Reduceren van Agressie na Uitsluiting Onderzoek naar het effect van agressiereducerende interventies na uitsluiting
Pedro Marques Masterscriptie, s502344 Universiteit van Tilburg Faculteit Geesteswetenschappen Opleiding: Master BDM Maart 2012 Begeleidster: Dr. J. Schaafsma
Abstract Uit vele onderzoeken is bekend dat uitsluiting en afwijzing gevoelens zoals pijn en agressie kunnen veroorzaken. Als mensen hebben we allemaal wel eens deze negatieve gevoelens ervaren en het zou goed zijn als we wat aan die gevoelens zouden kunnen doen. In dit onderzoek is onderzocht of twee typen interventies agressie direct na uitsluiting konden reduceren. In een eerste type interventie (self-affirmation interventie) werden mensen bewust gemaakt van hun persoonlijke kwaliteiten zodat hun zelfbeeld intact blijft of wordt hersteld. In een tweede type interventie (self-compassion interventie) werd geprobeerd er voor te zorgen dat mensen vriendelijker zijn tegen zichzelf en compassie hebben met zichzelf. Aan het onderzoek namen 89 proefpersonen deel. Het onderzoek laat zien dat de agressie interventies wel hebben gewerkt maar geen effect hebben op de mate van agressie direct na uitsluiting. Uitgesloten worden heeft mogelijk direct na uitsluiting nog een te grote invloed op een persoon zodat een agressiereducerende interventie geen effect heeft. Dit onderzoek zet de eerste verkennende stappen in een nog relatief onbekend gebied van agressie na uitsluiting reducerende interventies.
1
"Human beings, who are almost unique in having the ability to learn from the experience of others, are also remarkable for their apparent disinclination to do so."
- Douglas Adams
2
Inleiding In het leven zijn persoonlijke relaties essentieel, zij het met familie, vrienden, medewerkers of zelfs wildvreemden. Zonder deze relaties zouden mensen zich eenzaam voelen en er zijn maar weinigen die daar goed mee om kunnen gaan. De wil om er bij te horen is volgens Baumeister en Leary (1995) een fundamentele menselijk motivatie. Wanneer we ergens geen onderdeel (meer) van mogen zijn terwijl we daar wel bij willen horen, dan ervaren we dat als onaangenaam. Uitsluiting of afwijzing wordt door niemand als leuk of plezierig ervaren en kan serieuze gevolgen hebben. Volgens Eisenberger, Liebermann en Williams (2003) kunnen mensen bij uitsluiting zelfs fysieke pijn ervaren. MacDonald en Leary (2005) noemen deze pijn 'sociale pijn' en het wordt volgens hen veroorzaakt door psychologische en fysiologische systemen die te vergelijken zijn met systemen die fysieke pijn veroorzaken. Uitsluiting doet zeer, en uit eigen ervaring weten we dat we daar boos om kunnen worden. We zijn allemaal wel eens boos geweest om uitsluiting, of hebben anderen hierom boos zien worden. Reacties op uitsluiting variëren van een licht ongenoegen tot agressieve gevoelens en intenties. De relatie tussen uitsluiting en agressie is volgens Leary, Twenge en Quinlivan (2006) al bewezen door talloze uitgebreide onderzoeken, en de consequenties hiervan zijn zichtbaar in de wereld om ons heen. Volgens Williams (2007) vinden grote schietpartijen in scholen en andere publieke domeinen steeds vaker plaats, niet alleen in de Verenigde Staten maar ook in een groeiend aantal andere landen. De redenen voor deze toename in geweld zijn niet helemaal duidelijke maar volgens Twenge (2000) bestaat er een link tussen dit soort geweldsincidenten en toenemend sociaal isolement. Leary, Kowalski en Phillips (2003) hebben 15 schietpartijen die plaats hebben gevonden op scholen na 1995 in de Verenigde Staten geanalyseerd. Zij suggereren dat constante sociale afwijzing in de vorm van uitsluiting, pesten en romantische afwijzing een grote bijdrage heeft gehad in 87% van de gevallen. Ondanks dat dit relatief zeldzame gevallen van agressie zijn is het beter om te
3
voorkomen dan te genezen. Ook bij meer algemene vormen van agressief en asociaal gedrag bij uitsluiting kan men baat hebben bij technieken die agressie bij uitsluiting kunnen voorkomen of verminderen. Bestaan er interventies die dit in een kort tijdsbestek teweeg kunnen brengen? In dit onderzoek vergelijken we twee verschillende typen agressiereducerende interventie strategieën en willen we te weten komen of deze methodes effectief zijn. Onderzoek naar agressie reducerende interventies is schaars maar niet nieuw. In het onderzoek van Thomaes, Bushman, Castro, Cohen en Denissen (2009) hebben onderzoekers aangetoond dat narcistische agressie bij jonge adolescenten gereduceerd kan worden door middel van een schrijftaak waarin ze schrijven over persoonlijke kwaliteiten die belangrijk voor hen zijn. Over een periode van een schoolweek waren er vergeleken met de controle conditie minder agressie-incidenten bij deelnemers die de self-affirmation schrijftaak hadden gemaakt. In het onderzoek van Thomaes en collega's zijn de effecten van een self-affirmation interventie over een periode van vijf dagen gemeten. Het is echter interessant om te weten komen of agressie interventies ook effect hebben direct na een bedreigende situatie. In dit onderzoek willen we daarom te weten komen of dergelijke interventies ook direct na de uitsluiting effect hebben. De agressiereducerende interventies die gebruikt zullen worden in dit onderzoek zijn gericht op self-affirmation en self-compassion. Bij self-affirmation wordt door middel van zelfbevestiging iemands eigenwaarde verhoogd waardoor het zelfbeeld intact blijft. Bij self-compassion ziet men de eigen ervaring als onderdeel van een groter menselijke ervaring waardoor men minder hard is voor zichzelf en het zelfbeeld ongemoeid blijft. Er zal gekeken worden of deze interventies daadwerkelijk effect hebben zo kort na uitsluiting. De hoofdvraag in dit onderzoek is dan ook: kunnen agressiereducerende interventies effect hebben direct na het uitsluitingmoment?
4
Uitsluiting en agressie Uitsluiting is nooit fijn en het is dan ook niet raar dat het agressie als gevolg kan hebben. Onderzoek van Twenge, Baumeister, DeWall, Ciarocco en Bartels (2007) laat zien dat de meeste mensen bij uitsluiting agressieve gevoelens zullen ervaren, wat volgens Leary et al. (2006) al door menig onderzoek is bewezen. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Buckley, Winkel en Leary (2004) waarin proefpersonen in tweetallen persoonlijke informatie met elkaar moesten uitwisselen. Men kon vervolgens aangeven in hoeverre men bereid was om met de ander samen te werken aan een taak. Op basis van nep feedback werd men daarna geaccepteerd of afgewezen. Proefpersonen die waren afgewezen rapporteerden meer gevoelens van boosheid, in vergelijking met de proefpersonen die een neutrale of positieve beoordeling hadden gehad. Vergelijkbare bevindingen zijn gevonden in onderzoeken waar men gebruikt heeft gemaakt van "Cyberball": in dit spel moeten proefpersonen een bal overgooien naar andere fictieve computer gestuurde proefpersonen. Dit spel kan zo ingesteld worden dat minimaal één of meer proefpersonen nooit de bal terug gooit. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Cheung en Choi (2000) waarin proefpersonen die de bal niet meer kregen van de anderen meer gevoelens van boosheid rapporteerden. Dit was ook het geval wanneer proefpersonen wisten dat ze tegen de computer speelden. Naast agressieve gevoelens kan uitsluiting ook agressief gedrag tot gevolg hebben. In een onderzoek van Twenge, Baumeister, Tice en Stucke (2001) werd in een serie van experimenten een causaal verband gevonden tussen uitsluiting en agressief gedrag. Nadat een groep van proefpersonen een kwartier met elkaar had gepraat mocht iedereen een keuze maken voor een favoriete samenwerkingspartner. Sommige proefpersonen kregen te horen dat niemand met hen wilde samenwerken terwijl iedereen wel met de anderen wilde samenwerken. Vervolgens speelde men herhaaldelijk een spelletje en diegene die won mocht de tegenstander naar een onaangenaam geluid laten luisteren, een gecontroleerde vorm van
5
agressief gedrag. Proefpersonen die waren uitgesloten waren significant agressiever ten opzichte van de tegenstander dan proefpersonen die niet waren uitgesloten, zelfs als de tegenstander de uitgesloten proefpersoon niets had misdaan en dus onschuldig was. In een onderzoek van Warburton, Williams en Cairns (2003) werden proefpersonen uitgesloten door middel van het spel "Cyberball" en daarnaast had men wel of geen controle over een onaangenaam geluid. Proefpersonen die geen controle hadden over het onaangename geluid waren agressiever dan proefpersonen die wel controle hadden over het onaangename geluid. Agressie verminderen door middel van self-affirmation Uitsluiting doet zeer en kan resulteren in agressieve gevoelens en gedrag. Uit ervaring weten we hoe moeilijk het kan zijn om onszelf in te houden wanneer er duidelijk wordt gemaakt dat we niet meer welkom zijn, of wanneer we niet eens de kans krijgen om er bij te horen. Maar waarom kunnen we agressief worden wanneer we worden uitgesloten? Volgens Leary, Terry, Allen en Tate (2009) wordt bij uitsluiting ons zelfbeeld bedreigd. Dit wordt in de literatuur ook wel een ego-threat genoemd. We proberen dan het zelfbeeld te beschermen door de bedreiging extern te attribueren. Dit houdt in dat we naar alternatieve redenen zoeken voor de bedreiging waarin we in mindere mate of zelfs helemaal niet verantwoordelijk zijn voor de bedreiging. Hoe geringer de mogelijkheid om een bedreiging extern te attribueren, des te groter is de kans op agressief gedrag. Als we uitgesloten worden en dit niet kunnen verklaren op basis van beperkingen van anderen of de context, dan zullen we de reden van uitsluiting dichter bij onszelf moeten zoeken. Hierdoor kan ons zelfbeeld worden aangetast, waardoor we ons ook agressief kunnen gaan gedragen. Wanneer ons zelfbeeld wordt bedreigd dan kunnen we daar op verschillende manieren mee omgaan. Eén manier is door de bedreiging te accepteren en eigen te maken (Sherman & Cohen, 2006). Dat houdt in dat we de negatieve informatie niet proberen te negeren maar het accepteren en er wat mee doen, wat kan leiden tot veranderingen in zowel ons gedrag als
6
opvattingen. Hoe dichter bij belangrijke onderdelen van onze identiteit, des te moeilijker het echter zal zijn door het proces van zelfbeeld bescherming om bedreigende informatie te accepteren. Een andere mogelijkheid is om bedreigingen ongedaan te maken door ze te verwerpen of te ontkennen. Dit wordt door Sherman en Cohen (2002) 'defensive biases' genoemd. Deze methode kan het zelfbeeld herstellen maar de kans is kleiner dat iemand dan iets leert van de bedreigende informatie. Bijvoorbeeld wanneer iemand weigert te stoppen met roken ondanks het risico op kanker. Maar ons zelfbeeld kan ook nog op een andere manier beschermd worden, zonder te focussen op de bedreiging. Wanneer we ons wel eens slecht hebben gevoeld vanwege het falen- of ontbreken van bepaalde kwaliteiten, hebben we allemaal wel eens iets gehoord in de trend van "maak je niet druk, je hebt ook nog andere kwaliteiten waar je wél goed in bent". Hierdoor letten we minder op wat we niet kunnen en in plaats daarvan vestigen we onze aandacht op wat we wel kunnen. Vervolgens voelen we ons meestal al een stuk beter. Een self-affirmation interventie werkt op een soortgelijke manier. Bij self-affirmation speelt zelfbevestiging een grote rol en het idee is als eerste voorgedragen door Steele (1988). Volgens Sherman en Cohen (2006) kan men door middel van self-affirmation het zelfbeeld beschermen. Daarnaast is men door self-affirmation beter in staat om het gedrag aan te passen. Mensen zijn beter in staat om op bedreigingen te reageren nadat men eerst bewust is gemaakt van andere positieve kwaliteiten. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Leary, Tate, Adams, Allen en Hancock (2007) waarin proefpersonen minder agressie rapporteren na een negatieve gebeurtenis, wanneer ze hadden geschreven over alternatieve persoonlijke kwaliteiten. Andere belangrijke aspecten van iemands leven, die niet gerelateerd zijn aan de bedreiging worden dan bevestigd. Door niet meteen te focussen op de bedreigende situatie heeft men volgens Sherman en Cohen (2006) de kans om op andere persoonlijke domeinen van het zelfbeeld te focussen. Hierdoor is iemands eigenwaarde niet afhankelijk van deze
7
situatie waardoor men minder de neiging heeft om bedreigende informatie te verdraaien. Men kan dan op een open en evenwichtige manier reageren op de bedreigende informatie waardoor het zelfbeeld intact blijft. Onderzoek laat zien dat het mogelijk is om agressie te reduceren door het zelfbeeld te beschermen middels een self-affirmation interventie. In een onderzoek van Thomaes et al. (2009) naar agressief gedrag bij kinderen van twaalf tot vijftien jaar heeft men getracht om agressie te verminderen door middel van een self-affirmation schrijftaak. Deze leeftijdsgroep was interessant omdat jonge adolescenten vaker bedreigingen van het zelfbeeld (ego-threats) ervaren dan jongere kinderen en ouderen. Daarnaast hebben zelfbeeld bedreigingen in deze leeftijdscategorie meer effect omdat men vanaf deze leeftijd in staat is om zichzelf negatief te evalueren. Daarnaast vertonen jonge adolescenten vaker agressief gedrag. Ook begint men rond deze leeftijd een eigen zelfbeeld te ontwikkelen maar is het nog niet diepgeworteld en onveranderbaar. In het onderzoek kwam men tot de conclusie dat self-affirmation narcistische agressie verminderde bij jonge adolescenten, en dit alleen al na een korte self-affirmation schrijftaak. De schrijftaal zorgde er voor dat narcisten zich niet agressief gedroegen wanneer hun zelfbeeld werd bedreigd. Dit effect duurde ongeveer een week, 400 keer de lengte van de self-affirmation interventie. Een belangrijk gegeven hier is dat self-affirmation niet iemands eigenwaarde verhoogt. Door het besef van andere persoonlijke kwaliteiten te activeren reageert men minder agressief op zelfbeeld bedreigingen en daarom misschien ook op uitsluiting. Self-affirmation heeft als interventie een positief effect op narcistische agressie en in dit onderzoek wordt gekeken of het ook een agressie reducerend effect heeft bij mensen met een normaal en laag zelfbeeld. Agressie verminderen door middel van self-compassion In onze huidige westerse samenleving wordt er elke dag beroep gedaan op het individu om uiteenlopende redenen. Men vraagt naar de inhoud van onze portemonnee door ons eraan
8
te herinneren hoe speciaal en belangrijk we zijn. Jij bent speciaal, net iets meer dan de ander en je verdient het. Daarnaast mag er niet gefaald worden, zelfs niet door kinderen. Ook zij zijn voortaan onderhevig aan de prestatiedrang en mogen niet te horen krijgen dat ze ergens niet goed in zijn, of niet bijzonder zijn. Dit is vooral in de Verenigde Staten het geval waar zelfs de jongste verliezers te horen krijgen: "you were the last winner". In onze maatschappij zijn wij allemaal bijzonder en dat zelfbeeld mag niet gekrenkt worden. Door middel van constante eigenwaarde verhogende impulsen moet dat zelfbeeld beschermd worden, maar of we daar gelukkiger van worden is nog maar de vraag. Volgens Neff (2003b) ligt de focus al te lang op het verhogen van eigenwaarde en zou een andere kijk op het zelfbeeld zoals self-compassion een positief alternatief zijn. Waar eigenwaarde wordt geassocieerd met positieve gevoelens ten opzichte van onszelf en het geloof dat we door anderen gewaardeerd worden (Leary & MacDonald, 2003), is self-compassion gericht op zorg voor het individu (Neff, 2003b). Recent is gesuggereerd dat self-compassion mensen zou kunnen beschermen tegen negatieve gebeurtenissen (Neff, 2003b; Neff, Kirkpatrick & Rude. 2007; Neff & Vonk, 2009). Is selfcompassion mogelijk een goed alternatief voor eigenwaarde en kan een self-compassion interventie agressie reduceren? Volgens Neff (2003b) zijn bij self-compassion de volgende drie onderdelen van belang. Ten eerste gaat het om 'self-kindness' waarin het verstrekken van vriendelijkheid en begrip ten opzichte van onszelf centraal staat in plaats van harde oordelen en zelfkritiek. Ten tweede speelt 'common humanity' een rol. Dit houdt in dat onze ervaringen gezien moeten worden als een onderdeel van een grotere collectieve menselijke ervaring, in tegenstelling tot het apart en geïsoleerd bekijken van deze ervaring. Ten slotte gaat het bij self-compassion om 'mindfulness' waarbij we een plek moeten vinden voor onze pijnlijke gedachten en gevoelens zonder dat we ons er teveel mee identificeren. Personen met een hoge mate van selfcompassion zijn zich bewust van hun problemen, zwakheden en tekortkomingen maar
9
reageren daarop met vriendelijkheid en compassie in plaats van met zelfkritiek en persoonlijke beoordeling. Mensen die worden uitgesloten zouden mogelijk door middel van een self-compassion interventie beter in staat kunnen zijn daarmee om te gaan door het te zien als een normaal onderdeel van het leven. Mensen met hoge self-compassion hebben over het algemeen ook hoge eigenwaarde (Neff, 2003b). Dit komt door de positieve gevoelens die worden veroorzaakt wanneer men vriendelijk is tegen zichzelf in plaats van kritisch. Deze positieve gevoelens ten opzichte van onszelf worden echter niet gekenmerkt door narcisme of een opgeblazen zelfbeeld, wat typisch is voor mensen met hoge eigenwaarde. Hierdoor correleert self-compassion negatief met narcisme terwijl het positief correleert met eigenwaarde. Dankzij self-compassion kunnen we volgens Neff en Vonk (2009) de positieve emoties ervaren die normaal worden geassocieerd met eigenwaarde, maar dan zonder de negatieve kanten. Hun onderzoek laat zien dat mensen met hoge self-compassion stabielere gevoelens van eigenwaarde hebben die minder afhankelijk zijn van de uitkomst in bedreigende situaties. Ondanks de gelijkenissen verschillen self-compassion en eigenwaarde volgens Neff en Vonk (2009) fundamenteel van elkaar door het ontbreken van zelfevaluatie en zelfvergelijking bij self-compassion. Hierdoor zal iemand niet proberen het zelfbeeld te beschermen waardoor het intact blijft. Uit het onderzoek van Leary et al. (2007) is al gebleken dat het verdedigen van het zelfbeeld agressie kan veroorzaken en het uitblijven hiervan zou agressief gedrag kunnen voorkomen. Hierdoor zou een self-compassion interventie agressie bij uitsluiting kunnen bufferen. In het onderzoek van Leary et al. (2007) hebben de onderzoekers een self-compassion interventie toegepast bij proefpersonen nadat ze eerst moesten nadenken over een negatieve gebeurtenis uit het verleden. Vervolgens moesten proefpersonen een self-compassion schrijftaak uitvoeren waarin ze schreven over diezelfde negatieve gebeurtenis. Resultaten uit het onderzoek laten zien dat de self-compassion interventie succesvol was en dat
10
proefpersonen minder negatieve gevoelens rapporteerden dan in de eigenwaarde conditie. Daarnaast dachten proefpersonen in de self-compassion conditie vergeleken met de eigenwaarde conditie vaker dat ze gelijk waren aan andere mensen. Dit werd veroorzaakt door de focus op de algemene menselijke ervaring bij self-compassion. Proefpersonen in de selfcompassion conditie vonden dat hun persoonlijkheid een grotere rol speelde in de negatieve gebeurtenis dan proefpersonen uit de eigenwaarde conditie. Leary en collega's concluderen dat mensen na een self-compassion interventie beter in staat zijn om na te denken over de negatieve gebeurtenis in relatie tot henzelf. Daarnaast concluderen ze dat mensen met hoge self-compassion vaker verantwoording nemen voor hun daden, ervaren ze minder negatieve gevoelens na bedreigende situaties en zullen ze minder vaak blijven hangen met negatieve gedachtes. Een self-compassion interventie heeft ook als voordeel dat mensen niet na hoeven te denken over de uitsluiting met betrekking tot het zelfbeeld. Dit is wel het geval bij een bedreiging van eigenwaarde met eventueel agressief gedrag als gevolg (Leary et al., 2007). Verwachtingen Verschillende onderzoeken zoals die van Thomaes (2009) en Leary et al. (2007) hebben aangetoond dat een self-affirmation interventie agressie kan reduceren. We verwachten dan ook dat self-affirmation een effect zal hebben als agressie reducerende interventie na uitsluiting. Het resultaat van een self-compassion interventie is lastig te voorspellen aangezien alleen het onderzoek van Leary et al. (2007) als referentie gebruikt kan worden. Zowel self-affirmation als self-compassion hebben de potentie om agressie bij uitsluiting te verminderen, maar welke van de twee interventies is het meest effectief? Het positieve effect van een self-affirmation interventie is al meerdere malen bewezen (Sherman & Cohen, 2006). Het probleem is echter dat het daar weer draait om eigenwaarde, en dat in een tijd waar er steeds meer twijfel bestaat over het constant focussen op de kwaliteiten van het individu. Self-compassion daarentegen benadert de stabiliteit van het individu op een
11
alternatieve manier en verschillende onderzoeken bevestigen de agressiereducerende effecten hiervan (Neff & Vonk, 2009; Leary et al., 2007). Het beschermen van het zelfbeeld staat niet meer centraal, maar in plaats daarvan het accepteren van onze gebreken en falen. Het leven moet gezien worden als een grote collectieve menselijke ervaring. De kracht van selfcompassion als interventie is gebaseerd op het feit dat het niet afhankelijk is van iemands eigenwaarde. Men probeert zichzelf niet meer in te dekken en te verklaren waardoor het zelfbeeld met rust wordt gelaten. Hierdoor zullen agressieve reacties uitblijven. Het succes van beide interventies om agressie te verminderen na uitsluiting kan echter ook afhankelijk zijn van iemands persoonlijkheid. De mate van eigenwaarde bij personen zal mogelijk invloed hebben op het resultaat van de self-affirmation interventie. Voor lange tijd dacht men dat lage eigenwaarde agressie veroorzaakte in tegenstelling tot hoge eigenwaarde (Thomaes & Bushman, z.j.). De beredenering hierachter was dat het hebben van lage eigenwaarde onaangenaam was en het hebben van hoge eigenwaarde juist prettig. In een literatuuronderzoek van Baumeister, Smart en Boden (1996) kwam men tot de conclusie dat er weinig bewijs is voor de link tussen lage eigenwaarde en agressie want het tegenover gestelde blijkt namelijk waar te zijn. Mensen met een opgeblazen zelfbeeld zijn agressiever, vooral in het geval van een bedreiging van het zelfbeeld. Steele, Spencer en Lynch (1993) en Sherman en Cohen (2006) gaven al aan dat mensen met hogere eigenwaarde meer middelen hebben die gebruikt kunnen worden bij self-affirmation en daardoor beter in staat zijn om het positief zelfbeeld te behouden. In het onderzoek van Steele en collega's waren mensen met hoge eigenwaarde minder geneigd om hun keuze met betrekking tot de kwaliteit van een muziek album te rationaliseren. Dit was vooral het geval wanneer men eerst een vragenlijst had ingevuld met betrekking tot eigenwaarde zoals die van Rosenberg (1965). De resultaten lieten zien dat mensen met hoge eigenwaarde zich meer bewust zijn van hun persoonlijke kwaliteiten wat zorgt voor een hogere mate van self-affirmation. Hierdoor wordt van mensen
12
met hoge eigenwaarde verwacht dat ze eerder zelf bevestigd zullen worden. Wat betreft de self-compassion interventie zullen mensen met hoge mate van selfcompassion mogelijk minder agressief zijn dan mensen met lage self-compassion. Dit blijkt onder meer uit het onderzoek van Leary et al. (2007) waarin self-compassion bij proefpersonen werd geïnduceerd door middel van een self-compassion interventie. Proefpersonen moesten eerst aan een negatieve gebeurtenis denken uit het verleden. Vervolgens schreef men in een schrijftaak over deze gebeurtenis op basis van drie selfcompassion items. Proefpersonen met hoge self-compassion waren beter in staat om een bedreigende situatie te relativeren. Dit was niet het geval bij mensen met lage self-compassion en verwacht wordt dat die personen afhankelijk zullen zijn van het succes van de selfcompassion interventie. Kort samengevat wordt verwacht dat een self-affirmation interventie een effect zal hebben op agressie na uitsluiting. Het effect van self-compassion als interventie is moeilijk te voorspellen aangezien er nog maar weinig onderzoek naar is gedaan. Het succes van de interventies om agressie te verminderen zal mogelijk ook afhankelijk zijn van iemands persoonlijkheid. Mensen met hoge eigenwaarde zullen wellicht minder agressief zijn na een self-affirmation interventie dan mensen met lage eigenwaarde. Daarnaast zullen mensen met hoge self-compassion waarschijnlijk minder agressief zijn na een self-compassion interventie terwijl mensen met lage self-compassion afhankelijk zullen zijn van het succes van deze interventie. Methode Proefpersonen en design Aan dit onderzoek hebben in totaal 89 proefpersonen deelgenomen. Alle proefpersonen hadden de Nederlandse nationaliteit. Hiervan waren er 19 mannen (21.3%) en 70 vrouwen (78.7%). De gemiddelde leeftijd van de groep was 22 jaar (SD = 5.46), waarvan
13
de jongste persoon 18 jaar oud was en de oudste 60 jaar. Wat betreft opleiding waren er 38 bachelor studenten (43.7%) en 51 pre-master studenten (57.3%). De opzet van het onderzoek bestond uit vier condities namelijk: self-affirmation, self-compassion, neutraal en controle. Het aantal proefpersonen per conditie was respectievelijk 22, 23, 22 en 22. Procedure Het onderzoek bestond uit twee onderdelen: een enquête deel en een experiment. Proefpersonen moesten eerst online een enquête invullen voordat men zich kon inschrijven voor het experiment. Deze enquête bestond uit vragen met betrekking tot persoonlijke gegevens, eigenwaarde en self-compassion. Vervolgens mocht men twee weken later participeren aan het experiment. Tijdens het experiment moesten proefpersonen het idee krijgen dat er nog twee andere proefpersonen aanwezig waren. Dit was belangrijk omdat men dan bij uitsluiting echt het idee zou hebben dat men persoonlijk niet gekozen was door iemand anders. De illusie van twee andere aanwezige proefpersonen werd gecreëerd door middel van twee filmpjes waarin een vrouwelijke en mannelijke acteur zichzelf voorstellen. Een proefpersoon kreeg beide filmpjes te zien, en in deze filmpjes hadden de acteurs een tekst ingesproken waarin ze zichzelf kort voorstellen en aangeven waarom ze gekozen zouden moeten worden voor samenwerking aan de taak. Een proefpersoon mocht nooit zelf kiezen met wie die zou willen samenwerken aangezien de keuze altijd terecht kwam bij één van de fictieve acteurs. In alle gevallen maakte de proefleider die keuze: wanneer de proefpersoon een meisje was dan mocht de 'jongen' een keuze maken, en vice versa wanneer de proefpersoon een jongen was. Hierdoor zou men in ieder geval niet het idee krijgen dat men gekozen was om sekse. Proefpersonen werden ontvangen in het laboratorium van het Dante gebouw van de Universiteit van Tilburg. Het onderzoek had als naam 'Schrijven & Samenwerking' en alle proefpersonen doorliepen dezelfde procedure. Eerstejaars en pre-master studenten
14
Communicatie en Informatiewetenschappen konden voor deelname aan het onderzoek een heel proefpersoonuur verdienen. Wanneer een proefpersoon aan de beurt was dan werd er aan de persoon gevraagd om nog even te wachten. Even later stelde de proefleider zich voor en mocht de proefpersoon het lab betreden. In het lab stonden vier geluidsdichte cabines waarvan er twee gesloten waren om zo de illusie van de aanwezigheid van andere proefpersonen te versterken. De proefpersoon werd bedankt voor diens komst en er volgde een korte inleidende uitleg over het onderzoek en de procedure. Aan de proefpersoon werd verteld dat het onderzoek ging over schrijven en samenwerking en of dat beter alleen of in samenwerkingsverband ging. Er werd gezegd dat er nog twee andere proefpersonen aanwezig waren en dat van alle drie de aanwezigen een filmpje gemaakt zou worden waarin men zichzelf kort introduceert. Vervolgens zou men van elkaar die filmpjes te zien krijgen en mag één van de proefpersonen op basis van een loting een keuze gaan maken voor een samenwerkingspartner. Er werd nog specifiek gezegd: dat betekend dat één van jullie straks de anderen mag gaan beoordelen en een keuze mag maken. De proefpersonen die uiteindelijk gingen samenwerken zouden dan door de experimentleider meegenomen worden naar een andere ruimte waarin men onder begeleiding van een collega rustig kon samenwerken. Uiteindelijk werd er nog gevraagd of alles duidelijk was en of er nog vragen waren. Als eerste moest de proefpersoon een geheimhoudingsverklaring en een informatie- en consentverklaring invullen. Er werd gezegd dat de proefleider pas over twee minuten terug zou zijn omdat die de opnames ging beginnen bij de anderen. Eenmaal terug kreeg de proefpersoon instructies met betrekking tot het introductiefilmpje. In de cabine lag al een blad met daarop een suggestie voor hoe men de videoboodschap moest inspreken, zie bijlage I. De boodschap moest eindigen met twee a drie redenen waarom de andere proefpersonen de betreffende persoon moesten kiezen. Een opname van vijftien tot twintig seconden was
15
voldoende, zolang het introductie verhaaltje maar voltooid was. Vervolgens kreeg de proefpersoon instructies over hoe die de opname kon starten en beëindigen. Uiteindelijk werd gezegd dat de proefleider pas over minimaal drie minuten terug was omdat die de opnames van de anderen ging overzetten op usb. Na drie minuten kwam de proefleider terug met een usb stick met daarop de opnames van de anderen. Daarnaast had de proefleider een oningevulde keuzeformulier voor samenwerkingspartner bij zich, zie bijlage II. Dat formulier werd ondertussen opzichtig voor de proefpersoon neergelegd. Dit was het formulier waarmee men afgewezen zou worden dus het was voor de geloofwaardigheid belangrijk dat men het een keer oningevuld te zien kreeg. De proefleider zette ondertussen het filmpje van de proefpersoon op de usb stick en vroeg aan de persoon om een getal onder de vier op een papiertje te noteren. Dit was voor de loting en op basis hiervan zou zogenaamd de proefpersoon gekozen worden die mocht gaan kiezen voor een samenwerkingspartner. Vervolgens kreeg men de filmpjes van de twee andere proefpersonen (acteurs) te zien. Eenmaal klaar vertelde de proefleider dat die nu het filmpje van de proefpersoon aan de anderen ging laten zien. Na drie minuten kwam de proefleider terug met de mededeling dat één van de andere proefpersonen op basis van de loting een keuze mag gaan maken en dat die op het moment diens keuze aan het uitschrijven is. De proefleider zou zo terug komen met het resultaat. Dat gebeurde na een minuut waarbij de proefpersoon een ingevulde versie van het samenwerking keuzeformulier voorgelegd kreeg waarin expliciet stond geschreven: "omdat ik denk dat jij het niet zo goed zal doen in deze opdracht". Er werd aan de proefpersoon medegedeeld dat deze niet uitgekozen was voor samenwerking en daarom alleen zou moeten gaan werken aan de schrijftaken. Men kreeg de betreffende taak voorgelegd en er werd gezegd dat men rustig de taak moest maken en dat men daarvoor de tijd mocht nemen. Daarnaast werd er gezegd dat de proefleider even weg zou zijn omdat die de proefpersonen die zouden gaan samenwerken moest begeleiden naar een andere ruimte.
16
Welke schrijftaak men kreeg voorgelegd was afhankelijk van de conditie. De condities self-affirmation (bijlage III), self-compassion (bijlage V) en neutraal (bijlage IV) hadden allemaal een eigen schrijftaak. Bij deze condities moest men na de schrijftaak ook een manipulatie check invullen, zie bijlage VI. Bij de controle conditie ontbrak een schrijftaak en de manipulatie check, en kon men meteen beginnen aan de woordaanvultaak. Deze werd gepresenteerd als enige schrijftaak. Bij de andere condities werd de woordaanvultaak gepresenteerd als tweede schrijftaak. Omdat er in de schrijftaak van de conditie selfcompassion werd verwezen naar het uitsluitingmoment konden proefpersonen eerder doorhebben dat de uitsluiting nep was en dat het allemaal vooropgezet was. Daarom werd er gezegd dat het thema van de schrijftaak afhankelijk was van de schrijfhand van de proefpersoon. In beide versies stond exact hetzelfde: het uitsluitingmoment was het thema om over te schrijven. Bij de woordaanvultaak werd er kort uitgelegd hoe die ingevuld moest worden, men kreeg daar vijf minuten voor. Als de proefpersoon klaar was kreeg die een emotie vragenlijst met betrekking tot de persoon die een samenwerkingspartner mocht kiezen, zie bijlage VII. Als laatste werd de proefpersoon nog gevraag of die wist waar het onderzoek over ging en was er een threat check (bijlage VIII) waarin de proefpersoon kon aangeven waarom die was uitgesloten. Als die eenmaal ingevuld was kreeg de proefpersoon te horen dat die klaar was en dat dit tevens het einde van het onderzoek was. Bij de controle conditie kreeg men nog te horen dat het normaal was dat men was uitgesloten, dat anderen dit ook overkwam en dat men zich daar niet druk over hoefde te maken. Als de proefpersoon nog vragen had dan konden die gesteld worden, zo niet dan was men klaar en mocht men de cabine verlaten. Het experiment duurde ongeveer 40 tot 50 minuten. Materiaal De self-affirmation schrijftaak is gebaseerd op de methode van Cohen, Aronson en Steele (2000) en wordt een 'value essay' genoemd. Hierin moeten proefpersonen een lijst van
17
elf persoonlijke waardes/kwaliteiten rangschikken van minst belangrijk naar meest belangrijk, maar in dit onderzoek hoefde men maar een top drie te kiezen. Daarna moet men drie of vier ervaringen voor de geest halen waarin de belangrijkste waarde/kwaliteit van belang was. Vervolgens moet men één van deze ervaringen kiezen en daarover gaan schrijven op basis van de volgende vijf items: wat was de aanleiding van de gebeurtenis, wie was er aanwezig, wat is er precies gebeurd, hoe voelde jij je toen en hoe gedroeg jij je toen. Volgens Sherman en Cohen (2006) zijn self-affirmation manipulaties vooral effectief wanneer ze niet ontkend worden en wanneer ze gerelateerd zijn aan kwesties die van groot persoonlijk belang zijn. Vandaar de keuze voor een value essay aangezien men zich-dan concentreert op diens belangrijkste persoonlijke kwaliteiten/waardes. Zie bijlage III voor de self-affirmation schrijftaak. Voor de self-compassion manipulatie is gebruik gemaakt van de methode uit het onderzoek van Leary et al. (2007), maar enigszins aangepast zodat het gebruikt kan worden in het experiment. In het onderzoek van Leary en collega's moesten proefpersonen aan een negatieve ervaring denken die men tijdens de middelbare school of daarna heeft mee gemaakt waarin men werd uitgesloten, vernederd of had gefaald. Vervolgens moest men op basis van die ervaring gaan schrijven. Dit deed men door middel van de drie self-compassion items. Aangezien participanten in dit onderzoek worden uitgesloten was het niet mogelijk om ze daarnaast nog aan een negatieve ervaring te laten denken. Dit omdat het anders niet meer duidelijk is door welke gebeurtenis in het onderzoek de negatieve gevoelens worden veroorzaakt. Daarom werd er in de self-compassion schrijftaak van dit onderzoek verwezen naar het moment van uitsluiting, de negatieve ervaring, als basis voor de drie items. In het eerste item moesten proefpersonen situaties beschrijven waarin ze soortgelijke ervaringen hadden meegemaakt. In het tweede item moesten proefpersonen een paragraaf schrijven waarin ze begrip, vriendelijkheid en bezorgdheid naar henzelf uitte zoals ze dat ook naar een
18
vriend of vriendin gedaan zouden hebben. In het derde item moesten proefpersonen hun gevoelens beschrijven met betrekking tot de ervaring op een objectieve en niet emotionele manier. De hele schrijftaak staat in bijlage V. In sommige gevallen kan alleen het schrijven al therapeutisch werken, vandaar dat er een neutrale schrijftaak nodig is om te bepalen of een effect wordt veroorzaakt door de manipulatie. Er is gebruik gemaakt van een neutrale schrijftaak op basis van de methode uit het onderzoek van Pennebaker, Kiecolt-Glaser en Glaser (1988). Participanten moesten de route die men normaal naar de universiteit nam in detail beschrijven (zie bijlage IV). Meetinstrumenten De online enquête was ontworpen om van tevoren eigenwaarde en self-compassion te meten bij proefpersonen. De self-compassion schaal (Neff, 2003b) werd samengesteld uit 24 items die de drie aspecten van self-compassion meten namelijk self-kindness, common humanity en mindful acceptance (bijlage X). De vragen konden beantwoord worden door middel van een 7-punts Likertschaal met links "zelden of nooit" en rechts "bijna altijd". De interne consistentie van de enquête is goed met een Cronbach's α van .80. Om eigenwaarde te meten is gebruik gemaakt Rosenberg's eigenwaarde schaal van 10 items (Rosenberg, 1965). De schaal meet globale eigenwaarde door middel van items zoals "over het algemeen ben ik tevreden met mezelf" en "soms voel ik me nutteloos". De vragen konden beantwoord worden met een 4-punts schaal met als antwoorden: helemaal akkoord, akkoord, niet akkoord, helemaal niet akkoord. De interne consistentie van de enquête is goed te noemen met een Cronbach's α van .87. Voor deze enquête zie bijlage XI. Om impliciete agressie te meten werd gebruik gemaakt van een woordaanvultaak. Het onderzoek draait om het verminderen van agressie bij uitsluiting en daarom is het belangrijk om onopvallend die agressie te meten. Bushman en Anderson (2002), Anderson, Carnegey en Eubanks (2003) en Anderson, Carnagey, Flanagan, Benjamin, Eubanks en Valentine (2004)
19
gebruikten allemaal in hun onderzoeken naar gewelddadige media en videospellen een woordaanvultaak (word completion task) om agressie te meten door middel van woordassociatie. Expliciete maten van agressie waren niet voldoende aangezien participanten dan met sociaal wenselijke antwoorden kwamen. De woordaanvultaak biedt de mogelijkheid om agressie te meten zonder dat de proefpersoon het door heeft. Deze taak bestaat uit een lijst van 30 onafgemaakte woorden waarvan er 15 alleen op een neutrale manier ingevuld kunnen worden. De andere 15 woorden kunnen zowel op een neutrale als op een agressieve manier ingevuld worden. Zowel de neutrale als de agressieve invulmogelijkheden waren van tevoren vastgelegd. Het idee hierachter is dat mensen met een agressieve gevoelstoestand meer agressieve woorden invullen dan personen die minder of geen agressie voelen. Een voorbeeld van een agressief woord is 'd.d..', wat als 'doden', 'daden' en 'deden' ingevuld kan worden. Een voorbeeld van een neutraal woord is 'w..m', wat als 'warm', 'worm' en 'walm' ingevuld kan worden. De woordaanvultaak en bijbehorende invulmogelijkheden zijn bijgevoegd in bijlage IX. Om expliciete agressie te meten is gebruik gemaakt van een vragenlijst waarmee de agressieve gevoelens jegens de persoon die hen had afgewezen werd gemeten. De vragenlijst bestond uit 25 items waarmee via een 7-punts Likertschaal verschillende groepen emoties werd gemeten (bijlage VII). De vragenlijst begon met de vraag "Als ik aan deze persoon denk, dan voel ik:". Items zoals irritatie, afkeer en walging stonden vervolgens daaronder vermeld. De 7-punts Likertschaal liep van "helemaal mee oneens" naar "helemaal mee eens". De items van de vragenlijst zijn gebaseerd op een meetschaal uit een studie van Contrell en Neuberg (2005) waarin de emoties richting groepen werd gemeten. De schaal is onderverdeeld in een set van 8 subschalen die bestaan uit de volgende groepen emoties: angst, agressie, interesse, jaloezie, respect, medeleven, onzekerheid en walging. Een subschaal bestaat uit 3 a 4 items en voor dit onderzoek is alleen gebruik gemaakt van de agressie
20
subschaal aangezien het meten van agressie een essentieel onderdeel is van dit onderzoek. De interne consistentie van de schaal is goed met een Cronbach's α van .83. Bij alle condities behalve in de controleconditie heeft men een manipulatie check ingevuld (bijlage VI). Dit onderdeel was om na te gaan op welke aspecten van het individu de participanten zich concentreerden tijdens de schrijftaak, en in welke mate. De vragenlijst bestond uit 3 items van de self-compassion schaal en waren gekozen op basis van de drie aspecten van self-compassion: self-kindness, common humanity en mindful acceptance (Neff, 2003a). En alle vijf items van de self-affirmation schaal van Napper et al (2009). De manipulatiecheck van self-compassion had een lage Cronbach's α van .28. De self-affirmation manipulatiecheck had een hoge Cronbach's αvan .88. Bij elke vraag waren er vijf antwoorden mogelijk: zeer niet mee eens, niet mee eens, neutraal, mee eens en zeer mee eens. Door middel van deze vragenlijst konden we zien in hoeverre proefpersonen bezig waren met selfcompassion en eigenwaarde . Tevens konden we bijvoorbeeld zien of de self-affirmation schrijftaak domeinen activeerde van self-compassion en andersom. Daarnaast kregen we ook een beter beeld van de neutrale schrijftaak. Het laatste formulier van het onderzoek was een combinatie van een threat check en een onderzoekbesef check. Bij de threat check kon men aangeven of men wel of niet was uitgekozen voor samenwerking en waarom. Bij het onderzoekbesef check kon men aangeven op een 7-punts Likerschaal in hoeverre men een idee had waar het onderzoek over ging. Daarnaast kon men daaronder in een kader zelf invullen waarover men dacht dat het onderzoek ging. Zie bijlage VIII. Resultaten In dit onderzoek is bij drie van de vier condities gebruik gemaakt van een schrijftaak. Om na te gaan of de schrijftaken effect hebben gehad is gebruik gemaakt van een manipulatie check. Er is een éénweg ANOVA uitgevoerd. De gemiddelde scores per conditie voor zowel
21
self-compassion als self-affirmation staan in tabel 1. In de eerste analyse was conditie de onafhankelijke variabele en self-compassion de afhankelijke variabele. Er werd in deze analyse een significant verschil gevonden tussen de condities, F (2, 64) = 14.40, p <.001. Een post hoc analyse met Tukey HSD laat zien dat de gemiddelde score van de self-affirmation en de self-compassion conditie significant verschilde van de neutrale conditie. In de selfcompassion conditie (M = 3.86) waren proefpersonen het meest met compassie bezig, gevolgd door de self-affirmation conditie (M = 3.56). In de neutrale conditie (M = 2.98) waren proefpersonen het minst met compassie bezig. Er werd geen significant verschil gevonden tussen de self-affirmation- en de self-compassion conditie. De resultaten suggereren dat zowel de self-affirmation als de self-compassion schrijftaak een positief effect hebben op selfcompassion. De neutrale schrijftaak daarentegen heeft het minste effect op self-compassion. Dezelfde analyse is herhaald waarin dit keer self-affirmation de afhankelijke variabele was. Nogmaals werd er een significant verschil gevonden tussen de condities, F (2, 63) = 16.10, p <.001. De Tukey HSD post hoc analyse laat zien dat proefpersonen in de self-affirmation schrijftaak (M = 3.86) zich het meest zelf bevestigd voelden, gevolgd door de self-compassion schrijftaak (M = 3.09) en de neutrale schrijftaak (M = 2.13). Tabel 1 Manipulatie check: Gemiddeldes en standaarddeviaties per conditie (laagst en hoogst mogelijke score waren respectievelijk 1 en 5) Self-compassion
Self-affirmation
M
SD
M
SD
Self-affirmation
3.56
.62
3.86
.58
Self-compassion
3.86
.47
3.06
.59
Neutraal
2.98
.54
2.13
.74
Conditie
Noot: M = Gemiddelde, SD = Standaarddeviatie
22
Interventies en gemeten agressie In dit onderzoek wordt er gekeken in hoeverre verschillende typen interventies een agressiereducerende werking kunnen hebben na uitsluiting. Meer specifiek wordt er gekeken naar een self-affirmation interventie en een self-compassion interventie. Daarnaast is er nog een neutrale interventie en een controle conditie waarin er geen interventie plaats vindt. Agressie na uitsluiting is gemeten door te kijken naar agressieve gedachten van proefpersonen (de proportie agressiewoorden in een woordtaak) en naar agressieve gevoelens. In tabel 2 staan de gemiddeldes en bijbehorende standaarddeviaties. Tabel 2 Effect van interventies op proportie agressiewoorden en op gevoelde boosheid (gemiddeldes en standaarddeviaties) Agressieve gedachten
Agressieve gevoelens
Conditie
M
SD
M
SD
Self-affirmation
.06
.041
2.76
1.25
Self-compassion
.07
.037
2.09
1.51
Neutraal
.09
.049
2.38
1.14
Controle
.08
.031
2.45
1.34
Noot: M = Gemiddelde, SD = Standaarddeviatie
Om na te gaan in hoeverre de verschillende interventies invloed hebben op de mate van agressie is een éénweg ANOVA uitgevoerd. In de eerste analyse is er gekeken naar de agressieve gedachten. Hierin waren de vier interventie condities de onafhankelijk variabelen. De afhankelijke variabele was de proportie agressiewoorden ten opzichte van het totaal aantal woorden in de woordtaak. Er werd in deze analyse een significant effect gevonden van de interventies, F (3, 85) = 2.74, p <.05. Een post hoc analyse met Tukey HSD liet zien dat de self-affirmation conditie en de neutrale conditie significant van elkaar verschilden. Hierbij was de gemiddelde score van de neutrale conditie (M = .09) hoger dan die van de selfaffirmation conditie (M = .06) Verder zijn er geen significante verschillen gevonden. De resultaten suggereren dat proefpersonen wat betreft impliciete agressie significant minder 23
agressief zijn na de self-affirmation schrijftaak (interventie), vergeleken met de neutrale schrijftaak. In een tweede analyse is er gekeken naar de gevoelde of ervaren agressie. Ook hier bestond de onafhankelijke variabele uit de vier interventie condities. De afhankelijke variabele was de boosheid subschaal van de emotieschaal. In deze analyse werd geen significant effect gevonden van de interventies, F (3, 85) = 14.40, p =.406. Invloed persoonlijke eigenschappen op interventies Vervolgens is er gekeken of de mate van zelfvertrouwen van proefpersonen van invloed is op de effectiviteit van de self-affirmation interventie (tabel 3). Hiertoe is gebruikt gemaakt van een hiërarchische regressie analyse. In een eerste analyse is gekeken naar de agressieve gedachten (proportie agressie woorden). In deze analyse werd in de eerste stap de self-affirmation conditie ingevoerd (contrastcode), maar deze coëfficiënt was niet significant (B = -.010, p = .055). In een tweede stap werd de gestandaardiseerde score op zelfvertrouwen in gevoerd. Ook hier was de coëfficiënt niet significant (B = -.010, p = .066). In een derde stap werd de interactie tussen self-affirmation en zelfvertrouwen ingevoerd. Bij het berekenen van de interactie is gebruik gemaakt van de gestandaardiseerde scores op zelfvertrouwen (vb. Aiken & West, 1991). Ook deze interactie was echter niet significant (B = .002, p = .208). In de tweede analyse is nogmaals gebruikt gemaakt van een hiërarchische regressie analyse, maar nu voor agressieve gevoelens. De stappen bleven hetzelfde als in de eerste analyse. In de eerste stap was de coëfficiënt niet significant. Ook hier werd echter geen effect gevonden van de self-affirmation interventie (B = .227, p = .162), van zelfvertrouwen (B = .202, p = .066) of van de interactie tussen self-affirmation en zelfvertrouwen (B = .029, p = .856).
24
Tabel 3 Overzicht hiërarchische regressie analyse op interactie tussen self-affirmation interventie en self-esteem (N=89) Agressieve gedachten
Agressieve gevoelens
B
SE
B
SE
Stap 1: SA
-.010
.005
.227
.161
Stap 2: SE
-.009
.005
.202
.159
Stap 3: SA x SE
.002
.005
.029
.162
Noot: SA=self-affirmation, SE=self-esteem Agressie woorden: R2=.042 voor stap 1, R2=.051 voor stap 2, R2=.052 voor stap 3 Boosheid: R2=.022 voor stap 1, R2=.061 voor stap 2, R2=.062 voor stap 3
Ten slotte is er gekeken of de mate van self-compassion van proefpersonen van invloed is op de effectiviteit van de self-compassion interventie (tabel 4). Hiervoor is eveneens gebruikt gemaakt van een hiërarchische regressie analyse, waarin als eerste de proportie agressiewoorden als afhankelijke variabele is genomen. In deze analyse werd in een eerste stap de self-compassion conditie (contrastcode) ingevoerd maar dit bleek geen effect te hebben op agressieve gedachten (B = -.004, p = .181). In een tweede stap werd de gestandaardiseerde score op self-compassion ingevoerd maar dit bleek niet significant te zijn (B = -.004, p = .116). In een derde stap werd de interactie tussen de self-compassion interventie en self-compassion ingevoerd. Ook in de laatste stap was de coëfficiënt niet significant (B = .003, p = .232). In een tweede analyse is weer gebruikt gemaakt van een hiërarchische regressie analyse, maar nu voor agressieve gevoelens. De stappen waren dezelfde zoals hierboven is beschreven. Ook hier werd echter geen effect gevonden van de self-compassion interventie (B = -.215, p = .411), van self-compassion (B = -.224, p = .545) en van de interactie tussen selfcompassion en de self-compassion interventie (B = -.014, p = .232).
25
Tabel 4 Overzicht hiërarchische regressie analyse op interactie tussen self-compassion interventie en self-compassion (N=89) Agressieve gedachten
Agressieve gevoelens
Β
SE
Β
SE
Stap 1: SC
-.004
.005
-.215
.160
Stap 2: SC
-.004
.005
-.224
.158
Stap 3: SC x SC
.003
.005
-.014
.151
Conditie
Noot: SA=self-affirmation, SE=self-esteem Agressie woorden: R2=.008 voor stap 1, R2=.014 voor stap 2, R2=.018 voor stap 3 Boosheid: R2=.021 voor stap 1, R2=.049 voor stap 2, R2=.049 voor stap 3
Conclusie en discussie Uitsluiting is een onderdeel van ons leven en we hebben het allemaal wel eens mee gemaakt. Uitgesloten worden is een pijnlijke ervaring wat kan leiden tot agressie en het is daarom interessant om na te gaan of er manieren zijn om deze agressie te reduceren. Het doel van dit onderzoek was dan ook om na te gaan of interventies die gericht zijn op het reduceren van agressie enig effect hebben direct na uitsluiting. De twee gebruikte interventies waren self-affirmation (Steele, 1988) en self-compassion (Neff, 2003b). Verschillende onderzoeken zoals die van Leary et al. (2007), Thomaes (2009), Neff & Vonk (2009) hebben eerder aangetoond dat het mogelijk is om agressie te reduceren door middel van deze interventies. De verwachting was dat self-affirmation de interventie zou zijn met een goed resultaat terwijl het effect van een self-compassion interventie niet te voorspellen was. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat de schrijftaken (interventies) wel hebben gewerkt, ze hebben alleen geen effect gehad. Na de self-affirmation schrijftaak was men ook daadwerkelijk zelf bevestigd, en in mindere mate had men compassie ervaren. Na de self-compassion schrijftaak was dit echter niet het geval. Daar had men zelfcompassie ervaren maar men was ook zelf bevestigd. Dit houdt in dat de self-affirmation interventie correct heeft 26
gewerkt. Daarentegen na de self-compassion interventie werd men zelf bevestigd en ervoer men compassie, maar de Cronbach's α (.28) van de self-compassion manipulatie check schaal was laag. De resultaten laten ook zien dat zowel de self-affirmation interventie als de selfcompassion interventie geen effect hebben gehad op het reduceren van agressie bij uitsluiting. Alleen voor wat betreft impliciete agressie (proportie agressiewoorden) waren proefpersonen na de self-affirmation interventie minder agressief dan na de schrijftaak in de neutrale conditie. Daarnaast bleek de self-affirmation interventie niet beter te werken voor mensen met een hoge mate van zelfvertrouwen in vergelijking met mensen met een laag zelfvertrouwen. Ook bleek de zelf-compassie interventie niet beter te werken voor mensen met meer zelfcompassie in vergelijking met mensen met minder zelf-compassie. De vraag is waarom dit zo was. Een mogelijke verklaring is dat een interventie direct na uitsluiting geen positief effect heeft omdat het negatieve effect van de uitsluiting nog overheersend is. In het onderzoek van Leary et al. (2007), waarin de self-affirmation en selfcompassion interventies wel een positief effect hadden op negatieve gevoelens, moest men een negatieve gebeurtenis uit het verleden voor de geest halen. De periode tussen de negatieve gebeurtenis en de interventie was toen groot en men had al de tijd gehad om het op een fundamenteel niveau te verwerken. Hetzelfde geldt voor het onderzoek van Thomaes et al. (2009) waarin de interventie aan het begin van de week plaats vond, en dat er over een periode van vijf dagen is gemeten. In het huidige onderzoek vond de interventie nog geen vijf minuten na de uitsluiting plaats waardoor de negatieve gevolgen van uitsluiting mogelijk nog zo sterk zijn dat een interventie geen effect heeft. Het negatieve effect van de uitsluiting is misschien dan nog te overheersend Een andere mogelijke verklaring voor de ineffectiviteit van de interventies is het ontbreken van controle bij proefpersonen. Het zou zo kunnen zijn dat zelfvertrouwen en selfcompassion minder belangrijk zijn dan de controle die mensen hebben over een (negatieve)
27
situatie. Volgens Warburton, Williams en Cairns (2003) speelt controle bij agressie bij uitsluiting een grote rol. Agressieve reacties op uitsluiting kunnen volgens hen afhankelijk zijn van in hoeverre iemands behoefte voor controle wordt bedreigd. In hun onderzoek zorgt het ontbreken van controle vergeleken met het aanwezig zijn van controle volgens hen voor meer agressie. Participanten die in hun onderzoek werden uitgesloten kregen de mogelijkheid om een ander onschuldig persoon hete saus te laten eten terwijl men wist dat diezelfde persoon niet tegen pikant eten kon. De proefpersonen die geen controle hadden over een onaangenaam geluid dienden vier keer zoveel hete saus toe dan proefpersonen die wel controle hadden over het onaangename geluid. Controle verlies veroorzaakt dus meer agressief gedrag, wat nogmaals door Warburton, Williams en Cairns (2006) is bevestigd in een onderzoek waarin uitgesloten proefpersonen die wel controle hadden over het onaangename geluid niet agressiever waren dan ingesloten proefpersonen. In dit onderzoek ontbrak het bij de proefpersonen aan controle en hebben we ons gefocust op het verhogen van zelfvertrouwen en het accepteren van het zelfbeeld. Het is de vraag of het verhogen van zelfvertrouwen en self-compassion wel de juist manier is, maar in de toekomst zouden de huidige interventies toegepast kunnen worden in een experimentele setting waar men wel controle heeft over de situatie. Er valt ook wat te zeggen over de implementatie van de interventies. Zoals eerder gezegd was het toepassen van self-compassion als agressie reducerende interventie nogal experimenteel. Alleen in het onderzoek van Leary et al. (2007) had men self-compassion succesvol toegepast. Leary en zijn collega's verwezen naar een negatieve gebeurtenis in het verleden terwijl in dit onderzoek verwezen werd naar een negatieve gebeurtenis (uitsluiting) die zojuist was gebeurd. De manier waarop de self-compassion interventie in dit onderzoek werd toegepast was nieuw. Tijdens het onderzoek is dan ook gebleken dat het toepassen van de interventie als schrijftaak met het uitsluitingmoment als referentie niet helemaal optimaal
28
is. Een proefpersoon werd bij de self-compassion conditie, meer dan bij de andere condities, te veel bewust gemaakt van de uitsluiting. Dit zou er voor gezorgd kunnen hebben dat men te veel bezig was met het moment van uitsluiting en daardoor de bijbehorende negatieve gevoelens werden versterkt. Met als mogelijk gevolg dat de positieve effecten van selfcompassion geen kans kregen. Voortbordurend op het toepassen van de twee verschillende interventie methodes zou het kunnen zijn dat het moment van de interventie van belang is. Op basis van de literatuur van Sherman en Cohen (2006) maakte het voor self-affirmation niet uit of de interventie voor of na de bedreigende situatie plaats vond. In een aantal gevallen was het juist beter om de interventie na de bedreigende situatie plaats te laten vinden. Voor de self-compassion interventie lag het iets genuanceerder. In het onderzoek van Leary et al. (2007) werd de interventie zoals eerder gezegd toegepast door middel van het refereren aan een negatieve gebeurtenis uit het verleden. De self-compassion interventie vond daar na de negatieve gebeurtenis plaats. Daarom is het experiment in dit onderzoek ook in die lijn uitgevoerd. Voor toekomstig onderzoek zou het daarom interessant zijn om het moment van de interventie aan te passen van na het uitsluitingmoment, naar voor het uitsluitingmoment. Hierdoor zouden de positieve effecten van een agressie interventie geactiveerd kunnen worden voordat de negatieve effecten van uitsluiting overheersen en overheersend blijven. Op basis van de literatuur van Sherman en Cohen (2006) en het onderzoek van Leary et al. (2007) kan deze aanpassing voor self-affirmation werken. Voor self-compassion zou het nogmaals een nieuwe experimentele aanpak zijn. In dit onderzoek wilden we erachter komen of veelbelovende agressie interventies een agressiereducerend effect hadden direct na de uitsluiting. Op basis van dit onderzoek moet geconcludeerd worden dat deze interventies, hoe aantrekkelijk en effectief ze zijn in andere contexten, geen agressiereducerend effect hebben direct na het uitsluitingmoment. In dit
29
onderzoek waren er een aantal beperkende factoren waarmee rekening gehouden moet worden voor vervolgonderzoek. Ten eerste kan er meer nadruk gelegd worden op controle tijdens het uitsluiten. Ten tweede kunnen de toepassing methodes van de interventies verbeterd worden, vooral in het geval van self-compassion. Ten derde en als laatste zou het moment van de interventie aangepast kunnen worden. Uitsluiting is een onderdeel van het alledaagse leven en het zou goed zijn als er methodes worden ontwikkeld die het negatieve effect hiervan direct kunnen reduceren zonder lange sessies of workshops. Op school zouden kinderen direct door middel van agressie interventies geholpen kunnen worden om zo een beter mens te zijn in de toekomst. Op de werkvloer kunnen agressiereducerende interventies bij uitsluiting bijdragen aan een betere sfeer tussen collega's, maar vooral kunnen ze bijdragen aan een beter omgang met elkaar. Dit onderzoek zet de eerste verkennende stappen in een nog relatief onbekend gebied. Hopelijk kan het de basis vormen voor toekomstig onderzoek waarin agressie bij uitsluiting op korte termijn gereduceerd kan worden door middel van interventies die bijdragen aan een positiever mensbeeld. Niet langer meer het afgeven op onszelf en anderen, maar het onderkennen en koesteren van onze- en elkaars kwaliteiten. Een wereld waarin we onszelf in elkaar herkennen en bewust zijn van onze gedeelde menselijke ervaring.
30
Literatuurlijst Aiken, L.S., & West, S.G. (1991). Multiple Regression: Testing and interpreting interactions. SAGE Publications. Anderson, C.A., Carnagey, N.L., & Eubanks, J. (2003). Exposure to violent media: The Effects of
songs with violent lyrics on aggressive thoughts and feelings. Journal
of Personality and Social
Psychology, 84, 960-971.
Anderson, C.A., Carnagey, N.L., Flanagan, M., Benjamin, A.J., Eubanks, J., & Valentine, J.C. (2004). Violent video games: specific effects of violent content on aggressive thoughts and behavior. Advances in Experimental Social Psychology, 36, 199-249. Baumeister, R.F., & Leary, M.R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117(3), 497529. American Psychological Association. Baumeister, R.F., Smart, L., & Boden, J.M. (1996). Relation of threatened egotism to violence and aggression: The dark side of high self-esteem. Psychological Review, 103, 5-33. Buckley, K.E., Winkel, R.E., Leary, M.R. (2004). Reactions to acceptance and rejection: effects of level and sequence of relational evaluation. Journal of Experimental Social Psychology, 40, 14-28. Elsevier. Bushman, B.J. & Anderson, C.A. (2002). Violent video games and hostile expectations: A test of the general aggression model. PSPB, 28-12, 1679-1686. The Society for Personality and Social Psychology, Inc. Cohen, G.L., Aronson, J., & Steele, C.M. (2000). When beliefs yield to evidence: Reducing biased evaluation by affirming the self. Personality and Social Psychology Bulletin, 26, 1151-1164. Cottrell, C.A. & Neuberg, S.L. (2005). Different emotional reactions to different groups: A 31
sociofunctional threat-based approach to ‘prejudice.’ Journal of Personality and Social Psychology, 88(1), 770-789. Eisenberger, N.I., Liebermann, M.D. & Williams, K.D. (2003) Does rejection hurt? An fMRI study of social exclusion. Science, 302, 290-292. Leary, M.R., & Baumeister, R.F. (2000). The nature and function of self‐esteem: Sociometer theory. In M. P. Zanna (Ed.), Advances in experimental social psychology (Vol. 32, pp. 1–62). San Diego: Academic Press. Leary, M.R., Kowalski, R.M., Smith L. & Phillips, S. (2003). Teasing, rejection, and violence: case studies of the school shootings. Aggress. Behavior. 29:202–14. Leary, M.R. & MacDonald, G. (2003). Individual differences in self-esteem: A review and theoretical integration. In M. R. Leary & J. P. Tangney (Eds.), Handbook of self and identity (pp. 401–418). New York: Guilford Press. Leary, M.R., Twenge J.M., & Quinlivan E. (2006). Interpersonal rejection as a determinant of anger and aggression. Personality and Social Psychology Review, 10 (2), 111-132. Sage. Leary, M.R., Tate, E.B., Adams, C.E., Allen, A.B. & Hancock, J. (2007). Selfcompassion and reactions to unpleasant self-relevant events: The implications of treating oneself kindly. Journal of Personality and Social Psychology, 92, 887-904. Leary, M.R., Terry, M.L., Allen, A.B. & Tate, E .B. (2009). The concept of ego threat in social and personality psychology: Is ego threat a viable scientific construct? Personality and Social Psychology Review, 13, 151-165. Sage. Lemonick MD. 2002 (May 6). Germany’s Columbine. Time, 159/18:36-39. MacDonald, G. & Leary, M.R. (2005). Why does social exclusion hurt? The relationship between social and physical pain. Psychological Bulletin, 131(2), 202-223. American Psychological Association.
32
McQueen, A., & Klein, W. (2005). Experimental manipulations of self‐affirmation: A systematic review. Manuscript under review. Napper, L., Harris, P.R., & Epton, T. (2009). Developing and testing a self-affirmation manipulation. Self and Identity, 8, 45-62. Neff, K. (2003a). The development and validation of a scale to measure self-compassion. Self and Identity, 2, 223-250. Neff, K. (2003b). Self-compassion: An alternative conceptualization of a healthy attitude toward oneself. Self and Identity, 2, 85-102. Neff, K., Kirkpatrick, K. L., & Rude, S. S. (2007). Self-compassion and adaptive psychological functioning. Journal of Research in Personality, 41, 139-154. Elsevier. Neff, K., Vonk, R. (2009). Self‐Compassion Versus Global Self‐Esteem: Two Different Ways of Relating to Oneself. Pennebaker, J. S., Kiecolt-Glaser, J. K., & Glaser, R. (1988). Disclosure of traumas and immune function: Health implications for psychotherapy. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 56, 239-245. Rosenberg, M. (1965). Society and the adolescent self-image. Princeton, NJ: Princeton University Press. Sherman, D. K. & Cohen, G. L. (2002). Accepting threatening information: Self‐affirmation and the reduction of defensive biases. Current Directions in Psychological Science, 11, 119–123. Sherman, D. K. & Cohen, G. L. (2006). The psychology of self-defense: Self-affirmation theory. Advances in Experimental Social Psychology, 38. Elsevier. Steele, C. M. (1988). The psychology of self‐affirmation: Sustaining the integrity of the self. In L. Berkowitz (Ed.), Advances in experimental social psychology (Vol. 21, pp. 261– 302). NewYork: Academic Press. 33
Steele, C. M., Spencer, S. J., & Lynch, M. (1993). Selfimage resilience and dissonance: The role of affirmational resources. Journal of Personality and Social Psychology, 64, 885.896. Thomaes, S., Bushman, B. (z.j.). Mirror, mirror, on the wall, who’s the most aggressive of them all? Narcissism, self-esteem, and aggression. Thomaes, S., Bushman, B., Orobio de Castro, B., & Cohen, G. (2009). Reducing narcissistic aggression by buttressing self-esteem: An experimental field study. Psychological Science, 20, 1536-1542. Twenge JM. 2000. The age of anxiety? The birth cohort change in anxiety and neuroticism. J. Personal. Soc. Psychol. 79:1007–21. Twenge, J.M., Baumeister, R.F., DeWall, C.N., Ciarocco, N.J., Bartels, J.M. (2007). Social exclusion decreases prosocial behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 92(1), 56-66. American Psychological Association. Twenge, J.M., Baumeister, R.F., Tice, D.M., & Stucke, T.S. (2001). If you can't join them, beat them: Effects of social exclusion on aggressive behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 81(6), 1058-1069. American Psychological Association. Warburton, W. A., Williams, K. D., & Cairns, D. R. (2003, April). Effects Of ostracism and loss of control on aggression. Paper presented at the 32nd Annual Meeting of the Society of Australasian Social Psychology, Sydney, Australia. Warburton, W. A., Williams, K. D., & Cairns, D. R. (2006). When ostracism leads to aggression: The moderating effects of control deprivation. Journal of Experimental Social Psychology, 42, 213-220. Elsevier. Williams K. D. (2007). Ostracism. Annual Review of Psychology, 58, 425-452.
34
Bijlagen Bijlage I: Suggestie voor videoboodschap Hallo mijn naam is ………………………… Ik ben ……..… jaar oud Ik studeer ……………………………………… aan …………………… Jij moet mij kiezen voor deze taak omdat: noem 2 a 3 algemene vaardigheden: ………………………………………………………………………………………………… Bijlage II: Geef hieronder kort aan waarom je wel / niet wil samenwerken met proefpersoon _____:
Bijlage III: De volgende schrijftaak bestaat uit drie onderdelen. Neem de tijd om er over na te denken en te schrijven. Bij gebrek aan schrijfruimte mag je doorschrijven op de achterkant van het betreffende blad. Alle informatie zal hoogst vertrouwelijk behandeld worden. 1.
Kies uit de volgende lijst je belangrijkste, tweede belangrijkste en derde belangrijkste waarde/kwaliteiten: ___. Artistieke vaardigheden/esthetische waardering ___. Gevoel voor humor ___. Relatie met vrienden/familie ___. Spontaniteit/in het nu leven ___. Sociale vaardigheden ___. Sportiviteit ___. Muzikale vaardigheden/waardering ___. Uiterlijke aantrekkelijkheid ___. Creativiteit ___. Bedrijf/management vaardigheden ___. Romantische kwaliteiten 35
2. Probeer drie of vier ervaringen te herinneren waarin je belangrijkste waarde van belang was. Je hoeft deze niet op te schrijven, maar probeer deze voor jezelf goed voor de geest te halen. 3. Selecteer één van de ervaringen uit onderdeel twee en beschrijf die in meer detail op basis van de volgende punten:
Wat was de aanleiding van de gebeurtenis? Wie was er aanwezig? Wat is er precies gebeurd? Hoe voelde jij je toen? Hoe gedroeg jij je toen?
Bijlage V: De volgende schrijftaak bestaat uit drie onderdelen. Neem de tijd om er over na te denken en te schrijven. Bij gebrek aan schrijfruimte mag je doorschrijven op de achterkant van het betreffende blad. Alle informatie zal hoogst vertrouwelijk behandeld worden. Schrijf over de selectieprocedure van zojuist en het feit dat je niet gekozen bent. 1.
Beschrijf situaties waarin andere mensen soortgelijke ervaringen meemaken
2. Schrijf een paragraaf waarin je begrip, vriendelijkheid en bezorgdheid uit naar jezelf, op dezelfde manier zoals je dit naar een vriend of vriendin zou doen die hetzelfde zou hebben meegemaakt. 3.
Beschrijf je gevoelens met betrekking tot deze ervaring op een objectieve en nietemotionele manier.
Bijlage IV: De volgende schrijftaak bestaat uit één onderdeel. Neem de tijd om er over na te denken en te schrijven. Bij gebrek aan schrijfruimte mag je doorschrijven op de achterkant van het betreffende blad. Alle informatie zal hoogst vertrouwelijk behandeld worden. 1. Beschrijf de route die jij elke dag neemt naar de universiteit. Beschrijf daarbij details die je elke dag tegen komt:
36
Bijlage VI: De volgende vragen hebben betrekking op de schrijfopdracht die je zojuist hebt gemaakt. Omcirkel bij iedere uitspraak in hoeverre je het er mee eens bent. 2 Niet mee eens
1 Zeer niet mee eens
3 Neutraal
4 Mee eens
5 Zeer mee eens
1.
Tijdens de schrijfopdracht heb ik geprobeerd om op een aardige manier over mijzelf te denken.
2.
Tijdens deze opdracht heb ik overwogen of mijn de ervaring waar ik over schreef iets was dat anderen ook meegemaakt zouden kunnen hebben, niet alleen ik.
3.
Tijdens deze opdracht heb ik geprobeerd me bewust te zijn van mijn gevoelens ten opzichte van de ervaring waar ik over schreef, zonder daarin verstrikt te raken.
4.
Deze oefening heeft mij laten denken over positieve aspecten van mijzelf.
5.
Deze oefening heeft mijn aandacht laten focussen op wie ik ben.
6.
Deze oefening heeft mij bewust gemaakt van dingen die ik in aan mezelf waardeer.
7.
Deze oefening heeft mij laten denken over dingen die voor mij persoonlijk belangrijk zijn.
8.
Deze oefening heeft mij laten nadenken over mijn waarden.
Bijlage VII: Geef aan hoe je je voelt als je aan de persoon denkt die zojuist voor een samenwerkingspartner mocht kiezen. Helemaal mee oneens
0
0
0
0
0
0
0
helemaal mee eens
Als ik aan deze persoon denk, dan voel ik: Irritatie
Vertrouwen
Verwarring
Angst
Interesse
Onzekerheid
Woede
Eerbied 37
Weerzin
Sympathie
Nieuwsgierigheid
Bezorgdheid
Afkeer
Jaloezie
Inspiratie
Walging
Respect
Onveiligheid
Compassie
Boosheid
Rivaliteit
Bewondering
Medelijden
Vrees
Afgunst
Bijlage VIII: Dit onderdeel bestaat uit drie vragen. 1. In dit onderzoek moest je een schrijfopdracht maken. Voor deze schrijfopdracht werd jij wel / niet (omcirkel het juiste antwoord) gekozen omdat:
2.
Heb je enig idee waar dit onderzoek over ging (omcirkel je keuze)?
Geen idee 3.
0
0
0
0
0
0
0
Enigszins een idee
Waar ging dit onderzoek volgens jou over?
38
Bijlage IX: Agressieve woorden Wapen Wa…
Wagen Wa…
Waden Wa…
Water Wa…
Geweld G.w…
Gewoon G.w…
Gewoel G.w…
Gewalm G.w…
Schieten Sch..t..
Schatten Sch..t..
Schotten Sch..t..
Doden D.d..
Daden D.d..
Deden D.d..
Bom Bo.
Bos Bo.
Bot Bo.
Bol Bo.
Moord .oor.
Noord .oor.
Woord .oor.
Voort .oor.
Slaan .la..
Blaam .la..
Plaat .la..
Boos Bo..
Boot Bo..
Boor Bo..
Boom Bo..
Woest .o.st
Moest .o.st
Roest .o.st
Koest .o.st
Vechten .ech…
Rechten .ech…
Hechten .ech…
Dood .o.d
Rood .o.d
Bord .o.d
Word .o.d
Gevaar Ge.a..
Gewaad Ge.a..
Gelaat Ge.a..
Geland Ge.a..
Pijn .i.n
Fijn .i.n
Lijn .i.n
Wijn .i.n
Mijn .i.n
Trappen Tr….en
Trossen Tr….en
Trollen Tr….en
Trillen Tr….en
Trippen Tr….en
Wreed
Brood
Bruid
Kruid
Toast .o.st
39
.r..d
.r..d
.r..d
.r..d
Hoes H..s
Heus H..s
Griep G..e.
Greep G..e.
Grol Gr..
Neutrale woorden Huis H..s
Hoos H..s
Hees H..s
Warm W..m
Worm W..m
Walm W..m
Groet G..e.
Groen G..e.
Groep G..e.
Griet G..e.
Bank B..k
Boek B..k
Balk B..k
Bulk B..k
Gras Gr..
Grot Gr..
Gros Gr..
Grap Gr..
Grip Gr..
Steen St.e.
Stoep St.e.
Strem St.e.
Steel St.e.
Stoer St.e.
Hoed H.e.
Hoes H.e.
Hoef H.e.
Hoek H.e.
Heel H.e.
Struik S.r..k
Strook S.r..k
Streek S.r..k
Spraak S.r..k
Spreuk S.r..k
Kaas Kaa.
Kaal Kaa.
Kaap kaa.
Kaag kaa.
Haard . a.r.
Vaart .a.r.
Taart .a.r.
Kaart .a.r.
Maart Baard .a.r.
Bak Ba.
Bar Ba.
Bal Ba.
Bas Ba.
Bad Ba.
Deur D..r
Door D..r
Duur D..r
Daar D..r
Dier D..r
Stoel St..l
Staal St..l
Steel St..l
Hiel
Heer Hoer Hier H.e. H.e.
40
Bijlage X: Wilt u bij elk van de onderstaande uitspraken aangeven hoe vaak u zich op deze manier opstelt, door het gepaste getal van 1 t/m 7 te kiezen? Hoe hoger het getal dat u kiest, hoe meer de uitspraak op u van toepassing is. Zelden of nooit
0
0
0
0
0
0
0
bijna altijd
Als ik faal in iets wat belangrijk voor me is, kan het gevoel van mislukking mij volledig beheersen. Ik probeer begripvol en geduldig te zijn tegenover die aspecten van mijn persoonlijkheid die me niet bevallen. Als er iets pijnlijks gebeurt, probeer ik een gebalanceerde kijk op de situatie in te nemen. Als ik me rot voel, heb ik het idee dat de meeste andere mensen gelukkiger zijn dan ik. Ik probeer mijn mislukkingen te zien als een gewoon onderdeel van het menselijk bestaan Als ik een moeilijke tijd meemaak, geef ik mezelf de zorg die ik nodig heb. Als ik ergens door van streek ben, probeer ik mijn gevoelens in balans te houden. Als ik faal in iets wat belangrijk voor me is, ben ik geneigd me alleen te voelen in mijn mislukking. Als ik me rot voel, ben ik geneigd me te fixeren op alles wat er mis is. Als ik mezelf op één of andere manier tekort voel schieten, herinner ik mezelf er aan dat de meeste mensen dit weleens hebben. Ik ben afkeurend en oordelend tegenover mijn eigen tekortkomingen. Ik ben intolerant en ongeduldig tegenover die kanten van mezelf die me niet bevallen.
Bijlage XI: Hier volgen 10 beweringen over uw algemene gevoelens ten opzichte van uzelf. Als u helemaal akkoord gaat kies dan 'helemaal akkoord'. Als u akkoord gaat met de uitspraak kies dan 'akkoord'. Als u niet akkoord gaat kies dan 'niet akkoord'. Als u helemaal niet akkoord gaat kies dan 'helemaal niet akkoord'. Helemaal akkoord - akkoord - niet akkoord - helemaal niet akkoord
Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf.
41
Ik vind dat ik een aantal goede kwaliteiten heb. Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb om trots op te zijn. Ik vind dat ik een waardevol persoon ben, in ieder geval net zo waardevol als anderen. Ik wou dat ik meer respect voor mezelf kon hebben. Soms voel ik me nutteloos. Ik heb een positieve houding ten opzichte van mezelf. Soms denk ik dat ik helemaal niets waard ben. Alles bij elkaar ben ik geneigd om te zeggen dat ik een mislukkeling ben. Ik ben in staat om dingen net zo goed te doen als de meeste andere mensen.
42