www.voordejeugd.nl
Stelselwijziging jeugd JeugdzorgPlus
Regina vertelt... Vanaf het moment dat haar moeder bij haar stiefvader intrekt gaat het mis. Ruzies, huiselijk geweld en interventies van hulpverleners volgen elkaar op. Regina (nu 15 jaar) wordt opstandig, loopt weg en zwerft een tijd lang van plek naar plek. Met iedereen bij wie ze onderdak vindt, raakt ze in conflict. De kinderrechter bepaalt dat ze moet worden opgenomen in een jeugdzorginstelling. Daar woont ze nu anderhalf jaar - eerst op een gesloten, daarna op een open leefgroep. Over een paar maanden hoopt ze naar huis te kunnen.
De situatie Als Regina 8 jaar is verlaat haar vader het gezin en gaat ergens anders wonen. Haar moeder blijft met 5 kinderen achter. Behalve Regina zijn dat haar oudere broer en zus (dan 18 en 12 jaar oud) en twee jongere zusjes (van 6 en 1). Als haar moeder een andere man ontmoet, verhuist het gezin naar zijn huis. ‘Die man werd mijn stiefvader. Tussen hem en mijn moeder ging het helemaal niet goed. Ze hadden altijd ruzie en sloegen elkaar vaak. In het begin ging het nog maar na een paar jaar werd het heel erg, toen kon je het echt wel huiselijk geweld noemen. Ik weet niet precies
JeugdzorgPlus
1
Stelselwijziging Jeugd
hoe ze er achter zijn gekomen - misschien via een tip van de buren, dat die de politie hebben gebeld of zo - maar op een gegeven moment kwam er iemand langs om te controleren. Vanaf dat moment hadden we met Bureau Jeugdzorg te maken en na een tijdje kregen we een gezinsvoogd.’ Regina zit dan inmiddels in de eerste klas van de middelbare school. Wat Bureau Jeugdzorg en hulpverleningsorganisaties precies in het gezin gedaan hebben, weet Regina niet te zeggen. ‘Er kwamen vaak mensen langs. Die kwamen dan praten met mijn moeder, dat ze de opvoeding moest veranderen en zo. Ze wilden soms ook met mij praten maar ik werkte meestal niet mee, ik ging dan moeilijk doen. Ik vind ze slecht, ze weten altijd alles beter en ze letten alleen op wat er mis gaat, ze zeggen het nooit als je iets goed doet.’ Regina doet in die periode niet alleen moeilijk tegen de hulpverlening; iedereen die op een of andere manier autoriteit vertegenwoordigt moet het ontgelden. In eerste instantie komt dat vooral tot uiting op school. ‘Daar zeiden ze dat ik onhandelbaar was. Dat klopt eigenlijk wel, ik had tegen de meeste leraren een grote mond en ik ging dus écht niks doen in de klas. Ik kwam altijd te laat of ging gewoon spijbelen. Het was een beetje mijn eigen beslissing: ik werk niet meer mee, ik luister niet meer, vanaf nu ga ik in staking!’ Van die onhandelbaarheid is thuis in eerste instantie niet veel te merken. Integendeel, ze neemt veel verantwoordelijkheid, helpt haar moeder goed in het huishouden en is lief voor haar jongere zusjes. De zusjes, vooral de jongste die het Downsyndroom heeft, hebben veel aandacht nodig. Daardoor is er minder aandacht voor Regina en dat vindt ze soms best moeilijk. Ze krijgt regelmatig ruzie met haar moeder. De ruzies gaan van kwaad tot erger en lopen op een dag zo hoog op dat ze van huis wegloopt. ‘Ik was echt megakwaad, zo erg dat ik nooit meer terug wilde komen. Eerst ging ik gewoon rondzwerven, beetje hier slapen, beetje daar. Daarna ontmoette ik een vrouw op straat, die vond mij zielig of zo, dus ik ben een tijdje bij haar gaan wonen. We hebben het bij Bureau Jeugdzorg gemeld en die vonden het goed. Ik zat toen op een ZMOK-school, overdag ging ik naar school en ’s avonds woonde ik bij die vrouw, eigenlijk ging dat best wel goed. Maar na drie maanden kregen we ruzie, ze dacht dat ik iets gepikt had maar dat was niet zo.
‘Ik was echt megakwaad, zo erg dat ik nooit meer terug wilde komen.’ 2
JeugdzorgPlus
Ze ging me dreigen met een mes en toen heeft ze heeft me opgesloten in een kamer met alleen wat hondenvoer. Gelukkig kon ik de deur kapottrappen en ontsnappen. Toen heb ik mijn vader gebeld of ik bij hem terecht kon.’
Regina logeert een week bij haar vader, met wie ze altijd goed contact heeft gehouden. Omdat hij in beeld is bij de politie, geeft Bureau Jeugdzorg Regina geen toestemming om langer bij hem te blijven wonen. Ze trekt voorlopig in bij een tante, waar ze het de eerste tijd weken naar haar zin heeft. Al snel ontstaan echter dezelfde patronen: ze luistert niet, is brutaal, houdt zich niet aan de afspraken en loopt tenslotte weg. Omdat het zo niet langer gaat, stuurt Bureau Jeugdzorg haar een maand naar de crisisopvang. Daar gedraagt ze zich zo goed dat ze na afloop toestemming krijgt om bij haar nicht te gaan wonen. ‘Dat was een perfecte oplossing, het ging daar een paar weken hartstikke goed. Alleen kregen we geldproblemen, mijn nicht had namelijk geen recht op kinderbijslag. Dus er was steeds ruzie over wie mijn kostgeld moest betalen. Later gingen we over nog veel meer dingen ruzie maken, dus op het eind heeft ze me het huis uitgeschopt. Toen heb ik nog even bij mijn schoonzus gewoond maar dat liep fout. Ze pingde me een keer ‘je bent niet langer welkom’, toen ben ik naar mijn moeder terug gegaan.’ Ondertussen is er een rechtszaak geweest over de vraag of de thuisomgeving voor Regina veilig genoeg is om in op te groeien. De kinderrechter vindt van niet en beslist middels een ‘machtiging gesloten jeugdzorg’ dat Regina gedwongen opgenomen moet worden in een instelling voor ‘jeugd zorgplus’. In zo’n instelling worden jongeren met ernstige gedragsproblemen behandeld in een gesloten omgeving. De uitdrukkelijke wens van zowel Regina als haar moeder is dat zij na afloop van de opname weer thuis kan gaan wonen. De gezinsvoogd ziet dat aanvankelijk niet zitten maar gaat na een paar weken toch overstag. In eerste instantie wordt gedacht aan een plek bij een instelling voor jeugdzorg en onderwijs in de regio. Op dat moment is er geen plek vrij. Regina komt op de wachtlijst van Jeugdzorg Nederland. Na enkele weken komt er een plek vrij bij een soortgelijke instelling, waar ook Jeugdzorgplus wordt aangeboden. Die instelling is weliswaar aan de andere kant van het land; ze hebben wel de behandel-, woon- en onderwijsfaciliteiten die Regina volgens de rechter nodig heeft. De gezinsvoogd is akkoord en Regina gaat voor een halfjaar naar de instelling.
www.voordejeugd.nl
Eén kind, één plan Aangekomen op de instelling maakt Regina kennis met de belangrijkste mensen die bij haar behandelplan zijn betrokken: de behandelcoördinator, de trajectbegeleider, de systeembegeleider en de pedagogisch medewerker die haar mentor wordt: Susan. In feite wordt rond Regina een heel team van professionals gecreëerd. ‘Eén kind, één plan’ heet die aanpak binnen de sector. De behandelcoördinator heeft de regie over Regina’s behandeling en stemt alle zaken die hierin spelen af met Regina, haar moeder, de gezinsvoogd en de hulpverleners van de instelling. De trajectbegeleider legt na aanvang van haar plaatsing contact met een aantal mensen uit haar directe omgeving: het gezin waar ze in is opgegroeid, docenten van haar school, de wijkagent in haar buurt et cetera. Door met hen te spreken probeert de trajectbegeleider een inschatting te maken van de mogelijkheden en de risico’s. Op basis hiervan wordt een verlofplan gemaakt waarin staat omschreven hoe vaak en onder welke voorwaarden Regina op verlof naar huis mag. De systeembegeleider gaat met de bevindingen van de trajectbegeleider concreet en oplossingsgericht aan de slag. Door middel van intensieve gesprekken met Regina en haar moeder tracht de systeembegeleider hen bewust te maken van hun gedrag, houding en verwachtingen naar elkaar en daar met behulp van diverse methodieken positieve veranderingen in aan te brengen. Er wordt bewust naar een situatie toegewerkt die veilig genoeg is om Regina weer thuis te laten wonen. Tenslotte is daar Regina’s mentor, Susan. Zij stelt alles in het werk om haar een zo veilig en stabiel mogelijke omgeving te bieden op de leefgroep waar ze gaat wonen. Ze begeleidt haar in de pedagogische aspecten van het behandelplan en gaat daarbij in op vragen als: hoe ziet ze zichzelf en de wereld, hoe gaat ze met andere mensen om, wat wil en kan ze hierin veranderen? Verder is Susan, samen met 7 andere pedagogisch medewerkers, verantwoordelijk voor het praktisch reilen en zeilen van de leefgroep.
Geen sloten, wel beperkende maatregelen en structuur De eerste 8 maanden woont Regina op een gesloten leefgroep, met 9 andere meiden die allemaal in meer of mindere mate oppositioneel en antisociaal gedrag laten zien. Eenmaal op de groep blijkt de term ‘gesloten’ mee te vallen – er is vrijwel geen slot te bekennen. Regina: ‘Ik was bang dat het een soort gevangenis zou zijn. Maar er zijn geen sloten op de deuren, je kunt gewoon in- en uitlopen,
‘Susan is streng maar ook aardig. Ze is eerlijk, vrolijk en ze kan goed luisteren, dat vind ik echt belangrijk.’ onze eigen kamers kunnen ook niet op slot. Er is wel een alarm, dus als we weg willen lopen dan horen ze het. Maar je wilt hier helemaal niet weglopen - we zitten midden in een bos, er is niks, alleen maar bomen, echt supersaai!’ Op de afdeling zijn, in geval van nood, allerlei vrijheid beperkende maatregelen van toepassing. Onder strikte voorwaarden en volgens duidelijk omschreven protocollen mogen jongeren er door de leiding bijvoorbeeld gefouilleerd, vastgepakt, afgezonderd, overgeplaatst of medisch behandeld worden. Bij incidenten wordt zowel het voorval als de beperkende maatregel nauwkeurig geregistreerd.
De pedagogische aanpak op de gesloten groep kenmerkt zich door het aanbrengen van veel structuur. Er wordt gewerkt met een gefaseerd programma, waarin de meiden steeds een fase verder komen naarmate ze zich beter gedragen. ‘Je begint met fase 1. Dat betekent: mond houden, dan mag je echt helemaal niks, je moet de hele tijd doen wat de leiding zegt. En er is een heel strakke planning: dan opstaan, dan naar school, zo laat eten, zo laat slapen, de hele dag is gepland. Fase 2 is al iets beter, dan mag er meer, je mag bijvoorbeeld een mobiel hebben maar hem niet altijd gebruiken. Het is super streng allemaal maar voor mij is dat wel goed. Als dingen de hele tijd veranderen dan raak ik gestrest en dan ben ik niet echt aardig meer. Een van mijn leerdoelen is ‘beter leren omgaan met verandering’, daar moet ik van Susan steeds aan werken. We hebben allemaal een leerkaart, daarop schrijven we onze leerdoelen en hoe ver we daar mee zijn.’ Regina en Susan bespreken haar vorderingen regelmatig. Susan vraagt dan hoe het gaat, wat ze de afgelopen tijd gedaan heeft, wat daarin goed ging en wat niet, hoe ze dingen eventueel anders had kunnen aanpakken en waar ze in de komende tijd aan wil werken. Als Regina ergens tegenop ziet, bijvoorbeeld een presentatie op school, dan helpt Susan haar met de voorbereiding. Ze kijkt daarin vooral wat maakt dat Regina er tegenop ziet en hoe ze dat kan doorbreken. Regina is tevreden over haar mentor: ‘Susan is streng maar ook aardig. Ze is eerlijk, vrolijk en ze kan goed luisteren, dat vind ik echt belangrijk.’
JeugdzorgPlus
3
Van gesloten naar ‘open intensief’
De toekomst
Regina doet het op de gesloten leefgroep zo goed dat ze alle fases in relatief korte tijd doorloopt. In de halfjaarlijkse bespreking van het behandelplan wordt besloten dat ze overgeplaatst kan worden naar een open leefgroep. De rechter schorst de gesloten machtiging en Regina verhuist binnen de instelling naar de ‘open intensief’, waar ze nu een paar maanden woont. Open intensief zit tussen open en gesloten in, een tussenvorm die in het leven is geroepen voor jongeren bij wie de gesloten machtiging geschorst of verlopen is. Er is minder toezicht en structuur dan op de open groepen maar weer meer dan op de gesloten. Voor Regina, die zelf aangeeft moeite te hebben met verandering, blijkt de overgang best een uitdaging. ‘Ik moest echt wennen aan de nieuwe groep, de hele sfeer was anders. En de leiders doen hier heel anders tegen je dan op de gesloten groep. Het is hier veel vrijer, eigenlijk mag je bijna alles. Er zijn minder regels, ze vertellen je haast niet wat je moet doen. Ik haat dat, het is allemaal heel onduidelijk, ik leer zo helemaal niks. Gelukkig is Susan ook hier mijn mentor, die is vlak voor mij van de gesloten naar de open gegaan, die kan me af en toe helpen.’
Over een maand is de volgende behandelplanbespreking, voor Regina een moment waar ze naar uitkijkt omdat ze dan misschien hoort of en wanneer ze weer naar huis kan. ‘Ik weet zelfs precies de datum en de tijd van het gesprek, die zitten de hele tijd in mijn hoofd. Ik hoop écht dat ik weer thuis kan wonen. Mijn moeder en ik moeten beter leren praten, ook als we boos zijn. Als ze denken dat we dat kunnen, dan mag ik hier waarschijnlijk weg.’ Regina heeft dit echter niet als enige in de hand, het hangt ook van haar moeder af. Als zij openstaat voor intensieve thuisbegeleiding, waarbij ze onder andere ondersteuning krijgt bij financiële en administratieve zaken, dan kan het lukken. Ook Regina zelf zal, als ze eenmaal thuisgeplaatst is, begeleiding krijgen totdat Bureau Jeugdzorg de gezins situatie veilig genoeg acht. Vooralsnog wordt gedacht aan Multi-Dimensionele Familie Therapie (MDFT), een behandelprogramma waarin niet alleen veel aandacht is voor de jongere zelf maar ook voor de omgeving: het gezin, vrienden, school, werk en vrijetijdsbesteding.
Susan geeft haar in de groep bewust veel verantwoordelijkheid en werkt daarmee alvast aan Regina’s mogelijke thuisplaatsing. Met een alleenstaande moeder en twee kleine zusjes thuis zal er straks best wat van haar verlangd worden. ‘Mijn zusje van 13 begint nu ook brutaal te worden, ze gaat een beetje dezelfde kant op als ik. Dat is niet goed voor haar, dus ik ben haar nu aan het bang maken over hoe het hier is, dan doe ik net alsof ze je hier slaan en zo. Ik zeg steeds dat ze heel goed haar best moet doen.’
4
JeugdzorgPlus
Als ze weer thuis is, verwacht ze eerst een bijbaantje te gaan zoeken. ‘Iets in een supermarkt of zo, je moet toch geld hebben.’ Na haar middelbare school wil ze verder leren. Ze denkt aan een MBO opleiding tot verkoopmedewerkster, al is ze daar niet zeker over. ‘Mijn nicht werkt als groepsbegeleider met tienermoeders, dat lijkt me ook heel leuk. Dus nu weet ik het even niet meer. Ik zal het er maar weer eens met Susan over hebben’.
Susan, pedagogisch medewerker ‘Het mooie aan Regina is haar eerlijkheid: ze spiegelt je precies wat je zelf doet. Ze blijft er natuurlijk wel eens te lang in hangen en de manier waarop ze het doet daar heeft ze zeker nog dingen in te leren, maar de inhoud is altijd OK. Haar toekomst, dat wordt spannend. Het is een meisje met heel veel mogelijkheden en kwaliteiten. Ze is bijvoorbeeld lief en zorgzaam naar kinderen toe, ik denk dat het een dijk van een kraamverzorgster zou kunnen zijn.’
Groei Susan werkt inmiddels een jaar of vier als pedagogisch medewerker, de eerste tijd op een gesloten leefgroep en de laatste maanden op de ‘open intensief’. In de anderhalf jaar dat ze Regina’s mentor is, heeft ze haar behoorlijk zien groeien. ‘Zowel thuis als in het begin op de groepen had Regina het best zwaar. Ondanks alles heeft ze de afgelopen maanden veel geleerd: zelf initiatief nemen, zelf dingen plannen en organiseren, beter communiceren… ik zie echt dat ze dingen begint op te pakken. Voor haar thuissituatie is dat wel passend want als ze straks weer naar huis mag dan gaat ze flink wat verantwoordelijkheid krijgen, het is goed dat ze daar alvast mee geconfronteerd wordt. De communicatie met haar moeder was slecht, ze praatte niet als ze zich slecht of onbegrepen voelde en liet dan vooral boosheid en zelfbepalend gedrag zien. Vanaf het moment dat ze op de gesloten groep is binnengekomen zijn we daar met haar aan gaan werken en dat gaat steeds beter. Regina is een meisje dat erg internaliseert, ze betrekt veel op zichzelf. In gesprekken focus ik daarop, ik probeer dan met haar te checken: wat gebeurt er in jouw beleving en wat gebeurt er in de realiteit? Dat zijn vaak gesprekken over hele gewone dingen, bijvoorbeeld over wat er hier op de groep gebeurt of op school. Er is Regina ook therapie aangeboden, die heeft ze een tijd lang uitgeprobeerd maar ze heeft zelf besloten te stoppen. Als dat niet is wat ze wil, dan gaan we het niet opleggen. Voor therapie moet ze gemotiveerd zijn, anders heeft het geen zin.’
Weinig vertrouwen in hulpverlening Susan heeft wekelijks contact met Regina’s moeder en werkt dan aan de communicatie tussen haar en haar dochter. Op bepaalde momenten in het traject zijn ook de traject begeleider en de systeembegeleider mee op bezoek geweest. En als Regina straks weer thuis gaat wonen is het de bedoeling dat het gezin intensieve thuisbegeleiding krijgt. ‘Dat is allemaal best lastig, het gezin is erg gesloten en heeft weinig vertrouwen in de hulpverlening. Je hangt je
vuile was niet buiten, dat is een beetje de gezinscultuur. Moeder vindt het heel erg dat bepaalde dingen die thuis spelen met anderen worden besproken, dat hoort niet, vindt ze. Ze werkt mee maar niet echt voor haar plezier, vooral omdat ze de druk voelt. Ze beseft dat, als ze haar best doet, haar kind straks weer naar huis kan. Stapje voor stapje zit er verbetering in.’
Open intensief De instelling waar Susan werkt is een zogenaamde driemilieus voorziening waarin jongeren uit heel Nederland kunnen wonen, naar school kunnen en therapie kunnen volgen. Op haar locatie waren tot voor kort alleen open en gesloten leefgroepen. Onlangs is de open intensieve groep in het leven geroepen, een leefvorm tussen open en gesloten in. Susan is er blij mee: ‘Met een gesloten machtiging van de rechter mag je alleen op een gesloten leefgroep wonen. Er is vaak sprake van wegloopproblematiek en zelfbepalend gedrag; in de eerste periode ben je daar dus veel binnen en er is een strak regime. Als de gesloten machtiging er af gehaald wordt stromen de meiden door. Een aantal kan gelijk door naar een open groep, bij ons of in hun eigen regio, maar voor sommigen gaat dat niet werken. Gelukkig is de open intensief in het leven geroepen, een aantal meiden van de gesloten groepen stromen daar naar toe. Dat betekent vaak dat ze wat meer tijd en begeleiding nodig hebben, maar vooral ook dat er geen plek in de regio aanwezig is waar ze naar toe kunnen omdat wordt ingeschat dat de problematiek eigenlijk nog te heftig is voor een open groep.’
Professionalisering ‘Ik vind dat de jeugdzorg de afgelopen jaren professioneler is geworden. De vrijblijvendheid is er af. We hanteren protocollen, we registreren incidenten beter, we schrijven JeugdzorgPlus
5
Vraagtekens bij opnameplicht uren, er zijn richtlijnen voor cliëntbesprekingen, het is allemaal wat zakelijker, dat is deels wel goed. De andere kant van de medaille is dat al deze dingen veel papierwerk met zich meebrengen waardoor je niet altijd aan het echte werk toekomt. Hier op de instelling wordt veel gedaan aan scholing en training van het personeel, we werken met sociale competentie modellen, dat vind ik heel goed.’
Trajectregisseurs ‘Iets anders waar ik het erg mee eens ben: de trajectregisseurs die er op de instelling gekomen zijn. Dat zijn mensen die contact houden met andere instellingen in het land, ze houden onder andere de doorstroom en de wachtlijsten in de gaten. Een regisseur heeft weinig tot geen contact met de kinderen maar is op de achtergrond toch intensief bij het dossier betrokken. Alles wat de regisseur doet is gericht op het bevorderen van de doorstroming. Er wordt dan gekeken: wat is de bedoeling met deze jongere, welk traject gaat hij of zij lopen, welk contact is er met andere instellingen? Ze weten hoeveel kinderen waar aangemeld staan en zijn goed op de hoogte van de verschuivingen binnen de organisaties. Dus als er ergens een jongere tussen uit valt omdat het traject bijvoorbeeld niet haalbaar blijkt, dan kan er snel een andere geplaatst worden. Zo worden de wachtlijsten korter en verspil je geen tijd.’
‘In de jeugdzorg hebben de mond vol over ‘zorg op maat’. In de dagelijkse praktijk blijkt dat een heel lastig verhaal. Als instelling heb je namelijk ook een opnameplicht. Dat houdt soms in dat je een kind moet opnemen terwijl je op basis van het dossier en de overdrachten weet dat je niet de faciliteiten in huis hebt. Plaatsen in leef- of gezinsgroepen zijn eigenlijk nooit ‘op maat’, er is toch een bepaald aanbod per organisatie. Wij spreken op onze instelling bijvoorbeeld over ‘gesloten’ maar we hebben de deuren open, dat is bij ons beleid. Als de psychiatrische problematiek bij een jongere te groot is dan is het dus eigenlijk niet haalbaar om hem bij ons te plaatsen, met zo’n opendeurenbeleid is de groep is daarvoor te groot, dat kunnen die kinderen niet aan. Een enkele keer komt het voor dat jongeren die eigenlijk doorgeplaatst moeten worden, omdat wij er door te zware gedragsproblematiek niets mee kunnen, toch blijven zitten waar ze zitten. De groep lijdt er onder, het is voor de jongere zelf niet goed, voor de leiding niet – maar het bed moet gevuld blijven omdat we met z’n allen te bang zijn voor negatieve uitplaatsing. Daar zouden we wat aan moeten doen.’
Financiële regelgeving te strak ‘Als hulpverlener vind ik dat we veel flexibeler om moeten kunnen gaan met geldstromen binnen de organisatie. Het komt nu nog voor dat jongeren van de groep af moeten omdat ‘het potje van de provincie op is’, dan worden jongeren dus de dupe van administratieve regelgeving, dat moet echt niet kunnen. Een ander voorbeeld is de reiskostenvergoeding voor het verlof. De jongeren hebben recht op één maal verlof per maand maar voor sommigen is dat echt te weinig om vooruitgang te blijven boeken. Het gaat uiteindelijk om de jongeren, dus dan moet je als hulpverlener binnen de organisatie op zoek naar een potje om die reiskosten te betalen. Je moest eens weten hoeveel tijd dat kost en hoeveel regels je daar voor moet overtreden. Echt een kwestie van verkeerde prioriteitstelling.’
De serie kindportretten is geïnspireerd op en deels ontleend aan het boekje ‘9 portretten bij de transitie jeugdzorg’ dat de gemeente Haarlem begin dit jaar heeft gepubliceerd.
6
JeugdzorgPlus