Samenvatting
In dit proefschrift is een groep patiëntenmet letsels van de thoracaleen/of lumbale wervelkolombeschreven.Het is geen vergelijkendonderzoekvan verschillendebehandelingsmethoden. Wel is onderzochtwat het gevolg van de behandelingis voor de anatomievan de wervelkolom.Wat de behandelingbetreft is gelet op het effect van halobitibialetractie al dan niet gevolgddoor operatievestabilisatiemet behulpvan het Harringtoninstrumentari(foto's en conventionele tomogramum. De anatomieis aande handvan róntgenopnamen men)onderzcchten vastgelegd.De anatomieis consequent in maat en getal beschreven. In de literatuuris dat vaak niet het geval. Niet-meetbare criteria zijn ook gebruikt,ze zljn dan duidelijk omschreven.Ook is gezocht naÍr een correlatie tussen de anatomie, bij de behandeldepatiënten. zichtbaarop de róntgenfoto's,en de klinischeverschijnselen Tijdens een naonderzoek,zes tot negenjaar na het ongeval, is de patiëntenzonder neurologischeuitval gevraagdnaar pijnklachten,naar de werksituatieen naar het eigen oordeelover de rug. In hoofdstuk I is, na een korte terugblik op de behandelingvan wervelfracturen,de operatievebehandelingvan patiëntenmet thoracaleen/of lumbale wervelfracturenmet in de tijd geplaatst. behulpvan het Harringtoninstrumentarium De vragen die geleid hebbentot de vraagstellingenzijn besproken.Tot slot zijn de geformuleerd: vraagstellingen L Iridt de halobitibialetractiebehandeling tot een teruggangvan de door het trauma veroorzaakte verstoringvan de anatomiein de wervelkolom? verkregen,veranderingenvan de anatomiein de 2. Blijven de, bij tractiebehandeling wervelkolomde eerstetweejaar na het ongevalbehouden heeftondergaan? a) bij de patiëntdie alleentractiebehandeling operatiefbehandeldis? b) bij de patiëntdie na de tractiebehandeling 3. Bestaater een correlatie tussende mate van verstoring van de anatomievan de wervelkolomzichtbaarop de eersteróntgenfotona het ongevalenerzijdsen a) pijnklachten b) subjectiefoordeelvan de patiëntover de eigenrug c) hervattingvan activiteiten anderzijds. Bestaat er een correlatietussende matevan verstoringvan de anatomievan de wervelkolomzichtbaarop de foto's genomen2 jazl.na het ongevalenerzijdsen a) pijnklachten b) subjectiefoordeelvan de patiëntover de eigenrug c) hervattingvan activiteiten anderzijds. a, b en c geregistreerd 6 - 9 jaar na het ongeval.
t23
In hoofdstuk II zijn de anatomische structuren die van belang zijn voor dit onderzoekin het kort beschreven. De indeling van wervelfracturen, zoals die in dit onderzoek is gebruikÍ, is besproken en beschreven: alle wervelfracturen worden ingedeeld in een instabiliteitsschaal van zes graden, graad 0 tot en met graad V. Aan deze schaal is een behandelschemagekoppeld.In dit onderzoek zijn alleen de patiënten met een graad III, IV of V letsel betrokken. Patiënten met een graad III letsel worden met halobitibiale tractie behandeld, patiënten met een graad IV letsel worden na tractie geopereerd en patiënten met een graad V letsel worden (soms na, soms zonder tractie) geopereerd. In hoofdstuk III zijn de onderzoekmethodenbeschreven. De inclusie-criteria voor de onderzoekgroep zijn geformuleerd. Beschreven is waarom zeven patiënten niet in de groep zijn opgenomen. Verklaard is waarom bij patiënten met meerdere wervelfracturen alleen het ernstigste letsel in het onderzoek betrokken is. De methodiek, gebruikt bij het maken van de róntgenopnamen(foto's en conventionele tomogrammen), is beschreven.De tijdstippen waarop de bekeken róntgenfoto's c.q. tomogrammengemaaktzijn, worden weergegeven: in de acute fase foto's en tomogrammen bij beeindigen tractie foto's (soms in plaats daarvan tomogram) bij mobiliseren foto's en tomogrammen I jaar na ongeval foto's en tomogrammen 2 jaar na ongeval foto's Teneinde de klinische verschijnselen te kunnen opsporen zijn patiënten opgeroepenvoor een naonderzoek.Tijdens het naonderzoek is gevraagd naar pijnklachten, naar het eigen oordeel over de rug en naar de werksituatie. De te enquêteren patiëntengroep is omschreven en de uitzonderingenzijn besproken. Het scoringsformulier, waarop de gegevens van de róntgenopnamen en van het naonderzoek werden vastgelegd,is toegelicht. Het scoringsformulieris als bijlage opgenomen in dit proefschrift. Tot slot is beschrevenhoe de structurenop de róntgenfoto'sgemetenzijn. In hoofdstuk IV is de patiëntengroepbeschreven. Een overzicht van de patiëntengroepis als bijlage opgenomenin dit proefschrift. De patiëntengroep is in vier behandelgroepeningedeeld: Groep l: de patiëntendie alleen bedrust op het Strykerframe kregen; Groep 2: de patiëntendie met halobitibialetractie behandeldzijn; Groep 3: de patiëntendie na tractie geopereerdzijn; Groep 4: de patiënten die zonder tractie geopereerdzijn. De verdeling van de vier behandelgroepenover een aantal variabelen is weergegeven.Per behandelgroep zljn bijzonderheden over de behandeling vermeld. Geprobeerdis de patiëntengroep zuiver te beschrijven. Daarom zljn per behandelgroep alle patiënten besproken, die gezien hun letsel eigenlijk een andere behandeling hadden moeten ondergaan. Op de redenen waarom besloten is tot een van het behandelschemaafwijkende behandeling,is uiwoerig ingegaan.Vervolgens worden de complicatiesvan de halobitibiale tractiebehandelingen van de operatievebehandelingvermeld. 124
In hoofdstuk V is vraagstelling 1 beantwoord. Van de patiënten die met tractie behandeld zijn (groep 2 en 3), is aan de hand van metingen op de voorachterwaartse en dwarse foto's beschreven hoe de kwantitatieve gegevenstijdens de tractie veranderden. Vy'aardeze veranderingen signiÍicant zijn (Student-t toets voor gepaarde waarnemingen, ennzijdig significantie-niveau van 0,05), is dat vermeld. De patiënten zijn ook beoordeeld op grond van kwalitatieve gegevens. Na een compilatie van de belangrijkste bevindingen is het antwoord op vraagstelling 1 geformuleerd: Na de tractiebehandelingzijn bij patiënten van groep 2 - de laterale wighoek - de anterior wighoek - de hoogte van het corpus vóór - de voorachterwaartse (VA) diameter van het corpus en - de stand van de wervelkolom op de dwarse foto significantbeter dan v
- de hoogtecorpusachler - de hoogteIVR vóór - de hoogteIVR achter - de standwervelkolomdwars. De eindsituatieop de tomo's na I jaar is, vergelekenmet de beginsituatie,significant betervoor: slechtervoor: - de hoogtecorpusrechts - de hoogteIVR links, - de anteriorwig - de hoogteIVR rechts, - de hoogtecorpusvóór - de hoogteIVR vóór - de VA diametercorpus - de hoogteIVR achter. De eindsituatieop de foto's (na 2 jaar) is, vergelekenmet de beginsituatie,significant betervoor: slechtervoor: - de lateralewig, - de hoogteIVR vóór. - de anteriorwig - de VA diametercorpus Tijdensde tractieperiode verbeterenin groep3 op de tomo's: - de anteriorwig - de hoogtecorpusvóór - de hoogtecorpusachter - de standvan de wervelkolomop het dwarsetomogram. Y d" tractieperiodezijn alle gemetenitems óf niet significantveranderdóf significant slechter' De volgendeitems verslechterensignificantgledurende de eersteen/of tweede periodeop de foto's en/of op de tomogrammen: - de hoogteIVR links - de hoogteIVR rechts - de hoogtecorpusachter - de hoogteIVR vóór - de hoogteIVR achter - de standwervelkolomdwars. Alleen de gemiddeldewaardevan de VA diametercorpusis significant beter op de foto,s in de periodena de tractie. De eindsituatie op de tomo's(na I jaar) is, vergelekenmet de beginsituatiesignificant betervoor: slechtervoor: - de anteriorwig - de hoogteIVR vóór. - de hoogtecorpusvóór
126
De eindsituatie op de foto's (na 2 jur) is, vergeleken met de beginsituatie, significant
betervoor: - de lateralewig - de hoogtecorpusrechts - de anteriorwig - de hoogtecorpusvóór - de VA diametercorpus - de standvan de wervelkolomVA
slechtervoor: - de hoogtecorpusachter - de hoogteIVR vóór.
Tot slot is de verslechteringvan de hoogtevan de IVR verklaard. In hoofdstukVII is vraagstelling3 beantwoorc. Het verbandtussende matevan verstoringvan de anatomiezichtbaarop de róntgenfoto's en de klinische situatie bij de patiëntenzonder neurologischeuiwal is beschreven.De anatomieis beschrevenaande handvan de róntgenfoto'sgemaaktin de acutefaseen aan de handvan de foto's gemaaktna tweejaar. De klinischesituatieis beschrevenaan de handvan gegevens,verkregendoor middel van een enquête onder de patiëntendie geen neurologischeuiwal hebben. De gegevens betreffen: - het al dan niet aangevenvan pijn in de rug door de patiënt - het subjectiefoordeelvan de patiëntover zijn rug - de veranderingin de werksituatieals gevolgvan het wervelletsel. De overeenkomstin de resultatenvan de berekeningen voor de factor pijn en de factor subjectiefoordeel rug is beschrevenen verklaard.De correlatie tussen de anatomie enerzijdsen pijn zowel als subjectiefoordeelrug anderzijds(gevondenvoor één item,de anteriorwighoek)is beschreven. - De hoogtecorpusachter - de hoogtecorpuslinks - de hoogtecorpusrechts - de voorachterwaartse diametercorpusen - de hoogteIVR vóór zijn alle significant groter op de foto's (acuut en na twee jaar) van de patiëntendie gedwongenwerden lichter werk te gaan doen. Het is aannemelijkgemaakt dat deze significanteverschillenveroorzaaktworden door een selectiein de man/vrouwverdeling eneenselectiein de therapiedie in de groepsverdeling aanwezigis.
t?'l