down potentie van vraagstukken op maat
Aandachtswijken
Stad van kansen, toekomst en solidariteit
Streven naar stedelijk gemiddelde
Garanderen van minimaal stedelijk peil
Projectleiding
Catch and steer
Eindbeeldregie
Mise-en-scene
Verdelende rechtvaardigheid
Koersen op verschil
Complexiteitsreductie
Doseren van complexiteit
Bestemmingsplan
Waardekaart
Vermarkte nutsbedrijven
Nieuwe nuts: maatschappelijke uitnodigingsmaatschappij
Centraal geleide ondersteuning
Facilitair bedrijf voor de buurt
Steden van waarde
Van gedroomde naar geleefde stad De stad ontwikkelt zich niet meer zoals in de vorige eeuw: gecontroleerd en aangestuurd door grootschalige programma’s die een tekort aan woningen moesten oplossen en tegelijkertijd een collectief idee van vooruitgang en welzijn inbrachten. De maakbare samenleving is voor een groot deel opgetrokken uit bakstenen en vertaald in woonwijken. Ook het onderhoud aan de bestaande stad is op die manier uitgevoerd. Met programma’s als Stadsvernieuwing, Stedelijke Vernieuwing en – als laatste stap – de Wijkenaanpak. Deze vorm van stedelijke ontwikkeling, waarin een nationale aanpak met grote investeringen lokaal werd uitgevoerd is met het aflopen van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) beëindigd. En daarmee raakt ook een ingebakken somberheid over steden op de achtergrond. Hoewel de vorige eeuw met zijn groei, geloof in vooruitgang en maakbaarheid optimistisch leek, was de belangrijkste drijver daarvoor een diep geworteld pessimisme over hoe de stad functioneert. Vrijwel elke stad bouwde in haar visie op stedelijke vernieuwing voort op bestaande kwaliteiten van wijken, al werden die vooral als mager, arm of eenzijdig beschouwd. Het ging minder over het vernieuwen van de stad, dan over het preventief aanpakken van probleemwijken. Tegenover de blijmoedigheid van stadsontwikkeling stond het tobberige van stedelijke vernieuwing, alsof er weeffouten hersteld moesten worden in de zorgvuldig gemaakte samenleving.2 Zo werd er gesproken over wijken die ‘door hun hoeven zakten’ of op het punt stonden dat te doen. De laatste jaren van het ISV stonden in het teken van een verandering in stedelijk ontwikkelen. Het idee dat steden rusten op een plan en dat het maken van de stad zelfs de eerste stap is naar een samenleving is grotendeels verdwenen. Dit vertaalt zich in een andere blik op de stedelijke vernieuwing. Een waarin we de oplossingen voor problemen op het niveau van wijk en stad primair in de stad zelf zoeken. Niet meer aangedragen door een overheid en enkele institutionele partijen, maar door ieder met een belang in de buurt, wijk of stad. Stedelijke vernieuwing is dood, leve de stedelijke vernieuwing!, kopte het eerder verschenen essay Stedelijke vernieuwing op uitnodiging in 2012. Sindsdien werd de geleefde stad het startpunt voor grote en kleine ontwikkelingen. Dit in tegenstelling tot de gedroomde stad waar het grote plan op een specifieke plek tot op het kleinste detail werd uitgevoerd. In plaats van een overheid, corporatie of ontwikkelaar die een programma uitvoert, is de stadmaker van nu steeds vaker een bewoner of een ondernemer die het initiatief neemt en zoekt naar kansen voor realisatie.
Steden van waarde
9
Ondernemer als aandeelhouder De ondernemers zijn al enige tijd ontdekt in de
uitoefenen, vangen ze regelmatig bot. Neem de
stedelijke vernieuwing. Albert Heijn en Blokker
verbetering van woningen van particuliere eige-
waren al in de periode van de 56-wijkenaanpak in
naren. Die zouden gebaat zijn bij een collectieve
beeld om te participeren, maar deze betrokkenheid
financiering, in de vorm van een VvE-lening. Slechts
kreeg weinig navolging. De vernieuwingsopgave
één bank, de SVn, durft het aan deze te verstrekken.
sloot onvoldoende aan bij de bedrijfs-
En blijkt daar weinig risico mee te lopen. 20
belangen van de grootgrutter. Voorbeelden die wel werken laten zien dat het redeneren vanuit
Opmerkelijk genoeg is een type ondernemer dat
gedeelde belangen de meeste kansen heeft. Met
wordt geassocieerd met conservatisme vaak een
een business case die voordelen biedt aan bewo-
stuk verder: de ontwikkelaar-bouwer.
ners en ook het bedrijf. De samenwerking tussen de
10
Spar en de Directbank om in krimpgebieden bank-
In projecten als Wijkbedrijf Bilgaard en Hart van
automaten en serviceloketten in te richten is zo’n
Zuid (Rotterdam) laten ze zien hun ondernemings-
voorbeeld. Evenals de zorgsupermarkt in Lonneker:
model te willen aanpassen. Hierin legden ze vast
beide danken hun succes aan een werkend verdien-
zich voor een periode van 20 jaar aan het gebied te
model. Zo’n model is per definitie meervoudig: de
verbinden. Daarmee bouwen ze een duurzame
exploitatie van de zorg-supermarkt is alleen moge-
aanwezigheid op in de ontwikkeling van de stad en
lijk omdat een deel van het geld via de WMO binnen-
laten ook zij een omslag zien naar een meer op
komt. De ondernemers halen de omzet die ze nodig
business to community-gerichte werkwijze.
hebben door kosten te delen en geldstromen te verbinden.
Tegelijkertijd ontstaat een nieuw slag ondernemers, dat nadrukkelijk in de stad geworteld is en
In plaats van de individuele consument vormt de
voortkomt uit een latente vraag van een steeds
gemeenschap de basis voor ondernemen (business
manifestere ‘community’. Succesvolle voorbeelden
to community). De aandacht voor coöperaties en
hiervan zijn de autodeelwebsites en de energiecoö-
broodfondsen stoelt op dit principe, waarin initia-
peratieven. Deze ondernemers zijn al sterk op de
tiefnemers de vraag naar een product of dienst
stad gericht. Hoewel ze niet voortdurend als best
bundelen om meer kwaliteit tegen lagere kosten te
practice doodgeknuffeld willen worden, kan deze
krijgen. Hierin is veel meer ruimte mogelijk. Hoewel
nieuwe manier van ondernemen (business to
burgers door een bundeling van de vraag een onder-
community) een interessante benadering zijn voor
handelingspositie kunnen krijgen en macht kunnen
de stedelijke vernieuwing.
Steden van waarde
Van sturen op groei naar koersen op maatwerk Deze verandering sluit aan op een trend die op meer gebieden zichtbaar is en maatwerk in een nieuw jasje hult. Bij aanpassingen in onder meer de zorg, de economie, het wonen en het onderwijs zijn mens, wijk, stad en regio leidend. Voorheen was dit het vraagstuk zelf, zoals verkrotting of herstructurering. Dit vraagt om het decentraal vastleggen van verantwoordelijkheden: van Rijk naar stad en van stad naar bewoner. De verwachte winst is zeggenschap en eigenaarschap op de juiste plek: zelforganisatie en efficiëntie. “De herontdekking van de zelforganisatie is (…) niet alleen ingegeven door de nieuwe kracht van de samenleving, maar ook door de financiële zwakte van de overheden”, 3 zo luidt een concluderend citaat uit het eindrapport van Kennis voor Krachtige Steden. Deze ontwikkeling staat op verschillende manieren beschreven. Afhankelijk van het perspectief heet zij organische ontwikkeling, energieke samenleving, participatiemaatschappij of stedelijke vernieuwing op uitnodiging. Wat deze beschrijvingen verbindt is een groeiende overtuiging dat de kennis, kunde en creativiteit die in de samenleving aanwezig zijn onvoldoende worden 4 benut. En dat een benadering die ruimte laat voor ‘bottom-up’ initiatieven de huidige vraagstukken effectiever kan helpen oplossen. Onder al het nieuwe optimisme dat hieruit spreekt, schuilt de pragmatiek van de economische realiteit. De overheidsuitgaven worden sterk beperkt en corporaties hebben veel minder investerend vermogen en minder vrijheid. Daarbij komt de noodzaak om duurzamer te investeren en produceren. De wal keert het schip, is de pessimistische keerzijde van het nieuwe optimisme. De vraag is hoe we de kennis, kunde en creativiteit van de samenleving het best kunnen benutten. Zodat we de vraagstukken waar steden voor staan het hoofd kunnen bieden.
Steden van waarde
11
Het knellende frame: van project tot noodzaak Iedereen heeft zo zijn eigen beeld bij stedelijke vernieuwing. Dit komt onder meer door de definitie die de Woningwet en eerder de wet Stedelijke vernieuwing geeft: “Op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, versterking van culturele kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied.”
12
Deze definitie laat in het midden wie die inspanningen verricht. Ook het doel is open: alles moet beter. Daar kan niemand op tegen zijn. Daarom is het vooral interessant hoe je de wet interpreteert en in welk frame je de wet uitvoert. Zeker in de beginjaren was de opgave helder. Het ging over wonen en meer in het bijzonder over het preventief aanpakken van woonwijken: “De analyse van de rijksoverheid was dat – ook al was de bouwtechnische kwaliteit van woningen technisch gezien acceptabel – de woonkwaliteit in tal van wijken niet aansloot bij veranderende behoeften van (potentiële) bewoners. Herstructurering van de woningvoorraad en woonomgeving werd een belangrijk speerpunt om te komen tot een transformatie van woonmilieus die wél zouden aansluiten bij toekomstige woonwensen”(p8). Daarnaast had stedelijke vernieuwing tot nu toe een formele en een informele kant. Aan de ene kant was er het overheidsbeleid, aangejaagd door het ISV en aan de andere kant datgene wat zich feitelijk in de steden afspeelde (vooral gedragen door bewoners, de markt en andere partners 5 ). Het ISV werd overigens tot twee keer toe verlengd en duurde van 2000 tot 2015. Er kwam geen vierde termijn, wat in het licht van de beschreven veranderingen geen verrassing is. Later volgde de aanpak van sociale en economische problemen die beïnvloed werden door ingrepen in de gebouwde omgeving. Het woningaanbod moest veranderen. In de grote steden resulteerde dit in een operatie om binnen de aangewezen wijken op grote schaal woonmilieus te veranderen. Met behulp van sloop en nieuwbouw werden de wijken aantrekkelijk voor mensen. Ook werden wijkvoorzieningen aangepakt, de openbare ruimte heringericht en sociale en economische projecten voor de wijkbewoners uitgevoerd. Jarenlang werd stedelijke vernieuwing voortgedreven door het probleem. De grote twintigste-eeuwse programma’s voor de stad drijven op vraagstukken over geproblematiseerd wonen. Te beginnen bij het voorzien in fatsoenlijke woningen voor arbeiders en het oplossen van de woningnood na de Tweede Wereldoorlog. Gevolgd door het aanpakken van verkrotting en het verbeteren van de kwaliteit van de woonomgeving, bijvoorbeeld door woonmilieus te creëren voor verschillende doelgroepen, met name de middenklasse. De manier waarop het programma tot stand kwam, past eveneens in de traditie.
Steden van waarde
Er is veel geïnvesteerd in het urgent maken, eerst door het probleem te benoemen en te benadrukken, vervolgens in het aanpakken ervan. Zo is er veel geld, menskracht en energie geïnvesteerd in het agenderen van de problematiek en in het zoeken naar oplossingen. Uiteraard vanuit de overtuiging dat urgentie beweging oproept. Dit is terecht in die zin dat er veel is bereikt. De keerzijde is dat het benoemen van de problematiek en het creëren van de urgentie leidt tot een overheidsmonopolie. Rijk, provincie en gemeente waren immers de formele dragers van de stedelijke vernieuwing. Dit maakt de beëindiging van het ISV het sluitstuk van een traditie. Het frame van het woonprobleem hielp goed bij het organiseren van investeringen. Bovendien leidde het tot steden en wijken waar woningen in behoorlijke tot zeer goede staat verkeren, waar de openbare ruimte op orde is en het voorzieningenniveau aansluit op de behoeften van de wijkbewoners. Passend bij de groeiende welvaart in Nederland. Er waren nauwelijks grote uitschieters naar beneden. Niet voor niets is het moeilijk om tijdens een wandeling door een gemiddelde woonwijk te zien wat er loos is. Zelfs de ooit beruchte Tarwewijk in Rotterdam Zuid roept bij weinig argeloze bezoekers het beeld op van grote problemen. Dat is op zich een enorme prestatie, maar betekent niet dat er niets meer aan de hand is. De echte verbetering zit in de mogelijkheden die mensen hebben om sociaal en economisch boven zichzelf uit te stijgen of zelfs maar staande te houden. En in hun vermogen bij te dragen en initiatief te nemen. Het frame is sleets geworden en de formele stedelijke vernieuwing is afgesloten. Desondanks moeten steden zich blijven aanpassen aan de voortdurend veranderende eisen. Het is de vraag of we daarbij wat hebben aan de omschrijving die de Woningwet biedt. De structurele kwaliteitsverbetering waar ze over spreekt is mooi, maar houdt onvoldoende rekening met veranderende manieren waarop mensen de stad gebruiken, bewonen en besturen. Bovendien zet de stagnerende welvaart de normen voor kwaliteit onder druk. Niet voor niets klinkt steeds vaker de oproep om in de sociale woningbouw genoegen te nemen met een lagere en betaalbaarder kwaliteit. Het is veel interessanter hoe overheid, bewoners en markt invulling geven aan de noodzaak om te vernieuwen en hoe ze dat proces op gang weten te houden op een manier die past bij het gebied en de stad. Daarom doen we hier een voorstel voor een nieuwe omschrijving van stedelijke vernieuwing: “Stedelijke vernieuwing is het voortdurend verbeteren van de bestaande stad in zijn omgeving door de partijen die er belang bij hebben, bewoners en ondernemers voorop. Zij voegen economische en maatschappelijke waarde toe waar ze dat nodig achten. De overheid helpt door belemmeringen weg te nemen en samen met institutionele partijen de focus te richten op wijken en buurten waar verbetering niet ‘vanzelf’ gaat. Stedelijke vernieuwing heeft als doel om de stad en zijn regio aantrekkelijk en gevarieerd te maken. Door woonmilieus te bieden voor verschillende doelgroepen en kansen te creëren waarin zij zich economisch en maatschappelijk staande kunnen houden dan wel kunnen ontwikkelen.”
Steden van waarde
13
Belegger als aandeelhouder Beleggers beschikken over kapitaal dat ze poten-
Zelf lijken beleggers voorzichtig de handschoen op
tieel in steden kunnen investeren, maar hun betrok-
te willen pakken. De Vereniging van Vastgoedbe-
kenheid is bescheiden, zeker in vergelijking met
lang bracht een visie uit waarin ze zegt per omme-
omringende landen. Vooralsnog zijn het de grote
gaande 40.000 woningen te kunnen (laten)
beleggers die investeren. Dit tot chagrijn van
realiseren, mits de huurwetgeving voor woningen in
steden die buiten hun blikveld vallen. Het poten-
particulier bezit wordt geliberaliseerd (lees:
tieel van kleinere, meer regionale beleggers is nog
afschaffing van de verhuurderheffing, huurtoeslag
onderbenut.
en het woningwaarderingsstelsel voor deze sector). Hoewel het de vraag is of het Rijk deze regelgeving
Investeren kan ook via de band. Een sale&lease
wil loslaten, laat het wel een bereidheid zien om
back-constructie van corporatiewoningen is zo’n
mee te doen als er voldoende tegenover staat.
voorbeeld. Hierin verkoopt de corporatie een deel van de woningen aan een belegger met de afspraak
Beleggers zeggen goed in staat te zijn om buurten,
de woning te renoveren. Vervolgens doet ze waar ze
zelfs wijken te herstructureren. Daarmee zeggen ze
goed in is, namelijk woningen verhuren. In dit geval
dat zij daarna ook langdurig aanwezig zijn. Vanwege
voor een hogere prijs aan mensen met een midden-
hun bezit hebben ze belang bij een goede waarde-
inkomen. Daarmee komt kapitaal vrij voor nieuwe
ontwikkeling en beheer. Zij moeten de stad ver-
projecten. 21
leiden, al worden ze daarvoor nog niet uitgenodigd.
14
Steden van waarde
Dynamische stedelijke visie op kansontwikkeling Door veranderingen in bevolking en welvaart wijzigt de vraag naar goed wonen voortdurend. Omdat het ISV is weggevallen kan daaruit niet de investeringskracht worden gemobiliseerd die tot nu toe mogelijk was. In gebieden waar het bevolkingsaantal krimpt is dat scherp voelbaar. Het perspectief verandert. Of liever, de urgentie wordt niet meer top down benoemd. In de nabije toekomst krijgen de steden te maken met een aantal vraagstukken die zich afspelen buiten het veld van de ‘klassieke’ stedelijke vernieuwing, maar die direct en indirect grote invloed uitoefenen op hoe mensen in de bestaande stad kunnen leven, werken en wonen. We zien vraagstukken die de financiële en maatschappelijke draagkracht van bewoners raken, die te maken hebben met de gebouwde omgeving en die voortkomen uit economische veranderingen. De belangrijkste vraag is: hoe passen de steden zich aan, zodat ze kunnen profiteren van de ontstane kansen en mogelijke bedreigingen kunnen dempen. Neem de decentralisaties en de gevolgen daarvan voor het zorgvastgoed en de aanpassing van woningen en voorzieningen in de wijken. De vergrijzing heeft invloed op de inhoud en het tempo van stedelijke ontwikkeling. In 2030 zijn een half miljoen mensen dement, maar leven ze langer thuis.6 Dat vraagt om aanpassingen aan woningen en nieuwe voorzieningen. Een ander voorbeeld zijn de bodemschatten gas en water. Ze zorgen voor welvaart, maar veroorzaken ook ondergrondse problemen. Aardbevingen in Noord- en Oost-Groningen leiden ertoe dat de waarde van vastgoed nog meer onder druk komt te staan in een gebied dat toch al last had van een krimpende bevolking. Bovendien maakt schaarste aan grondstoffen het noodzakelijk dat de economie zich aanpast. Hetzelfde geldt voor de stad en haar woningen. De deeleconomie haalt veel overhoop: Airbnb is niet alleen een manier om wat aan je woning te verdienen, het raakt zowel de hotelbranche als de woningmarkt. Onbedoeld kan de deeleconomie een negatief effect op leefbaarheid hebben. Tot slot hebben talrijke technologische ontwikkelingen gevolgen voor de vraag en distributie van goederen. Per stad en zelfs per wijk of buurt verschilt de mate waarin een vraagstuk zich voordoet. Een programma waarin analyse en oplossing gelijk opgaan in een one size fits allurgentie is niet effectief. Het is eerder een one size fits one-analyse waarop belanghebbenden, of die nu bewoner of ondernemer zijn, dan wel gemeente of misschien zelfs het rijk, besluiten of verleid worden energie en geld in vernieuwing te steken. Dit heeft alles te maken met de waarde die wordt toegekend aan het gebied, de kansen die er zijn om tot waardeontwikkeling te komen of de noodzaak om waardedaling tegen te gaan. Het voortdurend benadrukken van de problemen nodigt nu eenmaal niet uit tot investeren. Dat gaat immers over het benutten van kansen.
Steden van waarde
15
Naar verwachting groeit de diversiteit tussen gebieden in de steden. De vraag is hoe belanghebbenden in staat zijn hierop in te spelen en het proces van vernieuwing anders te organiseren.7 Het is nodig om preciezer te kijken naar wat op gebiedsniveau speelt binnen wijken en buurten en naar de stad als geheel binnen zijn regio. Partijen doen het zelden meer alleen, maar het maken van een effectieve strategie voor de uitnodiging van andere partijen is lang niet iedereen gegeven. Daar zijn een nieuw speelveld en nieuwe inzichten voor nodig. Als waardeontwikkeling de nieuwe brandstof van de vernieuwing wordt, dan heeft dit gevolgen voor gebiedsgericht werken. De bestaande gebiedsgerichte vormen van beleid zijn te statisch, dat laten ook de onderzoekers van De buurt als jas zien. Zij pleiten voor een dynamisch stadsgericht beleid, waarbij de focus vooral ligt op de waarde die gebieden voor elkaar en de stad hebben. Allereerst omdat de gebieden hun eigen functie in de stad hebben: de stad heeft verschillen nodig om goed te functioneren. En een stadsgericht beleid helpt overheden en partijen in het middenveld om hun middelen effectiever en strategischer in te zetten.
16
Laten we beginnen met het dogma van de wijk te laten voor wat hij is en de aandacht richten op wat er gebeurt in gebieden binnen de wijk. En op wat deze buurten of straten betekenen voor de stad als geheel. Dit schept ruimte om preciezer te kijken naar de kansen die er zijn of ontbreken. Helderheid daarover maakt het eenvoudiger voor bewoners, ondernemers en investeerders om te bepalen hoe hun initiatief of investering kan renderen. Blijft de waarde behouden? Neemt ze juist toe of af? Zekerheid is hierop natuurlijk niet te geven, maar inmiddels is wel een goede inschatting mogelijk van het behoud, stijging of daling van waarde is te verwachten. Die inschatting zegt iets over de risico’s die een particulier, ondernemer of overheid bereid is te nemen.
Steden van waarde
Stad van kansen, toekomst en solidariteit Op basis van de kansen op waardebehoud, waardeontwikkeling en waardedaling kunnen we drie typen gebieden onderscheiden. Het eerste type is de stad van de kansen. Dit zijn stabiele gebieden waar toegevoegde waarde behouden blijft en zelfs wat oplevert. Het tweede type is de stad van de toekomst. Hierop heeft de gemeente een ambitie geformuleerd en kiest zij nadrukkelijk voor een stevige investering. Het derde type is de stad van de solidariteit. Dit zijn de gebieden die extra aandacht nodig hebben, waarbij het vooral zaak is dat ze niet wegzakken onder wat voor de stad acceptabel is en waar de boodschap klinkt: tot hier en niet verder. Hier is het zaak om waardedaling te dempen en moeten partijen bereid zijn hun verlies te nemen. In de woorden van een deelnemer: “slechte gebieden blijven bestaan, maar laten het dan goede slechte gebieden zijn”. 8 De indeling naar gebiedstypen is dynamisch en vraagt voortdurend om aanpassing. Als we iets hebben geleerd van de stedelijke vernieuwing tot nu toe is dat gebieden voortdurend veranderen, sommige sneller dan andere. Wie tien jaar geleden Katendrecht in Rotterdam bezocht had niet kunnen voorzien hoe zeer de sfeer er sindsdien gewijzigd is en hoe sterk het beeld van achterstand plaats maakte voor een pioniersmentaliteit.
De stad van de kansen De meeste plekken in de stad functioneren goed. Dat geldt ook voor plekken binnen de aandachtswijken. Naast gebieden die kwetsbaar zijn en waar veel sociaaleconomische problematiek is, hebben deze wijken ook gebieden die er goed bijliggen en waar mensen zich uitstekend redden. In de stad van de kansen zijn het met name de bewoners en ondernemers die belang hebben bij het oppakken van kansen. Denk aan initiatieven voor de openbare ruimte, zoals het Singelpark in Leiden, of aan projecten als Een blok stad waar bouwers en bewoners samen bepalen wat nodig is, waaronder collectief particulier opdrachtgeverschap en bouwgroepen. De initiatieven komen in eerste instantie tot stand omdat mensen en ondernemingen bereid zijn er tijd en geld in te investeren. Maar ze slagen alleen als er vertrouwen is en het speelveld helder. Daarvoor is de overheid aan zet. Ze moet hier niet regisseren, zelfs niet faciliteren: in de stad van de kansen is haar taak vooral stimuleren. Om te beginnen door ervoor te zorgen dat de primaire, wettelijke overheidstaken op orde zijn, samengevat in schoon-heel-veilig. Goed en helder handhaven is belangrijk, evenals begrijpelijke informatie: wat zijn de plannen van de overheid en van anderen? Meer dan eens stokken initiatieven, omdat partijen elkaar in al hun enthousiasme niet verstaan. De taal van beleid is zelden die van ondernemers . Het komt voor dat de ene partij denkt bewogen te hebben terwijl de andere denkt dat de deur voor zich dicht ging.
De stad van de toekomst Enkele gebieden in de stad laten onbenutte kansen zien. Dit zijn vooral gebieden die vrij komen, omdat een bepaalde functie is weggevallen, zoals havengebieden. Of het zijn gebieden waar veel stromen van mensen en goederen (stationsgebieden) samenkomen.
Steden van waarde
17
Anker-instelling als aandeelhouder Bij de vernieuwing van gebieden blijven de geves-
Veelal tonen deze instellingen al enige betrokken-
tigde organisaties achter in de bijdrage die ze
heid, maar wordt het pas interessant als zij ook
kunnen leveren. Denk aan ziekenhuizen, universi-
gaan ontwikkelen op een manier die past bij hun
teiten en culturele instellingen. Maar ook aan
organisatie, doelstellingen én bij het gebied.
verenigingen als voetbalclubs. Dit zijn anker-instel-
Voorbeelden als Scoren in de wijk (FC Twente)
lingen die zijn geworteld in hun omgeving en poten-
behoren tot best practices, al is de betrokkenheid
tieel een kracht zijn voor lokale economische
van ziekenhuizen slechts incidenteel te noemen.
ontwikkeling: ze hebben een economisch belang bij
De verleidingsstrategie om hen te laten investeren
het vitaal en gezond houden van de gemeen-
in stadsvernieuwing was tot nu toe niet erg
schappen waar ze gevestigd zijn. 22
overtuigend.
18
Steden van waarde
Gebieden die zonder een stevige investering niet van de grond komen en waarin overheden en markt elkaar moeten vinden. Ze kunnen evenwel veel betekenen voor gebieden eromheen: zo belooft de ondertunneling van de A2 bij Maastricht veel voor de omliggende wijk Wittevrouwenveld. Ze draagt bij aan de positionering van de stad als aantrekkelijke woon- en werkplek. Ook de Zuidas in Amsterdam, de Erasmusbrug in Rotterdam en het Hart van Zuid in Hengelo vervulden die functie. Het zijn gebieden waarop de stad wil verdienen: hier bouwt ze aan waarde-ontwikkeling. De overheid kan actief bijdragen met hefboomkapitaal, soms ook wel ‘seed funding’ genoemd naar de analogie van het startkapitaal dat beginnende ondernemingen nodig hebben om op gang te komen. Daarmee geeft zij als investeerder een duidelijk signaal af, namelijk dat het gebied van waarde is en dat ze vertrouwen heeft in het project. De overheid moet echter ook selectief zijn en vasthoudend: liever één strategische ontwikkeling met bovenregionale uitstraling dan meerdere kleinschalige. Ze zoekt daarnaast actief naar andere investeerders, die op het vertrouwen van de overheid moeten kunnen koersen. De gemeente is hier regisserend. Zij investeert en stuurt op investeringen uit de markt.9 In de stad van de toekomst staan overigens ook gebouwen die hun functie hebben verloren en goedkoop zijn. Die oefenen een grote aantrekkingskracht uit op pionierende ondernemers en ‘publiek ontwikkelaars’. Zij kunnen het gebied parallel aan de grootschalige en langetermijnontwikkelingen tot leven brengen met ondernemingen die reuring brengen. Tijdelijk of permanent. Ondernemers kunnen hierdoor een strategische positie innemen in het maken van een nieuwe identiteit voor het gebied.
De stad van de solidariteit Elke stad heeft haar eigen minimale stedelijk peil. Dit is een ondergrens waarboven allerlei vormen van verschil mogelijk zijn, maar waaronder verschil niet geaccepteerd wordt. Dan moet ingegrepen worden. Maar het moet duidelijk zijn wanneer de overheid tot interventies besluit, zeker als het eigen initiatief van bewoners en ondernemers het uitgangspunt is. Kim Putters, van het Sociaal Cultureel Planbureau pleit voor een “morele agenda van de verzorgingsstad”. Die moet gaan over de kwaliteit van leven, gezondheidswinst en welbevinden. Dat vraagt van gemeenteraden om met burgers en organisaties af te spreken wat de norm is en dat expliciet te maken. Hoe zij dat doen verschilt in de uitwerking per stad, zoals het Minimaal Gronings Peil of het Minimaal Schiedams Peil. Wel moet ze voortbouwen op een basis van normen en waarden die per definitie gelden, die nationaal en internationaal zijn vastgesteld. Denk hier bijvoorbeeld aan de mensenrechten – zelden aan de orde op wijkniveau, maar daarom niet minder relevant. Daarnaast zijn er lokale waarden, waarvan inwoners van de stad – vertegenwoordigd door de gemeenteraad – vinden dat die overal in de stad moeten gelden. Het gaat in elk geval niet om de te behalen doelen, zoals het stedelijk gemiddelde waar stedelijke vernieuwingsopgaven tot nu toe zo vaak mee belast waren.
Steden van waarde
19
In de meeste gebieden is dit peil geen punt van zorg. Daar is extra inzet niet nodig. In sommige gebieden wordt het peil echter niet vanzelf bereikt of vastgehouden. Omdat er veel mensen wonen die het hoofd niet of nauwelijks boven water kunnen houden. Dit zijn de gebieden die, als ze aan hun lot worden overgelaten, hun waarde zien dalen: de achterstandsgebieden. Het kan gaan om de plekken die als ‘rotte kies’ worden betiteld of om een complex of buurt. Het zijn gebieden waar netto geld naartoe moet en waar de overheid en maatschappelijke organisaties, zoals woningcorporaties de kosten voor hun rekening nemen. Niet als investering, maar als subsidie. In deze gebieden is het mooi als waardedaling wordt afgeremd of gestopt. De manier waarop deze gebieden onder de aandacht worden gebracht moet veranderen. In de afgelopen periode is te vaak het probleem ‘vermarkt’ om voldoende aandacht te krijgen. Wijken werden ‘gepathologiseerd’, als ziek beschouwd. Dat is voor de bewoners niet altijd een aanmoediging om ‘beter’ te worden en het initiatief meer naar zich toe te trekken. Sterker nog, als we de beeldspraak even vasthouden, is het oppassen voor ‘hospitalisering’, minder initiatieven en meer afhankelijkheid. Van de gemeente en haar maatschappelijke partners mogen we verwachten dat ze hier alert op is.
20
Anders dan in de andere gebieden, waar de gemeente stimuleert en regisseert, moet zij hier faciliteren en ingrijpen. Actief mogelijk maken, ingrijpen waar het moet en ondersteunen waar het kan. Met het doel dat het gebied zich kan ontwikkelen naar stad van de kansen. Daarnaast mogen we verwachten dat de problemen op het laagst mogelijke schaalniveau worden opgelost. Als het probleem zich in een complex concentreert, dan hoeft geen programma over de hele buurt worden uitgerold, laat staan de wijk.
Steden van waarde
Van projectleiding naar catch and steer Stedelijke vernieuwing is niet meer het project dat door enkele institutionele partijen wordt getrokken. Andere partijen vervullen een grotere rol. Dat vraagt veel van hen, waar het over rollen en taken gaat, maar vooral ook hoe zij verleid kunnen worden en anderen kunnen verleiden om aandeelhouder te worden in de vernieuwing van steden. Wil de waarde van de steden ook hun waarde worden, dan volstaat een vrijblijvende uitnodiging niet. Meer dan voorheen is het nodig om oog te hebben voor de kansen van een gebied en de doelstelling van de investeerder. Niet door de publieke doelen uit het oog te verliezen, maar door het principe te gebruiken dat in Londen ‘catch and steer’ wordt genoemd. Haak aan bij initiatieven in het gebied en nodig uit om bij te sturen. Op zo’n manier dat zowel de initiatieven als het gebied daardoor verbeteren. Koers op belangen. De indeling naar typen gebieden stimuleert het samenspel tussen partijen. Het maakt duidelijk waar ruimte is en waar een urgente aanpak is gewenst. Het laat zien waar vertrouwen is en waar dat moet worden opgebouwd. Van bewoner tot belegger: het geeft iedereen die wil en kan investeren de informatie die ze nodig hebben. Het biedt in elk geval een perspectief op handelen door de partijen die gebonden zijn aan een gebied en er een maatschappelijke opdracht hebben. Er is meer nodig. Veel aandacht gaat naar de financierbaarheid van de vernieuwing. Het grootste vraagstuk is niet het maken van een financieringscase, maar een investeringscase. Het is echter onvoldoende om partijen uit te nodigen en te verleiden tot investeren. als je geen antwoord hebt op de vraag waarom het voor hen interessant zou zijn. Er zijn hulpmiddelen nodig om de stad te beheren en door te ontwikkelen, nu de vanzelfsprekende band tussen kapitaal en stedelijke vernieuwing verdwenen is.
Wat beweegt het geld in Den Ham? In Den Ham vonden slimme bestuurders van de lokale voetbalclub een manier om hun club overeind te houden, nadat de gemeente aangaf niet meer te willen betalen voor het beheer van de faciliteiten. Ze gaf de vereniging een bruidsschat mee door het bedrag van enkele jaren onderhoud in cash uit te betalen. Aangezien de energierekening veruit de grootste post op de begroting was, en die energiekosten zouden doorgroeien, werd de oplossing snel gevonden: VV Den Ham besloot de kosten structureel te verlagen door in energieopwekking te investeren. Hoewel dat op zich al winst was, kwam de vereniging erachter dat de provincie graag bij wilde dragen via een subsidie, onder de voorwaarde dat naast de vereniging meer partijen zouden aansluiten. Het lukte de vereniging om binnen enkele maanden zoveel enthousiasme op te wekken dat uiteindelijk 57 deelnemers, zowel woningeigenaren als bedrijven, besloten deel te nemen. De vereniging bracht hiermee voor zichzelf de terugverdientijd van de investering terug van 9 tot 4 jaar. En het dorp profiteert mee.10
Steden van waarde
21
Corporatie als aandeelhouder Over de rol van corporaties is veel geschreven. Hun
Voor corporaties is betaalbaarheid voor de bewoner
positie in de stedelijke vernieuwing is bejubeld en
een majeure opgave. Die staat onder druk door de
verguisd. Hoewel de discussie over wat we wel en
oplopende betalingsachterstanden en uitzettingen.
niet van hen mogen verwachten op Rijksniveau nog
Corporaties kijken hierdoor preciezer naar de
niet is afgerond, is het duidelijk dat dit veel meer
geboden kwaliteit. Die heeft een prijs. Zo kan het
lokaal gewortelde partijen zijn dan de discussie
zinvoller zijn om woningen niet naar het niveau van
doet vermoeden. En dat die worteling sterk
‘nul op de meter’ op te waarderen, als dit betekent
afhankelijk is van de lokale context en de
dat huurders die al zuinig waren nu meer moeten
bedrijfscultuur. Natuurlijk valt er veel te zeggen
betalen. Dan volstaat goed onderhoud plegen.
over de schaal waarop deze organisaties zich ontwikkelen, maar interessanter is de vraag of zij in
Steeds vaker zijn particuliere huiseigenaren niet
staat zijn hun middelen maximaal in te zetten voor
meer in staat aan hun financiële verplichtingen te
de lokale opgaven.
voldoen, laat staan dat ze hun woning kunnen onderhouden. Daar kan een corporatie helpen met
22
Corporaties ondersteunen mensen die niet in staat
een dynamisch voorraadbeleid, zeker als het
zijn zelf in een woning te voorzien. Hun zwaarste
woningen betreft die dichtbij eigen bezit liggen, of
taak ligt in de stad van de solidariteit. Als de
die in het verleden zijn verkocht. Een actief
bezemwagens van de stad vervullen zij een
‘ontzamelingsbeleid’ kan de corporatie helpen om
belangrijke functie in het onderhouden van het
vooral daar actief te zijn waar ze het hardst nodig is.
minimale stedelijke peil. Hun professionaliteit is
Kopen waar het mis dreigt te gaan en verkopen waar
daar hard nodig. Ook in de stad van de kansen
het goed gaat, aan de zittende huurder of aan een
hebben deze partijen vooral een stimulerende rol.
belegger. Om daarna desgewenst de verhuurtaken
Juist hier is het interessant hoe zij kunnen bijdragen
zelf te vervullen (sale & lease back). Van belang is
aan een facilitair bedrijf voor de buurt.
wel dat de ‘verzameling’ niet slechts die van de corporatie is: het gaat om wat er in de stad, zelfs in de regio, aan goedkope woningen nodig is. Te vaak wordt in steden het verkoopbeleid niet onderling afgestemd. Inmiddels is het wel duidelijk dat dit voor de bewoner en voor het gebied averechts kan werken.
Steden van waarde
Multifunctioneel plein Een ander voorbeeld is het Benthemplein in Rotterdam. In de Maasstad hoeft het maar even te regenen of de straten staan blank: op veel plekken kan de riolering de piekbelasting niet aan. De technische oplossing werd al snel gevonden. De gemeente richtte een waterplein in dat bij stevige regen tijdelijk een vijver wordt. Het Benthemplein heeft een capaciteit van 1,7 miljoen liter water en biedt bij droog weer de mogelijkheid voor basketbal en skaten. Deze dure oplossing werd pas mogelijk door gescheiden budgetten samen te voegen: groot-onderhoud van rioleringen, openbare ruimte, het waterschap en een extra subsidie.
Er zijn natuurlijk veel meer voorbeelden waarin een initiatief financieel mogelijk wordt door geldstromen te verleggen of door besparingen te realiseren. Veel aandacht gaat naar financieringsvormen die een lokaal of gemeenschapskarakter hebben, zoals revolving funds, kredietunies en crowdfunding. Toch is het aandeel dat deze vormen hebben in de financiering nog bescheiden. Waar in de VS in 2010 al ruim 1 miljard dollar via crowdfunding is opgehaald, was dat vijf jaar later in Nederland nog geen 50 miljoen euro. De financiële creativiteit van initiatiefnemers past niet altijd bij de wijze waarop potentiële investeerders hun geld willen of kunnen inzetten. Neem de vernieuwing van gebieden waar het grootste deel van de huizen in bezit zijn van de bewoners. Op een aantal plekken is het onderhoud onder de maat. Met name steden die in de jaren zeventig als groeikern nieuwe wijken bouwden zien dat woningbezitters hun woning en woonomgeving niet altijd goed onderhouden. Dit heeft meestal te maken met een zwakke sociaaleconomische positie van de bewoners. Zij sparen niet voor onderhoud en zijn niet in staat bij te lenen. Bovendien zijn banken terughoudend, omdat het inkomen en de schuldpositie van de bewoner en de waarde van de woning niet voldoen. Ook hier is een even eenvoudige als ingenieuze oplossing: bedenk een alternatief voor geld dat sowieso wordt uitgegeven: de energierekening. Als je die kunt terugbrengen, kun je het geld dat vrijkomt inzetten voor woningverbetering. Over een periode van dertig jaar kan dat per woning oplopen tot 45.000 euro. Bewoners hebben een prettig huis, geen zorgen meer over stijgende energiekosten en ze werken mee aan de energietransitie: zowel een privaat als een maatschappelijk doel is gediend. Technisch kan het, maar voor de financiering zijn de laatste obstakels nog niet geslecht. Voor dat bedrag moet de woning opgeknapt en energieneutraal zijn, banken en regelgeving moeten het mogelijk maken dat bij een schuld een financiering wordt afgesloten. En, niet onbelangrijk, bewoners die met hun voormalige energierekening de verbouwing financieren moeten het ook willen. Aan de andere kant van het spectrum lukt het ook nog niet. Er bestaan inmiddels meerdere voorstellen om een wijk door een marktpartij te laten vernieuwen. Maar als een belegger een buurt ‘koopt’, dan verwacht deze er, terecht, voor de lange termijn rendement uit te kunnen halen. Voortkomend uit maandelijkse huuropbrengsten en de verkoop van woningen. Ongebruikte grond of vastgoed is geschikt voor herontwikkeling, vrijkomende woningen kunnen worden verbeterd en in huur worden verhoogd. Dit zijn
Steden van waarde
23
vergelijkbare strategieën die een woningcorporatie hanteert. Verder dan verkenningen komen die voorstellen echter niet, omdat verwachtingen over opbrengsten (grondprijzen en woningwaarden) en over de inzet (huur- of koopwoningen) te sterk uiteenlopen. Een achterliggende reden is ook dat ambtenaren en investeerders elkaar niet kennen.11 Ze zijn onvoldoende op de hoogte van elkaars belangen, motieven en werkwijzen en ze begrijpen elkaar niet. Samenwerking is dan moeilijk. Als er al afspraken of convenanten tot stand komen, blijft de uitvoering hangen in het werkapparaat. De resulterende aanbeveling is dan ook om te investeren in beter onderling contact. Waarde en rendement zijn overigens méér dan klinkende euro’s. Als derde generatie Turkse Nederlanders in vastgoed in Turkije investeren, is dat niet alleen omdat het eenvoudiger is, maar ook omdat ze daar maatschappelijke meerwaarde uit halen. Die kunnen ze echter ook in Nederland vinden, bijvoorbeeld door in huisvesting en zorg voor Turkse ouderen te investeren. Een strategie om een belegger te verleiden om te investeren in zaken die hij geacht wordt relevant te vinden, is niet kansrijk. Waarde voor de stad moet ook waarde voor de investeerder zelf opleveren.
24
Cruciaal in de strategie van het uitnodigen is vertrouwen. Dat ‘de ander’ het werk goed doet en dat risico’s geregeld zijn. In een tijd waarin het niet meer vanzelfsprekend is dat een beperkt aantal partijen aan stadsvernieuwing werkt, is het vertrouwen weggelekt. De zorg over risico’s is voorstelbaar, terwijl de ergernis over risicomijdend beleid herkenbaar is. Een woord als ‘risicoregelreflex’ wordt vaak gebruikt als synoniem voor de inflexibiliteit van het systeem: op elk ervaren risico volgen nieuwe regels om de organisatie uit de wind te houden. We hebben een nieuwe oriëntatie op risico’s nodig, een waarin professioneel ondernemerschap niet ondergeschikt is aan regulering. Het duurste debacle in de volkshuisvesting, rond Vestia, is een gevolg van falende bestuurders en toezichthouders, niet van falende regelgeving. Waar de systeemdruk van risicobeheersing en het ondernemerschap van risico’s elkaars tegenpolen lijken te zijn, werken ze idealiter in elkaars voordeel. Het systeem helpt immers een situatie in stand te houden waarin ondernemerschap kan bestaan. Maar dat kan alleen als de risicobeheersing in de eigen bedrijfsvoering op orde is. Een ontwikkelaar als Era Contour, een corporatie als Tiwos en een gemeente als Leeuwarden, maken alle gebruik van een systeem waarin controle op risico’s in het teken staat van het kunnen realiseren van maximaal ondernemerschap. In het kort komt het erop neer dat op elk project een risicoprofiel gemaakt wordt en dat alle projecten regelmatig in een team op hun risico’s beoordeeld worden. Iedereen moet met de billen bloot, gezamenlijk worden de risico’s gelabeld. Is het risico aanvaardbaar, dan staan de lichten op groen en kan de projectleider door. Is het risico te hoog dan wordt het project stilgelegd en het bestuur direct ingelicht. De reguliere gereedschapskist van de stedelijke vernieuwing is groot genoeg. Al gaan bestaande instrumenten uit van gemakkelijke toegang tot geld. Ze zijn onvoldoende
Steden van waarde
toegesneden op de uitnodiging aan bewoners, ondernemers en andere partijen om in initiatieven te investeren. Met name de toegang tot kennis en informatie is cruciaal en momenteel nog gebrekkig. Ook het vertrouwen ontbreekt. De latente geldstromen en kapitaal blijven onbenut. Daarnaast zijn veel spelregels niet goed ingericht op innovaties. De kist moet worden aangevuld met ‘multitools’, instrumenten die een bijdrage nodig hebben van de belanghebbende partijen, die veelal in een rudimentaire vorm al bestaan en afhankelijk van de vraagstukken in de stad een eigen invulling kunnen krijgen. Instrumenten die ook duidelijk maken wat het nieuwe speelveld is (nieuw masterplan) en wie daarop beweegt (waardekaart). Maar die ook helpen inzichten toe te passen (de MUM) en handelingsperspectieven te bieden (facilitair bedrijf voor de buurt).
25
Steden van waarde
Zorg- en welzijnsinstelling als aandeelhouder Voor zorg- en welzijnsorganisaties betekenen de
Ook voor de zorg wordt betaalbaarheid een
decentralisaties dat ze – met de gemeente als
sleutelbegrip. Nu ouderen langer thuis blijven
opdrachtgever – in staat moeten zijn om preciezer
wonen, is het nodig om voor hen een nieuw aanbod
te zijn in waar ze meer en minder nodig zijn. Dit
te maken. In Nederlandse woonwijken wordt niet
betekent dat ze zich goed moeten kunnen
alleen de vergrijzing zichtbaar, ook de ziektes en
verplaatsen in de belangen van andere partijen. Het
gebreken die daarbij horen. Naar verwachting is een
is nodig om slim samen te werken met mensen en
half miljoen mensen dement in 2030. Dat heeft
partijen die vanuit een eigen initiatief bijdragen aan
grote impact op de buurt, de (mantel)zorg en de
de zorg: de zogeheten informele infrastructuur.
woningen.
Andere partijen met initiatieven en zorg- en welzijnsinstellingen moeten elkaar helpen om hun doelen te verwezenlijken. “Hoe kunnen we het beter maken”, zou de vraag moeten zijn.
26
Steden van waarde
‘Mise en scene’ versus eindbeeldregie De aandacht voor maatwerk gaat tegenwoordig gepaard met een allergie voor het masterplan. Het planmatig werken dat in Nederland zulke grote hoogten heeft bereikt, lijkt uitgewerkt. Het zorgvuldig regisseren en zelfs distribueren van de groei, tot op stoeptegel-niveau is niet meer aan de orde. Denken in eindbeelden is in de ban gedaan, omdat het te weinig uitgaat van de maat van bewoners, buurt en stad. Omdat het onvoldoende rekening houdt met de veranderingen in maatschappij en economie. En omdat het te weinig ruimte laat aan andere partijen dan de overheid om zelf richting te geven. Planmatig werken leidde tot magistrale missers. Op de maat van Delfzijl, een stad die op de groei is ontwikkeld met een prognose voor 200.000 inwoners, stagneerde de bevolkingsgroei bij slechts 16.000 inwoners. Daar kelderen de huizenprijzen. Een ander voorbeeld is Amsterdam, waar de Bijlmer vaak als nationaal symbool stond voor overambitieuze planning. Aan de andere kant heeft planmatig werken ook veel opgeleverd in een land waar de welvaart hoog en de welvaartsverschillen relatief klein zijn. Waar de ruimtelijke inrichting goed op orde is in steden waar wijken en buurten het misschien wat minder doen, maar waar het angstbeeld van de Franse banlieues volstrekt niet aan de orde is. Maatwerk kan niet zonder masterplan, zonder een visie op de ontwikkeling van de stad en de functie van de verschillende gebieden daarin. “Een dynamisch stadsgericht beleid vraagt om een visie op alle huishoudens en alle woonmilieus in plaats van vooral de zwakste”, schrijven de onderzoekers van De buurt als jas. Het perspectief van specifieke buurten hangt af van de stad als systeem. Een dat op haar beurt is ingebed in een systeem van aan elkaar gerelateerde steden.12 Een goed plan voor de stad maakt ruimte voor strategieën voor de uitnodiging. Door te laten zien wat mogelijk is en richting te geven aan wat wenselijk is. Het doet uitspraken over hoe de stad van de kansen, de toekomst en de solidariteit zich kan ontwikkelen. Dat bepaalt in hoge mate waar partijen in willen investeren. Het masterplan dat ruimte laat voor de maat van de buurt, wijk en stad bevat ambities op maat. Het nieuwe masterplan koerst op verschillen: welke kunnen werken en welke worden niet geaccepteerd. Een van de belangrijkste onderliggers van de planningstraditie was die van de gelijke verdeling of verdelende rechtvaardigheid. Die is niet meer houdbaar. In de Nederlandse samenleving worden de sociaaleconomische scheidslijnen steeds zichtbaarder. Verschillen in economische groei en ontwikkelingsmogelijkheden nemen toe: op grote schaal in Nederland als geheel, op kleinere schaal tussen gemeenten binnen een regio en op microschaal tussen wijken binnensteden.13 De Raad van de Leefomgeving schrijft in zijn rapport over de toekomst van de stad dat het ontstaan van scheidslijnen en daarmee van verschillen en variëteit inherent is aan het maken van ruimte voor zelforganisatie van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties.14 Maar die zijn op zichzelf niet het probleem, zolang ze maar democratisch gelegitimeerd zijn en burgers invloed hebben kunnen uitoefenen op de verdeling van middelen. Putters noemt
Steden van waarde
27
dit de institutionele agenda. Een masterplan dat verschillen toestaat waar ze productief zijn en vermijdt waar ze ongewenst zijn, veronderstelt een sterke lokale democratie die de belangrijkste principes en thema’s benoemt en erop toetst. Het plan moet vooral strategisch zijn en benoemen wat ze in hoofdlijnen wil bereiken: resultaatdoelen op basis van de principes en thema’s. Waarin moeten we nu investeren om over 30 jaar de stad te hebben die we willen bereiken? Welke woon- en werkmilieus worden waar versterkt of gerealiseerd? Hoe bereikbaar zijn ze voor verschillende bevolkingsgroepen? Hoe duurzaam zijn ze? Wat betekenen nieuwe bedrijfsmodellen en productietechnieken voor de verbindingen die nodig zijn, in de fysieke infrastructuur (vervoer, waterhuishouding) en in voorzieningen? Waar ontbreken functies? Maar het plan moet ook uitspraken doen op het niveau van de dagelijkse werkelijkheid, zoals de maximale afstand die bewoners afleggen om bij groen te komen en welk percentage van de stad voor spelen is ingericht.
28
Wat het plan niet moet doen is het vastleggen van details en werkwijze. In een vervolg op de improvisatiemaatschappij benadrukt Hans Boutellier, van het lokaal bestuur in een transformatiemaatschappij, 2014, het belang hiervan: “Precieze kaders waarmee op basis van prestatiecontracten de output kan worden afgerekend hinderen”, schrijft hij. “Bij de onvoorspelbare complexiteit waar men in de uitvoering mee te maken heeft.” 15 Plannen zijn waardevol als ze helpen de koers uit te zetten en te houden. En juist omdat ze richting geven, is bijsturen mogelijk, mits er een goed verhaal onder ligt. Het plan is daarmee behalve de uitkomst van een debat ook een uitnodiging om het gesprek voort te zetten, zonder de principes los te laten. Dat gesprek moet op het niveau van de stad worden gevoerd, in de gemeenteraad. Met als doel regelmatig toetsen of het plan wel de juiste antwoorden geeft. Maar meer nog moet het gesprek op gebiedsniveau plaatsvinden, om de initiatieven te toetsen. In buurten of wijken, door partijen die een belang hebben in dat gebied. Naast bewoners zijn dat ook ondernemers en andere partijen die willen investeren. Het model van de community board in New York kan hier een goede inspiratie voor leveren. Het plan is nodig voor bestendigheid, biedt een tegenwicht op modes in de stedelijke ontwikkeling. Die zijn er veel. Een ervan is die van de kleine stappen. De recente nadruk op organische ontwikkeling verhult dat soms een grote ingreep noodzakelijk is. Wat in Lakerlopen (Eindhoven), Delftwijk Noord (Haarlem) en Vinkhuizen (Groningen) gedaan is, heeft veel voor de wijk en hun stad betekend. Dat herstructurering nog steeds mogelijk is, liet corporatie Tiwos zien in de Vogeltjesbuurt (Tilburg). De multifunctionele accommodatie is ook zo’n mode. Die kan levendigheid in een gebied brengen, omdat het veel functies concentreert. Het kan echter ook de levendigheid uit de buurten trekken, omdat de functies daar verdwijnen. Hetzelfde geldt voor de campussen. Waar die in Eindhoven veel hebben opgeleverd (High Tech Campus) was het tegenhouden ervan de redding voor de aantrekkelijkheid van Groningen. Daar bleef de universiteit aanwezig in de binnenstad.
Steden van waarde
Stedelijke ontwikkelingen zijn complex. Een plan kan de complexiteit hanteerbaar maken zonder ze te reduceren. “Wie trapt in de valkuil van versimpeling gaat voorbij aan de inherent complexe aard van zowel de organisatieprocessen van de overheid als de problemen in een netwerksamenleving.” 16 Doseren helpt, door de tijd te laten werken. Dat is inmiddels geleerd sinds het fenomeen ‘tussentijd’ is ontdekt. In de meeste steden zijn tijdelijke interventies gemaakt voor vastgelopen ontwikkelingen. In feite is dat het gaandeweg doseren van de complexiteit. Een plan kan helpen om daar strategischer mee om te gaan. Door met placemaking te experimenteren kunnen we waarde toevoegen. Het belangrijkste is dat het masterplan zich ontwikkelt tot ‘mise en scene’. Het kan kaders bieden waarbinnen de afweging gemaakt kan worden voor interventies, of die nu sociaal, economisch of ruimtelijk van aard zijn. Het maakt verschillende scenario’s voor het gebied mogelijk. Daarmee biedt het per type gebied (stad van kansen, toekomst, solidariteit) een strategie voor de uitnodiging, door het speelveld te bereiden waarop belanghebbenden uitgenodigd en zelfs uitgedaagd worden een zet te doen.
29
Steden van waarde
Rijk als aandeelhouder Decentralisaties zijn niet van de laatste jaren en
regelgeving wordt dynamisch: bijgewerkt op basis
evenmin afhankelijk van de toevallige coalitie: sinds
van maatschappelijke indicaties. 23 Momenteel is de
de jaren tachtig herdefinieert de Rijksoverheid haar
flexibiliteit ervan goed te regelen in een globaal
taken. De fundamentele vraag bij stedelijke
bestemmingsplan. Als ruimte geven de norm is, dan
vernieuwing waarvoor het Rijk nu staat: hoe kan ze
zou het globale bestemmingsplan de standaard
de steden en stedelijke gebieden maximaal helpen
moeten zijn. Maurice Camps, secretaris generaal bij
met het vasthouden en verder ontwikkelen van
het Ministerie van Economische Zaken, noemt het
waarde.
dynamische efficiëntie: het vergroten van de toekomstige productiemogelijkheden door
Het Rijk richt zich steeds meer op
vernieuwing en innovatie. 24
kennisontwikkeling en -overdracht. De rol van
30
kennismakelaar ligt bij de kennisinstellingen. Meer
Versterk lokale democratie op de kleinste korrel: de
betekenis heeft de versnelling die het Rijk kan
beweging naar meer maatwerk op gebiedsniveau
bieden in de ontwikkeling van kennis en de
vraagt om een actievere lokale democratie. Op
verbinding ervan met de praktijk. Een programma
gemeentelijk én gebiedsniveau. De beweging is
als de Energiesprong bracht een beweging teweeg
echter de andere kant op: decentralisaties van het
die de markt zelf niet had kunnen realiseren. De
Rijk naar de gemeente gaan gepaard met
industrie is, omdat de vraag slim is opgeschaald,
recentralisatie van gemeente naar regio’s en komen
veranderd en kan inmiddels een product leveren
daarmee op afstand van de gemeenteraad te staan.
dat niet alleen de maatschappelijke kosten van
Als steden meer ruimte willen bieden in innovatieve
wonen omlaag brengt (duurzaamheid) maar ook de
ontwikkelingen op gebiedsniveau en de uitnodiging
individuele woonlasten. Er zijn meer terreinen
naar stedelijke vernieuwing open en genereus
waarop deze versnelling nuttig kan zijn, zoals het
willen uitzetten, moeten ze meer slagkracht
woon-zorg-voorbeeld, of de
hebben op (fiscale) inkomsten. 26 In de Agenda
funderingsproblematiek.
Lokale Democratie, die onlangs door BZK aan de Tweede Kamer is aangeboden, zijn de eerste
Kennisoverdracht moet slimmer. Ook daar kan het
stappen gezet. Desondanks blijft de vraag
Rijk versnellen. Neem de krimpgebieden, daar
onverminderd spelen.
wordt momenteel veel geëxperimenteerd met het op peil houden van voorzieningen. Dit thema speelt
Benoem een minimaal Nederlands peil: in
spelen overal, maar is door de krimp urgenter. Het is
Nederland blijven gebieden bestaan die het niet zelf
opmerkelijk dat zo weinig van deze kennis elders
redden. Als op stedelijke schaal een minimaal peil
wordt benut. Krimpgebieden, vaak zijn dit de oude
geformuleerd wordt waaronder gebieden niet
wingewesten van ons land, zijn de nieuwe
mogen zakken, dan is dat ook op nationale schaal
leergewesten. Al zien we dat nog niet.
nodig. Denk aan de krimpgebieden en Rotterdam Zuid, plekken waar de waardedaling sterk is en de
Stuur op ‘ja mits’, in plaats van ‘nee tenzij’: in de
maatschappelijke kosten hoog. Die kunnen niet aan
Omgevingswet is die omslag al zichtbaar. Dit kan
de stad of de provincie overgelaten worden. De
het Rijk versterken door bij wetgeving meer de
vraag aan het Rijk is om helder te maken wat het
nadruk te leggen op de geest dan op de letter: de
peil is en hoe de solidariteit hierop georganiseerd
outcome in plaats van de output. Dit deel van de
moet worden.
Steden van waarde
Deel waar de kansen liggen: waardekaart Waar een masterplan gaat over het vertrouwen in de toekomst, gaat een waardekaart over het vertrouwen die partijen nu in de stad hebben. Nu geven bestemmingsplannen inzicht in wat waar mogelijk is. Hoewel dat noodzakelijk is om investeringen op te kunnen doen, leveren die slechts gebrekkige informatie. Terwijl informatie die investeringsbesluiten kunnen beïnvloeden in ongekende hoeveelheden aanwezig is. De grote vraag is hoe die te bundelen, te gebruiken en te begrijpen, zodat investeerders sneller comfort kunnen krijgen. Voor veel initiatieven is een vergunning nodig. Of ze nu gaan over een ondernemen of bouwen, aanvragen zijn een potentiële, maar onbenutte bron van informatie. Ze vertellen waar beweging zit en het vertrouwen om te investeren. Ook al wordt ze als administratief sluitstuk gezien, de Afdeling Vergunningen bevindt zich in de frontlinie van initiatieven van burgers en ondernemingen.. Ook het Kadaster heeft veel informatie over de transacties in een gebied en over de prijsontwikkeling. Funda toont behalve woningen ook het gemiddeld inkomen in de wijk, de gemiddelde vierkante-meterprijzen in de straat en zelfs het aantal auto’s per huishouden. De Kamer van Koophandel heeft actuele informatie over de dynamiek, het aantal en het type ondernemingen in een gebied. Tomtom geeft een uitstekend beeld van de bereikbaarheid van gebieden in de stad en woningcorporaties over de mutatiegraad van woningen. Alleen al hiermee is bijzonder accurate informatie te verkrijgen. Deze informatie zegt veel over wat in die gebieden aan de hand is, over de dynamiek, de geldstromen en de kansen. Als we die informatie aanvullen met planologische gegevens, zoals bestemmingsplannen en de visies die er liggen – van woonvisie tot masterplan – dan kunnen we daarmee een goed inzicht verwerven over hoe de gebieden zich ontwikkelen. Dit inzicht kan nog verder worden aangevuld met nieuwe initiatieven, bijvoorbeeld de Straatkubus in Almere, die tot op straatniveau informatie biedt over bijvoorbeeld schulden, huurachterstanden en voortijdig schoolverlaten. Met andere woorden: de waardekaart moet informatie uit verschillende bronnen samenvoegen. Op een manier die voor leken te begrijpen is. Een website als ruimtelijkeplannen. nl is voor planologen leesbaar, maar de gemiddelde ondernemer en burger zal zich analfabeet voelen. Voor hen biedt Funda meer soelaas. Die verschillende informatiebronnen stellen eisen aan de ontwikkeling en het beheer van zo’n kaart. Denk aan een model waarin verschillende eigenaren data inbrengen, in een organisatie waarin zij ieder een aandeel nemen. Wat betreft de vorm zouden organisaties kunnen kiezen voor een platform: een robuuste basis die verschillende invullingen uitlokt. Het voorbeeld van de smart phone is misschien uitgekauwd, maar niet minder relevant: op het fundament van Apple of Android kunnen diverse ontwikkelaars slimme functionaliteiten toevoegen die de telefoon nuttiger maken voor de gebruiker. Gedeeld eigenaarschap, gebruikswaarde en uitnodiging tot doorontwikkeling zijn sleutelbegrippen voor de waardekaart.
Steden van waarde
31
Help de verbinding: de maatschappelijke uitnodigingsmaatschappij Zelfs als het speelveld helder is, dan nog is het onvermogen om geld aan doel te verbinden een grote belemmering voor de vernieuwing van de stad. Markt noch overheid zijn kennelijk in staat om de investeringen los te krijgen die nodig zijn om de steden te kunnen blijven vernieuwen. En beide zullen hiervan last krijgen, als de motor van de economie hapert. Ooit werden diensten die mensen van openbaar nut achtte en waar de markt onvoldoende op kon inspelen, ondergebracht in nutsbedrijven. Investeringen in stedelijke vernieuwing uitlokken is lang als een vanzelfsprekende taak van de overheid gezien. Daarom is ze niet als dienst gekwalificeerd. Toch valt er veel voor te zeggen dat wel te doen: met het wegvallen van een groot deel van de overheidsmiddelen voor stedelijke ontwikkeling en het inperken van de investeringskracht van corporaties is niet alleen de startmotor van de vernieuwing weggevallen. Minstens zo belangrijk is het vertrouwen dat deelname van deze partijen opriep, niet meer als hefboom kan fungeren. Deze periode vraagt om een nieuwe variant op het nutsbedrijf: de maatschappelijke uitnodigingsmaatschappij (MUM), die op alle relevante schaalniveaus, van stad tot straat, initiatief en kapitaal met elkaar verbindt. De MUM is eigenlijk een makelaar in vertrouwen. Een versneller van proposities, die de obstakels in het vertrouwen in de business cases van investeerder en initiatiefnemer wegneemt. Die stopt als de diensten niet meer nodig zijn: de MUM legt de verbinding tussen kapitaal en doel, zolang die niet rechtstreeks ontstaat. 32
Laat de MUM actief bemiddelen in uitnodiging, geldstroom en kennis. Door zich te ontwikkelen tot bedrijf dat focust op het mogelijk maken en opschalen van initiatieven waarvan de uitkomst onzeker is. Bijvoorbeeld door proposities die nu niet van de grond komen levensvatbaar te maken. Dat kan direct, in de verbinding van initiatief en kapitaal. Het kan ook indirect, door steun te organiseren van gemeente, corporaties of organisaties in het middenveld en daarmee vertrouwen te winnen. Daarvoor moet de propositie wel beter aansluiten bij de belangen, de taal en het comfort dat de partijen nodig hebben. Regelmatig is de business case zelf niet overtuigend genoeg. Gebrek aan kennis over manieren van bekostiging en financiering spelen hier een rol. Daarnaast is het soms onduidelijk wat een business case werkelijk inhoudt. Zo komt het nogal eens voor dat een initiatief van een sociaal ondernemer niet veel anders is dan een subsidievehikel waarin bijvoorbeeld een welzijnsorganisatie onder een andere naam hetzelfde doet wat ze altijd al deed. Maar al te vaak laten plannen een doeldenken zien, waarin optimistische verwachtingen over exploitatie en te behalen rendementen niet vergezeld gaan met een risico-inschatting. Het blijven papieren exercities naar het model van subsidieaanvragen, waarin financiers onvoldoende comfort vinden om in te investeren. Daarbij wordt het woord business case nogal eens gebruikt zonder dat het de bedoeling is een bedrijfsmatig initiatief te nemen. Vaak werkt de combinatie van regelgeving en risico-inschatting remmend. De markt is in veel gevallen niet geneigd te stappen in sectoren of projecten waar het rendement afhangt van beleidsvoornemens of waarin naar een onbekende vorm van risicobeheersing gezocht wordt.
Steden van waarde
De MUM kan helpen om interessante initiatieven op te schalen op een manier die bij hen past. Van de ‘right to challenge’ komt nog weinig terecht, omdat gemeenten geen fiducie hebben in de professionaliteit en opschaalbaarheid van veel initiatieven. Fenomenen als Airbnb en Buurtzorg laten zien dat het goed mogelijk is op microschaal te werken en op nationale, zelfs mondiale schaal te organiseren. Maar niet iedere initiatiefnemer begint als de inspirerende ondernemer die deze stap kan zetten; de MUM kan die prikkel inbrengen. Laat de MUM een centrale rol nemen in het leren werken met geldstromen. Wat er in gebieden omgaat aan geld heeft een grote omvang gekregen. Tel alleen maar bij elkaar op wat de overheden aan geld rondpompen door middel van uitkeringen, onderhoud, belastingen. Wat particulieren verstoken aan energie, en ga zo maar door. Als we de uitgaven voor wonen en woonomgeving in heel Nederland optellen en delen door het totaal aantal woningen, schrijven onderzoekers Radboud Engbersen en Jan Brouwer, dan geven we ongeveer tienduizend euro per jaar per woning uit aan huur, rente, onroerende zaakbelasting, energie, water, milieuheffingen en dergelijke.17 Dit besef groeit, evenals de overtuiging dat dit geld efficiënter kan worden benut. We kunnen de collectieve geldstromen ‘verkorten’ door een deel van dit geld direct in initiatieven van de wijk te stoppen. Langere private geldstromen helpen het economisch verkeer. Hoewel het idee al jaren bestaat, met de eerste oefeningen voor de wijk als business case, blijkt de uitvoering weerbarstiger. Ook hier kan de MUM als breekijzer werken. Per stad of regio zou op maat van Rotterdam of Parkstad Limburg een uitnodigingsmaatschappij kunnen bijdragen aan de professionalisering van het initiatief, de verbinding tussen proposities en investering en het herschikken van geldstromen. Een uitnodigingsmaatschappij kan helpen om de geldstromen op thema of gebied te bundelen om daarmee de investering mogelijk te maken. Ze kan middelen vanuit verschillende partijen bundelen in een fonds en een hefboomfunctie vervullen. En ze kan een rol vervullen in het ontwikkelen van andere financieringsvehikels, zoals de kredietunie. Als nutsbedrijf is de MUM een van de partijen die een belang heeft in de stad of regio. Op hun beurt zou de stad of regio een financieel belang moeten nemen in de MUM. Daarmee is zij niet exclusief van gemeenten, banken of beleggers, corporaties, ondernemers en bewoners, maar onafhankelijk in een vorm van gedeeld eigenaarschap. Ze vormt een podium waar partijen elkaar kunnen treffen zonder dat één van de agenda’s dominant is. Naast aandeelhouderschap zou een deel van de efficiencywinst en lagere maatschappelijke kosten aan de bekostiging kunnen bijdragen. Wellicht aangevuld met een fee per geslaagde business case. De MUM is ook een kennisorganisatie die veel informatie kan bieden aan deelnemende partijen over waar de ontwikkelingen in een stad zich ontplooien. Simpelweg door bij te houden wat waar wordt aangevraagd ontstaat er een goed inzicht in de ontwikkelkracht van een gebied. Kortom: de MUM kan een centrale rol vervullen in de typering van gebieden in stad van kansen, toekomst en solidariteit. En draagt de vaardigheden en inzichten over die nodig zijn om een effectieve uitnodiging van initiatief aan kapitaal en vice versa tot stand te brengen.
Steden van waarde
33
Gemeente als aandeelhouder Gemeenten staan voor de grootste veranderingen.
excellente stedenbouwkundige die op strategie en
Zij spelen een centrale rol in het helpen vormgeven
uitvoering anderen weet uit te dagen, dan drie
van het nieuwe samenspel. Allereerst door rand-
controleurs van plannen. Liever een stevige
voorwaarden te scheppen: benoem ambities en
gebiedscoördinator die door startende initiatief-
scenario’s in een masterplan, waarin de belang-
nemers en de wethouder serieus worden genomen
rijkste thema’s voor de ontwikkeling van de stad
dan twee beleidsmedewerkers. Kim Putters van het
zijn opgenomen. Benoem de verschillende typen
Sociaal Cultureel Planbureau spreekt naast de
stad (toekomst, kansen en solidariteit) en pas het
morele en de institutionele agenda voor de stad ook
beleid voor investeren, subsidiëren en ingrijpen
van de kennisagenda: “Het is belangrijk dat
erop aan. Benoem ook de basiskwaliteit die
ervaringskennis een grotere rol speelt in de
gegarandeerd moet zijn, in de stad van de
besluitvorming. Ook de toegankelijk-heid van
solidariteit. Vervolgens moeten gemeenten ook
onafhankelijke kennis en informatie is cruciaal”.
andere partijen helpen in beweging te komen en te
34
blijven. Daag partijen uit om een waardekaart te
Regelgeving wordt vaak als belangrijke oorzaak
maken en participeer daarin. Doe hetzelfde met een
frustratie genoemd. Vaak onterecht: de manier
maatschappelijke uitnodigings-maatschappij. En
waarop ze wordt toegepast is het grootste obstakel.
prikkel bewoners tot het oprichten van eigen
Zoals aanbestedingen. Die moeten het speelveld
‘facilitaire bedrijven voor de buurt’, al dan niet
helder en transparant maken, zodat de markt
samen met het maatschappelijk middenveld. Dat
goedkoper en beter diensten kan leveren. In de
vraagt een actieve rol van de gemeente.in elk geval
praktijk blijkt het echter een bureaucratisch
een grote rol van het gemeentebestuur en de raad in
mijnenveld, waarin slechts enkele bedrijven de
het benoemen en delen van de richting (master-
aanbesteding kunnen winnen. 27 De ontslakkings-
plan) en de ondergrens (minimaal stedelijk peil). 25
teams doen in de gebiedsontwikkeling al goed werk en doorbreken de bestaande stroperigheid. Door op
De gemeente moet ruimte geven in de stad van de
basis van gezond verstand en een gezamenlijk
kansen, sturen in de stad van de toekomst en
beeld over de doelen de kluwen van formele regels
ondersteunen in de stad van de solidariteit. Daarbij
en institutionele toepassing te ontwarren. Ze
moet de gemeente zich continu de vraag stellen of
kunnen een mooie inspiratie bieden om de
een gebied meer aandacht of juist rust nodig heeft.
versnelling ook op andere terreinen, zoals zorg,
In de stad van de kansen moet de gemeente meer
welzijn en zelfs wonen mogelijk te maken.
vragend te werk gaan: dilemma’s benoemen zonder zelf het antwoord te leveren en anderen uitdagen
Loslaten, is de nieuwe mantra. Mensen verwachten
met voorstellen te komen. Neem de right to
veel van de zelforganisatie in de stad. 28 Er ontstaan
challenge serieus: laat controleverlies geen
prachtige initiatieven die als sociale onderneming
belemmering zijn. De gemeente moet nieuwe
uitstekend draaien, die een geringe investering van
manieren vinden om kennis toegankelijk en
de stad vragen, maar wel het gebied op de kaart te
begrijpelijk te maken. Door gebruik te maken van
zetten. Mooi voorbeeld zijn de Fenixloodsen in
wat al bekend is. De lessen die de stedelijke
Rotterdam. Er zijn echter ook initiatieven die van
vernieuwing tot nu toe heeft opgeleverd zijn
sociaal ondernemerschap een containerbegrip
cruciaal voor een masterplan en een geslaagd
maken en in feite net zo aan het subsidie-infuus
buurtinitiatief. Dit betekent ook dat de gemeenten,
hangen als de praktijk waarvan we afscheid nemen.
waar veel kennis verdwenen is, hun personeels-
Er zijn ook steden die ruimte bieden voor eigen
beleid daarop moeten inzetten. Liever een
initiatief. Zo stelt de gemeente Almere mensen met
Steden van waarde
een laag inkomen in staat een eigen huis te bouwen (ikbouwbetaalbaarinalmere). Andere steden geven het eigen initiatief vormeisen mee: collectief particulier opdrachtgeverschap wel, maar bouwgroepen niet. Tussen weten wat nodig is en doen wat moet, zitten routines en ingesleten patronen die als het ware in het spiergeheugen vastgelegd zijn. Hierdoor wordt de hulp die gemeenten bieden lang niet altijd de hulp die initiatiefnemers vragen. En ligt de angst voor pamperen of ‘op de handen zitten’ (een eufemisme voor niets doen) op de loer. Filosoof en publicist Klaas Mulder meent dat de overheid zijn eigen armoede heeft georganiseerd door het kwaliteits-monopolie op te eisen. “Beleid maken is doelen stellen en van bovenaf bepalen aan welke kwaliteitseisen aanbieders moeten voldoen. Als de overheid wil bijdragen aan kwaliteitsverbetering moet ze van doel-steller een doelvolger worden: waar wilt u heen en hoe is dat mogelijk?” De overheid kan de drive van initiatiefnemers ondersteunen door de grondhouding aan te nemen: u wilt dienstverlener zijn, wij kunnen uw succes helpen vergroten. 29 Protocollen en randvoorwaarden zijn nuttig, maar verhullen vaak het oorspronkelijke doel. Dit heeft te maken met de verschillende ‘petten’ die de gemeente heeft: die van opdrachtgever en handhaver, marktmeester en grondeigenaar. Dat blijft ook zo. Al kan het geen kwaad daar transparanter in te zijn en op voorhand helderheid te geven wanneer welk belang de overhand krijgt, in plaats van belangen te verpakken in regelgeving.
Steden van waarde
35
Maatwerk op de gemeenschap: het facilitair bedrijf voor de buurt In hun essay “Burgerkracht” bepleiten Jos van der Lans en Nico de Boer voor de welzijnssector het ‘facilitair bedrijf voor burgerkracht’. Hierin evolueren welzijnsinstellingen van productiebedrijven in opdracht van de overheid tot facilitaire bedrijven in opdracht van (groepen) burgers. Het is een oproep die weinig gehoor kreeg en onlangs verder is uitgewerkt in een nieuw essay.18 Toch biedt ‘facilitair bedrijf voor burgerkracht’ de mogelijkheid om het maatwerk op gebiedsniveau sterker vorm te geven. In Stedelijke vernieuwing op uitnodiging klonk de voorzichtige hoop dat de contouren zichtbaar werden van een nieuw soort maatschappelijk middenveld. Een die op uitnodiging van bewoners en ondernemers werkt en daarmee vooral hun vraag bedient. Het facilitair bedrijf voor de buurt kan het fundament vormen voor de stad van de kansen en kan in de stad van de solidariteit een aanjager zijn.
36
Een facilitair bedrijf, zo staat in Wikipedia te lezen, houdt zich bezig met het besturen en beheersen van de ondersteunende activiteiten ten behoeve van het primaire proces van een organisatie. Het betreft ondersteunende activiteiten die nodig zijn zowel op het strategische niveau van de organisatie om haar doelstellingen te kunnen realiseren als op het praktische niveau van de individuele werknemers. Als we deze definitie als startpunt nemen, dan richt de ondersteuning door een “facilitair bedrijf” zich niet alleen op zorg en welzijn, maar op alle aspecten van het wonen en werken in een gebied. En, niet onbelangrijk, het is een bedrijf, geen subsidievehikel. Partijen die een belang hebben, van bewoner tot gemeente, corporatie en zorgpartij, nemen diensten af tegen betaling. Verschillende voorbeelden kunnen ter inspiratie dienen. Het sociale wijkteam bijvoorbeeld laat zien hoe verschillende diensten op maat van het huishouden kunnen samenkomen. Voor economische zelfstandigheid is de trust als risicodragend buurtinitiatief interessant. Zo is Amsterdam met Trust Noord een van de steden die hiermee oefent. En in het wonen levert woningbouwvereniging Gelderland een interessant voorbeeld dat draait op zelfbeheer van verenigingen van huurders en waar de corporatie min of meer als facilitair bedrijf optreedt. In Nederland zien we steeds meer wijkbedrijven ontstaan die kunnen doorgroeien tot facilitair bedrijf. Dat zijn nu nog vaak organisaties die gericht zijn op een specifiek aspect in de wijk. Zoals het ondersteunen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Bij deze organisaties is de sociale opdracht nadrukkelijk aanwezig. Het middel om deze mensen te helpen is door ze aan klussen te laten werken. Denk aan eenvoudig werk, zoals het repareren van lekkende kranen, dat een woningcorporatie niet zonder verlies kan uitvoeren. Ze kunnen een goede basis vormen voor het facilitaire bedrijf, al moeten ze dan wel de focus verleggen naar het bieden van diensten waar bewoners, ondernemers en instituten wat voor over hebben (mensen aan het werk helpen is bijvangst). Het wijkbedrijf Bilgaard, winnaar van de Herman Wijffels innovatieprijs 2014, is een mooi
Steden van waarde
voorbeeld. Dit wijkbedrijf, uitkomst van een prijsvraag van corporatie Woonfriesland, is een samenwerkingsverband van bewoners en bedrijven voor het opknappen van woningen, het verbeteren van de omgeving en de sociale binding in de wijk. Het werkbedrijf bewijst dat de collectieve belangen van de wijk een goed huwelijk kunnen aangaan met de ondernemersbelangen. Een werkbedrijf kan verder gaan en de principes van de deel-economie inbouwen. Een corporatiedirecteur oppert dat op gebiedsniveau bewoners in staat zouden moeten zijn om gezamenlijk te bepalen hoe ze hun woonlasten verdelen. Als corporatie hoeft hij niet per definitie zijn exploitatie te baseren op de individuele woning. Wanneer woningen in een gebied gezamenlijk een huursom opleveren, dan zouden bewoners onderling de hoogte van de huren (mede) kunnen bepalen; een lagere huur kan gecompenseerd worden door het verrichten van diensten. Dit is vergelijkbaar met projecten waarbij studenten lagere huur betalen in ruil voor vrijwilligerswerk. Er zijn veel ingrediënten aanwezig en voorbeelden te noemen, waarmee bewoners in hun eigen omgeving ondersteuning kunnen organiseren. Essentieel is dat deze tot stand komt in een alliantie van bewoners, overheid, maatschappelijk middenveld en bedrijven. In een samenstelling die afhangt van de vraag in het gebied en die draait op de vakkennis van de deelnemende partijen. Even belangrijk is dat het eigenaarschap in de buurt blijft, zowel in letterlijke zin (de financiële kant) als overdrachtelijk (de morele kant). 37
Steden van waarde
Publiek ontwikkelaar als aandeelhouder De publiek ontwikkelaar is een verzamelnaam voor
In de stad van de toekomst kunnen ze, in een alli-
mensen die met een hart voor de stad ondernemen.
antie met ontwikkelaar en overheid, een zinvolle rol
Ze zoeken in hun initiatieven naar een combinatie
vervullen van pionier. Door aan een gebied een
van verdienen voor zichzelf en voor de stad. 30 En
nieuwe functie te geven en daarmee waarde te
stellen daarbij voortdurend de vragen: welke functie
helpen ontwikkelen. De transactie is eenvoudig: de
ontbreekt en welke kan worden toegevoegd? Hoe
eigenaar van het gebied stelt het goedkoop ter
kan het gebied daarna beter functioneren? Publiek
beschikking en neemt belemmeringen weg. Vervol-
ontwikkelaars zijn vindbaar in grote bedrijven als
gens brengt de publiek ontwikkelaar reuring en
Arcadis, of opereren als zelfstandige. Ze kunnen
maakt de plek aantrekkelijk voor groepen onderne-
volledig los van publieke middelen werken of in
mers of andere stedelingen. Alleen al in Rotterdam
opdracht van een stad. Ze zijn bijna symbolisch voor
zijn initiatieven als ZoHo, het Schieblock en de
de transformatie in het werken aan de stad, omdat
Fenixloodsen succesverhalen. Zaaien is hier al snel
ze een integrale ontwikkeling van het gebied voor
overgegaan in kwartiermaken. De exploitatie laat
ogen hebben (de publieke kwaliteit), maar niet
daarna niet lang op zich wachten.
verdwalen in de integraliteit. Ze weten de complexiteit te doseren, hun business case is niet dichtgere-
In de stad van de solidariteit kan de publiek ontwik-
kend op het eindresultaat, maar afhankelijk van de
kelaar diensten ontwikkelen en aanbieden die door
resultaten in eerdere stappen.
gemeente en formele zorg- en welzijnsinstellingen slechts tegen hoge kosten geleverd worden. In dat
De stad van de kansen biedt mogelijkheden voor
opzicht is een onderneming als Buurtzorg een mooi
publiek ontwikkelaars. Ze kunnen de drijvende
voorbeeld van een publiek ontwikkelaar op het vlak
krachten worden achter de MUM en het facilitair
van zorg, door de sterke binding met de buurt die zij
bedrijf voor de buurt. Door collectief opdrachtgever-
als uitgangspunt neemt.
schap te organiseren kunnen ze een sleutelrol spelen in het behalen van schaalvoordelen. Bijvoorbeeld in het bieden van een nieuw type voorzieningen voor mensen die langer thuis wonen en meer zorg en aandacht nodig hebben. Of in het in leven houden van voorzieningen die niet meer door de overheid worden ondersteund, zoals zwembaden en bibliotheken.
Steden van waarde
Nawoord Dit is de eeuw van de stad, maar of het ook de eeuw van onze steden wordt is nog de vraag. Dat hangt sterk af van het vermogen van onze steden om door te ontwikkelen met behoud van kwaliteit. De bereikbaarheid van wonen, leren en werken is wat hen zo sterk maakt. Dit moeten we, misschien in een andere vorm houden. Stedelijke vernieuwing blijft noodzakelijk. Investeringen blijven nodig. Maar de verleiding van het kapitaal op het publieke doel moet (opnieuw) worden ontwikkeld. Politieke urgentie als drukmiddel kan veel sporadischer worden ingezet. Daarom zijn, naast een goedgevulde gereedschapskist voor het vernieuwen van de steden, aanvullende middelen nodig om investeringen aan stedelijke vernieuwing te binden: de zogeheten multitools, die nieuwe combinaties van ontwikkelen en beheren mogelijk maken. En dat is in essentie niets anders dan wat de stadsbouwmeester van Antwerpen onlangs vaststelde: jullie gaan weer leren waar we jullie altijd om bewonderd hebben: ondernemen.
39
Steden van waarde
Eindnoten
1
10 uit: “Uitnodigen is een prettig
http://www.governing.com/
Lelystad, Frans Soeterbroek, Olof
gov-institute/voices/col-commu-
van de Wal.
nities-local-government-anchor-
Een andere burgemeester, De
institutions-democracy-collabora-
Blasio van New York, luidde onlangs
tive-dashboard.html.
de noodklok over betaalbaar wonen in zijn stad, State of the city 2015, http://www.nytimes. com/2015/02/04/nyregion/new-
11
Kansen voor particuliere huur in Nederland, Marieke Jonker-Verkaart en Frank Wassenberg, 2015, Platform31.
the-city-address.html?_r=4.
12 Bolt, Soort zoekt soort, p123, 2014, Platform31.
13 Bakens e.a., Soort zoekt soort, p201, 2014, Platform31.
Conclusies: de uitdagingen voor de
Planbureau voor de Leefomgeving, Energieke samenleving, p. 6.
14 Toekomst van de stad, p12, Den Haag 2014, Raad voor de leefomgeving.
15 Hans Boutelier, Lokaal bestuur in een improvisatiemaatschappij p17, 2014.
5
Rapport “Stedelijke vernieuwing op uitnodiging”, Kei en Nicis, p.6, 2012.
Het RIVM berekent een toename van 70% dementie tussen 2010 en
sturing in een netwerksamenleving”, essay voor Ministerie VROM-WWI p16.
uit van ruim 400.000 patiënten in
17 Zelforganisatie gaat niet vanzelf,
2050; Alzheimer Nederland en het
Sociale vraagstukken, http://
Alzheimercentrum van de VU gaan
www.socialevraagstukken.nl/
uit van 500.000, waarbij ze ook de
site/2013/11/20/zelforganisatie-
nog niet gediagnosticeerde geval-
gaat-niet-vanzelf/.
len meenemen (nu al becijferen hebben, maar het nog niet weten).
25 Denk hierbij aan bv de Wijkinvesteringszone.
26 Over hoe de gemeente verandert lopen de meningen uiteen. In het essay “De boom en het Rizoom” (zie de samenleving met een netwerk van netwerken, zonder samenhang, gedeeld doel en ‘zin’. Er is een verband tussen alle onderdelen, zich ook autonoom van elkaar en is er geen systeem te ontdekken in de verbindingen die ontstaan. “Een sterke overheid met een op netwerksturing gerichte invulling van kracht, concludeert het essay, is
18 http://twisterpapers.nl/wp-con-
samenleving. Een veerkrachtige
tent/uploads/2015/01/Twisterpa-
samenleving, robuust genoeg om
per-participatie-150119.pdf.
onbekende uitdagingen aan te
zo luidt ook de conclusie van het
kunnen, ontwikkelt zich alleen als
onderzoeksprogramma Kennis voor
daarin een evenzeer robuuste en
Krachtige Steden, boekdeel
19 Frans Soeterbroek en Olof van de
veerkrachtige overheid opereert”.
De Gebouwde Stad, 2015, zie:
Wal, Uitnodigen is een prettig werk-
Een ander beeld is dat van de
www.kkshetlevendeboek.nl.
woord, essay voor de gemeente
overheid als server, geïnspireerd
Lelystad, 2014.
op het succes van Wikipedia. Justus Uitermark (bijzonder hoogleraar
Hans Karssenberg, workshop Agenda voor de stad, 2014.
20 “Alternatieve financieringsvormen VvE’s”, Platform31, 2014.
9
Statische Berichten, januari 2015.
nodig voor een sterke veerkrachtige
ze dat 100.000 mensen de ziekte
8
24 Kiezen voor Kansen, Economisch
maar de onderdelen ontwikkelen
2030, de Gezondheidsraad gaat
7
Olav-Jan van Gerwen, Sonja Kruitwagen p59.
noot 16) vergelijken de schrijvers 16 Van der Steen, Peeters& Van Twist, “De boom en het rizoom, overheids-
40 6
Jorren Scherpenisse, Maarten Hajer,
Kennis voor Krachtige Steden, 2015, stad, p. 3, www.kkshetlevendeboek.nl.
4
patie in een energieke samenleving,
VROMraad, Stad en wijk verweven, p. 9-10.
3
23 Leren door doen, overheidsparticiPBL en NSOB, Martijn van der Steen,
york-mayor-bill-de-blasios-state-of-
2
22 lees meer hierover Ted Howard,
werkwoord”, essay voor gemeente
Erasmus Universiteit) pleit voor een platform voor zelforganisatie. “Ambtenaren en politici munten niet
Zo heeft in Rotterdam Zuid de gemeente aan Ballast Nedam
samenlevingsopbouw aan de
21 http://www.cobouw.nl/nieuws/al-
een concessie gegeven voor Hart
gemeen/2015/01/27/nieuwe-aan-
van Zuid (er zijn er meer) om de
pak-voor-renovatie-oude-wijken.
uit in ondersteunen, inspireren en verbinden, maar ze kunnen wel een infrastructuur aanbieden in de vorm van gebouwen en ondersteunende
gebiedsontwikkelingvorm te geven aan de hand van strakke randvoorwaarden van de gemeente. Steden van waarde
professionals waarmee burgers ver-
verbindt netwerken. Als verbinder
volgens zelf hun initiatieven kunnen
doorbreekt hij scheidslijnen tussen
ontwikkelen, of niet natuurlijk. De
sociale portefeuilles, budgetten
overheid is dan geen aanjager of
en vastgoedbelangen. Hij schakelt
inspirator maar een dienaar, een
van groot naar klein, van korte
server”. Het zijn twee oproepen
naar lange termijn, en omgekeerd.
aan de overheid om zich anders te
Snelle successen maken energie
manifesteren. Ze lijken elkaar tegen
vrij voor de lange termijn”.
te spreken, maar kunnen ook in elkaars verlengde gezien worden: de sterke overheid die een platform biedt voor zelforganisatie in een veerkrachtige samenleving. (lees: “De boom en het rizoom, overheidssturing in een netwerksamenleving”, en “Verlangen naar Wikitopia”, oratie Prof. dr. J. Uitermark).
27 Een tegenvallend resultaat bij aanbestedingen is overigens het gevolg van het onvoldoende voorbereid zijn op het moment van inkoop en het slecht kennen van de mogelijkheden op de markt. Een slechte uitvraag levert een slecht resultaat op.
28 Lees hierover meer in de polemiek
41
tussen Jan Rotmans enerzijds en Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak anderzijds op www.socialevraagstukken.nl.
29 N18 Een zooitje ongeregeld, Klaas Mulder, KEI, p 18.
30 Stipo heeft de trend van het publiek ontwikkelaarschap gesignaleerd en benoemd. In een manifest schrijven ze: “De publieke ontwikkelaar mobiliseert energie en kennis over de stad van bewoners, ondernemers, ruimtegebruikers, investeerders en instituties. Hij deelt kennis open source. Hij doorsnijdt en combineert disciplines, bouwt uit en past toe. Samen met publieke en private partners spoort hij de grootste urgenties en kansen op. Hij stelt altijd maatwerk voorop. Hij activeert openbare ruimte met ‘placemaking’ tot veelzijdige plekken. Hij is transparant over inspanningen, vereiste middelen en opbrengsten. De publieke ontwikkelaar denkt en werkt integraal en
Steden van waarde
Meedenkers Essay Steden van Waarde
•
Maarten van Ham, TU Delft
•
Walter Hamers, Talis
Kansen & Hogeschool
Wilmien Haverkamp,
Utrecht
• •
Karin Akkers, gemeente ‘s-Hertogenbosch
•
•
•
Hans Peter Benschop, Trendbureau Overijssel
•
•
Minouche Besters, Stipo
•
Henk-Jan Bierling,
•
Hans Boutellier,
•
Verwey-Jonker Instituut •
Klaas Mulder, Kijk op
Lonneke van Noije, SCP Henk Noordhoff, Syntrus Achmea
Robert Hemmen,
•
Hans Nuiver, Org-ID
De Groene Reus
•
Hans van Oerle, Gemeente
•
Yvonne van Remmen,
Nijmegen
Leo Hendriks,
Ministerie van I&M
Joris van den Heuvel, •
Titus van Roermund, Ministerie van BZK
Linda van Hilten, AT Osborne
•
René Scherpenisse, Tiwos
Coen-Martijn Hofland, Site
•
Ton van Schie, Gemeente
Urban Development
Haarlem
Gabriel van den Brink,
•
Carol Hol, Concire
Universiteit van Tilburg
•
Damo Holt, Rebel Group
Seinwezen Beheer &
•
Brigitte Broijl, Gemeente
•
Jurgen Hoogendoorn,
Synergos Communicatie
•
Jan Brouwer, ABF Cultuur
•
Symone de Bruin,
Bergen Op Zoom
42
•
ministerie van BZK •
Platform31 •
•
Jurgen van der Heijden,
Rijksgebouwendienst
Hedy van den Berk, Havensteder
Gemeente Enschede AT Osborne
Jeroen van Balen, Van Wijnen Noord B.V.
•
•
•
Gemeente Apeldoorn •
André Buys, RIGO
•
Maurice Cramers,
Gemeente Amsterdam •
Ministerie van BZK •
Renzo Deurloo, GreenFox
•
Analytics • •
Maurice Specht, Specht in de Stad
Wybo Jurgens, Ministerie •
Wouter Stolwijk, Pianoo
Hans Karssenberg, Stipo
•
Willem Sulsters, WSA
van BZK
•
Aldo van Kleef, Vastgoed-
•
Anne-Jo Visser, Platform31
programmeur, AK59
•
Arie Voorburg, Arcadis
•
Sjors de Vries, BSDV &
Karin van Dreven, Haag •
Ministerie van BZK
Jan Willem Duyvendak, •
Nederland B.V.
Jan Cees Kok,
Ruimtevolk
Jack van der Kruijs, Werk
•
Martijn Eskinasi, PBL
•
Andries Geerse,
Zorgcoöperatie Brabant
•
Frank Wassenberg, Platform31
We love the city
•
Marc van Leent, Wijkplaats
•
Koen Westhoff, Rebel Group
Victor Gijsbers, Provincie
•
Richard Luigjes, SVn
•
Job van Zomeren,
Zuid-Holland
•
Nicole Maarsen, Hal Investments
Rob Groen, Gemeente Roosendaal & Stipo
•
Vincent Smit, Haagse Hogeschool
•
van BZK
Maken Van &
•
•
•
Universiteit van Amsterdam
•
Meindert Smallenbroek,
Job Dieleman, Ministerie
Wonen •
Chris Sigaloff, Stichting
Ministerie van BZK
Marieke Jonker-Verkaart, Platform31
Baud Schoenmaeckers,
Nederland Kennisland •
Laurens Huis in ’t Veld, gemeente Groningen
•
•
Scief Houben, Houben & Partners
•
•
Vincent Gruis, TU Delft &
•
Laurens Miserus, Vastgoed Belang
Hogeschool Utrecht
Steden van waarde
ERA Contour
Colofon Een samenwerking van
Platform31 Postbus 30833 2500 GV Den Haag 070 - 302 84 84
[email protected] www.platform31.nl
Auteur Olof van de Wal, Platform31/ Leef de Stad Redactie Frank Wassenberg, Platform31 Beeld Omslag: Gerlo Beernink Grafisch ontwerp De Jongens Ronner Druk Netzodruk 300 Juni 2015, © Platform31 ISBN 978-94-91711-32-9
uitgave
ISBN 978-94-91711-32-9
9 789491 711329