Beleidsplan
Rijnstreek werkt 2015-2016
maart 2015
Samenvattende voorstellen en conclusie Met de invoering van de Participatiewet zijn gemeenten verantwoordelijk voor nieuwe doelgroepen, zijn nieuwe instrumenten voor arbeidsinschakeling beschikbaar en verandert de omvang van budgetten. Deze veranderingen vragen om nieuwe beleidskeuzes die we met dit beleidsplan aan de gemeenteraden voorleggen. Deze keuzes betreffen: 1. De arbeidsinschakeling van de reguliere groepen, dit is de nieuwe instroom van inwoners in de Participatiewet; 2. De ondersteuning van de nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten, dit zijn personen die voorheen in de Wajong of de Wsw zouden instromen; 3. Het gebruik van het instrument of de voorziening ‘beschut werk’ voor een deel van de groep arbeidsbeperkten; 4. De ondersteuning van het zogenaamde zittend bestand: inwoners die nu reeds een bijstandsuitkering ontvangen;
5. Opvang van het tekort op de rijksvergoeding BUIG. Uit deze middelen worden de uitkeringen voor levensonderhoud in de Participatiewet gefinancierd. Voor elk van deze vijf onderwerpen volgt hieronder een voorstel. Deze voorstellen zijn tot stand gekomen op basis van prognoses die in het beleidsplan zijn uitgewerkt. De basis voor deze prognoses wordt gevormd door de nieuwe instroom in te delen aan de hand van twee kenmerken, de mate van eigen kracht en of iemand kansrijk is op de arbeidsmarkt. Op die manier ontstaan 4 groepen:
Groep 1: kansrijk op de arbeidsmarkt en veel eigen kracht;
Groep 2: veel arbeidspotentieel maar minder eigen kracht;
Groep 3: er moet nog gewerkt worden aan de kansen op de arbeidsmarkt, maar de eigen kracht is aanwezig;
Groep 4: de kansen op de arbeidsmarkt zijn minimaal en er is nog veel ondersteuning nodig.
Naast deze 4 groepen onderscheiden we ook specifiek arbeidsbeperkten (groep 5) en de jongeren (groep 6). Vervolgens zijn verschillende scenario’s opgesteld. Elk scenario kent een andere combinatie van de bovenstaande doelgroepen. De inzet van instrumenten in de prognoses worden beperkt door de beschikbare middelen. De economische situatie helpt ons hierbij niet. Dit beleidsplan en de voorstellen richten zich op de jaren 2015 en 2016. In deze periode willen wij nauwkeurig monitoren in hoeverre de prognoses kloppen of dat er wellicht meer mogelijkheden zijn om inwoners te ondersteunen bij arbeidsinschakeling. In het tweede halfjaar van 2016 leggen wij dit aan u voor.
1.
Reguliere doelgroepen
Voor de arbeidsinschakeling van de reguliere groepen gaat de voorkeur uit naar scenario B: Kracht van het aantal. In scenario B worden de groepen 2 en 3 maximaal ondersteund bij arbeidsinschakeling en tevens wordt groep 5 gericht ondersteund. Scenario B levert de grootste besparing op het BUIG-budget op met nagenoeg de hoogste uitstroom. Ook kent dit scenario een relatief lage belasting van het participatiebudget (P-budget), het budget waaruit wij de inzet van de verschillende instrumenten voor arbeidsinschakeling financieren.
2
Tabel 1: kosten scenario B kosten P-budget BUIG-besparing Scenario B: Kracht van het aantal, groep 2 en 3
€
972.462
€
1.546.099
De keuze voor scenario B richt zich uitsluitend op arbeidsinschakeling. Voor alle inwoners is ondersteuning beschikbaar bij vragen rond jeugd, werk, welzijn en zorg. Het beleid met betrekking tot deze brede aanpak is per gemeente vastgelegd 1. Bij jongeren is vooral een preventieve aanpak van belang, dus voorkómen dat zij zonder opleiding of zonder werk raken. Dit betekent een stevige inzet op voortijdig schoolverlaten, zo mogelijk terugleiden naar school, goede voorlichting over school- en beroepskeuzes, ondersteuning bij ontwikkelingsvragen en stage mogelijkheden. Voor jongeren van het praktijkonderwijs en speciaal onderwijs wordt de doorgaande lijn school-werk dan wel dagbesteding versterkt door een nauwe samenwerking met de scholen. Daarbij zijn de zogenaamde garantiebanen2 en beschut werk beschikbaar.
2.
Arbeidsbeperkten
De groep arbeidsbeperkten is aangewezen op een garantiebaan. Op basis van landelijke afspraken mogen we in 2015 in de Rijnstreek 25 garantiebanen verwachten voor deze groep. Het streven is deze banen ook daadwerkelijk te verwerven door acquisitie vanuit het Werkbedrijf Holland Rijnland3 en het Werkgeversservicepunt Rijnstreek en de arbeidsbeperkten hierop te plaatsen. Daarbij krijgen de kandidaten op de SW-wachtlijst voorrang, dit zijn nu 51 mensen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. De totale wachtlijst telt 105 mensen. Bij plaatsing op een garantiebaan ontvangt de werkgever een loonkostensubsidie. Deze subsidie komt ten laste van het BUIG-budget. Als het een arbeidsbeperkte betreft die zonder werk een beroep zou doen op een bijstandsuitkering, zijn de kosten van een uitkering hoger. Om deze reden spreken we bij een plaatsing ook over een besparing op het BUIG-budget, het saldo is positief.
Tabel 2: kosten en besparing arbeidsinschakeling arbeidsbeperkten kosten P-budget Arbeidsbeperkten
1
€ 320.765
kosten BUIG-budget BUIG-besparing € 119.240
€ 185.350
saldo BUIG € 66.110
Alphen aan den Rijn: Beleidsplan Sociale Agenda, mei 2014.
Kaag en Braassem: Maatschappelijke agenda Kaag en Braassem, oktober 2012 en Maatschappelijke agenda en raadsvoorstel 3D, februari 2014. Nieuwkoop: ‘Nieuwkoop in perspectief’, Maatschappelijke structuurvisie 2040, mei 2013. 2 Zie hiervoor ook het sociaal akkoord tussen werkgevers- en werknemersorganisaties: ‘Perspectief voor een sociaal én ondernemend land: uit de crisis, met goed werk, op weg naar 2020’. Stichting van de Arbeid, april 2013. 3 Voor informatie over het Werkbedrijf zie bijlage VI
3
3.
Beschut werk
Voor de arbeidsbeperkten die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet op een garantiebaan, richten we beschut werk in. De instroom in deze voorziening maximeren we op basis van het motto ‘3 er uit, 1 er in’ naar rato van de door SWA geprognotiseerde uitstroom voor de Rijnstreek.
Tabel 3: volume, kosten en besparing beschut werk
jaar
Volume totaal
2015
5
2016
15
2017 2018
kosten P-budget €
BUIG uitgaven
BUIG besparing
Saldo BUIG
44.865
€
120.186
€
73.605
€ -
46.581
€
134.595
€
360.558
€
220.815
€ - 139.743
23
€
206.379
€
552.856
€
338.583
€ - 214.273
31
€
278.163
€
745.154
€
456.351
€ - 288.803
Bij plaatsing op een beschutte werkplek ontvangt de kandidaat het minimumloon. Deze kosten komen ten laste van het BUIG-budget. De besparing BUIG bestaat uit het wegvallen van de bijstandsuitkering. Omdat het minimumloon hoger is dan de gemiddelde bijstandsuitkering, is er sprake van een negatief saldo. Beschut werk geeft dus een extra druk op het BUIG budget. Ook de begeleiding brengt forse kosten met zich mee, deze komen ten laste van het Participatiebudget. Het beschut werk wordt bij voorkeur ondergebracht bij SWA. De colleges nemen daarover een besluit nadat de gemeenteraden besloten hebben over de voorziening beschut werk.
4.
Zittend bestand
Met alle inwoners die reeds een bijstandsuitkering ontvangen, het zogenaamde ‘zittend bestand’ zal met een vaste frequentie gesproken worden. Het gesprek richt zich op toetsing van de rechtmatigheid, bepalen arbeidsmogelijkheden door een indeling in de geformuleerde groepen en het inventariseren van eventueel andere ondersteuningsvragen. De komende maanden wordt gesproken met de groep die geraakt wordt door de kostendelersnorm, dit betreft circa 300 uitkeringen. Bij het optellen van de kosten voor zowel het scenario, de arbeidsbeperkten en beschut werk komt het budget voor de ondersteuning van het zittende bestand in beeld. Het beschikbare participatiebudget 2015 voor arbeidsinschakeling is € 1.376.409. De keuze voor scenario B in combinatie met arbeidsbeperkten en beschut werk is binnen dit budget haalbaar. Er is een beperkt overschot van € 38.317. Voor de ondersteuning van het zittende bestand resteert dus een beperkt budget.
4
Tabel 4: geraamde kosten arbeidsinschakeling reguliere groepen en arbeidsbeperkten kosten P-budget Scenario B: Kracht van het aantal, groep 2 en 3
€
972.462
Arbeidsbeperkten
€
320.765
Beschut werk
€
44.865
€ 1.338.092
Uit bovenstaande overzichten en uit de verantwoording van de groepen en scenario’s (Bijlage VI) blijkt dat het financieel lonend is om te investeren in arbeidsinschakeling van groepen die een reële kans op werk hebben. Daarbovenop heeft werk een sociaal-maatschappelijke waarde en een positieve invloed op het welbevinden van mensen. Dit maakt het zinvol de ondersteuning niet financieel te begrenzen door het participatiebudget en ook te investeren in het zittende bestand. Concreet stellen we voor een plan voor gesprekken met het zittende bestand op te stellen en uit te voeren en daarvoor vooralsnog rekening te houden met een investering van circa € 500.000. Dit is ongeveer de helft van de investering in de instroom reguliere groepen. De overschrijding van het participatiebudget zal opgevangen moeten worden met een minimaal overeenkomstige daling van het BUIG-budget. In de interne maandelijkse rapportages zal gemonitord worden in hoeverre de geraamde kosten daadwerkelijk gemaakt worden en of dit ook daadwerkelijk tot de geprognotiseerde uitstroom dit leidt. Dit zal vervolgens opgenomen worden in de reguliere rapportages conform de P&C cyclus.
Tabel 5: totale kosten scenario B en arbeidsbeperkten inclusief beschut werk kosten P-budget
uitgaven BUIG-budget
BUIG-besparing
saldo BUIG
Scenario B: Kracht van het aantal, groep 2 en 3
€
972.462
€
-
€
1.546.099
€
1.546.099
Arbeidsbeperkten
€
320.765
€
119.240
€
185.350
€
66.110
Beschut werk
€
44.865
€
120.186
€
74.140
€
- 46.046
€ 1.338.092
€
239.426
€
1.805.589
€
1.658.255
5.
BUIG-budget blijft onvoldoende
Stevig inzetten op arbeidsinschakeling en handhaving is vanuit financieel perspectief noodzakelijk omdat alle scenario’s en de inzet voor de groep arbeidsbeperkten en beschut werken leidt tot een hoger bestand eind 2015 dan begin 2015. En dat terwijl het BUIGbudget 2015 al onvoldoende is om het aantal uitkeringen met de stand per 1 januari 2015 te betalen, hiervoor is al sprake van 111 uitkeringen ‘teveel’. In de onderstaande tabel 6 is dit geraamde tekort in beeld gebracht. In bijlage VI, verantwoording, zijn de cijfers uitgebreid toegelicht en zijn de gevolgen voor de vijf scenario’s opgenomen.
5
Het totale BUIG-budget 2015 voor de 3 gemeenten is € 25.092.998.
Tabel 6: gevolgen scenario B voor BUIG-budget
Rijnstreek Scenario B
voorlopig budget € 25.092.998
verwachte uitgaven € 27.649.612
tekort budget € 2.556.614
Bovenstaande berekening sluit niet zonder meer aan bij de gemeentebegroting. In dit beleidsplan is gewerkt met het meest actuele BUIG-budget. Dit budget wordt door het Rijk een aantal malen per jaar aangepast. De aansluiting bij de gemeentebegroting wordt per gemeente afzonderlijk gemaakt.
6
Inhoudsopgave Samenvattende voorstellen en conclusie ................................................................................ 2 Inhoudsopgave ...................................................................................................................... 7 1.
Inleiding ......................................................................................................................... 8
2.
Kader .............................................................................................................................. 8
3.
Invoering Participatiewet ................................................................................................ 9
4.
Uitgangspunten ............................................................................................................ 12
5.
Resultaatsturing ........................................................................................................... 14
6.
Groepen........................................................................................................................ 16
7.
Selectieve aanpak: scenario’s ........................................................................................ 20
8.
Scenariokeuze .............................................................................................................. 24
9.
Zittend bestand ............................................................................................................ 27
Bijlagen................................................................................................................................ 29 Bijlage I
Verklarende woordenlijst ................................................................................... 30
Bijlage II
Kaders................................................................................................................ 31
Bijlage III
Budgetten .......................................................................................................... 32
Bijlage IV
Arrangementen .................................................................................................. 35
Bijlage V
Instrumenten ..................................................................................................... 36
Bijlage VI
Verantwoording scenario’s ................................................................................. 46
Bijlage VII Werkbedrijf Holland Rijnland .............................................................................. 59
7
1.
Inleiding
Met de invoering van de Participatiewet is de gemeente ook verantwoordelijk voor de arbeidsinschakeling van inwoners die niet in staat zijn zelfstandig het wettelijk
minimumloon te verdienen als gevolg van lichamelijk, psychische of verstandelijke beperkingen. Dit is de groep die tot 2015 onder de Wajong of Wsw viel. Mensen met een arbeidsbeperking hebben in algemene zin een andere ondersteuningsvraag dan de mensen die nu al bij de gemeente komen. De Participatiewet kent nieuwe voorzieningen voor deze groep. Het Beleidskader en het uitvoeringsplan ‘Rijnstreek werkt’, vastgesteld in respectievelijk februari/maart en september 2013, anticiperen niet op deze nieuwe groep en voorzieningen. Dit maakt het nodig nieuw beleid vast te stellen waarin de gemeentelijke beleidskeuzes met betrekking tot deze groep vastgelegd zijn. De gemeente ontvangt extra budget voor de ondersteuning van de nieuwe groep. Dit budget komt met een korting over van bestaande uitvoerders. Daarnaast wordt gekort op de bestaande re-integratiemiddelen en de subsidie voor de sociale werkvoorziening. Het BUIGbudget -waaruit de bijstandsuitkeringen, de loonkostensubsidies en lonen beschut werk betaald moeten worden- stijgt onvoldoende mee met de vraag. Dit alles vraagt om nieuwe beleidskeuzes -ook voor de bestaande groepen- die uitgewerkt zijn in dit beleidsplan. Om deze reden leggen we dit beleidsplan ‘Rijnstreek werkt 20152016’ aan u voor.
2.
Kader
Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor een groot aantal nieuwe taken op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en jeugd. De Participatiewet, de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn onderdeel van een omslag van het sociale stelsel, gericht op preventie, activering en meedoen -dus op resultaten- en niet meer primair op sociale bescherming. Daarnaast gaat er sinds dit jaar veel minder geld naar gemeenten dan dat er nu aan deze taken wordt uitgegeven. Slimmer en beter organiseren van de (nieuwe) taken is dus hard nodig. Dit vraagt om aanvullende beleidskeuzes en prioritering in de uitvoering. Het beleidsplan ‘Rijnstreek werkt’ is een onderdeel van het gehele beleid voor het sociale domein en beperkt zich tot
arbeidsinschakeling. Voor Alphen aan den Rijn is het sociale beleid vastgelegd in het Beleidsplan Sociale Agenda, mei 2014. Voor Kaag en Braassem zijn de Maatschappelijke agenda Kaag en Braassem, oktober 2012 en Maatschappelijke agenda en raadsvoorstel 3D, februari 2014 leidend. Voor Nieuwkoop geldt ‘Nieuwkoop in perspectief’, Maatschappelijke structuurvisie 2040, mei 2013.
8
3.
Invoering Participatiewet
Op 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht geworden. Met de Participatiewet is de groep inwoners uitgebreid waarvoor de gemeente verantwoordelijk is in het kader van arbeidsinschakeling en ondersteuning. De gemeente is verantwoordelijk voor de arbeidsinschakeling van inwoners die niet in staat zijn zelfstandig het wettelijk
minimumloon te verdienen als gevolg van lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen. Dit zijn inwoners die tot dit jaar een indicatie konden aanvragen voor een werkplek via de sociale werkvoorziening, of voor de Wajong. De sociale werkvoorziening is gesloten voor nieuwe instroom, een Wajongindicatie wordt alleen nog afgegeven voor inwoners met een arbeidsbeperking van 80-100%. 3.1
Arbeidsbeperkten
De nieuwe instroom van mensen met een arbeidsbeperking hebben in de regel een andere ondersteuningsvraag dan de mensen die voorheen al bij de gemeente kwamen. De verschillen in algemene zin, arbeidsbeperkten -
zijn ook met ondersteuning niet in staat zelfstandig het minimumloon te verdienen
-
hebben hulp nodig bij het vinden en behouden van betaald werk
-
zijn in de regel zeer gemotiveerd om te werken
-
zijn niet altijd bijstandsgerechtigd, ook de groep niet uitkeringsgerechtigden –
nuggers - hoort hier toe. De ondersteuningsbehoefte doet dus een ander appèl op de gemeente en vraagt ook andere voorzieningen. Een belangrijk nieuw instrument voor de werkmogelijkheden van inwoners met een arbeidsbeperking is de garantiebaan. In het Sociaal Akkoord4 is afgesproken dat overheid en sociale partners 125.000 banen creëren voor mensen met een beperking in de periode tot en met 2025. Wajongers en mensen op de wachtlijst WSW krijgen tot en met 2016 voorrang. De Werkbedrijven vormen de schakel tussen de werkgever en mensen die niet in staat zijn zelfstandig 100% van het WML te verdienen, zodat zij aan de slag worden geholpen. Deze afspraken in het Sociaal Akkoord zijn vastgelegd in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten5. Om een inwoner die niet in staat is zelfstandig het minimumloon te verdienen te ondersteunen kan de gemeente een loonkostensubsidie beschikbaar stellen. De werkgever betaalt de daadwerkelijke loonwaarde en ontvangt van de gemeente een subsidie voor de aanvulling tot het minimumloon. Daarnaast worden de werkgeverslasten vergoedt. Die zijn door het rijk vastgesteld op 23%6.
4
‘Perspectief voor een sociaal én ondernemend land: uit de crisis, met goed werk, op weg naar 2020’. Stichting van
de Arbeid, april 2013. 5 Wet op 31 maart aangenomen in de Eerste Kamer. Ingangsdatum wordt nog bekend gemaakt. 6
Ministeriële regeling 5 december 2014
9
Voorbeeld: Een werknemer in de schoonmaak doet in 4 dagen het werk dat een werknemer zonder beperking in 2 dagen doet. De loonwaarde van de werknemer is 50%. De werkgever betaalt 50% en ontvangt een loonkostensubsidie van 50%. De gemeente betaalt deze subsidie uit het BUIG-budget. Belang voor de werknemer:
werkt in een reguliere baan, gunstig effect op gezondheid, sociaal functioneren, economische zelfstandigheid e.d.
verdient wettelijk minimumloon
Belang voor de werkgever:
sociaal ondernemer
invulling baanafspraken
betaalt uitsluitend voor de opbrengst van het verrichte werk
Belang voor gemeente:
kandidaat aan het werk, gunstig effect op gezondheid, sociaal functioneren, economische zelfstandigheid e.d.
besparing op de uitkeringslasten: kosten van een loonkostensubsidie is lager dan de kosten van een volledige uitkering
3.2
Reguliere werkzoekenden
In 2013 is in het beleidskader en uitvoeringsplan Rijnstreek Werkt het beleid vastgelegd voor de groepen die nu vallen onder de WWB. Deze groepen blijven herkenbaar binnen de Participatiewet. In het beleidskader is de volgende missie vastgesteld, die ook geldt voor de nieuwe groep arbeidsbeperkten.
Missie Alle inwoners van de Rijnstreekgemeenten hebben een fatsoenlijk bestaansniveau en zijn financieel zelfredzaam doordat zij werken naar vermogen, bij voorkeur in een regulier betaalde baan. Op basis van deze missie zijn de uitgangspunten van het huidige re-integratiebeleid bepaald: -
Iedereen heeft een kans om te werken naar vermogen. Het participatiebudget wordt gericht ingezet. We ondersteunen klanten met potentieel voor betaalde arbeid met een reintegratietraject voor de reguliere arbeidsmarkt. Bij de inzet van re-integratie is de vraag van de arbeidsmarkt leidend. Klanten met geen of weinig potentieel voor betaalde arbeid en klanten die niet regelmatig kunnen werken (activeringsklanten) leveren via vrijwilligerswerk respectievelijk sociale activering een bijdrage aan de samenleving.
10
-
Jongeren tot 27 jaar ondersteunen we altijd richting de arbeidsmarkt, ook als ze minder potentieel lijken te hebben. (citaat Beleidskader)
Concreet betekent dit:
‘We maken een onderscheid tussen werkzoekenden met arbeidspotentieel en werkzoekenden met minder tot geen arbeidspotentieel. Het participatiebudget gaan we vooral gebruiken voor het aan het werk helpen van werkzoekende uitkeringsgerechtigden met potentieel voor betaalde arbeid én bemiddelbaar zijn naar reguliere werkgevers. Daarnaast zetten we in op alle jongeren (< 27 jaar) met een uitkering. Bij jongeren maken we (vooralsnog) geen onderscheid tussen het wel of niet hebben van arbeidspotentieel’. ‘De duur van een re-integratietraject van werkzoekenden met arbeidspotentieel die bemiddelbaar naar werk zijn, is per werkzoekende verschillend, maar bedraagt maximaal twee jaar. We gaan geen trajecten meer stapelen en voeren geen premiebeleid meer. De werkzoekenden die een kleine kans hebben op een match met de arbeidsmarkt, krijgen geen compleet re-integratietraject met meerdere inspanningen aangeboden.’ (citaten Uitvoeringsplan)
Het Beleidskader is door de toenmalige vijf Rijnstreekgemeenten vastgesteld voor de jaren 2013-2016. Dit kader is geconcretiseerd in een Uitvoeringsplan voor de jaren 2013 en 2014. De verwachting was dat voor 2015 en 2016 met de invoering van de Participatiewet een nieuw uitvoeringsplan nodig zou zijn. Nu blijkt dat ook aanvullende beleidskeuzes nodig zijn spreken we over een ‘Beleidsplan Rijnstreek werkt 2015-2016’. In het derde kwartaal van 2016 zullen we zowel het beleidskader als het beleidsplan evalueren. Ondertussen wordt zorgvuldig gemonitord of de aannames in het beleidsplan houdbaar zijn en of de uitwerking past bij de verwachtingen. Na vaststelling van het beleidsplan worden de keuzes uitgewerkt in de verordening Sociaal Domein.
Plaatje: samenhang plannen ‘Rijnstreek Werkt’ met tijdpad
11
3.3
BUIG-budget onvoldoende
Op 1 januari 2015 verstrekten we 1.845 bijstandsuitkeringen in de Rijnstreek. Als dit aantal over heel 2015 gelijk blijft is het BUIG-budget in 2015 onvoldoende. Onderstaande tabel maakt dit duidelijk. Dit jaar moet uit dit budget ook de loonkostensubsidies voor arbeidsbeperkten en de lonen voor beschut werk betaald worden.
Tabel: overzicht ‘teveel’ aantal uitkeringen tov BUIG, gemiddelde kostprijs
BUIG budgetten Alphen aan den Rijn
2015
aantal volledige gemiddelde kostprijs uitkeringen
uitkeringen per 1-1-15
‘teveel’
€ 19.998.370
€ 14.776
1.383
1.458
75
Nieuwkoop
€ 2.547.277
€ 15.153
174
189
15
Kaag en Braassem
€ 2.547.351
€ 14.914
177
198
21
€ 25.092.998
€ 14.828
1.734
1.845
111
Totaal Rijnstreek
De aantallen waarmee we in dit beleidsplan werken is steeds het aantal uitkeringen. Het aantal inwoners dat een beroep doet op een uitkering ligt hoger omdat soms (echt-)paren een uitkering ontvangen. Door een iets andere samenstelling van het bestand is de kostprijs voor de 3 gemeenten verschillend, zie ook de kerngegevens in het volgende hoofdstuk. Om met het voorlopige BUIG-budget 2015 uit te komen zal het aantal uitkeringen aan het einde van het jaar maximaal 1.734 moeten zijn, dit is 111 lager dan begin 2015. De belangrijkste factor voor de omvang van het bijstandsbestand is de economische ontwikkeling. Een goede voorspeller hiervoor is het aantal WW-uitkeringen. Dit aantal nam in de tweede helft van 2014 sinds lange tijd iets af. In december was opnieuw sprake van een stijging. Bij een langer durende afname van het aantal WW-uitkeringen zal ook het beroep op de bijstand afnemen. Het UWV verwacht voor 2015 nog een toename van het aantal mensen met een WW-uitkering in Holland Rijnland7, dit zal nog gaan doorwerken in het aantal bijstandsuitkeringen.
4.
Uitgangspunten
De sleutelwoorden voor het vernieuwde beleid zijn ‘resultaatgericht’, ‘maatwerk’ en ‘selectieve aanpak’. Tot een aantal jaren geleden spraken we over ‘sluitende aanpak’. Daarmee werd bedoeld dat iedereen een traject voor re-integratie naar werk kreeg. En soms meerdere trajecten als er geen werk was. Deze aanpak is niet effectief gebleken en is binnen de nieuwe budgetten ook niet meer betaalbaar. De kunst is om de juiste instrumenten voor de juiste doelgroep op het juiste moment in te zetten dus wie, wat, wanneer. Dit alles werken we uit in een aantal uitgangspunten. Voor de uitwerking hebben we gebruik gemaakt van onderzoek naar bewezen effectieve methoden, de ervaringen die zijn opgedaan in de projecten Startbaan en
7
Bron: Regio in Beeld 2014 Holland Rijnland. www.werk.nl
12
Werkgeversservicepunt (WSP). Ook sluiten we aan bij de inrichting van het Serviceplein, het integrale toegangsteam in Kaag en Braassem en het sociale wijkteam in Nieuwkoop. Arbeidsplaatsen In dit beleidsplan moeten we gezien het beperkte budget nog scherper afwegen of het zinvol is een instrument voor arbeidsinschakeling in te zetten. Een belangrijk aspect daarbij is dat er een reëel perspectief is op werk. We baseren ons hierbij op het marktbewerkingsplan dat in de arbeidsmarktregio (verplicht) wordt opgesteld. Het jaarlijks opstellen van dit plan is één van de taken van het regionaal Werkbedrijf. Het marktbewerkingsplan wordt opgesteld op basis van arbeidsmarktcijfers en ervaring. Het plan beschrijft onder meer wat vanuit economisch oogpunt perspectiefrijke sectoren/branches zijn en waar het realiseren van garantiebanen het meest kansrijk is. Sterke keten Verschillende organisaties cq. organisatieonderdelen zijn actief in de keten van arbeidsinschakeling en sociale activering. Hoofdrollen zijn weggelegd voor werkgeversorganisaties, het UWV, het Werkbedrijf, SWA, WSP, het Serviceplein, maatschappelijke initiatieven, de verschillende wijkteams en Tom in de buurt, de opdrachtnemer voor sociale participatie. Goede samenwerking en afstemming in de keten is noodzakelijk voor arbeidsinschakeling en sociale participatie. Hiervoor zijn afspraken over (afbakening van) taken en overdracht van kandidaten en gegevens onmisbaar. Werkgeversservicepunt Om binnen de sectoren/branches vervolgens ook daadwerkelijk arbeidsplaatsen te realiseren waarop kandidaten geplaatst kunnen worden, zijn meer stappen nodig. In de kansrijke sectoren kunnen met werkgevers werkgelegenheidsprojecten worden opgezet. Op kleinere schaal worden vacatures geïnventariseerd of gecreëerd met de inzet van functiecreatie. Dit alles vereist een sterk Werkgeversservicepunt (WSP) en een goede samenwerking tussen het WSP Rijnstreek en het regionale WSP van UWV. Voor de uitwisseling van gegevens zijn inmiddels goede werkafspraken gemaakt (‘Stekker 4’). Het WSP zal in 2015 versterkt worden. Daarbij worden nadrukkelijke brugfuncties gelegd met economie, SWA, Werkbedrijf en Serviceplein. Het Werkgeversservicepunt kent een aantal specifieke taken in het kader van de arbeidsinschakeling onder de Participatiewet, namelijk ondersteuning van werkgevers bij: -
het realiseren van leerwerkplekken bij reguliere werkgevers en SWA
-
het -met de opdrachtgevers- invulling geven aan SROI ‘taakstellingen’
-
het realiseren van garantiebanen in samenwerking met het Regionaal Werkbedrijf
-
vacatures beschikbaar stellen voor werkzoekenden met een uitkering.
Maatschappelijke initiatieven Ondernemersverenigingen en maatschappelijke initiatieven leveren een grote bijdrage aan de toeleiding naar werk. Een mooi voorbeeld is WerkVinden 2.08. Deze stichting is in
8
http://www.werkvinden2punt0.nl/
13
september 2013 opgezet door een aantal werkzoekenden met een WW-uitkering in Alphen aan den Rijn. Het is een stichting voor en door werkzoekenden. De stichting biedt diverse workshops en trajecten gericht op bijvoorbeeld het maken van een cv, gebruik van sociale media en ontwikkelen en inzetten van je netwerk. Dit soort initiatieven zijn bijzonder waardevol. Waar nodig en gewenst geeft de gemeente gerichte ondersteuning, bijvoorbeeld door een financiële bijdrage. Basisstructuur Het afgelopen jaar is binnen het project de Startbaan een basisstructuur opgezet voor werkzoekenden. Deze structuur kent twee eigen onderdelen, daarnaast worden diverse instrumenten voor arbeidsinschakeling ingezet. Deze basisstructuur houden we overeind. De workshops is een serie van drie dagdelen waarin onder meer voorlichting gegeven wordt over het opstellen van een cv, gebruikmaking van een programma om vacatures te zoeken, sollicitatieondersteuning enzovoorts. Ook zijn er diverse testen aanwezig zoals een beroepentest en competentietest. Het mobiliteitscentrum is een ruimte met computers, waar door kandidaten gewerkt kan worden aan een cv, zoeken van vacatures, maken van sollicitatiebrieven en dergelijke. Er is begeleiding aanwezig. Werk moet lonen De bestaande voorzieningen/instrumenten zijn onvoldoende om inwoners met een arbeidsbeperking te ondersteunen in het verkrijgen en behouden van werk. We noemden al de loonkostensubsidie. Plaatsing van een kandidaat met loonsubsidie bij een werkgever is het meest succesvol als dit voor zowel de kandidaat, de werkgever als de gemeente iets oplevert in kwalitatieve en kwantitatieve zin: ‘werk moet lonen’. Hierbij is in de regel sprake van maatwerk. Dat betekent dat: -
de kandidaat erop vooruit gaat ten opzichte van een uitkering door bijvoorbeeld een bepaalde financiële vrijlating;
-
de werkgever gecompenseerd wordt voor de meerkosten in bijvoorbeeld begeleiding;
-
de gemeente geen structurele meerkosten maakt door bijvoorbeeld een loonkostensubsidie in te zetten in een leefsituatie waarin al voldoende inkomsten 9 zijn.
-
de inzet van ondersteuning lonend kan zijn om iemand met een loonkostensubsidie (deels) uit de uitkering te krijgen. Dus: een overschrijding van het Participatiebudget kan zinvol zijn om de uitgaven binnen het BUIG budget te beperken.
5.
Resultaatsturing
Een grote opgave met een beperkt budget vraagt om concrete ambities en stevige monitoring. Hiervoor is allereerst goede registratie van de gegevens van kandidaten nodig in de systemen, zoals opleidingsniveau en werkervaring. Daarnaast is registratie als werkzoekende bij UWV verplicht evenals registratie van vacatures10. In de maandrapportages
9
Wettelijk minimum loon of hoger
10
Inschrijving als werkzoekende bij UWV op Werk.nl en registratie van vacatures in Stekker 4 zijn voorwaarden voor
een eventuele aanvraag van een vangnetuitkering als een gemeente tekort komt op het BUIG budget. De omvang
14
van het Serviceplein wordt de ontwikkeling van het bestand geregistreerd en de uitputting van de budgetten. Daarnaast zijn Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI’s) nodig. Ook hierop wordt gemonitord en gestuurd. De basis voor de monitoring en sturing en de KPI’s bestaat uit een aantal kerngegevens over de WWB. Hieronder zijn deze gegevens weergegeven in een tabel en bijbehorende grafiek.
Tabel: kerngegevens11 WWB Rijnstreek 2013 %
Alphen a/d Rijn
Kaag en Braassem
Nieuwkoop
Nederland
Alleenstaanden
60,7
60,2
58,8
62,7
Alleenstaande ouder
21,3
22,8
23,5
21,6
(Echt-)paar
18,0
17,0
17,6
15,7
Huishoudens met een WWB
2,7
1,3
1,5
4,8
Uitkering korter dan 1 jaar
21,5
28,6
22,2
19,9
Jonger dan 27 jaar
8,9
13,3
11,1
7,8
Tussen 55 en 65 jaar
19,5
20,0
22,2
19,7
uitkering
Grafiek: kerngegevens WWB Rijnstreek 2013 70 60 50 40 30 20 10 0
Alphen ad Rijn Kaag en Braassem Nieuwkoop Nederland
Voorgesteld wordt om uit te gaan van de volgende Kritieke Prestatie Indicatoren. 1.
Het percentage huishoudens met een WWB uitkering neemt niet toe. Het percentage huishoudens dat een beroep doet op een bijstandsuitkering ligt in de Rijnstreek beduidend lager dan het landelijk gemiddelde. Dit moet zeker zo blijven, maar het lokale percentage moet bij voorkeur ook niet toenemen. In hoeverre dit realistisch is hangt samen met de instroom van de nieuwe groep arbeidsbeperkten. Voordat we een reëel streefcijfer kunnen bepalen zullen we dus eerst moeten monitoren. Vooralsnog houden we de prestatie op: geen toename.
van de werkloosheid in de regio is een bepalende factor voor de toekenning van gemeentelijke budgetten, ook om deze reden is registratie van het aantal werkzoekenden relevant. 11 Bron: www.waarstaatjegemeente.nl. gegevens 2014 nog niet beschikbaar.
15
2.
De gemiddelde prijs per uitkering neemt niet toe. Door het stimuleren van parttime werk en het werken met loonkostensubsidie is de omvang van het bestand of uitstroom uit de uitkering geen heldere indicator. Wel zal het gemiddelde bedrag dat voor een uitkering betaald wordt hierdoor moeten afnemen. We nemen dit dan ook op als nieuwe indicator.
3.
Het percentage jongeren tot 27 jaar dat een bijstandsuitkering ontvangt neemt niet toe. Vastgesteld is dat jongeren een belangrijke groep is die niet aan de zijlijn mag raken. Streven is dan ook dat het percentage jongeren dat een uitkering heeft niet toeneemt.
4.
Het percentage uitkeringen korter dan een jaar neemt toe. In de tabel is het percentage uitkeringen korter dan een jaar opgenomen. Het overgrote deel van de uitkeringen is dus langer dan een jaar. Juist het eerste jaar is uitstroom belangrijk. Naarmate mensen langer in de uitkering zitten wordt uitstroom minder realistisch. Dit willen we voorkomen. Dat betekent dat we in verhouding meer mensen willen met een korte uitkeringsduur. Dit percentage is hiervoor de indicator.
5.
De werkloosheid in de regio neemt af. Het werkgeversservicepunt richt zich niet alleen op het plaatsen van mensen met een WWB-uitkering of werknemers van de sociale werkvoorziening, maar ook op alle werkzoekenden met de ambitie dat de werkloosheid in de regio afneemt 12.
Tabel: aantal geregistreerde werkzoekenden januari 201513 absoluut Nederland Holland Rijnland Alphen aan den Rijn
6.
899.758 20.813 4.252
Kaag en Braassem
779
Nieuwkoop
733
Groepen
De nieuwe instroom aanvragen levensonderhoud van de reguliere groepen wordt op basis van 2014 in combinatie met de economische ontwikkeling voor 2015 geraamd op circa 1000. De aanvragen worden zorgvuldig getoetst, een belangrijk handhavingsmoment. Hierdoor wordt ca 25% van de aanvragen niet gehonoreerd. De daadwerkelijke instroom ramen we op 740 voor 2015. Hier komt de nieuwe groep arbeidsbeperkten bij. Op basis van landelijke ramingen zal in de Rijnstreek de jaarlijkse instroom circa 60 mensen zijn. De helft hiervan stroomde voorheen in in de Wajong, de andere helft in de WSW. De totale instroom in de bijstand in de Rijnstreek in 2015 ramen we hiermee op 800.
12
Uit verschillende onderzoeken is bekend dat de mogelijkheden van een gemeente om de arbeidsmarkt (en
daarmee de werkloosheid) te beïnvloeden gelimiteerd zijn. Deze worden namelijk voor een groot deel beïnvloed door de ontwikkeling van de economie als geheel, ofwel de conjunctuur. 13 Bron: Basisset regionale arbeidsmarktinformatie arbeidsmarktregio Holland Rijnland januari 2015, www.werk.nl. Met ingang van 2015 gaat CBS de nieuwe internationale definitie voor de beroepsbevolking hanteren, In deze definitie omvat de beroepsbevolking iedereen van 15 tot 75 jaar die werkt (werkzame beroepsbevolking) en de werkloze beroepsbevolking iedereen die zonder werk is en beschikbaar en op zoek is naar werk. Hierdoor gaan de percentages veranderen en worden onvergelijkbaar met eerdere jaren.
16
In de praktijk hebben we ervaren dat de eerder gekozen indeling in groepen –wie hebben goed of minder arbeidspotentieel- vaak onduidelijk is. Daarnaast is een re-integratietraject van 2 jaar lang. Als we de keuzes moeten herijken omdat het beschikbare budget afneemt, is een duidelijker groepindeling en een scherpere keuze voor de ondersteuning van de diverse groepen nodig. We hebben daarom de indeling in groepen verder uitgewerkt en daarbij de nieuwe groep inwoners met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn zelfstandig het minimumloon te verdienen toegevoegd. Deze indeling is de eerste stap die gemaakt wordt bij aanmelding van een werkzoekende bij het Serviceplein. Indeling in groepen vereist een zorgvuldige screening: bepaling van het werkvermogen, is een minimumloon haalbaar en wat is de arbeidsmarktzelfredzaamheid. Er is vanzelfsprekend geen sprake van een starre indeling, iemand kan door ontwikkeling of tegenslag in een andere groep komen. De kandidaat en de klantmanager moeten dit samen zorgvuldig te monitoren.
Plaatje: indeling groepen
Groep 1 Deze groep kan op eigen kracht binnen 1 tot 3 maanden aan het werk. Uit onderzoek blijkt dat de inzet van trajecten voor deze groep contraproductief is, het leidt af van snel werk vinden. Hierdoor ontstaan een ‘lock-in’ effect: de kandidaat is tijdens het traject niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt en loopt meer kans langdurig
17
werkloos te worden. Op basis van ruim een jaar ervaring met De Startbaan is de inschatting dat zo’n 3,5% van de nieuwe instroom tot deze groep behoort, dit zijn circa 25 mensen14. Groep 2 Groep 2 heeft veel arbeidspotentieel, maar is zelf moeilijk in staat om dit te verzilveren. Dit vraagt om gerichte ondersteuning in het ontwikkelen van eigen kracht en het opdoen van positieve ervaringen. De omvang van deze groep wordt geraamd op circa 21% van het totaal, dit zijn circa 160 mensen. Groep 3 Dit is de groep die graag aan de slag wil, maar opleiding en werkervaring sluiten onvoldoende aan op de vraag van de arbeidsmarkt. Ondersteuning richt zich op (bij-) scholing en het opdoen van gerichte ervaring door stage, proefplaatsing of leerwerkplek. Circa 45% van de nieuwe instroom valt naar schatting in deze groep, dit zijn circa 340 mensen. Groep 4 Deze groep heeft in twee opzichten een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij hebben geen opleiding die aansluit bij de vragen uit de arbeidsmarkt en zij hebben persoonlijk onvoldoende mogelijkheden om te gaan werken. De redenen hiervoor zijn divers en kunnen op medisch, sociaal of psychisch vlak liggen. Betaald werk is geen reële optie. Voor deze groep kan ondersteuning bij de persoonlijke knelpunten die werken verhinderen nodig zijn. Daarnaast staat sociale participatie en daginvulling centraal. De omvang van deze groep ramen we op circa 30%, dit zijn circa 220 mensen.
Tabel: verdeling groepen 1 tot en met 4
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4
Jongeren In het beleidskader is vastgesteld dat we niet accepteren dat jongeren tot 27 jaar aan de zijlijn staan. Bij hen wordt ingezet op onderwijs of arbeidsinschakeling. Jongeren zijn herkenbaar in alle bovengenoemde groepen, vandaar dat zij in het plaatje in het midden zijn opgenomen. Voor de verdeling van jongeren over de verschillende groepen gaan we
5 Jongeren tot 27 jaar
uit van eenzelfde verdeling als de totale groep.
14
We rekenen hier nog steeds met het aantal uitkeringen, gemakshalve spreken we van personen. Bij (echt-) paren
wordt de situatie van de meest kansrijke partner als uitgangspunt genomen.
18
Bij een peiling in november 2014 zitten er circa 190 jongeren in de WWB. Dit is ca 25 % van de totale populatie. Arbeidsbeperkten Inwoners met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn zelfstandig het minimumloon te verdienen kunnen in alle bovengenoemde groepen voorkomen. Een schatting van de totale instroom is moeilijk te maken omdat een deel van deze inwoners tot nu toe een beroep deden op het UWV. Als we de landelijke raming projecteren op de Rijnstreek zou het kunnen gaan om een extra jaarlijkse instroom van circa 60 mensen. De helft daarvan deed voorheen een beroep op de Wajong, de andere helft op de Wsw. Hoewel het lijkt alsof deze groep samenvalt met groep 4, is dit niet zonder meer het geval. Afstand tot de arbeidsmarkt is niet per definitie een arbeidsbeperking. Bijvoorbeeld iemand met problematische schulden in combinatie met andere problematiek kan een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, maar heeft geen arbeidsbeperking. Aan de andere kant is iemand met een arbeidsbeperking en een hogere opleiding geen groep 4. In principe heeft deze persoon een goede kans op de arbeidsmarkt, maar heeft wellicht wel extra ondersteuning nodig om een baan te vinden.
Tabel: aandeel arbeidsbeperkten in totale groep reguliere groepen arbeidsbeperkten
19
7.
Selectieve aanpak: scenario’s
Het feit dat er onvoldoende budget beschikbaar is om iedereen te helpen leidt er toe dat we keuzes moeten maken. Bij de keuze op groepsniveau gaat het om een politieke keuze voor
prioritaire groepen. We werken dit hieronder uit in vijf scenario’s en één bouwsteen. Een scenario bestaat uit één of meer van de groepen die in het vorige hoofdstuk beschreven zijn. De bouwsteen betreft de groep arbeidsbeperkten. Bij de keuze op individueel niveau gaat het om het toepassen van maatwerk binnen het gekozen scenario. In dit hoofdstuk worden de scenario’s beschreven. In het volgende hoofdstuk worden de scenario’s met elkaar vergeleken op omvang, uitstroom, kosten ten laste van het Participatiebudget en besparing op het BUIG budget. Scenario A:
Jeugd voorop
Voor jongeren tot 27 jaar halen we alles uit de kast. Zij staan aan het begin van hun werkzame leven en verdienen een goede start. Omdat de jongeren in alle vier de groepen passen, is de inzet divers. Met dit verschil dat ook voor jongeren in groep 1 een aanbod wordt ontwikkeld. De ervaring leert echter dat de meeste jongeren die niet aan het werk komen vooral te vinden zijn in groep 4. Jongeren in deze groep hebben vaak te maken met problemen op meerdere vlakken, zoals schulden. Vooral de ondersteuning van jongeren uit het speciaal onderwijs, die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten en meestal behoren tot de groep arbeidsbeperkten, vraagt inzet van de duurdere instrumenten met relatief weinig effect. Voor deze groep is vooral van belang dat er een ‘warme overdracht’ komt van school naar arbeidsmarkt of van school naar re-integratie. Doordat er al regelmatig en gestructureerd samengewerkt wordt met de scholen voor speciaal onderwijs en de praktijkschool is dit geregeld. De instrumenten die we voor deze groep kunnen inzetten zijn bijvoorbeeld sociale activering, participatieplaatsen en beschut werk. De inzet van deze middelen is langdurig. Immers de jongeren die het betreft maken nog ruim 40 jaar deel uit van het arbeidsproces. Scenario B:
Kracht van het aantal, groep 2 en 3
De groepen 2 en 3 bevatten samen opgeteld het grootste aantal werkzoekenden. Inzet op deze groep heeft een groot maatschappelijk rendement. Omdat meer mensen ondersteuning krijgen zullen meer mensen de uitkering verlaten en participeren door middel van werk. Omdat de middelen wel beperkt zijn worden de duurste instrumenten zoveel mogelijk vermeden zodat een maximaal aantal mensen kan worden geholpen. Gedurende maximaal twee jaar kunnen kandidaten gebruik maken van de geboden instrumenten.
20
Scenario C:
Werkkansen, groep 1 en 2
Dit scenario focust op snelle bemiddeling naar werk. Dus een stevige inzet op groep 2 en ook wat meer voor groep 1. Inzetten op mensen die een grote kans op werk hebben is in zoverre effectief dat er flink wordt bespaard op de uitkeringen. De instrumenten voor groep 1 zijn beperkt en relatief goedkoop. Inzet voor deze groep is vaak niet zinvol omdat deze groep de weg naar een betaalde baan zelfstandig kan vinden. Dat houdt in dat er extra ruimte is om mensen uit groep 2 maximaal te ondersteunen naar werk. Nadeel van dit scenario is dat er niet ingezet wordt voor juist de mensen die ondersteuning het hardste nodig hebben. Scenario D:
Jeugd en werkkansen, jongeren en groepen 1 en 2
Dit scenario maakt een combinatie. De inzet voor de groep die ook daadwerkelijk een kans heeft op de arbeidsmarkt maakt dat deze mensen niet blijven hangen in de uitkering, en daarmee een steeds grotere afstand tot de arbeidsmarkt oplopen. Daarbij zetten we ook maximaal in op jongeren. Maatschappelijk gezien geeft dit niet per se het meeste rendement, maar het voorkomt dat jongeren al vroeg aan de kant komen te staan zonder perspectieven. Scenario E:
Sterke combinatie, jongeren en de groepen 1,2 en 3
Met een keuze voor dit scenario worden alle groepen met een perspectief op betaald werk ondersteund naar werk. Dit zijn de groepen 1, 2, 3 en alle jongeren. Conform de keuze in het beleidskader zetten we voor groep 4 geen instrumenten in die direct gericht zijn op uitstroom naar werk. Wel is bijvoorbeeld sociale activering, een participatieplaats en de tegenprestatie beschikbaar. Bouwsteen: arbeidsbeperkten Aan elk scenario kan de ondersteuning van kandidaten met een arbeidsbeperking als bouwsteen toegevoegd worden. Binnen deze groep is een groep te identificeren die een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Hiervoor kent de Participatiewet de voorziening ‘beschut werk’.
Specifiek: beschut werken De voorziening beschut werken is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet op een garantiebaan. Of iemand behoort tot de doelgroep beschut wordt vastgesteld door het UWV. De gemeente kan inwoners voor
21
deze toetsing voordragen. Beschut werk is feitelijk een plaatsing met loonkostensubsidie waarbij -
er meer dan gemiddelde begeleiding nodig is
-
de begeleiding structureel is
-
plaatsing structureel is: vast dienstverband
Beschutte werkplaatsen kunnen gerealiseerd worden bij het SW-bedrijf, een reguliere werkgever of via een aanbesteding. De voorkeur gaat uit naar onderbrenging bij SWA. De Participatiewet schrijft voor dat de gemeente in een verordening vastlegt: 1. op welke wijze wordt bepaald welke personen in aanmerking komen voor beschut werk, 2. welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden en 3. de wijze waarop de omvang van het aanbod wordt vastgesteld. Dit is in de verordening sociaal domein Rijnstreek ook uitgewerkt maar feitelijk nog zonder dat een keuze is gemaakt. Ad 1. Doelgroepbepaling Bij de screening en diagnose op het Serviceplein kan ingeschat worden of iemand tot de doelgroep beschut werk hoort. Deze inschatting kan ondersteund worden met een medische keuring. Als het UWV een indicatie beschut afgeeft en de gemeente heeft geen zwaarwegende redenen om de indicatie af te wijzen zorgt de gemeente verplicht voor een beschutte werkplek bij bijbehorende voorwaarden. Ad 2. Beschikbare instrumenten voor arbeidsinschakeling Bij de plaatsing op een beschutte werkplek worden zonodig de instrumenten medische keuring, -aanpassing werkplek, proefplaatsing, onkostenvergoeding, no-riskpolis en jobcoaching ingezet. Ad 3. Vaststelling omvang Voor het bepalen van het aantal plaatsen beschut kunnen verschillende modellen gehanteerd worden. a. Op basis van het motto onder de Wet werken naar vermogen ‘3 er uit, 1 er in’, dat wil zeggen dat voor 3 mensen die uitstromen uit de Wsw één persoon instroomt in nieuw beschut werk, en dan naar rato van het landelijk aantal van 30.000 plaatsen. Het rijk heeft deze systematiek toegepast bij de budgetverdeling van beschut werk. b. Op basis van het motto ‘3 er uit, 1 er in’ en dan naar rato van de door SWA geprognotiseerde uitstroom15 voor de Rijnstreek. c. Op basis van politieke keuze: de gemeente kan hiervoor bijvoorbeeld jaarlijks een budgetplafond instellen. Ook kan besloten worden (nog) geen beschut werk in te richten. Voor de modellen a en b zijn hieronder de cijfers en bijbehorende kosten opgenomen.
15
SWA transformatieplan 2015-2018 versie 4.1, vastgesteld in het Dagelijks Bestuur op 14 december 2015.
22
Kosten De kosten voor ondersteuning bedragen gemiddeld € 8.973 per jaar . Daar komt bovenop de 16
loonkostensubsidie tlv het BUIG-budget. Model a: ‘3 eruit, 1 erin’ landelijke berekening In de vierde nota van wijziging van de Participatiewet heeft het Rijk de financiering voor de Participatiewet bekend gemaakt en daarmee ook de financiering voor beschut werken. Het rijk kent een tweetal budgetten toe aan gemeenten voor beschut werken: ·
Een budget voor de begeleiding, in het participatiebudget;
·
Een budget voor de loonkostensubsidie/inkomen, in het inkomensdeel (BUIG).
Voor de begeleiding wordt gerekend met een bedrag van € 8.500 per cliënt. Op basis van de vierde nota is de volgende tabel17 te maken.
Tabel: instroom (nieuw) beschut werk op basis van landelijke berekening Rijksbudget
Verwachte aantallen landelijk
Aantallen Rijnstreek (cumulatief)
Budget begeleiding in P-budget (benadering)
2015
7 mil.
800
5
€ 42.500
2016
23 mil.
2.500
17
€ 144.500
2017
37 mil.
4.200
28
€ 238.000
2018
49 mil.
5.800
39
€ 331.500
260 mil.
30.000
202
€ 1.717.000
Structureel
Model b: ‘3 eruit, 1 erin’ prognose uitstroom Rijnstreek SWA heeft een prognose18 opgesteld voor de uitstroom uit het bedrijf voor de Rijnstreek. Op basis hiervan kan de mogelijk nieuwe instroom geraamd worden.
Tabel: prognose uitstroom SWA en instroom (nieuw) beschut werk Prognose uitstroom SWA (cumulatief)
Optie 1/3 instroom (cumulatief)
2015
15
5
2016
44
15
2017
69
23
2018
92
31
16
Hierin is meegenomen: éénmalige indicatie beschut werk € 990,- loonwaardebepaling 1x3 jaar, en
begeleidingskosten € 8.500,- inclusief no risk. 17
Berekening aantallen Rijnstreek: actuele omvang van de WSW-populatie (in SE’s) op basis van de
publieksoverzichtsresultaten. Dat zijn aantallen tot en met einde 2013. Voor Alphen aan den Rijn (oud)is dat 409 SE, Voor Boskoop 50 SE, voor Rijnwoude 39 SE, voor Kaag en Braassem, 57 SE en voor Nieuwkoop 55 SE. Samen maakt dat 610 SE. Landelijk is de taakstelling 90.567. Rijnstreek heeft dus een aandeel van 0.006735345. Door dit te vermenigvuldigen met de verwachte landelijke aantallen is het aantal voor de Rijnstreek berekend. 18 SWA transformatieplan 2014-2018 december 2014 versie 4.1
23
Wachtlijst Op dit moment –maart 2015- staan 105 mensen op de wachtlijst van SWA. Zij hebben een SW-indicatie, maar komen niet meer in aanmerking voor plaatsing. Van deze 105 mensen ontvangen 37 mensen een WWB-uitkering, zij vallen dus onder de Participatiewet en daarmee onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. 14 mensen hebben geen inkomen (‘nuggers’, niet uitkeringsgerechtigden). Ook deze groep valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente. De overige 54 mensen vallen onder verantwoordelijkheid van het UWV, zij hebben bijvoorbeeld een WW of een WIA uitkering. Gaan we er conform de ‘3 eruit, 1 erin’ redenering vanuit dat 1/3 van de gemeentelijke doelgroep in aanmerking komt voor nieuw beschut werk, dan zijn dit 17 mensen. Volgens model a kunnen zij in 2015 respectievelijk 2016 geplaatst worden. Volgens model b wordt de laatste geplaatst in 2017.
8.
Scenariokeuze
In bijlage VI geven we een uitgebreide verantwoording van de scenario’s. Als eerste is een prognose per de groep opgesteld. Op basis hiervan zijn de scenario’s doorgerekend. Hieronder geven we de samenvatting en conclusies van deze doorrekening.
Tabel: overzicht belangrijkste criteria per scenario
Scenario
Omvang Uitstroom scenario absoluut
% uitstroom tov de instroom
Kosten P-budget
BUIG besparing
Jeugd voorop, A
Alle jongeren tot 27 jaar
190
117
15%
630.356
721.800
492
224
28%
972.462
1.546.099
181
171
21%
585.421
1.176.043
324
175
22%
794.034
1.088.901
575
227
28%
1.083.250
1.533.866
Kracht van het aantal, B
groepen 2 en 3 Werkkansen,
C
groepen 1 en 2 Combi jeugd en werkkansen,
D
alle jongeren en groepen 1 en 2 Sterke combinatie,
E
alle jongeren en groepen 1, 2 en 3
Op basis van bovenstaande tabel is per criterium een rangorde te bepalen tussen de scenario’s. Het scenario dat op de indicator het hoogste/beste scoort heeft een 5, slechtste score een 1. Hoge kosten voor het P-budget zijn ongunstig, dus scoren laag. Door vervolgens op basis van rangorde een grafiek te maken ontstaat snel inzicht in de verschillen tussen de scenario’s.
24
Tabel: rangorde scenario’s
omvang uitstroom scenario absoluut
Scenario
Kosten P-budget
BUIG besparing
A Jeugd voorop, alle jongeren tot 27
2
1
4
1
4
4
2
5
1
2
5
3
3
3
3
2
5
5
1
4
B Kracht van het aantal, groep 2 en 3 C Werkkansen, groep 1 en 2 D Jeugd en werkkansen, alle jongeren en groepen 1 en 2 E Sterke combinatie: Alle jongeren en groepen 1,2 en 3
Grafiek: vergelijking scenario’s 5
A: Jeugd voorop
4
B: Kracht van het aantal
3
C: Werkkansen D: jeugd & werkkansen
2
E: Sterke combi
1 0 Omvang scenario
Uitstroom absoluut
% uitstroom tov Kosten P-budget instroom
BUIG-besparing
In Scenario A: Jeugd voorop worden alleen de jongeren actief ondersteund bij het vinden van werk. Dit is ongeveer 25% van de totale instroom. Jongeren treffen we aan in alle vier de groepen. Niet zo verbazend dus dat de resultaten van dit scenario over de hele linie slecht uit de bus komen. Alleen de totale belasting van het P-budget valt mee. Scenario B: kracht van het aantal heeft een behoorlijke omvang wat betreft de groep die ondersteund wordt en ook de uitstroom is goed. De uitstroom afgezet tegen de hele instroom is effectief. Dit scenario levert de meeste besparing op op het BUIG budget. Dit vraagt wel een stevige investering vanuit het P-budget. Bij Scenario C: Werkkansen wordt een zeer beperkte groep ondersteund. De uitstroom is daarmee ook beperkt. Dit scenario is het meest gunstig wat betreft de kosten voor het Pbudget, maar de besparing op BUIG is beperkt.
25
Scenario D: Jeugd en Werkkansen is een combinatie van scenario a en c. Hiermee is de groep wat groter en ook de uitstroom. De besparing op het BUIG-budget is matig, de kosten voor het P-budget zijn niet erg hoog. Scenario E: Sterke combi ondersteunt de meeste kandidaten actief naar werk, de uitstroom is daarbij ook hoog. De besparing blijft iets achter bij scenario B en de kosten ten laste van het participatiebudget zijn hoger. De grootste effectiviteit, gedefinieerd als een hoge uitstroom met hoge besparing op het BUIG budget en een acceptabele belasting van het P-budget wordt gerealiseerd bij de keuze voor Scenario B: kracht van het aantal. In dit scenario worden de groepen 2 en 3 actief ondersteund. Doelgroep 1 wordt niet actief ondersteund, dit is echter een zeer kleine groep die zichzelf goed kan redden, dus actieve ondersteuning is ook niet aan de orde. De jongeren uit groep 4 ontvangen in scenario B (nog) geen ondersteuning bij het vinden van werk. Dit is ook niet erg zinvol omdat er vaak sprake is van (meervoudige) problematiek die re-integratie in de weg staat. Bij scenario E -waarin deze groep wel meegenomen iswordt duidelijk dat een stevige investering in re-integratie van deze groep weinig uitstroom naar werk oplevert. Voor de problemen waar deze groep mee kampt wordt hulp aangeboden bijvoorbeeld via het Serviceplein. Daarnaast kan via Tom in de buurt een aanbod gedaan worden voor activiteiten en het opbouwen of vasthouden van een dagritme. Voor jongeren van het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs is vooral een preventieve inzet van belang zodat er een directe doorstroom van school naar een betaalde baan mogelijk is. Dit doen we door al tijdens de schoolperiode afspraken te maken voor de tijd na school. Het mooiste is natuurlijk als een stage vanuit school doorloopt in een dienstverband. Hoe dit het beste vorm kan krijgen werken we uit in overleg met de scholen. Daarbij kunnen re-integratiemiddelen ingezet worden als dit leidt tot een direct dienstverband. Conclusie We stellen voor in 2015 en 2016 de re-integratie vorm te geven conform scenario B voor de groepen 2 en 3, waarbij eveneens arbeidsbeperkten ondersteund worden en we nadrukkelijk aandacht besteden aan leerlingen van het speciaal onderwijs en de praktijkschool voor een doorgaande ontwikkelingslijn. Jongeren uit groep 4 worden weliswaar (nog) niet ondersteund naar een betaalde baan, maar dat betekent niet dat zij losgelaten worden. Vanuit de brede keuzes in het sociale domein ontvangen zij hulp bij levensvragen en het vinden of houden van een dagritme. Als op deze wijze voldoende basis gelegd is voor reintegratie naar betaald werk wordt deze ondersteuning aangeboden, zij zullen dan inmiddels tot groep 2 of 3 horen.
26
9.
Zittend bestand
Met de keuze voor een scenario is bepaald hoe we de nieuwe instroom ondersteunen naar werk. Het grootste aantal uitkeringen wordt echter gevormd door het zogenaamde ‘zittend
bestand’ de inwoners die al gebruik maken van een uitkering. Zoals vastgelegd met het beleidskader ‘Rijnstreek werkt’ ondersteunen we de groep met potentieel voor betaalde arbeid die goed of minder goed bemiddelbaar zijn. De uitstroom in 2013 en 2014 is opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen ‘uitstroom naar werk’ en ‘uitstroom natuurlijk verloop’. Met ‘uitstroom natuurlijk verloop’ wordt het beëindigen van de uitkering bedoeld door bijvoorbeeld verhuizing, aangaan relatie, bereiken AOW-leeftijd e.d. Daarnaast is in de tabel onderscheid gemaakt tussen uitkering korter en langer dan een jaar. Zoals we weten uit de tabel in hoofdstuk 5 is ongeveer een kwart van de uitkeringen korter dan een jaar. Behalve dat het overzicht bevestigt dat de uitstroom het eerste jaar het hoogst is, laat deze ook zien dat in de jaren daarna ook nog een enige uitstroom plaatsvindt, ook naar werk.
Tabel: uitstroom naar werk en uitstroom natuurlijk verloop Rijnstreek 2013 en 2014 2013
Totale uitstroom aantal percentage
natuurlijk verloop
265
Uitkering korter dan 1 jaar Uitkering langer dan 1 jaar aantal percentage
53%
127
aantal percentage
46%
138
62%
uitstroom naar werk
238
47%
152
54%
86
38%
Totaal
503
100%
279
100%
224
100%
2014
Totale uitstroom
Uitkering korter dan 1 jaar Uitkering langer dan 1 jaar
aantal
percentage
aantal
percentage
288
53%
136
43%
152
68%
werk
253
47%
182
57%
71
32%
Totaal
541
100%
318
100%
223
100%
natuurlijk verloop
aantal percentage
uitstroom naar
Om diverse redenen is de afgelopen jaren beperkt aandacht besteed aan inwoners die langdurig een beroep doen op een bijstandsuitkering. Hierdoor is onvoldoende zicht of deze groep terecht een uitkering ontvangt (rechtmatigheidstoets), of er nog -dan wel weersprake is van arbeidspotentieel, en of er behoefte is aan andersoortige ondersteuning. Met de totstandkoming van het Serviceplein en de wijkteams is de basis gelegd om het principe ‘ken je klant’ weer inhoud te geven. Met alle inwoners die een uitkering voor levensonderhoud ontvangen zullen dan ook met een vaste frequentie gesprekken gevoerd worden door consulenten van het Serviceplein. We starten de komende maanden met de groep die geraakt wordt door de kostendelersnorm. Dit betreft circa 300 uitkeringen. In de gesprekken wordt beoordeeld of de uitkering rechtmatig wordt verstrekt. Als er onrechtmatigheden zijn wordt zonodig de uitkering aangepast of een boete opgelegd (verlaging/terugvordering van de uitkering). In het gesprek wordt ook onderzocht of re-
27
integratie een optie is of dat er andere ondersteuningsvragen zijn waarbij hulp gewenst is. Voor sociale activering wordt Tom in de buurt ingezet. Voor re-integratie van deze groep willen we samenwerken met uitzendbureaus en één of meer re-integratiebedrijven contracteren. Op deze wijze kan het Serviceplein zich richten op de nieuwe instroom en de nieuwe doelgroepen. Deze aanpak heeft bovendien als voordeel dat we scherp blijven op ontwikkelingen en mogelijkheden in de commerciële markt.
28
Bijlagen Bijlage I
Verklarende woordenlijst ................................................................................... 30
Bijlage II
Kaders................................................................................................................ 31
Bijlage III
Budgetten .......................................................................................................... 32
Bijlage IV
Arrangementen .................................................................................................. 35
Bijlage V
Instrumenten ..................................................................................................... 36
Bijlage VI
Verantwoording scenario’s ................................................................................. 46
Bijlage VII Werkbedrijf Holland Rijnland .............................................................................. 59
29
Bijlage I
Verklarende woordenlijst
A-Rea
Gecertificeerde arbodienst, gecontracteerd voor medische keuringen e.d.
BUIG-budget
Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG). De gemeentelijke geldstromen voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de WWB/Participatiewet, IOAW, IOAZ en een gedeelte van de Bbz 2004 gebundeld
Businesscase RUO
De businesscase van de Regionale Uitvoeringsorganisatie, waaronder Serviceplein, Startbaan en Werkgeversservicepunt
DVO
Dienstverleningsovereenkomst
ESF
Europees Sociaal Fonds
FNV
Federatie Nederlandse Vakbeweging
Nugger
Niet-uitkeringsgerechtigde
P-budget
Uit het participatiebudget kunnen gemeenten re-integratievoorzieningen en opleidingen aanbieden
RMC
Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten
SROI
Sociaal Rendement Op Investeringen
SUWI
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) is de structuur om gegevens uit te wisselen tussen overheidsorganisaties in de keten van Werk en Inkomen
SWA
Sociale Werkvoorziening Alphen aan den Rijn
SW-bedrijf
Sociale Werkvoorziening-bedrijf
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VNO-NCW
Werkgeversorganisatie
Wajong
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
W-deel
Werkdeel voor de uitvoering Wwb. Is onderdeel van het Participatiebudget
Werkbedrijf
Het Regionaal Werkbedrijf is een (bestuurlijk) netwerk/platform en wordt gevormd door minimaal de gemeenten, UWV, werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties
WIA uitkering
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (als vervanging voor de WAO)
WIW loonkosten
Wet inschakeling werkzoekenden en is per 1 januari 2004 opgegaan in de Wet Werk en Bijstand
WML
Wettelijk minimum loon
WSP
Werkgeversservicepunt in Alphen
Wsw
Wet sociale werkvoorziening
WWB
Wet Werk en Bijstand
30
Bijlage II
Kaders
Voor de 3 Rijnstreekgemeenten: -
Beleidskader programma ‘Rijnstreek werkt’ 2013-2016, vastgesteld in februari/maart 2013 in de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop, Nieuwkoop, Kaag en Braassem en Rijnwoude
-
Uitvoeringsplan ‘Rijnstreek werkt’ 2013-2014, vastgesteld in de gemeenteraden september 2013
-
‘Hart voor de jeugd’. Regionaal beleidsplan Transitie jeugdzorg Holland Rijnland, vastgesteld in de gemeenteraden mei 2014.
-
Notitie 'De toekomst van de Participatiewet in de Rijnstreek', vastgesteld in de colleges op 8 juli 2014
-
Businesscase RUO 1 en 2 ( oktober 2012 en april 2014)
-
DVO’s Werk en Inkomen
Voor Alphen aan den Rijn: -
Daadkracht Dichtbij. Coalitieakkoord 2014-2018 Gemeente Alphen aan den Rijn, 18 december 2013.
-
Beleidsplan Sociale Agenda Alphen aan den Rijn ‘Beter voor elkaar’. Vastgesteld in de gemeenteraad van 21 mei 2014
Voor Nieuwkoop: -
Coalitieakkoord SBN-CDA-D66 2014-2014 Gemeente Nieuwkoop “De kracht van de samenleving”
-
Nieuwkoop in perspectief. Maatschappelijke structuurvisie 2040 Gemeente Nieuwkoop, vastgesteld in de gemeenteraad van mei 2013
Voor Kaag en Braassem: -
Raadsakkoord ‘Anders denken, anders doen’ Gemeente Kaag en Braassem, vastgesteld in de gemeenteraad van 18 april 2014
-
Maatschappelijke agenda Kaag en Braassem, vastgesteld in de gemeenteraad van oktober 2012
-
Maatschappelijke agenda en raadsvoorstel 3D Kaag en Braassem, vastgesteld in de gemeenteraad van februari 2014
31
Bijlage III
Budgetten
Het participatiebudget maakt onderdeel uit van de integratie-uitkering Sociaal Domein. Gemeenten zijn vrij in de inzet van de integratie-uitkering, we kunnen dus schuiven tussen Wmo, jeugd en participatie. Voorlopig gaan we nog uit van de voeding van de integratieuitkering uit het participatie-budget. Daarbij scheiden we ook nog het Wsw-budget en het deel voor arbeidsinschakeling. Het transformatieplan SWA en de bijbehorende meerjarenbegroting geven aan welk budget nodig is voor de Wsw-doelgroep. Hieronder volgt het totaaloverzicht van de diverse budgetten over de jaren 2012 – 2015. Voorgaande jaren zijn opgenomen om de ontwikkeling van het budget in beeld te brengen. Let op: dit zijn de actuele door het Rijk beschikbaar gestelde budgetten. Deze budgetten worden in de loop van het jaar diverse keren door het Rijk bijgesteld. Hierdoor kunnen in de gemeentebegroting andere bedragen vermeld zijn.
Tabel: budgetontwikkeling inkomsten 2012-2015, Rijnstreek totaal W&I budgetten
2012
2013
2014
2015
BUIG
€ 19.162.112
€ 21.662.330
€ 22.877.372
€ 25.092.998
WSW
€ 14.990.920
€ 15.636.488
€ 16.331.513
€ 15.824.362
€ 2.112.737
€ 2.188.837
€ 2.248.505
€ 1.836.592
€ 971.386
€ 351.684
€ 403.506
€0
€ 1.130.558
€ 487.427
€0
€0
W-deel WEB Wet Inburgering
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het budget per gemeente weer. Het BUIG budget 2015 is inclusief de kosten voor loonkostensubsidie en loonkosten beschut werk.
Tabel: ontwikkeling BUIG budget per gemeente BUIG budgetten
2012
2013
2014
2015
€ 12.438.071
€ 13.867.198
-
-
Boskoop
€ 1.846.558
€ 2.203.812
-
-
Rijnwoude
€ 1.306.716
€ 1.441.378
-
-
€ 15.591.345
€ 17.512.388
€ 18.239.059
€ 19.998.370
Nieuwkoop
€ 1.965.899
€ 2.288.369
€ 2.568.865
€ 2.547.277
Kaag en Braassem
€ 1.604.868
€ 1.861.573
€ 2.069.448
€ 2.547.351
€ 19.162.112
€ 21.662.330
€ 22.877.372
€ 25.092.998
Alphen aan den Rijn (oud)
Alphen aan den Rijn (nieuw)
Totaal Rijnstreek
Hieronder volgt de ontwikkeling van het Wsw-budget per gemeente. Met ingang van 2015 is ook dit budget onderdeel van de integratie-uitkering Sociaal Domein.
32
Tabel: ontwikkeling Wsw-budget per gemeente. WSW budgetten
2012
2013
2014
2015
Alphen aan den Rijn (oud)
€ 9.954.366
€ 10.550.694
-
-
Boskoop
€ 1.311.622
€ 1.294.462
-
-
Rijnwoude
€ 1.060.219
€ 1.049.417
-
-
€ 12.894.573
€ 13.326.025
€ 12.828.831
Alphen aan den Rijn (nieuw)
€ 12.326.207
Kaag en Braassem
€ 1.252.378
€ 1.290.054
€ 1.468.679
€ 1.463.814
Nieuwkoop
€ 1.412.338
€ 1.451.861
€ 1.536.808
€ 1.531.717
€ 14.990.923
€ 15.636.488
€ 16.331.512
€ 15.824.362
Totaal Rijnstreek
Ook het onderstaande Participatiebudget of W-deel maakt sinds 2015 onderdeel uit van de Integratie-uitkering Sociaal Domein.
Tabel: ontwikkeling P-budget per gemeente Participatiebudget/W-deel
2012
2013
2014
2015
Alphen aan den Rijn (oud)
€
1.484.689 €
1.549.896
-
-
Boskoop
€
189.283 €
175.636
-
-
Rijnwoude
€
114.683 €
113.410
-
-
Alphen aan den Rijn (nieuw)
€
1.790.667 €
Kaag en Braassem
€
155.955 €
176.267
Nieuwkoop
€
168.127 €
173.628
Totaal Rijnstreek €
2.114.749 €
1.840.955 €
1.611.584 €
1.542.757
€
176.267 €
136.924
€
181.308 €
156.911
2.190.850 €
1.969.159 €
1.836.592
In 2014 zijn verplichtingen aangegaan ten laste van het P-budget die nog doorwerken in 2015.
Tabel: beschikbaar P-budget 2015 P-budget Rijnstreek 2015 Participatiebudget/werkdeel 2015 Verplichtingen Alphen aan den Rijn
€ 1.836.592 € 373.873
Verplichtingen Kaag en Braassem
€ 47.798
Verplichtingen Nieuwkoop
€ 38.512
Beschikbaar P-budget
€ 1.376.409
Hieronder volgt per gemeente een overzicht van de verplichtingen.
33
Tabellen: doorlopende verplichtingen 2014 naar 2015 per gemeente Verplichtingen Alphen aan den Rijn 2015 WIW loonkosten
€ 140.000
WI ( inburgering)
€ 40.000
WI-combitraject (inburgering)
€ 30.000
WI los (inburgering)
€ 5.000
Tegenprestatie
€ 158.873 Totaal
€ 373.873
Verplichtingen Kaag en Braassem 2015 re-integratietrajecten (ESF)
€ 20.774
kinderopvang
€0
WI
€ 27.024
Loonkostensubsidie
€0 Totaal
€ 47.798
Verplichtingen Nieuwkoop 2015 re-integratietrajecten (ESF)
€ 25.000
kinderopvang
€0
WI
€ 13.512
Loonkostensubsidie
€0 Totaal
€ 38.512
34
Bijlage IV
Arrangementen
In deze bijlage beschrijven we drie arrangementen die we inzetten om dit beleidsplan gestalte te geven. Deze arrangementen zijn algemeen en voorwaardenscheppend voor het succes op individueel niveau. 1.
Aansluiting school - werk
Uit onderzoek blijkt dat bij jongeren preventieve maatregelen beter werken dan de inzet van instrumenten voor arbeidsinschakeling. Bij jongeren gaat het specifiek om de overstap van school naar werk. Het actieplan jeugdwerkloosheid Holland Rijnland is dan ook nadrukkelijk gericht op deze verbinding zodat bemiddeling van school naar school, van school naar werk, of van school naar sociale activering gerealiseerd wordt. Ook de voormalige Wajongnetwerken vervulden hieronder een goede rol. Dit zijn samenwerkingen tussen scholen voor Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO), Praktijkonderwijs (Pro), MEE, leerplicht/RMC, zorginstellingen en UWV. Nu de Wajong alleen open blijft voor volledig arbeidsongeschikten zal UWV zich eind schooljaar 2014-2015 uit deze netwerken terugtrekken. De gemeente zal deze taak overnemen en daarbij ook de verbinding maken naar Passend Onderwijs. De ESF regeling ‘actieve inclusie’ die we in de arbeidsmarktregio uitvoeren en waaraan gemeenten, VSO en Pro deelnemen legt hiervoor een goede basis.
Kosten Personele inzet. 2.
Werkprojecten
Als we stellen dat we alleen instrumenten voor arbeidsinschakeling inzetten als er een perspectief is op werk zullen we zelf ook actief op zoek moeten gaan naar werk. Dit kan door actief vacatures te werven en samen met werkgevers te creëren door bijvoorbeeld functiecreatie (garantiebanen). Daarnaast zullen we ook met werkgevers actief werkprojecten kunnen opzetten. Dit vraagt om een actieve en naar buiten gerichte houding en acquisitie in samenwerking met de afdeling economische zaken. Voor de financiering van werkprojecten zal als eerste gekeken worden naar de inzet van instrumenten voor arbeidsinschakeling. Dus: een optelsom van de inzet van diverse instrumenten geeft een projectbudget. Dat zal niet altijd voldoende zijn. Elk project met baangarantie voor een aantal kandidaten zal op zijn merites beoordeeld worden. Vooralsnog houden we voor 2015 rekening met 4 projecten van € 15.000,-. Dit zijn dus kosten bovenop de inzet van instrumenten.
Kosten 4 projecten van gemiddeld € 15.000 per stuk is € 60.000,3.
SROI
Met Sociaal Rendement Op Investeringen (SROI) wordt van opdrachtnemers verwacht dat zij arbeidsplaatsen reserveren voor mensen die kunnen uitstromen uit een uitkering of werkervaring willen opdoen. De resultaten van deze aanpak kunnen en moeten omhoog. Dit zal de komende maanden uitgewerkt worden.
Kosten Personele inzet.
35
Bijlage V
Instrumenten
In onderstaand schema geven we aan welke instrumenten voor arbeidsinschakeling passend zijn voor welke groepen. Omdat jongeren in alle vier de groepen herkenbaar zijn, zijn zij in het schema niet als afzonderlijke groep opgenomen. Afhankelijk van de groep waartoe de jongere behoort zijn instrumenten beschikbaar. Daarnaast zijn instrumenten beschikbaar vanuit het Actieplan Jeugdwerkloosheid Holland Rijnland dat gefinancierd wordt met ESF-middelen. Deze instrumenten zijn in de regel een variant of aanvulling op de gemeentelijke instrumenten. De groep arbeidsbeperkten is wel als afzonderlijke groep opgenomen omdat voor hen een aantal specifieke instrumenten beschikbaar zijn. Daarnaast zijn voor hen de instrumenten beschikbaar die passen bij de groep waar zij toe gerekend kunnen worden. Onder het schema worden alle instrumenten toegelicht en wordt per instrument aangegeven wat de éénmalige inzet van het instrument kost. De geraamde kosten komen ten laste van de integratie-uitkering onderdeel participatie-budget, tenzij anders vermeld. Waar de kosten alleen bestaan uit de inzet van eigen personeel is dit vermeld.
Schema: inzetbare instrumenten per groep 1 grote kans
op werk veel eigen
2 grote kans
op werk weinig eigen
kracht
kracht
3
4
kleine kans op
kleine kans op
werk
werk
veel eigen
kracht
weinig eigen
5 Arbeidsbeperkten
kracht
1
Handhaving
X
X
X
X
X
2
Mobiliteitscentrum
X
X
X
X
X
3
Studietoeslag
X
4
Medische keuring
X
X
X
5
Bemiddeling (WSP faciliteiten)
X
X
6
Proefplaatsing
X
7
Aanpassing werkplek
8
Starthulp eigen bedrijf
Kostprijs inzet (personele inzet niet opgenomen) Huisvesting € 250.000,- pj Software € 10.000,- pj € 250,- pj (Tlv Budget bijzondere bijstand)
X
Ca € 250,-
X
X
Huisvesting WSP € 60.000,- pj
X
X
X
Behoud van uitkering
X
X
X
X
Ca € 3.000,-
X
X
X
X
X
€ 400,- per ondernemer pj
36
9
Tegenprestatie
10
X
X
In lumpsum Tom in de buurt
X
Ca € 2.000,-
X
Inbegrepen in kosten
X
X
€ 3.000,- per plek per ½ jaar
X
X
X
Ca € 1.250,-
X
X
X
Premie € 150,- per ½ jaar
X
Ca € 3.500,-
X
X
Behoud van uitkering
X
X
Behoud van uitkering
X
Indicatie doelgroepenregister € 810,-
X
X
Onkostenvergoeding
X
X
11
Workshops
X
X
12
Leerwerkplek
X
13
Scholing
14
Participatieplaats
15
Pgb arbeidsinschakeling
X
16
Stage
X
17
Sociale activering
18
Garantiebaan
X
X
€20,- verzekering pppj
mobiliteitscentrum
Verder kosten van instrumenten 19, 20 en 21
19
Loonkostensubsidie
X
Loonwaardebepaling € 691,- resp € 592,Loonkostensubsidie tlv BUIG
20
No-risk polis
X
Per 2016 landelijk geregeld
21
Jobcoaching
X
Ca € 3.000,-
22
Beschut werk
X
Raming 2015 € 1.764,Begeleiding € 8.500,Indicatie en loonwaardebepaling € 473,- pj Loonkostensubsidie tlv BUIG
1
Handhaving
Het aanvragen en ontvangen van een uitkering brengt verplichtingen met zich mee. Door te handhaven en zonodig conform de wet en de verordening maatregelen op te leggen wordt voorkomen dat onrechtmatig een beroep op een uitkering en op instrumenten voor arbeidsinschakeling wordt gedaan.
Kosten Personele inzet.
37
2
Mobiliteitscentrum
Het mobiliteitscentrum is een locatie waar kandidaten gebruik kunnen maken van computers en printers om hun werkmap bij te houden, vacatures te zoeken, brieven en cv’s maken, e-learningmodules te volgen en onderling te netwerken. Er is begeleiding aanwezig. Verplichte aanwezigheid van een aantal dagdelen in het mobiliteitscentrum kan opgelegd worden als stevige stimulans en/of als handhavingsmaatregel. Het mobiliteitscentrum is ook beschikbaar voor niet-uitkeringsgerechtigden.
Kosten -
Huisvestingslasten: ca € 250.000,- per jaar.
-
Jaarlijkse kosten voor licentie Basis-Trjct € 10.000,-.
3
Studietoeslag
Een inwoner van 18 jaar of ouder die -
studeert en
-
daarbij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage,
-
geen vermogen heeft,
-
wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
-
maar niet in staat is het minimumloon te verdienen en
-
al gedurende 6 maanden een studie volgt
kan een individuele studietoelage aanvragen om de arbeidsmogelijkheden te vergroten.
Kosten De studietoeslag bedraagt € 250,- per jaar19 en komt ten laste van het budget Bijzondere Bijstand. 4
Medische keuring
Na een aanbesteding is een contract gesloten met A-Rea voor medische keuringen. Een kandidaat kan op verzoek of op aanwijzing gekeurd worden als er sprake is van medische belemmeringen. Op deze wijze ontstaat een beeld wat de mogelijkheden en beperkingen zijn bij arbeidsinschakeling.
Kosten Gemiddeld ca € 250,-
19
Verordening Sociaal Domein artikel 38 en 39
38
5
Bemiddeling (WSP faciliteiten)
Bemiddeling naar werk is één van de hoofdtaken van het Werkgeverservicepunt. Van kandidaten wordt ook verwacht dat zij zelf actief op zoek zijn naar werk en zich bijvoorbeeld inschrijven bij uitzendbureaus.
Kosten -
Huisvestingskosten WSP: ca € 60.000,- per jaar
-
Personele inzet.
6
Proefplaatsing
Een proefplaatsing met behoud van uitkering kan om twee redenen zinvol zijn. Ten eerste als proeftijd om een werkgevers over de streep te trekken om een kandidaat met een uitkering aan te nemen. Ten tweede als noodzakelijke inwerkperiode om de loonwaarde te bepalen, zodat de loonkostensubsidie vastgesteld kan worden. Beiden zijn nadrukkelijk bedoeld als opstap naar een dienstverband. In de eerste situatie moet in proefplaatsing van twee maanden voldoende zijn. Voor de loonwaardebepaling kan uitgegaan worden van een proefplaatsing van maximaal drie maanden. (P-wet artikel 10d). Als deze periode niet lang genoeg is om de loonwaarde te bepalen kan de plaatsing als overbrugging de vorm van een participatieplaats krijgen.
Kosten Een proefplaatsing met behoud van uitkering brengt geen kosten met zich mee anders dan de doorbetaling van de uitkering. 7
Aanpassing werkplek
Om werken mogelijk te maken voor mensen met een beperking kan een aanpassing van de werkplek noodzakelijk zijn. Denk aan aangepast meubilair, orthopedische schoenen, beeldschermaanpassingen, specifieke software. Meeneembare werkplekaanpassingen en inzet van de doventolk zijn landelijk geregeld via de VNG. De kosten hiervan zijn gedekt via een landelijke uitname uit het P-budget.
Kosten Gemiddeld € 3000,8
20
per werkplek.
Starthulp eigen bedrijf
De gemeente kan gedurende maximaal één jaar ondersteuning bieden aan mensen met een bijstandsuitkering die zich voorbereiden op de start van een eigen bedrijf. Het ondernemersklankbord biedt in Alphen aan den Rijn ondersteuning bij startende ondernemers, bijvoorbeeld bij
20
Op basis van gegevens UWV
39
het opstellen van een bedrijfsplan. Daarnaast kunnen starters gebruik maken van aanvullende scholing en een voorbereidingskrediet. Het voorbereidingskrediet wordt gefinancierd uit het participatiebudget. Omdat dit terugbetaald wordt, worden hiervoor geen kosten opgenomen.
Kosten Ondernemersklankbord: € 400,- per ondernemer per jaar. 9
Tegenprestatie
Een tegenprestatie bestaat uit het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Het doel is niet direct gelegen op inschakeling op de arbeidsmarkt. De tegenprestatie kan bijdragen aan de ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde maar mag niet leiden tot verdringing. De tegenprestatie is vooral bedoeld om arbeidsfit te blijven en dagritme te houden, dus als activering. Daarnaast kan het instrument ook ingezet worden als handhavingsinstrument. In de verordening is vastgelegd dat het jaarlijks gaat om maximaal 20 uur per week en 500 uur per jaar. De uitvoering van de tegenprestatie is opgenomen in het contract sociale participatie. Voor de kandidaten die een tegenprestatie uitvoeren heeft de gemeente een verzekering afgesloten.
Kosten In het lumpsumbudget voor sociale participatie is een bedrag opgenomen voor de tegenprestatie. Verzekering: ca. €20,- per persoon per jaar21. 10
Onkostenvergoeding
Hierbij valt te denken aan kosten voor kinderopvang tijdens re-integratie, reiskosten bij sollicitaties, werkkleding.
Kosten Gemiddeld ca € 2.000,-. Kan per vraag sterk variëren. 11
Workshops
Klantmanagers geven workshops voor werkzoekenden. Dit is een serie van drie dagdelen waarin onder meer voorlichting gegeven wordt over solliciteren, het opstellen van een cv, gebruikmaking van een programma om vacatures te zoeken enzovoorts. De workshops kunnen ook ingezet worden als handhavingsinstrument. Ook niet-uitkeringsgerechtigden kunnen deelnemen aan de workshops.
Kosten Huisvesting: in ruimte mobiliteitscentrum.
21
PraktijkErvaringsPlek polis (PEP-polis) afgesloten met de hele arbeidsmarktregio.
40
Personele inzet. 12
Leerwerkplek
Een kandidaat op een leerwerkplek is in training met behoud van uitkering. Duur: maximaal 6 maanden. Een leerwerkplek kan drie doelen dienen: 1. Als gerichte training op een specifieke werkplek. Bij voorkeur op de daadwerkelijk beoogde werkplek bij een reguliere werkgever, of op een vergelijkbare plek. Bijvoorbeeld een leerwerkplek in het groen bij SWA als voorbereiding op plaatsing bij een hovenier. 2. Om arbeidsvaardigheden op te doen. Daarna moet de kandidaat arbeidsfit zijn en direct aan de slag kunnen bij een werkgever of op een proefplaatsing. 3. Als handhavingsinstrument wanneer getwijfeld wordt aan de goede wil van een kandidaat of bij vermoeden van fraude. De werkgever kan gecompenseerd worden voor de begeleiding met een vast bedrag van € 6.000,- voor een jaar22 en met het niet-betalen van loon. In de groepen 2 en 3 –waarvoor dit instrument inzetbaar is- wordt de instroom in 2015 geraamd op ca 340 kandidaten. We streven naar een gelijke verdeling van leerwerkplekken bij een reguliere werkgever en bij SWA. Dit zal niet direct haalbaar zijn. We gaan de komende jaren uit van de volgende verdeling. 2015: 90 LWP’s bij SWA en 10 in de markt, 2016: 75 bij SWA en 25 in de markt, 2017: 60 bij SWA en 40 in de markt en dan vanaf 2018 een gelijke verdeling.
Kosten Leerwerkplek van 6 maanden € 3.000,-. 13
Scholing
Dit type scholing is direct gericht op arbeidsinschakeling en gemaximeerd tot startkwalificatie. Denk aan specifieke certificaten of korte vakopleidingen.
Kosten De kosten zijn gemiddeld € 1.250,- per opleiding. 14
Participatieplaats
Een participatieplaats is bedoeld voor kandidaten die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn naar werk. Het gaat om onbeloonde additionele werkzaamheden gedurende maximaal 2 jaar. De participatiebaan moet de kans op arbeidsinschakeling vergroten. De periode van 2 jaar kan
22
Dit bedrag is landelijk gebruikelijk.
41
met 2x een jaar verlengd worden op de voorwaarde dat het om andere activiteiten in een andere omgeving gaat. Een participatieplaats kan ook ingezet worden voor de groepen 2 en 3 als de periode van proefplaatsing te kort is om de loonwaarde te bepalen. Dit instrument is wettelijk gezien niet nieuw. Tot op heden is dit in de Rijnstreek niet ingezet.
Kosten Een kandidaat op een participatieplaats ontvangt een premie van €150,- per 6 maanden. 15
Persoonsgebonden budget arbeidsinschakeling
Een kandidaat kan zelf een plan voor arbeidsinschakeling opstellen en hiervoor een persoonsgebonden budget aanvragen. Dit instrument is vooral geschikt voor groep 3: kandidaten met veel eigen kracht maar niet direct kans op werk. Dit instrument is lange tijd ingezet door het UWV onder de naam IRO: individuele re-integratie overeenkomst. De kandidaat en de gemeente maken bij de inzet van dit pgb concrete afspraken over de inzet en het gewenste effect van het pgb. We gaan uit van een gemiddeld pgb van € 3.500. Kosten Gemiddeld € 3.500,-. 16
Stage
Stageplaatsen worden ingezet voor personen die (bijna) een opleiding hebben afgerond in een bepaalde richting of nog geen of minder gerichte werkervaring hebben. Willen zij voor werkgevers aantrekkelijk zijn, dan is enige relevante werkervaring gewenst. Een stage hoeft niet direct gekoppeld te zijn aan een werkplek of direct te leiden tot uitstroom.
Kosten Een stage met behoud van uitkering brengt geen kosten met zich mee anders dan de doorbetaling van de uitkering. 17
Sociale activering
Sociale activering is bedoeld voor de groep die nog geen kans heeft op werk. Het is geen specifiek instrument, allerlei activiteiten die een klantmanager en de kandidaat overeenkomen zijn onder deze noemer denkbaar. Voor sociale activering kunnen zeer uiteenlopende activiteiten en instrumenten worden ingezet. Deze zijn afhankelijk van de uitgangssituatie van de kandidaat en het doel dat wordt afgesproken met de kandidaat. Als specifieke instrumenten zijn stage en een participatieplaats opgenomen.
Kosten Sociale activering met behoud van uitkering brengt geen kosten met zich mee anders dan de doorbetaling van de uitkering.
42
18
Garantiebaan
In het sociaal akkoord is afgesproken dat overheid en sociale partners in de periode tot en met 2016 125.000 banen creëren voor mensen met een beperking. Wajongers en mensen op de wachtlijst WSW krijgen tot en met 2016 prioriteit. De Werkbedrijven vormen de schakel tussen de werkgever en mensen die niet in staat zijn zelfstandig 100% van het WML te verdienen, zodat zij aan de slag worden geholpen. Om geplaatst te kunnen worden op een garantiebaan moet een kandidaat opgenomen zijn in het doelgroepenregister. UWV geeft hiervoor op verzoek een indicatie af. Realisatie van een garantiebaan brengt een pakket aan instrumenten met zich mee, namelijk: -
registratie doelgroep
-
loonwaardebepaling
-
jobcoaching
-
no-riskpolis
-
loonkostensubsidie
In de jaren 2014-2016 is het aantal te realiseren garantiebanen in de arbeidsmarktregio Holland Rijnland bepaald op 400 in de marktsector en 220 bij de overheid, totaal 620. Op basis van dit aantal is een omrekening gemaakt naar de Rijnstreek. De beroepsbevolking in de Rijnstreek is ca 30% van de hele arbeidsmarktregio. Gaan we er van uit dat 30% van de garantiebanen in de Rijnstreek gerealiseerd worden, dan zijn dit 82 banen in 2015 en voor de jaren 2015 en 2016 samen 186 banen. Binnen de arbeidsmarktregio Foodvalley is berekend dat ca 70% inzet wordt voor de Wajong doelgroep, dus ten laste van het UWV en 30% voor de doelgroep gemeenten. Toepassing van deze verhouding in de Rijnstreek komt op 24,6 garantiebanen voor lasten van de gemeenten in 2015 en 31,2 in 2016. Elke arbeidsmarktregio ontvangt voor de 1e drie jaren een startbudget van 1 miljoen euro voor het op te zetten Werkbedrijf, 1 ton in 2014, 5 ton in 2015 en 4 ton in 2016.
Kosten Indicatie voor doelgroepenregister: € 810,- per persoon. Verder kosten loonwaardebepaling, jobcoaching, no-riskpolis en loonkostensubsidie. 19
Loonkostensubsidie
Voor werknemers die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, kunnen werkgevers een loonkostensubsidie krijgen. De loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen de loonwaarde en het WML, is ten hoogste 70% van het WML en wordt vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten van 23%.De gemeente compenseert de werkgever voor het verschil tussen de loonwaarde en het minimumloon. De hoogte van die loonkostensubsidie hangt af van de loonwaarde van de werknemer. Voor het bepalen van de loonwaarde wordt de methodiek van het UWV gehanteerd.
Kosten
43
Loonwaardebepaling23: 1e keer € 691,-; herbeoordeling € 592,De loonkostensubsidie en het aandeel in de werkgeverslasten wordt betaald uit het inkomensdeel (BUIG). 20
No-risk polis
De no-risk polis is een compensatie voor het door te betalen loon bij ziekte voor mensen met arbeidshandicap of WWB-ers. Doel is het wegnemen van het risico voor de werkgever bij ziekte van de geplaatste werknemer, hierdoor is een kandidaat met een beperking makkelijker te plaatsen. In het 1e kwartaal van 2015 legt de staatssecretaris een wetswijziging van de Participatiewet aan de Tweede kamer voor met als doel per 2016 de no-riskpolis waarover het UWV nu beschikt ook inzetbaar te maken door gemeenten. Hierdoor worden de mogelijkheden voor de hele doelgroep mensen met een arbeidsbeperking gelijk. Voor de dekking van de kosten wordt een landelijke uitname uit het participatiebudget gedaan. Voor 2015 zal het UWV de regeling voor de gemeenten uitvoeren, gemeenten betalen aan het UWV voor de kosten.
Kosten De kosten per jaar worden geraamd op € 1.764,- per persoon24. 21
Jobcoaching
Jobcoaching is persoonlijke begeleiding op de werkplek van een kandidaat. Hierdoor nemen de kansen voor de werknemer toe dat een plaatsing slaagt en het risico voor de werkgever neemt af. De jobcoach leert werknemer vaardigheden aan op de werkplek die voor die specifieke werkplek nodig zijn. Ook wordt kan de leidinggevende geadviseerd worden over de wijze van leidinggeven aan deze kandidaat. Een kandidaat die geplaatst is met loonkostensubsidie heeft recht op jobcoaching. Met de voorgenomen wijziging van de Participatiewet (zie hierboven bij no-riskpolis) wordt ook de inzet van jobcoaching door UWV en gemeenten gelijk geschakeld.
Kosten Jobcoaching wordt nu ingezet voor werknemers in de werkregeling binnen de Wajong. De gemiddelde kosten daarvoor zijn € 3.000,- per werknemer per jaar volgens opgave UWV.
23
Een loonwaardebepaling kan alleen gedaan worden door een hiervoor geschoolde arbeidsdeskundige. De gemeente en SWA hebben deze functionarissen niet. Gezien het
beperkte aantal is indienstneming of scholing niet realistisch. Kosten volgens opgave UWV 2/12/14 24
In het macrobudget is rekening gehouden met een bedrag van € 3 miljoen voor de no-riskpolis. Uitgaande van 1.764 werknemers in 2015 zijn de gemiddelde kosten per
persoon € 1.764,-.VNG ledenbrief 15/003, 20 januari 2015
44
22
Beschut werk
De voorziening beschut werken is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet op een garantiebaan. Of iemand behoort tot de doelgroep beschut wordt vastgesteld door het UWV. De gemeente kan inwoners voor deze toetsing voordragen. Mensen die binnen een voorziening beschut werkzaam zijn verdienen minimaal het minimumloon. Omdat deze doelgroep geen perspectief heeft op regulier werk is feitelijk sprake van gesubsidieerde arbeid met loongarantie tot aan het pensioen. Beschutte werkplaatsen kunnen gerealiseerd worden bij het SW-bedrijf maar ook bij een reguliere werkgever. Ook kan de opdracht aanbesteed worden. De Participatiewet schrijft voor dat de gemeente in een verordening vastlegt: a. op welke wijze wordt bepaald welke personen in aanmerking komen voor beschut werk, b. welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden en c. de wijze waarop de omvang van het aanbod wordt vastgesteld.
Kosten Indicatie beschut werk Loonwaardebepaling Begeleiding Keuring medische urenbeperking (UWV)
€ 990, - éénmalig € 450,- 1x per 3 jaar (P-wet, artikel 10d lid 5) € 8.500,- inclusief no-riskpolis € 700,- Optioneel, buiten beschouwing laten
Gemiddelde kosten per jaar: € 8.973 De loonkostensubsidie en het aandeel in de werkgeverslasten wordt betaald uit het inkomensdeel (BUIG).
45
Bijlage VI
Verantwoording scenario’s
In deze bijlage geven we een verantwoording van de scenario’s. Na een toelichting volgt een prognose van de groepen. Op basis hiervan zijn de scenario’s doorgerekend. De kosten van de verschillende instrumenten zijn opgenomen in bijlage V hierboven. Alle prognoses zijn gebaseerd op cijfers en ervaring van voorgaande jaren in combinatie met vergelijking met andere gemeenten en landelijk onderzoeken. Niettemin blijven het prognoses.
VI. 1
Toelichting
Algemeen -
Voor 1 kandidaat kunnen meerdere instrumenten ingezet worden. De uitstroom is opgenomen bij het 'laatst ingezette’ instrument.
-
Geel gearceerde instrumenten kunnen leiden tot uitstroom, niet gearceerde instrumenten zijn 'voorliggend' cq voorwaardenscheppend.
-
Het mobiliteitscentrum is vrij toegankelijk voor elke WWB'er die kan re-integreren.
-
Met ‘uitstroom naar werk’ als gevolg van handhaving (instrument 1) wordt bedoeld: de uitkering wordt beëindigd.
Scenario’s reguliere doelgroepen -
Bij de besparing op het BUIG-budget door uitstroom naar werk gaan we uit van een half jaar uitkering als gemiddelde. In de praktijk vindt gedurende het hele jaar uitstroom plaats, de besparing kan dus variëren.
-
Voor de berekening van de besparing wordt uitgegaan van de gemiddelde kosten van een uitkering op basis van het Rijnstreekgemiddelde in 2014, dit is € 14.828. Zie hiervoor de tabel in paragraaf 3.3. De gemiddelde uitkering van een jongere in de leeftijd van 18 tot 27 jaar is berekend op € 10.800. Bij de scenario’s is het aantal jongeren meegenomen in het berekenen van de gemiddelde uitkering.
-
Er wordt geen rekening gehouden met een mogelijke kostendelersnorm.
Arbeidsbeperkten -
Bij arbeidsbeperkten gaan we er van uit dat zij zonder garantiebaan een beroep doen op een bijstandsuitkering. Dit betekent concreet dat plaatsing op een garantiebaan voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt, omdat een loonkostensubsidie inclusief de werkgeverslasten gemiddeld genomen lager is dan een volledige uitkering.
-
Op basis van ervaring blijkt dat een arbeidsbeperkte gemiddeld 25 uur per week werkt. Hiervan is ook uitgegaan in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Dit betekent dat soms sprake kan zijn van een aanvullende uitkering, bijvoorbeeld bij alleenstaanden boven de 23 jaar. Ook dit is in de berekening meegenomen.
-
Hier is uitgegaan van een besparing van een heel jaar. Uitstroom vindt echter gedurende het hele jaar plaats. Gekozen is voor een heel jaar omdat zowel de besparing als de kosten meerjarig doorlopen.
-
Bij beschut werk uitgegaan is van de volledige loonkosten van het wettelijk minimumloon. Wellicht is er enige opbrengst, hierover zijn nu geen reële kengetallen beschikbaar, daarom zijn deze niet opgenomen.
46
VI. 2
Groepen
groep jongeren Gemiddelde uitkering per half jaar
nr 4 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16 17
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing Participatieplaats PGB Stage Sociale activering sub totaal specifieke instrumenten
1 2 5
190 € 5.400
inzet 60 20 1 0 118 0 50 50 0 5 25 10 339
€ 1.024.920
uitstroom kosten naar werk € 15.000 0 € 16 € 3.000 0 € 0 € 2.356 0 € 0 € 150.000 10 € 62.500 0 € 0 € 17.500 4 € 0 € 0 €
30
€
uitstroom naar werk 250.356 72
BUIG besparing € € 86.400 € € € € € 54.000 € € € 21.600 € € € 162.000
uitstroom naar werk/ uitstroom school percentage 2 20 20 42
Algemene instrumenten Handhaving Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) Bemiddeling (WSP faciliteiten) sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
250.356
uitstroom percentage 0% 80% 0% 0% 0% 0% 20% 0% 0% 80% 0% 0%
uitstroom percentage 38%
BUIG besparing € 10.800 € 108.000 € 108.000 € 226.800 BUIG besparing totaal € 388.800
47
nr 4 6 7 8 9 10 12 13
groep 1 veel kracht, goede opleiding Gemiddelde uitkering per half jaar
€ 7.414
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing
inzet 0 0 0 3 3 0 0 0
sub totaal specifieke instrumenten
1 2 5
Algemene instrumenten Handhaving Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) Bemiddeling (WSP faciliteiten) sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
26
6
€ 192.023
€ 14.828
uitstroom uitstroom BUIG kosten naar werk percentage besparing € 0 0% € € 0 0% € € 0 0% € € 1.200 2 75% € 16.682 € 58 0 0% € € 0 0% € € 0 0% € € 0 0% € € 1.258
2
€
16.682
uitstroom uitstroom BUIG naar werk percentage besparing 1 € 7.414 10 € 74.140 10 € 74.140 21 € 155.694 BUIG uitstroom uitstroom besparing kosten naar werk percentage totaal € 1.258 23 90% € 172.376
48
groep 2 Goede opleiding, weinig eigen kracht Gemiddelde uitkering per half jaar
nr 4 6 7 8 9 10 12 13
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing sub totaal specifieke instrumenten
1 2 5
Algemene instrumenten Handhaving Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) Bemiddeling (WSP faciliteiten) sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
155
€ 1.152.136
€ 14.828
€ 7.414
inzet 50 60 1 7 43 20 40 20 241
uitstroom kosten naar werk € 12.500 0 € 48 € 3.000 0 € 2.800 5 € 863 0 € 40.000 0 € 120.000 8 € 25.000 0 € 204.163
61
uitstroom percentage 0% 80% 0% 75% 0% 0% 20% 0%
BUIG besparing € € 355.872 € € 38.924 € € € 59.312 € €
454.108
uitstroom naar werk 1 20 30 51
uitstroom BUIG percentage besparing € 7.414,00 € 148.280,00 € 222.420,00 € 378.114
uitsroom kosten naar werk € 204.163 112
BUIG uitstroom besparing percentage totaal 72% € 832.222
49
groep 3 Weinig kans op werk, veel eigen kracht
nr 4 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing Participatieplaats PGB Stage sub totaal specifieke instrumenten
Algemene instrumenten 1 Handhaving 2 Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) 5 Bemiddeling (WSP faciliteiten) sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
337
inzet 100 30 1 3 255 20 60 50 5 20 50 594
€ 14.828 1 jaar gem uitkering € 7.414 0,5 jaar gem uitkering
uitstroom kosten naar werk € 25.000 0 € 23 € 3.000 0 € 1.200 2 € 5.099 0 € 40.000 0 € 180.000 12 € 62.500 0 € 1.500 0 € 70.000 16 € 0 €
388.299
53
uitstroom percentage 0% 75% 0% 75% 0% 0% 20% 0% 0% 80% 0%
BUIG besparing € € 166.815 € € 16.682 € € € 88.968 € € € 118.624 € €
391.089
uitstroom naar werk 4 15 10 29
uitstroom BUIG percentage besparing € 29.656 € 111.210 € 74.140 € 215.006
uitstroom kosten naar werk € 388.299 82
BUIG uitstroom besparing percentage totaal 24% € 606.095
50
groep 4 Geen kans op werk, geen eigen kracht
nr 4 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16 17
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing Participatieplaats PGB Stage Sociale activering sub totaal specifieke instrumenten
Algemene instrumenten 1 Handhaving 2 Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) 5 Bemiddeling (WSP faciliteiten) sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
222
inzet 50 0 1 0 0 20 25 25 10 0 25 20 176
€ 14.828 1 jaar gem uitkering € 7.414 0,5 jaar gem uitkering
kosten € 12.500 € € 3.000 € € € 40.000 € 75.000 € 31.250 € 3.000 € € € €
164.750
kosten
€
uitstroom uitstroom naar werk percentage 0 0% 0 0% 0 0% 0 0% 0 0% 0 0% 5 20% 0 0% 0 0% 0 0% 0 0% 0 0% 5 uitstroom uitstroom naar werk percentage 5 0 0 5
BUIG besparing € € € € € € € 37.070 € € € € € €
37.070
BUIG besparing € 37.070 € € € 37.070
BUIG uitstroom uitstroom besparing naar werk percentage totaal 164.750 10 5% € 74.140
51
Garantiebanen: bouwsteen arbeidsbeperkten basis 2015 De omvang doelgroep instroom 60 per jaar en instroom garantiebanen 25 in 2015
14.828
7414
25 personen in 2015 op garantiebanen nr 4 6 7 9 10 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing Participatieplaats PGB Stage Sociale activering Garantiebanen (doelgroepenregister) (excl. Loonkostensubsidie) Loonkostensubsidie No risk polis Job coaching sub totaal specifieke instrumenten
1 2 5 11
Algemene instrumenten Handhaving Mobiliteitscentrum Bemiddeling (WSP faciliteiten) Workshops Werkprojecten sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
inzet 50 50 12 0 8 5 5 0 3 5 35
natuurlijk uitstroom kosten verloop naar werk € 12.500 0 0 € 0 0 € 36.000 0 0 € 0 0 € 16.000 0 0 € 15.000 0 € 6.250 0 0 € 0 0 € 10.500 0 0 € 0 0 € 0 0
50 25 35 35
€ 40.500 € 17.275 € 61.740 € 105.000
318
€ 320.765
€ € € €
-
€
-
25
25
25
50%
25
natuurlijk uitstroom verloop naar werk 0 0 0 0 0 0 0 0 0
uitstroom percentage 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
uitstroom percentage 0% 0% 0% 0%
BUIG besparing € € € € € -
BUIG uitgaven € € € € €
-
€ € € € €
-
€0 € € € € €
-
€
185.350 €
€
185.350 € 119.239,8
119.240
BUIG besparing
0
natuurlijk uitstroom verloop naar werk € 320.765 25 25
BUIG BUIG uitstroomperc besparing uitgaven BUIG entage totaal totaal saldo € 185.350 € 119.240 € 66.110
52
Beschut werken A (op basis landelijke berekening)
nr
jaar
18 + 19 + 20 +21 22
2015 2016 2017 2018 Structureel
Specifieke instrumenten Doelgroepenregister, loonkostensubsidie, No risk polis, job coaching begeleidingskosten
€ 14.828 1 jaar gem uitkering € 24.037 1 jaar minimumloon > 23 jaar
inzet
5 17 28 39 202
begeleidings kosten pnatuurlijk uitstroom uitstroom BUIG budget verloop naar werk percentage besparing
BUIG uitgaven
Saldo BUIG
BUIG + P-budget
Totale kosten
€ 44.865 € 152.541 € 251.244 € 349.947 € 1.812.546
€ 120.186 € 408.633 € 673.042 € 937.451 € 4.855.516
€ -46.046 € -156.557 € -257.858 € -359.159 € -1.860.260
€ -90.911 € -309.098 € -509.102 € -709.106 € -3.672.806
€ 165.051 € 561.174 € 924.286 € 1.287.398 € 6.668.062
0 0 0 0 0
Beschut werken B Berekening Rijnstreek
nr
jaar
18 + 19 + 20 +21 22
2015 2016 2017 2018 structureel
5 17 28 39 202
100% 100% 100% 100% 100%
€ 74.140 € 252.076 € 415.184 € 578.292 € 2.995.256
€ 14.828 1 jaar gem uitkering € 24.037 1 jaar minimumloon > 23 jaar
Specifieke instrumenten Doelgroepenregister, loonkostensubsidie, No risk polis, job coaching Beschut werk
inzet
5 15 23 31 ntb
Begeleidings kosten natuurlijk uitstroom uitstroom BUIG P-budget verloop naar werk percentage besparing
BUIG uitgaven
Saldo BUIG
BUIG + Pbudget
Totale kosten
€ € € €
€ € € €
€ € € €
€ € € €
€ 165.051 € 495.153 € 759.235 € 1.023.317
44.865 134.595 206.379 278.163
3,5% 0,0% 0,0% 0,0%
5 15 23 31
100% 100% 100% 100%
€ € € €
74.140 222.420 341.044 459.668
120.186 360.558 552.856 745.154
-46.046 -138.138 -211.812 -285.486
-90.911 -272.733 -418.191 -563.649
53
VI. 3
nr 4 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16 17
Scenario’s scenario A: Jeugd voorop Alle jongeren Gemiddelde uitkering per half jaar
€ 5.400
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing Participatieplaats PGB Stage Sociale activering
inzet 60 20 1 0 118 0 50 50 0 5 25 10
sub totaal specifieke instrumenten
1 2 5
Algemene instrumenten Handhaving Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) mobiliteitscentrum overige doelgroepen Bemiddeling (WSP faciliteiten) Werkprojecten sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
190
339
€ 1.024.920 € €
uitstroom kosten naar werk € 15.000 0 € 16 € 3.000 0 € 0 € 2.356 0 € 0 € 150.000 10 € 62.500 0 € 0 € 17.500 4 € 0 € 0 €
€ € 550 € € €
250.356
uitstroom percentage 0% 80% 0% 0% 0% 0% 20% 0% 0% 80% 0% 0%
30
uitstroom kosten naar werk € 630.356 117
BUIG besparing € € 86.400 € € € € € 54.000 € € € 21.600 € € €
uitstroom naar werk/ uitstroom school percentage 2 260.000 20 45 60.000 20 60.000 380.000 87
uitstroom percentage 62%
5.400 7.400
162.000
BUIG besparing € 10.800 € 108.000 € 333.000 € 108.000 €
559.800
BUIG besparing totaal € 721.800
54
55
nr 4 6 7 8 9 10 12 13
scenario C: Werkkansen groep 1 en 2 Gemiddelde uitkering per half jaar
181 € 6.898
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing
inzet 50 60 1 10 46 20 40 20
sub totaal specifieke instrumenten
1 2 5
Algemene instrumenten Handhaving Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) mobiliteitscentrum overige doelgroepen Bemiddeling (WSP faciliteiten) Werkprojecten sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
247
€ 1.250.537
€ 14.828
uitstroom uitstroom kosten naar werk percentage € 12.500 0 0% € 48 80% € 3.000 0 0% € 4.000 8 75% € 921 0 0% € 40.000 0 0% € 120.000 8 20% € 25.000 0 0%
BUIG besparing € € 331.085 € € 51.732 € € € 55.181 € -
€
205.421
64
€
437.998
€ € €
uitstroom uitstroom naar werk percentage 2 260.000 30 35 60.000 40 60.000 380.000 107
€
BUIG uitstroom uitstroom besparing naar werk percentage totaal 585.421 171 94% € 1.176.043
€ € 559
BUIG besparing € 13.795 € 206.928 € 241.416 € 275.904 €
738.044
56
scenario D: combi jeugd voorop en werkkansen 324 Jongeren, groep 1, groep 2 Gemiddelde uitkering per half jaar € 6.236
nr 4 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16 17
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing Participatieplaats PGB Stage Sociale activering sub totaal specifieke instrumenten
1 2 5
Algemene instrumenten Handhaving Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) mobiliteitscentrum overige doelgroepen Bemiddeling (WSP faciliteiten) Werkprojecten sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
inzet 97 65 2 10 134 20 80 65 0 5 25 10 512
kosten € 24.295 € € 5.231 € 4.000 € 2.686 € 40.000 € 239.232 € 81.090 € € 17.500 € € €
414.034
uitstroom uitstroom naar werk percentage 0 0% 52 80% 0 0% 8 75% 0 0% 0 0% 16 20% 0 0% 0 0% 4 80% 0 0% 0 0% 79
BUIG besparing € € 322.331 € € 46.766 € € € 99.449 € € € 24.942 € € €
493.489
€ € €
uitstroom uitstroom naar werk percentage 3 260.000 34 15 60.000 43 60.000 380.000 95
€
BUIG uitstroom uitstroom besparing naar werk percentage totaal 794.034 175 54% € 1.088.901
€ € 416
BUIG besparing € 21.745 € 212.008 € 93.533 € 268.127 €
595.412
57
nr 4 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16 17
Scenario E: groepen 1, 2, 3 en alle jongeren Jongeren, groep 1, groep 2, groep 3 Gemiddelde uitkering per half jaar
€
Specifieke instrumenten Medische keuringen Proefplaatsing Aanpassing werkplek Starthulp eigen bedrijf Tegenprestatie Onkostenvergoeding Leerwerkplekken Scholing Participatieplaats PGB Stage Sociale activering
inzet 172 87 2 12 348 35 124 102 4 20 62 10
sub totaal specifieke instrumenten
Algemene instrumenten 1 Handhaving 2 Mobiliteitscentrum (inclusief workshops) Mobiliteitscentrum andere doelgroepen 5 Bemiddeling (WSP faciliteiten) Werkprojecten sub totaal algemene instrumenten
Samenvattend Totaal
575
€ 3.880.390
6.749 uitstroom uitstroom kosten naar werk percentage € 42.885 0 0% € 65 75% € 7.462 0 0% € 4.892 9 75% € 6.954 0 0% € 69.744 0 0% € 373.080 25 20% € 127.565 0 0% € 1.115 0 0% € 69.552 16 80% € 0 0% € 0 0%
978
€ 703.250
€ € 165 € € €
115
uitstroom uitstroom naar werk percentage 7 260.000 45 10 60.000 50 60.000 380.000 112
uitstroom uitstroom naar werk percentage € 1.083.250 227 40%
BUIG besparing € € 439.955 € € 61.905 € € € 167.849 € € € 107.285 € € €
776.994
BUIG besparing € 47.240 € 304.722 € 67.485 € 337.425 €
756.872
BUIG besparing totaal € 1.533.866
58
Bijlage VII Werkbedrijf Holland Rijnland Binnen de arbeidsmarktregio dient een Werkbedrijf ingericht te worden in samenwerking tussen de gemeenten, UWV, werkgevers en werknemers. Binnen het Werkbedrijf wordt de plaatsing van uitkeringsgerechtigden op participatiebanen geregeld met inzet van loonkostensubsidie. Prioritaire doelgroep garantiebanen: Wajong met arbeidsvermogen, wachtlijsters WSW. De wethouder van de centrumgemeente heeft conform de SUWI 25 de leiding. Bestuurlijk opdrachtgever:
Marleen Damen, wethouder Werk en Inkomen Leiden
Ambtelijk opdrachtnemer:
Gertru Diender, kwartiermaker sociaal domein Leiden (Participatie & Maatschappelijke Ontwikkeling) en afdelingsmanager Backoffice Dienstverlening (Werk en Inkomen, Wmo, Stadsbank).
Kwartiermaker:
Alice Standhart, tot medio 2015
Het bestuurlijk overleg Werkbedrijf26 neemt de voorbereiding op zich. Dit is een lichte netwerkorganisatie waarbij het accent ligt op bestuurlijke (beleids)afspraken. Het Bestuurlijk overleg is eindverantwoordelijk voor het stellen van kaders en opdrachten voor de uitvoering met respect voor de sub regio en lokale aanpak. Het bevorderen van gebruik van de bestaande structuren en het bevorderen van samenwerking in Holland Rijnland. Het signaleren van kansen en mogelijkheden en het oplossen van knelpunten. Het Bestuurlijk overleg -
Stelt (jaar) programma op en de daarbij behorende begroting, waar het marktbewerkingsplan deel vanuit maakt, vast. Dat besluit is leidend voor de beheergemeente Leiden.
-
Is opdrachtgever voor het Facilitair team en voor het Managementteam (de uitvoering).
-
Is verantwoordelijk voor de organisatie van het Werkbedrijf.
-
De overige leden geven de voorzitter bevoegdheid om knopen door te hakken als snelheid gevraagd wordt. E.e.a. in overleg met de voorzitter van het Managementteam
Het bestuurlijk overleg is als volgt samengesteld. -
De voorzitter wordt geleverd door centrumgemeente Leiden. In 2014 aangewezen door het portefeuillehouders overleg Sociale Agenda (PHO) Holland Rijnland. Op grond van de participatiewet 2015 is Holland Rijnland aangewezen als arbeidsmarktregio waarvan de gemeente Leiden centrumgemeente is.
-
Overheidsvertegenwoordiging:. Eén wethouder namens de Duin Bollenstreek; één wethouder namens de Rijnstreek en de wethouder van de centrumgemeente Leiden namens de Leidse regio (tevens voorzitter) maken deel uit van het bestuurlijk overleg voor het realiseren van draagvlak in de sub regio’s en worden voorgedragen door het PHO van het gemeenschappelijk orgaan Holland Rijnland
25
SUWI: Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen. Beschrijft taken en verantwoordelijkheden van de verschillende
partijen die werkzaam zijn op het terrein van werk en inkomen. 26 Bron: Opzet werkbedrijf Holland Rijnland, november 2014
59
-
Werkgeversvertegenwoordiging. 1 vertegenwoordiger wordt aangewezen door VNONCW. De koepels Duin Bollenstreek, Leidse Regio en Rijnstreek wijzen eveneens 1 vertegenwoordiger aan.
-
Werknemersvertegenwoordiging. FNV wijst namens overige vakbonden een regionale vertegenwoordiging aan
-
UWV Werkbedrijf: Het UWV wijst als bestuurslid de Regiomanager Holland Rijnland als vertegenwoordiging aan
Plaatje: organisatieschema Werkbedrijf Holland Rijnland
150326RvO
60