Op weg naar een instellingsbreed plagiaatbestrijdingsbeleid Eindrapport DU-project plagiaatpreventie in de praktijk Versie 3.0 Auteurs Marjolein Drent Bert Boxem Erik Griep Martine Hilderink Hans van Helden Christoffel Reumer November 2006
Colofon
Stichting Digitale Universiteit Oudenoord 340, 3513 EX Utrecht Postbus 182, 3500 AD Utrecht Telefoon
030 - 238 8671
Fax
030 - 238 8673
e-mail
[email protected]
Auteur
Copyright Stichting Digitale Universiteit De Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken-NietCommercieel-licentie is van toepassing op dit werk. Ga naar http://creativecommons.org/licenses/by-nd-nc/2.0/nl/ om deze licentie te bekijken.
Datum November 2006
Inhoudsopgave
Samenvatting
6
1
Introductie
9
2
Literatuuronderzoek
3
Wat is plagiaat?
11
2.2
Waarom plegen studenten plagiaat?
14
2.3
Hoe is plagiaat te bestrijden?
17
Beschrijvingen uit de praktijk
28
3.1
Introductie
28
3.2
Plagiaat als probleem: informatie en preventie
29
3.2.1 Vaststellen definitie
29
3.2.2 Plagiaatgevoelige situaties
34
3.2.3 Opdrachten
35
3.2.4 Instructie studenten
35
3.2.5 Informatievoorziening studenten
38
3.2.6 Instructie en informatievoorziening docenten
40
3.3
41
Plagiaatdetectie
3.3.1 Belang van plagiaatdetectie
41
3.3.2 Computerprogramma’s en invoering
42
3.3.3 Ondersteuning
44
3.3.4 Uitvoering detectie
46
3.3.5 Mate van inzet
46
3.3.6 Tevredenheid
47
3.4
47
Procedure en Sanctie
3.4.1 Vaststellen plagiaat en vervolgstappen
4
11
2.1
47
3.4.2 Acceptatie beleid
48
3.4.3 Op de hoogte
49
3.4.4 Sancties
50
3.4.5 Effecten
53
Aanbevelingen voor een plagiaatbestrijdsingsbeleid
55
4.1
Definitie vaststellen
55
4.2
Preventie
56
4.2.1 Instructie en voorlichting
57
4.2.2 De docenten
59
4.2.3 Reduceren van de gelegenheid
59
4.3
Plagiaatdetectie
60
4.4
Procedure en sanctie
62
4.2.4 Procedures
62
4.2.5 Sancties
63
4.2.6 Kwaliteitszorgsysteem
64
Bijlage 1 Voorbeeld handreiking student
70
Bijlage 2 Voorbeeldhandreiking docent
71
pagina 3 van 34
Samenvatting In het onderwijs is het van belang dat studenten leren voort te bouwen op het gedachtegoed van anderen. Zij moeten hierbij wel zorgvuldig zijn in de wijze waarop zij gebruik maken van dit gedachtegoed. Het komt echter vaak voor dat studenten zonder te refereren informatie (letterlijk) overnemen. Plagiaat wordt door instellingen van het Hoger Onderwijs steeds meer als probleem gezien, dat actief bestreden moet worden. Zo stelde de voormalige staatssecretaris Rutte in respons op Kamervragen over plagiaat in het hoger onderwijs, dat hij verwacht dat instellingen doeltreffende maatregelen zullen nemen ter voorkoming en bestrijding van plagiaat. In het DU-project Plagiaatpreventie in de praktijk is via een literatuuronderzoek en interviews met vier instellingen in het hoger onderwijs onderzoek gedaan naar de wijze waarop een effectief plagiaatbestrijdingsbeleid vorm gegeven zou kunnen worden. Plagiaat kent verschillende vormen en oorzaken. Studenten plegen niet alleen bewust maar ook vaak onbewust plagiaat. Om een slagvaardig beleid te kunnen voeren is het nodig een balans te vinden tussen detectie- en sanctioneringsmaatregelen aan de ene kant en preventie- en bewustwordingsmaatregelen aan de andere kant . Voor de preventie van plagiaat is het van belang aandacht te besteden aan de instructie van studenten op het gebied van plagiaat. Studenten moeten “opgevoed worden” in de omgangsvormen die gelden binnen een beroepsgroep. Het voorkomen van plagiaat en het toepassen van de geldende referentieregels hoort hierbij. Opleidingen zouden vast moeten leggen op welke momenten studenten op dit gebied onderwijs krijgen. Ter ondersteuning van de instructie voor studenten is binnen dit project een handreiking voor de student ontwikkeld (zie bijlage 1). Uit de praktijkbeschrijvingen blijkt dat dit onderwijs veelal in samenwerking met de bibliotheekmedewerkers dan wel docenten schrijfvaardigheid worden gegeven. Een andere preventieve maatregel die voor de bestrijding van plagiaat ingezet kan worden, is het zodanig inrichten van onderwijs dat de kans op plagiaat wordt verkleind. In de ontwikkelde docenthandleiding van dit project (zie bijlage 2) worden hiervoor verdere tips gegeven. Naast het gebruiken van preventieve maatregelen kan het gebruik van plagiaatdetectiesystemen een belangrijk middel zijn voor de bestrijding van plagiaat. Vanwege de grotere pakkans zijn studenten minder geneigd plagiaat te plegen. Het is daarom aan te raden zoveel mogelijk werkstukken te controleren, zoals alle werkstukken in het eerste jaar en de bachelor- en masterthesis. Het gebruik van deze systemen kan gestimuleerd worden door ze op te nemen in de elektronische leeromgeving van de instelling. Goede ondersteuning voor de docent bij het gebruik van dergelijke systemen is hierbij een voorwaarde. Tot slot is voor een effectief beleid het consistent uitvoeren van de afspraken rondom plagiaat inclusief de sancties van belang. Voorlichting en helderheid van de regels aangaande het antiplagiaatbeleid is dan ook belangrijk. Om willekeur te voorkomen is het ook verstandig om dezelfde sancties en procedures te gebruiken bij alle opleidingen van een instelling. Hoewel dit binnen de Nederlandse instellingen nog nauwelijks voorkomt, is een consistent antiplagiaatbeleid verder te stimuleren door het aanstellen van een centraal aanspreekpunt voor het constateren van plagiaat en het behandelen van plagiaatgevallen.
pagina 4 van 34
1
Introductie Plagiaat wordt in instellingen in het Hoger Onderwijs steeds meer als probleem gezien, dat actief bestreden moet worden. Dat blijkt onder andere uit de toename in de afgelopen jaren van het aantal artikelen over plagiaat (zie Roes 2004) en uit de aandacht die het in augustus 2005 heeft getrokken in de Tweede Kamer1. De omvang waarin plagiaat in het Hoger Onderwijs onder studenten voorkomt, verschilt met welk gedrag eronder wordt verstaan. Opzettelijk frauduleus werk van anderen kopiëren komt minder vaak voor dan het in de ogen van de student onschuldig knip-en-plak-werk waarin niet juist is gerefereerd aan de gebruikte bronnen. Toch verschillen de getallen ook aanzienlijk wanneer men aan docenten vraagt hoe veel plagiaat ze vinden of vermoeden of wanneer men aan de studenten vraagt hoe vaak ze bepaalde handelingen plegen: in het laatste geval zijn de cijfers veel hoger. In een recent onderzoek onder Nederlandse studenten (Pieters, Frijhoff, Brenters & Jacobs, 2005), komt naar voren dat 78% van 888 in een enquête ondervraagde studenten teksten van internet gebruikt en 81% werk uitwisselt op internet. In dit onderzoek is verder gebleken dat meer dan de helft van de studenten onderwijs heeft gehad in het voorkomen van plagiaat, en dat hiervan de helft nog steeds teksten gebruikt van internet of andere bronnen. Bovenkerk (2005) vindt in een onderzoek waarin 607 studenten anoniem zijn ondervraagd, dat 66% zich schuldig maakt aan fraude, waaronder het gebruik van afkijken of spiekbriefjes, ongeoorloofd notities bijschrijven in een boek en het overnemen van een schriftelijk werkstuk van een ander, kortom plagiaat. Deze laatste groep omvat 10,4% van de ondervraagden. Rienties en Arts (2004) rapporteren daarentegen dat slechts 42 studenten van de 385 ofwel 10% plagiaat had gepleegd. Dit hield in dat studenten enkele woorden tot meerdere alinea’s ongeoorloofd over hadden genomen van bronnen van anderen. Technologische ontwikkelingen maken de opsporing van plagiaat makkelijker. Sinds enkele jaren bestaat er de mogelijkheid van elektronische detectie. Het is echter niet waarschijnlijk dat het gebruik van plagiaatdetectiesystemen een voldoende middel is voor de bestrijding van plagiaat. In deze studie is via een literatuuronderzoek (zie hoofdstuk 2) en interviews met vier instellingen in het hoger onderwijs onderzoek gedaan naar de wijze waarop een effectief plagiaatbestrijdingsbeleid (hoofdstuk 3) vorm gegeven zou kunnen worden. Op basis hiervan zijn aanbevelingen vastgesteld voor het voeren van een plagiaatbestrijdingsbeleid (zie hoofdstuk 4). Ook zijn zowel voor de student als de docent handreikingen ontwikkeld voor instructie en preventie (zie bijlage 1 en 2).
1
Zie http://www.regering.nl/actueel/nieuwsarchief/2005/08August/16/plagiaat.jsp
pagina 5 van 34
2
Literatuuronderzoek 2.1
Wat is plagiaat?
Van Dale (2005) definieert plagiaat als “het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk”. De grondgedachte achter het begrip plagiaat is dat de oorspronkelijke auteur van een origineel idee de verdienste daarvoor moet worden toegekend, en dat daarvoor de herkomst van ideeën moet kunnen worden verantwoord. Met name in het wetenschappelijke bedrijf is het belangrijk dat een auteur kan aangeven waarop zijn/haar beweringen zijn gebaseerd. Dit geldt zowel voor de verantwoording van data bij onderzoek, waarbij men methode en analyse uiteenzet, als voor stellingen en conclusies, waarbij men aan bevindingen van anderen refereert. Niet correct verantwoorden van hoe men aan zijn beweringen komt, wordt beschouwd als wetenschappelijk onzorgvuldig handelen, of, in het geval het werk ten onrechte als eigen lijkt te zijn, als plagiaat. In de onderwijspraktijk komt plagiaat in verschillende vormen voor. Plagiaatgedrag kan variëren van het overnemen van een compleet werkstuk van een ander met wijziging van de naam van de auteur, het ongerefereerd overnemen van enkele zinnen tot meerdere alinea’s uit het werk van anderen (‘knippen en plakken’), tot het onjuist of onvolledig citeren van andere bronnen. Power (2006) plaatst plagiaatgedrag op een glijdende schaal van frauduleus gedrag tot inadequate bronvermelding. De verschillende vormen van plagiaatgedrag, variërend over deze schaal, zijn uiteengezet in Figuur 1. Iemand kan bedoeld dan wel onbedoeld de schijn wekken dat een werk origineel van hem of haar afkomstig is. In het eerste geval is er sprake van fraude, in het laatste geval meer van onzorgvuldigheid. Strikt genomen kan het begrip ‘plagiaat’ voor beide vormen worden gebruikt, maar gezien de malafide connotatie is het wellicht beter het begrip vooral te gebruiken in het geval er opzettelijk fraude is gepleegd. In het vervolg van dit rapport noemen we echter gemakshalve zowel onbedoeld als bedoeld overnemen van ideeën/tekst van een ander ‘plagiaat’.
pagina 6 van 34
Figuur 1 Plagiaat als continuüm van frauderen tot inadequaat citeren (gebaseerd op Power, 2006) Frauderen
Stelen van werkstuk
2.2
Inadequaat citeren
Kopiëren en plakken van één website
Kopiëren en plakken van diverse websites
Inadequate
Uitwisseling werkstukken via studie/ studentenverenigingen
Kopiëren van het grootste deel van een document
Geheel herformuleren van de ideeën van een bron, zonder citatie
Kopiëren van
Verregaande samenwerking met vrienden
Oppervlakkige veranderingen aanbrengen in bron, zonder verwijzing
parafrasering
korte zinnen
Oppervlakkige veranderingen in tekst met citatie
Referenties alleen aan eind van tekst geen citaties Heeft zelf een idee ontwikkeld dat al bestond, zonder verwijzing
Citeert niet vaak genoeg in een alinea
Waarom plegen studenten plagiaat?
Studenten plegen plagiaat om zeer uiteenlopende redenen. Sommige factoren spelen vooral bij bepaalde groepen studenten: zo speelt gebrek aan zelfvertrouwen en gebrek aan kennis over plagiaat en fraude vooral bij onervaren studenten. Sommige factoren kunnen effectief verminderd worden door extra voorlichting en begeleiding. De algemeen menselijke factoren zoals uitstellen (tijdgebrek) en gemakzucht zijn lastiger te bestrijden, maar zullen verminderen in een studeeromgeving die zichzelf, de studenten en de medewerkers serieus neemt. Gebrek aan tijd Een algemene reden is tijdsdruk, veroorzaakt door een opdracht met onrealistische tijdsduur, uitstelgedrag of slechte planning (o.a. Finn & Frone, 2004). Ook kan het zijn dat een onevenwichtige spreiding van de studielast in de onderwijs- of tentamenroosters de student in moeilijkheden brengt. Wat ook de oorzaak is, plagiëren is een aantrekkelijke en eenvoudige oplossing om in korte tijd een werkstuk gereed te krijgen.
pagina 7 van 34
Onwetendheid Veel onderzoekers (zie bijvoorbeeld, Anyanwu, 2004; Park, 2004; Schuetze, 2004; Sivasubramaniam, 2004) constateren dat veel plagiaatplegers onbewust plagiëren. Bij het verzamelen van kennis uit verschillende bronnen zijn studenten zich er vaak niet van bewust dat de gebruikte kennis moest worden gerefereerd, of beseffen zij niet dat de gebruikte kennis was voortgekomen uit de originele gedachtegang van een bepaald persoon, die om deze reden zou moeten worden genoemd. Het onderscheid tussen kennis die voortkomt uit de originele gedachtegang van een individu en algemeen aanvaarde kennis, die geen duidelijke auteur (meer) heeft, is vaak ook moeilijk te maken. Studenten weten dus vaak niet wat plagiaat eigenlijk is, en dat zij onbedoeld plagiaat zouden kunnen plegen. Daarbij komt ook naar voren (Power, 2006) dat volgens studenten docenten een wisselende definitie gebruiken voor wat zij als plagiaat beschouwen. Wat bij de ene docent geaccepteerd wordt, kan bij een andere docent tot problemen leiden. Gebrek aan zelfvertrouwen Een andere veelgenoemde factor die mensen plagiaat doet plegen is onzekerheid over de eigen capaciteiten: •
Onzekerheid over taal- en schrijfkennis. (Introna & Hayes, 2004) Mensen die werken en studeren in een taal die niet hun moedertaal is plagiëren soms omdat ze vrezen de non-native taal onvoldoende te beheersen om kwaliteit te leveren. Introna en Hayes betogen dat tijdens het leren van de nieuwe taal deze non-native speakers soms ten onrechte door de mand vallen als plagiaatplegers. Het kopiëren en bewerken in de nieuwe taal zien zij als onderdeel van het proces om zich een academische schrijfstijl in de vreemde taal eigen te maken.
•
Onzekerheid over materiekennis. Als iemand twijfelt over de eigen capaciteiten om een inhoudelijk goed werkstuk te maken, kan plagiaat aantrekkelijk zijn: “wat anderen geschreven hebben zal wel beter zijn.”(o.a. Finn & Frone, 2004) Hierdoor plegen relatief vaak de minder goede studenten plagiaat.
Prestatiedruk Een studie is duur en als deze wordt bekostigd door anderen dan de student zelf, staan er vaak hoge verwachtingen tegenover. Dit is relatief vaak het geval bij buitenlandse studenten. Wie deze druk ervaart kan in de verleiding komen om via plagiaat de eigen prestaties op te vijzelen (Sergiou, 2004). Kwaliteit studeeromgeving en motivatie Ook speelt een belangrijke rol hoe serieus men zichzelf en de studie neemt, maar ook hoe zeer men zich serieus genomen voelt als studerende. Zo noemen Ashworth (1997) en Bolin (2004) een slechte motivatie, een slechte indruk van de instelling of lage betrokkenheid van begeleiding serieuze risicofactoren voor plagiaat. Hierbij kan van belang zijn hoe studenten percipiëren hoe een instelling omgaat met plagiaat van hun medestudenten. Als de instelling daar niet consistent en zorgvuldig mee omgaat, zullen studenten ook minder geneigd zijn gewetensvol om te gaan met hun opdrachten (vgl. Park 2004). Cultuur Door culturele verschillen heeft individueel auteurschap in sommige delen van de wereld een andere status dan in andere, waardoor buitenlandse studenten een andere manier van omgang kunnen hebben met het werk van andere auteurs. (Leask, 2006), waardoor zij relatief vaker dan autochtone studenten gedrag vertonen dat in het westen wordt bestempeld als plagiaat.
pagina 8 van 34
Gelegenheid tot plagiaat Een belangrijke omstandigheid bij het in de hand werken van plagiaat, is de gelegenheid om onbestraft werk van anderen over te nemen. Door de steeds groter wordende toegang tot bronnen op internet en zelfs de mogelijkheid tot het via digitale weg verkrijgen van gehele werkstukken, is het voorstelbaar dat de laatste jaren een toename van het aantal plagiaatgevallen heeft plaatsgevonden. Bovenkerk (2005) noemt in dit verband de gelegenheidstheorie binnen de criminologie, die aangeeft dat als de gelegenheid tot een vergrijp toeneemt, de kans ook toeneemt dat dit zal plaatsvinden.
2.3
Hoe is plagiaat te bestrijden?
Volgens Park (2004) bestaat effectieve bestrijding van plagiaat uit een combinatie van preventie en educatie, ondersteund door robuuste en transparante procedures voor detectie en sanctie. Omwille van de consistentie kunnen deze maatregelen het best worden geplaatst in een instellingsbreed kader van plagiaatbestrijding. Dat wil zeggen dat het voorkomen van plagiaat niet voornamelijk een verantwoordelijkheid van de student is, maar wordt geïmplementeerd op meerdere niveaus in de instelling, waarbij zowel maatregelen worden genomen, om de student bewust te maken, maar ook de docenten en de beleidsmakers zelf. Park (2004) stelt: “Een institutionele benadering ter bestrijding van plagiaat door studenten zou plagiaat duidelijk in de context moeten zetten van inbreuk op de academische integriteit, het benoemen als niet passend en niet acceptabel gedrag in plaats van het te criminaliseren, en het in te bedden in de academische regels en reglementen en het te bevorderen in de hele instelling.” Een dergelijke benadering zou een eenduidigheid en consistentie creëren, in het belang van alle betrokken partijen. (Park, 2004; MacDonald en Carroll, 2006). Park noemt verder het belang van ‘ownership’ van anti-plagiaatbeleid: opleidingen en hun personeel moeten betrokken en toegewijd zijn plagiaat te bestrijden. ‘Ownership’ ligt aan de basis van een instellingsbrede benadering en bewerkstelligt acceptatie van verantwoordelijkheid door zowel het wetenschappelijk personeel als de studenten. 2
MacDonald en Carroll (2006) hebben een checklist opgesteld, waarmee een instelling zichzelf kan bevragen in hoeverre deze een beleid voert dat vanuit een holistische visie plagiaat bestrijdt. De checklist bevraagt drie dimensies: (1) de student – vaardigheden t.a.v. brongebruik; (2) het docerend en begeleidend personeel – maatregelen om het onderwijs zodanig in te richten dat plagiaat kan worden voorkomen; (3) ondersteunend beleid en procedures, zoals kwaliteitszorg, heldere regelgeving en rehabiliterende procedures voor studenten. Een vergelijkbare indeling voor inbedding van antiplagiaatbeleid op niveau van de instelling, de opleidingsdirectie en de docent stellen Rienties en Arts (2004) voor, geïnspireerd op het vierfasenmodel van Harris (2002): bewustwordingsfase, preventiefase, detectiefase en sanctioneringsfase.
2
Zie voor de checklist het artikel van Ranald MacDonald en Jude Carroll ‘Plagiarism – a complex issue requiring a holistic institutional approach’. (April 2006).
pagina 9 van 34
Bewustwordingsfase Voorop staat dat in een academische omgeving stellingen en bevindingen worden verantwoord, en dat daarbij auteurs van authentieke ideeën daarvoor de credits krijgen. Plagiaat is in zo’n omgeving ‘not done’. Leden van de academische gemeenschap houden zich aan een erecode waarin plagiaat niet toelaatbaar is, maar waar originele ideeën op positieve wijze worden gewaardeerd. Park (2004) vermeldt dat Caruana et al. (2000) een verband rapporteert tussen academische oneerlijkheid en anomie (het gebrek aan een gedragscode) onder studenten. Zij concluderen dat instellingen in het Hoger Onderwijs een ethische gedragscode zouden moeten bevorderen. Saunders (1993) stelt voor ‘een omgeving te creëren, waarin studenten worden aangemoedigd en geholpen te excelleren, in plaats van toegestaan worden de weg van de minste weerstand te volgen.’ (Park 2004) Betty Leask (2004) stelt dat goed onderwijs essentieel is in de bestrijding van plagiaat en andere fraude en koppelt daarom de Principles of good teaching in higher education (Ramsden, 1992) aan strategieën om plagiaat te voorkomen van Jude Carroll (2002). Zo koppelt Leask bijvoorbeeld het eerste principe van Ramsden: “Interest and explanation”, aan Carroll's strategie: “Koppel academische conventies aan de onderliggende waarden, zodat studenten begrijpen waarom het belangrijk is om niet te plagiëren”. Preventiefase Binnen het instellingsbrede kader van plagiaatbestrijding kunnen ter voorkoming van plagiaat onder meer de volgende maatregelen worden genomen (vgl. o.a. Park, 2004; Rienties en Arts, 2004): •
informatie voor studenten en staf ten aanzien van plagiaat, auteursrechten en ‘academisch gedrag’;
•
vaardighedenonderwijs over goed en leesbaar schijven en correct citeren en bronnen vermelden;
•
beschikbaarheid van regels en afspraken op centrale plaats die voor iedereen gemakkelijk toegankelijk is
•
aandacht in media door bijv. een mix van centraal georganiseerde bijeenkomsten door bijvoorbeeld bibliotheek en kleinschalige regelmatige aandacht in lessen, projecten of nieuwsrubrieken op intranet (Lampert, 2004);
Studenten kunnen, doordat een instelling duidelijk aandacht besteedt aan plagiaat als een academisch probleem, hun perceptie op plagiaat aanzienlijk veranderen (Park, 2004; Brown and Howell, 2001). Andere middelen om plagiaat te voorkomen zijn o.a. het reduceren van de gelegenheid tot het plegen van plagiaat, zoals aanpassing van de schrijfopdracht, zodat wordt gestimuleerd dat studenten uniek werk produceren en niet werk van anderen kunnen overnemen, en waarin de docent authenticiteit impliciet kan herkennen (o.a. Harris, 2002; ‘designing out plagiarism’: Carroll, 2002). Dit betekent ook controle en begeleiding bij verschillende fasen in de totstandkoming van het werk, zodat niet een integraal werkstuk van een ander kan worden overgenomen. Een aardig voorbeeld van een aanpak die plagiaat vrijwel onmogelijk maakt is dat van de I-map (Walden & Peacock, 2006). Dit is een grafische weergave van het zoek- en denkproces van de student bij het tot stand komen van een werkstuk. Een I-map kan zijn opgebouwd uit: •
tekst, zoals trefwoorden. kopjes, citaten definities
•
schema's en andere grafische elementen
•
foto's en tekeningen
pagina 10 van 34
In het beschreven experiment is veel waarde gehecht aan de I-map: studenten met een matig werkstuk, maar indrukwekkende I-map zijn in een enkel geval toch geslaagd voor de opdracht. Het principe in het voorbeeld van de I-map is het documenteren en monitoren van de totstandkoming van een werkstuk. Dit kan ook wat eenvoudiger, zoals door een schrijfplanning met mijlpalen en tussenproducten of door regelmatige mondelinge voortgangsrapportage over de stand van zaken in het schrijfproces (Harris, 2002). Het onderzoek van Landau et al. (2002) vermeldt positieve resultaten met oefeningen waarbij studenten onderling plagiaat in elkaars werk beoordelen en hieruit in de praktijk leren wat plagiaat is, en hoe je correct citeert en bronnen vermeldt. Dit oefenen werkt aantoonbaar beter dan het verstrekken van de regels en het waarschuwen voor sancties. Ook de studie van Schuetze (2004) duidt er op dat het geven van alleen uitleg over plagiaat niet voldoende is. Het doen van oefeningen verbetert het inzicht van studenten op het gebied van plagiaat. MacDonald en Carroll (2006) staan verder het gebruik voor van formatieve ‘low stakes’ schrijfopdrachten, waarin de nadruk ligt op het ontwikkelen van schrijfvaardigheden en brongebruik. Bij summatief gebruik van schrijfopdrachten (‘high stakes’), dan komt volgens MacDonald en Caroll de nadruk meer te liggen op het slagen voor de cursus, waardoor gedrag van de student wordt bevorderd om incompetenties te maskeren en de schijn van competentie op te houden door middel van ongeoorloofde middelen als plagiaat. Detectie Ter ondersteuning van de preventiemaatregelen zijn ook goede detectiemiddelen nodig in een waterdicht proces van plagiaatbestrijding. In de eerste plaats is het de vakdocent, die in eerste instantie een werk van een student beoordeelt en aan wie kan opvallen dat een werk wellicht niet (geheel) authentiek is. De docent kan daarbij letten op meerdere referentiestijlen of gebrek aan referenties of citaten, ongewone of wisselingen in vormgeving en schrijfstijl en tekenen van gedateerdheid (vgl. Rienties en Arts, 2004). Voor vergelijking met andere bronnen kan de docent, behalve putten uit het eigen geheugen, worden geholpen door elektronische speur- en vergelijkingsmiddelen, die er inmiddels ruimschoots voorhanden zijn. De keuze bestaat uit stand alone software, zoals WCopyFind of Plagiarism, die lokaal beschikbare documenten met elkaar kunnen vergelijken, of Internet-diensten, zoals Turnitin, SafeAssignment, Ephorus of Urkund, die documenten kunnen vergelijken met bronnen op het Internet. Dergelijke programma’s rapporteren slechts een mate van overeenkomst tussen documenten, de vaststelling in hoeverre het om plagiaat of onjuiste bronverwijzing gaat,ligt in handen van een vakbekwaam persoon, zoals de vakdocent. Procedure en sanctionering Voor de ondersteuning van de preventieve maatregelen en als passende aansluiting op gedetecteerde gevallen van plagiaat is volgens Park (2004) een consistente regelgeving en sanctionering nodig. Hij pleit ervoor dat de sancties en de procedures in geval van verdenking voor alle betrokkenen, wetenschappelijk personeel en studenten, duidelijk en toegankelijk beschikbaar zijn. Om willekeur in behandeling van gevallen te voorkomen, stelt Park voor dezelfde sancties en procedures te gebruiken bij alle opleidingen van een instelling, en daarbij in aanmerking te nemen 1) de omvang van het plagiaat, 2) het niveau van opleiding waarop de student in kwestie zich begeeft en 3) de mate van intentie en (on)wetendheid van de student. Omdat het laatste vaak moeilijk hard te maken is, stelt Park een ‘ladder van sancties’ voor, waarbij wordt bijgehouden of het in kwestie gaat om een eerste overtreding, een tweede, of een derde of vierde keer, waarbij de eerste keer relatief mild kan worden bestraft, met een schriftelijke waarschuwing maar de tweede en volgende
pagina 11 van 34
keren consequent een stuk zwaarder: uitsluiting van de cursus voor een jaar of uitsluiting van de opleiding of het weerhouden van het behalen van een graad. De procedure die Park (2004) voorstelt, houdt in •
de aanstelling van een ‘plagiaatsteunpunt’ (Park: ‘Acadamic marker’), die de docent ondersteunt bij het verzamelen van gegevens over de vergelijking van ingeleverd schriftelijk werk van studenten met andere bronnen;
•
een ‘academische coördinator’ (Park: ‘Academic Officer’), die, gedelegeerd door de Examencommissie, de procedurele afhandeling verzorgt van een geval van (verdenking van) plagiaat;
•
een centrale registratie van plagiaatgevallen met bewijsmateriaal en uitkomst; en
•
steun voor de student in kwestie door student vakbond of studentenraad.
De procedure is als volgt: Het plagiaatsteunpunt markeert het geschreven werk van studenten en rapporteert aan de docent in het geval er sprake is van een verdenking. De docent annoteert het rapport van het Plagiaatsteunpunt en het werk van de student. Dit gaat vervolgens naar de academische coördinator. Deze voert een onderzoek uit en geeft de student de gelegenheid op de beschuldiging te reageren. Ook verneemt het Plagiaatsteunpunt via de centrale registratie of er van de student eerder notitie is gemaakt aangaande plagiaat. Vervolgens stelt de academische coördinator in het geval een eerste of tweede overtreding betreft een sanctie vast; in geval van een derde of vierde overtreding, schakelt hij de examencommissie in. De student in kwestie behoud gedurende de gehele procedure het recht tegen een oordeel in beroep te gaan bij de examencommissie of de universitaire beroepscommissie, en zich te laten bijstaan door een studentenvakbond en/of studentenraad. De ‘ladder van sancties’ zoals Park (2004) die voorstelt, is: 1e overtreding: –
kleine overtreding (enkele zinnen ongerefereerde tekst): het plagiaat steunpunt geeft aan welke gedeelten van het desbetreffende document ‘geplagieerd’ zijn.
–
grote overtreding (meerdere alinea’s ongerefereerde tekst): de desbetreffende student moet zijn werk overmaken.
–
De student krijgt in elk geval een passende waarschuwingsbrief.
2e overtreding: De academische coördinator stelt het cijfer ‘0’ vast voor het desbetreffende werk en verklaart dat de student gedurende het lopende jaar geen gelegenheid krijgt het werk opnieuw in te leveren. De academische coördinator stuurt de student de passende waarschuwingsbrief, waarin de student op de hoogte wordt gesteld wordt van dit besluit en van de consequenties van enig volgende overtreding. 3e en 4e overtreding: Derde en vierde overtredingen worden behandeld door de Examencommissie en behandeld als ernstige overtredingen onder de statuten van de instelling. Als de student schuldig wordt bevonden bij een derde of vierde overtreding, zal de academische coördinator hem bij de Examencommissie aanbevelen permanent uit te sluiten van de opleiding. De examencommissie kan dan kiezen de student aanbieden het werk opnieuw in te leveren, een ‘0’ te geven voor het werk, of de student tijdelijk of permanent uit te sluiten van verdere examens voor de cursus in kwestie of de gehele opleiding.
pagina 12 van 34
Park (2004) benadrukt het belang van het bevorderen van uniformiteit in de behandeling van plagiaatverdenkingen en -gevallen, reden voor hem om zo uitvoerig aandacht te besteden aan een beschrijving van de procedures rond sanctionering. Een consequent beleid is nodig om duidelijkheid en fairheid tegenover staf en studenten te betrachten en willekeur te vermijden. Park houdt, in zijn voorstel voor procedure en sanctionering, zowel rekening met de omvang van het plagiaat, als hoe vaak een student al eerder is gewaarschuwd. Met de ‘steile’ ladder van sancties beoogt Park onwetendheid van studenten over plagiaat uit te sluiten, alvorens een consequente, eerder dan zware, uitoefening van sancties. Immers, de reeds eerder genoemde gelegenheidstheorie (Bovenkerk, 2005) brengt naar voren dat voor studenten, die overwegen hun toevlucht te zoeken tot het plegen van plagiaat, vooral de pakkans een aanzienlijke invloed heeft op het al dan niet daadwerkelijk plegen van plagiaat, en niet zozeer het vergroten van de zwaarte van sanctie. Park (2004) argumenteert verder dat de nadruk op straf in de bestrijding van plagiaat een sfeer kan creëren waarin de student wordt ‘gecriminaliseerd’ en het wetenschappelijk personeel meer als vijand ziet dan als mentor. Ook Betty Leask (2006) pleit ervoor dat plagiaat in het onderwijs uit de sfeer van de misdaad wordt getrokken, en meer wordt benaderd als een kwestie van opvoeding en ontwikkeling van een gedragscode, zowel voor de academische staf als voor de studenten. Immers, maatregelen ter bestrijding van plagiaat en onzorgvuldig academisch handelen zijn erop gericht de kwaliteit van het Hoger Onderwijs ten goede te komen. Het Hoger Onderwijs ziet het als zijn opvoedkundige taak, dat studenten een juiste beroepshouding ontwikkelen, een zogenaamde ‘erecode’, die die kwaliteit weerspiegelt. In een klimaat van erecode en kwaliteit past het studenten daarop te beroepen, en niet ze te verdacht te maken of te behandelen alsof zij fraudeplegers zouden zijn.
pagina 13 van 34
3
Beschrijvingen uit de praktijk
3.1
Introductie
Voor dit onderzoek zijn vier universiteiten benaderd om hun ervaring op het gebied van plagiaatpreventie en plagiaatbestrijdingsbeleid te delen. Het betrof de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam waar gesproken is met de portefeuillehouder onderwijs, de beheerder ICT, webservices, de studieadviseur tevens ambtelijk secretaris van de Examencommissie en de beleidsmedewerker onderwijs. Bovendien is juridisch advies ingewonnen bij een juridisch medewerker van deze Universiteit. Daarnaast is een bezoek gebracht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam waar gesproken is met een medewerker van het Onderwijs Expertisecentrum Rotterdam, een medewerker van de Faculteit Rechtsgeleerdheid, lid van de examencommissie en geestelijk vader van Codas en tot slot een ICTcoördinator van de Faculteit der Economische Wetenschappen. Tijdens het bezoek aan de Universiteit van Maastricht zijn drie medewerkers geïnterviewd. Een medewerker van de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde die, naast zijn baan als docent marketing, projectmanager ICT in onderwijs is. Deze medewerker heeft enkele publicaties omtrent plagiaat op zijn naam staan en geeft voorlichting aan nieuwe studenten. Ook het hoofd van het onderwijsbureau van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid is geïnterviewd. Deze respondent ontwikkelde zelf het plagiaat detectiesysteem Pl@giarism. Tot slot werd gesproken met een medewerker van capaciteitsgroep Onderwijsontwikkeling en Onderwijsresearch van de Faculteit Gezondheidswetenschappen en met een student van de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde. De casestudie bij de Universiteit van Tilburg betreft meer in het bijzonder de ervaringen met plagiaatpreventie aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid. De keuze viel op deze faculteit omdat plagiaatpreventie en –detectie hier al drie jaar hoog op de agenda staan. Sinds kort verkent ook de Faculteit Sociale Wetenschappen de mogelijkheden op het gebied van plagiaatbestrijding. Tijdens het bezoek aan de Universiteit van Tilburg werden twee medewerkers geïnterviewd. Het betrof het hoofd Onderwijs/Informatisering en Automatisering en een onderzoeker. Verder is gesproken met twee studenten. De bevindingen van deze gesprekken zijn terug te vinden in dit hoofdstuk.
3.2
Plagiaat als probleem: informatie en preventie
De preventie van plagiaat, door middel van een bewustwordingsproces, staat centraal in deze paragraaf. Hierbij spelen verschillende factoren, zoals het vaststellen van een definitie, het geven van voorlichting en instructie en de aard van opdrachten een belangrijke rol. Achtereenvolgens worden de ervaringen van de benaderde faculteiten belicht. 3.2.1 Vaststellen definitie De faculteiten hanteren verschillende definities. Omschrijvingen variëren van een hele algemene veelomvattende omschrijving van fraude tot een expliciete omschrijving van plagiaat. Opvallend is dat twee faculteiten aangeven nog geen definitie te hebben vastgesteld. (zie tabel 1).
pagina 14 van 34
Tabel 1: Definities van plagiaat
Universiteit
Faculteit
Definitie
EUR
Economische
“Onder fraude wordt verstaan: het handelen of nalaten van een
Wetenschappen
student waardoor het vormen van een juist oordeel omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van hem of een andere student geheel of gedeeltelijk onmogelijk is.” (OER bacheloropleiding Business Administration/Bedrijfskunde 2005-2006, hoofdstuk 3, artikel 1.2.2).
Rechtsgeleerdheid
“Het plegen van enige vorm van plagiaat, waaronder hier wordt verstaan het voor een werkstuk, een scriptie of enige andere vorm van tekst die onderdeel uitmaakt van het onderwijs een passage groter dan een of enkele woorden letterlijk of in vertaling overnemen zonder dit aan te geven middels aanhalingstekens of een ander eenduidig typografisch hulpmiddel, zelfs indien een bibliografisch naspeurbare correcte bronverwijzing is opgenomen” (OER bacheloropleiding Nederlands recht, artikel 30h, Fraude en wangedrag; verboden)
Unimaas
Economische
Heeft geen definitie vastgesteld.
Wetenschappen en Bedrijfskunde Rechtsgeleerdheid
“Onder plagiaat wordt verstaan het (bijna letterlijk) overnemen van zinnen of substantiële zinsdelen uit het werk van anderen zonder adequate bronvermelding.” (Regels en richtlijnen 2005/2006)
Gezondheids-
“In verband met het schrijven van werkstukken dan wel het maken
wetenschappen
van opdrachten in het kader van een vaardigheidstraining (hierna te noemen: werkstukken): het uitwisselen met een medestudent van informatie die verband houdt met het te schrijven werkstuk, daaronder niet begrepen het uitwisselen van bibliografische gegevens van bij het schrijven van het werkstuk mogelijk bruikbare literatuur; het ter inzage geven aan anderen, zowel medestudenten als derden, van het eigen werkstuk respectievelijk de elektronische versie daarvan, voordat het is beoordeeld; het letterlijk dan wel geparafraseerd overnemen van passages uit (de elektronische versie van) werkstukken en andere teksten, op een zodanige wijze dat de indruk ontstaat dat sprake is van eigen werk.” (OER 2005/2006)
UvT
Rechtsgeleerdheid
“Het is niet toegestaan om in schriftelijke werkstukken, scripties, stageverslagen of andersoortige schriftelijke opdrachten plagiaat te plegen. Hiervan is onder meer sprake als: passages uit het werk van een ander nagenoeg woordelijk zijn overgenomen zonder bronvermelding en/of passages uit het werk van een ander zijn geparafraseerd zonder dat is aangegeven dat het hier de opvatting of gedachtegang van een ander betreft en zonder bronvermelding en/of uitgewerkte ideeën of vondsten van een ander worden gepresenteerd als eigen ideeën of vondsten.” (Regels en Richtlijnen)
VU
Sociale
Men is bezig met formulering van definitie. Probleem is
Wetenschappen
bewust/onbewust plagiaat
pagina 15 van 34
De Faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit geeft aan een probleem te ervaren met het definiëren van plagiaat. Plagiaat zo definiëren dat het gedetailleerd genoeg is gesteld voor de examencommissie om slagvaardig te kunnen handelen, en algemeen genoeg om alle gevallen binnen het begrip te vangen is daarbij het punt van zorg. Bovendien ervaart men een doorlopend en moeilijk onderscheidbaar continuüm tussen kwaadwillend opzettelijk of door onervarenheid of onwetendheid onjuist overnemen van andermans werk. Op dit moment werkt een bedrijfsjurist aan de formulering van het begrip plagiaat.
3.2.2 Plagiaatgevoelige situaties De benaderde faculteiten onderscheiden een aantal situaties waarin plagiaat in de hand gewerkt wordt. Dit betreft kleine opdrachten voor weinig studiepunten, verplichte schrijfopdrachten voor grote groepen studenten en het schrijven van samenvattingen en andere opdrachten waarin studenten soortgelijke producten op moeten leveren. Verder worden twee doelgroepen genoemd waarbij plagiaat veel voorkomt. Het betreft eerstejaars studenten, aangezien zij volgens de respondenten op de middelbare school niet goed hebben leren citeren en internationale studenten. Bij deze laatste groep doen zich problemen voor omdat buitenlandse studenten het Engels vaak niet goed machtig zijn, er meer informatie in het Engels te vinden is en in de cultuur waarin buitenlandse studenten opgegroeid zijn, plagiaat niet altijd als ernstig probleem gezien wordt. Studenten van de Universiteit van Tilburg verwachten dat plagiaat vaker voorkomt bij simpele papers dan bij ingewikkelde belangrijke stukken, omdat studenten dan toch graag hun eigen werk inleveren. Bovendien worden dergelijke vakken vaak gecontroleerd met behulp van elektronische plagiaatdetectie. Daar komt bij studenten verwachten dat docenten 500 opdrachten met een omvang van twee pagina’s waarschijnlijk minder goed bekijken. Bovendien stellen studenten dat door internet de drempel om plagiaat te plegen weliswaar lager kan zijn geworden, maar dat studenten zich er ook goed van bewust zijn dat controle op plagiaat ook makkelijker is.
3.2.3 Opdrachten De manier waarop opdrachten vormgegeven worden, kan het plegen van plagiaat in de hand werken of sterk ontmoedigen. De Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit geeft aan dat het door de grootschaligheid van de juridische faculteit lastig is een onderwijsconcept te hanteren waarbij fraude ernstig bemoeilijkt wordt. De faculteit kan er niet aan ontkomen grote groepen gelijkluidende opdrachten te verstrekken, en is zich er van bewust dat dit vragen is om plagiaat. Andere opleidingen houden rekening met de plagiaatgevoeligheid van opdrachten. Hiervoor gebruiken zij verschillende methoden: opdrachten die aangepast worden, jaarlijks wisselende opdrachten, intensieve begeleiding en controle op onderwerpkeuze van student waarbij de keuze van een onderwerp niet mag overlappen met eerdere werkstukken van dezelfde student.
3.2.4 Instructie studenten Instructie wordt door alle benaderde faculteiten ingezet om plagiaat te bestrijden (zie tabel 2). Beide faculteiten van de Erasmus Universiteit en de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg maken daarbij gebruik van kennis van de medewerkers van de universiteitsbibliotheken. De faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van Universiteit Maastricht werkt op dit punt samen met het talencentrum. Medewerkers van het talencentrum beoordelen de stijl en de referenties, terwijl docenten van de faculteit de inhoudelijke aspecten beoordelen.
pagina 16 van 34
Vooral in het eerste jaar wordt er veel aandacht besteed aan dergelijk schrijfonderwijs. Zoals reeds opgemerkt gaven de respondenten aan dat deze studenten, die net van de middelbare school komen, nog niet weten hoe er met bronnen gewerkt dient te worden. Dit komt ondermeer omdat, volgens de geïnterviewden, op middelbare scholen het kopiëren van internet zonder bronvermelding vaak een geaccepteerde gang van zaken is. In het programma van instromende (pre-) master studenten lijkt minder aandacht besteed te worden aan plagiaatpreventie. De Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit Maastricht geeft aan de studenten te informeren tijdens de introductieperiode. Deze bijeenkomst duurt een half uur en studenten krijgen daarbij voorbeelden en instructie hoe bronnen te vinden. De faculteiten van de Universiteit Maastricht en de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit geven aan plagiaatpreventie ook nadrukkelijk in te zetten in vakken waarin teksten geschreven moeten worden. De Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg geeft aan het spreek- en schrijfvaardighedenonderwijs een specifieke plek in het curriculum te geven. Schrijf- en spreekvaardigheden (waaronder citeren) werd eerst in vakken beoordeeld. Dit had als nadeel dat de student toch met een voldoende naar huis ging wanneer de juridische inhoud goed was maar de vaardigheden onvoldoende waren. Zo ontstond een situatie waarin het voor kon komen dat studenten zich de vaardigheden niet eigen maken. Nu moet de student een tweetal zelfgekozen verslagen expliciet laten beoordelen op vaardigheden.
Tabel 2: Instructie voor studenten
Universiteit EUR
Faculteit
Instructie studenten
Economische
Eerstejaars studenten via bibliotheekcursussen van de
Wetenschappen
bibliotheek (zie bijlagen).
Rechtsgeleerdheid
Eerstejaars studenten via bibliotheekcursussen van de bibliotheek (zie bijlagen).
Unimaas
Economische
Reguliere studenten in schrijfvaardigheidsonderwijs.
Wetenschappen en
Sterk aanwezig in eerste jaar, sommige docenten ook in
Bedrijfskunde
latere jaren. Samenwerking met talencentrum (beoordelen stijl en referenties. Masterstudenten krijgen informatie tijdens introductie. Half uur, voorbeelden, bronnen vinden.
Rechtsgeleerdheid
Plagiaatpreventie en sancties in handleiding schrijfvaardigheden onderwijs. In blokboek geven docenten grenzen aan (informeel geregeld, verantwoordelijkheid van docent).
UvT
Gezondheids-
Aandacht voor plagiaatbestrijding bij het schrijven van
wetenschappen
papers.
Rechtsgeleerdheid
Eerstejaarsstudenten schrijfonderwijs. En informatievaardigheden onderwijs van bibliotheek.
VU
Sociale
Eerstejaarsstudenten bij informatievaardigheden,
Wetenschappen
aandachtspunten zijn het gevaar van plagiaat, te voorkomen door citeren en bronvermelding Verder wordt bij de schrijfvakken voor eerstejaars nadrukkelijk informatie gegeven over wat plagiaat is en over digitale controle.
pagina 17 van 34
3.2.5 Informatievoorziening studenten De mate waarin de verschillende faculteiten informatie verstrekken varieert sterk (zie tabel 3). De Faculteit Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Maastricht en de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit kiezen er voor om voor het creëren van bewustwording vooral gebruik te maken van instructie. Andere faculteiten besteden daarentegen veel aandacht aan informatieverstrekking. Vier faculteiten geven aan gebruik te maken van websites. De faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg heeft zelf een plagiaatwebsite ontwikkeld die deels openbaar toegankelijk is en die deels alleen toegankelijk is voor eigen docenten en studenten. De faculteiten van de Erasmus Universiteit geven aan gebruik te maken van een intranetsite, terwijl de online leeromgeving van de Universiteit Maastricht een link bevat naar de site ‘online writing lab’ van Purdue University. De faculteiten van de Erasmus Universiteit en de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg geven aan gebruik te maken van folders en flyers. De Erasmus Universiteit maakt gebruik van een integriteitcode. Hierin staat niet alleen aangegeven dat plagiëren niet mag, maar ook dat docenten het moeten bemoeilijken. De Universiteit van Tilburg geeft aan gebruik te maken van een elektronische nieuwsbrief waarin de plagiaatgevallen gemeld worden.
Tabel 3: Informatievoorziening studenten
Universiteit
Faculteit
Informatie verstrekking
EUR
Economische
Flyers
Wetenschappen
Intranetsite
Rechtsgeleerdheid
Flyers
Integriteitcode Intranetsite Integriteitcode Unimaas
Economische
Reguliere en masterstudenten krijgen handleiding
Wetenschappen en
Online leeromgeving link naar deze handleiding en
Bedrijfskunde
naar ‘online writing lab’van purdue University
Rechtsgeleerdheid
Door faculteit (niet bibliotheek)
Gezondheids-
OER
wetenschappen UvT
Rechtsgeleerdheid
Plagiaatwebsite Folder Elektronische nieuwsbrief (met melding van plagiaatgevallen)
Vu
Sociale
Geen, alleen door middel van instructie
Wetenschappen
3.2.6 Instructie en informatievoorziening docenten De informatievoorziening voor docenten is doorgaans minder uitgebreid dan de informatievoorziening aan studenten (zie tabel 4). Bij de Universiteit van Maastricht wordt plagiaatdetectie behandeld in een optionele vervolgcursus over het gebruik van de elektronische leeromgeving. Ook kan er voor gekozen worden het onderwerp mee te nemen in reguliere bijeenkomsten of als een best practice. Daarnaast wordt informatie overgedragen met behulp van verschillende communicatiemiddelen, zoals studentenhandleidingen, folders en websites. De VU geeft aan te werken met een centraal aanspreekpunt.
pagina 18 van 34
Tabel 4: Informatievoorziening en instructie voor docenten
Universiteit
Faculteit
Informatie aan docenten
EUR
Economische
Regulier overleg.
Wetenschappen Rechtsgeleerdheid
Best practice-bijeenkomsten waarbij ook aandacht besteed wordt aan plagiaatbestrijding.
Unimaas
Economische
Geen verplicht onderdeel van de cursus voor nieuwe
Wetenschappen en
docenten. Wel handleiding elektronische detectie en
Bedrijfskunde
links.
Rechtsgeleerdheid
Zelfde handleiding als studenten. Vrijblijvende maar populaire training elektronische leeromgeving waarin ook plagiaat detectie aandacht krijgt.
Gezondheids-
Via programmaleiders.
wetenschappen
Training over plagiaat preventie (aanvulling op standaardtraject).
UvT
Rechtsgeleerdheid
In het begin tijdens docentbijeenkomsten. Nu is dat alleen nog het geval voor docenten die betrokken zijn bij vaardighedenonderwijs. Via folders en websites.
Vu
Sociale
Centraal aanspreekpunt voor docenten over digitale
Wetenschappen
controle. Voert controle desgewenst ook uit en helpt bij interpretatie.
3.3
Plagiaatdetectie
3.3.1 Belang van plagiaatdetectie Plagiaatdetectie lijkt een waardevol aspect te zijn in de bestrijding van plagiaat. De respondent van de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit Maastricht voerde een onderzoek uit naar de mate waarin docenten kunnen inschatten welke studenten plagiëren. Uit dit onderzoek bleek dat docenten intuïtief vaak niet goed aan te kunnen geven welke studente plagiaat plegen. Vaak werden plagiaatplegers niet als potentiële kandidaten gezien terwijl diegene die de docenten als verdacht aanmerkten vaak onschuldig bleken te zijn. 3.3.2 Computerprogramma’s en invoering De benaderde faculteiten maken gebruik van verschillende detectieprogramma’s (zie tabel 5). Kenmerkend voor deze programma’s is dat ze documenten vergelijken met het internet en met een eigen opgebouwde database. De eigen database bevat in ieder geval alle bestanden die bij een universiteit ingeleverd zijn door middel van een detectieprogramma. In het contract met de leverancier van het detectieprogramma kan afgesproken worden dat ook andere instellingen toegang hebben tot deze zelf opgebouwde database. Dit kan echter voor juridische problemen zorgen. In de VS protesteren studenten tegen het beschikbaar stellen van hun materiaal aan derden in verband met schending van intellectueel eigendom en privacy. Uit advies van een juridisch medewerker van de Vrije Universiteit blijkt echter dat, mits instellingen dit in Onderwijs Examen Reglement hebben vastgesteld, dit geen probleem zou moeten zijn. Door deel te nemen aan de opleiding geeft de student impliciet toestemming dat zijn scripties gescand worden.
pagina 19 van 34
Verder vergelijken de programma’s de bestanden met documenten van internet en met een deel van de digitaal beschikbare academische literatuur. Alle faculteiten die het programma gebruiken hebben dit gekoppeld aan hun leeromgeving (Blackboard). Stand-alone programma’s zoals Wcopyfind bieden ook de mogelijkheid om werkstukken onderling en met internetbestanden te vergelijken. Door programma’s als Safe Assignments en Ephorus zijn zij overbodig geworden, en worden zij doorgaans nog slechts door een enkele docent gebruikt. De Universiteit Maastricht geeft aan dat mondjesmaat gebruik wordt gemaakt van Quotefinder van Google, een applicatie die werkstukken vergelijkt met internetbestanden. Ook wordt het zelf ontwikkelde Pl@giarism wel eens gebruikt. Dit bestand speurt letterlijk overgenomen tekst op en speelt daarom een rol bij de bewijsvoering. De faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit geeft aan gebruik te maken van het zelf ontwikkelde Codas. Dit stand-alone programma geeft tevens een waardering voor het werkstuk en wordt in de faculteit op grote schaal ingezet. De keuze voor een programma werd soms centraal en soms decentraal genomen. De Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Tilburg nam zelf het initiatief vanwege het besluit alle scripties digitaal te publiceren en wilde daarbij garanderen dat deze documenten vrij waren van plagiaat. In Maastricht was sprake van onderling overleg waarbij de faculteiten wel zelf beslissingen namen. Bij de Vrije Universiteit gaf het beschikbaar stellen van de faciliteiten via Blackboard aan alle faculteiten een sterke impuls aan de aanpak van plagiaat.
Tabel 5: Plagiaatdetectieprogramma’s Universiteit
Faculteit
Programma
EUR
Economische
Safe Assignment
Wetenschappen Unimaas
Rechtsgeleerdheid
Codas
Economische
Safe Assignments (elo)
Wetenschappen en
Op kleine schaal Pl@giarism, W/copyfind en
Bedrijfskunde
Quotefinder van Google
Rechtsgeleerdheid
Safe Assignments (elo)
In het verleden Turnitin Op kleine schaal Pl@giarism, W/copyfind en Quotefinder van Google In het verleden Turnitin Gezondheids-
Safe Assignments (elo)
wetenschappen
Op kleine schaal Pl@giarism, W/copyfind en Quotefinder van Google In het verleden Turnitin
UvT
Rechtsgeleerdheid
Urkund Overweegt overstap naar Ephorus
Vu
Sociale
Wcopyfind, SafeAssignment/My Dropbox
Wetenschappen
3.3.3 Ondersteuning Twee faculteiten werken met een centrale ondersteuner. Daarbij kan gedacht worden aan het geven van uitleg, het uitvoeren van de controle en het (ondersteunen) bij de interpretatie. De technische en
pagina 20 van 34
administratieve ondersteuning wordt geleverd door een medewerker of een team, al dan niet met behulp van een student-assistent. (Zie tabel 6).
Tabel 6: Ondersteuning plagiaatdetectie
Universiteit
Faculteit
Ondersteuning
EUR
Economische
ICT-coördinator met student-assistenten ondersteunen bij
Unimaas
Wetenschappen
hanteren software. Maatwerk op verzoek.
Rechtsgeleerdheid
ICT-coördinator ondersteund op technisch gebied.
Economische
Eerstelijns ondersteuning team elektronische leeromgeving
Wetenschappen en Bedrijfskunde
UvT
Rechtsgeleerdheid
Eerstelijns ondersteuning team elektronische leeromgeving
Gezondheids-
Inhoudelijk coördinator
wetenschappen
Eerstelijns ondersteuning team elektronische leeromgeving
Rechtsgeleerdheid
Medewerkers ondersteuning of secretariaat maken mailadressen aan. Docenten kregen in begin instructie Docenten kunnen met vragen terecht bij ondersteunende staf. (is ca. 1x per maand)
VU
Sociale
Centrale ondersteuner voor docenten, uitleg, controleren
Wetenschappen
en interpreteren
3.3.4 Uitvoering detectie In de meeste gevallen zorgt de docent voor de detectie en de interpretatie van de rapporten. Bij de Faculteit Sociale Wetenschappen van de VU en gezondheidswetenschappen van de Universiteit Maastricht wordt dit gedaan door een centrale persoon. De werkstukken die gecontroleerd worden door Safe Assignments worden automatisch via de elektronische leeromgeving aangeleverd. Voor Urkund krijgt de docent een emailaccount of maakt hij gebruik van de website van Urkund.
3.3.5 Mate van inzet De mate waarin de elektronische detectie ingezet wordt varieert sterk. Een enkele faculteit geeft aan dat de faciliteit weinig gebruikt wordt. Anderen geven aan de eerstejaarswerkstukken en belangrijke opdrachten zoals de bacheloropdracht en de masterthesissen te controleren. Een enkeling controleert zelfs al het werk van de studenten. De Universiteit van Maastricht geeft aan te werken met een scriptiedossier dat elektronische controle technisch afdwingt. Of de resultaten vervolgens gebruikt worden kan echter niet gegarandeerd worden.
3.3.6 Tevredenheid Over het algemeen zijn de medewerkers redelijk tevreden. De genoemde programma’s worden doorgaans gemakkelijk in gebruik gevonden en de detectie kost niet erg veel tijd. Toch zijn er enkele wensen op dit gebied. Dit heeft betrekking op het feit dat een deel van de plagiaatgevallen niet gevonden wordt in verband met besloten databanken. Ook letterlijke vertalingen worden niet ontdekt. Wellicht dat hier in de toekomst een oplossing voor wordt gevonden. Tot die tijd is het van belang duidelijk te maken dat plagiaatdetectie gezien moet worden als ondersteuning en niet als wondermiddel
pagina 21 van 34
3.4
Procedure en Sanctie
3.4.1 Vaststellen plagiaat en vervolgstappen De procedure omtrent het vaststellen van plagiaat en de te nemen vervolgstappen kent grote overeenkomsten tussen verschillende faculteiten. Doorgaans meldt de docent, of in een enkel geval een coördinator, dat hij een student verdenkt van plagiaat. De docent wordt doordat hij inhoudsdeskundige is gezien als diegene die het best kan beoordelen of een tekst ongeoorloofd is overgenomen. De examencommissie onderzoekt de aanklacht waarbij de docent voor de bewijslast dient te zorgen en de student in beroep kan gaan tegen de aanklacht. Vervolgens is het aan de examencommissie om de sanctie te bepalen. Als de student tegen deze sanctie protesteert wordt het afgehandeld op universitair niveau of voor de rechtbank. In praktijk blijken docenten ook vaak in gesprek te gaan met de studenten. Enerzijds om het onderling op te lossen, anderzijds om te bepalen wie van wie geplagieerd heeft. De Erasmus Universiteit geeft aan slechte ervaringen te hebben met het afwijken van de regels door docenten. Als een student het besluit aanvecht dan verliest de universiteit vaak vanwege het overtreden van de eigen regels. De universiteit stelt vast dat de procedure steeds vaker precies gevolgd wordt. De Universiteit van Tilburg geeft aan in een eerstejaars vak het plagiaat alleen educatief te behandelen, er zitten geen gevolgen aan vast.
3.4.2 Acceptatie beleid Over het algemeen lijken docenten en studenten zich te kunnen vinden in het beleid. Ze zien plagiaat als een probleem en vinden dat het aangepakt dient te worden. Plagiaatdetectie lijkt niet erg lastig te zijn voor docenten. De Vrije Universiteit geeft aan dat in de afhandeling van een geval van plagiaat wel veel tijd zit in verband met het verzamelen van de bewijslast, beschikbaar zijn voor hoor en wederhoor bereid zijn tot schikking (nieuwe tentamen mogelijkheden). Ook studenten lijken het beleid te accepteren. Vaak zijn zij van mening dat het plegen van plagiaat een probleem vormt. De Erasmus Universiteit stelt dat studenten het onterecht vinden als geplagieerd werk beloond wordt met een goed cijfer. Bij deze universiteit bestaat de indruk dat ‘high performers’ het prima vinden, maar hiervoor is nog geen bewijs. Ook studenten van de Universiteit Tilburg geven aan dat iedereen weet dat plagiaat voorkomt. Studenten wijzen er op dat voorlichting van groot belang is. Studenten moeten weten wanneer er sprake is van plagiaat en hoe je correct citeert. Ook leeft bij studenten van de VU de vrees om ten onrechte te worden aangemerkt als fraudeurs.
3.4.3 Op de hoogte De reglementen zijn bij elke Universiteit vastgelegd in het OER of in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie waardoor alle docenten en studenten in principe op de hoogte zouden moeten zijn. Bij geen van de universiteiten tekent de student een verklaring. De Vrije Universiteit spreekt in dit verband zelfs van geïnstitutionaliseerd wantrouwen. Wel moeten studenten van de Universiteit Tilburg en de Universiteit van Maastricht in hun scriptiedossier aangeven, dat zij eigen werk inleveren. De Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit heeft er voor gekozen uitsluitend buitenlandse studenten wel een verklaring van eigen werk te tekenen.
pagina 22 van 34
De Universiteit Tilburg geeft aan dat er een kort onderzoekje is gedaan naar bekendheid van studenten met het plagiaatbestrijdingsbeleid. De studenten leken toen op de hoogte te zijn van maatregelen tegen plagiaat. De Erasmus Universiteit geeft aan studenten en docenten op de hoogte te brengen met behulp van folders, het OER en intranet. Studenten van de Erasmus Universiteit en van de Universiteit Maastricht zeggen op de hoogte te zijn van procedures en sanctie maar niet van de manier waarop het programma werkt. De Vrije Universiteit geeft aan dat procedures vastgelegd zijn in het OER en verder via cursusinformatie en de informatievaardigheden. Toch komt het vaak voor dat een student of docent zich tegenover de docent en/of examencommissie er op beroept niet te weten dat hij/zij de regels overtrad. 3.4.4 Sancties De sancties variëren van faculteit tot faculteit, zie tabel 7. Tabel 7: Sanctiemogelijkheden
Universiteit
Faculteit
Sanctie*
EUR
Economische
Maximaal uitsluiting voor tentamens voor 1 jaar, brief
Wetenschappen
aan zusterinstellingen en brief aan ouders.
Rechtsgeleerdheid
Maximaal uitsluiting voor tentamens voor 1 jaar, brief aan zusterinstellingen en brief aan ouders.
Unimaas
Economische
Variërend van aanmaning via uitsluiting vak lopend
Wetenschappen en
studiejaar, uitsluiting heel trimester, dringend verzoek
Bedrijfskunde
de opleiding te verlaten.
Rechtsgeleerdheid
Twee sancties: Berisping. Uitsluiting van (verdere) deelname aan een of meer examenonderdelen voor een periode van ten hoogste één jaar.
Gezondheids-
Frauderichtlijn, zijn geen regels.
wetenschappen UvT
Rechtsgeleerdheid
Sancties: Iedere uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd in een wekelijkse mail naar studenten en op de website. De examencommissie kan beslissen dat afgezien zal worden van een beoordeling. Bovendien kan zij beslissen de student gedurende een termijn van ten hoogste één jaar het recht te ontnemen een of meer daarbij aan te wijzen tentamens of examens aan de instelling af te leggen.
Vu
Sociale
In ernstige gevallen of bij recidive uitsluiting van het
Wetenschappen
examenonderdeel voor de periode van één (kalender)jaar. Wordt vaak te licht gevonden, zelfde als student die een vak niet haalt. Maar strenger straffen mag niet volgens wet. Wordt per geval bepaald vanwege beroep onwetendheid. Maximale strafuitsluiting van meerdere tot alle examenonderdelen (jaar) wordt zelden uitgesproken.
* Het wettelijke maximum bestaat uit uitsluiting voor alle tentamens voor ten hoogste één jaar
pagina 23 van 34
De zwaarte van de sanctie kan variëren. Factoren die de zwaarte van de sanctie beïnvloeden zijn mate waarin plagiaat is gepleegd, studiejaar en of het om een recidivist gaat. De Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maastricht geeft aan dat zij zich richten op preventie maar dat detectie daarbij nodig is. Verder is de ervaring van de respondent dat de docenten die betrokken zijn bij plagiaatpreventie vaak tegen strenge straffen zijn. Enerzijds omdat zij het als een persoonlijk falen zien, anderzijds omdat de problematiek niet glashelder is. De Universiteit van Tilburg geeft aan dat zij de mogelijkheid om straffen te formaliseren onderzoekt. In verband met de multidisciplinaire opdrachten tussen verschillende opleidingen en faculteiten is dit van groot belang. Alleen de Universiteit van Tilburg geeft aan de plagiaatgevallen bekend te maken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een nieuwsbrief per mail en van de website. Hoewel docenten en studenten zich doorgaans kunnen vinden in plagiaatbestrijding zitten er wel haken en ogen aan het opleggen van sancties: •
Bewust en onbewust plagiëren
Studenten van de Universiteit Tilburg zien bezwaren bij het sanctioneren van plagiaat. Zij zijn voor een persoonlijke aanpak: wanneer is er sprake van bewust en wanneer van onbewust plegen van plagiaat. Daar zou de straf afhankelijk van moeten zijn. De studenten geven aan niet voor een standaardstraf te zijn. Zeker niet bij het eerste vergrijp. Er moet goed naar het individuele geval gekeken worden. Zij zijn voor het inzetten van middelen om plagiaat op te sporen, maar dit moet niet met de botte bijl gaan. •
Groepswerk
Ook in het geval van groepswerk kan sanctioneren problemen opleveren. Een voorbeeld van dergelijke situatie is het opleggen van sancties bij groepswerk als een van de groepsleden plagieert. De vraag is dan in hoeverre de hele groep hiervoor verantwoordelijk moet worden gehouden. De economische faculteit van de Erasmus Universiteit beschouwt bij groepswerk alle studenten gezamenlijk verantwoordelijk. De strafmaat is dan ook gelijk. Als een groepslid toegeeft plagiaat te hebben gepleegd zonder medeweten van de andere groepsleden, dan kán de strafmaat voor de andere studenten veranderen, maar dat hoeft niet.
3.4.5 Effecten De Erasmus Universiteit geeft aan dat het nog te vroeg is om een uitspraak te kunnen doen over het effect van het beleid op het product of het imago van de opleiding. Andere universiteiten houden ook een slag om de arm. Wel stelt de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit Maastricht dat de huidige eerstejaars minder plagiaat lijken te plegen dan hun voorgangers, zowel bij kleine als bij grote opdrachten. Bij de faculteit der Rechtsgeleerdheid van deze universiteit gaf een student in een interview met een journalist aan dat hij zich kon voorstellen dat een student meer zijn best doet als hij weet dat hij gecontroleerd wordt. Docenten van de Universiteit Tilburg gaven spontaan aan de ondersteuners aan dat plagiaatbestrijding leidt tot betere producten. Zowel het citeren als het schrijven zelf is verbeterd. Studenten bevestigen het effect. Zij vinden dat plagiaatdetectie effect heeft. Zij stellen dat het in het verleden toeval was als een student betrapt werd wanneer hij een stuk van internet inleverde. Dat is nu niet meer het geval, de pakkans is groter en knippen en plakken kan echt niet meer. Naast de verwachte effecten zijn er ook een aantal positieve neveneffecten waargenomen. Zo geeft de Erasmus Universiteit aan dat door de invoering van plagiaatdetectie het gebruik van de elektronische leeromgeving is toegenomen. Een respondent van de Faculteit Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Maastricht merkt op door de inzet van het instrument voor elektronische plagiaatdetectie ook goed in te schatten is hoeveel eigen denkwerk
pagina 24 van 34
een tekst bevat. Er worden echter ook negatieve neveneffecten gemeld. Zo geeft een respondent aan dat er nog steeds plagiaat gepleegd wordt. Studenten worden handiger met software omzeilen en er slippen nog steeds fraudegevallen door. Ook het feit dat de digitale detectie programma’s geen toegang hebben tot besloten databanken was voor docenten van verschillende faculteiten een tegenvaller. Dit leidde bij enkele tot de vraag wat de meerwaarde is. Een andere onvoorziene tegenvaller bij de Universiteit van Tilburg was dat de regelingen in het OER, die daar al jaren stonden, nogal vaag blijken te zijn. Een literatuurstudie en een viertal praktijkbeschrijvingen vormen het onderzoeksdeel van dit rapport. De bevindingen van deze onderzoeken heeft u kunnen lezen in hoofdstuk twee en drie. De hieruit voortvloeiende aanbevelingen kunt u vinden in het volgende hoofdstuk.
pagina 25 van 34
4
Aanbevelingen voor een plagiaatbestrijdingsbeleid Effectieve bestrijding van plagiaat bestaat uit een combinatie van preventie en educatie, ondersteund door robuuste en transparante procedures voor detectie en sanctie (Park 2004). Omwille van de consistentie kunnen deze maatregelen het best worden geplaatst in een instellingsbreed kader van plagiaatbestrijding. Dat wil zeggen dat het voorkomen van plagiaat niet voornamelijk een verantwoordelijkheid van de student is, maar wordt geïmplementeerd op meerdere niveaus in de instelling, waarbij zowel maatregelen worden genomen, de student bewust te maken, maar ook de docenten en de beleidsmakers zelf. Plagiaatbestrijding is voor een belangrijk deel een opvoedkundige kwestie. Studenten moeten leren wat wel en niet mag en moeten vertrouwd worden gemaakt met een academische houding. De nadruk dient in de eerste plaats dan ook te liggen op preventie, maar detectie en sanctie zijn ook nodig. Een goede afstemming tussen preventie, detectie en sanctie vormt het fundament voor een goed plagiaatbestrijdingsbeleid.
4.1
Definitie vaststellen
Om te komen tot een holistisch instellingsbreed plagiaatbeleid is afstemming van belang. Een belangrijk punt daarbij is dat er overeenstemming komt over wat binnen de instelling wordt verstaan onder plagiaat. Dit blijkt vaak niet eenvoudig te zijn omdat plagiaat geen eenduidig begrip is. Wat wel of niet tot plagiaat gerekend wordt is niet vanzelfsprekend. Met behulp van het schema van Power (2006) (zie pagina 7) kan een discussie op gang komen over wat binnen de instelling gehanteerd wordt als de definitie van plagiaat. Andere belangrijke aandachtspunten bij het vaststellen van een definitie van plagiaat is dat deze gedetailleerd genoeg moet zijn om slagvaardig te zijn voor examencommissies en algemeen genoeg om alle situaties te omvatten. Gezien de mogelijke juridische gevolgen die een plagiaatbestrijdingsbeleid met zich mee kan brengen is het inschakelen van een (bedrijfs-)jurist zinvol. 4.2
Preventie
Uit de literatuurstudie komt naar voren dat plagiaat een probleem is dat steeds meer aandacht krijgt. Het blijkt erg moeilijk te zijn om aan te geven in welke mate plagiaat zich voordoet. Wel is duidelijk dat bepaalde situaties plagiaat in de hand werken. Dit kan enerzijds liggen aan de achtergrond van studenten en anderzijds aan de soort opdracht die gegeven wordt. De mate waarin studenten geneigd zijn plagiaat te plegen hangt van verschillende aspecten af. In de literatuurstudie kwamen de volgende aspecten naar voren; gebrek aan tijd, onwetendheid, gebrek aan zelfvertrouwen onderverdeeld in onzekerheid over taal- en schrijfkennis en onzekerheid over materiekennis, prestatiedruk, kwaliteit studeeromgeving, motivatie en cultuur. Deze factoren zijn deels te beïnvloeden door de opleiding.
4.2.1 Instructie en voorlichting Plagiërende studenten bestaan voor een gedeelte uit studenten die bewust plagiaat plegen. Uit de literatuur en uit de casestudies bleek echter dat een groot aantal studenten uit onwetendheid in de fout gaat. Bepaalde doelgroepen lijken bijzonder gevoelig te zijn. Het betreft enerzijds de eerstejaarsstudenten die volgens de respondenten in het voortgezet onderwijs niet geleerd hebben hoe zij bronnen correct kunnen gebruiken. Ook buitenlandse studenten lopen een verhoogd risico in de fout te gaan doordat zij niet altijd goed op de hoogte zijn van de regels binnen Nederlandse
pagina 26 van 34
instellingen. Ook onzekerheid over taal- en schrijfkennis en onzekerheid over materiekennis, prestatiedruk culturele verschillen kunnen een grote rol spelen. Een belangrijke manier op plagiaat te bestrijden is het geven van informatie. Student, docent en instelling moeten zich bewust worden van plagiaatproblematiek. In de literatuur wordt aanbevolen gebruik te maken van een gedragscode (Caruana et al., 2000). Deze methode lijkt in het Nederlandse Hoger Onderwijs niet veel gehoor te krijgen. Een erecode met daarin regels en verantwoordelijkheden kan waardevol zijn. Het ondertekenen van een document brengt waarschijnlijk echter negatieve associaties te weeg, sommigen spreken zelfs over het creëren van een cultuur van wantrouwen. Andere in de literatuur genoemde manieren om plagiaat te bestrijden worden bij de benaderde universiteiten wel ingezet. Zo besteden de benaderde faculteiten aandacht aan de informatievoorziening aan studenten en docenten. Hiervoor worden verschillende middelen ingezet; voorlichtingsmateriaal in de vorm van websites, nieuwsbrieven, folders en flyers en studenten- en docentenhandleiding. Ook instructie aan studenten kan een belangrijke plaats innemen. Schrijfinstructie kan onwetendheid en onzekerheid over eigen vaardigheden verminderen. Uit de literatuurstudie bleek dat vaardigheden onderwijs over goed en leesbaar schrijven en correct citeren en bronnen vermelden waardevol is. Oefenen lijkt hierbij van groot belang, alleen vertellen wat plagiaat is, is niet voldoende. Het geven van instructie is ook bij de Nederlandse faculteiten gemeengoed. Dit gebeurt op verschillende manieren: •
Medewerkers van bibliotheek of het talencentrum geven cursussen op het gebied van citeren en plagiaat;
•
Medewerkers van bibliotheek of het talencentrum beoordelen van de verslagen van studenten op stijl en referenties;
•
Discussies met studenten;
•
Geïntegreerd in het onderwijs bij schrijfopdrachten;
•
In een vaardighedentraject waarin een student een aantal schrijfopdrachten expliciet moet laten beoordelen op vaardigheden waaronder citeren.
Hierbij is het belangrijk om expliciet vast te leggen waar en wanneer er aandacht besteed wordt aan citeren en refereren. De studenthandleiding die in het kader van dit project is ontwikkeld zou de instructie aan studenten kunnen ondersteunen (zie bijlage 1). Op deze manier kan onzekerheid over de vraag of de student bewust of onbewust plagiaat pleegt verkleind worden.
4.2.2 De docenten Ook bewustwording van de problematiek bij docenten is van belang. Voor de student is het belangrijk dat het docententeam een zelfde boodschap op het gebied van plagiaat communiceert. Aandacht in discussies teams en voorlichting kan hier bij helpen. Ook moet voor docenten helder zijn wanneer studenten onderwijs krijgen en of en hoe zij gebruik kunnen maken van het plagiaatdetectiesysteem. Voorlichtingsmateriaal zoals de docentenhandleiding ontwikkeld binnen dit project (zie bijlage 2) kan hier bij helpen.
4.2.3 Reduceren van de gelegenheid De kenmerken van de in de studie gehanteerde opdrachten kunnen de kans dat studenten plagiëren vergroten of verkleinen. Opdrachten waarin een grote groep studenten dezelfde schrijfopdracht moeten voltooien zijn erg plagiaat gevoelig. Ditzelfde geldt voor het geven van jaarlijks dezelfde
pagina 27 van 34
opdrachten en kleine schrijfopdrachten voor weinig studiepunten. Door de manier waarop opdrachten vormgegeven worden en door intensieve begeleiding van studenten tijdens het schrijfproces kan de kans op het plegen van plagiaat sterk gereduceerd worden. Bijvoorbeeld door te werken met intensieve begeleiding en tussenproducten. De rechtenfaculteit van de Universiteit Maastricht heeft goede ervaring met controle op onderwerpkeuze. Dit houdt in dat een student niet een onderwerp mag kiezen wat sterke overlap vertoond met een onderwerp van een eerder door hem geschreven paper.
4.3
Plagiaatdetectie
Elektronische detectieprogramma’s kunnen hulp bieden bij de detectie van plagiaat. Met behulp van elektronische detectieprogramma’s kunnen werkstukken, al naar gelang de kenmerken van het programma, vergeleken worden met andere verslagen van studenten en met teksten en artikelen op internet. Deze programma’s rapporteren echter niet de mate van plagiaat, maar de mate van overeenkomst. Een wezenlijk verschil dat goed gecommuniceerd dient te worden om misverstanden en teleurstelling te voorkomen. Het is aan te raden om de plagiaatdetectie te integreren in de elektronische leeromgeving en de mogelijkheid voor plagiaatdetectie aan alle opleidingen binnen een instelling aan te bieden. Dit blijkt uit de praktijkbeschrijvingen het gebruik van dergelijk systemen positief te beïnvloeden. . Het is ook aan te bevelen het gebruik van detectiesystemen expliciet vast te leggen in het onderwijsexamenreglement. Dit voorkomt dat studenten bezwaar kunnen maken tegen de opname van hun werkstukken in een dergelijk systeem. Op gebied van de detectieprogramma’s zijn er nog de nodige wensen geconstateerd. Zo zou het wenselijk zijn als dergelijke detectieprogramma’s toegang hebben tot alle wetenschappelijke digitale artikelen terwijl op dit moment een groot deel van deze artikelen in een besloten databank is opgenomen. Ook zou het van grote meerwaarde zijn om te komen tot een grote databank waarin alle werkstukken van studenten (bij voorkeur universiteitsoverstijgend) opgenomen zijn. Een belangrijk aandachtspunt is dat het programma gebruiks- en tijdsvriendelijke moet zijn voor docenten. Technische en administratieve ondersteuning is van belang. Uit het literatuuronderzoek komt naar voren dat niet de zwaarte van de straf maar de pakkans belangrijk is om vergrijpen te voorkomen. Controleer daarom zoveel mogelijk werkstukken, bij voorkeur allemaal. Anders kan gedacht worden aan werkstukken in het eerste jaar en belangrijke opdrachten zoals bachelor- en masterthesis. Daarbij is het van belang dat men van deze controles op de hoogte is. Het melden van gevallen van plagiaat via bijvoorbeeld een nieuwsbrief kan daaraan bijdragen.
pagina 28 van 34
4.4
Procedure en sanctie
4.2.4 Procedures Bij de benaderde faculteiten bepaalt de docent of in een enkel geval de coördinator of er sprake is van verdenking van plagiaat. Hij meldt dit bij de examencommissie. Het is in dit geval van belang dat de docent op de hoogte is van de regels aangaande het plagiaatbestrijdingsbeleid. Wanneer de docent van de vastgestelde procedure afwijkt, kan dit problemen geven als de student in beroep gaat. Zorg ervoor dat de procedure actief bij docent onder de aandacht gebracht wordt en dat het hen niet te veel tijd kost. Beschikbaarheid van regels en afspraken op een centrale plaats die voor iedereen makkelijk toegankelijk zijn, is een ander aandachtspunt. De regels liggen bij faculteiten doorgaans vast in het OER. Er kleven echter wat nadelen aan het leggen van de verantwoordelijkheid voor plagiaatdetectie bij de docent. Zo zal het beleid hoogstwaarschijnlijk niet consistent uitgevoerd worden door alle docenten. Bovendien vergroot het de werklast voor docenten. Hoewel het aan de Nederlandse universiteiten nog nauwelijks voorkomt lijkt de aanpak van Park (2004) erg geschikt. Deze auteur stelt voor een plagiaatsteunpunt in het leven te roepen. Hij stelt dat deze medewerker de docent ondersteunt bij het verzamelen van gegevens over de vergelijking van ingeleverd schriftelijk werk van studenten met andere bronnen. Bovendien noemt hij de functie van academische Coördinator, die gedelegeerd door de examencommissie de procedurele afhandeling verzorgt van een geval van (verdenking van) plagiaat en de centrale registratie verzorgt van plagiaatgevallen met bewijsmateriaal en uitkomsten. Op deze manier wordt de werkdruk van de docent verminderd en willekeur in uitvoering van beleid in de kiem gesmoord.
4.2.5 Sancties Om willekeur te voorkomen stelt Park (2004) dat het verstandig is om dezelfde sancties en procedures te gebruiken bij alle opleidingen van een instelling. Ook binnen de benaderde faculteiten werd dit punt genoemd. Vooral om problemen te voorkomen wanneer studenten een vak volgen bij een andere opleiding. Bij het geven van sancties moeten volgens deze auteur een aantal aspecten in aanmerking worden genomen: de omvang van het plagiaat, het niveau van de opleiding en de mate van intentie en (on)wetenheid van de student. Dit laatste aspect is moeilijk vast te stellen. Park stelt een ladder van sancties voor waarbij een eerste overtreding minder hard gestraft wordt dan een tweede. Zeker bij de eerste overtreding zou plagiaat niet al te sterk bestraft moeten worden. Wel is het volgens Park voor een consistent beleid van belang dat alle plagiaatgevallen gemeld worden. Deze aantallen communiceren, zal preventief werken. Bovendien kan zo gekeken worden of een student al eerder op plagiaat betrapt is.
4.2.6 Kwaliteitszorgsysteem Om tot een goed werkbaar beleid te komen is het van belang plagiaatpreventie in te bedden in het systeem van kwaliteitszorg. Door monitoren en evalueren kan gekeken worden hoe het beleid in de praktijk werkt en kan het, indien nodig, bijgesteld worden. Van belang is dat binnen de faculteit een probleemeigenaar benoemd wordt die zorgt voor de agendering van plagiaatbestrijding en oog houdt op de inbedding in het kwaliteitszorgsysteem.
pagina 29 van 34
5
Behandelde literatuur Anyanwu, R. (2004). Lessons on plagiarism: Issues for teachers and learners. International Education Journal, 4(4), 178-187. Ashworth, P. P. (1997). Guilty in whose eyes? University students' perceptions of cheating and plagiarism in academic work and assessment. Studies in higher education, 22(2), 187-203. Bolin, A. U. (2004). Self-control, perceived opportunity, and attitudes as predictors of academic dishonesty. Journal of Psychology: Interdisciplinary and Applied, 138(2), 101-114. Brown, V. J., & Howell, M. E. (2001). The efficacy of policy statements on plagiarism: Do they change students' views? Research in Higher Education, 42(1), 103-117. Bovenkerk, F. F. (2005). Studiefraude: een criminologische beschouwing. Tijdschrift voor hoger onderwijs, 23(2), 78-87. Carroll, J. (2002). A Handbook for Deterring Plagiarism in Higher Education. from http://www.brookes.ac.uk/services/ocsd/4_resource/plagiarism.html Caruana, A., Ramaseshan, B., & Ewing, M. T. (2000). The effect of anomie on academic dishonesty among university students. The International Journal of Educational Management, 14(1), 23-30. Finn, K. V., & Frone, M. R. (2004). Academic Performance and Cheating: Moderating Role of School Identification and Self-Efficacy. Journal of Educational Research, 97(3), 115-122+168. Harris, R. (2002). Anti Plagiarism Strategies for Research Papers Retrieved March 15th 2006, from http://www.virtualsalt.com/antiplag.htm. Introna, L., & Hayes, N. (2004, june). Plagiarism, detection and intentionality: on the construction of plagiarists. Paper presented at the Plagiarism: Prevention, Practice and Policies Conference. Lampert, L. D. (2004). Integrating discipline-based anti-plagiarism instruction into the information literacy curriculum. Reference services review, 32(4), 347-355. Landau, J. D., Druen, P. B., & Arcuri, J. A. (2002). Methods for Helping Students Avoid Plagiarism. Teaching of Psychology, 29(2), 112-115. Leask, B. (2004, June). Plagiarism and cultural diversity–responsibilities, accountabilities and pedagogy. Keynote address delivered at the JISC Plagiarism Advisory Service Conference,‘Plagiarism: Prevention, Practice and Policies, Newcastle upon Tyne. Leask, B. (2006). Plagiarism, cultural diversity and metaphor--implications for academic staff development. Assessment & Evaluation in Higher Education, 31(2), 183-199. MacDonald, R., & Carroll, J. (2006). Plagiarism--A Complex Issue Requiring a Holistic Institutional Approach. Assessment & Evaluation in Higher Education, 31(2), 233245. Park, C. (2004). Rebels without a clause: Towards an institutional framework for dealing with plagiarism by students. Journal of Further and Higher Education, 28(3), 291306.
pagina 30 van 34
Pieters, F., Frijhoff, L., Brenters, L., & Jacobs, F. (2005). Citaat of plagiaat? Een onderzoek naar plagiaat onder studenten aan de Universiteit Utrecht. Onderwijs Evaluatie Rapport. from http://www.oer.studver.uu.nl/plagiaat.pdf Power, L. (2006, April). University students'perceptions of plagiarism. Poster presented at the Annual meeting of American Educational Research Assocication, San Francisco, CA. Ramsden, P. (1992). Learning to Teach in Higher Education. New York: Falmer Press. Rienties, B. B., & Arts, M. (2004). Omgaan met plagiaat. Tijdschrift voor hoger onderwijs, 22(4), 251-264. Roes, H. (2004). Plagiaat en antiplagiaat in het Nederlands Hoger Onderwijs. Retrieved 17 maart, 2006, from http://www.elearning.surf.nl/e-learning/artikelen/2435 Saunders, E. J. (1993). Confronting Academic Dishonesty. Journal of Social Work Education. 29(2), 224-230. Schuetze, P. (2004). Evaluation of a brief homework assignment designed to reduce citation problems. Teaching of Psychology, 31(4), 257-259. Sergiou, K. (2004, june). Why do students plagiarize? Paper presented at the Plagiarism: Prevention, Practice & Policy Conference. Sivasubramaniam, S. D. (2004, june). Plagiarism amongst Bio-medical science undergraduates - concerned academics versus ignorant students. Paper presented at the Plagiarism: Prevention, Practice & Policy Conference Dale, J. H. van, e.a. (2005). Van Dale groot woordenboek van de Nederlandse taal (14e editie). Utrecht: Van Dale Lexicografie. Walden, K., & Peacock, A. (2006). The i-Map: A Process-Centered Response to Plagiarism. Assessment and Evaluation in Higher Education, 31(2), 201-214.
pagina 31 van 34
Bijlage 1 Voorbeeld handreiking student
pagina 32 van 34
Bijlage 2 Voorbeeldhandreiking docent
pagina 33 van 34
pagina 34 van 34