KABK Beroepsvoorbereiding Stage-informatie
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
2
Inhoud Inleiding Beroepsontwikkeling: uitgangspunten stagebeleid
3
Traject naar zelfstandig beroepsbeoefenaar
3
Beroepsoriëntatie/werkveldverkenning
3
Casestudy
3
Beroepsontwikkeling (afstudeertraject)
3
§ 1. Plaats van de stage in het curriculum 1.1. Functie algemeen
4
1.2. Inrichting en omvang
4
1.3. Startvoorwaarden
4
1.4. Stage vervangende activiteiten
4
1.5. Vrijstelling
4
1.6. Stagedoelen 1.7. Gedragscode
4 5
§ 2. Organisatie van de stage 2.1. Richtlijnen voor het maken van een stagewerkplan
5
2.2. Het vinden van een stage-(vervangende) plaats
5
2.3. Richtlijnen voor het stagecontract
6
2.4. Richtlijnen voor de tussentijdse rapportage
6
2.5. Deelname aan een tussentijdse terugkomdag
6
2.6. Tussentijdse beoordeling door de externe stagebegeleider
6
2.7. Eindbeoordeling door de externe stagebegeleider
6
2.8. Richtlijnen voor het eindverslag van de stage 2.9. Maken van een visuele presentatie over de stageperiode
6 7
§ 3. Stagebegeleiding
7
§ 4. Samenvatting, Uitgangspunten en randvoorwaarden stage (vervanging)
8
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
3
Inleiding Beroepsoriëntatie / werkveldverkenning
Beroepsontwikkeling: uitgangspunten stagebeleid Het stagebeleid is een onderdeel van de voorbereiding op het beroep van kunstenaar, vormgever of ontwerper. In de loop van de studie kwalificeert de student zich in toenemende mate tot het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar die bijdraagt aan de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep. De onderwijsprogramma’s van de Academie kunnen worden opgevat als een voorafschaduwing van de latere beroepspraktijk. Studenten komen in alle leerjaren in verschillende vormen de beroepspraktijk tegen en maken zich in toenemende mate onderdelen daarvan eigen. Dit begint met praktijkkennismaking tijdens het onderwijs dat door kunstenaars en vormgevers/ontwerpers wordt gegeven die vrijwel allen een eigen beroepspraktijk hebben. Meer expliciet wordt de link met de beroepspraktijk gemaakt door middel van het participeren in interne projecten, het houden van interne en externe exposities, het volgen van lezingen en workshops en extern door het bezoeken van onder meer tentoonstellingen en (participeren in) manifestaties. Het functioneren als aankomend kunstenaar/ontwerper in de beroepspraktijk als stagiair is een belangrijke aanvulling op de studie. Het formuleren van leerdoelen voorafgaand aan de stage en het beoordelen of deze behaald zijn aan het eind, door stagiair, opdrachtgever en opleiding, biedt de mogelijkheid te komen tot een beoordeling van het persoonlijk bereikte tot nu toe. Het werken in de beroepspraktijk kan ook een startpunt zijn voor het krijgen van een professioneel netwerk. De Academie waarborgt d.m.v. stageprotocollen voor tussentijdse- en eindevaluatie dat de stage effectief bijdraagt aan het opleidingstraject. Ook voor het contact met het stagebedrijf zijn inmiddels protocollen gerealiseerd.
De propedeuse heeft als opdracht: oriëntatie, verwijzing en selectie. Juist in dit eerste jaar is het voor student en Academie van belang dat er een oriëntatie op het beroep kan plaatsvinden. Zowel de Academie als de student moet de afweging kunnen maken of de student de juiste opleiding volgt. Studenten kunnen, alleen of groepsgewijs, in het eerste jaar een bezoek brengen aan een ontwerper en/of beeldend kunstenaar en hiervan verslag doen. Een sterktezwakte-analyse kan hiervan deel uitmaken. Dit kan tevens dienen als training van de schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid en eventueel toegelicht worden in een mondelinge presentatie. De omvang van activiteiten in dit kader (afspraak maken, atelier/studio bezoek, verslag maken, nabespreken) zullen veelal de 28 uur ( 1EC ) niet overschrijden. In de vakstudiefase (jaar 2 en 3 van de voltijdopleiding) In deze fase wordt de student zelfstandiger en beschikt over meer vaktechnische vaardigheden en meer conceptuele en theoretische kennis. Studenten zijn, mogen we aannemen, op hun plaats op de opleiding, zij willen beeldend kunstenaar of ontwerper worden en de eigen beroepspraktijk komt dichterbij. Deelname aan workshops, projecten of producties is een methode om de beroepsvoorbereiding te intensiveren. Andere methoden om de student voor te bereiden op het beroep en het zich leren presenteren als vormgever of kunstenaar zijn: Het (leren) documenteren van het eigen werk in een portfolio (eventueel digitaal als het werk zich daarvoor leent). Verslaglegging van projecten, producties, workshops kan zeker digitaal. Het maken van een beschrijving van het werk dat gepresenteerd wordt op de collectieve beoordeling Deze documenten kunnen op den duur onderdeel uitmaken van een POP (persoonlijk ontwikkelingsplan).
De verhouding tussen stageopbrengst in termen van persoonlijke, maatschappelijke en artistieke ontwikkeling moet in relatie staan tot de tijd die ervoor gereserveerd en in geïnvesteerd wordt. De Academie heeft dan ook de taak te waarborgen dat de stage evenredig bijdraagt aan het opleidingstraject. In de volgende paragrafen zijn richtlijnen en minimale eisen vermeld ter waarborging van de kwaliteit.
Casestudy
Traject naar zelfstandig beroepsbeoefenaar
Beroepsontwikkeling (afstudeertraject)
Er is een doorgaande lijn te zien van beroepsoriëntatie naar beroepsontwikkeling waarin in toenemende mate een beroep gedaan wordt op
Eindstudie fase De tweede helft van het vierde jaar laat de student zien dat hij/zij zelfstandig als een professional kan werken. De begeleiding vindt dan ook vanuit die optiek plaats. De eindscriptie en het eindexamenwerk zijn beide elementen waarin de
het zelfstandig functioneren als professional. jaar
functiesoort
activiteit
1. Propedeuse
beroepsoriëntatie
atelier-/
2. Vakstudie
beroepsoriëntatie
Studiobezoek project,
beroepsontwikkeling beroepsontwikkeling
productie, documentatie, casestudy stage afstudeerwerk
3. Vakstudie 4. Eindfase
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
Binnen het praktijkonderwijs wordt aandacht besteed aan het omgaan met een authentiek praktijkprobleem (casus). Een casestudy moedigt aan / nodigt uit tot gedrag dat in beroep kritische situaties (situaties die kenmerkend zijn voor het beroep) adequaat is, dat wil zeggen inzicht tonen en op basis daarvan adequaat handelen met een juiste attitude.
student een statement kan maken.
4
§ 1. Plaats van de stage in het curriculum 1.1. Functie algemeen
1.4. Stage vervangende activiteiten
De stage is een belangrijk onderdeel van de beroepsvorming. Het zorgt voor aansluiting met het werkveld. De Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten hecht grote waarde aan de stages. Een sterke relatie met de beroepspraktijk wordt als essentieel onderdeel van de studie beschouwd. De functie van de stage is dan ook dat de student/stagiair ervaring opdoet met de werkomstandigheden, methoden, technieken en beperkingen van het toekomstige werkveld. Vooralsnog is de stage in de deeltijd geen verplicht programmaonderdeel; de Academie beraadt zich hierover.
Voor de studenten Beeldende Kunst en ArtScience is het vinden van een zinvolle stageplaats over het algemeen ingewikkelder dan voor de studenten in de ontwerpopleidingen. Incidenteel zal een enkele student (mee) kunnen werken op het atelier of aan een project van een kunstenaar, maar dat zal niet voor alle studenten weggelegd zijn. Instellingen zoals Stroom, het Gem, het Gemeentemuseum en kunstenaarsinitiatieven kunnen een goede context zijn voor het doen van onderzoek naar meer algemene problematieken zoals hoe het proces van het publiek maken van beeldende kunst in de praktijk verloopt. Studenten van de interfaculteit Beeld en Geluid/ArtScience werken aan producties en projecten, zoals het Sonic-Art festival. Binnen deze faculteit vormen idealiter onderwijs, onderzoek en productie één geheel.
1.2. Inrichting en omvang Er wordt voor de stage maximaal 30 EC en minimaal 15 EC gereserveerd: de stage duurt maximaal een semester en minimaal een half semester wanneer de stagedagen aaneensluitend zijn. Stage en het individueel studietraject: De EC van het individueel studietraject kunnen worden ingezet voor de stage. De stage heeft dan een omvang van 15 of 30 EC. Studenten die in hun individueel studietraject een Minor volgen kunnen deze voortzetten; de stageomvang wordt dan 12 (3 voor de Minor) dan wel 24 (6 voor de Minor). Voor situaties waarin stageplaatsen moeilijk te verwerven zijn zoals bij Beeldende Kunst is het streven stage vervangende activiteiten te verrichten gedurende het derde jaar ( zie 1.4.). Er moet tijd gereserveerd worden voor: - het opstellen van een stagewerkplan; - het zoeken van een goede stageplaats; - het solliciteren; - het maken van tussenrapportage; - het maken van een eindverslag en/of visuele presentatie. Voor bovenstaande werkzaamheden kan ongeveer 20% van de tijd gereserveerd worden . Dit levert een ‘effectieve stagetijd’ op van minimaal 35 werkdagen bij een kwartaalstage en minimaal 70 bij een semesterstage. Binnen de feitelijke stageperiode wordt voldoende tijd ingeruimd voor een (mondelinge of schriftelijke) tussenrapportage. Deelname aan terugkomdagen; urenverantwoording, activiteitenverantwoording, ondertekend door de student en stagegever en het stageverslag zijn onlosmakelijk verbonden aan de stage. Er worden geen punten voor het schrijven van het verslag apart toegekend: het geheel van de stage levert bij een voldoende waardering, de EC op.
Deelname aan deze projecten en producties komen dan in plaats van de stage. De projectbegeleider (meestal een docent) wordt door het hoofd aangewezen. Een niet aaneengesloten periode, bijvoorbeeld in de vorm van 1 of 2 dagen per week, is denkbaar. Ten aanzien van het toekennen van studiepunten voor en het afsluiten van een stage vervangend project gelden de regels zoals die zijn geformuleerd voor de stage (zie 1.2). Vanaf 2005-2006 is het maken van een verslag over de stage vervangende activiteiten, verplicht.
1.5. Vrijstelling In sommige gevallen kan vrijstelling worden verleend. Wanneer een student in aanmerking denkt te komen voor vrijstelling op grond van eerder verrichte werkzaamheden, dient er contact opgenomen te worden met de stagecoördinator. N.B. Er moet altijd een verslag worden gemaakt (zie 2.8). Voor studenten, die naast hun studie in een dienstverband relevant werkzaam zijn, kunnen gewerkte uren in dit dienstverband laten aanmerken als stage onder de voorwaarde dat: a) De werkplek van het dienstverband aangemerkt kan worden als stageplaats, te accorderen door de stagecoördinator. b) Vooraf met de stagecoördinator heldere, schriftelijk vastgelegde en ondertekende afspraken gemaakt zijn over welke activiteiten van het dienstverband wel en welke activiteiten niet als stage aangemerkt worden.
1.6. Stagedoelen
Het stageplan moet zijn goedgekeurd. Bovendien moeten, voordat met de stage kan worden begonnen, de voorgaande studieonderdelen zijn afgerond, in uitzonderlijke gevallen kan door het hoofd toestemming worden verleend om voor afronding van het voorafgaande programma op stage te gaan. Het is noodzakelijk om tijdens het voorafgaande studieprogramma de nodige voorbereidingen te treffen, bijvoorbeeld door deelname aan stage- of
De stage moet de student de gelegenheid bieden in situaties die kenmerkend zijn voor het toekomstige beroep inzicht te tonen en op basis daarvan adequaat te handelen met een juiste attitude. In concreto betekent dit: het verwerven van inzicht in, en het opdoen van ervaring binnen het werkveld of de beroepsomstandigheden; ervaring opdoen met professionele vervaardigingsmethoden en -technieken daarin, en waar van toepassing: het leren werken in teamverband en het leren werken met opdrachtgevers, productiedeadlines, en in voorkomende gevallen het verrichten van aquisitie, het maken van offertes en het beheren van budgetten. Studenten vermelden
beroepsseminars of door een netwerk aan te leggen.
hun leerdoelen voor de stage ( zie 2.1).
1.3. Startvoorwaarden
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
5 De stage heeft een beroepsvoorbereidend karakter en daarom moet de student:
- zo nodig leren deelnemen aan het arbeids- en/of bedrijfsleven;
§ 2. Organisatie van de stage
- leren theorie en praktijk te integreren;
De volgende stappen dienen te worden genomen:
- zich oriënteren op het beroep en de latere beroepsuitoefening; - zich de gewenste beroepshouding en beroepsvaardig heden van een beginnend ontwerper /kunstenaar aanleren;
- zijn of haar eigen kwaliteiten en leerdoelen leren onderkennen;
- het maken van een stagewerkplan;
- een eventuele specialisatie ontdekken; - netwerken: contacten leggen om de overgang naar het later zelfstandig functioneren in de beroepspraktijk zo klein mogelijk te maken.
- het vinden van een stage-(vervangende) plaats;
1.7. Gedragscode Tijdens de stageperiode ga je een overeenkomst aan met het bedrijf. Regels die daar gelden, gelden ook voor de stagiair, bijvoorbeeld werktijden, ziekmelding, etc. De student vergeet niet dat hij/zij als een vertegenwoordiger wordt gezien van de Academie. Bij een negatieve indruk is zo’n adres voor de volgende student verloren. Bij drukte kan een beroep op je worden gedaan om over te werken. Werken op bijvoorbeeld een ontwerpbureau is vaak geen baan van negen tot vijf uur. Kortom, je zet je in en toont initiatief.
- het laten afronden van een stagecontract; - het maken van een tussentijdsverslag; - waar van toepassing: deelname aan een terugkomdag; - het ontvangen van een tussentijdse beoordeling van de externe stagebegeleider; - het ontvangen van een eindbeoordeling vanuit het stageadres; - het maken van het eindverslag; - waar van toepassing: maken van een visuele presentatie over de stageperiode.
2.1. Richtlijnen voor het maken van een stagewerkplan Zie formulier 5.1 In het stagewerkplan komt minimaal het volgende aan de orde: cv: personalia student - studieverloop tot nu toe; - portfolio ( evt. digitaal); - voornaamste vakinhoudelijke belangstellingsgebieden/leerdoelen; - voorkeuren voor categorie van de stageplaats (instelling, bedrijf, persoon, project); - voorkeur voor specifiek stageadres: specificatie contactpersoongegevens e.d.; - sollicitatiebrief waarin onder andere motivatie beschreven staat. De stagebegeleider van de opleiding accordeert dit door middel van een paraaf/handtekening. Wanneer de sollicitatie gehonoreerd wordt met een stageplaats, dan wordt het stagecontract getekend door de stagebegeleider van de Academie en door de externe stagebegeleider.
2.2. Het vinden van een stage(vervangende) plaats Er zijn verschillende mogelijkheden om een stageplaats te vinden: a. Via de stagecoördinator Regelmatig liggen stageopdrachten en informatie van verschillende bedrijven ter inzage. Veel bedrijven bieden een stageplaats aan door contact op te nemen met de opleiding. Ook docenten kunnen stageplaatsen aandragen. Deze aanvragen worden door de stagecoördinator bekeken op waarde voor de student. Ook wordt bekeken of het inderdaad een stageplaats is of een project. Een stage is pas een stage als er daadwerkelijk begeleiding is op de stageplek. Is het een project, dan wordt de begeleiding meer vanuit de Academie geregeld. b. Zelf een stageplaats zoeken Gaat de student zelf op zoek naar een stageplaats dan moet deze de opleiding op de hoogte stellen van de contacten die hij/zij wil leggen. De stagecoördinator bespreekt met de student welke werkzaamheden mogelijk zijn. In beide gevallen, via de Academie of zelf een plaats zoeken, moet er een stagewerkplan worden gemaakt dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de stagecoördinator. Zie de richtlijnen voor het maken van een stagewerkplan in 2.1. Indien dit niet is gebeurd vóór aanvang van de stage, is de stage niet geldig!
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
6 Sollicitatie Een bedrijf voor een stage benaderen en een gesprek hebben, is vergelijkbaar met een sollicitatie. Zorg voor een goede presentatie van je werk, stel je kritisch op bij het samenstellen van je map/portfolio, laat zien wie je bent, ook als persoon. Enthousiasme werkt positief, maar stel je ook bescheiden op. In het algemeen spreek je met professionals. Bereid je goed voor op een gesprek; probeer vooraf meer over het bureau, de ontwerpafdeling, het museum, de galerie en/of hun werk te weten te komen (leef je in).
- eventueel ( gewijzigde) werkafspraken, werktijden, contactpersonen, werkadres e.d.
2.7. Eindbeoordeling door de externe stagebegeleider Het formulier eindbeoordeling kan gebruikt worden. Een uitgebreidere toelichting wordt evenwel als zeer wenselijk ervaren.
2.8. Richtlijnen voor het eindverslag van de stage 2.3. Richtlijnen voor het stagecontract In het stagecontract komt minimaal aan de orde: - periode, werktijden, vakanties, vrije dagen enz.; - aard van de werkzaamheden ( eventueel: opdracht van uit de Academie); - bereikbaarheid externe stagebegeleider wanneer, waar, hoe;
Naast ‘zakelijke gegevens’ als : - periode; - bedrijf; - aard van de werkzaamheden; - contactpersonen komt in het eindverslag aan de orde:
- stagebegeleider Academie; - frequentie en format tussentijdse rapportage; evt. verplichting logboek; - richtlijnen handelen bij ziekte;
1. Artistiek vermogen: Wat is er ontworpen, bedacht, gedaan, gemaakt, ontwikkeld?
- richtlijnen handelen bij vertrouwelijkheid van gegevens; - richtlijnen intellectueel eigendom; - richtlijnen tussentijds beëindigen stage wegens wanprestatie van bedrijf of stagiaire; - eventuele afspraken over reiskostenvergoeding, stagevergoeding en
2. Persoonlijke evaluatie van de stageperiode: wat is er geleerd en waar moet je je verder op toeleggen, m.a.w. wat zijn je sterke en wat je zwakke punten? Kon je laten zien waar je goed in bent? Welke aspecten van jezelf wil je verder ontwikkelen?
verzekering; - eventuele verplichte overige afronding van de stage, b.v. een visuele
3. Werkveldverkenning
presentatie; - wanneer het door de externe stagebegeleider ondertekende stageverslag ingeleverd moet zijn - eventuele verplichte overige afronding van de stage, bijvoorbeeld een visuele presentatie.
2.4. Richtlijnen voor de tussentijdse rapportage In de tussentijdse rapportage komt minimaal aan de orde: - daadwerkelijk gewerkte dagen;
Wat is je beeld van het werkveld geworden? Wil je op deze manier in dit werkveld actief zijn? Heb je door de stage een (beter) beeld van wat je na de Academie wilt/kunt gaan doen? 4. Reflectie over de opleiding aan de Academie tot nu toe: beschikte je over voldoende kennis en vaardigheid om mee te werken in het bedrijf of schoot je in bepaalde opzichten tekort; waar was je goed op voorbereid en waar was je minder goed op voorbereid? 5. Tonen van inzicht in het functioneren van het stagebedrijf in zijn context; dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen:
- aard van de werkzaamheden;
- Wie is/zijn de opdrachtgever(s) / klant(en)?
- overzicht voornaamste contactpersonen in het kader van de stage;
- Hoe communiceert het bedrijf met de opdrachtgever/klant?
- eerste aanzet beschrijving bedrijf/organisatie;
(website; mailings enz)
- contactmomenten met externe stagebegeleider, dan wel diens vervanger;
- Welke producten, diensten biedt het bedrijf?
- eventuele wijzigingen in verloop van stageopdracht/doel;
- Welke deskundigheid en technologie is hiervoor nodig? - Is het een eenmanszaak, een samenwerkingsvorm, een stichting, een onderneming, een overheid, een ‘not-for-profit’ bedrijf, een ‘non-
- eventuele eerste resultaten; - ervaring tot nu toe; - tussentijdse beoordeling door de externe stagebegeleider.
governmental-organisation’ (NGO)? - Wat is de organisatiestructuur van het bedrijf?
In deze handleiding staat een tussentijds evaluatieformulier dat moet worden ingevuld .
- Bestaat er een organigram? - Wat is er uniek aan het bedrijf / waarin onderscheidt het zich? - Welke doelen streeft men na (artistiek, financieel)?
2.5. Deelname aan een tussentijdse terugkomdag
- Groeit het bedrijf of krimpt het?
In de afdeling visuele communicatie is er sprake van een verplichte tussentijdse terugkomdag. De ervaringen die dan worden uitgewisseld tussen studenten en docenten en studenten onderling, worden als zeer leerzaam ervaren. Niet elke studierichting organiseert een gemeenschappelijke terugkomdag.
- Hoe is de financiële gezondheid van de organisatie?
2.6. Tussentijdse beoordeling door de externe stagebegeleider Halverwege de stage neemt de academie contact op met het stagebedrijf. Aan de externe stagebegeleider wordt gevraagd een tussentijdse beoordeling te geven op een aantal aspecten: - werkhouding; - artistieke prestaties; - inzetbaarheid;
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
Hoe weet je dat? - Wat ‘onderneemt’ de organisatie om zich voor te bereiden op de toekomst? - Reflectie over het bedrijf als stageverlener en de begeleiding van de externe stagebegeleider.
7 Goedkeuring: Het stageverslag moet in tweevoud worden aangeleverd: een exemplaar wordt bewaard in de bibliotheek. Het verslag moet worden goedgekeurd door de stagebegeleider van de Academie. Na de goedkeuring is de stage afgerond, behalve als er is afgesproken dat de student een visuele presentatie dient te geven over de stageperiode. Indien in het stagecontract is afgesproken dat er een logboek wordt bijgehouden, wordt dit logboek toegevoegd. Door toenemende digitalisering zal de vorm waarin de verslaglegging plaatsvindt, kunnen veranderen in bijvoorbeeld een weblog. Het is nog niet duidelijk in hoeverre eisen die gesteld worden aan een schriftelijk papieren verslag vertaald kunnen worden naar de dynamischer virtuele wereld. Het ‘gestolde’ papieren verslag is, dan wel moet zijn, een resultante van wikken en wegen, van reflectie. Een weblog kan telkenmale aan voortschrijdend inzicht aangepast worden.
2.9. Maken van een visuele presentatie over de stageperiode De afsluiting van de stage kan plaatsvinden in de vorm van een verplichte visuele presentatie. Daar waar dit een verplichtend karakter heeft, is dit onderdeel opgenomen in het stagewerkplan.
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
§ 3. Stagebegeleiding De stage wordt procedureel begeleid door de stagecoördinator van de studierichting. In overleg met het hoofd kan voor een stage vervangend project worden bepaald welke docent de stage inhoudelijk gaat begeleiden en wie begeleiding zal bieden bij het schrijven van het stageverslag na beëindiging van de stage. Tijdens de stage wordt er volgens afspraak contact gehouden met de stagegevers/ bedrijven. Het stagebedrijf heeft een contactpersoon waarmee voorafgaand, tijdens en afsluitend een gesprek plaatsvindt met de contactpersoon van de Academie. De contactpersoon van de Academie neemt gedurende de stageperiode minimaal éénmaal contact op met de student en met het stagebedrijf. Nieuwe stageplaatsen worden altijd door de stagecoördinator bezocht tijdens de aanwezigheid van de student. Met reeds bekende stagegevers wordt eventueel telefonisch contact onderhouden. Zodra er zich problemen voordoen in de ogen van de stagegever of de stagiair(e), moet onmiddellijk contact gezocht worden met de stagecoördinator.
8
§ 4. Samenvatting Uitgangspunten en randvoorwaarden stage(vervanging) 01.
13.
14.
15.
Goedkeuring van de stage vervangende activiteit vindt plaats door degene(n) die daarmee door het hoofd is/zijn belast.
16.
D e Academie houdt een centraal adressenbestand van stage-bedrijven bij.
17.
D e stagebedrijven worden altijd bevraagd over de student en diens kwaliteiten. De student wordt altijd bevraagd over het stagebedrijf.
18.
Van een stage of stage vervangende activiteit wordt altijd een schriftelijk verslag gemaakt dat hetzij op papier hetzij op internet wordt gepubliceerd. Vertrouwelijkheid wordt uiteraard gerespecteerd. Stageverslagen worden minstens twee jaar bewaard.
19.
Studenten krijgen richtlijnen/een format voor het maken van een stageverslag.
Beroepsvoorbereiding vindt in alle leerjaren van de opleidingen Beeldende Kunst en Vormgeving plaats.
02.
Een stage of een stage vervangende activiteit is een belangrijk element in het portfolio van de student.
03.
Een stage is pas een stage als er daadwerkelijk begeleiding is op de stageplek. Is het een project, dan wordt de begeleiding meer vanuit de Academie geregeld.
04.
Stage lopen is een onderdeel van de beroepsvoorbereiding en kan ook van belang zijn voor de deeltijd studenten die (nog) niet werkzaam zijn in de beroepspraktijk of een aan de beroepspraktijk verwante professionele situatie. Vooralsnog is een stage geen verplicht onderdeel van het deeltijd onderwijs. Hierop zal de Academie zich nader beraden.
De studierichting kan een stageterugkomdag organiseren met een verplichtend karakter. Als dat het geval is, wordt dat voorafgaand aan de stage besproken. Goedkeuring van het stagebedrijf vindt plaats door degene(n) die daarmee door het hoofd is /zijn belast.
20.
Stageverslagen worden beoordeeld op: - artistiek vermogen; - verslag van de persoonlijke, artistieke ontwikkeling;
05.
06.
07.
a
08.
09.
10.
- werkveldverkenning;
Deelname aan externe projecten of producties kan als stage worden opgevat, dit geldt met name voor Beeldende Kunst en voor de Interfaculteit Beeld en Geluid/ArtScience. De externe productie of het externe project moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan het hoofd. Een stage of stage vervangende activiteit heeft een omvang van minimaal 15 EC (effectieve stagetijd minimaal 35 dagen) en maximaal 30 EC (effectieve stagetijd minimaal 70 dagen). D e EC van het individueel studietraject kunnen worden ingezet voor de stage. De stage heeft dan een omvang van 15 of 30 EC. Studenten die in hun individueel studietraject een Minor volgen kunnen deze voortzetten; de stageomvang wordt dan 12 (3 voor de Minor) dan wel 24 (6 voor de Minor). In voorkomende gevallen kan de stage niet aaneengesloten worden uitgevoerd. De studierichting draagt er zorg voor dat de studenten een half jaar voorafgaand aan de stage worden voorgelicht over de stage, en de voorbereiding daarop. Dit kan de vorm hebben van een uitgebreide voorlichtingsbijeenkomst, waar al dan niet externen voor kunnen worden uitgenodigd. De student maakt vervolgens een stagewerkplan waarin leerdoelen worden geformuleerd, dan wel een omschrijving van het onderzoek wordt gegeven, en een beredeneerde voorkeur wordt uitgesproken voor een stagebedrijf.
11.
Studenten krijgen richtlijnen/een format voor het maken van een stagewerkplan.
12.
Als het stagewerkplan wordt goedgekeurd, kunnen nadere afspraken worden gemaakt
Beroepsvoorbereiding / Stagehandleiding Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag
- reflectie op de opleiding aan de Academie; - het tonen van inzicht in het functioneren van het stagebedrijf in zijn context. 21.
Het maken van een visuele presentatie over de stageperiode kan een verplichtend karakter hebben. Als dat het geval is, wordt dat voorafgaand aan de stage besproken.
22.
Wanneer de Academie de stage in orde bevindt, met inachtneming van het oordeel van het stagebedrijf, wordt de EC toegekend. Zo nodig kan aanvullend een praktische of theoretische opdracht worden opgedragen.
23.
H et stagebedrijf heeft een contactpersoon waarmee voorafgaand, tijdens en afsluitend een gesprek plaatsvindt met (de contactpersoon van) de Academie.
24.
D e contactpersoon van de Academie neemt gedurende de stageperiode minimaal eenmaal contact op met de student en met het stagebedrijf.
25.
O ver reiskosten, stagevergoeding en verzekering worden voorafgaand aan de stage schriftelijke afspraken gemaakt.
26.
Stages of stage vervangende activiteiten kunnen uitsluitend in specifieke gevallen op incidentele basis worden vervangen door in- of externe studie onderdelen. Dit wil zeggen dat het volgen van een of meer studieonderdelen op een ander instituut in binnen- of buitenland in principe geen stage kan vervangen.