Imagine the result
Project MER voor zandwinning in de Schaar van Ouden Doel en de diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis en Kallosluis – PRMER0347 Departement Mobiliteit en Openbare Werken – afdeling Maritieme Toegang Niet-technische samenvatting Projectnummer – 11/004080 | Versie D | 16-11-2011
2/26
OPDRACHTGEVER
11/004080
Vlaamse Overheid Departement Mobiliteit en Openbare werken Afdeling Maritieme Toegang Tavernierkaai 3 2000 Antwerpen Dhr. T. Gregoir & Y. Meersschaut Tel 03/222.08.20 Fax 03/231.20.63
Project MER voor zandwinning in de Schaar van Ouden Doel en de diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis en Kallosluis – PRMER0347 Niet-technische samenvatting
OPDRACHTNEMER
ARCADIS Belgium nv Kortrijksesteenweg 302 9000 Gent BTW BE 0426.682.709 RPR BRUSSEL ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 BIC BBRUBEBB
Contactpersoon
Mieke Deconinck
Telefoon
+32 3 9.24.17.714
Telefax
+32 3 9.24.24.445
E-mail
[email protected]
Website
www.arcadisbelgium.be
3/26
11/004080
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING 1
Inleiding Zandwinning in de Zeeschelde is een mer-plichtige activiteit overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. In Bijlage II van dit besluit is namelijk volgende activiteit opgenomen onder Artikel 2c ‘Winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem met een volume van 100.000 m³ per jaar of meer of die een aanzienlijke invloed kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied’. Voor alle projecten die opgenomen zijn in Bijlage II van dit besluit kan er een verzoek tot ontheffing aan de plicht voor het opmaken van een milieueffectrapport bij de Dienst MER ingediend worden. De initiatiefnemer verkiest echter om onmiddellijk een milieueffectrapport op te maken en bijgevolg geen verzoek tot ontheffing aan te vragen. Zoals hierna wordt besproken hangen de zandwinningsactiviteiten nauw samen met de stortactiviteiten die in het kader van de onderhoudsbaggerwerken van de vaargeul van de Schelde jaarlijks worden uitgevoerd. Het milieueffectrapport behandelt echter enkel de effecten als gevolg van zandwinning en niet van het baggeren en storten. Deze laatste effecten zijn behandeld in het MER voor de verruiming van de Schelde. Belangrijk is wel dat de verruimingswerken in de Zeeschelde en Westerschelde ondertussen reeds zijn afgerond en er dus enkel met het onderhoud van de Schelde nà verruiming wordt rekening gehouden en niet met de verruimingswerken als dusdanig. In het kader van het MER proces is er voor alle burgers één inspraakmoment voorzien, nl. de terinzagelegging van de kennisgeving bij de betrokken gemeenten die heeft plaatsgevonden eind 2009. Eens het MER goedgekeurd is, kan het gevoegd worden bij de milieuvergunningsaanvraag die in openbaar onderzoek gaat. Tijdens het openbaar onderzoek is er een tweede inspraakmoment.
2
Situering van het project
2.1
Ruimtelijke situering De zandwinning zal plaatsvinden op twee locaties:
De Schaar van Ouden Doel;
De diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis – Kallosluis.
Voor een situering van het projectgebied wordt verwezen naar onderstaande kaart.
4/26
11/004080
5/26
2.2
11/004080
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden De belangrijkste juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn de volgende:
Het Natuurdecreet. In het kader van Artikel 36ter van het Natuurdecreet zal er in het MER een passende beoordeling worden opgesteld. Het project vindt namelijk plaats binnen enkele speciale beschermingszones en kan hierdoor een effect hebben op de beschermde habitats en soorten binnen deze speciale beschermingszones (zie onderstaande kaart)
Decreet betreffende de landschapszorg & decreet tot bescherming van monumenten, stadsen dorpsgezichten en de Landschapsatlas (2001). Enkele schorren die langsheen de Schelde gesitueerd zijn en in de nabijheid van het projectgebied gelegen zijn, zijn als landschap beschermd (zie onderstaande kaart).
6/26
11/004080
7/26
11/004080
8/26
3
11/004080
Beschrijving van het project Het project omvat de activiteit van zandwinning in twee afgebakende zones binnen de Zeeschelde, zijnde de Schaar van Ouden Doel en de zone Van Cauwelaertsluis – Kallosluis. De verschillende projectingrepen waarvan de milieueffecten zullen bepaald en beoordeeld worden, zijn:
Het varen van een zandwinningsschip naar de zandwinningszone;
Het zandwinnen op zich;
Het varen van de zandwinningszone naar de losplaats.
Het zand dat in de Schaar van Ouden Doel en de diepe zone Van Cauwelaertsluis - Kallosluis gestort
is,
zal
hoofdzakelijk
afkomstig
zijn
van
onderhoudsbaggerwerken.
De
aanlegbaggerspecie die vrijgekomen is bij de verdiepings- en verruimingswerken is ondertussen reeds verwerkt, aangezien deze werken zowel in de Zeeschelde als Westerschelde reeds afgerond zijn. De hoeveelheid zandige onderhoudsbaggerspecie die zal vrijkomen voor zandwinning wordt ingeschat op ca. 2,1 miljoen m³/jaar. Aangezien er nog geen concrete gegevens voorhanden zijn van hoeveel waar zal gestort en ontgonnen worden, worden er in het MER drie scenario’s in beschouwing genomen:
Nulscenario = huidige situatie + autonome ontwikkeling (gestuurd en niet gestuurd)
2 zandwinningsscenario’s: -
Scenario 1:
zandwinning van 1,7 miljoen m³/jaar in de Schaar van Ouden Doel (80%) zandwinning van 0,4 miljoen m³/jaar in de diepere zone Van Cauwelaertsluis Kallosluis (20%)
-
Scenario 2
zandwinning van 2,1 miljoen m³/jaar in de Schaar van Ouden Doel (100%)
geen storting en winning in de diepere zone Van Cauwelaertsluis - Kallosluis
Na het ontvangen van een goedgekeurd MER zal er een milieuvergunningsaanvraag ingediend worden voor de zandwinningsactiviteiten voor een periode van 10 jaar (2011-2021). In het MER worden verschillende alternatieven in beschouwing genomen aangaande het type zandwinningsschepen: cutterzuiger, sleephopperzuiger en steekhopperzuiger. Afhankelijk van de locatie in de waterweg kunnen verschillende types van schepen gebruikt worden. In of dicht bij de vaarweg, waar de zone Van Cauwelaertsluis – Kallosluis gesitueerd is, kunnen enkel omwille van veiligheidsredenen niet-stationaire schepen, nl. de sleephopperzuiger, ingezet worden.
In
de
Schaar
van
Ouden
Doel
kunnen
naast
sleephopperzuigers
ook
steekhopperzuigers (al dan niet in combinatie met een extra beunschip) en cutterzuigers ingezet worden. In het MER werden ook verschillende soorten van milieukoppen opgelijst die kunnen gebruikt worden op een cutterzuiger.
9/26
Sleephopperzuiger:
Steekhopperzuiger:
11/004080
10/26
11/004080
Cutterzuiger:
4
Alternatieven
4.1
Nulalternatief Het nulscenario (= nulalternatief) bestaat uit de huidige situatie en de autonome ontwikkelingen die
voor
de
toekomst
te
verwachten
zijn.
In
het
nulalternatief
worden
de
zandwinningsactiviteiten uitgevoerd zoals ze in de huidige situatie worden uitgevoerd. Wat de autonome ontwikkelingen betreffen, wordt er in het nulalternatief rekening gehouden met de gestuurde en niet-gestuurde autonome ontwikkelingen. De gestuurde ontwikkelingen zijn die beleidsontwikkelingen of geplande projecten waarvan met voldoende zekerheid vaststaat dat ze ook daadwerkelijk zullen plaatsvinden. De belangrijkste hierbij zijn: Vernieuwde Sigmaplan en Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder. Niet-gestuurde autonome ontwikkelingen zijn het gevolg van natuurlijke veranderingen of zijn normale
maatschappelijke
ontwikkelingen.
Een
belangrijke
niet-gestuurde
autonome
ontwikkeling is de verandering van het klimaat met onder andere zeespiegelrijzing als gevolg. Daarnaast wordt er, net zoals in de huidige situatie, vanuit gegaan dat er een instandhouding is van de Schaar van Ouden Doel en dat ook de andere instandhoudingen in de vaargeul aangehouden worden. Dit komt erop neer dat de onderhoudsbaggerwerken zoals zij nu jaarlijks uitgevoerd worden op dezelfde manier worden uitgevoerd. In het nulscenario wordt er een jaarlijkse zandwinning van 1 miljoen m³ in de Schaar van Ouden Doel voorzien. De extra onderhoudsspecie die gestort zal worden na de verruiming blijft in het nulscenario liggen en wordt niet gewonnen.
4.2
Projectalternatieven Voor
een
beschrijving
van
de
projectalternatieven wordt
verwezen
naar
de
twee
projectscenario’s die hiervoor reeds zijn aangehaald. Er dient hierbij wel opgemerkt dat de projectscenario’s eerder als mogelijke ontwikkelingsscenario’s dienen beschouwd te worden, in plaats van als volwaardige alternatieven. Indien echter blijkt dat vanuit milieuoogpunt de
11/26
11/004080
voorkeur uitgaat naar één van de twee projectscenario’s, zal dit wel aangegeven worden en meegenomen worden in de finale beoordeling van het project op vlak van milieu.
4.2.1
Uitvoeringsalternatieven
4.2.1.1
Type schepen Zoals hiervoor reeds is beschreven, kan zandwinning plaatsvinden door gebruik van een sleephopperzuiger of door gebruik van stationaire zandwinningsschepen (steekhopperzuiger of cutterzuiger). Enkel voor de Schaar van Ouden Doel, die niet in de vaargeul gelegen is, is het relevant om in het MER het verschil in zandwinningsschepen te onderzoeken. Voor de zone Van Cauwelaertsluis – Kallosluismoet er uit veiligheidsoverwegingen gebruikt gemaakt worden van een niet-stationair zandwinningsschip (sleephopperzuiger).
4.2.1.2
Spreiding van winning in de tijd Momenteel is er nog niets gekend aangaande de verdeling van de zandwinningsactiviteiten in de tijd. M.a.w. eens de onderhoudsbaggerspecie gestort is, staat het momenteel nog niet vast of deze specie dan op korte termijn (bijvoorbeeld 1 of 2 jaar na het storten) of geleidelijk aan gespreid over enkele jaren zal gewonnen worden. In de projectscenario’s wordt er wel vanuit gegaan dat al het gestort materiaal effectief terug zal ontgonnen worden. Dit kan als een worst-case-situatie beschouwd worden, aangezien er altijd een natuurlijke verplaatsing van gestort materiaal zal gebeuren.
5
Effectbeschrijving en –beoordeling Hierna wordt per discipline een synthese gegeven van de te verwachten milieueffecten en de voorgestelde milderende en compenserende maatregelen.
5.1
Bodem en water
5.1.1
Referentiesituatie Voor de beschrijving van de referentiesituatie is in belangrijke mate gesteund op het MER en basisdocumenten die opgemaakt zijn in het kader van de verruiming van de Zeeschelde. Beide zandwinningslocaties liggen in de Beneden-Zeeschelde. Ter hoogte van de Schaar van Ouden Doel gaat het meergeulenstelsel kenmerkend voor de Westerschelde over in een ééngeulig meanderend riviersysteem. Zowel de Schaar van Ouden Doel als de diepe zone tussen de Van Cauwelaert- en Kallosluis zijn gesitueerd in morfologisch weinig interessante gebieden. Voor de Schaar van Ouden Doel is dit deels het gevolg van de aanleg van de leidam van Doel eind de jaren 60. Door de aanleg van deze leidam werd het uitschuringseffect ter hoogte van de vaargeul vergroot om een grotere natuurlijke diepte te bekomen. De Schaar van Ouden Doel zelf vormt hierdoor een kom 1
die deels afgeschermd ligt met een diepte variërend van 4 tot 12 m GLLWS . De diepe zone tussen de Van Cauwelaert- en Kallosluis is van nature ontstaan waarbij de diepte momenteel nog varieert tot meer dan 16 m GLLWS en waar nog nooit baggerspecie gestort en gewonnen werd. 1
Gemiddelde Laag Laagwater spring: het gemiddelde laagste laagwater bij springtij
12/26
11/004080
Gezien de aard van de exploitatie, winnen van zand, is voornamelijk de impact op turbiditeit, troebelheid van het water, belangrijk. De Beneden-Zeeschelde wordt van nature door een hoge troebelheid gekenmerkt. Dit volgt uit het feit dat het turbiditeitsmaximum zich over een vrij grote zone uitstrekt, nl. van Sint-Amands tot de zone Prosperpolder-Bath. Dit betekent dat zowel de Schaar van Ouden Doel als de diepe zone tussen de Van Cauwelaert- en Kallosluis zich in deze zone situeren. Deze zone wordt gekenmerkt door sterke variaties in turbiditeit die in de grooteorde van 200 mg/l liggen.
5.1.2
Effectbeschrijving en –beoordeling Tengevolge van de berging enerzijds en de winning anderzijds zal er een continu streven zijn naar het ontstaan van een dynamisch evenwicht. In de diepe zone tussen de Van Cauwelaerten Kallosluis bestaat nog een natuurlijk hydrodynamisch evenwicht aangezien er in deze diepe zone nog geen stort- of winactiviteiten hebben plaatsgevonden. Het hydrodynamisch evenwicht dat op deze plaats heerst, zal bij start van de bergingswerkzaamheden verbroken worden en resulteren in veranderingen op vlak van bathymetrie, sedimentologie en morfologie. Wat de Schaar van Ouden Doel betreft en in de toekomt geldt dit ook voor de diepe zone Van Cauwelaertsluis - Kallosluis, wordt er als randvoorwaarde en uitgangspunt van de bergings- en zandwinningsactiviteiten gesteld dat er moet gestreefd worden naar dit dynamisch evenwicht. Dit komt erop neer dat er enkel zand kan gewonnen worden indien er specie aanwezig is. De capaciteit van de zandwinning wordt bijgevolg bepaald door de aanwezige hoeveelheid geborgen zandige specie. Er wordt nooit meer gewonnen dan dat er gestort is. Deze uitgangspunten zijn tevens van groot belang voor het behoud van de stabiliteit van de leidam enerzijds en van de kwaliteit en stabiliteit van de aangrenzende slikken en schorren. Inzake hydrodynamische veranderingen kan besloten worden dat er locaal een impact te verwachten is die echter als neutraal te beoordelen is t.o.v. de overige processen die de stromingssnelheden,
getijwerking,
waterstanden,
stromingsrichting,
…
in
de
Schelde
beïnvloeden. Momenteel is er tussen scenario 1 en 2 een onderscheid te maken die uitsluitend gebaseerd is op het nog niet gestart zijn van de berging van specie in de diepe zone tussen de Van Cauwelaert- en Kallosluis. Wat de morfologische en sedimentologische wijzigingen betreffen, kan besloten worden dat er als gevolg van de zandwinning nagenoeg geen impact verwacht wordt op de morfologische diversiteit rekening houdend met de autonome processen en de voorafgaande berging. Voor wat de zandwinning betreft is er geen onderscheid te maken tussen scenario 1 en 2, eens de berging van specie in de diepe zone gestart is. Onder kwaliteitswijzigingen werd vooral stilgestaan bij de turbiditeit naast ook de potentiële impact op de water- en waterbodem. Gezien de hoge natuurlijke turbiditeit ligt de stijging in slibconcentraties t.g.v. de zandwinningsactiviteiten binnen de al voorkomende vastgestelde variaties en is geen bijkomend effect vast te stellen. Ook hier is geen onderscheid te maken tussen scenario 1 en 2. Tot een gelijkaardige conclusie wordt gekomen met betrekking tot de beïnvloeding van de water- en de waterbodemkwaliteit. Algemeen kan besloten worden dat er nagenoeg geen effecten te verwachten zijn als er geen grote wijzigingen in de bodemligging optreden wat betekent dat de zandwinning en de berging van zandige specie op elkaar afgestemd dienen te blijven
5.1.3
Milderende maatregelen Gezien de resultaten van de effectbespreking wordt het niet noodzakelijk geacht om de technieken die als milieuvriendelijke alternatieven voor de snijkopzuiger zijn opgenomen, toe te
13/26
11/004080
passen. Het tijdig stoppen met laden om de effecten van de overvloeiverliezen naar de waterkolom te beperken wordt wel als een minimumvereiste aanzien.
5.2
Lucht
5.2.1
Referentiesituatie In de huidige situatie wordt er ter hoogte van de zone tussen de Van Cauwelaertsluis en de Kallosluis een overschrijding vastgesteld van de jaargemiddelde NO2 concentratie. In de Schaar van Ouden Doel wordt de jaargrenswaarde net gerespecteerd. Wat betreft fijn stof (PM10) kan gesteld worden dat in de huidige situatie in beide zones aan de jaargrenswaarden wordt voldaan. De immissiebijdragen van zandwinningsschepen is in de huidige situatie niet significant ten opzichte van de huidige achtergrondconcentraties. Ook voor de referentiesituatie zijn de immissiebijdragen van de zandwinningsschepen niet significant ten opzichte van de bijdragen van de in het studiegebied aanwezige industrie en andere schepen.
5.2.2
Effectbeschrijving en –beoordeling Net zoals in de huidige toestand en de referentiesituatie is de bijdrage van de zandwinningsschepen niet significant ten opzichte van de aanwezige achtergrondconcentratie. Doordat de achtergrondconcentratie daalt ten opzichte van de huidige achtergrondconcentratie binnen het studiegebied, worden geen overschrijdingen van de jaargrenswaarden meer vastgesteld. Het verschil in type zandwinningsschip of type zuiger (snijkop of cutterzuiger) maakt geen verschil uit voor de discipline lucht.
5.2.3
Milderende maatregelen Aangezien er voor geen van de voorgestelde scenario’s een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen verwacht wordt, worden er geen milderende maatregelen voorgesteld vanuit de discipline lucht.
5.3
Geluid en trillingen
5.3.1
Referentiesituatie
5.3.1.1
Geluid boven water Voor de beschrijving van de referentiesituatie of het huidige omgevingsgeluid werd beroep gedaan
op
enerzijds
meetgegevens
uit
andere
MER’s
en
anderzijds
ambulante
omgevingsmetingen. De ambulante omgevingsmetingen worden uitgevoerd op 10 relevante meetlocaties. Voor de beschrijving van het huidige omgevingsgeluid wordt ter hoogte van de meetpunten en evaluatiepunten nabij woningen (t.a.v. impactbeoordeling naar mens in mpt 10, evpt 11 en evpt 12) en ter hoogte van de meetpunten in de natuurgebieden (tav impactbeoordeling naar fauna en flora in mpt 1 t.e.m. mpt 9) een toetsing uitgevoerd t.o.v. de milieukwaliteitsnormen van Vlarem II. In onderstaande figuren wordt de ligging van de meetpunten en evaluatiepunten per deelzone weergegeven.
14/26
11/004080
Meetpunten t.h.v. de Schaar van Ouden Doel
Meetpunten t.h.v. de diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis en Kallosluis
Uit de Vlarem beoordeling ter hoogte van de meetpunten en evaluatiepunten nabij woningen volgde dat de milieukwaliteitsnormen in meetpunt 10 (gelegen in agrarisch gebied), en in meetpunt 11 (<500 m van industriegebied) voor de avond- en de nachtperiode niet gehaald werden. In evaluatiepunt 12 werden de milieukwaliteitsnormen voor alle beoordelingsperiodes gehaald. Uit de Vlarem beoordeling ter hoogte van de meetpunten in de natuurgebieden (tav impactbeoordeling naar fauna en flora in mpt 1 t.e.m. mpt 9) wordt de milieukwaliteitsnorm in van de meeste meetpunten voor de dagperiode gehaald. In de meetpunten 3 en 9 wordt de
15/26
11/004080
milieukwaliteitsnorm voor de dag niet gehaald. Het geluidsklimaat in meetpunt 9 wordt in belangrijke
mate
bepaald
door
de
bedrijfsactiviteiten
afkomstig
van
nabijgelegen
industriegebieden. Ter hoogte van meetpunt 3 word de milieukwaliteitsnorm voor de dagperiode met 0,2 dB(A) overschreden. Deze overschrijding mag binnen de nauwkeurigheidsmarge van de metingen gerekend worden..
5.3.1.2
Geluid onder water Het huidige onderwatergeluid in de Schelde is niet juist gekend. Wel kan aangenomen worden dat continue geluidsniveaus tussen 90 en 100 dB (re 1µPa) in het frequentiegebied 100 Hz tot enkele kHz niet ongewoon zijn. Deze niveaus worden sterk beïnvloed (verhoogd) door vaartuigen, vliegverkeer, weersomstandigheden (wind en regen), waterturbulentie, stromingen en biologische activiteit. Voorbijvarende schepen bijvoorbeeld veroorzaken belangrijke verhogingen van het geluidsdrukniveau tot 110 à 120 dB (re 1µPa) ) in hetzelfde frequentiegebied. Metingen op 1 m afstand van vrachtschepen en veerboten in diep water tonen zelfs waarden aan tussen 150 dB(re 1µPa) bij 100 Hz en 115 dB(re 1µPa) bij 5 kHz. Door de grote densiteit van het scheepvaartverkeer op de Schelde is het onderwatergeluid in de Schelde aanzienlijk groot.
5.3.2
Effectbeschrijving en –beoordeling
5.3.2.1
Geluidsimpact boven water t.a.v. mens Uit de Vlarem beoordeling ter hoogte van de woningen volgt dat het specifieke geluid afkomstig van de zandwinningsschepen in alle evaluatiepunten aan de Vlarem grenswaarden voldoet, zelfs wanneer er 2 zandwinningsschepen op slechts 100 m afstand van elkaar in werking zijn. Er dient opgemerkt te worden dat deze meetpunten strikt genomen geen Vlarembeoordelingspunten zijn daar deze punten op een grotere afstand liggen dan 200 m van de terreingrens of van het industriegebied. Uit de vergelijking van het toekomstig omgevingsgeluid (huidig omgevingsgeluid (LA95,T) + berekend specifieke geluid (Lsp)) met het huidige omgevingsgeluid (de impact) volgt dat de impact ter hoogte van de evaluatiepunten 10, 11 en 12 verwaarloosbaar is (≤ 1 dB). Volgens het significantiekader is het effect in de dag-, avond- en nachtperiode verwaarloosbaar (eindbeoordeling 01), zelfs wanneer er 2 zandwinningsschepen op slechts 100 m van elkaar in werking zijn.
5.3.2.2
Geluidsimpact boven water t.a.v. fauna en flora Uit de impactbeoordeling ten aanzien van fauna en flora volgt dat er in het Galgeschoor en het Groot Buitenschoor een verwaarloosbaar effect is. De verhoging van het omgevingsgeluid t.g.v. de zandwinningsactiviteiten blijft beperkt tot maximaal 0,5 dB(A). Ter hoogte van de overige natuurgebieden (Schor van Ouden Doel, Paardenschor, Ketenisseschor, natuurgebied ter hoogte van mpt 1 en natuurgebied ter hoogte van mpt 2) kan het omgevingsgeluid maximaal (bij minimale afstand) met ca. 1 tot ca. 3 dB(A) toenemen t.g.v. het geluid van de zandwinningsactiviteiten. Voor de effectbeoordeling ten aanzien van de aanwezige avifauna wordt verwezen naar fauna en flora, die hierna verder beschreven is.
Opmerking Er dient wel opgemerkt te worden dat de berekeningen voor een matig belastende situatie zijn uitgevoerd. Gedurende een zeer korte tijd kan het geluidsklimaat hoger zijn wanneer de baggerschepen zich dichter bij een respectievelijk natuurgebied of woning bevinden. In de meeste gevallen zullen echter de baggerschepen zich verder bevinden dan in de voorgestelde ‘matig belastende situatie’ (het midden van de baggerzone loodrecht op het evaluatiepunt).
16/26
5.3.2.3
11/004080
Geluid onder water Volgens literatuursgegevens kan een sleephopperzuiger een piekgeluidsniveau veroorzaken van 164 tot 177 dB (re 1 µPa) tussen 80 en 200 Hz of een totaal geluidsdrukniveau van 170 tot 185 dB tussen 10 en 500 Hz op 1 m afstand. Op ca. 200 m afstand zou het geluidsdrukniveau 133 tot 140 dB bedragen tussen 20 en 1000 Hz. Gedragsreacties van de onderwaterfauna worden enkel op korte afstand van de bron verwacht wanneer het geluidsdrukniveau van het ontginningsvaartuig fel boven het omgevingsgeluid onder water is. Volgens een studie (Richardson et al., 1995) zouden walvisachtigen (Balaena mysticetus) een ontginningsvaartuig omzeilen wanneer het geluidsniveau onder water 20 tot 30 dB hoger ligt dan het achtergrondniveau. Aangezien het aantal walvisachtigen dat ter hoogte van de Schaar van Ouden Doel voorkomen te verwaarlozen is en het aandeel van het onderwatergeluid als gevolg van de zandwinning t.o.v. het geproduceerde onderwatergeluid heel gering is, wordt de impact op het onderwatergeluid resulterend op de onderwaterfauna als gering negatief beoordeeld.
5.3.3
Milderende maatregelen Milderende maatregelen zijn minder dwingend tenzij de onderzoekssturende randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen. Rekening houdende met het feit dat een baggercyclus en bijgevolg een ‘worst case’ situatie slechts 3 uur duurt, zal de geluidsimpact gering zijn en worden er geen milderende maatregelen voorgesteld. Er dient wel opgemerkt te worden dat de berekeningen uitgevoerd werden op basis van het geluidsvermogenniveau van een gemeten zandwinningsschip (de ’Nicole’) op de Schelde in het kader van voorliggend project. De besluiten zijn bijgevolg enkel geldig wanneer de zandwinningsactiviteiten uitgevoerd worden met gelijkaardige zandwinningsschepen met hetzelfde geluidsvermogen (of een lager).
5.4
Fauna en flora
5.4.1
Referentiesituatie Het studiegebied maakt deel uit van het brakke of mesohaliene gedeelte van het Scheldeestuarium. Meest typerend aan estuaria zijn dynamiek en overgangen (de longitudinale zoetzout gradiënt en de verticale overstromingsgradiënt). Hiermee samenhangend bestaan er talrijke natuurlijke overgangen (van droog naar nat, van zoet naar zout, van een stabiele naar een
instabiele
bodem),
die
op
elke
plaats
in
het
estuarium
bepalen
welke
levensgemeenschappen er zich ontwikkelen en die ervoor zorgen dat er een grote diversiteit aan habitats en organismen (flora en fauna) aanwezig is. In het studiegebied liggen enkele erkende natuurreservaten, speciale beschermingszones, VEN-gebieden en Ramsar-gebieden. Het betreft het Verdronken Land van Saeftinghe (op Nederlands grondgebied), Groot Buitenschoor, het geplande (inter)getijdengebied in de Hedwige-
en
Prosperpolder,
Schor
Ouden
Doel,
Paardenschor,
Galgenschoor
en
Ketenisseschor. Ook de Schelde zelf, de zogenaamde waterweg, maakt deel uit van een speciale beschermingszone. Op Nederlands grondgebied ligt de SBZ ‘Westerschelde en Saeftinghe’. Alle bovenvermelde gebieden betreffen brakwaterslikken en –schorren die naast een belangrijke waarde voor vegetatie en flora ook belangrijk zijn als rust- broed- en foerageergebied voor allerlei water- en rietvogels. Vooral gedurende de trekperiode en in de winter zijn grote aantallen steltlopers en andere watervogels voor hun overleving afhankelijk van deze gebieden. De belangrijkste soorten voor de Zeeschelde zijn Grauwe gans, Bergeend, Smient, Krakeend, Wintertaling, Wilde Eend, Pijlstaart, Tafeleend, Scholekster, Kluut, Kievit,
17/26
11/004080
Bonte strandloper, Wulp en Tureluur. Een groot deel van de steltlopers en eenden zijn afhankelijk van de bentische organismen die in de slikken en schorren voorkomen. Ook voor visfauna is de Schelde van groot belang. Het Schelde-esturium speelt namelijk een belangrijke rol als kraam- en kinderkamer voor heel wat mariene vissoorten (bijv. Tong, Zeebaars) en garnalen. Ook herbergt het estuarium een aantal residente vissoorten (bijv. Brakwatergordel) en dienen zij als doortrekroute tussen de zee en de zoetwatergebieden voor trekvissen zoals Rivierprik, Paling en Fint.
5.4.2
Effectbeschrijving en –beoordeling Aantasting van habitat voor benthos De
zandwinning
zal
lokaal
een
negatieve
invloed
hebben
op
de
aanwezige
benthosgemeenschappen. Omwille van de reeds aanwezige dynamiek in het gebied, de grote herstelcapaciteit
van
benthos,
het
feit
dat
wordt
verwacht
dat
de
voorgestelde
zandwinningszones soortenarmer zijn dan de slikzones die deel uitmaken van beschermde gebieden zoals het Groot Buitenschoor en Ketenisseschor, en rekening houdend met de aanname dat jaarlijks slechts de helft van de projectoppervlakte nodig is voor een zandwinning van 2,1 miljoen m³ wordt het effect van biotoopverlies voor benthos als matig negatief beoordeeld. Verstoring door geluid (boven water) De
natuurbeschermingsgebieden
Groot
Buitenschoor,
Galgenschoor,
Saeftinghe
en
Paardenschor liggen volledig buiten de invloedzone (45-50 dB(A) contour) voor rustverstoring. Voor het Schor van Ouden Doel en het Ketenisseschor zal er enkel wanneer het schip zich aan de westelijke rand van de zandwinningszone bevindt, een geringe geluidsverstoring optreden in de slikzone. Deze slikzone is vooral van belang als foerageergebied voor steltlopers; de broedvogels bevinden zich op het schor. Aangezien er in de omgeving voldoende uitwijkmogelijkheden zijn voor het foerageren en aangezien het geproduceerde geluid continue van aard is, wordt de impact op de slikzone als gering negatief beoordeeld.
Verstoring door geluid (onder water) Er worden geen significante effecten verwacht op de vissen en zeezoogdieren met betrekking tot onderwatergeluid omwille van volgende argumenten:
De beïnvloede zone is procentueel gezien heel gering;
Vissen en zeezoogdieren zijn mobiele soorten die de projectsites makkelijk kunnen mijden.
De meest kwetsbare gebieden waar de meeste zeehonden voorkomen bevinden zich in de Westerschelde, dus niet in de onmiddellijke nabijheid van de zandwinningszones
5.4.3
Milderende maatregelen Vanuit de discipline fauna en flora worden geen milderende maatregelen noodzakelijk geacht. Voor de stabiliteit van het slik- en schorareaal is het wel van groot belang dat er een evenwicht is tussen het storten en winnen van het zand. Bijkomend mag er niet meer gewonnen worden dan er gestort wordt. Dit vormt echter reeds een uitgangspunt van het project en wordt bijgevolg niet als een milderende maatregel aangezien.
18/26
5.5
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.5.1
Referentiesituatie
11/004080
Het project zal voornamelijk een invloed hebben op de landschappelijke waarden binnen het studiegebied. De zandwinningsactiviteiten vinden plaats ter hoogte van de waterweg, enerzijds in de vaargeul (zone Van Cauwelaertsluis – Kallosluis) en anderzijds ter hoogte van de Schaar van Ouden Doel, een eerder afgesloten zone binnen de vaarweg. Als gevolg hiervan worden er geen effecten verwacht op de bouwkundige erfgoedwaarden die langsheen de Schelde gelegen zijn. Ook op de archeologische erfgoedwaarden (wrakken) worden geen effecten verwacht aangezien de zandwinning zal gebeuren in zones waar voorheen baggerspecie gestort is. Het Schor van Ouden Doel en het Paardenschor worden binnen het studiegebied rond de Schaar van Ouden Doel aangeduid als aandachtsgebieden voor hun landschappelijke waarden. Het Schor van Ouden Doel, Groot Buitenschoor en Galgenschoor zijn beschermd als landschap. Het Ketenisseschor vormt het enige aandachtsgebied in het studiegebied rond de zone Van Cauwelaertsluis – Kallosluis. Daarnaast zijn binnen beide studiegebieden de slikken en schorren langs de Schelde aangeduid als relictzone en ankerplaats. De Schelde zelf vormt een belangrijk landschappelijk lijnelement in beide studiegebieden.
5.5.2
Effectbeschrijving en –beoordeling De zandwinning vindt plaats in twee zones waar onderhoudsbaggerspecie gestort is en die door middel van zandwinning er terug uitgehaald wordt. Er zullen geen morfologisch waardevolle relicten vergraven worden, aangezien de zandwinning plaatsvindt in zones waar reeds stortactiviteiten hebben plaatsgevonden. Het voor het estuarium karakteristieke meergeulensysteem blijft bij beide scenario’s gehandhaafd. Waardoor beide scenario’s voor het aspect landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie niet onderscheidend zijn. Er is geen impact te verwachten op de slik- en schorgebieden ter hoogte van beide projectgebieden. Door het project zal er ook geen directe of indirecte inname van deze slikken of schorren plaatsvinden. Er zullen tevens geen wijziging van de waterstanden optreden, die een invloed zouden kunnen hebben op de slik- en schorgebieden. Er zal eveneens geen invloed zijn op de landschappelijke kenmerken van de slik- en schorgebieden. Voor de beschermde landschappen die binnen het studiegebied gelegen zijn (Schor van Ouden Doel, Groot Buitenschoor, Galgenschoor) worden er bijgevolg geen negatieve effecten verwacht. De zandwinning vindt plaats onder water en heeft daarmee geen direct visueel – ruimtelijke effecten. Bovendien dragen de dynamiek van het systeem en de aanwezigheid van een haven te Antwerpen bij tot een voortdurend veranderend landschapsbeeld, wat voor de Schelde niet onmiddellijk als negatief wordt beoordeeld.
5.5.3
Milderende maatregelen Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie dringen er zich geen milderende of compenserende maatregelen op. Voor de stabiliteit van het slik- en schorareaal is het wel van groot belang dat er een evenwicht is tussen het storten en winnen van het zand. Bijkomend mag er niet meer gewonnen worden dan er gestort wordt. Dit vormt echter reeds een uitgangspunt van het project en wordt bijgevolg niet als een milderende maatregel aangezien.
19/26
5.6
Mens
5.6.1
Referentiesituatie
11/004080
Binnen het studiegebied van de discipline mens wordt onderscheid gemaakt tussen woonzones en zones voor recreatie. De woonzones van Zandvliet, Berendrecht, Lillo, Doel en Kallo bevinden zich binnen een straal van 5 km rondom één van beide zandwinningsolocaties. Het open landschap van de Schelde is een trekpleister voor fietsers en wandelaars en is een aangenaam gebied voor de pleziervaart. Uit de studie van de huidige luchtkwaliteit binnen het gebied blijkt dat de jaargrenswaarden voor NO2 worden overschreden. Dit kan nadelige effecten hebben op de gezondheid van de mens. Uit de studie van de huidige geluidshinder binnen het studiegebied blijkt dat er in twee van de drie geselecteerde referentiepunten een overschrijding van de milieukwaliteitsnormen wordt vastgesteld. Deze overschrijdingen worden veroorzaakt door de aanwezige industrie.
5.6.2
Effectbeschrijving en –beoordeling Het sociaal economisch belang van de zandwinningsactiviteiten is eerder beperkt. De activiteiten van het zandwinnen worden enkel uitgevoerd om de bergingscapaciteit voor zandige baggerspecie te garanderen en daarbij geen impact te veroorzaken aan de aangrenzende sliken schorgebieden. Er zal nooit meer zand uit de zones gehaald worden dan dat er in gestort wordt. Met betrekking tot gezondheidseffecten wordt onderscheid gemaakt tussen de impact van emissies naar lucht en de impact van geluid. De bijdrage van de emissies naar lucht en geluid is verwaarloosbaar. De visuele hinder zal beperkt zijn, aangezien er enkel schepen in de vaarweg en op de zandwinningszones zullen aanwezig zijn, wat heel typisch is in een havenlandschap met een grote vaarweg. Met betrekking tot verenigbaarheid met andere activiteiten worden er geen effecten verwacht. Momenteel vormen er zich geen problemen naar combinatie van beide activiteiten in de Schaar van Ouden Doel. Ook naar de toekomst toe worden er geen problemen verwacht. Aangezien er verder geen andere activiteiten plaatsvinden in de Schaar van Ouden Doel, worden er geen problemen verwacht naar verenigbaarheid.
5.6.3
Milderende maatregelen Vanuit de discipline mens dringen er zich geen milderende of compenserende maatregelen op.
20/26
6
11/004080
Passende beoordeling Artikel 36ter van het Vlaamse Natuurdecreet stelt dat een vergunningsplichtige activiteit die, of een plan of programma dat, afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma's, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, onderworpen dient te worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor de speciale beschermingszone (SBZ). In het MER werd op die manier een passende beoordeling opgemaakt. In de passende beoordeling zijn alle effecten op de beschermde habitats en soorten van de speciale beschermingszones die binnen het studiegebied van de zandwinningszones gelegen zijn, onderzocht. De speciale beschermingszones die binnen deze perimeter gelegen zijn, zijn de volgende:
Nederland -
SBZ-H en SBZ-V Westerschelde & Saeftinghe
België -
SBZ-H ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’. Dit SBZ-H omvat naast de slik- en schorgebieden, ook gans de Schelde als rivier.
-
SBZ-V ‘Schorren en Polders van de Beneden-Schelde’.
Omwille van de relatief grote afstand tot de zandwinningszones, worden er geen effecten verwacht ter hoogte van het Groot Buitenschoor en het Galgenschoor. De gebieden waar er wel effecten te verwachten zijn, zijn het Schor van Ouden Doel, Paardenschor en Ketenisseschor. De milieueffecten die onderzocht werden in de passende beoordeling kunnen als volgt samengevat worden:
Met betrekking tot geluidsverstoring komen er in voormelde gebieden enkele kwetsbare Bijlage I broedvogelsoorten voor. Het betreft Blauwborst, Bruine kiekendief en Kluut. Voor geen enkel van deze soorten wordt een significante rustverstoring verwacht. Blauwborst en Bruine kiekendief broeden namelijk op de hoger gelegen schorzones die volledig buiten de invloedzone voor geluid vallen. Kluut werd de laatste jaren niet meer waargenomen als broedvogel
in
de
beïnvloede
natuurbeschermingsgebieden.
Bovendien
is
de
geluidsverstoring er enorm beperkt in oppervlakte en zal enkel optreden als het schip zich aan de uiterste rand van de zandwinningszone bevindt. De zandwinning zal bijgevolg geen significant negatief effect hebben op de voorkomende Bijlage I soorten.
Door de zandwinningsactiviteiten zal er een wijziging van het habitattype estuaria optreden ter hoogte van de zandwinningsactiviteiten. In de passende beoordeling werd het verlies aan biomassa van benthos berekend. Procentueel gezien zal er een aantasting optreden van 3,22%, indien er vanuit gegaan wordt dat er jaarlijks slechts in de helft van de zandwinningszone zal gewonnen worden. Hierbij dienen wel enkele kanttekeningen gemaakt te worden. Eerst en vooral kan er aangenomen worden dat de Schaar van Ouden Doel reeds jaren verstoord is door de jarenlange stort- en winactiviteiten in deze zone. Daarnaast
kan
er
gesteld
worden
dat
de
natuurlijke
schommelingen
in
de
benthosgemeenschappen o.a. mede door het feit dat de Schelde een sterk dynamisch systeem, reeds groot zijn. Veel benthossoorten zijn ook kortlevende soorten. Omwille van de relatief beperkte oppervlakte die beïnvloed zal worden door de zandwinningsactiviteiten, wordt het effect op het habitattype ‘estuaria’ en op de benthosgemeenschappen als niet significant negatief beoordeeld.
21/26
11/004080
Als gevolg van de zandwinningsactiviteiten zal er een stijging van de turbiditeit optreden. Deze wijzigingen zullen echter binnen de natuurlijke schommelingen blijven, waardoor er geen significant negatieve effecten verwacht worden op de aanwezige aquatische organismen. De organismen die in de brakwaterzone voorkomen zijn zowieso aangepast aan hoge turbiditeitswaarden.
Er worden geen significante effecten verwacht op de Europees beschermde vissen en zeezoogdieren met betrekking tot onderwatergeluid omwille van de geringe grootte van de beïnvloede zone, het feit dat vissen en zeezoogdieren mobiele soorten zijn en er binnen de invloedzone geen belangrijke kwetsbare gebieden voor zeezoogdieren, zoals zoog- en rustlocaties, gesitueerd zijn.
Op de Nederlandse Speciale Beschermingszone ‘Westerschelde en Saeftinghe’ worden geen significant negatieve effecten verwacht. Als algemeen besluit kan er gesteld worden dat de zandwinningsactiviteiten geen significant negatieve effecten zullen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Europees beschermde habitats en soorten.
22/26
7
Vergelijking van de scenario’s
7.1
Projectscenario’s
11/004080
In het MER zijn de milieueffecten van twee 2 scenario’s beoordeeld:
Scenario 1: -
zandwinning van 1,7 miljoen m³/jaar in de Schaar van Ouden Doel (80%) zandwinning van 0,4 miljoen m³/jaar in de diepere zone Van Cauwelaertsluis - Kallosluis (20%)
Scenario 2 -
zandwinning van 2,1 miljoen m³/jaar in de Schaar van Ouden Doel (100%)
-
geen storting en winning in de diepere zone Van Cauwelaertsluis - Kallosluis
Tengevolge van de berging enerzijds en de winning anderzijds zal er een continu streven zijn naar het ontstaan van een dynamisch evenwicht. Dit evenwicht bestaat er momenteel nog wel voor de diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis en Kallosluis. Het hydrodynamisch evenwicht dat op deze plaats heerst, zal bij start van de bergingswerkzaamheden verbroken worden en resulteren in veranderingen op vlak van bathymetrie, sedimentologie en morfologie. Belangrijk uitgangspunt is dat zandwinning enkel mogelijk is indien specie aanwezig is. De capaciteit van de zandwinning wordt bepaald door de aanwezige hoeveelheid geborgen zanderige specie. Inzake hydrodynamische veranderingen kan besloten worden dat er locaal een impact te verwachten is die echter als neutraal te beoordelen is t.o.v. de overige processen die de stromingssnelheden,
getijwerking,
waterstanden,
stromingsrichting,
…
in
de
Schelde
beïnvloeden. Momenteel is er tussen scenario 1 en 2 een onderscheid te maken die uitsluitend gebaseerd is op het nog niet gestart zijn van de berging van specie in de diepe tussen de Van Cauwelaert- en Kallosluis. Wat de morfologische en sedimentologische wijzigingen en de wijziging van de turbiditeit betreft, is er geen onderscheid te maken tussen scenario 1 en 2, eens de berging van specie in de diepe zone gestart is. Tot een gelijkaardige conclusie wordt gekomen met betrekking tot de beïnvloeding van de water- en de waterbodemkwaliteit. Met betrekking tot de discipline geluid gaat de voorkeur uit naar scenario 2 daar in dit geval het projectgebied kleiner is en de zone waar er een impact verwacht wordt bijgevolg ook kleiner zal zijn. Echter dient er wel aangehaald dat diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis en Kallosluis zo goed als volledig omsloten is door industrie en er bijgevolg naar mens toe geen echte voorkeur is naar een bepaald scenario. Naar geluidsbelasting toe zal de extra hoeveelheid die gebaggerd zal worden in scenario 2 geen extra geluidsbelasting met zich meebrengen daar het machinepark hetzelfde blijft. Enkel de duur zal verschillen. Wat de wijziging van het habitat voor benthos betreft, gaat een lichte voorkeur uit naar scenario 2 en de reden hiervoor is enkel en alleen omdat de diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis en Kallosluis dan niet aangetast wordt. Er zijn echter geen gegevens gekend die aangeven dat dit naar benthos toe een meer kwetsbaar gebied betreft. Met betrekking tot het aspect turbiditeit en de impact op de aquatische organismen is er geen onderscheid tussen beide scenario’s, omwille van de natuurlijke hoge slibconcentraties in de Schelde. Inzake de geluidsimpact (boven water) door zandwinning op avifauna gaat een lichte voorkeur uit naar scenario 2 omdat in dit scenario enkel het studiegebied van de Schaar van Ouden Doel
23/26
onderhevig is aan de geluidsverstoring tengevolge van de zandwinning.
11/004080
Bovendien moet
worden opgemerkt dat er m.b.t. de zandwinning in de Schaar van Ouden Doel in principe slechts heel beperkte wijzigingen in de geluidsproductie zullen optreden in vergelijking met de huidige situatie (anno 2011). De zandwinning in deze projectsite betreft namelijk een verderzetting van de bestaande activiteiten. Dit is niet het geval voor de zandwinning thv. de diepe zone tussen de Van Cauwelaert- en Kallosluis (projectsite 2). Hier is tot op heden nog geen zand gewonnen. Wat het geluid onder water, visuele verstoring, het effect op aangrenzende slik- en schorgebieden en het effect op luchtkwaliteit betreft, is er geen onderscheid te maken tussen scenario 1 en 2. Tot eenzelfde conclusie wordt gekomen met betrekking tot de het aspect lucht, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Ook vanuit de receptordiscipline mens in zijn geheel is er geen onderscheidend effect tussen beide scenario’s. Als besluit kan er bijgevolg gesteld worden dat er vanuit de receptordisciplines mens en fauna en flora geen uitgesproken voorkeur is voor een bepaald scenario. Er blijft natuurlijk wel een onderscheid tussen scenario 1 en 2 baserend op het feit dat er in scenario 2 geen berging zal plaatsvinden in de diepe zone Van Cauwelaert- en Kallosluis, waardoor er dan ook geen enkel milieueffect zal optreden in deze zone. De milieueffecten zijn echter niet van die aard dat er een onderscheidend effect is tussen beide scenario’s.
7.2
Type zandwinningsschepen Voor de winning van zand kunnen verschillende type schepen ingezet worden. De zandwinning in de diepe zone tussen de Van Cauwelaert- en Kallosluis, die binnen de vaargeul gelegen is, dient te gebeuren met een niet-stationair zandwinningsschip,van het type sleephopperzuiger. Dit is noodzakelijk omdat het schip snel moeten reageren en zich verplaatsen in geval er een groot schip afkomt. Vanuit veiligheidsoverwegingen kan hier bijgevolg geen alternatief type zandwinningsschip ingezet worden. Aangezien het gevaar op aanvaring in de Schaar van Ouden Doel eerder onbestaande is, kunnen hier zowel niet-stationaire, als stationaire zandwinningsschepen gebruikt worden. Gezien de omvang van de turbiditeit iets groter is bij een niet-stationair schip, gaat de voorkeur eerder uit naar een stationair schip voor zandwinning in de Schaar van Ouden Doel. Op basis van de eigenschappen van de verschillende types stationaire schepen, geniet de steekzuiger een lichte voorkeur boven de traditionele snijkopzuiger. Voor de traditionele snijkopzuiger bestaan een aantal milieuvriendelijke alternatieven, die in de praktijk voornamelijk worden ingezet voor saneringswerkzaamheden. Gezien ze erop gericht zijn de verspreiding van verontreinigd slib tegen te houden, hebben ze ook een positieve invloed op de vermindering van de turbiditeit. Echter, gezien de verwachte toenames sedimentconcentratie bij zandwinning binnen de spreiding liggen van de natuurlijke schommeling in de Beneden-Zeeschelde, wordt het gebruik van deze milieuvriendelijke types aanbevolen, maar niet als noodzakelijk beschouwd. Hetzelfde besluit geldt vanuit het aspect fauna en flora. Voor wat betreft het type schepen zijn er geen geluidbrongegevens gekend van de verschillende types schepen, waardoor er vanuit geluid geen uitspraak kan gedaan worden naar welk type schip het minst geluidverstorend is. De effectbeoordeling is gebeurd op basis van het gemeten geluidsvermogen van een representatief zandwinningsschip, (met name de ‘Nicole’) dat zowel als sleephopper of als steekhopper kan gebruikt worden. Voor de zandwinning in de Schaar van Ouden Doel is er vanuit de volgende disciplines geen voorkeur naar het type schip dat er mag gebruikt worden:
Discipline lucht
24/26
11/004080
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Discipline mens
Als besluit kan er bijgevolg gesteld worden dat er vanuit de receptordiscipline mens geen uitgesproken voorkeur is voor een type zandwinningsschip. Vanuit het aspect bodem, water en fauna en flora gaat voor de Schaar van Ouden Doel een lichte voorkeur uit naar het gebruik van een stationair i.p.v. een niet-stationair zandwinningsschip.
8
Besluit Algemeen kan besloten worden dat er m.b.t. bodem en water nagenoeg geen effecten te verwachten zijn als er geen grote wijzigingen in de bodemligging optreden wat betekent dat de zandwinning en de berging van zandige specie op elkaar afgestemd dient te blijven. Dit vertaalt zich tevens naar mogelijke effecten op de natuurbeschermingszones die in omgeving van de zandwinningszones gesitueerd zijn. Voor het behoud van de kwaliteit van deze slik- en schorzones (Schor van Ouden Doel, Paardenschor, Ketenisseschor) is het van belang dat er een dynamisch evenwicht is tussen het storten van baggerspecie enerzijds en het winnen van het gestorte materiaal anderzijds. Dit wordt echter ook als randvoorwaarde gesteld voor de zandwinning, waardoor er op dit vlak geen effecten te verwachten zijn. Een blijvende monitoring van dit dynamisch evenwicht is bijgevolg van cruciaal belang. Wat de impact op mens, aspect rustverstoring, betreft liggen er ter hoogte van de Schaar van Ouden Doel geen woningen waar een overschrijding van de Vlarem-grenswaarden kunnen optreden. In de ruime omgeving van de diepe zone tussen de Van Cauwelaertsluis en Kallosluis zijn geen woningen gelegen. Met betrekking tot de aspecten visuele hinder, geurhinder en gezondheidsaspecten worden er geen negatieve effecten op mens verwacht. Wat de impact van rustverstoring op avifauna betreft, zal er enkel bij het uitvoeren van zandwinning aan de westelijke randzone een geringe geluidsverstoring optreden in de slikzones van
het
Schor
van
Ouden
Doel
en
het
Ketenisseschor.
De
andere
natuurbeschermingsgebieden en schorzones van de hiervoor vermelde gebieden liggen op een te grote afstand tot de werkzaamheden om beïnvloed te worden. Andere effecten die zich op fauna en flora kunnen voordoen is de impact op benthos ter hoogte van de zandwinningszones zelf. Aangezien er vanuit gegaan kan worden dat de Schaar van Ouden Doel reeds een verstoorde zone betreft,
het Schelde-estuarium een sterk
dynamisch systeem betreft en de benthosgemeenschappen van nature uit ook sterke schommelingen in soorten en aantallen kunnen vertonen, wordt het effect op de benthosgemeenschap als matig tot gering negatief beoordeeld. Op vlak van de impact van onderwatergeluid en wijziging van turbiditeit worden er geen significant negatieve effecten verwacht. Met betrekking tot de onderzochte scenario’s is er vanuit de receptordisciplines mens en fauna en flora geen uitgesproken voorkeur voor een bepaald scenario. Er blijft natuurlijk wel een onderscheid tussen scenario 1 en 2 baserend op het feit dat er in scenario 2 geen berging zal plaatsvinden in de diepe zone Van Cauwelaert- en Kallosluis, waardoor er dan ook geen enkel milieueffect zal optreden in deze zone. De milieueffecten zijn echter niet van die aard dat er een onderscheidend effect is tussen beide scenario’s. Als besluit kan er bijgevolg gesteld worden dat er vanuit de receptordiscipline mens geen uitgesproken voorkeur is voor een type zandwinningsschip. Vanuit het aspect bodem, water en fauna en flora gaat voor de Schaar van Ouden Doel een lichte voorkeur uit naar het gebruik van een stationair i.p.v. een niet-stationair zandwinningsschip.
25/26
11/004080
Gezien de resultaten van de effectbespreking wordt het tijdig stoppen met laden om de effecten van de overvloeiverliezen naar de waterkolom te beperken als enige milderende maatregel noodzakelijk geacht. Naast deze milderende maatregel wordt er wel als randvoorwaarde en uitgangspunt van de bergings- en zandwinningsactiviteiten gesteld dat er moet gestreefd worden naar een dynamisch evenwicht binnen de Schaar van Ouden Doel en de diepe zone Van CauwelaertKallosluis. Dit komt erop neer dat er enkel zand kan gewonnen worden indien er specie aanwezig is. De capaciteit van de zandwinning wordt bijgevolg bepaald door de aanwezige hoeveelheid geborgen zandige specie. Er wordt nooit meer gewonnen dan dat er gestort is. Deze uitgangspunten zijn tevens van groot belang voor het behoud van de stabiliteit van de leidam enerzijds en van de kwaliteit en stabiliteit van de aangrenzende slikken en schorren. Een blijvende monitoring van dit dynamisch evenwicht is bijgevolg van cruciaal belang. Volgend monitoringsprogramma is hierbij noodzakelijk: •
Periodieke opvolging van geborgen en gewonnen hoeveelheden zand (jaarlijkse balans opvolgen);
•
Periodiek opmaken van bodemhoogtekaarten (bathymetrie) die moeten toelaten de exploitatie van berging van specie en winning van zand op te volgen en ervoor dient in te staan dat geen oorspronkelijke bodem gewonnen wordt. De periodiciteit is functie van de intensiteit van de exploitatie. Minimaal dient van een jaarlijkse periodiciteit te worden uitgegaan.
•
Op basis van deze gegevens kan 2-jaarlijks een beoordeling gemaakt worden van de wijzigingen in bathymetrie ter hoogte van de putten en de onmiddellijke omgeving en dit rekening houdend met berging en winning ter hoogte van de respectievelijke zones. Voor het studiegebied en de onmiddellijke omgeving kunnen bodemhoogteverschilkaarten opgemaakt worden die toelaten om morfologische veranderingen ter hoogte van deze zones in detail te bestuderen.
•
Opvolgen van de mogelijke sedimentatie en de stabiliteit van de schorren ter hoogte van Schor van Ouden Doel door visuele waarnemingen en deze in verband te brengen met de hoger verzamelde data.
Indien ervoor geopteerd wordt om in de diepe zone tussen van Van Cauwelaertsluis en Kallosluis aan zandwinning te doen, dient bijkomend de referentiesituatie inzake bathymetrie vastgesteld te worden. Dit betekent dat de huidige bathymetrie van de put wordt opgemeten alsook de onmiddellijke omgeving gedefinieerd als 500 m rondom de diepe zone en begrensd door de oevers en rekening houdend met aanwezige schorren en slikken.
Kantoren
www.arcadisbelgium.be
Antwerpen- Berchem
Hasselt
Gent
Citylink - Posthofbrug 12
Eurostraat 1 – bus 1
Kortrijksesteenweg 302
B-2600 Berchem
B-3500 Hasselt
B-9000 Gent
T +32 3 360 83 00
T +32 11 28 88 00
T +32 9 242 44 44
F +32 3 360 83 01
F +32 11 28 88 01
F +32 9 242 44 45
Brussel
Liège
Charleroi
Koningsstraat 80
26, rue des Guillemins, 2ème étage
119, avenue de Philippeville
B-1000 Brussel
B-4000 Liège
B-6001 Charleroi
T +32 2 505 75 00
T +32 4 349 56 00
T +32 71 298 900
F +32 2 505 75 01
F +32 4 349 56 10
F +32 71 298 901
ARCADIS Belgium nv/sa BTW BE 0426.682.709 RPR BRUSSEL ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 SWIFT BIC BBRUBEBB
Maatschappelijke zetel Brussel Koningsstraat 80 B-1000 Brussel
(1) Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening. Detachering van projectmedewerkers. Dit document is afgedrukt op 100% gerecycleerd papier.