Rapportage onderzoek programmamanagement Kaders, ruimte en verantwoording?
Rekeningcommissie Waterschap De Dommel 12-8-2010
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
3
2.
Samenvatting
4
3.
Onderzoeksplan 3.1 Uitgangspunten 3.2 Aanpak en werkwijze
6 6
4.
Beleidsbegrotingen 2006-2008 4.1 Bestuursrapportages 4.2 Managementrapportages 4.3 AB-verslagen 4.4 Verslagen commissie FBH 4.5 Evaluaties 4.6 Interviews
8 8 8 10 10 11 11
5.
Bevindingen
12
6.
Conclusies
14
7.
Aanbevelingen
15
Bijlagen:
1. Onderzoeksplan Programmamanagement 2. Onderzoeksvragen en antwoorden op de vragen 3. Overzicht prestaties en middelen periode 2006-2008 4. Overzicht van geraadpleegde documentatie 5. Overzicht van geïnterviewde medewerkers
2
1.
Inleiding
Medio 2009 is door het Algemeen Bestuur (hierna AB) voor het Waterschap De Dommel een Rekeningcommissie ingesteld, die onderzoek doet voor en rapporteert aan het AB. Voor u ligt het eerste rapport van de Rekeningcommissie. Zij heeft bij haar start als eerste onderwerp Programmamanagement gekozen, omdat dit zich leent voor een onderzoek waarbij de gehele organisatie betrokken is. Daarnaast ligt er een duidelijke relatie met een indertijd ingestelde commissie “BUIT”, die als commissie ook organisatiebrede aanbevelingen had opgesteld. In de periode 2004 / 2005 is in de organisatie de rapportage van de commissie BUIT aan de orde geweest De uitkomsten en aanbevelingen van deze commissie waren mede de aanleiding voor de invoering van Programmamanagement. De aanbevelingen van de commissie BUIT zijn toentertijd in belangrijke mate overgenomen. De commissie BUIT gaf in totaal 12 aanbevelingen, waarvan er enkele, gelet op de directe relatie met Programmamanagement, genoemd worden: - categoriseer projecten op beïnvloedbaarheid door de eigen organisatie; - faseer gecompliceerde projecten; - voer een “voorbereidingskrediet” in voor het voorbereiden van projecten; - werk programmamanagement en programmafinanciering uit in heldere en eenduidige spelregels; - stel een gedragscode op. Volledigheidshalve merkt de Rekeningcommissie op dat het niet haar bedoeling is om “ het lerende vingertje te heffen” of om vooral op gemaakte fouten te wijzen. Het doel van de rapportage is om aanbevelingen aan te reiken waarmee verbeteringen kunnen worden bereikt.
3
2.
Samenvatting
Medio 2009 is door het AB voor het Waterschap De Dommel een Rekeningcommissie ingesteld, die onderzoek doet voor en rapporteert aan het AB, met als doel aanbevelingen aan te reiken waarmee verbeteringen kunnen worden bereikt. De Rekeningcommissie heeft bij haar start als eerste onderwerp Programmamanagement gekozen. (Dit onderwerp heeft een duidelijke relatie met in 2005 uitgebrachte rapportage van de commissie BUIT, waarvan de aanbevelingen toentertijd in belangrijke mate zijn overgenomen) Met ingang van 1 januari 2006 is bij het Waterschap gestart met het toepassen van Programmamanagement met als doelstelling: 1 het verbeteren van prestaties met de beschikbaar gestelde middelen 2. het verhogen van de organisatorische flexibiliteit om in te kunnen spelen op kansen en bedreigingen op de markt. NB. De Rekeningcommissie is van mening dat de tweede doelstelling, het verhogen van de flexibiliteit, een afgeleide is van de eerste doelstelling, het verbeteren van de prestaties met de beschikbare middelen. Het onderzoek van de Rekeningcommissie heeft zich gericht op de periode 2006 t/m 2008 en daarbij op een beperkt aantal programma’s (3), met als primaire invalshoek het bestuurlijk niveau, te weten het AB, het Dagelijks Bestuur (hierna DB) en de Directie (als het orgaan dat namens de organisatie verantwoording aflegt aan het bestuur). De drie programma’s waar de commissie zich op gericht heeft, te weten Watersysteem, Zuiveringtechnische werken en Bestuur en communicatie, zijn onderzocht met bestudering van de bestuursrapportages (buraps) van 2006 tot en met 2008. Daarnaast zijn de managementrapportages (maraps) met de bestuursrapportages (buraps) vergeleken. Dit levert weinig aanvullende informatie op bestuursniveau. Verslagen van het AB tonen dat er in het algemeen wel over Programmamanagement gesproken wordt, maar niet in die zin of de met behulp van Programmamanagement gedefinieerde doelen wel of niet bereikt zijn. Van de twee uitgevoerde evaluaties toont die van 2007 alleen de resultaten van gehouden interviews. De tweede evaluatie van 2008 bevat geen wezenlijk andere informatie dan de door de Rekeningcommissie beoordeelde buraps. Verschillende functionarissen (zie bijlage 4) zijn geïnterviewd, hetgeen geen aanleiding vormde om de, op grond van de documentatie, opgebouwde inzichten van de commissie bij te stellen.
4
De belangrijkste bevindingen van de Rekeningcommissie zijn: - programmanagement, door de organisatie bedoeld als antwoord op de commissie BUIT, heeft niet geleid tot concrete opvolging van de gedane en overgenomen aanbevelingen van de commissie BUIT; - de prestaties van de programma’s zijn in de onderzochte periode van 20062008 niet eenduidig bepaald; - de bij de prestaties behorende middelen zijn niet eenduidig toegewezen; - bij de invoering van Programmamanagement is geen nul-meting uitgevoerd; - de reguliere rapportage-cyclus gedurende het jaar (burap ) en aan het eind van het jaar ( jaarrekening ) lijkt op gespannen voet te staan met de doorlooptijd van programma’s en projecten. Als belangrijkste conclusies noemt de Rekeningcommissie dat: - de kaderstellende en toetsende rol van het AB in de praktijk nog niet goed ingevuld blijkt te worden; - de wijze van rapporteren gedurende de programma-periode niet eenduidig is geweest; - in de rapportages een directe relatie tussen prestaties en middelen ontbreekt; - de rapportages onvoldoende zijn afgestemd op de doelgroep (bestuur); - programmamanagement niet voor alle 3 in het onderzoek betrokken programma’s het juiste instrument voor sturing en beheersing is gebleken; - het AB niet vast heeft kunnen stellen op welke wijze de organisatie op het wel of niet realiseren van doelstellingen en de daarbij ingezette middelen heeft gestuurd. Op basis van haar onderzoek doet de Rekeningcommissie de volgende aanbevelingen : - het AB moet de hoofdlijnen ( kaders ) van processen in de organisatie expliciet vaststellen en daarop sturen en alleen op details ingaan als daar aanleiding toe is; - de organisatie moet over de vastgestelde hoofdlijnen consistent en verifieerbaar rapporteren; - toepassing van Programmamanagement moet herbeoordeeld worden. Als blijkt dat programmamanagement alleen bij “watersysteem” kan werken (ook de uitgevoerde evaluaties wijzen daar op), schaf dan programmamanagement voor de andere programma’s af; - stel vast op welke wijze de rapportage over het realiseren van de doelstellingen, inclusief de koppeling tussen prestaties en middelen, het best tot zijn recht komt voor het AB én voor de organisatie en laat daarbij de reguliere verslaglegging van burap, marap en jaarrekening correct aansluiten; - de aanbevelingen van de Rekeningcommissie horen op de bestuurlijke agenda van het AB een plaats te krijgen; - voor het doorvoeren van de aanbevelingen moet eerst de huidige situatie in beeld worden gebracht.
5
3.
Onderzoeksplan
3.1 Uitgangspunten Met ingang van 1 januari 2006 is het waterschap gestart met het toepassen van Programmamanagement met als doelstelling: 1. het verbeteren van prestaties met de beschikbaar gestelde middelen 2. het verhogen van de organisatorische flexibiliteit om in te kunnen spelen op kansen en bedreigingen op de markt. NB. De Rekeningcommissie is van mening dat de tweede doelstelling, het verhogen van de flexibiliteit, een afgeleide is van de eerste doelstelling, het verbeteren van de prestaties met de beschikbare middelen. De beleidsbegroting 2006 onderscheidt daarvoor een vijftal programma’s, geldend voor een periode van drie jaar ( 2006 t/m 2008 ). Hierbij is de definitie van “programma” : een verzameling van projecten die eenzelfde doel dienen en onderling uitwisselbaar zijn. De verantwoording over doelrealisatie en middeleninzet wordt afgelegd middels buraps die enkele malen per jaar worden opgesteld. Belangrijk aspect van de invoering van Programmamanagement vormt de hierbij gekozen organisatievorm en de gedefinieerde rollen van de betrokken managementniveaus ( directie, programmamanager, programmacoördinator, gebiedsmanager, opdrachtgever en projectleider ). Voor deze rollen zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij de aanvang beschreven. In 2007 en 2008 hebben evaluaties plaatsgevonden en zijn op grond van deze evaluatie conclusies en aanbevelingen gedaan. Verderop in dit rapport wordt nader op deze evaluaties ingegaan. 3.2 Aanpak en werkwijze Het onderzoek van de Rekeningcommissie heeft zich gericht op de periode 2006 t/m 2008 en op een beperkt aantal programma’s( zie hierna). De programmabegroting 2008 kent een totaal aan lasten ( van alle programma’s samen ) van € 85 mln. Voor het onderzoek zijn de volgende programma’s gekozen : - inrichting / onderhoud watersysteem ( 14,9 mln ) - bouw / exploitatie zuiveringstechn. Werken ( 44,3 mln ) - bestuur / externe communicatie ( 3,0 mln) waarmee ruim 70 % van de middelen in het onderzoek is betrokken. Het onderzoek is in eerste instantie op het bestuurlijk niveau gericht, te weten het AB, het DB en de Directie (als het orgaan dat namens de organisatie verantwoording aflegt aan het bestuur). De rekeningcommissie heeft gebruik gemaakt van dossieronderzoek en interviews met betrokkenen.
6
Het dossieronderzoek is afgerond alvorens de interviews zijn gehouden. De commissie heeft zo doende tijdens de interviews kunnen putten uit de in de dossiers vastgelegde informatie. Een onderzoeksarchief is aangelegd, waarin alle (door de commissie) geraadpleegde documenten worden bewaard. Ten behoeve van het onderzoek is een aantal vragen geformuleerd. Deze zijn in bijlage 1 opgenomen.
7
4.
Beleidsbegrotingen 2006 – 2008
Programmamanagement wordt in de beleidsbegroting van 2006 geïntroduceerd. Te lezen staat: “Het doel van deze Beleidsbegroting is om de programmadoelen voor een periode van 3 jaar vast te stellen en de daarvoor benodigde middelen voor het eerste jaar beschikbaar te stellen. De benodigde middelen voor het 2 e en 3e jaar worden in de Beleidsbegroting 2007 respectievelijk 2008 gevraagd.” De Rekeningcommissie tekent aan dat de aanduiding “prestaties” zoals gehanteerd in Programmamanagement (en daarom in dit rapport ook diverse malen genoemd) gelezen dient te worden als “investeringen” die worden gedaan om de gestelde doelen te realiseren. 4.1
Bestuursrapportages ( buraps )
De drie programma’s waar de commissie zich op gericht heeft, te weten Watersysteem, Zuiveringtechnische werken en Bestuur en communicatie, zijn onderzocht aan de hand van de opgestelde onderzoeksvragen. Hiertoe zijn de buraps van 2006 tot en met 2008 bestudeerd. Bijlage 2 geeft de gedefinieerde prestaties van de drie programma’s weer, waarbij specifiek voor “Watersysteem” inzicht gegeven wordt in de programma-eindeverwachtingen (PEV’s) en uiteindelijke realisatie [REAL], per deelprogramma, onderscheiden in prestaties en financiële middelen. Tevens wordt inzicht gegeven in de aanwezigheid of het ontbreken van prestatie- en financiële gegevens over de programmaperiode 2006 – 2008. Voor het programma “Watersysteem” wordt gewerkt met deelprogramma’s, zij het dat de rapportage hierover niet consistent gebeurt. In de buraps nadien komen bepaalde deelprogramma’s niet meer voor. Het is niet duidelijk of hiervoor ( bestuurlijke ) goedkeuring is verleend. Vragen en opmerkingen hierover zijn ook niet vermeld. De prestatie-indicatoren die benoemd zijn, worden inconsequent toegepast en de financiële verantwoording van de deelprogramma’s is niet eenduidig. Voor het programma “Zuiveringstechnische werken” kent de beleidsbegroting 2006 perspectieven (“interne processen milieu en financieel”), waarvan bij “interne processen milieu” geen prestatie-indicatoren zijn benoemd. De bij “financieel” genoemde prestatie-indicatoren hebben geen relatie met Programmamanagement. De Rekeningcommissie heeft niet kunnen zien in de buraps of Programmamanagement is toegepast. Voor het programma “Bestuur en communicatie” worden in de onderzochte periode alleen kwalitatieve doelen genoemd. De Rekeningcommissie heeft niet kunnen zien in de buraps of Programmamanagement is toegepast. .2 Managementrapportages ( maraps ) Om inzicht te krijgen in de informatie die ten grondslag ligt aan de buraps is door de Rekeningcommissie besloten de maraps voor de periode 2006 – 2008 te bestuderen. Vergelijking van de maraps en buraps levert weinig aanvullende informatie op voor het bestuursniveau. 8
Zoals te verwachten valt, wordt in de maraps wel gedetailleerder ingegaan op individuele projecten en andere zaken. Dit is echter niet de detaillering die voor dit onderzoek naar het Programmamanagement relevant is. De onderzochte marap-informatie geeft geen antwoord op de bij de commissie voorliggende vraagstelling inzake realisatie van prestaties. Wel geeft zij extra informatie over de rapportage van de organisatie aan de directie. Marap 2008-3 bevat met betrekking tot Zuiveringstechnische Werken een bijlage met realisaties per project. De Rekeningcommissie heeft uit deze bijlage onderstaande opstelling vervaardigd. Deze opstelling toont een uitkomst waarover ( bestuurlijk ) gediscussieerd had kunnen worden vanuit de vraag of projecten al dan niet gerealiseerd hadden moeten worden. Een discussie die van belang is, mede gelet op de constatering van de commissie Buit dat het geplande investeringsniveau nooit gehaald wordt. Het totaalbeeld voor de periode 2006-2008 is: Geplande uitgaven Gerealiseerde uitgaven
€ 88.967.461 € 53.408.451
Waarvan :
Niet geplande uitgaven en ontvangsten Gerealiseerde geplande uitgaven
€ 16.588.010 € 36.820.441
Waarvan :
Overschrijdingen Gerealiseerde geplande uitgaven binnen budget Geplande realisatie binnen budget / geplande uitgaven
€ 4.610.499 € 32.209.942 36,20 %
Uit het overzicht blijkt dat aan uitgaven € 35,5 mln in de programmaperiode 2006-2008 minder is gerealiseerd. Bovendien is van de uitgaven van € 53,4mln € 16,5 mln niet gepland. Een toelichting op deze cijfers ware dus op zijn plaats geweest. Zie ook de grafiek op pag. 10 waarin de uitgaven gepland en gerealiseerd naast elkaar zijn weergegeven. Zie e ook onderstaande figuur schematisch weergegeven.
9
4.3 AB verslagen Om na te gaan in hoeverre de door de Rekeningcommissie in buraps en maraps gesignaleerde zaken onderwerp zijn geweest in de bestuurlijke overleggen, zijn de verslagen van de AB-vergaderingen in de betreffende periode doorgenomen, voor zover hierin het onderwerp beleidsplan, burap of begroting(swijziging) werd behandeld. Binnen deze onderwerpen is vooral gekeken naar de passages die betrekking hebben op Programmamanagement. In het algemeen wordt er wel over Programmamanagement gesproken maar niet in de zin of de met behulp van Programmamanagement gedefinieerde doelen wel of niet bereikt zijn. 4.4 Verslagen commissie Financiën, Bedrijfsvoering en Handhaving (FBH) Ook de verslagen van de commissie FBH in de betreffende periode zijn doorgenomen, voor zover hierin het onderwerp beleidsplan, burap of begroting(swijziging) werd behandeld. Buiten de inhoud valt het in de verslagen op, dat tijdens de commissievergadering ieder lid voor zichzelf spreekt. Zijn of haar uitspraken steunen of ondergraven de visie van een medecommissielid, waardoor die visie versterkt of verzwakt wordt. De commissieleden lijken niet op een zodanige wijze tot een uitwisseling van standpunten te komen, dat deze uitmondt in een gemeenschappelijke conclusie. Individuele standpunten worden door de voorzitter of een medewerker beantwoord, samengevat of geconcludeerd. In geen van de gevallen verwoorden de bestuurlijke commissieleden een gezamenlijk standpunt, aanbeveling, wens of conclusie. In de commissie worden redelijk vaak vragen gesteld om “meer inzicht te krijgen in “, waarop nogal eens toezeggingen volgen. Het opvolgen van deze toezeggingen blijkt niet uit de verslagen van volgende vergaderingen van de commissie. 10
Wel wordt er gewerkt met een “memorie van antwoord” maar dat betreft alleen de feiten. Een actielijst met daarop de punten, die opvolging vergen, is er niet. 4.5 Evaluaties Over programmamanagement zijn een tweetal evaluaties gemaakt, te weten : - “evaluatie programmamanagement”, behandeld in de DB-vergaderingen van augustus 2007 en de commissies van het AB van september 2007; - “rapportage bestuursperiode 2005-2008”, behandeld in de DB-vergadering van oktober 2008. De evaluatie, uitgevoerd in 2007 geeft alleen de resultaten van gehouden interviews. Deze interviews zijn gehouden op basis van een door DB goedgekeurde vragenlijst. Het document is derhalve opgesteld rondom meningen van geïnterviewden en geeft dus vooral een beeld van de beleving van de geïnterviewden en biedt minder mogelijkheid om “feitelijke zaken vast te stellen”. In het rapport worden een drietal feiten benoemd: 1. “Het feit dat hierdoor (de invoering van programmamanagement) de betrokkenheid van de leden van het algemeen bestuur bij projecten kleiner wordt, wordt door alle geïnterviewden onderkend.” 2. “Het feit dat er voor één jaar middelen beschikbaar worden gesteld.” 3. “Het feit dat deze programma’s (alle programma’s buiten realisatie watersysteemwerken) niet voldoen aan de definitie die in het kader van programmamanagement voor een programma is gesteld.” De tweede evaluatie van 2008 bevat geen wezenlijk andere informatie dan de door de Rekeningcommissie beoordeelde buraps. De evaluatie bevat geen aanbevelingen of conclusies en is qua inhoud meer een recapitulatie van de afgelopen programmaperiode dan een evaluatie. 4.6 Interviews De Rekeningcommissie heeft met verschillende functionarissen ( zie bijlage 5) gesproken. Hieruit kwam geen aanleiding naar voren om de, op grond van de documentatie, opgebouwde inzichten van de Rekeningcommissie bij te stellen. Tijdens de interviews is door meer functionarissen aangegeven dat binnen “Watersysteem” een wijze van begroten wordt toegepast, die gericht is op het kunnen uitwisselen van projecten.
11
5.
Bevindingen
Hetgeen in vorige hoofdstukken is beschreven geeft de commissie aanleiding tot de volgende bevindingen: Het Het betreft het volgende : 1. Programmanagement is bedoeld als antwoord op de conclusies en aanbevelingen van de commissie BUIT. De gedane en overgenomen aanbevelingen van de commissie BUIT zijn echter niet concreet opgevolgd. Hierdoor zijn een aantal verbeterpunten van de commissie BUIT op dit moment nog steeds actueel. 2. De prestaties van de programma’s zijn in de onderzochte periode van 20062008 niet eenduidig bepaald en zijn bovendien in die periode herhaaldelijk gewijzigd dan wel niet meer benoemd. Toelichting hierbij is niet gegeven. 3. De bij de prestaties behorende middelen zijn niet eenduidig toegewezen en als zodanig consequent gehanteerd. Ook hier hebben zich wijzigingen voorgedaan (Zie bijlage 2) zonder dat dit duidelijk is toegelicht. Ook is niet vast te stellen of hiervoor bestuurlijke goedkeuring is gegeven. 4. In de loop van de verslagperiode 2006-2008 is de opzet van de programma’s in de begroting gewijzigd. Aanvankelijk werd er gesproken over deelprogramma’s, na verloop van tijd niet meer. Ook hierdoor ontbreekt een duidelijk en vergelijkbaar beeld. 5. Bij de invoering van Programmamanagement is geen nul-meting uitgevoerd. 6. De uitgangspositie van Programmamanagement (prognose in begroting 2006) blijkt niet navolgbaar te zijn. In 2007 heeft een flinke neerwaartse bijstelling in prestaties en middelen plaatsgevonden, wat voor beide significante bijstellingen tot gevolg had. 7. De bestuurlijke rapportages worden wel in de commissie FBH, maar niet in de vergadering van het AB besproken. Uit de verslagen blijkt niet c.q. in welke mate de bevindingen van de commissie FBH in het AB zijn toegelicht. 8. De reguliere rapportage-cyclus gedurende het jaar (burap ) en aan het eind van het jaar ( jaarrekening ) lijkt op gespannen voet te staan met de doorlooptijd van programma’s en projecten.
12
Met betrekking tot de rol van de functionele commissies zijn twee zaken opgemerkt: - tijdens de commissievergaderingen spreekt ieder lid voor zichzelf, waardoor de commissieleden niet tot een gemeenschappelijke conclusie komen; - de functionele commissies adviseren aan het DB en niet aan het AB. Zo is dat ook opgenomen in het Reglement voor de vaste commissies. De vraag is of de functionele commissies ook niet een adviesrol richting AB moeten vervullen.
13
6. Conclusies Het voorgaande brengt de Rekeningcommissie op de volgende conclusies: 1. Toetsing door het bestuur of de doelstellingen van de programma’s voldoende en tijdig zijn gerealiseerd, is niet uit de verslagen vast te stellen. 2. Ook is de invoering en werking van Programmamanagement door het AB niet gevolgd en gestuurd. 3. Uit het onderzoek naar de informatievoorziening via de buraps aan het bestuur is gebleken dat de wijze van rapporteren gedurende de programma-periode niet eenduidig is geweest. Een bestendige gedragslijn ontbreekt waardoor vergelijking van de rapportages met begroting en voorgaande rapportages niet goed mogelijk is. 4. In de rapportages ontbreekt een directe relatie tussen prestaties en middelen. De inhoud van de rapportages is onvoldoende afgestemd op de doelgroep (bestuur). 5. Programmamanagement is niet voor alle drie in het onderzoek betrokken programma’s het juiste instrument voor sturing en beheersing gebleken. Belangrijk is dat prestaties(=investeringen) uitwisselbaar zijn indien projecten om redenen niet uitgevoerd kunnen worden. Uit het onderzoek is m.b.t. geschiktheid voor programmanagement het volgende gebleken: - Watersysteemwerken: uitwisselbare prestaties - Zuiveringstechnische werken: prestaties niet uitwisselbaar - Bestuur en externe communicatie: prestaties niet uitwisselbaar 6. Het AB heeft, op basis van voorgaande conclusies, niet vast kunnen stellen op welke wijze de organisatie op het wel of niet realiseren van doelstellingen en de daarbij ingezette middelen heeft gestuurd. 7. In de Wet modernisering waterschapsbestel heeft het AB een duidelijke kaderstellende en toetsende rol gekregen. Dit betekent dat het AB de kaders waarbinnen Programmamanagement moet worden ingevuld en de zaken waarover aan het AB moet worden gerapporteerd, duidelijk aangeeft. In de praktijk blijkt dit nog niet goed te worden ingevuld. 8. De opmerkingen over de rol van de functionele commissies vallen buiten de scope van de Rekeningcommissie. Daarom doet deze commissie hierover geen aanbevelingen. 14
7.
Aanbevelingen
Allereerst vindt de Rekeningcommissie het van belang om aan te geven dat Programmamanagement is ingevoerd als instrument om een betere realisatie van gestelde doelen te bereiken en Programmamanagement dus geen doel op zich is. Op basis van al het voorgaande doet de Rekeningcommissie de volgende aanbevelingen : 1. Laat op korte termijn de programma’s herbezien op toepassing van Programmamanagement en dan met name op de uitwisselbaarheid van de prestaties(=investeringen). Begin hiermee bij het opstellen van de Beleidsbegroting 2011 en zorg dat bij het opstellen van de Beleidsbegroting 2012 zaken helemaal zijn herbezien. Als blijkt dat Programmamanagement alleen bij “Watersysteem” kan werken, schaf dan Programmamanagement voor de andere programma’s af en bepaal op welke andere wijze sturing op en beheersing van gestelde doelen gaat verlopen. 2. Het AB moet de hoofdlijnen (kaders) expliciet vaststellen en daarop sturen en alleen op details ingaan als daar aanleiding toe is. De organisatie moet over het bereiken van de vastgestelde hoofdlijnen consistent en verifieerbaar rapporteren. Begin hiermee bij het opstellen van de Beleidsbegroting 2011 en zorg dat bij het opstellen van de Beleidsbegroting 2012 zaken helemaal zijn herbezien. 3. Stel vast op welke wijze in de rapportage over het realiseren van de doelstellingen de koppeling tussen prestaties en middelen het best tot zijn recht komt voor het AB én voor de organisatie en laat daarbij de reguliere verslaglegging van burap, marap en jaarrekening correct aansluiten. Voer dit door bij de rapportage over de Beleidsbegroting 2011. 4. De aanbevelingen van de Rekeningcommissie horen op de bestuurlijke agenda van het AB een plaats te krijgen. De Rekeningcommissie zal daarop toezien. Na besluitvorming in het AB over de aanbevelingen van de Rekeningcommissie zal de gewenste situatie (“foto gewenst”) in beeld worden gebracht.
15
B
BO
BIJLAGEN BIJLAGEN
16